• No results found

Sociale angst op Facebook : de lading van Facebookberichten en hoe dit van invloed is op hoe men door anderen beoordeelt wordt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociale angst op Facebook : de lading van Facebookberichten en hoe dit van invloed is op hoe men door anderen beoordeelt wordt"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sociale Angst op Facebook

De lading van Facebookberichten en hoe dit van invloed is op hoe men door

anderen beoordeelt wordt.

Masterthese Klinische Psychologie Auteur: M.E. Santosa Bsc

November 2016

Begeleider: dr. K.F.L. Dijk Universiteit van Amsterdam

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

1. Introductie ... 4

1.1 Het huidig onderzoek ... 6

2. Methode ... 7

2.1 Participanten ... 7

2.2 Metingen ... 7

2.2.1 Social Interaction Anxiety Scale (SIAS) ... 7

2.2.2 Beck Depression Inventory (BDI) ... 8

2.2.3 Onafhankelijke beoordelaars ... 8

2.3 Procedure ... 9

3. Resultaten ... 10

3.1 Statistische analyses ... 10

3.2 Beschrijvende statistieken ... 11

3.3 Hypothese 1: De geposte Facebookberichten zullen negatiever geladen zijn naar mate men sociaal angstiger is. ... 11

3.4 Hypothese 2: De relatie tussen sociale angst en de lading van Facebookberichten wordt versterkt door de mate van depressie. ... 12

3.5 Hypothese 3: Men wordt negatiever beoordeeld door anderen naar mate men negatievere Facebookberichten plaatst. ... 13

3.6 Hypothese 4: Men wordt negatiever beoordeeld naar mate men sociaal angstiger is. ... 14

4. Discussie en Conclusie... 14

4.1 Tekortkomingen ... 16

4.2 Conclusie ... 17

(3)

Abstract

Eerder onderzoek wijst uit dat mensen met sociale angst wellicht afwijkende Facebookberichten posten. In dit onderzoek werd gekeken of dit het geval is en of men hierdoor negatiever beoordeelt wordt door anderen. Er is specifiek gekeken of de Facebookberichten negatiever of minder positief geladen zijn naarmate men sociaal angstiger is. Daarnaast is gekeken of depressie de relatie tussen sociale angst en de lading van Facebookberichten versterkt. Ook is onderzocht of het posten van negatieve of minder positieve Facebookberichten tot een negatievere beoordeling leidt. Tot slot werd gekeken of men negatiever beoordeeld werd naar mate men sociaal angstiger was. Er is geen relatie gevonden tussen sociale angst en negatieve lading van Facebookberichten. Wel is gebleken dat sociale angst een minder positieve lading van Facebookberichten voorspelt. Depressie blijkt de relatie tussen sociale angst en de lading van de Facebookberichten niet te versterken. Zowel een minder positieve lading als een negatieve lading van Facebookberichten zijn voorspellers gebleken van een negatievere beoordeling. Tot slot is gebleken dat sociale angst geen voorspeller is van afwijzing. Dit onderzoek heeft meer inzicht gegeven in hoe mensen met een sociale angst online communiceren.

(4)

1. Introductie

Tegenwoordig vind een groot deel van de sociale interactie online plaats. Ruim 90% van de Nederlanders is dan ook actief op de sociale media (Centraal Bureau van de Statistieken, 2013). Facebook is hierbij een van de grootste sociale media platforms en bestaat momenteel uit meer dan 1 biljoen gebruikers (Facebook Newsroom, 2015). Met behulp van Facebook kan de gebruiker updates en foto’s posten om zo zijn Facebookvrienden op de hoogte te houden van zijn dagelijkse bezigheden. Ook maakt Facebook het mogelijk om via vrienden in contact te komen met andere bekenden, wat gunstig kan zijn voor het vergroten van het sociale netwerk.

In sommige gevallen verkiest men zelfs het gebruik van een platform zoals Facebook als communicatiemiddel boven het persoonlijk contact. Voornamelijk omdat men zich middels online contact meer op zijn gemak voelt, dit lijkt vooral het geval te zijn voor mensen met sociale angst (Weidman et al., 2012). Deze groep gebruikt een online medium als Facebook mogelijk ter sociale compensatie, aangezien persoonlijk contact vanwege het sociaal ongemak vaak niet veel sociale contacten oplevert (Valkenburg & Peter, 2009). Bij het posten van een Facebookbericht heeft men de tijd om na te denken over de inhoud van de post, waardoor men meer controle lijkt te ervaren over hoe men op anderen overkomt (Valkenburg & Peter, 2009; Shepherd & Edelman, 2005). Het lijkt echter zo te zijn dat men deze sociale controle enigszins overschat, recentelijk is namelijk gebleken dat het Facebookprofiel een goede weergave lijkt te zijn van de persoonlijkheid van de gebruiker (Back et al., 2010). In het onderzoek van Fernandez et al (2012) wist men namelijk onderscheid te maken tussen de Facebookprofielen van mensen met een hoge en een lage vorm van sociale angst. Dit onderscheid werd gemaakt aan de hand van de persoonlijke informatie sectie en de geposte Facebookberichten. Het lijkt er dan ook op dat sociale angst

