• No results found

De invloed van mindfulness op empathisch perspectief nemen : de mediërende rol van aandacht en ontspanning

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van mindfulness op empathisch perspectief nemen : de mediërende rol van aandacht en ontspanning"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Koptekst: AANDACHT EN ONTSPANNING IN MINDFULNESS EN EMPATHIE

Master Scriptie

De Invloed van Mindfulness op Empathisch Perspectief Nemen: de Mediërende Rol van Aandacht en Ontspanning

Sophie C. L. Petri

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Master Orthopedagogiek

Universiteit van Amsterdam

Naam student: Sophie Corinne Louise Petri Studentnummer: 10284435

Adres: Willem Schoutenstraat 63-3, 1057 DM, Amsterdam Telefoon: 06-14905331

E-mail: sophiepetri@gmail.com

Begeleider UvA: Anna Ridderinkhof (e-mail: A.Ridderinkhof@uva.nl) Tweede beoordelaar: Esther de Bruin (e-mail: e.i.debruin@uva.nl)

Leerstoelgroep: Ontwikkelings- en Opvoedingsproblemen

(2)

Abstract

The Influence of Mindfulness on Empathic Perspective Taking: the Mediating Role of Attention and Relaxation

Mindfulness can be defined as the quality to direct attention to the present moment, without judgement and on purpose. Compassion, which entails empathy, was a central goal of the original mindfulness meditation. One aspect of empathy is empathic perspective taking, the skill to take on someone else’s perspective and thereby infer the underlying thoughts or feelings. It was investigated whether participants in a mindfulness intervention performed better on empathic perspective taking, as measured by the Reading the Mind in the Eyes test, than participants in control interventions. A total of 161 participants took part. They were randomized to a mindfulness, relaxation or control intervention-group. In each group the participants listened to a five-minute exercise. They reported their level of attention and relaxation before and after the intervention. No significant difference was found between the mindfulness and control groups on empathic perspective taking. This means that attention and relaxation did not mediate the effect of mindfulness on empathic perspective taking. There was however a significant difference (p <.05) between the control group and the mindfulness and relaxation group in terms of attention following the intervention. Further research on mindfulness meditation and empathy is proposed and suggestions concerning future directions are given.

Samenvatting

De Invloed van Mindfulness op Empathisch Perspectief Nemen: de Mediërende Rol van Aandacht en Ontspanning

Mindfulness wordt omschreven als het doelgericht en zonder oordeel richten van de aandacht op het huidige moment. Compassie, waaronder empathie valt, was een centraal doel van de oorspronkelijke mindfulness meditatie. Empathisch perspectief nemen is de vaardigheid om het perspectief van een ander in te nemen en af te leiden wat diegene denkt of voelt. Er is onderzocht of deelnemers in een mindfulness interventie hoger scoorden op empathisch perspectief nemen, gemeten door de Reading the Mind in the Eyes test, dan deelnemers in controle interventies. De deelnemers, 161 in totaal, werden gerandomiseerd over een mindfulness, relaxatie of controle interventiegroep. Afhankelijk van de groep luisterden zij

(3)

naar een korte oefening. Voor en na de interventie rapporteerden zij hun mate van aandacht en ontspanning. Er werd geen significant verschil gevonden tussen de mindfulness en controle groep op hun mate van empathisch perspectief nemen. Daarmee kon er geen sprake zijn van een mediatie door aandacht of ontspanning om het effect van mindfulness op empathisch perspectief nemen te verklaren. Wel werd er een significant verschil (p<.05) gevonden tussen de controle groep en de mindfulness en relaxatie groep op aandacht na de interventie. Nader onderzoek naar mindfulness meditatie en empathie wordt geadviseerd en suggesties hiervoor verstrekt.

(4)

De Invloed van Mindfulness op Empathie en de Mediërende rol van Aandacht en Ontspanning

The most precious gift we can offer others is our presence -Thich Nhat Hanh, Wildmind Buddhist Meditation, z.d.

Al meer dan 2500 jaar geleden omschreef de Boeddha in zijn lessen dat alle mensen worden gedreven door een universeel verlangen: gelukkig worden (Kabat-Zinn, 2003; Powers, 2008). Boeddha’s visie op geluk en lijden blijkt uit de oude geschriften die zijn lessen beschrijven. Hij beargumenteerde dat als mensen zich vast blijven houden aan de positieve aspecten van het leven, zijnde plezier, lof, erkenning en winst, ze in hun geluk altijd afhankelijk blijven van de omstandigheden die deze aspecten voortbrengen. Daar voegde hij aan toe dat in de realiteit de omstandigheden vaak negatief zijn, waardoor er automatisch lijden zou ontstaat. Echt, durend geluk, beargumenteerde hij, kan pas ontstaan als we ook de negatieve aspecten mindful omarmen, namelijk de pijn, schuld en schande die en het verlies dat we in ons leven tegenkomen (Powers, 2008). Om die attitude te kunnen bewerkstelligen zijn er verschillende Boeddhistische meditatie technieken ontwikkeld waarmee mindfulness getraind kan worden (Kabat-Zinn, 2003).

Het construct mindfulness wordt omschreven als het doelgericht, en zonder oordeel, richten van de aandacht op het huidige moment (Kabat-Zinn, 1994). Er wordt vanuit gegaan dat mindfulness een van nature aanwezige staat is, waar iedereen de potentie toe bezit, maar welke in verschillende mate in ieders dagelijks leven aanwezig is (Brown & Ryan, 2003, Kabat-Zinn, 2003). Mindfulness kan getraind worden, en daar wordt nu ook binnen de

Westerse psychologie steeds veelvuldiger gebruik van gemaakt (Tipsord, 2009). Met name de Mindfulness Based Stress Reduction training (MBSR) van acht weken (Jon Kabat-Zinn, 1982), de eerste Westerse training die mindfulness als basis had, is herhaaldelijk onderzocht (Brown & Ryan, 2003; Carlson et al., 2003; Kabat Zinn, 1985; Nyklicek, 2008). Binnen de training worden technieken gebruikt zoals de body scan (waarin het lichaam in gedachten wordt gescand en lichamelijke gewaarwordingen zo objectief mogelijk geobserveerd dienen te worden) en zittende meditatie (waarbij, met terugkerende focus op de ademhaling en zonder oordeel, opkomende gevoelens, emoties en gedachten geobserveerd worden) (Beddoe & Murphy, 2004).

(5)

Er zijn gunstige resultaten gevonden van de MBSR training bij verscheidene

doelgroepen zoals studenten in de zorg en zorgverleners (Shapiro, Astin, Bischop, Cordova, 2005; Shapiro, Swartz, Bonner, 1998), mensen met chronische pijn (Kabat-Zinn, 1982), poliklinische kanker patiënten (Carlson et al., 2003) en mensen met stressverschijnselen (Nyklicek, 2008). Er zijn daarbij positieve effecten gevonden op hun stress niveaus (Nyklicek, 2008), angst en piekergedachten, (Jain, et al., 2007), depressieve symptomen (Speca, Carlson, Goodey, Angen, 2000; Shapiro et al., 1998), boosheid (Speca et al., 2000), pijn (Kabat-Zinn, 1982; Kabat-Zinn, 1985), uitputting (Nyklicek, 2008), slaapkwaliteit (Carlson & Garland, 2005;Shapiro, Bootzin, Figueredo, Lopez, Schwartz, 2003) en algemene levenskwaliteit (Brown & Ryan, 2003; Carlson, Speca, Patel, Goodey, 2003; Nyklicek, 2008).

