• No results found

Mindful with your Toddler : the effects on parenting stress, parenting style, self-compassion and problem behavior of the child

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mindful with your Toddler : the effects on parenting stress, parenting style, self-compassion and problem behavior of the child"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

-

Mindful with your Toddler

The effects on parenting stress, parenting style,

self-compassion and problem behavior of the

child

19 juli 2017

Masterscriptie Klinische Ontwikkelingspsychologie

Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Universiteit van Amsterdam

E. P. Rutten

Begeleider: Dr. B.D. van Bockstaele

Externe begeleider: Eva Potharst

Tweede beoordelaar: M.D. M. Nuijs

Amsterdam

(2)
(3)

3 INHOUDSOPGAVE Abstract p. 4 Inleiding p. 5 - 11 Methode p. 11 - 18 Steekproefkarakteristieken p. 11 Training p. 12 Materialen p. 13 - 17 Evaluatie p. 17 Procedure p. 17 Statistische analyse p. 18 Resultaten p. 19 - 22 Wachtlijstmeting p. 19

Effecten van de Mindful met je Peuter training p. 20 -21

Reliable Change Index p. 21 - 22

Werkbaarheid en haalbaarheid van de training p. 22

Discussie en conclusie p. 23 - 28

Literatuurlijst p. 29 - 32

Appendix A p. 33

(4)

4

Abstract

Previous research shows mindful parenting trainings can be effective for children and their parents. Until now there has no research been done regarding the effect of a mindful parenting training for mothers who experience stress while raising their toddlers. This study evaluated the effectiveness of a nine week mindful parenting training for mothers and their toddlers. In total 12 mothers and their toddlers participated in the training. Drop-out rate of the training was 7

percent. The mothers completed questionnaires 2 months before, 1 week before and 1 week after the training. The questionnaires measured different domains: mindfulness, mindful parenting, parenting styles, parenting stress, self-compassion and problem behavior of their toddler. Results showed that mothers experienced a significant change in mindfulness and mindful parenting from pre- to posttest. Possible explanations for the lack of an effect for the other domains are discussed. Nevertheless, the reliable change index showed that 11 out of 12 mothers reported a significant change from pre- to posttest on at least one of the evaluated domains. Finally,

evaluation showed a high feasibility and acceptability of the training. This pilot study provides an initial insight into the effectiveness of the Mindful with your Toddler training. Possible

adjustments in the training are proposed and future research is indicated to further examine the effectiveness of the Mindful with your Toddler training.

(5)

5 MINDFUL MET JE PEUTER

Wereldwijd worden 2-jarige kinderen als moeilijk en veeleisend ervaren (O’Brien, 1996; Rutter, 1987). De peutertijd blijkt een unieke en belangrijke rol te spelen voor de latere

ontwikkeling van een kind (Maccoby, 2000). Tijdens de overgang van baby naar peuter ontstaan er een aantal veranderingen in het gedrag van ouders en kind. Deze overgang wordt niet alleen maar gekenmerkt door ontwikkelingen in taal en mobiliteit, maar ook beginnen negativiteit en oppositioneel gedrag deel uit te maken van het gedrag van een peuter. Daarnaast speelt in deze periode speelt onafhankelijkheid een grote rol (Keenan & Wakschlag, 2000). Peuters zijn aan de ene kant op zoek naar autonomie, maar aan de andere kant nog niet in staat onafhankelijk te functioneren (Gross, Fogg, & Tucker, 1995). De gedragingen van een peuter vereisen ander opvoedgedrag van de ouders en de taken die bij het opvoeden komen kijken breiden uit. Bij de overgang van baby naar peuter vinden er relatief snelle fysieke en psychische veranderingen plaats. Voor een baby is het voorzien van voedsel en het dragen van zorg de voornaamste taak van de ouders, het opvoeden van een peuter vereist echter dat er grenzen worden gesteld en tegelijkertijd sturing wordt geboden. Nieuwe vaardigheden komen bij het opvoeden van een peuter kijken en dit kan voor emotionele dan wel lichamelijke uitputting en stress zorgen. Het is dan ook niet vreemd dat een recent grootschalig onderzoek aantoont dat één op de zeven ouders het opvoeden van een peuter als emotioneel uitputtend ervaart en één op de vier ouders van lichamelijke uitputting spreekt (Welzijn, volksgezondheid en gezin, 2016). Ondanks de hectiek van de peuterperiode zijn de meeste interventies gericht op schoolgaande kinderen en bestaan er weinig interventies die zich focussen op ouders en hun peuter.

De interventies die er bestaan zijn voornamelijk gedragsmatige interventies die focussen op externaliserend probleemgedrag van peuters en kinderen. Onder externaliserend probleemgedrag valt onder andere onwenselijk, storend, schadelijk, agressief of delinquent gedrag (Prinzie, 2004). Een voorbeeld van een interventie voor peuters gericht op externaliserend probleemgedrag is de

(6)

6 Parent Management Training (PMT) (Kazdin, 1997). De kernbegrippen van de PMT zijn

antecedenten, gedragingen en consequenties. Onder antecedenten worden een aantal

gebeurtenissen of stimuli verstaan die voorafgaand aan gedragingen plaatsvinden en bepaald gedrag kunnen uitlokken. Gedragingen refereren bij de PMT naar positieve, prosociale

handelingen welke gestimuleerd moeten worden. Ten slotte zijn consequenties de gebeurtenissen die plaatsvinden na de uiting van bepaald gedrag. Met behulp van deze drie kernbegrippen is positieve bekrachtiging het sleutelconcept van de PMT, waarbij positieve gedragingen worden gestimuleerd door in te zoomen op antecedenten, gedragingen en consequenties. De PMT heeft echter een aantal beperkingen. Onder andere wordt beargumenteerd dat opgedane

opvoedvaardigheden niet altijd worden gegeneraliseerd naar de thuissituatie (Pfiffner & Haack, 2014) en dat er teveel nadruk ligt op de statistische uitkomst in plaats van een daadwerkelijke verandering in het gedrag van de peuter (Kazdin, 1997).

Een interventie die zich meer richt op de ouder-kindrelatie in plaats van concreet gedrag is Mindful Parenting. Mindful Parenting wordt door Kabat-Zinn en Kabat-Zinn (1997) gedefinieerd als volgt: ‘aandacht voor je kind op een bepaalde manier: bewust, in het hier en nu en

niet-veroordelend’. Vele onderzoeken tonen aan dat psychische stoornissen van ouders worden overgedragen op hun kinderen, ook wel intergenerationele overdracht genoemd (van IJzendoorn, 1994). Mindful parenting interventies worden steeds meer toegepast om deze intergenerationele overdracht van psychische stoornissen te voorkomen en te behandelen(Bögels, Lethonen, & Restifo, 2010). Daarnaast wordt de afgelopen jaren Mindful Parenting steeds vaker succesvol gebruikt om een verscheidenheid aan mentale gezondheidsproblemen te behandelen. Mindful Parenting is gebaseerd op mindfulness, een meditatievorm uit de Boeddhistische traditie.

Mindfulness is een vorm van meditatie waarbij zuiver bewustzijn en de mogelijkheid te switchen tussen brede en specifieke aandacht in het hier en nu centraal staan. Mindfulness wordt als volgt gedefinieerd: ‘een open aandacht voor en het bewustzijn van gebeurtenissen en ervaringen in het hier en nu’ (Brown & Ryan, 2003). Hierbij staat de opmerkzaamheid van interne en externe

(7)

7 ervaringen centraal en biedt een alternatief voor de automatische, cognitieve en gedragsmatige reacties (Brown, Ryan & Creswell, 2007). Mindful Parenting leert ouders om de aandacht te verleggen naar ervaringen met hun kind in het hier en nu. De nadruk komt te liggen op de ouder-kindrelatie op de lange termijn evenals de behoeften van het kind. Verondersteld wordt dat wanneer ouders handelen naar de automatische en op zichzelf gerichte reacties, dit een negatieve invloed heeft op de ouder-kind relatie (Duncan, Coatsworth & Greenberg, 2009).

Hoewel er veel bekend is over de positieve werking van mindful parenting voor ouders en basisschoolgaande kinderen met Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) (van der Oord, Bögels & Peijnenburg, 2012), een autisme spectrum stoornis (Singh et al., 2006) en een verstandelijke beperking (MacDonald & Hastings, 2010), is er nog weinig bekend over de

effectiviteit van een mindful parenting training voor moeders die stress ervaren bij opvoeden van hun peuter.