(5)

Deze waarneming heeft mogelijk tot gevolg dat mensen met sociale angst negatiever beoordeeld worden op Facebook. Mensen met een sociale angst posten wellicht Facebookberichten die inhoudelijk gezien afwijkend zijn. Zo is het mogelijk dat de Facebookberichten van sociaal-angstigen anders geladen zijn dan de geposte berichten van niet sociaal-angstigen. Sociale angst gaat namelijk in veel gevallen gepaard met een laag zelfvertrouwen (van Tuijl, de Jong, Sportel, de Hullu & Nauta, 2014). Van mensen met een laag zelfvertrouwen is bekend dat de inhoud van de Facebookberichten vaak laag in positiviteit en hoog in negativiteit zijn (Forest & Wood, 2015). Dit heeft tot gevolg dat mensen met een laag zelfvertrouwen, op basis van hun Facebookberichten negatiever beoordeeld worden (Forest & Wood, 2012). Gezien het verband tussen zelfvertrouwen en sociale angst is het mogelijk dat ook sociaal-angstigen zich op Facebook negatiever of minder positief uiten dan anderen, met wellicht afwijzing tot gevolg. De lading van het Facebookbericht zou daarom wellicht van belang kunnen zijn voor het vormen van een oordeel over de betreffende Facebookgebruiker (Forest & Wood, 2012). Bovendien is bekend dat sociaal-angstigen een verhoogd negatief affect hebben, een verminderde kwaliteit van slaap en minder sociale steun van hun omgeving ervaren (Watson, Clark & Carey, 1988; Stein, Kroft & Walker, 1993; Torgrud, 2004). Deze omstandigheden maken het aannemelijk dat sociaal-angstigen eerder geneigd zijn om zich online negatief of minder positief te uiten.

Sociale angst en depressie komen daarnaast vaak samen voor (Stein et al., 2001). Dit is wellicht van belang omdat blijkt dat individuen met een depressieve stoornis de neiging hebben om zich tijdens gesprekken meer negatief te uiten (Levin, Hall, Knight, & Alpert, 1985). Zo wordt tijdens die gesprekken meer de nadruk gelegd op het verdriet wat men op dat moment voelt en minder op de goede dingen die men meemaakt (Segrin, 2000). Het is daarom interessant om te kijken of depressie invloed heeft op de lading van de Facebookberichten die door mensen met sociale angst gepost worden.

(6)

1.1 Het huidig onderzoek

Het is mogelijk dat Facebook niet dezelfde sociale voordelen teweeg brengt voor mensen met een sociale angst als voor mensen zonder deze angst. Sociaal-angstigen uiten zich wellicht negatiever op Facebook in vergelijking met niet sociaal-angstigen. Dit zou kunnen leiden tot een negatieve evaluatie door potentiële sociale contacten, zij zijn hierdoor wellicht minder geneigd om mensen met een sociale angst op een vriendschappelijke manier te benaderen. Deze sociale afwijzing heeft mogelijk tot gevolg dat men een minder grote sociale netwerk op kan bouwen.

Om dit te onderzoeken wordt eerst gekeken of de Facebookberichten negatiever of minder positief geladen zijn naarmate men sociaal angstiger wordt bevonden. Hierbij wordt verwacht dat de Facebookberichten negatiever en minder positief qua inhoud worden beoordeeld naar mate men sociaal angstiger is. Ook wordt er gekeken of depressie de relatie tussen sociale angst en de lading van Facebookupdates versterkt. Er wordt hierbij verwacht dat de relatie tussen sociale angst en de lading van de Facebookupdates gemedieerd wordt door de ernst van de depressieve symptomen. Verder wordt onderzocht of men door anderen negatiever beoordeeld wordt naar mate men negatievere en minder positieve Facebookberichten post. Er wordt hierbij verwacht dat het posten van negatieve en minder positieve Facebookberichten samenhangt met een negatieve beoordeling van anderen. Tot slot wordt er gekeken of sociale angst afwijzing voorspelt. Hierbij wordt verwacht dat men als negatiever beoordeeld wordt naar mate men sociaal angstiger bevonden wordt.