Verwacht wordt dat mindfulness training daarnaast ook empathie zal verhogen (Block-Lerner, Adair, Plumb, Rhatigan, & Orsillo, 2007). Dit wordt verwacht aangezien compassie, waaronder empathie valt, een centraal doel was van de oorspronkelijke mindfulness meditatie (Tipsord, 2009). Het woord empathie komt voort uit de Griekse woorden ‘en’ en ‘patheia’ wat samen ‘aangedaan zijn’ betekent (Kemper, 2012). Het is een multidimensionaal begrip dat onderscheiden kan worden in cognitieve- en emotionele empathie. Cognitieve empathie, ook wel empathisch perspectief nemen genaamd, is de vaardigheid om het perspectief van een ander in te nemen en daaruit te kunnen afleiden wat de ander denkt of voelt. Emotionele empathie is de emotionele reactie hierop, ofwel het meevoelen met de ander (Duan & Hill, 1996; Gladstein, 1983; Tipsord, 2009). Verscheidene onderzoekers hebben toenames gevonden in empathie na afloop van een MBSR training (Barbosa, et al., 2013; Beddoe & Murphy, 2004; Tipsord, 2009). Ook werden er relaties gevonden tussen mindfulness en empathie bij getrouwde stellen (Wachs & Cordova, 2007). Tan, Lo en Macrae (2014) vonden daarnaast dat mensen na afloop van een eenmalige korte mindfulness meditatie beter in staat waren om gedachten en gevoelens af te lezen bij anderen, en ook meer empathisch gedrag vertoonden. De mindfulness oefening die de deelnemers uitvoerden duurde vijf minuten en had een positief effect op hoe mindful de deelnemers waren, zoals gemeten door middel van de Mindful Attention Awareness Scale (MAAS). Er zijn dus verschillende aanwijzingen gevonden voor de relatie tussen mindfulness en

empathie.

Het is van belang om manieren te onderzoeken waarmee empathie verhoogd kan worden aangezien de vaardigheid van fundamenteel belang is voor het behouden van

(6)

tevredenheid in relaties (Davis & Oathout, 1987; Long, Angera, Carter, Nakamoto & Kalso, 1999). Er wordt daarbij aangenomen dat een effectievere sociale interactie ontstaat op het moment dat mensen handelen al naar gelang hun begrip van andermans perspectief (Feffer & Suchotliff, 1966). Daarnaast zijn er positieve relaties gevonden tussen empathie en

levenskwaliteit, welzijn, tevredenheid met sociale steun, aanpassingsvermogen en inzet binnen het huwelijk (Steffen & Masters, 2005; Thomas et al., 2007). Er zijn negatieve relaties gevonden tussen empathie en symptomen van depressie, burn-out, emotionele uitputting en ervaren stressniveaus (Steffen & Masters, 2005; Thomas et al., 2007). Mocht mindfulness training een positieve invloed hebben op empathie, dan zal dit dus vervolgens invloed kunnen hebben op vele persoonlijke en interpersoonlijke welzijnsfactoren.

Empirisch onderzoek naar de werkzame factoren van mindfulness, en daarmee ook naar de factoren die het effect van mindfulness op empathie kunnen verklaren, ontbreekt echter veelal (Tipsord, 2009). Over de werkzame factoren van mindfulness zijn echter wel een aantal theorieën opgesteld. Shapiro, Carlson, Astin en Freedman (2006) theoretiseerden bijvoorbeeld dat mindfulness een activatie zou zijn van drie factoren: intentie, aandacht en attitude. Intentie verwijst hierbij naar het doel waarom er deel wordt genomen aan de

meditatie (bijvoorbeeld het bevorderen van de zelfregulatie); aandacht op het observeren van het moment dat zich aandient; en attitude op een houding van acceptatie en compassie, waarin er geen oordeel of verwachting is (Carmody et al., 2009). Bear (2003) stelde daarentegen voor dat exposure, cognitieve herstructurering, ontspanning, acceptatie en zelfregulatie de werking van mindfulness verklaren. Als deze theorieën naast elkaar worden gelegd lijkt dat Shapiro et al. (2006) vooral training-specifieke factoren beschrijven van mindfulness, terwijl Bear (2003) ingaat op de effecten van dit type training op de individu. Dit empirische onderzoek zal twee van de in de theorie genoemde factoren bestuderen, zijnde aandacht en ontspanning, zoals in de volgende alinea’s zal worden beargumenteerd.

Op basis van de beschikbare theorie wat betreft mindfulness en empathie zou kunnen worden gesteld dat aandacht, welk getraind wordt door mindfulness meditatie, ook samen zou kunnen hangen met meer empathisch vermogen. Valentine en Sweet (1999) toonden aan dat mensen die mindfulness meditatie beoefenden hoger scoorden op volgehouden aandacht. In een aandachtvolle staat is er minder sprake van afleiding door gedachten en gevoelens over het verleden en de toekomst, waardoor er meer aandacht geschonken kan worden aan het perspectief van de ander (Wachs & Cordova, 2007). Daarnaast zou mindfulness een open en nieuwsgierige houding faciliteren, waardoor mensen ook opener worden voor de ervaringen

(7)

van anderen om hen heen (Wachs & Cordova, 2007). Ten slotte zou het leiden tot meer bewustzijn van eigen gedachten en gevoelens, waardoor die van een ander indirect ook sneller kunnen worden geplaatst en benoemd (Tipsord, 2009).

Behalve aandacht, lijkt ook ontspanning een mogelijke rol te spelen in de relatie tussen mindfulness en empathie. Naast de theorie van Baer (2003), waarin ontspanning als een van de werkzame factoren van mindfulness werd genoemd, zijn er bij onderzoek naar empathie en naar mindfulness beide negatieve relaties gevonden met stressniveaus (Nyklicek, 2008; Steffen & Masters, 2005; Thomas et al., 2007). Doordat mindfulness stress vermindert en minder stress samenhangt met meer empathie, zou stress, ofwel de positieve tegenhanger ontspanning, een belangrijke mediërende rol kunnen spelen in de relatie tussen mindfulness en empathie.

Aangezien aandacht en ontspanning een belangrijke mediërende rol lijken te spelen, zal deze scriptie het effect van mindfulness meditatie op empathisch perspectief nemen empirisch onderzoeken en daarbij de mediërende rol van aandacht en ontspanning.

Vraagstelling

1. Heeft mindfulness meditatie, vergeleken met twee controle interventies, een effect op empathisch perspectief nemen?

2. Heeft mindfulness meditatie een effect op empathisch perspectief nemen via aandacht?

3. Heeft mindfulness meditatie een effect op empathisch perspectief nemen via ontspanning?

Hypothesen

De hypothese is dat de deelnemers in de mindfulness groep hoger scoren op empathisch perspectief nemen in vergelijking met de controle groepen. Er wordt verondersteld dat aandacht en ontspanning deze relatie deels mediëren.

Methode Proefpersonen

Aan het onderzoek namen 161 deelnemers mee, die via een online proefpersonen platform en via flyeren op de Universiteit van Amsterdam (UvA) zijn geworven. Zij

ontvingen na hun deelname een vergoeding van tien euro. Het inclusie criterium was dat zij vloeiend Nederlands spraken en lazen. Drie deelnemers werden uitgesloten van het

onderzoek omdat zij voor de tweede keer aan het experiment meededen of omdat zij de instructies niet goed hadden begrepen en daardoor de interventie misten door de koptelefoon

(8)

niet op te zetten. Van de 158 overgebleven deelnemers was er 39% man en 61% vrouw. De proefpersonen waren tussen de 18 en 44 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van 22.6 jaar (met een standaard deviatie van 3.86). Het niveau van opleiding was van 18% van de

deelnemers een Wetenschappelijk Onderwijs (WO) Master, van 65% een WO Bachelor, van 14% een opleiding in het Hoger Beroeps Onderwijs en van 3% geen van deze opties.

Diegenen die studeerden volgden verschillende opleidingen, maar het grootste percentage studeerde Pedagogiek of Psychologie (42%). Uit de vragen bleek dat 48% van de deelnemers nog geen of slechts eenmaal ervaring had gehad met mindfulness of meditatie. Van de 52% deelnemers die wel (enige) ervaring met mindfulness of meditatie had, hadden veertien deelnemers (9% van alle deelnemers) een training gevolgd van zes weken of langer. Zes procent van de deelnemers deed dagelijks of wekelijks een mindfulness of meditatie oefening en 24% een keer in de maand of minder.