Recent zijn de effecten van een mindfulness training voor moeders met baby’s

onderzocht. De deelnemende moeders ervoeren een hoge mate van ouderlijke stress, hadden een beperkte mentale gezondheid of ervoeren problemen in de moeder-kind interactie. De mindful parenting training voor moeders met baby’s bleek een positief effect te hebben op verschillende gebieden, waaronder zelfcompassie, psychopathologie van moeder, mindful parenting,

mindfulness en het zelfvertrouwen van de moeder wat betreft haar ouderschapskwaliteiten (Potharst, Aktar, Rexwinkel, Rigterink, & Bögels, 2017). Gelijkaardige resultaten werden ook gevonden in een onderzoek naar de effectiviteit van een mindfulness interventie voor moeders in de postpartum periode (Perez-Blasco, Viguer, & Rodrigo, 2013). De moeders die een op mindfulness gebaseerde interventie volgden, ervoeren een positief effect op de mate van zelfovertuiging, mindfulness en zelfcompassie, in vergelijking met moeders die geen interventie kregen. Tevens ervoeren moeders die een op mindfulness gebaseerde interventie ondergingen minder stress, angst en negatief affect. Ook zwangere vrouwen blijken baat te hebben bij een op mindfulness gebaseerde interventie. Duncan en Bardacke (2010) onderzochten de

(8)

8 effectiviteit van het Mindfulness-Based Childbirth and Parenting Program (MBCP) voor

vrouwen in het derde trimester van hun zwangerschap. MBCP is ontwikkeld om door middel van mindfulness de psychische gezondheid en het welzijn van de familie te bevorderen. Zwangere vrouwen die het MBCP volgden voelden zich meer mindful en ervoeren meer positief affect. Tevens verminderde de angst voor de bevalling en de aanwezigheid van

depressieve gevoelens. Wat precies de werkende factoren zijn van de mindfulnesstrainingen voor zwangere vrouwen of moeders met baby’s is nog onbekend. Duncan et al. (2009) veronderstellen dat de kwaliteit van de ouder-kind relatie verbeterd wordt door de moeder bewust te maken van het hier en nu. Door te luisteren met volledige aandacht, bewust te worden van de ouder-kind interacties en het oefenen van zelf regulatie- en compassie in de relatie met het kind, worden ouders bewuster van het hier en nu. Omgekeerd blijkt tevens dat verslechteringen in deze vaardigheden risicofactoren zijn voor het ontwikkelen van psychopathologie bij het kind.

Volgens Duncan en Bardacke (2010) is het werkende mechanisme van een mindfulness interventie de verandering in de manier waarop een gebeurtenis wordt waargenomen. Gebaseerd op de Stress and Coping Theory (Lazarus & Folkman, 1984) veronderstellen Duncan en

Bardacke dat een gebeurtenis die normaal als dreiging wordt ervaren, met behulp van een mindfulness interventie als een uitdagende ervaring wordt gezien. Tijdens stressvolle

opvoedsituaties zijn ouders geneigd terug te vallen op een vecht, vlucht of bevries reactie die normaal geactiveerd wordt tijdens een bedreigende situatie. Een dergelijke reactie is functioneel wanneer er een daadwerkelijk bedreigende situatie ontstaat, maar is ineffectief wanneer er geen sprake is van direct gevaar (Siegel & Hartzell, 2004). Jonge moeders en zwangere vrouwen komen vaker in aanmerking met stressvolle gebeurtenissen en door deze als uitdagend in plaats van bedreigend te ervaren ontstaan er meer adaptieve coping strategieën en een positief affect ten opzichte van deze ervaringen. Het is belangrijk om deze negatieve attitude ten opzichte van stressvolle gebeurtenissen te veranderen, want de stress die moeders ervaren heeft een negatief effect op de kwaliteit van de ouder-kind relatie. Tot nu toe lijken Mindful parenting trainingen de

(9)

9 ouderlijke stress te verminderen en hiermee de kwaliteit van de ouder-kind relatie te bevorderen (Bögels, Hellemans, van Deursen, Römer & van der Meulen, 2014).

Ouderlijke stress gaat vaak samen met een afwijzende, controlerende en weinig affectie tonende houding van de ouder naar het kind toe (Belsky, 1984). Deze houding is typerend voor een permissieve of autoritaire opvoedstijl. Baumrind (1968) maakt onderscheid tussen drie verschillende opvoedstijlen: een permissieve, autoritaire of autoritatieve stijl. De permissieve opvoedstijl wordt gekenmerkt door weinig aandacht van de opvoeders voor de wensen en behoeften van het kind. Vaak is het kind de baas en worden er weinig grenzen gesteld.

Opvoeders met een autoritaire opvoedstijl hanteren daarentegen strenge regels en geven geen ruimte voor discussie. De derde opvoedstijl, de autoritatieve, wordt gekenmerkt door ouders die regels stellen maar tegelijkertijd ook aandacht hebben voor de wensen en behoeften van het kind. Daarnaast worden de regels die gesteld worden uitgelegd aan het kind (Baumrind, 1968). Mindfulness lijkt samen te hangen met de opvoedstijl van de moeder. Moeders van

basisschool-gaande kinderen met een autoritaire- of permissieve opvoedstijl vonden zichzelf minder mindful dan moeders die een autoritatieve opvoedstijl hanteerden (Williams & Wahler, 2010).

Verschillende opvoedstijlen hebben ook een invloed op externaliserend en internaliserend probleemgedrag van peuters. Met name een permissieve opvoedstijl van moeders en een autoritaire opvoedstijl van vaders voorspellen externaliserend probleemgedrag bij peuters (Rinaldi & Howe, 2012). Een autoritatieve opvoedstijl van de vader blijkt

daarentegen een positieve invloed te hebben op sociaal gedrag van de peuter.Parent, McKee, Rough en Forehand (2016) vonden daarnaast dat wanneer een ouder een autoritatieve

opvoedstijl hanteerde en daarbij mindful was, mindfulness indirect gerelateerd was aan een vermindering van internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij het kind. Onder dysfunctioneel opvoedgedrag wordt een harde, ineffectieve aanpak verstaan, zoals gezien wordt bij permissieve en autoritaire opvoedstijlen (Parent et al., 2016). De opvoedstijl van ouders

(10)

10 voorspelt de mate van externaliserend en internaliserend probleemgedrag van het kind.

Wanneer mindful parenting de opvoedstijl beïnvloedt, dan kan mindful parenting indirect invloed hebben op het probleemgedrag van het kind.Uit eerder kwalitatief onderzoek is

gebleken dat een mindfulness training voor ouders van gehandicapte kleuters sociaal gedrag van de kleuters verhoogt en agressief gedrag vermindert (Singh et al., 2006).

Mindful ouderschap wordt niet alleen gekenmerkt door een autoritatieve opvoedstijl en minder ouderlijke stress, maar ook door de aanwezigheid van zelf-compassie (Gouveia, Carona, Canavarro & Moreira, 2016). Zelf-compassie wordt omschreven als het ervaren van gevoelens van zorg en vriendelijkheid naar jezelf, het nemen van een begripvolle, niet veroordelende houding ten opzichte van jouw tekortkomingen en het erkennen van het feit dat jouw eigen ervaring een onderdeel is van de gemeenschappelijke menselijke ervaring (Neff, 2003). Hierbij worden drie componenten onderscheiden: 1) het vergroten van vriendelijkheid en begrip tegenover jezelf in plaats van kritiek en veroordeling, 2) het zien van jouw eigen ervaring als een onderdeel van een groter menselijke bestaan en 3), het opmerken van pijnlijke gedachten zonder deze gedachten te over identificeren (Neff).

Wanneer een ouder compassie voor zichzelf ervaart is een ouder beter in staat om kalm en compassievol te reageren op het gedrag van het kind, al helemaal wanneer het kind negatieve emoties uit (Gouveia et al., 2016). Mindful parenting lijkt een bijdrage te kunnen leveren in het vergroten van zelf-compassie bij de ouder (Bögels et al., 2010). Ouders zijn vaak zeer kritisch op hun eigen handelen en opvoedvaardigheden. Mindful parenting legt de nadruk op de moeite die ouders in het opvoedproces steken, in plaats van op de daadwerkelijke uitkomsten van de opvoeding (Duncan et al., 2009). Het is dan ook logisch dat dat een hogere mate van zelf-compassie bij de ouder samenhangt met een hogere mate van mindful parenting (Moreira, Carona, Silva, Nunes & Canavarro, 2015).

In deze scriptie wordt de invloed onderzocht van de Mindful met je Peuter training op de opvoedstress, opvoedstijl, mate van mindfulness, mindful parenting en zelf-compassie en de

(11)

11 invloed van de training op het probleemgedrag van peuters. Uit eerder onderzoek is gebleken dat deze constructen allen met elkaar samenhangen. Zo verhogen de aanwezigheid van mindfulness en zelf-compassie de kans op het implementeren van een ‘mindful ouderschapshouding’ in de ouder-kind relatie. Deze ‘mindful ouderschapshouding’ is op zijn beurt weer geassocieerd met een meer functionele opvoedstijl en minder opvoedstress (Moreira et al., 2015). Verwacht wordt dat de training de mate van mindfulness en mindful parenting vergroot. Wanneer de training de mate van mindfulness en mindful parenting vergroot, wordt verwacht dat deze verbetering op zijn beurt de ouderlijke stress en dysfunctionele opvoedstijlen doet verminderen (Bögels & Hellemans et al., 2014). Daarnaast wordt verwacht dat de mate van zelfcompassie bij de moeder stijgt ten gevolge van de training. Tenslotte wordt verwacht dat internaliserende en

externaliserende gedragsproblematiek van de peuter daalt na het volgen van de training.

