• No results found

The influence of future and futureless language on Temporal Discounting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "The influence of future and futureless language on Temporal Discounting"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van future language en futureless

language op Temporal Discounting

Annemijn Cassée

,

Charlotte Smoor & Mannus Schomaker Universiteit van Amsterdam, 3 februari 2017

Abstract

In huidig onderzoek wordt aan de hand van twee experimenten de invloed van future languages, talen waar grammaticaal onderscheid wordt gemaakt in toekomstige tijd en het heden en futureless languages, talen waar dit grammaticale onderscheid niet wordt gemaakt op Temporal Discounting onderzocht. In het eerste experiment wordt het verschil in de mate van Temporal Discounting bij Engelstaligen, een future language en Nederlandstaligen, een futureless language gemeten door een online Temporal Discounting Task. In het tweede experiment wordt onderzocht of Temporal Discounting zichtbaar te meten is in de hersenen door middel van EEG metingen. Naar aanleiding van beide experimenten kan er gesteld worden dat er geen significant verschil is tussen de mate van Temporal Discounting bij Engelsen en Nederlanders. Bovendien toont de studie aan dat

(2)

Inleiding

In 1940 stelde Whorf, een Amerikaanse linguïst, dat de concepten van ons denken voornamelijk op ons taalsysteem gebaseerd zijn (Whorf, 1940). Later formuleerde Whorf in samenwerking met Sapir, de Sapir-Whorf hypothese. Zij stelden dat de eigenschappen van taal de inhoud van ons denken bepalen. Iets wat niet in zijn taal voorkomt kan men ook niet ervaren. Kuhn (2010) beschrijft in zijn onderzoek naar hersenontwikkeling bij kinderen, dat taal van invloed is op de cognitieve processen van kinderen. Hij stelt dat het aanleren van een taal van invloed is op de manier waarop het brein zich ontwikkelt (Kuhl, 2010). Gordon (2004) levert bewijs voor een zwakke versie van de Sapir Whorf hypothese. Hij toont dit aan door teltaken te vergelijken bij het Piraha volk in de Amazone, die alleen bekend zijn met de hoeveelheden één, twee en veel en landgenoten die gebruikmaken van het westerse telsysteem. Hij laat hierbij zien dat het vergelijken van aantallen moeilijker is voor sprekers van talen die geen namen hebben voor getallen. Het probleem van dit soort studies is dat het moeilijk blijkt om de invloed van cultuur op gedrag te beperken. Butterworth et al., ( 2011) laat dit zien in een experiment waar deze zelfde aantal-vergelijking getest werd bij twee verschillende inheemse volken in Australië. De Walpiri en de Anindilyakwa met respectievelijk de telwoorden een, twee, veel en een, twee, drie, veel werden met elkaar en met Engelstalige Australiërs vergeleken. In tegenstelling tot Gordon (2004) kwam hier geen verschil in aantal-vergelijking uit. Dit demonstreert de beperking bij het afbakenen van taal. Cultuur en taal lijken innig met elkaar verbonden te zijn.

Sharifian (2017) geeft aan dat er in hedendaags linguïstisch onderzoek gekeken moet gaan worden naar cultural linguistics. Hierin worden de invloeden van culturele concepten gezien als de invloed van communicatie tussen een groep mensen over tijd en ruimte. De culturele concepten zijn hierdoor geïmpregneerd in de taal. Hierbij wordt de invloed van taal en de culturele concepten in taal gezien als een fenomeen dat gedrag en perceptie kan beïnvloeden. De zwakke variant van de Sapir-Whorf hypothese blijft hierbij nog steeds van kracht. Deze stelt louter een sturing voor van taal op gedachten (Sharifian, 2017). In huidig onderzoek wordt een economische theorie van taal op spaargedrag getoetst. Hiervoor moet eerst deze theorie worden toegelicht. Dit biedt ruimte om de concepten van deze theorie te toetsen op de bestaande literatuur. Vervolgens kan de opzet voor verder exploratief onderzoek worden gepresenteerd.

In het artikel van de econoom Keith Chen (2013) maakt hij plausibel dat de taal waarmee men opgroeit een grote invloed heeft op het spaarvermogen van een bevolking. Hij maakt onderscheid tussen future languages, talen waar grammaticaal onderscheid wordt gemaakt in toekomstige tijd en het heden, en futureless languages, talen waar dit grammaticale onderscheid niet wordt gemaakt (Chen,2013). Een voorbeeld van een future language is het Engels (It is raining now/ It will rain tomorrow). Het Nederlands is een futureless language en maakt hier geen onderscheid in (Nu regent het/Morgen regent het). Volgens deze theorie heeft taal de kracht om de perceptie van de categorieën heden en toekomst te beïnvloeden. Bij een futureless language wordt hier het heden en de toekomst onder één categorie geschaald, terwijl bij een future language dit twee aparte categorieën betreft. Holmes & Wolff (2012) vonden ondersteuning voor deze mogelijkheid in hun

(3)

onderzoek over perceptie van categoriën. Zij lieten zien dat tijdens het vormen van categorieën dezelfde hersendelen actief worden als bij degene die geassocieerd worden met taal. Deze categorische verschillen veroorzaakt door grammatica hebben volgens Chen (2013) invloed op het handelen van mensen met het oog op de toekomst. In dit onderzoek wordt verondersteld dat bevolkingsgroepen met een future language slechter in staat zijn om beslissingen te maken die van kracht zijn in de toekomst als gevolg van het grammaticale onderscheid dat wordt gemaakt tussen het heden en de toekomst. Deze mensen ervaren de toekomst als verder weg dan bevolkingsgroepen met een ‘futureless language’ (Chen,2013). Daarnaast beargumenteert Chen (2013) dat mensen die een futureless language spreken beter in staat zijn om te sparen als gevolg van het toekomst denken. Echter ontbreekt er in dit onderzoek een verklaring dat het verschil in spaargedrag volgt uit een verschil in cognitief gedrag.

