• No results found

De Facebook privacy paradox : schijn bedriegt?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Facebook privacy paradox : schijn bedriegt?"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Facebook Privacy Paradox: Schijn

Bedriegt?

Ian Strik

Studentnummer: 10199926 Begeleider: Mark Rotteveel Bachelor These 20-07-2014

Aantal woorden literatuuroverzicht: 7000 Aantal woorden onderzoeksvoorstel: 1500

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting...4

Facebook Privacy Paradox...6

Waarom Gebruiken Mensen Facebook?...8

De Behoefte om Erbij te Horen ...9

De Behoefte om Jezelf te Presenteren ...11

Waarom Vinden Mensen Privacy Belangrijk?...14

De Privacy Paradox ...18 Conclusies en Discussie...27 Onderzoeksvoorstel ...30 Methode...32 Procedure...33 Implicaties. ...34 Referenties ...36

(4)

Samenvatting

Mensen vinden privacy erg belangrijk, maar delen toch veel persoonlijke informatie op Facebook (FB). Dit wordt de privacy paradox genoemd. In dit artikel wordt deze paradox besproken aan de hand van waarom mensen informatie delen op FB en waarom privacy belangrijk is. Mensen delen informatie op FB om te voldoen aan hun behoefte om erbij te horen en de behoefte om zichzelf te presenteren. Mensen zijn intrinsiek gemotiveerd om positieve relaties aan te gaan met anderen. Dit past goed bij FB omdat de structuur van FB deze activiteiten mogelijk maakt. Daarnaast biedt FB gebruikers de mogelijkheid zichzelf te presenteren. Men kan zelf bepalen welke foto’s ze uploaden en hoe hun profiel eruit komt te zien. De achterliggende reden voor mensen om zichzelf te presenteren, is dat ze hieruit populariteit kunnen verkrijgen. Privacy is een andere behoefte van mensen. Er zijn vier dimensies van privacy te onderscheiden, waarvan er twee van toepassing zijn op FB. Dit zijn intimiteit en gereserveerdheid. Intimiteit houdt in dat een individu een onderdeel is van een kleine groep die zich samen afzondert om een relatie te bewerkstelligen. Gereserveerdheid houdt in dat een individu controle heeft over wie toegang heeft tot welke persoonlijke informatie. Deze vormen van privacy kunnen in conflict komen met de behoefte om jezelf te presenteren en de behoefte om erbij te horen omdat als mensen persoonlijke informatie delen op FB, ze de controle over deze informatie kunnen verliezen. De informatie kan namelijk gemakkelijk door ongewenste andere gebruikers gezien worden. Na de oprichting van FB bleek er inderdaad sprake van een paradox. Mensen vonden hun privacy zeer belangrijk, maar deelden toch veelvuldig persoonlijke informatie. Tegenwoordig lossen mensen de

tegenstrijdigheid op, door hun persoonlijke informatie beter af te schermen. Echter, de effectiviteit van privacy beschermde handelingen is vaak laag, waardoor de privacy van mensen in de praktijk alsnog geschonden kan worden.

(5)
(6)

Facebook Privacy Paradox

Meer dan 17 procent van de totale wereldbevolking is lid van Facebook (FB) (Worldometers: Huidige wereldbevolking.2014; Smith, 2014). Er zijn 8,9 miljoen

Nederlanders lid, van wie er 6,1 miljoen dagelijks inlogt (Boekee, Engels, & Van Der Veer, 2014). Het bezoeken van FB wordt door veel jongvolwassenen als onderdeel van de

dagelijkse routine gezien, waaraan zij gemiddeld 30 minuten per dag besteden (Pempek, Yermolayeva, & Calvert, 2009). Gemiddeld hebben mensen 300 vrienden (Smith, 2014), waarvan een groot deel nauwelijks als echte vrienden omschreven kan worden. Sterker nog, jongeren rapporteren dat ze slechts 6,5 echte vrienden hebben (Prins, 2008). Een groot deel van de vrienden op FB zijn slechts kennissen, of zelfs volledige vreemden (Ellison, Steinfield, & Lampe, 2007a). Toch wordt er vaak veel gevoelige informatie op FB gedeeld. Echte