(7)

2. Methode

2.1 Participanten

Aan dit onderzoek deden 105 deelnemers mee. Hiervan deden er 84 vrouwen en 21 mannen mee. De deelnemers konden zich online aanmelden voor dit onderzoek. Het onderzoek vormde een onderdeel van het curriculum van de Universiteit van Amsterdam en men ontving daarom na deelname één proefpersoon punt. Deelnemers met scores die binnen 25% van de hoogste of laagste scores vielen op de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS) werden uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Daarnaast was het voor dit onderzoek vereist om een Facebook profiel te hebben, de eerste tien Facebookberichten werden gebruikt voor het onderzoek. Er is een indicatie dat mensen met een sociale angst voornamelijk passief gebruik maken van Facebook, hierdoor posten zij mogelijk minder berichten op Facebook (Erwin, Turk, Heimber, Fresco & Hantula, 2004). De mate van sociale angst is een belangrijke variabele in dit onderzoek, om zo min mogelijk relevante data te verliezen is er dan ook voor gekozen om zes deelnemers met minder dan tien Facebookberichten op te nemen in het onderzoek. Bij twee van de 105 deelnemers ontbraken zowel de SIAS score als de Becks Depression Inventory (BDI) score. Om die reden is besloten om deze deelnemers uit te sluiten van het onderzoek.

2.2 Metingen

2.2.1 Social Interaction Anxiety Scale (SIAS)

De mate van sociale angst werd met behulp van de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS; Mattick & Clarke, 1998) bij de deelnemers gemeten. Deze vragenlijst bestaat uit twintig stellingen en men kan met behulp van een 5-punts Likertschaal aangeven in welke mate de gegeven stelling op hen van toepassing is. De Likertschaal loopt van 0 tot 4, waarbij

(8)

0 ‘helemaal niet van toepassing of waar voor mij’ en 4 ‘helemaal van toepassing of waar voor mij betekend. Een voorbeeld van één van de stellingen is ‘ Ik word nerveus als ik een bekende tegenkom op straat’. De SIAS heeft een cut off waarde van 36, dit houdt in dat men met en score van 36 of hoger een vorm van sociale angst heeft (Peters, 2000).

2.2.2 Beck Depression Inventory (BDI)

De ernst van de depressie werd gemeten met behulp van de BDI (Beck et al., 1961). Deze vragenlijst bestaat uit 21 items en men heeft daarbij per item de keuze uit vier stellingen. Het is de bedoeling dat men van die vier stellingen één stelling uitkiest wat het meest op hen van toepassing is. Men kan bij één van de items bijvoorbeeld kiezen uit: ‘Ik word niet sneller moe dan anders’, ‘Ik word eerder moe dan anders’, ‘ Ik wordt moe van bijna alles wat ik doe’ of ‘Ik ben te moe om ook maar iets te doen’. Men kan hierbij maximaal een score van drieënzestig krijgen, hoe hoger de score hoe erger de depressieve symptomen. Een score van 0-13 geeft een minimale ernst van depressieve symptomen aan, een score van 14-19 een milde ernst, een score van 20-28 een matige ernst en een score van 29-63 een hoge ernst (Osman, Barrios, Gutierrez, Williams & Bailey, 2008).

2.2.3 Onafhankelijke beoordelaars

De Facebookberichten werden in willekeurige volgorde getoond aan drie onafhankelijke beoordelaars, zodat niet bekend was van welke deelnemer de updates afkomstig waren. Om eventuele observeerbias uit te sluiten hebben alle beoordelaars een tweedaagse training gevolgd met als doel het voldoende verhogen van de Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Uit de Intraclass Correlatie Coëfficiënt (ICC) is gebleken dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid voor positieve lading (α=.89) en negatieve lading (α=.95) zeer goed was.

(9)

Geladenheid. De geladenheid van een update werd wederom vastgesteld door drie

beoordelaars. Dit werd gedaan met behulp van twee vragen: ‘Hoe positief zijn de updates?’ en ‘ Hoe negatief zijn de updates?’. Men gaf antwoord op een 5-punts Likertschaal die loopt van 0 (‘helemaal niet’) tot 4 (‘heel veel). Er is in een eerder onderzoek een pilotstudie uitgevoerd met deze vragenlijst. Hiervan zijn de meest betrouwbare vragen geselecteerd en gebruikt voor dit onderzoek. Voor meer informatie zie de masterthese van, van Kaathoven, 2013).

Beoordeling. Om te bepalen hoe de deelnemers beoordeeld werden door anderen, werd door

drie onafhankelijke beoordelaars een vragenlijst ingevuld. Voorbeelden van deze vragen waren: ‘ Hoe leuk vind je deze persoon?’ en ‘ Zou jij met deze persoon om willen gaan’. De beoordelaars beantwoordden deze vragen op een 5-punts Likertschaal van 0 (‘helemaal niet’) tot 4 (‘heel veel). Er is een pilotstudie uitgevoerd met deze vragenlijst. Hiervan zijn wederom de meest betrouwbare vragen geselecteerd en gebruikt voor dit onderzoek. Voor meer informatie zie de masterthese van, van Kaathoven, 2013.