Dit wordt ondervangen door het onderzoek van Guiora (1983) naar de relatie tussen taal en het bewustzijn van het geslacht. Bij drie groepen kinderen, onderverdeeld in een Hebreeuwse, Engelse en Finse nationaliteit, werd onderzocht op welke leeftijd ze bewust werden van hun geslacht. Uit dit onderzoek blijkt dat de bewustwording sterk correleert met de prominentie van het geslacht in de gesproken taal. Dit onderbouwt de overtuiging dat taal wel degelijk de perceptie beïnvloedt. Er is aangetoond dat er een connectie is tussen de taal die iemand beheerst en op je manier van denken. Echter wordt hiermee nog niet bewezen dat taal door middel van denken ook het handelen beïnvloedt. Winawer et al (2007) geven hierop in hun onderzoek naar taal en kleurdifferentiatie een potentieel antwoord. In de Russische taal zijn er twee woorden voor blauw, één voor lichtblauw en één voor donkerblauw. In het onderzoek werd vergeleken hoe snel de Russische en de Engelstalige deelnemers licht- en donkerblauw van dezelfde tint konden onderscheiden. Het bleek dat de Russen dit 10 % sneller konden onderscheiden. Hoewel dit een duidelijk verschil laat zien in het uitvoeren van een taak met deelnemers van twee verschillende talen, staat de mate waarin gedrag hierin gemeten wordt open voor discussie, aangezien deze taak een kwestie is van perceptie. Het onderzoek van Dijksterhuis en van Knippenberg (1998) betoogt echter dat perceptie hoog cognitieve gedragspatronen beïnvloedt. In dit onderzoek werd een groep proefpersonen geprimed met het idee dat ze intelligent waren en een andere groep werd geprimed met het idee dat ze niet intelligent waren. Dit werd op een non-verbale wijze gedaan. De proefpersonen die intelligent geprimed werden, bleken beter te presteren op een algemene kennis test dan de proefpersonen die geprimed werden als niet intelligent. De onderzoekers claimen dat dit te verklaren is doordat perceptie een directe en doordringend effect heeft op gedrag (Dijksterhuis & Van Knippenberg, 1998).

Ook naar invloed van taal op het abstracte fenomeen perceptie van tijd is al eerder onderzoek gedaan. Boroditsky (2001) vergelijkt metaforen voor tijd in zowel het Engels als het Mandarijns. Het Engels heeft metaforen voor de toekomst en het verleden gerepresenteerd als een horizontale lijn (voor en na). Het Mandarijn heeft daarentegen een verticale representatie voor toekomst en verleden (boven en beneden). In het experiment werden vragen gesteld over tijdsvolgordes, waarop ja of nee moest worden geantwoord (komt maart voor april?). Vlak voordat de vraag werd gesteld, verscheen er een afbeelding van twee objecten boven of naast elkaar. Uit het experiment bleek dat Engelstaligen sneller antwoordden als de objecten naast elkaar

(4)

gelegen waren gepresenteerd en Mandarijntaligen reageerden sneller als de objecten boven elkaar verschenen. Dit geeft sterke evidentie dat een abstract begrip beïnvloed, of in het brein gerepresenteerd, kan zijn door taal. In het huidige onderzoek wordt de invloed van taal op lange termijn denken gemeten aan de hand van Temporal Discounting. Dit is het vermogen van een mens om niet aan verleidingen toe te geven op korte termijn, om te wachten op een grotere beloning in de toekomst (Singer, 1955). Theoretisch gesproken is er een duidelijke link tussen Temporal Discounting en de interpretaties van consequenties in relatie tot zelfcontrole ( Critchfield en Kollins, 2001). Temporal Discounting is vaak gecorreleerd met hersenactiviteit in het mesolimbic dopamine pathway (ventral striatum, ventromedial prefrontale cortex en cingulate cortex) en de dorsolaterale prefrontale cortex (dlPFC) (Ballard & Knutson, 2009; Mason, O'Sullivan, Blackburn, Bentall, & El-Deredy, 2012). Het mesolimbic dopamine pathway wordt in de cognitieve neurowetenschappen vooral geassocieerd met reward seeking, dit is de mate waarin iemand in zijn gedrag op zoek is naar een beloning. De connectie met Temporal Discounting is hierin logischerwijs de impuls van de behoefte aan een beloning. In het onderzoeksveld is veel onduidelijkheid naar de precieze functie van de dlPFC bij Temoral Discounting (Ballard & Knutson, 2009; Mason, O'Sullivan, Blackburn, Bentall, & El-Deredy, 2012). De dlPFC wordt wel vaak geassocieerd met hogere cognitieve functies en zelfcontrole. In eerder fMRI onderzoek van Ballard et al., (2009), is een activatie gevonden bij proefpersonen die in staat waren om te kiezen voor de lange termijn. Mason et al., (2012) daarentegen vonden in hun fMRI onderzoek juist een relatie tussen Temporal Discounting en een verhoogd dlPFC activiteit. Duidelijk is dat de dlPFC betrokken is bij de selectie en controle van hoge cognitieve regels en strategieën. Zo gaat een laesie in dit gebied gepaard met een verminderd remmend vermogen op het maken van beslissingen (Roberts & Wallis, 2000). In huidig onderzoek wordt er getracht een relatie te vinden tussen deze zelfcontrole en Temporal Discounting.