namen, geboortedata, woonplaatsen, telefoonnummers, e-mailadressen, persoonlijke foto’s en video’s, werkgevers, werkgeschiedenis en interesses worden gedeeld (McAndrew & Jeong, 2012; Junco, 2012). Ondanks dat bijna 90 procent van de Nederlanders ouder dan 15 jaar gebruik maakt van FB (Boekee et al., 2014), zien we ook dat het vertrouwen in social media af neemt. Uit hun enquête bleek dat ten opzichte van 2013, er in 2014 een relatieve afname was van 43 procent van mensen die zegt social media te vertrouwen (Boekee et al., 2014). Helaas wordt uit dit onderzoek niet helemaal duidelijk wat er met vertrouwen bedoeld wordt. Ook onder de mensen die stoppen met FB, is vertrouwen voor 34 procent een reden om af te haken. Andere redenen zijn dat er teveel mensen op zitten die men niet kent (48%) en dat het mensen teveel tijd kost (41%) (Boekee et al., 2014). Verder blijkt uit het onderzoek van Boekee et al. (2014) dat 67 procent van de gebruikers van social media sites denkt dat hun gegevens worden doorverkocht aan adverteerders en maken mensen zich zorgen over de gegevens waarover social media netwerken beschikken (60%). Andere zorgen die mensen hebben met betrekking tot FB profielen zijn dat anderen hun persoonlijke informatie kunnen

(7)

lezen, dat hun reputatie beschadigd wordt door roddels, dat er ongewenste contacten worden opgedaan, of dat anderen zich onwettig voordoen als henzelf (Boyd & Ellison, 2008,

aangehaald in Debatin, Lovejoy, Horn, & Hughes, 2009).

Mensen maken zich zorgen over hun privacy op FB, denken dat hun gegevens doorverkocht worden aan bedrijven, maar delen tegelijkertijd wel zeer veel persoonlijke gegevens (Gross & Acquisti, 2005a). Deze discrepantie tussen de attitude over privacy en het daadwerkelijke gedrag, wordt de privacy paradox genoemd (Norberg, Horne, & Horne, 2007). Hoe het kan dat de privacy paradox bestaat en welke strategieën mensen gebruiken om dit op te lossen wordt in dit artikel besproken.

Er zal worden ingegaan op de privacy paradox door eerst te onderzoeken waarom mensen überhaupt informatie delen op Facebook. Daarna zal er besproken worden wat de reden is dat mensen privacy belangrijk vinden. Als laatste zal de privacy paradox onderzocht worden en zullen er verklaringen gegeven worden voor het bestaan van de paradox. Hieruit zal blijken dat er een tekort aan kennis is met betrekking tot privacy en Facebook. Om dit tekort aan kennis te verkleinen zullen er suggesties worden gedaan voor mogelijk vervolg onderzoek.

(8)

Waarom Gebruiken Mensen Facebook?

Met meer dan 1,28 miljard FB gebruikers (Smith, 2014) komt al snel de vraag op waarom mensen FB gebruiken. Met zulke aantallen gebruikers kan het bijna niet anders dat FB voldoet aan een bepaalde behoefte, die maakt dat zoveel mensen er gebruik van maken. In dit hoofdstuk zullen verschillende sociaal psychologische verklaringen gegeven worden waarom mensen FB gebruiken en waarom ze informatie willen delen.

In een van de eerste onderzoeken naar waarom mensen Facebook gebruiken, vonden Ellison, Steinfield en Lampe (2007b), dat studenten vooral Facebook gebruiken om in contact te komen en te blijven met vrienden en andere studenten. Hierbij vonden ze dat vooral

studenten die weinig zelfvertrouwen hadden, FB gebruiken om contacten op te doen en vrienden te maken. Joinson (2008) vond dat ook bij een steekproef van niet-studenten dat mensen FB voornamelijk gebruiken om in contact te blijven met vrienden. Daarbij suggereren hun resultaten ook dat mensen FB gebruiken om een beeld van zichzelf te presenteren.