METHODE

Steekproefkarakteristieken

In totaal namen 15 moeder-kind dyades deel aan de Mindful met je Peuter training. Drie moeders vielen uit tijdens het onderzoek (20%) en werden niet meegenomen in deze studie. De gemiddelde leeftijd van de moeders was 36.5 jaar (SD= 3.4) en de peuters hadden een gemiddelde leeftijd van 2.5 jaar (SD= .61). Psychologen en therapeuten van behandelcentra verwezen de moeders en peuters door naar de trainer van de Mindful met je Peuter training. Van de peuters was 66.7 procent jongen 33.3 procent meisje. Meer dan de helft van de peuters was enig kind, namelijk 75 procent. Meer dan de helft van de moeders had een Nederlandse etniciteit (66.6 procent), de overige moeders hadden een Amerikaanse (8.3%), Poolse (16.6 %) , Duitse (8.3%) of Colombiaanse etniciteit (8.3%).

(12)

12 De meeste peuters en moeders woonden samen met de vader van de peuter (75%) en bij de overige moeders was er sprake van co-ouderschap (25%). Wat betreft opleidingsniveau waren de meeste moeders wetenschappelijk geschoold (75%), 16.7 procent van de moeders HBO geschoold en 8.3 procent van de moeders had het lager beroepsonderwijs gedaan. Iets minder dan de helft van de moeders werkte parttime (41.7%) en de rest was huisvrouw (41.7%) of werkloos (16.7%). Een groot deel van de moeders had een diagnose: 25 procent had een angststoornis, 25 procent een posttraumatische-stressstoornis, 33.3 procent een postpartum depressie, 8.3 procent ADHD en 25 procent een burn-out. Naast de training ontvingen 50 procent van de moeders andere vormen van psychotherapie of pedagogische ondersteuning waarmee ze voor de training al gestart waren.

Inclusie criteria waren (1) een DSM-5 diagnose van moeder en/of kind, (2) een verwijzing van de huisarts en (3) een peuter in de leeftijd tussen 18 en 48 maanden oud. Daarnaast moesten de deelnemers minimaal 5 van de 9 sessies hebben bijgewoond.

De exclusiecriteria waren hoge acute stress waardoor deelname aan de training inclusief het doen van huiswerk niet mogelijk is, of ernstige depressie, zwakbegaafdheid en ernstig

onverwerkt trauma waarvan de verwachting is dat deze onvoldoende hanteerbaar blijkt tijdens de training.

Training

De Mindful met je Peuter training is een aanpassing van de Mindful Parenting training (Bögels & Restifo, 2014). Mindful Parenting is gebaseerd op Mindfulness Based Stress Reduction (Kabat-Zinn, 1994) en Mindfulness Based Cognitive Therapy (Segal, Williams & Teasdale, 2012). De Mindful met je Peuter training is een toepassing op de thema’s die een rol spelen voor

moeders met een peuter. Zo is bijvoorbeeld het thema ‘Gewoontes en Patronen’ van de Mindful Parenting training in de Mindful met je Peuter training vervangen voor het thema

(13)

13 met aandacht voor de peuter. In deze meditatie leren moeders zich nieuwsgierig en met een vriendelijke blik te richten op de peuters, de innerlijke reactie van zichzelf op te merken en het perspectief van de peuter aan te nemen.

De training bestond uit negen sessies. De eerste vier sessies waren de moeders nog zonder de peuters, de laatste vijf sessies kwamen de peuters mee. De groepen bestonden uit minimaal twee en maximaal zes deelnemers. De training werd gegeven door een mindfulness trainer en een Infant Mental Health specialist (IMH specialist). De mindfulnesstrainer leidde de training en de IMH specialist was verantwoordelijk voor het welzijn van de moeders en peuters. Naast de groepssessie kregen de deelnemers ook huiswerk, waarbij geoefend werd met

geluidsfragmenten die via de mail verstuurd werden aan de deelnemers. Voorbeelden van huiswerk zijn het oefenen van de bodyscan, drie-minuten adempauze inlassen en het observeren van je peuter op een aandachtige manier. De inhoud en opbouw van de training staat in Tabel 1.

Materialen Mindfulness

Met behulp van de Three Facet Mindfulnes Questionnaire (TFMQ), wordt de mate van mindfulness gemeten. De TFMQ bestaat uit 24 items welke onderverdeeld kunnen worden in drie subschalen: Bewust Handelen (‘Ik doe dingen gehaast zonder dat ik er echt aandacht voor heb’), Niet Oordelen (‘Ik denk dat mijn emoties soms slecht of ongepast zijn en dat ik ze niet zou moeten voelen’), Non-reactief Zijn (‘Ik observeer mijn gevoelens zonder dat ik me er helemaal door laat meeslepen’) (Baer et al., 2008). De vragen worden beantwoord door middel van een 5 punt Likertschaal van 1 (‘nooit of bijna nooit waar’) tot 5 (‘heel vaak of altijd waar’). Hoe hoger de score, hoe hoger de mate van mindfulness. In het huidige onderzoek werd voor de TFMQ een Cronbach’s Alpha van .80 gevonden. Voor de subschalen werd respectievelijk een Cronbach’s Alpha van .79, .83 en .86 gevonden.

(14)

14 Tabel 1 Thema's van de Mindful met je Peuter training

Sessie Thema Oefeningen

1 Frisse blik Zitmeditatie over intenties,

voorstelrondje, Rozijn oefening, visualisatie oefening ‘moeilijke dag’, bodyscan

2 Thuis in je lichaam Bodyscan met aandacht voor adem

en lichaam, oplettendheidsdagboek, visualisatie oefening ‘moeilijke dag vriendin’, mindful bewegen

3 Zorgen voor jezelf en zelfcompassie Zitmeditatie met aandacht voor de

adem, 3 minuten adempauze, mediatie ‘wat heb ik nodig’, meditatie ‘ademruimte en zelfcompassie’

4 Responsief versus reactief moederen Zitmeditatie met aandacht voor

adem en lichaam, 3 minuten adempauze, Zen-Koan, ‘vecht, vlucht, bevries en dans’ en visualisatie oefening ‘stress en deuren’

5* Opvoedingspatronen Namenspel, zitmeditatie, mindful

bewegen met je peuter, kijkmeditatie met aandacht voor de peuter en opvoedingspatronen

6 Breuk en herstel Kiekeboe, kijkmeditatie met

aandacht voor peuter en gevoelens van afstand en nabijheid

7 Liefde en grenzen Metta mediatie,

loopmeditatie

8 Stabiliteit en flexibiliteit Zitmeditatie met aandacht voor

adem en keuzeloos gewaarzijn, ‘badeend’ oefening

9 Mindful moederschap – dag voor dag Zittende bodyscan, ‘wat heb ik

geleerd’ oefening, meditatieplannen bespreken en opschrijven,

meegenomen objecten besproken

(15)

15

Mindful Parenting

Met de Interpersonal Mindfulness in Parenting scale (IEM-P) wordt de mate van Mindful Parenting bij ouders gemeten. De vragenlijst bestaat uit 10 items welke onderverdeeld zijn in drie schalen: Bedachtzaamheid en Aandacht voor het Hier en Nu (‘Ik merk dat ik met één oor naar mijn kind luister, omdat ik tegelijkertijd bezig ben met iets anders te doen of aan iets anders te denken’), Niet-veroordelende Houding (‘Ik luister zorgvuldig/aandachtig naar de ideeën van mijn kind, zelfs als ik het er niet mee eens ben’) en Non-reactiviteit (‘Wanneer ik mij overstuur/geagiteerd voel naar mijn kind, merk ik op hoe ik me voel voordat ik overga tot actie’) (Duncan, 2007). De vragen kunnen beantwoord worden door middel van een 5 punt schaal die loopt van 1 (nooit waar) tot 5 (altijd waar). In het huidige onderzoek werd een Cronbach’s Alpha van .68 gevonden.