Om de onderzoeksvraag “Heeft een future- of futureless eerste taal invloed op het cognitieve proces Temporal Discounting van de betrokkenen?” te kunnen beantwoorden worden er twee experimenten uitgevoerd. In het eerste experiment wordt getracht om deelnemers van een future language, uit te zetten tegen de baseline van een future less language, om exploratief te kijken of er grote effecten zichtbaar zijn op het gebied van Temporal Discounting. De vraag die in het eerste onderzoek behandeld zal worden is “Verschilt de mate van Temporal Discounting bij Engelstaligen en Nederlandstaligen?”. In dit experiment zal er gebruik worden gemaakt van de Engelse taal als future language en Nederlands als futureless language om te kijken of deze twee grammatica structuren cognitief verschillen. In het tweede experiment wordt onderzocht of Temporal Discounting zichtbaar gemeten kan worden in het brein, om een bijdrage te leveren aan verder onderzoek. De vraag die hier gesteld wordt is”Is het mogelijk om neurale correlaten voor Temporal Discounting te vinden met behulp van EEG?”

Om deze experimenten uit te kunnen voeren is samenwerking van meerdere wetenschappelijke disciplines vereist. Er zal vanuit een antropologisch perspectief onderzocht worden hoe deze verschillende talen uit verschillende landen samengevoegd kunnen worden in één studie. De obstakels die hier van kracht zijn betreffen taal- en cultuurverschillen en het verzamelen van data van proefpersonen op grote afstand. De uitkomst voor dit probleem ligt in een samenwerking met Kunstmatige Intelligentie. Deze gebruikt theorieën

(5)

en feitelijk kennis van beide disciplines en helpt deze te structureren en tastbaar te maken door het verwerken van de data. Voor het tweede experiment is een cognitief psychologisch component nodig voor het visualiseren van de activiteiten in het brein. Met de data en kennis van de twee experimenten zal vanuit de drie bovengenoemde disciplines tezamen een conclusie worden getrokken waarin getracht wordt uitsluitsel te geven over de rol van taal (futureless- en future language) op het verschil in cognitieve processen. Vanuit de data en theorie van het onderzoek van Chen ( 2013) wordt verwacht dat bevolkingen met futureless languages beter in staat zijn beslissingen te maken op de lange termijn (Temporal Discounting).

Experiment 1

In het onderstaande onderzoek zal de mate van Temporal Discounting van proefpersonen die Engels als eerste taal hebben worden vergeleken met proefpersonen met Nederlands als eerste taal. Temporal Discounting wordt gedefinieerd als een gepercipieerde afname van de waarde van een beloning na verloop van tijd (da Matta, Gonçalves & Bizarro, 2012). Dit houdt in dat mensen een kleinere beloning die per direct beschikbaar is hoogstwaarschijnlijk zullen verkiezen boven een grotere beloning die na een langere periode wordt vrijgegeven. Het onderzoek beschreven in dit verslag zal gebaseerd zijn op de Delay Discounting Task ontwikkeld door Richards, Zhang, Mitchell en De Wit (1999). Dit experiment onderzoekt impulsiviteit door middel van een computertest die zowel Temporal Discounting als Probability Discounting toetst. Deze studie veronderstelt dat mensen die regelmatig impulsief gedrag vertonen slechter in staat zijn de consequenties van hun eigen gedrag te overzien en slechter zullen presteren in Delay Discounting Task als gevolg van het verkiezen van kleine, directe beloningen boven grote, uitgestelde beloningen. Daarnaast werd het effect van alcohol op de Delay Discounting Task onderzocht. Zij stellen dat de inname van alcohol de mate van impulsief gedrag verhoogt en dat proefpersonen die alcohol toegediend krijgen slechter zullen presteren op de Delay Discounting Task. Vervolgens wordt er verondersteld dat het proces van Temporal Discounting wordt beschreven door een hyperbolische functie. Deze voorspelt dat de waarde van een beloning na een korte vertraging sneller afneemt dan na een langere vertraging (Richards, Zhang, Mitchell en De Wit, 1999). In het huidige onderzoek is bovenstaand onderzoek aangepast met als doel de mate van Temporal Discounting bij Engelstaligen en Nederlandstaligen te vergelijken. De onderzoeksvraag van het experiment luidt: verschilt de mate van Temporal Discounting bij Engelstaligen en Nederlandstaligen?

De hypothese is dat er een verschil zal zijn in de mate van Temporal Discounting bij Engelstaligen en Nederlandstaligen. Wij verwachten dat we door middel van omslagpunten de mate van Temporal Discounting kunnen gaan bepalen. De proefpersonen zullen op een gegeven moment hun keuze aanpassen en de lagere waarde die direct beschikbaar is verkiezen boven de hogere waarde (da Matta, Gonçalves & Bizarro, 2012). De subjectieve waarde van een beloning neemt af afhankelijk van de periode waarin de beloning wordt vrijgegeven (Reynolds & Schiffbauer, 2004). Dit omslagpunt wordt beschouwd als het punt waarop de onmiddellijke beloning en de verlate beloning gelijk aan elkaar staan in termen van de subjectieve waarde (Reynolds & Schiffbauer, 2004). Bovendien verwachten wij de Temporal Discounting in termen van een

(6)

hyperbolische functie te kunnen beschrijven op een gelijksoortige manier als in het onderzoek van Richards, Zhang, Mitchell en De Wit (1999) wordt beschreven.