2.3 Procedure

Via de website van de Universiteit van Amsterdam konden deelnemers zich opgeven om mee te doen aan het onderzoek. Vervolgens werd men doorgelinkt naar een pagina waar men gevraagd werd om online een aantal vragenlijsten in te vullen, waaronder de SIAS (Mattick & Clarke, 1998) en de BDI (Beck, Ward, Mendelson, Mock & Erbaugh, 1961)1. Naderhand werd toestemming gevraagd voor het downloaden van de persoonlijke Facebookberichten. De deelnemers die hier toestemming voor gaven werden doorverwezen naar een Facebook account speciaal aangemaakt voor dit onderzoek. Om toegang te krijgen tot het Facebookprofiel van de deelnemer werd vervolgens gevraagd of men het onderzoekaccount

1Naast de SIAS en BDI, zijn er meerdere vragenlijsten afgenomen. De data van deze vragenlijsten zijn echter niet

(10)

toe kon voegen aan zijn of haar vriendenlijst op Facebook.

3. Resultaten

3.1 Statistische analyses

In de eerste hypothese werd gekeken of de geposte Facebookberichten negatiever geladen zijn naar mate men sociaal angstiger is. In het onderzoek werd er gebruik gemaakt van de gemiddelde negatieve lading en positieve lading. Hoe hoger de score, hoe positiever/negatiever de lading van de Facebook post. Deze score werd vervolgens in het onderzoek meegenomen als een continue variabele. Voor het toetsen van de eerste hypothese werden twee regressie analyses uitgevoerd met de gemiddelde mate van sociale angst als predictor en de lading als de afhankelijke variabele.

Om te onderzoeken of de relatie tussen sociale angst en de geladenheid versterkt wordt door de mate van depressie (hypothese 2) werden twee multiple lineaire regressie analyses uitgevoerd. Hiermee werd gekeken of er een interactie is tussen sociale angst en depressie. Voorafgaand aan de analyses zijn de variabelen, sociale angst en depressie eerst gecentreerd. Er werden twee aparte analyses uitgevoerd, waarvan één met negatieve lading als afhankelijke variabele en een met positieve lading als afhankelijke variabele. De mate van depressie en sociale angst zijn hierbij de predictoren.

De derde hypothese, waarin gesteld werd dat men negatiever beoordeeld wordt door anderen naar mate men negatievere Facebookberichten plaatst, werd getoetst middels twee regressie analyses met de lading als predictor en de beoordeling als afhankelijke variabele. In de data-analyse werd gebruik gemaakt van de gemiddelde beoordelingsscore. Deze score werd als continue variabele in het onderzoek verwerkt.

(11)

In de vierde hypothese werd onderzocht of men negatiever beoordeeld wordt naar mate men sociaal angstiger is. Deze hypothese werd getoetst middels een regressie analyse met de sociale angst als predictor en de beoordeling als afhankelijke variabele.

3.2 Beschrijvende statistieken

Voor het uitvoeren van de analyses is er eerst gekeken naar de kenmerken van sociale angst en depressie. Deelnemers hadden een gemiddelde angstscore van 17.39 (SD=11.99) en een gemiddelde depressiescore van 28.23 (SD=2.28). Om te kijken of sociale angst en depressie correleren met elkaar, en daarom mogelijk invloed uitoefenen op elkaar, is er eerst gekeken of de SIAS en BDI met elkaar correleren. De SIAS en BDI blijken zeer laag met elkaar te correleren (r=.231). Ook is er gekeken naar de correlatie tussen positieve lading en negatieve lading. Deze bleken een laag met elkaar te correleren (r=-.420, p<.001). Vanwege de lage correlatie tussen beide variabelen is ervoor gekozen om de positieve en negatieve lading als twee aparte constructies in de analyses op te nemen.

3.3 Hypothese 1: De geposte Facebookberichten zullen negatiever geladen zijn naar mate men sociaal angstiger is.

Met behulp van een regressieanalyse werd gekeken of sociale angst een voorspeller is van de negatieve lading van een Facebookberichten. Sociale angst blijkt geen voorspeller te zijn van de negatieve lading. De resultaten van de regressieanalyse zijn in tabel 1 te vinden.

Ook is met een regressieanalyse gekeken of sociale angst een voorspeller is van de positieve lading van Facebookberichten. Hieruit bleek dat sociale angst een significante voorspeller is van de positieve lading (p=.038). De positieve lading lijkt af te nemen naar mate de sociale angst hoger wordt. Sociale angst verklaard echter maar een klein deel van de variantie (R²=.004). De resultaten zijn te vinden in Tabel 1.