Ouderlijke Stress

De Nijmeegse Ouderlijke Stress Index verKort (NOSI-K) is een instrument waarmee wordt nagegaan in hoeverre er in de beleving van de ouders sprake is van een zekere mate van stress of belasting (de Brock, Gerris & Vermulst, 1992). Met behulp van dit instrument kan bepaald worden wat bronnen van stress zijn. De test is bedoeld voor ouders met kinderen tussen de 7 en 12 jaar, maar is zo opgezet dat het ook mogelijk is de test af te nemen bij ouders van kinderen tussen de 2 en 13 jaar. De NOSI-K bestaat uit 25 items welke onderverdeeld kunnen worden in 10 schalen, Competentie, Gehechtheid, Depressie, Gezondheid, Aanpassing, Stemming, Afleidbaarheid, Veeleisendheid, Positieve Bekrachtiging en Acceptatie. De items kunnen beoordeeld worden door de opvoeder(s) door middel van een zes punt Likertschaal (van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’). Hoe lager de score, hoe minder stress of belasting bij de ouder.In het huidige onderzoek werd een Chronbach’s Alpha van .97 gevonden.

(16)

16

Dysfunctionele Opvoedstijlen

De Parenting Scale (PS) is een vragenlijst waarmee het dysfunctioneel uitvoeren van discipline bij ouders wordt gemeten (Arnold, O'Leary, Wolff & Acker, 1993). De vragenlijst bestaat uit 30 items welke onderverdeeld zijn over drie schalen waarvan enkel: Laksheid (‘Ik ben de soort ouder die grenzen stelt over wat mijn kind mag/mijn kind laat doen wat hij/zij wil’) en Overreactiviteit (Wanneer mijn kind zich misdraagt krijg ik een enorme discussie met mijn kind/ga ik de discussie niet aan’) in het huidige onderzoek worden opgenomen. De items kunnen beantwoord worden door middel van een zeven punt Likertschaal waarbij werd aangegeven in welke mate de uitspraak bij de opvoeding van de ouder past. Hoe hoger de score, hoe dysfunctioneler het opvoedgedrag.

Volgens Arnold et al. (1993) komt de schaal Overreactiviteit overeen met de autoritaire opvoedstijl en de schaal Laksheid overeen met de permissieve opvoedschaal. (Arney, Rogers, Baghurst, Sawyer & Prior, 2008). In het huidige onderzoek werd voor de gehele test een Cronbach’s Alpha van .86 gevonden, voor de subschaal Laksheid een Cronbach’s Alpha van .77 gevonden en voor de subschaal Overreactiviteit .81.

Probleemgedrag Peuter (1,5-5 jaar)

De Child Behavior Check List (CBCL) is een vragenlijst waarmee het probleemgedrag en de vaardigheden van een kind in kaart kunnen worden gebracht (Achenbach & Ruffle, 2000). De CBCL bestaat uit 100 items welke onderverdeeld zijn over de schalen Internaliserend- (Emotioneel Reagerend, Angstig/Depressief, Lichamelijke Klachten, Teruggetrokken) en Externaliserend gedrag (Aandachtsproblemen, Agressief Gedrag) en Slaapproblemen. Een voorbeeld van een item behorend bij de internaliserende schaal is: ‘Heeft het gevoel dat hij/zij perfect moet zijn’. Een voorbeeld van een item behorend bij de externaliserende schaal is: ‘Slaat anderen’. De items kunnen beantwoord worden door middel van een drie punt Likertschaal (0=‘Helemaal niet’, 1=’Een beetje waar of soms waar’, 3=‘Duidelijke of vaak’) waarbij aangegeven wordt in welke mate de uitspraak bij het kind past. Hoe lager de score, hoe minder probleemgedrag. In het huidige

(17)

17 onderzoek werd een Cronbach’s Alpha van .91 gevonden voor de gehele schaal, een Cronbach’s Alpha van .72 voor de subschaal Internaliserende problematiek en .92 voor de subschaal Externaliserende problematiek.

Zelf-compassie

Zelf-compassie wordt gemeten door middel van de 3-item Self-Compassion Scale (SCS-3) (Ress & Neff, ongepubliceerd manuscript). De SCS-3 is een verkorte versie van de SCS en bestaat uit drie items. Deze drie items representeren de drie verschillende subschalen van de SCS: Gemeenschappelijke Menselijke Ervaring, Over-identificatie en Zelf-beoordeling. De items kunnen beantwoord worden door middel van een 5-punts Likert schaal die loopt van 1 (‘Bijna nooit’) tot 5 (‘Bijna altijd’). In het huidige onderzoek is een Cronbach’s Alpha van .68 gevonden.

Evaluatie

Aan het eind van de training werd bij de nameting een evaluatie bijgevoegd. De deelnemers evalueerden door middel van een vragenlijst verschillende aspecten omtrent de Mindful met je Peuter training. Deelnemers beantwoordden de vragen door middel van een schaal lopend van 1 tot 10, waarbij 1 ‘helemaal niet belangrijk’ en 10 ‘heel erg belangrijk’ is. Deze evaluatievragenlijst was een aanpassing op de stress reductie programma evaluatie, welke is ontwikkeld door het Center of Mindfulness of the University of Massaschusetts Medical School.

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek vulden de deelnemers een informed consent in. De deelnemers konden ten alle tijden het onderzoek of de training afbreken. De deelnemers vulden op drie verschillende momenten digitale vragenlijsten in. De vragenlijsten werden minimaal acht weken tot maximaal zes weken voor, één week voor en binnen één week na de training ingevuld..

(18)

18 Gebruik werd gemaakt van een within group waitlist. Deelnemers die zes weken of langer moesten wachten voor de training zou starten (n=9), ontvingen wachtlijstvragenlijsten. Op deze manier werd er gecontroleerd voor tijdseffecten en herhaalde metingen.Het onderzoek werd goedgekeurd door de Commissie van Ethiek van de Universiteit van Amsterdam.

Statistische Analyse

Door middel van t-testen voor herhaalde metingen werd de wachtlijstmeting (T1) met de voormeting (T2) en de voormeting (T2) met de nameting (T3) vergeleken. Met de Shapiro-Wilk toets was getest of de gemiddelde verschilscores afwijken van een normale verdeling. Omdat de testen meerdere keren werden afgenomen, werd er voor de subschalen van alle meetinstrumenten gecorrigeerd met de Bonferroni procedure (Field, 2009). Vervolgens werden de effectgroottes voor de verschillen berekend (Cohen’s d). Een effectgrootte van 0.10 wordt als klein gezien, van 0.50 als middelgroot en een effectgrootte van 0.80 als groot (Cohen, 1992).

Daarnaast werd ook de reliable change index (RCI) (Jacobson & Truax, 1991) berekend. De RCI werd berekend door de verschilscore tussen de voor- en nameting te delen door twee maal de standaardmeetfout. De RCI heeft een standaard normaal verdeling en de gevonden waardes worden als significant beoordeeld wanneer deze groter zijn dan 1.96 of kleiner zijn dan -1.96 (Jacobson & Truax, 1991).

(19)

19 RESULTATEN

Wachtlijstmeting

Op basis van de t-test voor gepaarde metingen werdenvoor bijna alle instrumenten en bijbehorende subschalen geen significante verschillen tussen de wachtlijst- en voormeting

gevonden, alle t-waardes < 2.04, alle p-waardes >.09. De beschrijvende statistieken staan in Tabel 2.

Effecten van de Mindful met je Peuter training

De beschrijvende statistieken en resultaten van de gepaarde t-toetsen van de voor- tot nameting staan in Tabel 3. Voor alle subschalen van alle meetinstrumenten gold dat er werd gecorrigeerd met de Bonferroni correctie waarbij de alpha (.05) is gedeeld door het aantal

subschalen. De deelnemers rapporteerden een significante toename van de mate van mindfulness van voor- tot nameting, t (10) = 4.03, p < .01. De deelnemers rapporteerden meer non-reactiviteit t (10) = 5.10, p <.00. Geen verschil is gevonden voor bedachtzaamheid, t (10) = .58, en een veroordelende houding, t (10) = 2.36, p <.05.

Wat betreft mindful parenting werd er tevens een significante toename gevonden, t (10) = 3.63, p <.01. De deelnemers rapporteerden echter, na een Bonferroni correctie, geen toename in het luisteren met volledige aandacht, t (10) = 2.37 p<.05. Voor de subschalen non-reactiviteit voor het ouderschap, t (10) = 1.44, en een niet veroordelende houding tegenover het ouderschap, t (10) = .23, werd tevens geen significant resultaat gevonden.

Ten aanzien van de ouderlijke stress werden geen verschillen gevonden tussen voor- en nameting, t (11) = 0.79. Dit gold tevens voor dysfunctionele opvoedgedragingen. In vergelijking met de voormeting rapporteerden de deelnemers bij de nameting geen verschil voor laksheid, t (9) = .52 en overreactiviteit, t (9) = 1.23.

(20)

20 Tevens werden er geen verschillen waargenomen op de mate van zelf-compassie. De deelnemers rapporteerden geen toename van zelf-compassie van voor- tot nameting, t (11) = 1.27. Echter was er wel sprake van een middelgrote effectgrootte.