Procedure

Deze studie is onderdeel van het AUT of your MIND experiment van de UvA. Deze studie is goedgekeurd door de facultaire ethische commissie. De deelnemers kregen allereerst een informatiebrochure uitgereikt waarin de volgorde van opgaven stond, dat er vertrouwelijk om zou worden gegaan met de gegevens, en de mogelijkheid om zonder verdere gevolgen of opgave van redenen de medewerking te staken tot vierentwintig uur na het onderzoek. Als doel van het onderzoek werd gegeven dat het de effecten van concentratieoefeningen op aandacht en concentratie zou meten door middel van een mini-interventie. Alle deelnemers hebben daarna allen de toestemmingsverklaring ondertekend. De deelnemers zaten gedurende het gehele experiment alleen in een kamer en kregen instructies via de computer. De

deelnemers werden gerandomiseerd over drie interventies waarvan een mindfulness oefening en twee controleoefeningen. De oefeningen duurden vijf minuten en de instructies hiervoor werden gegeven via een geluidsfragment dat de deelnemers met behulp van een koptelefoon konden beluisteren. Hierbij werden ze gevraagd om hun ogen te sluiten of een punt voor hen te kiezen waar ze hun aandacht op konden laten rusten. Alle instructies waren ingesproken door dezelfde vrouw en bevatten evenveel tekst en pauzes. Hierna voerden de deelnemers een computertaak uit om hun empathisch perspectief nemen te testen. Vervolgens werd hun eerdere ervaring met mindfulness en meditatie nagevraagd. Zij vulden voor en na de

interventie zelfrapportage vragen in onder andere op het gebied van aandacht en ontspanning. Na afloop werden zij op de hoogte gesteld van het daadwerkelijke doel van het experiment en

(9)

werd wederom genoemd dat zij binnen vierentwintig uur de keuze konden maken om hun gegevens te laten wissen zonder verdere gevolgen.

Interventiegroepen

Mindfulness interventie. Er werd een geluidsfragment afgespeeld waarin instructies

werden gegeven voor een mindfulness meditatie oefening. Er werd aan de deelnemers gevraagd om de ademhaling te volgen, gezegd dat het normaal is als gevoelens en gedachten je hierin afleiden, maar dat deze van voorbijgaande aard zijn. Daarna werd er gevraagd de aandacht weer vriendelijk terug te brengen naar de ademhaling. Zo werd er bijvoorbeeld gezegd (met een pauze tussen elke zin): “Af en toe zal je merken dat de aandacht afdwaalt van de ademhaling, naar gedachten, plannen, herinneringen, of dagdromen. Dit is wat de geest nu eenmaal doet. Je hoeft het jezelf niet kwalijk te nemen. Merk simpelweg op waar de geest naar is afgedwaald. Breng dan vriendelijk je aandacht weer terug naar je adem”. Zo werd er een houding gefaciliteerd waarin de deelnemers zonder oordeel hun aandacht konden blijven richten op hun ademhaling, en daarmee op het moment. Hiermee kwamen alle

aspecten van mindfulness aan bod. De tekst uit het fragment is gebaseerd op de oefening Meditation of the body and breath uit het boek Mindfulness: A practical guide to finding peace in a frantic world (William & Penman, 2011).

Relaxatie interventie. Er werd een geluidsfragment afgespeeld waarin aan de

deelnemers werd gevraagd om het lichaam, van boven naar beneden, te scannen en daarbij één voor één elk lichaamsdeel te ontspannen. Zo begon de instructie bijvoorbeeld als volgt (met een korte pauze na elke genoemd lichaamsdeel): “Ontspan je voorhoofd, wenkbrauwen, oogleden, kaken, tong, keel, lippen en je hele gezicht”. Daarna werd er gevraagd om de focus te leggen op de ademhaling en bij elke uitademing het hele lichaam te ontspannen. Hierbij werd er eerst meegeteld in het geluidsfragment, waarbij er werd verteld om drie tellen in en zes tellen uit te ademen. Tenslotte ging dit over op de instructie om bij elke inademing “adem in” te denken en bij elke uitademing “ontspan” en dit vol te houden tot het einde van de oefening. Deze oefening is gebaseerd op het protocol voor toegepaste relaxatie zoals omschreven door Öst (1987).

Controle interventie. In deze controle interventie werd er, in tegenstelling tot de

mindfulness interventie, de instructie gegeven om alle gevoelens en gedachten die opkwamen op te merken en hier volledig in mee te gaan. Deze opdracht werd bijvoorbeeld een aantal keer herhaald: “Iedere keer laat je je gedachten de vrije loop. Steeds opnieuw je laten meevoeren door je gedachten, gevoelens, plannen, herinneringen of dagdromen”. Deze

(10)

oefening is gebaseerd op het experiment van Tan et al. (2014), waarin zij evenredige instructies gaven aan hun controle groep in hun onderzoek naar mindfulness en empathisch perspectief nemen.

Uitkomstmaten

Empathisch perspectief nemen. De Nederlandse vertaling van de Reading the Mind

in the Eyes taak (RME) (Baron-Cohen, Wheelwright, Hill, Raste & Plumb, 2001;

Nederlandse vertaling door Lowyck, et al., 2007) is in zijn geheel afgenomen. Hierbij kregen de deelnemers 36 zwart-wit foto’s te zien van een paar ogen en per foto vier opties met emoties en gedachten, waaruit de juiste optie moest worden aangeklikt (Figuur 1). Er werden in totaal 12 negatieve, 8 positieve, en 16 neutrale items getest (Baron-Cohen et al., 2001). Elke foto had een correct antwoord, welk bepaald was door een consensus van een

onafhankelijk panel van beoordelaars in de eerste psychometrische studie naar de test (Baron-Cohen et al., 2001). De totaalscore, die bestaat uit het totale aantal correcte antwoorden op de 36 items, zal worden gebruikt voor dit onderzoek, aangezien dit de meest gebruikte

uitkomstmaat is van deze test (Vellante et al., 2013).

Grappend Aandringend

Geamuseerd Ontspannen

Figuur 1. Voorbeeld item van de Reading the Mind in the Eyes taak (Baron-Cohen et al., 2001; Nederlandse vertaling door Lowyck et al., 2007). Verkregen van

http://www.autismresearchcentre.com/arc_tests. Copyright 2015 Autism Research Centre.

De Reading the Mind in the Eye taak is een van de meest gebruikte emotie recognitie testen (Vellante et al., 2013). Er zijn cronbach’s alpha gevonden van 0.61 (Vellante et al., 2013), 0.60 en 0.63 (Voracek & Dressler, 2006) en 0.70 (Dehning et al., 2012). Er werd voor de totaalscore een test-hertest betrouwbaarheid gevonden van 0.63 (p < .01) (Fernandez-Abascal, Cabello, Fernandez-Berrocal & Baron-Cohen, 2015) en 0.83 (p < .05) (Vellante et al., 2013), zoals gemeten met de intraclass correlatie coëfficiënt.

(11)

Aandacht en ontspanning. Deze variabelen zijn beide afgenomen door middel van

een zelfrapportage schaal waarin de deelnemers op een balkje hun mate van aandacht en ontspanning aanklikten. Bij aandacht stond het meest linkste punt voor ‘aandacht is helemaal ergens anders’ (score 0) en het meest rechtse voor ‘aandacht is helemaal bij dit moment’ (score 100). Bij ontspanning stond 0 voor ’heel erg gespannen’ en 100 voor ’heel erg ontspannen’. Deze vragen zijn gesteld vóór het beluisteren van het geluidsfragment

(aandacht moment één en ontspanning moment één) en direct erna (aandacht moment twee en ontspanning moment twee). Aandacht moment één en ontspanning moment één zullen worden aangeduid met aandacht M1 en ontspanning M1. Aandacht moment twee en ontspanning moment twee zullen worden aangeduid met aandacht M2 en ontspanning M2.