(12)

Tabel 1. Regressie-analyse met sociale angst als voorspeller van negatieve lading en positieve lading

Variabele ß F p

Negatieve lading .002 .040 .163 .687

Positieve lading .042 -.204 4.404 .038

3.4 Hypothese 2: De relatie tussen sociale angst en de lading van Facebookberichten wordt versterkt door de mate van depressie.

Er is geen hoofdeffect gevonden tussen sociale angst en negatieve lading, het is echter wel mogelijk dat er een interactie effect is. Met behulp van een multiple regressie-analyse is gekeken of depressie de relatie tussen sociale angst en negatieve lading versterkt. Er is geen hoofdeffect gevonden (p=.140). De resultaten zijn te vinden in tabel 2.

Tabel 2. Multiple regressie- analyse met depressie als versterker van de relatie tussen sociale angst en negatieve lading

Variabele B p

Sociale angst .002 .539

Depressie -.068 .084

Sociale angst*Depressie .002 .140

Middels een multiple regressie-analyse gekeken of depressie de relatie tussen sociale angst en positieve lading versterkt. Hierbij is geen hoofdeffect gevonden (p=.704). De resultaten zijn te vinden in tabel 3.

(13)

Tabel 3. Multiple regressie- analyse met depressie als versterker van de relatie tussen sociale angst en positieve lading

Variabele B p

Sociale angst -.009 .039

Depressie .028 .517

Sociale angst*Depressie -.001 .704

3.5 Hypothese 3: Men wordt negatiever beoordeeld door anderen naar mate men negatievere Facebookberichten plaatst.

Door middel van een simpele regressie-analyse is onderzocht of de negatieve lading een voorspeller is voor hoe leuk men bevonden wordt door anderen. Hieruit is gebleken dat naar mate de lading van de post negatiever wordt, men ook als minder leuk wordt beoordeeld door anderen. Negatieve lading lijkt een significante voorspeller te zijn van de beoordeling (p<.001).

Er is daarnaast met behulp van een regressie-analyse gekeken naar het verband tussen positieve lading en de beoordeling. Dit, aangezien er een verband is gevonden tussen positieve lading en sociale angst. Uit deze analyse is naar voren gekomen dat positieve lading een voorspeller is voor de beoordeling. Er is een hoofdeffect gevonden voor de relatie tussen positieve lading en de beoordeling (p<.001). Men wordt als leuker bevonden naar mate de Facebook post positiever wordt. De resultaten van beide analyses zijn te vinden in tabel 3.

Tabel 4. Regressie-analyse met negatieve lading en positieve lading als voorspeller van de beoordeling.

(14)

Negatieve lading .112 -.335 12.76 <.010

Positieve lading .257 .507 34.96 <.010

3.6 Hypothese 4: Men wordt negatiever beoordeeld naar mate men sociaal angstiger is.

Met een regressieanalyse werd gekeken of sociale angst een voorspeller is van afwijzing. Sociale angst blijkt geen voorspeller te zijn van afwijzing. De resultaten van de regressieanalyse zijn te vinden in tabel 4.

Tabel 5. Regressie-analyse met sociale angst als voorspeller van afwijzing

Variabele ß F p

Afwijzing .017 -.132 1.798 .183

4. Discussie en Conclusie

Er is in dit onderzoek geen verband gevonden tussen het posten van negatief geladen Facebookberichten en de mate van sociale angst. Ook is er gekeken naar de relatie tussen sociale angst en het posten van positief geladen Facebookberichten. Hieruit is naar voren gekomen dat een hogere mate van sociale angst een voorspeller lijkt te zijn voor een vermindering in de positieve lading van Facebookberichten. Depressie blijkt geen invloed te hebben op de relatie tussen sociale angst en de lading van de Facebookberichten. Daarnaast wordt men als minder leuk beoordeeld naar mate men negatievere of minder positieve berichten op Facebook post. Tot slot is gebleken dat sociale angst geen voorspeller is van een negatievere beoordeling, sociale angst blijkt daarom geen voorspeller te zijn van sociale afwijzing.

(15)

alleen een hoge mate van sociale angst in verband wordt gebracht met een verhoogd negatief affect (Brown, Silvia, Myin-Germeys & Kwapil, 2007). In tegenstelling tot dat onderzoek is er in het huidige onderzoek geen klinische populatie onderzocht. Het is mogelijk dat er een bepaalde drempelwaarde bereikt moet worden voordat mensen met sociale angst zich merkbaar negatiever uiten op Facebook. Dit zou mogelijk kunnen verklaren waarom er geen relatie is gevonden tussen sociale angst en het posten van Facebookberichten met een negatieve lading. Om een duidelijker algemeen beeld te krijgen van sociale angst op Facebook, zou dit in vervolgonderzoek meegenomen moeten worden.