Tenslotte werd er door de deelnemers geen significante toename gerapporteerd voor internaliserende, t (10) = 1.48, dan wel externaliserende, t (10) = 1.19, gedragsproblematiek van de peuter. Er werd echter wel een medium effectgrootte gevonden (.51).

De helft van de deelnemers ontvingen tijdens de training een andere vorm van

psychologische ondersteuning. Om te checken of dit van invloed was op de resultaten, is er een tweede analyse uitgevoerd met alleen de deelnemers die geen extra ondersteuning ontvingen tijdens de training. De uitkomst van deze analyse gaf geen afwijkende resultaten in vergelijking met de analyse over de gehele deelnemersgroep.

Tabel 2: Beschrijvende statistieken en veranderingen tussen de wachtlijstmeting en voormeting

† p<.1

a deze resultaten worden als t-scores weergeven

Wachtlijstmeting Voormeting N Cohen’s d

M SD M SD Mindfulness 2.86 .71 2.98 .37 8 .22 Bedachtzaamheid 3.06 .68 3.14 .98 8 .09 Niet-veroordelende houding 3.15 .95 2.94 .99 8 .22 Non-reactiviteit 2.16 .73 2.02 .62 8 .21 Mindful Parenting 3.48 .35 3.49 .48 8 .02 Bedachtzaamheid 3.87 .29 4.11 .59 8 .52 Niet-veroordelende houding 4.00 .81 4.10 .46 8 .15 Non-reactiviteit 2.92 .77 3.17 .50 8 .39 Ouderlijke stress 2.70 .84 2.61 1.22 8 .08 Dysfunctionele opvoedgedragingen 3.13 .62 2.95 .95 7 .22 Laksheid 3.09 .89 2.95 1.08 7 .14 Overreactiviteit 3.11 .68 2.95 1.12 7 .17 Psychopathologie peutera 50.25 7.48 47.87 6.73 8 .33 Internaliserend 51.56 8.10 49.89 8.67 9 .20 Externaliserend 42.22 8.67 41.67 7.74 9 .07 Zelf-compassie 3.44 1.44 3.81 1.38 9 .26

(21)

21

Tabel 3: Beschrijvende statistieken en veranderingen tussen de voormeting en nameting

† p<.1 * p < .05 ** p < .01 *** p < .001

a deze resultaten worden als t-scores weergeven

Reliable Change Index

Door middel van de RCI werd per deelnemer voor elk instrument de verschilscore tussen de voor- en nameting bekeken. Zie appendix A voor de resultaten. Op de TFMQ-SF (mindfulness) is de RCI-score voor acht van de elf deelnemers significant. Dit houdt in dat deze deelnemers rapporteren meer mindful te zijn na de training.

Op de IEM-P (mindful parenting) werd één significante score gevonden. Deze deelnemer rapporteerde in toename van mindful parenting.

Op de NOSI-K (ouderlijke stress) rapporteerden vijf van de 12 deelnemers een

significante verandering van voor- tot nameting. Echter lieten twee deelnemers een significante negatieve score zien, wat in het geval van de NOSI-K inhoudt dat er sprake was van een significante verhoging van ouderlijke stress van voor- tot nameting.

Voormeting Nameting N Cohen’s d M SD M SD Mindfulness 2.84 .48 3.35 .37 11 1.19** Bedachtzaamheid 2.97 .95 3.16 .33 11 .27 Niet-veroordelende houding 2.92 1.04 3.72 .72 11 .89** Non-reactiviteit 2.13 .60 3.13 .51 11 1.80*** Mindful Parenting 3.33 .48 3.79 .32 11 1.13** Bedachtzaamheid 2.29 .55 3.80 .53 11 2.79* Niet-veroordelende houding 3.87 .33 3.94 .98 11 .09 Non-reactiviteit 3.00 .47 3.36 .57 11 .69 Ouderlijke stress 2.66 1.07 2.51 .73 12 .16 Dysfunctionele opvoedgedragingen 2.85 .86 2.67 .76 10 .11 Laksheid 2.79 1.01 2.59 .86 10 .21 Overreactiviteit 2.76 1.07 2.49 .70 10 .30 Psychopathologie peutera 47.36 8.31 44.18 6.38 11 .43 Internaliserend 49.82 8.18 47.64 7.30 11 .28 Externaliserend 42.45 10.61 40.27 7.43 11 .24 Zelf-compassie 3.36 1.49 4.08 1.33 12 .51

(22)

22 Verder rapporteerde één deelnemer op de CBCL (probleemgedrag peuter) een

significante afname van probleemgedrag van de peuter.

Tenslotte rapporteerden vier van de 12 deelnemers een significant verschil tussen de voor- en nameting op de SCS (zelfcompassie). Van deze vier deelnemers rapporteerde echter één deelnemer een significante vermindering van zelf-compassie bij de nameting ten opzichte van de voormeting.

Werkbaarheid en haalbaarheid van de training

De resultaten van de evaluatie laten een hoge werkbaarheid van de training zien (zie Appendix B). Positieve evaluaties van de deelnemers duiden op een hoge werkbaarheid (Lee, Semple, Rosa, & Miller, 2008). Zo gaven de deelnemers een 8,3 op de vraag hoe belangrijk de training is geweest (N=11). Tevens was er geen enkele deelnemer die negatieve gevolgen heeft ervaren of een afname heeft opgemerkt in een van de verschillende domeinen van mindfulness en opvoeding. In totaal vielen drie deelnemers uit tijdens het onderzoek (20%) . Echter, twee van deze deelnemers voltooide wel de gehele training. Één besloot om zich terug te trekken uit het onderzoek en één ging langdurig op vakantie waardoor het invullen van de laatste vragenlijst niet is gebeurd. Het uitval percentage wordt hiermee gesteld op 7 procent.

(23)

23 DISCUSSIE EN CONCLUSIE

Dit is de eerste studie die de effectiviteit van een mindful parenting training voor moeders met peuters heeft onderzocht. Specifiek werd de invloed van de training onderzocht op de mate van mindfulness, mindful parenting, opvoedstress, opvoedstijl, en zelf-compassie. Tevens werd onderzocht wat de invloed is van de training op het probleemgedrag van de peuters. Geen significante veranderingen werden gevonden tussen de wachtlijstmeting en de voormeting.

Gebleken is dat de mate van mindfulness van voor- tot nameting is toegenomen. Deze toename bleek specifiek veroorzaakt te worden door de afname van non-reactiviteit. Tevens rapporteerden de deelnemers een toename van mindful parenting van voor- tot nameting. Voor ouderlijke stress, opvoedstijl en zelfcompassie zijn echter geen significante effecten gevonden.

De afwezigheid van een effect voor bovengenoemde domeinen kan een gevolg zijn van de heterogeniteit van de deelnemersgroep. Vanwege de verscheidenheid van problematiek en diagnoses bij de deelnemers is het mogelijk dat de training voor elke deelnemer een andere uitwerking heeft. Tevens wordt vanuit de klinische praktijk gesuggereerd dat bepaalde meditatie en mindfulness technieken beter of slechter aansluiten bij deelnemers met een bepaald type stoornis (Moorey & Didonna, 2011). Mogelijk kan de Mindful met je Peuter training zich weinig toespitsen op specifiek opvoed- en probleemgedrag behorend bij een stoornis van de

verschillende deelnemers.

Verder kan het ontbreken van een effect voor ouderlijke stress de afwezigheid van een tweede nameting zijn. Potharst et. al (2017) vonden geen verandering van ouderlijke stress bij moeders met een baby van voor – tot nameting. Echter, acht weken en één jaar na de Mindful met je Baby training werd wel een significante afname van ouderlijke stress gevonden. Het is mogelijk dat er meer tijd nodig is om de geleerde mindful parenting technieken in de praktijk te brengen voor het doen afnemen van ouderlijke stress, zoals ook in eerder onderzoek werd gezien (Altmaier & Maloney, 2007).

(24)

24 Naast het effect dat de training heeft op de deelnemers zelf, is ook gekeken naar het effect van de training op het gedrag van de peuters. Onderzocht is of de internaliserende en externaliserende gedragingen van de peuters afnamen als effect van de training. De deelnemers rapporteerden geen significante afname van het internaliserende dan wel externaliserende

probleemgedrag van de peuters. Wanneer echter wordt gekeken naar de scores op de voormeting, kan geconcludeerd worden dat de deelnemers het gedrag van de peuters voor de training al als niet klinisch of subklinisch scoorden (een t-score van 65 of hoger). Dit effect wordt ook wel een floor effect genoemd.