Eerdere ervaring mindfulness/meditatie. Er werden negen vragen over eerdere

ervaring met mindfulness en meditatie gesteld. De deelnemers werden hier gevraagd om aan te geven of ze eerder een mindfulness en/of meditatie training hadden gevolgd, en zo ja welk type, wanneer, en hoe vaak. Op basis van deze informatie is een uitkomstmaat gecreëerd. Alle deelnemers die nog nooit of slechts eenmaal aan een meditatie of mindfulness activiteit hadden deelgenomen, zijn geclassificeerd als ‘geen ervaring’ De deelnemers die wel al ervaring hadden met mindfulness of meditatie werden geclassificeerd als ‘wel ervaring’. Er is gekozen deelnemers met eenmalige ervaring in de groep ‘geen ervaring’ te plaatsen

aangezien eenmalig contact te weinig wordt geacht om volledig kennis te kunnen maken met de doelen en beleving van mindfulness. Deelnemers die een mindfulness of meditatie cursus hadden gevolgd van meer dan zes weken werden daarnaast in de groep ‘ervaring middels mindfulness training’ geplaatst.

Data Analyse

Er is onderzocht of de factoren empathisch perspectief nemen, ontspanning M1 en aandacht M1 normaal verdeeld zijn doormiddel van histogrammen en een Kolmogorov-Smirnov test. Dit is zowel voor de gehele groep als voor de drie interventiegroepen apart gedaan. Daarnaast is er een ANOVA (Analysis of Variance) test uitgevoerd in SPSS met interventie als onafhankelijke variabele en ontspanning M1 en aandacht M1 als afhankelijke variabelen. Er is een Chi-square test uitgevoerd met interventie als onafhankelijke variabele en eerdere ervaring mindfulness als afhankelijke variabele. Met bovengenoemde ANOVA en Chi-square test is er getest of de randomisatie van de deelnemers succesvol was. Voor elke vergelijking is een significantie niveau van α = 0.05 gebruikt.

(12)

Voor de overige analyses is er gebruik gemaakt van mediatiemodellen van aandacht en ontspanning (Figuur 2 en 3). Eerst is pad a getoetst, dat voor aandacht en ontspanning overeenkwam. Daarna zijn pad b en c getoetst. Alleen als alle paden van een mediatiemodel significant waren kon er gesproken worden van een mediatie van aandacht of ontspanning. In dat geval is er getest of het effect van interventie op empathisch perspectief nemen is

verminderd of weggevallen wanneer er werd gecontroleerd voor aandacht of ontspanning. Afhankelijk van of het effect is verminderd dan wel is weggevallen kon er gesproken worden van een gedeeltelijke dan wel een volledige mediatie van aandacht en/of ontspanning. Als pad a niet significant was, en interventie dus geen variatie kon verklaren wat betreft empathisch perspectief nemen, dan speelden aandacht en ontspanning hierbij ook geen

mediërende rol. In dat geval zijn de paden b en c van het mediatiemodel alsnog onderzocht en afzonderlijk bestudeerd, aangezien het een experimenteel onderzoek betrof en ook deze relaties van theoretisch belang zouden kunnen zijn. Alle significante verbanden zijn onderzocht door middel van post hoc Bonferroni testen.

Figuur 2. Mediatiemodel: het effect van mindfulness op empathisch perspectief nemen en de mediatie door aandacht.

(13)

Figuur 3. Mediatiemodel van ontspanning in de relatie tussen mindfulness en empathisch perspectief nemen.

Voor het toetsen van pad a is er een ANOVA uitgevoerd met interventie als

onafhankelijke variabele en empathisch perspectief nemen als afhankelijke variabele. Zo is er getest of interventie de variatie in empathisch perspectief nemen verklaarde (pad a in figuur 2 en 3). De paden b en c van het mediatiemodel van aandacht zijn vervolgens eerst onderzocht en daaropvolgend die van ontspanning. Pad b van het mediatiemodel van aandacht (Figuur 2) is getest door middel van een ANOVA test met interventie als onafhankelijke variabele en aandacht M2 als afhankelijke variabele. Zo is getest of interventie de variatie in aandacht verklaarde. Pad c is getest door middel van een lineaire regressie analyse met aandacht M2 als onafhankelijke variabele en empathisch perspectief nemen als afhankelijke variabele. Hiermee kon er worden getoetst of er een significante correlatie was tussen aandacht en empathisch perspectief nemen. Als de toetsen voor pad a, b en c significant waren is er een ANCOVA uitgevoerd met interventie als onafhankelijke variabele, empathisch perspectief nemen als afhankelijke variabele en aandacht M2 als co-variabele. Hiermee kon worden getest of het effect van interventie op empathisch perspectief nemen was verminderd of weggevallen wanneer er werd gecontroleerd voor aandacht M2. Als het effect weg was gevallen was er sprake van een volledige mediatie door aandacht. Als het effect van

interventie op empathisch perspectief nemen was vermindert maar significant was gebleven wanneer aandacht werd toegevoegd als co-variabele, dan was er sprake van een gedeeltelijke mediatie door aandacht..

(14)

Dezelfde procedure voor pad b en c is uitgevoerd voor ontspanning. Ten eerste is er een ANOVA uitgevoerd met interventie als onafhankelijke variabele en ontspanning M2 als afhankelijke variabele om te testen of interventie een variatie in ontspanning kon verklaren (pad b in figuur 3). Ten tweede is er een lineaire regressie analyse uitgevoerd met

ontspanning M2 als onafhankelijke variabele en empathisch perspectief nemen als afhankelijke variabele om te testen of er een significante correlatie was tussen deze

variabelen (pad c in figuur 3). Als de toetsen voor pad a, b en c significant waren, is er een ANCOVA uitgevoerd met interventie als onafhankelijke variabele, empathisch perspectief nemen als afhankelijke variabele en ontspanning M2 als co-variabele. Als er geen significant verschil meer was tussen interventie en empathisch perspectief nemen, dan was er sprake van een volledige mediatie door ontspanning. Als het effect van interventie op empathisch

perspectief nemen was verminderd maar significant gebleven wanneer ontspanning werd toegevoegd als co-variabele, dan was er sprake van een gedeeltelijke mediatie door ontspanning.

Resultaten

Visuele inspectie van de histogrammen en de resultaten van de

Kolmogorov-Smirnov testen lieten zien dat empathisch perspectief nemen niet normaal verdeeld was binnen de gehele groep en binnen de interventiegroepen . Allen waren

significant niet-normaal verdeeld, de gehele groep had een score van D(158) = 0.14, p < .001, de controle groep van D(53) = 0.17, p <.05, de relaxatie groep van D(51) = 0.13, p < .05, en de mindfulness groep van D(54) = 0.12, p < .05. Aandacht M1 en ontspanning M1 waren ook beide significant niet-normaal verdeeld binnen de gehele groep, waarbij aandacht een score had van D(158) = 0.11, p < .001 en ontspanning van D(158) = 0.14, p < .001. Er was dus binnen geen van de onderzochte variabelen sprake van een normaal verdeling. Aangezien Norman (2010) aangeeft dat ANOVA’s erg robuust zijn voor asymmetrische en niet-normaal verdelingen, is de mediatieanalyse alsnog uitgevoerd. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat er op deze wijze een grotere kans is op type-II fouten (Fayers, 2011).

Uit een ANOVA test kwam naar voren dat er geen significant verschil was tussen de drie interventiegroepen wat betreft aandacht M1 (F(2,155) = 1.70, p = 0.19) en ontspanning M1 (F(2,155) = 2.29, p = .11). Een Chi-square test wees uit dat de er geen significant verschil was tussen de drie interventiegroepen wat betreft eerdere ervaring mindfulness (χ(2, N = 158) = 0.75, p = .69). Uit bovengenoemde ANOVA en Chi-square test blijkt dat de randomisatie van de deelnemers in de verschillende interventiegroepen wat betreft ontspanning, aandacht

(15)

en eerdere ervaring met mindfulness succesvol was. Hetzelfde gold voor geslacht en leeftijd, welk niet significant verschilde tussen de groepen (geslacht: (2, 158) = 0.43, p = .81; en leeftijd: F(2, 157) = 1.05, p = .35.