Men post echter wel minder positieve Facebookberichten naar mate men sociaal angstiger is. Deze vinding lijkt in lijn te zijn met eerder onderzoek waarin gevonden is dat een verminderd positief affect gelinkt kan worden aan mensen met sociale angst (Brown, Chopita & Barlow, 1998). Daarnaast is bekend dat men minder snel geneigd is om positieve emoties uit te drukken naar mate men sociaal angstiger wordt bevonden, ook dit lijkt aan te sluiten bij de gevonden resultaten in dit onderzoek (Turk, Heimberg, Luterek, Mennin & Fresco, 2005). Een verminderde positieve lading lijkt daarom een kenmerk te zijn waarin mensen met een sociale angst zich online onderscheiden van mensen zonder deze vorm van angst.

Depressie is geen versterkende factor gebleken bij de relatie tussen sociale angst en de lading van de geposte Facebookberichten. In een eerdere studie van Kashdan en Roberts (2007) is naar voren gekomen dat de negatieve correlatie tussen sociale angst en positief affect in stand blijft, ook nadat er gecontroleerd werd voor depressie. De bevindingen in dit onderzoek lijken hierop aan te vullen, ook bij communicatie online blijkt de relatie tussen sociale angst en de lading van het bericht onafhankelijk te zijn van de mate van depressie. Ondanks dat depressie vaak samen gaat met sociale angst, lijkt dit geen invloed te hebben op zowel de positieve als negatieve lading van de Facebookberichten die gepost worden.

(16)

men negatievere of minder positieve Facebookberichten post. Dit komt overeen met eerder onderzoek waarin men negatiever beoordeeld wordt naar mate men negatievere Facebookberichten plaatst (Forest & Wood). Gezien de gevonden relatie tussen beoordeling en het posten van negatieve en minder positieve Facebookberichten is het aannemelijk dat er ook een relatie is tussen sociale angst en de beoordeling. Dit blijkt echter niet het geval, mensen met sociale angst lijken daarom, afgezien van het posten van minder positieve Facebookberichten, geen sociale afwijzing uit te lokken op Facebook. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding is wellicht het ontbreken van het non-verbale gedrag tijdens online communicatie. Sociale angst gaat vaak gepaard met een aantal non-verbale gedragingen waaronder blozen, trillen en verminderd oogcontact (Glass & Furlong, 1990). Het non-verbale gedeelte van communicatie is daarom mogelijk een belangrijk onderdeel voor het vormen van een oordeel over een persoon.

4.1 Tekortkomingen

Tijdens het opzetten van dit onderzoek is rekening gehouden met zoveel mogelijk factoren die het resultaat mogelijk zouden kunnen beïnvloeden, er zijn echter wat mogelijke tekortkomingen. Eén van de aantekeningen die bij het huidig onderzoek gemaakt kan worden is dat er geen rekening is gehouden met de tijdsspan waarin de Facebookberichten gepost zijn. Er is voor gekozen om de tien meest recente Facebookberichten mee te nemen in het onderzoek. Het kan daarom zo zijn dat er een groot tijdsverschil is tussen de ene post en het andere en dit is wellicht van invloed geweest op de resultaten. Sociale angst kan een grote impact hebben op het leven, waardoor men gedurende de tijdsspan van dit onderzoek, mogelijk in therapie is geweest voor de klachten (Simon, Otto, Korbly, Peters, Nicolaou & Pollack, 2002). Daarnaast is bekend dat de mate van sociale angst over de tijd kan fluctueren (Torvik et al., 2016). Dit heeft wellicht tot gevolg dat de lading van het Facebookbericht niet

(17)

correspondeert met de gemeten angstscore ten tijde van het onderzoek. Mocht dit het geval zijn dan kan er geen relatie tussen de lading van het Facebookbericht en sociale angst bepaald worden. Voor toekomstig onderzoek is het daarom interessant om rekening te houden met de tijdsspan van de geposte Facebookberichten.

Verder zijn er in het onderzoek kandidaten meegenomen met minder dan tien Facebookberichten. Hierdoor is de beoordeling bij een aantal gebaseerd op acht of minder Facebookberichten waardoor deze posts zwaarder meewegen voor de beoordeling en het bepalen van de lading. Men wordt in dat geval wellicht beoordeeld op één post, wat bepalend is voor hoe leuk men gevonden wordt en dit geeft wellicht geen algemeen beeld over die persoon.

Ook is het lastig om privé grappen te detecteren in een post, alle berichten zijn om die reden tijdens het beoordelen zo neutraal en letterlijk mogelijk benaderd. Hierdoor is het echter mogelijk dat een aantal berichten negatiever of positiever zijn beoordeeld. Dit is wellicht van invloed geweest op de gevonden relatie tussen de lading van het Facebookbericht en de beoordeling.