Mensen plaatsen volgens dit onderzoek namelijk foto’s en video’s van zichzelf, vertellen wat hun interesses zijn en posten informatie als ze iets behaald hebben zoals een nieuwe baan of diploma. Zowel het in contact komen en blijven met vrienden, als het presenteren van jezelf, kan in één duaal factor model verklaard worden (Nadkarni & Hofmann, 2012). Dit model zal in dit artikel behandeld worden omdat dit het enige model is dat beide behoeftes samen behandeld om FB gebruik te verklaren.

Volgens het duale factor model van FB gebruik (Nadkarni & Hofmann, 2012) zijn er twee belangrijke behoeftes om FB te gebruiken. De behoefte om erbij te horen en de behoefte om jezelf te presenteren. Er zal er eerst ingegaan worden op de theorie over de behoefte om erbij te horen van Baumeister en Leary (1995). Volgens deze theorie zijn mensen intrinsiek gemotiveerd om sociale banden aan te gaan, vriendschappen te sluiten en betekenisvolle relaties aan te gaan. Dit geeft een mogelijke verklaring voor de populariteit van FB, omdat FB

(9)

bij uitstek dit soort activiteiten faciliteert. FB biedt gebruikers namelijk de mogelijkheid om op afstand gesprekken te voeren, informatie uit te wisselen, ervaringen te delen en

vriendschappen te starten (Gangadharbatla, 2008). Daarna zal ingegaan worden op de theorie over de behoefte om jezelf te presenteren van Nadkarni en Hofmann (2012). Hiermee wordt de behoefte van mensen om een positief beeld van zichzelf te presenteren bedoeld. Ook dit sluit goed aan bij het concept van FB, omdat men zelf een online profiel kan construeren, waarbij er strategisch gekozen kan worden welke informatie er wel en niet weergegeven wordt, om zodoende te bepalen hoe men zichzelf presenteert.

De Behoefte om Erbij te Horen

Het psychologische en lichamelijk welzijn van mensen is volgens de theorie over de behoefte om erbij te horen in grote mate afhankelijk van de sociale steun van anderen. Zo kan een gebrek aan sociale steun leiden tot emoties als angst, depressie, verdriet, jaloezie en eenzaamheid (Baumeister & Leary, 1995). Daarnaast kan het leiden tot stress, een verminderd immuun systeem, grotere kans op psychologische stoornissen, een grotere kans op

criminaliteit en zelfs een grotere kans op zelfmoord (Kiecolt-Glaser, Garner, et al., 1984; Hamacheck, 1992; Olmos, 1994; Trour, 1980, aangehaald in Baumeister & Leary, 1995). Mensen bij wie de behoefte om erbij te horen wel vervuld is laten daarentegen

tegenovergestelde effecten zien. Blijdschap, opgetogenheid, tevredenheid en kalmte zijn emoties die ervaren kunnen worden als gevolg van voldoende sociale steun (Baumeister & Leary, 1995). Verder leidt het ook tot verminderde stress en zijn mensen gelukkiger en meer tevreden met hun leven (Cohen, Sherrod & Clark, 1986, aangehaald in Baumeister & Leary, 1995). Het is goed mogelijk dat FB hierin een belangrijke rol zou kunnen spelen, vooral omdat de structuur van FB erop gericht lijkt te zijn om mensen met elkaar in contact te laten komen en vriendschappen te kunnen onderhouden.