Er werd geen significant verschil gevonden tussen de interventiegroepen op de variabele empathisch perspectief nemen (F(2,155) = 0.47, p = .63), zoals gemeten door de Reading the Mind in the Eyes taak. De deelnemers in de mindfulness groep scoorden dus niet hoger dan de deelnemers in de controle groepen wat betreft empathisch perspectief nemen, zoals in eerste instantie werd voorspeld. Daarnaast moet de hypothese dat er sprake is van een mediatie door aandacht of ontspanning worden verworpen. De individuele paden van het mediatiemodel zijn alsnog getoetst zodat verdere analyse mogelijk was.

Uit een ANOVA-test bleek dat er een significant verschil was tussen de

interventiegroepen wat betreft de variabele aandacht M2 (F(2,155) = 8.09, p < .001). Een post hoc Bonferroni test wees uit dat er een significant verschil was tussen de deelnemers in de mindfulness en relaxatie groep en de deelnemers in de controle groep in hun

zelf-rapportage van aandacht na de experimentele interventie. In tabel 1 is te zien dat de

deelnemers in de mindfulness en relaxatie groep significant hoger scoorden op aandacht M2 dan de deelnemers in de controle groep.

Tabel 1

Post hoc Bonferroni test voor de verschillen in aandacht M2 tussen de interventies 95% BI

Interventie

Gemiddeld verschil aandacht M2

Std.

Afwijking Ondergrens Bovengrens

Mindfulness vs. Controle 13.91* 4.13 3.92 23.90

Mindfulness vs. Relaxatie -1.08 4.17 -11.17 9.01

Controle vs. Relaxatie -14.99* 4.19 -25.13 -4.86

Notitie. * Het verschil is significant op het niveau van p < 0.05. Aandacht werd gescoord op een schaal van 0 tot 100 (waarbij 0 = aandacht is helemaal ergens anders, 100 = aandacht is helemaal bij dit moment). BI staat voor Betrouwbaarheidsinterval.

(16)

Een lineaire regressie analyse wees uit dat er geen significante correlatie was tussen aandacht M2 en empathisch perspectief nemen (F(1,156) = 1.92, p = .17), met een R² van 0.01. Gezien het ontbreken van significante uitkomsten bij de toetsen die zijn ingezet om pad a en c te testen is er geen ANCOVA uitgevoerd met interventie als onafhankelijke variabele, empathisch perspectief nemen als afhankelijke variabele en aandacht M2 als co-variabele.

Daarnaast is een ANOVA uitgevoerd met interventie als onafhankelijke variabele en ontspanning M2 als afhankelijke variabele. Deze wees uit dat er geen significante verschillen waren tussen de interventiegroepen wat betreft ontspanning M2 (F(2,155) = 1.85, p = .16). Uit een lineaire regressie analyse kwam naar voren dat er ook geen significante relatie was tussen ontspanning M2 en empathisch perspectief nemen (F(1,156) = .41, p = .52) met een R² van 0.00. Gezien het ontbreken van significante resultaten zijn er geen post hoc testen

uitgevoerd en is er afgezien van een ANCOVA met interventie als onafhankelijke variabele, empathisch perspectief nemen als afhankelijke variabele en ontspanning M2 als co-variabele.

Discussie

De eerste hypothese van dit onderzoek was dat mindfulness meditatie, in vergelijking met controle oefeningen, een positief effect zou hebben op empathisch perspectief nemen. Er werd geen significant verschil gevonden tussen de deelnemers in de mindfulness groep en de deelnemers in de controle groepen wat betreft hun mate van empathisch perspectief nemen. Deze resultaten zijn strijdig met de uitkomsten van eerdere interventiestudies wat betreft de relatie tussen mindfulness en empathie. De toenames in empathie die verscheidene

onderzoekers na afloop van MBSR trainingen rapporteerden (Barbosa, Raymond, Zlotnick, Wilk, Toomey & Mitchell, 2013; Beddoe & Murphy, 2004; Tipsord, 2009), werden niet teruggevonden. Gezien het in dit onderzoek een korte mindfulness oefening betrof en er in bovenstaande onderzoeken sprake was van trainingen van acht weken, zou dit het

onderscheid in effect kunnen verklaren. Echter vonden Tan, Lo en Macrae (2014) wel een verschil in empathisch perspectief nemen bij deelnemers na afloop van een mindfulness oefening van vijf minuten, ten opzichte van een controle groep. Een tussenstap die Tan, Lo en Macrae namen tussen de interventie en de Reading the Mind in the Eyes test was het nagaan van het niveau van mindfulness van de deelnemers. Hiermee toonden zij aan dat de

deelnemers na de mindfulness interventie daadwerkelijk meer mindfull waren dan diegenen in de controle groep. In dit onderzoek is het onbekend of de interventie het gewenste verschil in mindfulness uit heeft gelokt. Mocht dit niet het geval zijn geweest, dan zou dit ook kunnen verklaren waarom de interventies geen invloed hebben gehad op de mate van empathisch

(17)

perspectief nemen. Het wordt aangeraden om bij toekomstige interventiestudies mindfulness te meten, bijvoorbeeld door middel van de Mindful Attention Awareness Scale (MAAS) (Brown & Ryan, 2003). De MAAS is een korte vragenlijst van 15 items die erop gericht is de aandacht en het bewustzijn van het huidige moment te meten (Brown & Ryan, 2003).

Doordat er geen verschil werd gevonden tussen de mindfulness en de controle groepen in hun mate van empathisch perspectief nemen, kon er ook geen sprake zijn van een mediatie van aandacht of ontspanning. Er werd wel een verschil gevonden tussen de

interventiegroepen wat betreft hun mate van aandacht na de interventies. De deelnemers in de mindfulness en relaxatie groep hadden hogere aandacht scores, dan diegenen in de controle groep. Ondanks dat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de mate van mindfulness van de deelnemers na de interventie, hadden de interventie dus wel een effect op aandacht. De bevinding dat de deelnemers in de mindfulnessgroep hoger scoorden op hun aandacht dan de controle groep, komt overeen met de resultaten van het onderzoek van Valentine en Sweet (1999). Zij concludeerden dat mensen die meditatie beoefenden hoger scoorden op volgehouden aandacht in vergelijking met een controle groep. Dat er verder geen significante relatie is gevonden tussen aandacht en empathisch perspectief nemen zou verklaard kunnen worden door het gegeven dat mindfulness meditatie mogelijk twee verschillende soorten aandacht traint, zijnde geconcentreerde en receptieve aandacht (Brown, 1977; Speeth, 1982; Jha, 2007; Valentine & Sweet, 1999). In het geval van geconcentreerde aandacht wordt de aandacht op één object of gewaarwording gefocust, zoals de ademhaling. In het geval van receptieve aandacht, is er sprake van openheid voor alle ervaringen die opkomen, zonder dat de aandacht wordt gestuurd of begrensd. Terwijl externe prikkels worden beschouwd als afleiding als de geconcentreerde aandacht wordt geoefend, worden ze juist toegelaten bij receptieve aandacht (Jha, 2007). Er wordt verder genoemd dat de geconcentreerde aandacht eerst wordt versterkt in meditatie, alvorens de receptieve aandacht wordt versterkt (Jha, 2007; Trungpa, 1975). Het argument dat er in een aandachtvolle staat per definitie minder sprake is van afleiding door gedachten en gevoelens over het verleden en de toekomst en dat er zo meer aandacht besteed kan worden aan het perspectief van de ander, zou alleen op kunnen gaan voor receptieve aandacht. Bij oefeningen die zich richten op het versterken van de geconcentreerde aandacht, zoals de mindfulness en relaxatie oefening in dit onderzoek beide deden door de focus te leggen op de ademhaling, ontstaat er wellicht juist geen openheid voor externe prikkels. Dit zou kunnen verklaren waarom de deelnemers in de mindfulness groep hoger scoorden dan de deelnemers in de controle groep wat betreft

(18)

aandacht na de interventie, maar waarom er geen relatie is gevonden tussen aandacht en empathisch perspectief nemen. Het is van belang deze tweedeling van aandacht in toekomstig onderzoek mee te nemen. Daarnaast zou het gegeven dat de deelnemers in de relaxatie groep evenals de mindfulness groep significant hoger scoorden op hun aandacht na de interventie, nader onderzocht kunnen worden. Het vergelijken van de technieken en effecten van

mindfulness en relaxatie trainingen zou kunnen leiden tot meer kennis over de specifieke werkingsmechanismen van mindfulness meditatie.