Methode

Het onderzoek vindt plaats in de vorm van een online vragenlijst zodat er een groot aantal proefpersonen kan worden bereikt en de geproduceerde data betrouwbaar en gemakkelijker te analyseren is. De test heeft zowel een Nederlandse variant voor proefpersonen die Nederlandstalig zijn opgegroeid als een Engelse variant voor proefpersonen die Engelstalig zijn opgevoed. Er is gekozen voor twee landen met beide een westerse cultuur om verdere culturele componenten, behalve de taal buiten te sluiten. Beide testen hebben als doelgroep mensen met een leeftijd ouder dan 21 jaar. Volgens Green & Myerson (2002) verschilt Temporal Discounting per leeftijd. Om deze reden hebben wij gekozen om de leeftijd in beide doelgroepen af te bakenen en enkel volwassenen boven de 21 te onderzoeken. Per doelgroep hebben 40 proefpersonen de vragenlijst gemaakt. Voor de rest zijn de vragenlijsten geheel identiek aan elkaar en verschillen alleen de taal en de gebruikte geldkoersen (euro en dollar).

Het onderzoek zal worden uitgevoerd door proefpersonen de keuze te stellen tussen een bepaald geldbedrag per direct of een hoger bedrag op een langer termijn. De waarden die per direct beschikbaar zijn variëren op een willekeurige wijze. Uit voorgaand onderzoek bleek dat wanneer de keuzes afwisselend toe- en afnemen de mate van Temporal Discounting significant groter is (da Matta, Gonçalves & Bizarro, 2012). De proefpersonen raken op deze manier niet gewend aan de manier van vragen stellen. Bovendien komt het dichter overeen met de keuzes die in het dagelijks leven worden gemaakt. In de vragenlijst worden de keuzes voor het onmiddellijke kleinere bedrag en het verlate hogere bedrag afgewisseld om wegens dezelfde reden familiariteit tegen te gaan. De proefpersonen zijn online benaderd met een oproep naar studenten van 21 jaar of ouder die of Engelstalig of Nederlandstalig zijn opgegroeid afhankelijk van de test die ze zouden nemen. In de vragenlijst krijgen de proefpersonen keuzes uit vijf vertragingen (periodes van 3, 10, 30, 180 en 365 dagen) met het vaste bedrag van 10 euro/dollar en zes verschillende geldbedragen (1, 3, 5, 6, 7 en 9 euro/dollar) die direct beschikbaar aan hen zouden zijn. Het hoge bedrag staat vast op 10 euro/dollar om bij de data-analyse gemakkelijker het omslagpunt te kunnen vinden.

(7)

Figuur 1: De online vragenlijsten Data analyse

Na het verkrijgen van de data wordt van beide groepen, zowel de Engelstaligen als de Nederlandstaligen, het omslagpunt bepaald. Dit wordt gedaan door bij elk bedrag het aantal dagen te noteren waarbij het individu het lagere bedrag verkoos boven het hogere bedrag. Met andere woorden, het punt dat een individu het verkrijgen van het lagere bedrag op dit moment verkiest boven het meerdere dagen wachten op een hoger bedrag. Wanneer het omslagpunt lager ligt, is de voorkeur eerder bij de veiligere keuze van het direct verkrijgen van een lager bedrag in plaats van het uitstellen naar het hoger liggende bedrag (da Matta, Gonçalves & Bizarro, 2012) . Dit wijst op een lagere mate van Delay Discounting, ofwel Temporal Discounting.

(8)

Figuur 2: Delay Discounting, ofwel Temporal discounting van één Engels proefpersoon en één Nederlands proefpersoon

Resultaten

Alle proefpersonen reageerden verschillend op de vragen in de vragenlijst. Sommige verkozen gedurende de gehele test voor de hogere waarde op lange termijn, waardoor er bij diegene geen omslagpunten kon worden bepaald. Het aantal proefpersonen waarbij geen omslagpunt kon worden bepaald kwamen bij beide groepen overeen, waardoor het geen probleem voor het onderzoek veroorzaakte. Bij de 36 proefpersonen per doelgroep waarbij de omslagpunten konden worden bepaald, daalde de waarde van het omslagpunt naar mate de directe beloning steeg. In de grafiek van figuur 2 zijn de omslagpunten afgebeeld van een Engelstalig proefpersoon en een Nederlandstalig proefpersoon. Na het bepalen van de omslagpunten werden vervolgens alle omslagpunten van beide groepen in een grafiek afgebeeld en een hyperbolische functie van de data van beide groepen bepaald (zie figuur 3). Tenslotte werd er een two-sample t-test in studio R toegepast op de omslagpunten van beide onafhankelijke groepen te toetsen. Het gemiddelde omslagpunt van de Nederlandse groep was 104 dagen (103.89) en het gemiddelde omslagpunt van de Engelse groep was 86 dagen (86.40). De two-sample t-test resulteerde in een p-waarde van 0.1625.