Wanneer er vervolgens naar de resultaten van de RCI berekeningen wordt gekeken, is het opvallend dat er één deelnemer was die op drie van de zes domeinen een significante verbetering rapporteerde, drie deelnemers op twee van de zes domeinen verbetering rapporteerden en één deelnemer die op twee van de zes domeinen een significante verslechtering rapporteerde. Opmerkelijk is dat de laatstgenoemde deelnemer de enige deelnemer was die de Mindful met je Peuter training in het Engels heeft gevolgd. De trainer heeft de volledige training in het Engels gegeven, terwijl dit niet haar moedertaal was. Mogelijk is dat ondanks de inspanning en

voldoende Engelse taalbeheersing van de trainer, de thema’s, oefeningen en meditaties tijdens de training toch niet zijn overgebracht zoals bedoeld en de deelnemer zich eventueel minder vrij en op haar gemak voelde vanwege enige taalbarrière. Daarbij komt dat deze deelnemer de training deels individueel kreeg aangezien haar mededeelnemer gedurende de training uitviel. Bekend is dat ook de groepscohesie een positieve invloed heeft op de werking van een mindful parenting training (Bögels & Hellemans et al., 2014) en dat deze deelnemer hier niet van heeft kunnen profiteren.

Tenslotte is de werkbaarheid en haalbaarheid van de training positief gebleken. Zo gaven de deelnemers aan dat de training belangrijk voor ze is geweest, oefende 90 procent van

(25)

25 training 7 procent, wat een acceptabel percentage is wanneer dit vergeleken wordt met andere mindful parenting interventies.

Echter kent deze studie een aantal beperkingen. Ten eerste is er gebruik gemaakt een zeer kleine steekproef. Aan de ene kant maakt dit dat de gevonden resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden en dat er minder snel een statistische significantie wordt

gevonden (Hackshaw, 2008). Aan de andere kant kan beargumenteerd worden dat wanneer deze studie wordt gerepliceerd door middel van een randomized controlled trial (RCT), er juist geen effecten optreden vanwege mogelijk willekeurig gevonden effecten in de huidige studie. Uit een meta analyse van MBSR en MBSR gerelateerde interventies van Baer (2003) is echter gebleken dat de grootste effectgroottes van studies werden gevonden in de RCT. Deze resultaten laten zien dat juist grotere effecten gevonden worden wanneer er gebruik wordt gemaakt van grotere steekproeven en gecontroleerde condities (Duncan & Bardacke, 2010). Aannemelijk is dat wanneer deze studie wordt gerepliceerd met een grotere steekproef, er meer significante resultaten worden gevonden.

Ten tweede is er alleen gebruik gemaakt van zelf-rapportage. Wanneer deelnemers rapporteren over zichzelf wordt er vanuit gegaan dat de deelnemers in staat zijn om een juist oordeel te vormen over zijn/haar interne gevoelens en gedachtes. Niet alleen rapporteerden de deelnemers over zichzelf, ook vulden ze vragenlijsten in over het gedrag van hun kind. Iedere ouder heeft een andere visie op wat normaal gedrag is voor een kind en dit speelt een rol bij het invullen van de vragenlijsten, waardoor er geen objectief oordeel wordt gevormd (Miron, Lewis & Zeanah, 2009). Door objectieve gedrag observaties mee te nemen in het onderzoek,

bijvoorbeeld via het protocol van Clark en Ladd (2000), worden de resultaten wat betreft het probleemgedrag van de peuter betrouwbaarder. Tevens kunnen in vervolgonderzoek de rapportages van de ouders die niet meededen aan de training meegenomen worden. De niet-deelnemende ouders zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Door in

(26)

26 mee te nemen in het onderzoek, wordt het gedrag van de peuter door beide ouders beoordeeld, waardoor er een minder eenzijdig beeld van de peuter verkregen wordt.

Verder is het onduidelijk of de gevonden verbeteringen in mindfulness en mindful parenting resultaat zijn van de Mindful met je Peuter training, of dat een Mindfulness Based Cognitive Therapy of Mindfulness Based Stress Reduction training dezelfde resultaten zou hebben veroorzaakt. In vervolgonderzoek is het wenselijk dat de effecten van een mindfulness cursus gericht op alleen het persoon en een mindful parenting cursus, gericht op de ouder-kind interactie, met elkaar vergeleken worden.

Tenslotte ontvingen de helft van de deelnemers tijdens de Mindful met je Peuter training andere vormen van psychologische ondersteuning. Vanwege ethische redenen was besloten om de deelnemers geen extra ondersteuning achter te houden en niet de eis te stellen te stoppen met andere hulpverlening. Echter, onduidelijk is in hoeverre de resultaten een gevolg zijn van de Mindful met je Peuter training. Om de resultaten met meer zekerheid toe te kunnen schrijven aan de werking van de training, is het raadzaam om in vervolgonderzoek een controleconditie mee te nemen.

In het huidige onderzoek is slechts een effect van de training gevonden op de mate van mindfulness en mindful parenting van de deelnemer. Het doel van de training was niet alleen de mate van mindfulness en mindful parenting te vergroten bij de deelnemers. Tevens werd verwacht dat de training van invloed zou zijn op de ouder-kind relatie en daarmee

probleemgedrag, ouderlijke stress en dysfunctionele opvoedgedragingen zou verminderen. Naast de kleine steekproefgrootte is het aannemelijk dat de afwezigheid van een effect voor

bovengenoemde domeinen komt door de inhoud en vorm van de training.

Uit onderzoek van Potharst et. al (2017) is gebleken dat de Mindful met je Baby training een positief effect had op ouderlijke stress, dysfunctionele opvoedstijlen en het temperament van de baby. De peutertijd staat ten opzichte van de babytijd bekend om de toename van ouderlijke stress. Peuters worden mobieler en drukken hun wensen en verlangens sterker uit (Hans, Thullen,

(27)

27 Henson, Lee & Bernstein (2013). De handvaten die de deelnemers krijgen aangeleerd tijdens de training kunnen lastiger toe te passen zijn wanneer er veel aandacht gericht moet worden op opvoedingsaspecten. Niet alleen is dit uit de literatuur gebleken, dit is ook naar voren gekomen uit de observaties tijdens de Mindful met je Peuter training. Meer dan tijdens de Mindful met je Baby training (Potharst et al., 2017) deden de deelnemers een beroep op de trainers wat betreft opvoedvraagstukken. Mogelijk had deze ontwikkeling tot gevolg dat deelnemers meer moeite ervoeren met het oefenen van mindful parenting en minder toekwamen aan het aanpassen en verminderen van stress en dysfunctionele opvoedgedragingen. Echter neemt dit niet weg dat deze training juist ontwikkeld is omdat de peutertijd een onstuimige periode is en deze training de ouder-kind relatie positief kan beïnvloeden in deze onstuimige periode.

Bij de Mindful met je Baby training waren de baby’s alleen afwezig in de eerste en de vijfde sessie. De reden hiervoor was om de deelnemers juist de gelegenheid te geven om de generalisatie van de geleerde oefeningen naar de situatie met de baby te bevorderen. Mogelijk hadden de deelnemers van de Mindful met je Peuter training ook meer tijd met de peuters nodig om de geleerde meditaties toe te passen in het contact en bijzijn met de peuter. Een aanpassing van de Mindful met je Peuter training zou kunnen zijn dat alleen de eerste keer de moeders alleen komen en daarna de peuters mee komen.

Verder komt uit de evaluatie van de deelnemers naar voren dat ze de oefening ‘drie minuten adem pauze’ als hoogst waardeerden en de loopmeditatie als laagst waardeerden. Op basis van dit resultaat kan in de volgende training de loopmeditatie geschrapt worden uit het protocol en juist meer oefening en nadruk worden gelegd op de ‘drie minuten adempauze’.

Tenslotte moet er in een volgende training een oplossing worden gevonden voor de behoefte aan opvoedadvies van de deelnemers enerzijds en het volgen van het mindful parenting protocol anderzijds. Aan de ene kant is het mogelijk dat een duidelijkere focus op de

mindfulness aspecten zorgt voor een groter effect van de training. Hierbij kan gedacht worden aan het beantwoorden van opvoedvraagstukken door de nadruk te leggen op de mindfulness

(28)

28 technieken die een deelnemer in zou kunnen zetten in een moeilijke opvoedsituatie. Aan de andere kant kan een aanpassing in het protocol, waarbij er meer ruimte wordt ingebouwd voor opvoedvraagstukken en advies, de effectiviteit van de training vergroten. Nader onderzoek zal dit uit moeten wijzen.

Deze pilot studie biedt een eerste inzicht in de effectiviteit van de Mindful met je Peuter training. Nog niet eerder is er onderzoek gedaan naar een mindful parenting training voor moeders en hun peuter. In deze studie zijn slechts effecten gevonden voor de mate van

mindfulness en mindful parenting bij de deelnemers. Ondanks dat de verhoging van mindfulness en mindful parenting zich niet vertaalde in meer zelfcompassie en minder ouderlijke stress, dysfunctionele opvoedgedragingen en probleemgedrag van de peuter, wordt verwacht dat deze effecten wel zullen worden gevonden bij een grotere steekproef en na een kritische aanpassing van de Mindful met je peuter training. Tenslotte bleek de werkbaarheid en haalbaarheid van deze training groot en liet 91 procent van de deelnemers op ten minste één onderzocht domein vooruitgang zien.