Er werd geen verschil gevonden tussen de groepen wat betreft ontspanning na de interventie. Ook was er geen relatie tussen ontspanning en empathisch perspectief nemen. Uit eerder onderzoek bleek dat een toename in mindfulness gerelateerd was aan een

vermindering van stress (Nyklicek, 2008). Jain et al. (2007) vonden daarnaast een afname van stress bij deelnemers na een mindfulness en relaxatie oefening, in vergelijking met

deelnemers in een controle groep. Bij onderzoek naar empathie werd een toename in

empathie ook gerelateerd met een vermindering van stress (Steffen & Masters, 2005; Thomas et al., 2007). Het verschil in bevindingen zou mogelijk te wijten kunnen zijn aan een

afwijking van de normaal verdeling wat betreft ontspanning, welk de kans op type-II fouten vergroot. Een type-II fout houdt in dat de nulhypothese niet is verworpen, terwijl de

alternatieve hypothese correct is (Field, 2005). In dit geval zou een type-II fout er dus op duiden dat er geen verschil is gevonden tussen de interventiegroepen wat betreft ontspanning terwijl deze er in de werkelijkheid wel was. De afwijking van de normaal verdeling zou mogelijk te wijten kunnen zijn aan de eenzijdigheid van de populatie, welk voor een groot gedeelte bestond uit Psychologie en Pedagogiek studenten van rond de 22 jaar, en voor 61% uit vrouwen. Er wordt aangeraden in toekomstig onderzoek gebruik te maken van een veelzijdigere populatie.

Daarnaast is er in dit onderzoek gekozen voor zelf-rapportage van ontspanning. Verscheidene onderzoeken tonen echter aan dat fysiologisch maten beter differentiëren wat betreft niveaus van ontspanning (Chang, Dusek & Benson, 2011; Reinking & Kohl, 1975; Schilling & Poppen, 1983). Gezien fysiologische maten meer verschil kunnen detecteren op het gebied van ontspanning, zou inclusie hiervan de kans op type II fouten kunnen

verminderen. Daarnaast vonden Chang et al.(2011), een relatie tussen fysiologische en psychologische maten van stress bij diegenen die langdurig relaxatie of meditatie technieken hadden beoefend, maar niet bij diegenen die hier geen of nauwelijks ervaring mee hadden. Een hypothese voor dit verschil zou kunnen zijn dat langdurige beoefenaars zich bewuster

(19)

zijn geworden van hun lichamelijke gewaarwordingen waardoor ze een betere inschatting kunnen maken van hun niveau van ontspanning of stress. Vooral bij nieuwkomers in de mindfulness meditatie lijkt het dus van belang om fysiologische maten toe te voegen. Daarnaast is psychofysiologisch onderzoek niet gebonden aan taal en interpretatie en dus objectiever (Wilhelm, Schneider & Friedman, 2006). Fysiologische maten die zijn ingezet voor het detecteren van verschillen in ontspanning zijn onder andere de frontalis

elektromyograaf (EMG), welk feedback geeft over de spierspanning van de spiergroep van het voorhoofd (Quals & Sheehan, 1981). Andere maten die hiervoor gebruikt kunnen worden zijn temperatuur in de vinger en huidgeleiding (Schilling & Poppen, 1983). Door het inzetten van fysiologische maten, zal vervolg onderzoek mogelijk meer verschillen kunnen detecteren wat betreft niveau van ontspanning, waarmee ook de relatie tussen ontspanning en

empathisch perspectief nemen wellicht nauwkeuriger kan worden onderzocht. Daarnaast is er nog een andere verklaring mogelijk voor de afwezigheid van

verschillen tussen de mindfulness, relaxatie en controle groep wat betreft ontspanning in dit onderzoek. Zo suggereerden Heide en Borkovec al in 1983 dat relaxatieoefeningen ook angst kunnen veroorzaken. . Zij stelden verschillende oorzaken hiervan voor. Zo kunnen mensen bang worden van de fysiologische en cognitief-affectieve reacties die vrijkomen door ontspanning, angst hebben voor het verliezen van controle, of beginnen met piekeren over andere zaken. Luberto, Cotton en McLeish (2012) noemen dat vooral astma en generaliseerde angst geassocieerd zijn met angst bij ontspanningsactiviteiten (zoals yoga, meditatie of massage). Deelnemers aan hun onderzoek noemden rusteloosheid, verveling, schaamte, ongewenste gedachten en piekeren (bijvoorbeeld over dat ze ontspannen zouden moeten zijn maar dat niet waren) als oorzaken voor deze angst. Van hun deelnemers meldde 15% last te hebben van angst bij ontspannings activiteiten. Aangezien er ontspannende componenten zaten in de relaxatie en mindfulness interventie van dit onderzoek, zou geïnduceerde angst het verwachte verschil in ontspanning tussen deze groepen en de controle groep hebben kunnen drukken. Om erachter te komen of hier ook daadwerkelijk sprake van is kan er in toekomstig onderzoek per deelnemer gekeken worden of er een af- of toename van

ontspanning is na de interventie. Ook zou angst of weerstand voor ontspanningsoefeningen nagevraagd kunnen worden.

Tenslotte noemt Baer (2003) dat relaxatie niet het doel is van mindfulness oefeningen, maar dat het indirect wordt veroorzaakt door mentale observatie zonder oordeel. Daarbij wordt dus verondersteld dat de deelnemers de techniek onder controle hebben. Met deze

(20)

reden wordt er geadviseerd in toekomstig onderzoek te controleren in hoeverre de deelnemers de vaardigheid om zonder oordeel te observeren beheersen. Hiervoor wordt aangeraden gebruik te maken van de Kentucky Inventory of Mindfulness Skills (KIMS) (Bear, Smith & Allen, 2004). De KIMS meet de volgende vaardigheden op het gebied van mindfulness: observeren, beschrijven, handelen met bewustzijn en accepteren zonder oordeel (Bear et al., 2004).

Sterke punten van het onderzoek waren dat het een experiment betrof, waardoor de setting sterk gereguleerd kon worden en er sprake was van een hoge interne validiteit. Daarnaast zijn er beperkte financiële middelen en tijd nodig om het onderzoek te reproduceren, gezien het psychologische maten betrof, de RME test (welk gratis online verkrijgbaar is) en een interventie van vijf minuten. Ondanks dat er geen verschil werd gevonden tussen de mindfulness en controle groepen wat betreft empathisch perspectief nemen, en daarbij ook geen mediatie door aandacht en ontspanning, kwamen er verschillende nuttige suggesties naar voren die richting kunnen geven aan vervolg onderzoek. Een punt dat nog aandacht behoeft is de externe validiteit van het onderzoek. Gezien de setting van het onderzoek sterk gereguleerd was kan er weinig gezegd worden over de toepasbaarheid van de bevindingen buiten deze setting. Onbekend is bijvoorbeeld of empathisch perspectief nemen ook daadwerkelijk samenhangt met empathisch gedrag, of dat deelnemers de effecten van een mindfulness training ook meenemen in hun dagelijks leven. Om toekomstig onderzoek naar mindfulness en empathie een steviger fundament te geven wordt aangeraden de MAAS en KIMS vragenlijsten, het onderscheid tussen geconcentreerde en receptieve aandacht, vragen over angst en weerstand voor ontspanning en fysiologische maten voor ontspanning mee te nemen. Daarnaast kunnen de overeenkomsten in effecten en werkingsmechanismen van relaxatie en mindfulness oefeningen verder worden onderzocht. Met deze aanbevelingen kan er in toekomstig studies verder worden ingespeeld op de bevindingen die reeds zijn gedaan in dit onderzoek wat betreft het effect van mindfulness meditatie op empathisch perspectief nemen en de mediërende rol van aandacht en ontspanning. Tenslotte kan met deze

aanwijzingen nader onderzoek in gang worden gezet naar de precieze werkingsmechanismen van mindfulness meditatie.