4.2 Conclusie

Uit het huidig onderzoek is naar voren gekomen dat er geen verband lijkt te zijn tussen de negatieve lading van Facebookberichten en sociale angst. Men wordt wel negatiever beoordeeld naar mate men negatievere Facebookberichten plaatst. Sociale angst blijkt wel een voorspeller te zijn van een minder positieve lading van Facebookberichten. De lading van de Facebookberichten blijkt verder onafhankelijk te zijn van de mate van depressie. Daarnaast wordt men als leuker beoordeeld naar mate men positievere Facebookberichten plaatst. Tot slot blijkt sociale angst geen voorspeller te zijn van afwijzing. Ondanks dat mensen met sociale angst zich ter sociale compensatie richten op Facebook en online meer sociale

(18)

controle ervaren, lijkt het erop dat sociale angst invloed heeft op de Facebookberichten die men post. Deze afwijkende Facebookberichten lijken echter niet te resulteren in sociale afwijzing. De gevonden inhoudelijke verschillen geven meer inzicht in de online communicatie stijl van sociaal-angstigen.

(19)

5. Referenties

Back, M. D., Stopfer, J. M., Vazire, S., Gaddis, S., Schmukle, S. C., Egloff, B., & Gosling, S. D. (2010). Facebook profiles reflect actual personality, not self-idealization. Psychological science.

Brown, T. A., Chorpita, B. F., & Barlow, D. H. (1998). Structural relationships among dimensions of the DSM-IV anxiety and mood disorders and dimensions of negative affect, positive affect, and autonomic arousal. Journal of abnormal psychology, 107(2), 179.

Brown, L. H., Silvia, P. J., Myin-Germeys, I., & Kwapil, T. R. (2007). When the Need to Belong Goes Wrong The Expression of Social Anhedonia and Social Anxiety in Daily Life. Psychological Science, 18(9), 778-782.

Brown, L. H., Silvia, P. J., Myin-Germeys, I., Lewandowski, K. E., & Kwapil, T. R. (2008). The relationship of social anxiety and social anhedonia to psychometrically identified schizotypy. Journal of Social and Clinical Psychology, 27(2), 127-149.

Centraal Bureau van de Statistieken (z.j.) Opgehaald 28 februari 2016, van

http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3907-wm.htm

DePaulo, B. M., Epstein, J. A., & LeMay, C. S. (1990). Responses of the socially anxious to the prospect of interpersonal evaluation. Journal of personality, 58(4), 623-640.

(20)

Erwin, B. A., Turk, C. L., Heimberg, R. G., Fresco, D. M., & Hantula, D. A. (2004). The Internet: home to a severe population of individuals with social anxiety disorder?. Journal of anxiety disorders, 18(5), 629-646.

Facebook newsroom. (z.j.). Opgehaald 16 februari 2016, van

http://newsroom.fb.com/company-info/

Fernandez, K. C., Levinson, C. A., & Rodebaugh, T. L. (2012). Profiling Predicting Social Anxiety From Facebook Profiles. Social Psychological and Personality Science, 3(6), 706-713.

Forest, A. L., & Wood, J. V. (2012). When social networking is not working individuals with low self-esteem recognize but do not reap the benefits of self-disclosure on Facebook. Psychological science, 295-302.

Glass, C. R., & Furlong, M. (1990). Cognitive assessment of social anxiety: Affective and behavioral correlates. Cognitive Therapy and Research, 14(4), 365-384.

Kashdan, T. B. (2007). Social anxiety spectrum and diminished positive experiences: Theoretical synthesis and meta-analysis. Clinical Psychology Review, 27(3), 348-365.

Kashdan, T. B., & McKnight, P. E. (2010). The darker side of social anxiety when aggressive impulsivity prevails over shy inhibition. Current Directions in Psychological

(21)

Kashdan, T. B., Weeks, J. W., & Savostyanova, A. A. (2011). Whether, how, and when social anxiety shapes positive experiences and events: A self-regulatory framework and treatment implications. Clinical Psychology Review, 31(5), 786-799.

Levin, S., Hall, J. A., Knight, R. A., & Alpert, M. (1985). Verbal and nonverbal expression of affect in speech of schizophrenic and depressed patients.Journal of abnormal

psychology, 94(4), 487.

Meleshko, K. G., & Alden, L. E. (1993). Anxiety and self-disclosure: toward a motivational model. Journal of personality and social psychology, 64(6), 1000.

Rodebaugh, T. L. (2009). Social phobia and perceived friendship quality.Journal of anxiety

disorders, 23(7), 872-878.