(9)

Figuur 3: De omslagpunten van de Nederlandse en Engelse proefpersonen met hyperbolische functie

Conclusie

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er geen concluderend antwoord gegeven kan worden op de onderzoeksvraag of er een verschil is in de mate van Temporal Discounting bij Engelstaligen en Nederlandstaligen. Door middel van de omslagpunten kon er per individu de mate van Temporal Discounting worden bepaald. Hieruit bleek dat het gemiddelde omslagpunt hoger ligt bij de Nederlandse proefpersonen dan bij de Engelsen, dit zou erop kunnen duiden dat Nederlanders een hogere mate van Temporal Discounting hebben. De hyperbolische functies in figuur 3 lijken dit eveneens te suggereren. Echter wijst de p-waarde, afkomstig van de two-sample t-test erop dat het resultaat niet significant is. Hieruit blijkt dat er niet kan worden geconcludeerd dat er een verschil is tussen de omslagpunten, eveneens als de mate van Temporal Discounting van beide doelgroepen.

Discussie

In het onderzoek zijn er een aantal verbeterpunten die tot een beter resultaat zouden kunnen hebben geleid. Ten eerste maakt de vragenlijst gebruik van een beperkt aantal geldwaardes en dagen van uitstel. Dit kan ertoe hebben geleid dat de omslagpunten van de proefpersonen niet nauwkeurig genoeg konden worden

(10)

bepaald. Door het toevoegen van vragen in de vragenlijst met meer gevarieerde bedragen en dagen van uitstel, zou er mogelijk een conclusie kunnen worden getrokken. Ten tweede zijn de Engelse proefpersonen voornamelijk afkomstig uit het Verenigde Koninkrijk en mogelijk minder bekend met de Amerikaanse Dollar. Oorspronkelijk werd getracht voornamelijk mensen uit de Verenigde Staten te benaderen, maar dit bleken er relatief minder te zijn dan Britten. Ten slotte bleek de eis voor de leeftijd van 21 jaar en ouder niet specifiek genoeg. De leeftijd moet beter worden afgebakend om een correcte uitspraak te doen over de individuele mate van temporal discounting.

Experiment 2

In het onderstaande onderzoek zal Temporal Discounting nader worden bestudeerd en er zal worden onderzocht of het zichtbaar kan worden gemeten in de hersenen. Aan dit cognitieve onderzoek ligt gedragseconomie ten grondslag met als doel om de economie realistischer te maken door deze te voorzien van psychologische en cognitieve invloeden (Camerer, Loewenstein, & Rabin, 2011). Dit zorgt uiteindelijk voor meer theoretische inzichten, wat uiteindelijk kan bijdragen aan mogelijke beleidsvorming over Temporal Discounting. Temporal Discounting is in het verleden vrijwel alleen gemeten door middel van fMRI (Ballard & Knutson, 2009; Hare, Hakimi, & Rangel, 2014; Hariri et al., 2006; Li et al., 2013). Er is vrijwel geen onderzoek gedaan naar Temporal Discounting door middel van EEG. EEG heeft een hoge temporele resolutie en dit zorgt voor een hoge nauwkeurigheid in de tijd (Sharon, Hämäläinen, Tootell, Halgren, & Belliveau, 2007)[GP2] . Daarnaast is EEG goedkoper en minder tijdrovend (Mulder, 2016). Om deze redenen is het nuttig om met behulp van EEG, mogelijke neurale correlaten voor Temporal Discounting te vinden. De onderzoeksvraag is dan ook: “Is het mogelijk om neurale correlaten voor Temporal Discounting te vinden met behulp van EEG?” Met EEG is het mogelijk om zowel Delta,- (0-4 Hz; correleert met diepe slaap), Thèta,- (4-8 Hz; correleert met dagdromen en lichte slaap), Alfa,- ((4-8-12 Hz; correleert met ontspanning), Bèta,- (16-30 Hz; correleert met sensomotorisch bewustzijn en concentratie); en Gamma,- (30-80 Hz; correleert met actieve gedachten en concentratie) oscillaties te meten (Purves et al., 2008). Omdat EEG hersenactiviteit aan de hersen oppervlakte wordt gemeten, is het gebruikelijk om de Dorsaal Laterale Prefrontale Cortex(dlPFC) te meten door een elektrode op de F3 locatie te plaatsen (Fregni et al., 2005). Omdat dlPFC geassocieerd is met hoge cognitieve functies en het rationele denken, waarin het dan vooral gaat om de selectie en controle van hoge-cognitieve regels en strategieën, gaat onze hypothese uit van het onderzoek van Ballard et al (2009). Hierin wordt verwacht dat mensen die beter in staat zijn om een beloning uit te stellen, een activatie laten zien in de dLPFC, doordat deze proefpersonen zich beter kunnen inbeelden wat voor consequenties beide beslissingen met zich meebrengen. De dlPFC zal dus een verhoogde activiteit vertonen bij personen die niet doen aan Temporal Discounting. Omdat Bèta,- en Gamma oscillatie geassocieerd is met concentratie en alertheid, is de hypothese dat in proefpersonen die niet gevoelig zijn voor Temporal Discounting meer Bèta,-en Gamma oscillatie te vindBèta,-en is in de dLPFC. Wanneer blijkt dat er inderdaad eBèta,-en neuraal correlaat te vindBèta,-en is voor Temporal Discounting zou dit gebruikt kunnen worden in vervolgonderzoek naar Temporal Discounting. Verschil in

(11)

Temporal discounting zou dan vergeleken kunnen worden tussen nationaliteiten. Dit zou meer duidelijkheid scheppen in het onderzoek van Chen (2013).