Literatuur

Baer, R. A. (2003). Mindfulness Training as a Clinical Intervention: A Conceptual and Empirical Review. Clinical Psychology: Science and Practice, 10, 125-143. doi:10.1093/clipsy/bpg015.

(21)

Baer, R. A., Smith, G.T., Allen, K.B. (2004). Assessment of mindfulness by self-report: The Kentucky Inventory of Mindfulness Skills. Assessment, 11, 191–206.

doi:10.1177/1073191104268029.

Barbosa, P., Raymond, G., Zlotnick, C., Wilk, J., Toomey, R., & Mitchell, J. (2013). Mindfulness-based stress reduction training is associated with greater empathy and reduced anxiety for graduate healthcare students. Educational Health, 26, 9-14. doi:10.4103/1357-6283.112794.

Baron-Cohen, S., Bowen, D., Holt, R., Allison, C., Auyeung, B., Lombardo, M., et al. (2015). The Reading the Mind in the Eyes Test: Complete Absence of Typical Sex Difference in 400 Men and Women with Autism. Plos One, 10(8), 1-17.

doi:10.1371/journal.pone.0136521.

Baron-Cohen, S., Wheelwright, S., Hill, J., Raste, Y., & Plumb, I. (2001). The ‘Reading the Mind in the Eyes’ Test revised version: A study with normal adults, and adults with Asperger syndrome or high-functioning autism. Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 42, 241-251. doi:10.1111/1469-7610.00715. Beddoe, A.E., & Murphy, S.O. (2004). Does mindfulness decrease stress and foster empathy

among nursing students? Journal of Nursing Education, 43, 305-312.

Brown, D. P. (1977). A Model for the Levels of Concentrative Meditation. In D.H. Shapiro & R.N. Walsh (Red.), Meditation, Classic and Contemporary Perspectives (pp. 281-316). New York: Aldine Publishing Company.

Brown, K.W., & Ryan, R.M. (2003). The benefits of being present: mindfulness and its role in psychological well-being. Journal of Personality and Social Psychology, 84, 822– 848. doi:10.1037/0022-3514.84.4.822.

Block-Lerner, J., Adair, C., Plumb, J., Rhatigan, D., & Orsillo, S. (2007). The case for mindfulness-based approaches in the cultivation of empathy: Does nonjudgmental, present-moment awareness increase capacity for perspective-taking and empathic concern? Journal of Marital and Family Therapy, 33, 501-516. doi:10.1111/j.1752-0606.2007.00034.x.

Carlson, L.E., & Garland, S.N. (2005). Impact of mindfulness-based stress reduction (MBSR) on sleep, mood, stress and fatigue symptoms in cancer outpatients. International Journal of Behavioral Medicine, 12, 278–285. doi:10.1207/s15327558ijbm1204_9. Carlson, L.E., Speca, M., Patel, K.D., & Goodey, E. (2003). Mindfulness-based stress

(22)

parameters in breast and prostate cancer outpatients. Journal of Psychosomatic Medicine, 65, 571–581. doi:10.1097/01.PSY.0000074003.35911.41.

Carmody, J., Baer, R.A., Lykins, E.L.B., & Olendzki, N. (2009). An empirical study of the mechanisms of mindfulness in a mindfulness-based stress reduction program. Journal of Clinical Psychology, 65, 613–626. doi:10.1002/jclp.20579.

Chang, B., Dusek, J. A., & Benson, H. (2011). Psychobiological Changes from Relaxation Response Elicitation: Long-Term Practitioners vs. Novices. Psychosomatics, 52, 550-559. doi:10.1016/j.psym.2011.05.001.

Davidson R. J., & Harrington, A. (Red.). (2002). Visions of compassion: Western scientists and Tibetan Buddhists examine human nature. New York: Oxford University Press. Davis, M. H. (1980). Individual differences in empathy: A multidimensional approach

(Dissertatie, University of Texas, Austin, 1980).

Davis, M. H., & Oathout, H. A. (1987). Maintenance of satisfaction in romantic relationships: Empathy and relational competence. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 397–410.

Dehning, S., Girma, E., Gasperi, S., Meyer, S., Tesfaye, M., & Siebeck, M. (2012).

Comparative cross-sectional study of empathy among first year and final year medical students in Jimma University, Ethiopia: Steady state of the heart and opening of the eyes. BMC Medical Education, 12, 34. doi: 10.1186/1472-6920-12-34.

Duan, C., & Hill, C. (1996). The current state of empathy research. Journal of Counseling Psychology, 43, 261-274.

Fayers, P. (2011). Alphas, betas and skewy distributions: Two ways of getting the wrong answer. Advances in Health Sciences Education, 16, 291-296. doi:10.1007/s10459-011-9283-6.

Feffer, M., & Suchotliff, L. (1966). Decentering implications of social interactions. Journal of Personality and Social Psychology, 4, 415-422.

Fernández-Abascal, E., Cabello, R., Fernández-Berrocal, P., & Baron-Cohen, S. (2013). Test-retest reliability of the ‘Reading the Mind in the Eyes’ test: A one-year follow-up study. Molecular Autism, 4(33), 1-6. doi:10.1186/2040-2392-4-33.

Field, A. P. (2005). Discovering statistics using SPSS. London: Sage Publications

Gladstein, G. (1983). Understanding empathy: Integrating counseling, developmental, and social psychology perspectives. Journal of Counseling Psychology, 30, 467-482.

(23)

Heide, F. J., & Borkovec, T. (1984). Relaxation-induced anxiety: Mechanisms and theoretical implications. Behaviour Research and Therapy, 22(1), 1-12.

doi:10.1016/0005-7967(84)90027-5.

Holzel, B., Lazar, S., Gard, T., Schuman-Olivier, Z., Vago, D., & Ott, U. (2011). How Does Mindfulness Meditation Work? Proposing Mechanisms of Action From a Conceptual and Neural Perspective. Perspectives on Psychological Science, 6, 537-559. doi: 10.1177/1745691611419671.

Jain, S., Shapiro, S., Swanick, S., Roesch, S., Mills, P., Bell, I., & Schwartz, G. (2007). A randomized controlled trial of mindfulness meditation versus relaxation training: Effects on distress, positive states of mind, rumination, and distraction. Annuals of Behavioral Medicine, 33, 11-21. doi:10.1207/s15324796abm3301_2.

Jha, A., Krompinger, J., & Baime, M. (2007). Mindfulness training modifies subsystems of attention. Cognitive, Affective, & Behavioral Neuroscience, 7, 109-119.

doi:10.3758/CABN.7.2.109.

Kabat-Zinn, J. (1982). An outpatient program in behavioral medicine for chronic pain patients based on the practice of mindfulness meditation: theoretical considerations and preliminary results. General Hospital Psychiatry, 4, 33–47. doi:10.1016/0163-8343(82)90026-3.

Kabat-Zinn, J. (1994). Wherever you go, there you are: Mindfulness meditation in everyday life. New York: Hyperion.

Kabat-Zinn, J., Lipworth, L., & Burney, R. (1985). The clinical use of mindfulness meditation for the self-regulation of chronic pain. Journal of Behavioral Medicine, 8, 163–190. doi:10.1007/BF00845519.

Kabat-Zinn, J. (2003). Mindfulness-Based Interventions in Context: Past, Present, and Future. Clinical Psychology: Science and Practice, 10, 144-156.

doi:10.1093/clipsy/bpg016.

Kapleau, P. (Red.). (1989). The three pillars of Zen: Teaching, practice, and enlightenment. New York: Anchor Books.

Kemper, F. (2012). Religie en compassie (Bachelor Eindwerkstuk, Universiteit Utrecht). Utrecht University Repository: Faculty of Humanities Theses.

Long, E. C. J., & Andrews, D. W. (1990). Perspective taking as a predictor of marital adjustment. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 126–131. doi:10.1037/0022-3514.59.1.126.