(29)

29

LITERATUUR

Achenbach, T. M., & Ruffle, T. M. (2000). The Child Behavior Checklist and related forms for assessing behavioral/emotional problems and competencies. Pediatrics in Review, 21, 265-271.

doi:10.1542/pir.21-8265

Altmaier, E., & Maloney, R. (2007). An initial evaluation of a mindful parenting program. Journal of Clinical Psychology, 63, 1231-1238. doi:10.1002/jclp.20395

Arney, F., Rogers, H., Baghurst, P., Sawyer, M., & Prior, M. (2008). The reliability and validity of the Parenting Scale for Australian mothers of preschool-aged children. Australian Journal of Psychology, 60, 44-52. doi:10.1080/000439530701458076

Arnold, D. S., O'Leary, S. G., Wolff, L. S., & Acker, M. M. (1993). The Parenting Scale: a measure of dysfunctional parenting in discipline situations. Psychological Assessment, 5, 137. doi:10.1037/1040

3590.5.2.137

Baer, R. A. (2003). Mindfulness training as a clinical intervention: A conceptual and empirical review.

Clinical psychology: Science and practice, 10, 125-143. doi: 10.1093/clipsy/bpg015

Baer, R. A., Smith, G. T., Lykins, E., Button, D., Krietemeyer, J., Sauer, S., ... & Williams, J. M. G. (2008). Construct validity of the Five Facet Mindfulness Questionnaire in meditating and nonmeditating samples. Assessment, 15, 329-342. doi:10.1177/1073191107313003

Baumrind, D. (1968). Authoritarian vs. authoritative parental control. Adolescence, 3, 255.

Belsky, J. (1984). The determinants of parenting: A process model. Child development, 83-96.

Bögels, S. M., Hellemans, J., van Deursen, S., Römer, M., & van der Meulen, R. (2014). Mindful parenting in mental health care: effects on parental and child psychopathology, parental stress, parenting, coparenting, and marital functioning. Mindfulness, 5, 536-551. doi:10.1007/s12671-013-0209-7

Bögels, S. M., Lehtonen, A., & Restifo, K. (2010). Mindful parenting in mental health care. Mindfulness, 1, 107-120. doi:10.1007/s12671-010-0014-5

Bögels, S., & Restifo, K. (2014). Mindful parenting. A guide for mental health practitioners.

doi:10.1007/s12671-013-0209-7

Brock, de, A. J. L. L., Gerris, J. R. M., & Vermulst, A. A. (1992). NOSI, Nijmeegse Ouderlijke Stress Index [Parenting stress index: manual]. Lisse: Swets en Zeitlinger

Brown, K. W., & Ryan, R. M. (2003). The benefits of being present: mindfulness and its role in psychological well-being. Journal of personality and social psychology, 84, 822.

doi:10.1037/0022-3514.84.4.822

Brown, K. W., Ryan, R. M., & Creswell, J. D. (2007). Mindfulness: Theoretical foundations and evidence for its salutary effects. Psychological Inquiry, 18, 211–237.

Clark, K. E., & Ladd, G. W. (2000). Connectedness and autonomy support in parent–child relationships: Links to children's socioemotional orientation and peer relationships. Developmental psychology, 36,

485. doi:10.1037/0012-1649.36.4.485

(30)

30

Duncan, L. G. (2007). Assessment of mindful parenting among parents of early adolescents: Development and validation of the Interpersonal Mindfulness in Parenting scale (Doctoral dissertation, The Pennsylvania

State University).

Duncan, L. G., & Bardacke, N. (2010). Mindfulness-based childbirth and parenting education: promoting family mindfulness during the perinatal period. Journal of Child and Family Studies, 19, 190-202.

doi:10.1007/s10826-009-9313-7

Duncan, L. G., Coatsworth, J. D., & Greenberg, M. T. (2009). A model of mindful parenting: Implications for parent–child relationships and prevention research. Clinical child and family psychology review, 12,

255-270. doi:10.1007/s10567-009-0046-3

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

Gouveia, M. J., Carona, C., Canavarro, M. C., & Moreira, H. (2016). Self-compassion and dispositional mindfulness are associated with parenting styles and parenting stress: The mediating role of mindful parenting. Mindfulness, 7, 700-712. doi:10.1007/s12671-016-0507-y

Gross, D., Fogg, L., & Tucker, S. (1995). The efficacy of parent training for promoting positive parent— toddler relationships. Research in nursing & health, 18, 489-499. doi:10.1002/nur.4770180605

Hackshaw, A. (2008). Small studies: strengths and limitations. European Respiratory Journal, 32, 1141-1143.

doi:10.1183/09031936.00136408

Hans, S. L., Thullen, M., Henson, L. G., Lee, H., Edwards, R. C., & Bernstein, V. J. (2013). Promoting positive mother–infant relationships: A randomized trial of community doula support for young mothers. Infant Mental Health Journal, 34, 446-457. doi:10.1002/imhj.21400

IJzendoorn, van, M. H. (1994). Gehechtheid van ouders en kinderen: intergenerationele overdracht van

gehechtheid in theorie,(klinisch) onderzoek en gevalsbeschrijvingen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Jacobson, N. S., & Truax, P. (1991). Clinical significance: a statistical approach to defining meaningful change in psychotherapy research. Journal of consulting and clinical psychology, 59, 12.

Kabat-Zinn, J. (1994). Wherever you go, there you are: Mindfulness meditation in everyday life.

New York: Hyperion.

Kabat-Zinn, J., & Kabat-Zinn, M. (1997). Everyday blessings: The inner work of mindful parenting. New York: Hyperion

Kazdin, A. E. (1997). Parent management training: Evidence, outcomes, and issues. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 36, 1349-1356. doi:10.1097/00004583-199710000-00016

Keenan, K., & Wakschlag, L. S. (2000). More than the terrible twos: The nature and severity of behavior problems in clinic-referred preschool children. Journal of abnormal child psychology, 28, 33-46.

doi:10.1023/A:1005118000977

Lazarus, R. S., & Folkman, S. (1984). Stress, appraisal, and coping.. New York: Springer. doi:10.1007/978-

1-4419-1005-9_215

Lee, J., Semple, R. J., Rosa, D., & Miller, L. (2008). Mindfulness-based cognitive therapy for children: Results of a pilot study. Journal of Cognitive Psychotherapy, 22, 15-28. doi:10.1891/0889.8391.22.1.15

(31)

31

Maccoby, E. E. (2000). Parenting and its effects on children: On reading and misreading behavior genetics. Annual review of psychology, 51(1), 1-27. doi:10.1146/annurev.psych.51.1.1

MacDonald, E. E., & Hastings, R. P. (2010). Mindful parenting and care involvement of fathers of children with intellectual disabilities. Journal of Child and Family Studies, 19, 236-240.

doi:10.1007/s10826-008-9243-9

Miron, D., Lewis, M. L., & Zeanah, C. H. (2009). Clinical use of obser-vational procedures in early

childhood relationship assessment. In C. H. Zeanah (Ed.), Handbook of infant mental health (pp. 252–

265). New York: Guilford.

Moorey, S., & Didonna, F. (2011). Clinical Handbook of Mindfulness. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 39, 125. doi:10.1007/978-0-387-09593-6

Moreira, H., Carona, C., Silva, N., Nunes, J., & Canavarro, M.C. (2015). Exploring the link between maternal attachment‐ related anxiety and avoidance and mindful parenting: the mediating role of self‐ compassion. Psychology and Psychotherapy: Theory, Research and Practice,89(4), 369-384

doi:10.1111/papt.12082

Neff, K. D. (2003). The development and validation of a scale to measure self-compassion. Self and identity, 2, 223-250. doi:10.1080/15298860390209035

O'Brien, M. (1996). Child-rearing difficulties reported by parents of infants and toddlers. Journal of Pediatric Psychology, 21, 433-446.