Methode

Aanvankelijk werden de 25 proefpersonen gevraagd of ze rookten en of ze in de laatste 5 uur cafeïne hadden geconsumeerd. Zowel roken als cafeïne zouden een direct effect op Temporal Discounting kunnen hebben (Bickel, Odum, & Madden, 1999; Diller, Saunders, & Anderson, 2008). In het geval van roken en/of cafeïnegebruik werd de proefpersoon niet meegenomen in het experiment volgens deze exclusiviteitscriteria. Vervolgens vulden de proefpersonen een Informed Consent in.

EEG meting en gedragstaak

Er werd gebruik gemaakt van een 10/20 systeem met 3 elektroden. F3 werd gebruikt om de dlPFC te meten, Cz werd als ground gemeten en A2 als referentie. De hersenactiviteit werd gemeten door middel van custom made registratie programma’s onder Matlab. De proefpersoon kreeg een scherm voor zich met 21 achtereenvolgende vragen. Deze vragen komen van een standaard Temporal Discounting test (Ballard & Knutson, 2009). De proefpersoon kreeg steeds 40 seconden om op de vragen te antwoorden. De vragen werden in een random volgorde gesteld, zoals te zien is in figuur 1. De proefpersoon werd gevraagd zo lang mogelijk na te denken en kon antwoorden met (a), korte termijn beloning of (b), lange termijn beloning. Op het toetsenbord waren zowel V als B afgeplakt met respectievelijk A en B. Dit zodat de proefpersoon met de rechterhand even gemakkelijk zowel A als B kon antwoorden. Hierdoor was de keuze voor A en B even aantrekkelijk.

(12)

Data analyse

De proefpersonen werden ingedeeld als Temporal Discounter (TD) of als non-Temporal Discounter (nTD). Bij meer dan 10 A (Korte termijn beloning) werd de proefpersoon ingedeeld bij TD.

De EEG data werd geanalyseerd in Matlab. Allereerst werd de data gefilterd om de netstoring (50Hz) uit het signaal te halen (Notch filter:48-52 Hz). Vervolgens werd de data geknipt in stukjes van twee seconde, direct voor het drukken. Door middel van Transforme Data werd alleen de activiteit van F3meegenomen in de verdere data. Als laatste stap werden in deze data stukken de verschillende frequentiebanden (Theta; Delta; Alpha; Bèta; Gamma) geïsoleerd om deze onderling te kunnen vergelijken. Dit werd gedaan omdat het een exploratief experiment is waardoor alle mogelijke frequentiebanden zijn meegenomen om te zoeken naar mogelijke neurale correlaten. De power, sterkte van een bepaalde oscillatie, werd berekend uit de gemiddelden van de proefpersonen voor een bepaalde frequentieband. Deze werd in een tabel gezet met daarbij de type klasse waar de proefpersoon in zat (TD of nTD). Dit werd voor elke frequentieband gedaan. Deze vijf tabellen werden ingeladen in Studio R waar ze vervolgens op normaliteit en vergelijkbare varianties werden gemeten. Wanneer ze voldeden aan deze assumpties, werd er een t-test gedaan. Wanneer dit niet zo was, werd een Wilcoxon test gedaan. Hier werd achteraf nog een Post-Hoc test gedaan.

Resultaten

Van de 25 proefpersonen vielen 5 proefpersonen af doordat Matlab niet naar behoren werkte. Van de 20 overgebleven proefpersonen waren 12 personen Temporal Discounters en 8 non-Temporal Discounters. Van alle frequentiebanden gaf Bèta- en Gamma oscillatie een significant resultaat. In het figuur hieronder is de boxplot van dit resultaat te zien. De data van Bèta-oscillatie voldeed aan de assumpties. Zo was de p-waarde van de Shapiro test 0.1126 voor TD en 0.1004 voor nTD. Uit de Levene’s test kwam een p-waarde van 0.272. Omdat de data van Bèta oscillatie voldeed aan de assumpties, werd er een t-test gedaan. De p-waarde hieruit was 0.04304. Bèta oscillatie bleek frequenter te zijn bij de groep Temporal Discounters (Zie figuur 5).

(13)

Figuur 5: Bèta oscillatie bij de group Temporal Discounters (links) en non-Temporal Discounters (rechts)

Bij Gamma-oscillatie werden de assumpties van normaliteit geschonden. Zo was de p-waarde voor normaliteit 0.02449 voor TD en 0.04315 voor nTD. Uit de Levene’s test kwam een p-waarde van 0.1766. Er werd een Wilcoxon test gedaan met als p-waarde 0.007303. Gamma oscillatie bleek meer aanwezig te zijn bij de groep Temporal Discounters (Zie figuur 6).

Figuur 6: Gamma oscillatie bij de groep Temporal Discounters (links) en non-Temporal Discounters (rechts)

(14)

Conclusie

Uit het EEG experiment is gebleken dat zowel Bèta en Gamma oscillatie te zien is bij mensen die gevoelig zijn voor Temporal Discounting. Dit komt overeen met de hypothese.