(24)

Long, E. C. J., Angera, J. J., Carter, S. J., Nakamoto, M., & Kalso, M. (1999). Understanding the one you love: A longitudinal assessment of an empathy training program for couples in romantic relationships. Family Relations, 48, 235–348.

Luberto, C., Cotton, S., McLeish, A. (2012). Relaxation-induced anxiety: predictors and subjective explanations among young adults. BMC Complementary and Alternative Medicine, 12, 1. doi:10.1186/1472-6882-12-S1-O53.

Norman, G. (2010). Likert scales, levels of measurement and the “laws” of

statistics. Advances in Health Sciences Education, 15, 625-632. doi:10.1007/s10459-010-9222-y.

Nyklíček, I., & Kuijpers, K. (2008). Effects of Mindfulness-Based Stress Reduction Intervention on Psychological Well-being and Quality of Life: Is Increased

Mindfulness Indeed the Mechanism? Annals of Behavioral Medicine, 35, 331-340. doi:10.1007/s12160-008-9030-2.

Öst, L. (1987). Applied relaxation: Description of a coping technique and review of

controlled studies. Behaviour Research and Therapy, 25, 397-409. doi:10.1016/0005-7967(87)90017-9.

Powers, S. (2008). Insight yoga. Boston: Shambhala.

Preacher, K., & Hayes, A. (2008). Asymptotic and resampling strategies for assessing and comparing indirect effects in multiple mediator models. Behavior Research Methods, 40(3), 879-891.

Reinking, R. H., & Kohl, M. L. (1975). Effects of various forms of relaxation training on physiological and self-report measures of relaxation. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 43, 595-600. doi:10.1037/0022-006x.43.5.595.

Schilling, D. J., & Poppen, R. (1983). Behavioral relaxation training and assessment. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 14, 99-107. doi:10.1016/0005-7916(83)90027-7.

Shapiro, S.L., Astin, J.A., Bishop, S.R., & Cordova, M. (2005) Mindfulness-based stress reduction for health care professionals: results from a randomized trial. International Journal of Stress Management, 12, 164–176. doi:10.1037/1072-5245.12.2.164.

Shapiro, S.L., Bootzin, R.R., Figueredo, A.J., Lopez, A.M., Schwartz, G.E. (2003). The efficacy of mindfulness-based stress reduction in the treatment of sleep disturbance in women with breast cancer: an exploratory study. Journal of Psychosomatic Research, 54, 85–91. doi:10.1016/S0022-3999(02)00546-9.

(25)

Shapiro, S.L., Carlson, L., Astin, J., & Freedman, B. (2006). Mechanisms of mindfulness. Journal of Clinical Psychology, 62, 373-386. doi:10.1002/jclp.

Shapiro, S.L., Schwartz., G.E., Bonner, G. (1998). Effects of mindfulness based stress reduction on medical and premedical students. Journal of Behavioral Medicine, 21, 581–599. doi:10.1023/A:1018700829825.

Speca, M., Carlson, L.E., Goodey. E., Angen. M. (2000). A randomized, waitlist controlled clinical trial: the effect of a mindfulness meditation based stress reduction program on mood and symptoms of stress in cancer outpatients. Psychosomatic Medicine, 62, 613–622.

Speeth, K.R. (1982). On psychotherapeutic attention. Journal of Transpersonal Psychology, 14, 141-160.

Steffen, P., & Masters, K. (2005). Does compassion mediate the intrinsic religion-health relationship? Annals of Behavioral Medicine, 30, 217-224.

doi:10.1207/s15324796abm3003_6.

Tan, L., Lo, B., & Macrae, C. (2014). Brief Mindfulness Meditation Improves Mental State Attribution and Empathizing. Plos One, 9(10), 1-5.

doi:10.1371/journal.pone.0110510.g002.

Thomas, M., Dyrbye, L., Huntington, J., Lawson, K., Novotny, P., Sloan, J., & Shanafelt, T. (2007). How Do Distress and Well-being Relate to Medical Student Empathy? A Multicenter Study. Journal of General Internal Medicine, 22, 177-183.

doi:10.1007/s11606-006-0039-6.

Tipsord, J. (2009). The effects of mindfulness training and individual differences in mindfulness on social perception and empathy (Dissertatie, University of Oregon, 2009). Dissertation Abstracts International, Section B.

Trungpa, C. (1975). The myth of freedom and the way of meditation. In C.R. Gimian (red.), The Collected Works of Chögyam Trumgpa (pp. 183-297). Boston: Shambhala. Valentine, E., & Sweet, P. (1999). Meditation and attention: A comparison of the effects of

concentrative and mindfulness meditation on sustained attention. Mental Health, Religion & Culture, 2, 59-70. doi:10.1080/13674679908406332.

Vellante, M., Baron-Cohen, S., Melis, M., Marrone, M., Petretto, D.R., Masala, C., et al. (2013). The “Reading the Mind in the Eyes” test: Systematic review of psychometric properties and a validation study in Italy. Cognitive Neuropsychiatry, 18, 326-354. doi: 10.1080/13546805.2012.721728.

(26)

Voracek, M., & Dressler, S. G. (2006). Lack of correlation between digit ratio (2D:4D) and Baron-Cohen's “Reading the Mind in the Eyes” Test, empathy, systemising, and autism-spectrum quotients in a general population sample. Personality and Individual Differences, 41, 1481–1491. doi:10.1016/j.paid.2006.06.009.

Wachs, K., & Cordova, J. (2007). Mindful Relating: Exploring Mindfulness and Emotion Repertoires in Intimate Relationships. Journal of Marital and Family Therapy, 33, 464-481. doi:10.1111/j.1752-0606.2007.00032.x.

Wilhelm, F. H., Schneider, S., & Friedman, B. H. (2006). Psychophysiological Assessment. Clinician's Handbook of Child Behavioral Assessment, 201-231. doi:10.1016/b978-012343014-4/50010-1.

Williams, M., & Penman, D. (2011). Meditation of the body and breath. Mindfulness: A practical guide to finding peace in a frantic world. London: Hachette Digital.

(27)

Notitie van de auteur

Hierbij zou ik graag Anna Ridderinkhof hartelijk danken voor haar toegewijde supervisie en de medewerking aan alle strakke deadlines. Ik heb ontzettend veel geleerd dankzij alle opbouwende feedback. Daarnaast bedankt aan Esther de Bruin voor haar leeswerk als tweede beoordelaar. Tenslotte zou ik graag mijn vader bedanken dat hij mijn studeren mogelijk heeft gemaakt. En mijn moeder: deze is voor jou mam. Ik weet dat je trots zou zijn geweest.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ze zijn geen coalitie aangegaan met PVV en FvD, maar met de mensen die gestemd hebben op deze partijen, die hún mensen zijn. En het is goed dat PVV en FvD nu vuile handen moeten

modification that “cages” the cytotoxic activity in the resting state in an efficient way and is stable towards in vivo factors, like human enzymes, pH shifts etc. Another

De koppeling van de hoogte of verschuldigdheid van rente aan de omzet leidt naar mijn mening niet tot een winstafhankelijke rente omdat er, zoals hierboven uiteengezet, niet voldoende

In het eerste experiment wordt het verschil in de mate van Temporal Discounting bij Engelstaligen, een future language en Nederlandstaligen, een futureless language gemeten door

Opmerkelijk in het voorstel is dat contracten voor bepaalde tijd slechts voor een jaar kunnen worden af- gesloten; een arbeidsovereenkomst die langer dan een jaar heeft geduurd

In order to push forward foreign policy goals like this a final deal on Iran’s nuclear program, it is likely that the Iranian political leaders aimed to target important

Een andere verklaring waarom er geen samenhang gevonden werd zou kunnen zijn dat niet het gebruik van sterke kanten in het algemeen, maar specifieke sterke kanten eerder de

De uitkomsten laten zien dat meisjes (met en zonder autisme) empathischer reageren dan jongens (met en zonder autisme), maar tussen de deelnemers met of zonder autisme vinden we