Segrin, C. (2000). Social skills deficits associated with depression. Clinical psychology

review, 20(3), 379-403.

Shepherd, R. M., & Edelmann, R. J. (2005). Reasons for internet use and social anxiety. Personality and individual Differences, 39(5), 949-958.

Simon, N. M., Otto, M. W., Korbly, N. B., Peters, P. M., Nicolaou, D. C., & Pollack, M. H. (2002). Quality of life in social anxiety disorder compared with panic disorder and the general population. Psychiatric Services.

(22)

Stein, M. B., Fuetsch, M., Müller, N., Höfler, M., Lieb, R., & Wittchen, H. U. (2001). Social anxiety disorder and the risk of depression: a prospective community study of adolescents and young adults. Archives of general psychiatry, 58(3), 251-256.

Stein, M. B., Kroft, C. D., & Walker, J. R. (1993). Sleep impairment in patients with social phobia. Psychiatry research, 49(3), 251-256.

Stein, M. B., & Stein, D. J. (2008). Social anxiety disorder. Lancet, 371(9618), 1115-1125.

Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2009). Social consequences of the internet for adolescents a decade of research. Current Directions in Psychological Science, 18(1), 1-5.

Torgrud, L. J., Walker, J. R., Murray, L., Cox, B. J., Chartier, M., & Kjernisted, K. D. (2004). Deficits in perceived social support associated with generalized social phobia. Cognitive behaviour therapy, 33(2), 87-96.

Torvik, F. A., Welander-Vatn, A., Ystrom, E., Knudsen, G. P., Czajkowski, N., Kendler, K. S., & Reichborn-Kjennerud, T. (2016). Longitudinal associations between social anxiety disorder and avoidant personality disorder: A twin study. Journal of abnormal

psychology, 125(1), 114.

van Tuijl, L. A., de Jong, P. J., Sportel, B. E., de Hullu, E., & Nauta, M. H. (2014). Implicit and explicit self-esteem and their reciprocal relationship with symptoms of depression and social anxiety: a longitudinal study in adolescents. Journal of behavior therapy

(23)

Turk, C. L., Heimberg, R. G., Luterek, J. A., Mennin, D. S., & Fresco, D. M. (2005). Emotion dysregulation in generalized anxiety disorder: A comparison with social anxiety disorder. Cognitive Therapy and Research, 29(1), 89-106.

Voncken, M. J., Dijk, C., de Jong, P. J., & Roelofs, J. (2010). Not self-focused attention but negative beliefs affect poor social performance in social anxiety: An investigation of pathways in the social anxiety–social rejection relationship. Behaviour Research and

Therapy, 48(10), 984-991.

Watson, D., Clark, L. A., & Carey, G. (1988). Positive and negative affectivity and their relation to anxiety and depressive disorders. Journal of abnormal psychology, 97(3), 346.

Weidman, A. C., Fernandez, K. C., Levinson, C. A., Augustine, A. A., Larsen, R. J., & Rodebaugh, T. L. (2012). Compensatory internet use among individuals higher in social anxiety and its implications for well-being.Personality and individual

differences, 53(3), 191-195.

Weisman, J. S., Rodebaugh, T. L., Lim, M. H., & Fernandez, K. C. (2015). Predicting short-term positive affect in individuals with social anxiety disorder: The role of selected personality traits and emotion regulation strategies. Journal of anxiety disorders, 34, 53-62.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gestolde antwoorden ten aanzien van de vormgeving van de dienst, de inrichting van de liturgische ruimte, de inhoud en vorm van het getuigenis, de manier waarop de maaltijd van

Psychiatrische Centra ook nog een faciliteit kan uitbouwen waarin langdurige geïnterneerden in dit land blijvend zorg en therapie kunnen krijgen, zoals dat met niet-

De reden dat ook naar ongepubliceerde studies gezocht dient te worden is gelegen in het feit dat studies die een positief effect aantonen een grotere kans hebben om gepu- bliceerd

Correspondence regarding the Voortrekker Centenary Festival, symbolic oxwagon trek, and the inauguration of the Voortrekker monument.. CORRESPONDENCE AND TELEGRAMS 2/2 Sentrale

Bron: Dementie-event, VOOR en DOOR mensen met dementie 5 september 2018, Alzheimer Nederland en Zorginnovatiebureau DAZ.. 1 Durf om hulp te vragen, geef aan waar je

Laat per klas 2 leerlingen hun kaars aansteken aan het vredeslicht Zij kunnen dan het licht in hun cirkel doorgeven (eentje start naar links, de andere naar rechts, zo ontmoeten

Since the actual effect of these systems on traffic flow, safety and air quality will not only depend on the technological potential of these systems but largely

We provide exact computations for the drift of random walks in dependent random environments, including k-dependent and moving average environments.. We show how the drift can