Oord, van der, S., Bögels, S. M., & Peijnenburg, D. (2012). The effectiveness of mindfulness training for children with ADHD and mindful parenting for their parents. Journal of child and family studies, 21,

139-147. doi:10.1007/s10826-011-9457-0

Parent, J., McKee, L. G., Rough, J. N., & Forehand, R. (2016). The association of parent mindfulness with parenting and youth psychopathology across three developmental stages. Journal of abnormal child psychology, 44, 191-202. doi:10.1007/s10802-015-9978-x

Perez-Blasco, J., Viguer, P., & Rodrigo, M. F. (2013). Effects of a mindfulness-based intervention on psychological distress, well-being, and maternal self-efficacy in breast-feeding mothers: results of a pilot study. Archives of women's mental health, 16, 227-236. doi:10.1007/s00737-013-0337-z

Pfiffner, L. J., & Haack, L. M. (2014). Behavior management for school-aged children with ADHD. Child

and adolescent psychiatric clinics of North America, 23, 731-746. doi:10.1016/j.chc.2014.05.014

Potharst, E. S., Aktar, E., Rexwinkel, M., Rigterink, M., & Bögels, S. M. (2017). Mindful with your baby: Feasibility, acceptability, and effects of a mindful parenting group training for mothers and their babies in a mental health context. Mindfulness, 1-15. doi:10.1007/s12671-017-0699-9

Prinzie, P. (2004). Externaliserend probleemgedrag en opvoeding bij kinderen van vier tot negen jaar. Kind

en adolescent, 25, 55-67. doi:10.1007/BF03060907

Rinaldi, C. M., & Howe, N. (2012). Mothers’ and fathers’ parenting styles and associations with toddlers’ externalizing, internalizing, and adaptive behaviors. Early Childhood Research Quarterly, 27, 266-273.

(32)

32

Psychiatry, 150, 443-458.

Segal, Z. V., Williams, J. M. G., & Teasdale, J. D. (2012). Mindfulness-based cognitive therapy for depression.

New York: Guilford Press.

Siegel, D., & Hartzell, M. (2004). Parenting from the inside out. USA: Penguin Group

Singh, N. N., Lancioni, G. E., Winton, A. S., Fisher, B. C., Wahler, R. G., Mcaleavey, K., ... & Sabaawi, M. (2006). Mindful parenting decreases aggression, noncompliance, and self-injury in children with autism. Journal of Emotional and Behavioral Disorders, 14, 169-177.

Welzijn, volksgezondheid en gezin. (2016). JOnG!-Geboortecohorte: kencijfers opvoeding en gezin bij kinderen van 30-36 maanden. Geraadpleegd van

http://steunpuntwvg.be/images/rapporten-en-werknotas/rapport-opvoedinggezincohorte0_18m36m-samenvatting

Williams, K. L., & Wahler, R. G. (2010). Are mindful parents more authoritative and less authoritarian? An analysis of clinic-referred mothers. Journal of Child and Family Studies, 19, 230-235.

(33)

33 Appendix A: Resultaten reliable change index

* = significante RCI (p<.05)

TMFQ-SF IEM-P NOSIK PS CBCL SCS-SF

Mindfulness Mindful Parenting Ouderlijke stress Opvoedstijlen Probleemgedrag Zelfcompassie

Case VM NM RCI VM NM RCI VM NM RCI VM NM RCI VM NM RCI VM NM RCI 1 71 81 -1.86* - - - 65 74 -.41 88 81 .58 28 28 0 13 15 -.77 2 60 76 -2.97* 32 36 -.85 64 74 -.83 68 73 -.41 21 14 .69 5 8 -1.16 3 71 100 -5.39* 30 46 -3.38* 115 68 4* 46 47 -.08 24 7 1.68 4 11 -2.07* 4 60 79 -3.53* 31 37 -1.27 98 94 .14 89 84 .41 18 26 -.79 9 12 -1.16 5 62 77 -2.79* 33 38 -1.06 127 124 .55 117 107 .82 56 40 5.8* 9 14 -1.93 6 81 83 -.37 28 34 -1.27 59 66 -.14 72 114 -3.45* 6 18 -1.18 4 15 -4.25* 7 47 72 -4.64* 32 36 -.85 103 96 .97 75 72 .25 53 39 1.38 5 13 -3.09* 8 - - - 41 45 -.85 39 55 -2.21* 60 58 .16 22 14 .79 17 11 3.09* 9 86 89 -.56 37 37 0 76 74 .28 122 79 3.53* 16 15 .10 15 18 -1.16 10 80 84 -.74 35 37 -.42 78 104 -3.6* 112 87 2.22* 34 23 1.09 9 5 1.54 11 61 76 -2.78* 34 36 -.42 87 62 3.45* - - - 8 12 -1.54 12 52 64 -2.23* 20 21 -.21 174 133 5.66* - - - 27 17 .99 4 7 1.16

(34)

34 Appendix B: Evaluatie

Evaluatie van de Mindful met je Peuter training bij de nameting

Vraag Ja Nee Heb je het gevoel dat je iets van blijvende waarde of belangrijks

hebt geleerd door het volgen van deze training? 11 (100%) 0 (0%) Heb je aanpassingen gedaan in je levensstijl, of de zorgen voor

je kind(eren), als gevolg van de training?

11 (100%) 0 (0%) Ben je jezelf meer bewust geworden van de manier waarop je

met je kind omgaat als gevolg van de training? 11 (100%) 0 (0%) Heb je de intentie om te blijven oefenen met de formele

meditaties (bodyscan, zitmeditatie, drie minuten ademruimte, loopmeditatie)?

11 (100%) 0 (0%) Was de training in voldoende mate een antwoord op jouw

hulpvraag? 10 (90.9%) 1 (9.1%) Hoe vaak per week heb je gemiddeld geoefend met de

meditaties, tijdens deze 8 weken durende training?

Nooit 0 (0%) 1-2 keer 1 (9.1%) 3-4 keer 5 (45.5%) 5-7 keer 5 (45.5%) Hoe vaak besteed je bewust aandacht aan je kind op

momenten dat je samen bent, in vergelijking met voor de training? Minder dan ervoor 0 (0%) Evenveel dan ervoor 6 (54.5%)

Meer dan ervoor 4 (36.4%)

Veel meer dan ervoor 1 (9.1%) Is er als gevolg van de Mindful met je peuter training, iets

veranderd in de volgende zaken?

Negatief Geen Enig positief Positief Weten hoe ik beter voor mezelf kan zorgen 0 (0%) 1 (9.1%) 5 (45.5%) 5 (45.5%)

Daadwerkelijk beter voor mezelf zorgen 0 (0%) 1 (9.1%) 7 (63.6%) 3 (27.3%)

Het bewust opmerken van stressvolle opvoedingssituaties terwijl ze zich voordoen

0 (0%) 2 (18.2%) 5 (45.5%) 4 (36.4%) Hoe vaak ik last heb van stress in de zorg of de opvoeding

van mijn kind(eren) 0 (0%) 4 (36.4%) 5 (45.5%) 2 (18.2%) Hoe intens de gevoelens van stress zijn die ik ervaar bij de

zorg voor of de opvoeding van mijn kind(eren) 0 (0%) 4 (36.4%) 4 (36.4%) 3 (27.3%) Omgaan met emoties (boosheid, verdriet, angst) tijdens de

zorg voor / opvoeding van mijn kind(eren)

0 (0%) 1 (9.1%) 6 (54.5%) 4 (36.4%) Het vermogen om passend te handelen tijdens stressvolle

opvoedingssituaties

0 (0%) 1 (9.1%) 8 (72.7%) 2 (18.2%) Tevreden zijn met het contact/de relatie met mijn

kind(eren)

0 (0%) 1 (10%) 7 (63.6%) 3 (27.3%) Vertrouwen hebben in jezelf als ouder 0 (0%) 2 (18.2%) 5 (45.5%) 4 (36.4%) Het ervaren van hoop als ouder 0 (0%) 2 (20%) 6 (54.5%) 3 (27.3%) Me bewust zijn van gevoelens van stress in mijn leven (los

van de zorg voor en de opvoeding van mijn kind(eren)

0 (0%) 2 (20%) 5 (45.5%) 4 (40%) Hoogst beoordeelde oefening Drie minuten adem pauze

Laagst beoordeelde oefening Loopmeditatie

Likert scale lopend van 1 (niet belangrijk) tot 10 (enorm belangrijk)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The intention of this as to send a political message from local stakeholders to the COM to signal that reform was not only necessary, but also winnable in the political

Uit de GDR sessies kwamen drie thema’s naar voren die vrijwilligers belangrijk vinden én waar zij tevreden over zijn en vijf thema’s die zij belangrijk vinden maar waar zij

responder process needs to be transformed based on the assumption that there will be still further interaction between sender and receiver processes. As is shown in Fig. The while

An additional finding was that levels of parenting stress have strong associations with child psychopathology, and that different associations for mothers and fathers came to

According to Ballaert (2015a, 2017), the Commission staff determines based on policy characteristics, such as salience and complexity, which kind of deficits it faces in the policy

The dominant livelihood strategies and aspirations of smallholder coffee producers in Chanchamayo in Peru include: (1) joining a cooperative and tapping into the market segments

We examined the potential mediating effect of subtypes of grief rumination in the association between self-compassion and levels of prolonged grief (model 1), depression (model 2),

This was done by observing for how long rail signallers showed behaviours that were linked to observation, manual actions, planning behaviour, communication with team members