Discussie

Bèta,- en Gamma oscillatie is te zien in de dLPFC bij de proefpersonen die niet gevoelig bleken te zijn voor Temporal Discounting. Een mogelijk verklaring is dat mensen die beter in staat zijn langere termijn beslissingen te maken, gewoonweg geconcentreerder en alerter nadenken over financiële beslissingen. De personen staan mogelijk beter stil bij de financiële situatie en wegen hierdoor beide opties beter af. Een sterke indicatie hiervoor is de significantie van Bèta,- en Gamma oscillatie, die overeenkomen met een hoge concentratie. De grens die werd gemaakt voor de groep TD en nTD is afkomstig van het onderzoek van Ballard & Knutson (2009). Veel proefpersonen bleken echter rondom deze grens te zitten, waardoor de groep TD en nTD minder van elkaar verschilden dan gewenst. Aangezien dit onderzoek uit weinig proefpersonen bestonden, was het niet mogelijk om van beide groepen de extremen tegen elkaar uit te zitten. Echter is er in dit onderzoek een effect gevonden en is dit dus niet noodzakelijk. Daarnaast is er in dit onderzoek geen controle-experiment geweest. Echter is het onwaarschijnlijk dat externe factoren hebben geleid tot een significant verschil, waardoor een controle experiment niet noodzakelijk is.

Discussie

In deze studie wordt het verschil onderzocht in de mate van Temporal Discounting bij mensen die een future language spreken en mensen die een futureless language spreken. Ten eerste is er een experiment uitgevoerd met Engelstaligen en Nederlandstaligen om de mate van Temporal Discounting van deze future en futureless languages te vergelijken. Uit dit experiment is gebleken dat de verschillen omtrent Temporal Discounting tussen future en futureless niet groot genoeg waren om om in een sample van 72 proefpersonen te meten. Hoewel er geen significante resultaten zijn gevonden, leken de resultaten te suggereren dat een future language beter is in lange termijn denken dan een future-less language. Dit komt overeen met onze hypothese. Bovendien komt dit resultaat overeen met de theorie van Chen (2013). Het feit dat Chen (2013) wel een significant verschil vindt en dat dit in dit onderzoek niet gevonden is, zou een aantal verklaringen kunnen hebben. Ten eerste neemt Chen (2013) in zijn onderzoek een aanzienlijk grotere sample. Daarnaast hield hij rekening met extreem veel demografische factoren zoals inkomen, grootte van het huishouden, opleiding etc. zodat er een paarsgewijze vergelijking kon worden gedaan. Hierdoor sluit hij deze demografische componenten van cultuur uit. Hoewel in dit onderzoek in eerste instantie uit werd gegaan van cultural linguistics waar cultuur en taal een en dezelfde eenheid vormen lijkt het er toch op dat enig uitsluitsel van culturele demografische factoren vereist is om deze verschillen in Temporal Discounting terug te vinden. Cultuur zou een grotere rol gespeeld kunnen hebben dan oorspronkelijk werd gedacht. Om dit volledig uit te sluiten, zou het onderzoek moeten worden uitgevoerd met Engelstaligen die in de Nederlandse cultuur zijn

(15)

geïntegreerd en vice versa. Ten tweede is er een experiment uitgevoerd om te onderzoeken of Temporal Discounting met behulp van EEG zichtbaar te meten is in de hersenen. Uit het EEG experiment bleek dat er zowel Bèta als Gamma oscillatie te meten is bij mensen die gevoelig zijn voor Temporal Discounting. Dit houdt in dat de categorieën: mensen die vaker kiezen voor de korte termijn optie en mensen die vaker voor de lange termijn optie kiezen, te onderscheiden zijn door middel van een EEG meting. Dit biedt mogelijk een nieuwe manier om Temporal Discounting te gaan onderzoeken. Hoewel deze resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden omdat er slechts een klein aantal proefpersonen gemeten is, kan in verder onderzoek het verschil tussen future en future-less language op Temporal Discounting gemeten worden met behulp van EEG. Hier zou mogelijk een meer afgebakend terrein onderzocht kunnen worden waar cultuur minder invloed heeft. Ook zou het mogelijk zijn door middel van EEG onderzoek meerdere dimensies van Temporal Discounting te combineren. Hiervoor moet echter eerst onderzocht worden of deze andere dimensies ook meetbaar zijn met deze zelfde EEG meting.

Literatuur

Ballard, K., & Knutson, B. (2009). Dissociable neural representations of future reward magnitude and delay during temporal discounting. NeuroImage, 45(1), 143-150.

Bickel, W. K., Odum, A. L., & Madden, G. J. (1999). Impulsivity and cigarette smoking: Delay discounting in current, never, and ex-smokers. Psychopharmacology, 146(4), 447-454.

Boroditsky, L. (2001). Does language shape thought?: Mandarin and English speakers' conceptions of time. Cognitive psychology, 43(1), 1-22.

Butterworth, B., Reeve, R., Reynolds, F. ( 2011). Using Mental Representations of Space When Words Are Unavailable: Studies of Enumeration and Arithmetic in Indigenous Australia. Researchgate.net

Camerer, C. F., Loewenstein, G., & Rabin, M. (Eds.). (2011). Advances in behavioral economics. Princeton University Press.

Chen, M. K. (2013). The effect of language on economic behavior: Evidence from savings rates, health behaviors, and retirement assets. The American Economic Review, 103(2), 690-731.

Critchfield, T. S., & Kollins, S. H. (2001). Temporal discounting: Basic research and the analysis of socially important behavior. Journal of applied behavior analysis, 34(1), 101-122.

(16)

Dijksterhuis, A., & Van Knippenberg, A. (1998). The relation between perception and behavior, or how to win a game of trivial pursuit. Journal of Personality and Social Psychology, 74(4), 865.

Diller, J. W., Saunders, B. T., & Anderson, K. G. (2008). Effects of acute and repeated administration of caffeine on temporal discounting in rats. Pharmacology Biochemistry and Behavior, 89(4), 546-555.

Fregni, F., Boggio, P. S., Nitsche, M., Bermpohl, F., Antal, A., Feredoes, E., et al. (2005). Anodal transcranial direct current stimulation of prefrontal cortex enhances working memory. Experimental Brain Research, 166(1), 23-30.

Gordon, P. (2004). Numerical cognition without words: Evidence from Amazonia. Science, science.sciencemag.org

Guiora, A. Z. (1983). Language and concept formation: A cross-lingual analysis. Behavior Science Research,

18(3), 228-256.

Hare, T. A., Hakimi, S., & Rangel, A. (2014). Activity in dlPFC and its effective connectivity to vmPFC are associated with temporal discounting. Frontiers in Neuroscience, 8, 50.

Hariri, A. R., Brown, S. M., Williamson, D. E., Flory, J. D., de Wit, H., & Manuck, S. B. (2006). Preference for immediate over delayed rewards is associated with magnitude of ventral striatal activity. The Journal of Neuroscience : The Official Journal of the Society for Neuroscience, 26(51), 13213-13217.

Holmes, K. J., & Wolff, P. (2012). Does categorical perception in the left hemisphere depend on language?.

Journal of Experimental Psychology: General, 141(3), 439.

Kuhl, P. K. (2010). Brain mechanisms in early language acquisition. Neuron, 67(5), 713-727.

Li, N., Ma, N., Liu, Y., He, X. S., Sun, D. L., Fu, X. M., et al. (2013). Resting-state functional connectivity predicts impulsivity in economic decision-making. The Journal of Neuroscience : The Official Journal of the Society for Neuroscience, 33(11), 4886-4895.

Mason, L., O'Sullivan, N., Blackburn, M., Bentall, R., & El-Deredy, W. (2012). I want it now! neural correlates of hypersensitivity to immediate reward in hypomania. Biological Psychiatry, 71(6), 530-537.

(17)

da Matta, A., Gonçalves, F. L., & Bizarro, L. (2012). Delay discounting: Concepts and measures. Psychology & Neuroscience, 5(2), 135.

Mulder, T. (2016). College neurosystemen - IMAGING. Unpublished manuscript.

Purves, D., Cabeza, R., Huettel, S. A., LaBar, K. S., Platt, M. L., Woldorff, M. G., & Brannon, E. M. (2008). Cognitive Neuroscience. Sunderland: Sinauer Associates, Inc.

Richards, J. B., Zhang, L., Mitchell, S. H., & Wit, H. (1999). Delay or probability discounting in a model of impulsive behavior: effect of alcohol. Journal of the experimental analysis of behavior, 71(2), 121-143.

Sharifian, F. (2017). Cultural Linguistics and linguistic relativity. Language Sciences. http://dx.doi.org/10.1016/j.langsci.2016.06.002

Sharon, D., Hämäläinen, M. S., Tootell, R. B., Halgren, E., & Belliveau, J. W. (2007). The advantage of combining MEG and EEG: Comparison to fMRI in focally stimulated visual cortex. NeuroImage, 36(4), 1225-1235.

Roberts, A. C., & Wallis, J. D. (2000). Inhibitory control and affective processing in the prefrontal cortex: Neuropsychological studies in the common marmoset. Cerebral Cortex (New York, N.Y.: 1991), 10(3), 252-262.

Whorf, B. L. (1940). Science and linguistics (pp. 207-219). Bobbs-Merrill.

Winawer, J., Witthoft, N., Frank, M. C., Wu, L., Wade, A. R., & Boroditsky, L. (2007). Russian blues reveal effects of language on color discrimination. Proceedings of the National Academy of Sciences, 104(19), 7780-7785.

(18)

Bijlage

Link naar Nederlandse vragenlijst:

https://docs.google.com/forms/d/e/1FAIpQLScUfkXWVAH3MaR2ecNmBup9a-idJh0mM0b8V-O0Hz9SFc_9 wA/viewform

Link naar Engelse vragenlijst:

https://docs.google.com/forms/d/e/1FAIpQLSex9rqcaByLgSrWYObXmWYgRc-4zfar07miKqZ8ANyKanGC5 g/viewform

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Given that in Mandarin most words expressing temporal past and future consist of past-in-front/future-at-back metaphors (Chen, 2007; Peng, 2012; Experiment 1), if habit- ual use

Given that Chinese signers use future-in-front/past-at-back space-time metaphors whereas Mandarin speakers can additionally exploit past-in-front/future- at-back metaphors,

Table 2 Cu rrent status of language research in internationa l busi ness: ex amples of theo ries, pheno men a, and research quest ions by level of an alysis Individ ual Group Fi

The research, then, emerges from the bringing together of education, peacebuilding and youth agency and aims to explore and distinguish how educational initiatives, within the

Deze beslisregels voor bemesting van gras en maïs, graslandgebruik en beregening zijn opgesteld in overleg met deskundigen op ‘De Marke’ en uitgebreid beschreven door Schut

Tijd en ruimte om Sa- men te Beslissen is er niet altijd en er is niet altijd (afdoende) financiering en een vastomlijnd plan. Toch zijn er steeds meer initiatieven gericht op

Thirdly, the topic and the design is rather straightforward, therefore the participant retention rate (if not paid) was quite low. Therefore, using Amazon’s Mechanical Turk is a

One intervention may be episodic future thinking (EFT), which is the ability to project the self in time to pre-experience an event. Our study 1 replicates previous findings