(10)

Om te de vraag te beantwoorden of de behoefte om erbij te horen een rol speelt bij FB, is het allereerst belangrijk om te weten of de theorie kan worden toegepast op FB, zoals Gangadharbatla (2008) verondersteld. Ze onderzocht dit door 237 studenten een enquête in te laten vullen over hun attitude over FB, de intentie om lid te worden en de behoefte om erbij te horen. Er bleek een significante, positieve correlatie te bestaan tussen de behoefte om erbij te horen en de attitude over FB, maar ook tussen behoefte om erbij te horen en de intentie om FB te gaan gebruiken. Dit betekende dat hoe hoger de behoefte om erbij te horen, hoe positiever de attitude over FB was en hoe groter de intentie was om er lid van te worden. Daarnaast bleek ook dat de attitude over FB de positieve relatie tussen de behoefte om erbij te horen en de intentie om lid te worden volledig medieerde. Dit betekent dat er gesteld kan worden dat hoe meer mensen de behoefte hebben om erbij te horen, hoe positiever ze worden over FB en daardoor meer intentie hebben om er lid van te worden.

Dat men een positiever attitude over FB heeft als de behoefte om erbij te horen hoog is, betekent nog niet de behoefte om erbij te horen ervoor zorgt dat mensen lid worden van FB. Volgens Ajzen en Fishbein (1980, aangehaald in Gangadharbatla, 2008) is de attitude over een bepaald object (samen met subjectieve normen) van invloed op de intentie om gedrag uit te voeren en is de intentie een goede voorspeller van gedrag. Aan de andere kant is er ook veel onderzoek wat erop wijst dat de correlatie tussen de intentie om gedrag uit te voeren en het werkelijke gedrag juist niet zo hoog is (Sheeran, 2002, aangehaald in

Gangadharbatla, 2008). Helemaal zeker kunnen we er niet over zijn, maar het lijkt erop dat de behoefte om erbij te horen voor mensen een reden is om FB te gaan gebruiken. De theorie over de behoefte om erbij te horen kan het massale gebruik van FB echter niet geheel

verklaren. Één van de peilers van de theorie over de behoefte om erbij te horen is namelijk dat men inter-persoonlijk contact en relaties op zoekt, totdat er een minimum niveau van sociaal contact en verbondenheid bereikt is (Baumeister & Leary, 1995). Als dat minimum eenmaal

(11)

bereikt is, zal de motivatie om nog meer sociale contacten op te doen, verminderen. De theorie over de behoefte om erbij te horen kan dus verklaren waarom mensen FB aanmaken en gebruiken, maar kan bijvoorbeeld niet verklaren waarom mensen gemiddeld 300 vrienden hebben (Smith, 2014), of waarom mensen zo veel persoonlijke informatie delen. De behoefte om jezelf te presenteren geeft wel deels antwoord op deze belangrijke vraag.

De Behoefte om Jezelf te Presenteren

Volgens de theorie over de behoefte om jezelf te presenteren hebben mensen de behoefte om een positief beeld van zichzelf presenteren. Deze behoefte komt voort uit het feit dat als je jezelf op een positieve manier presenteert, dit kan leiden tot populariteit. Dit is wellicht van invloed op FB gebruik, omdat het op FB mogelijk is actief een positief beeld van jezelf te creëren en zodoende te bepalen welk deel van jezelf je laat zien. Je kunt zelf bepalen welke foto je wel en niet uploadt, hoeveel vrienden je hebt, in welke foto’s je getagd bent (aangewezen als persoon op een door een ander geuploade foto) en welke meningen je wel en niet uit. Zodoende hebben gebruikers invloed op het beeld wat ze van zichzelf naar buiten brengen, waarmee ze hun populariteit kunnen beïnvloeden.

Seidman (2013) onderzocht of de behoefte om jezelf te presenteren een rol speelt in het gebruiken van FB. Ze deed dit door de relatie tussen de behoefte om jezelf te presenteren en FB gedrag te onderzoeken. Volgens de onderzoeker is er een onderscheid te maken in het soort informatie wat mensen uploaden. Ze ging er vanuit dat sommige informatie meer gericht is op de behoefte om erbij te horen (zoals een foto van een vriend “liken”) en andere

informatie meer gericht is op de behoefte om jezelf te presenteren (eigen foto’s plaatsen, berichten plaatsen over dingen die je bereikt hebt, opscheppen). Deelnemers vulden een online enquête in waarbij hun specifieke FB gebruik en de mate van de behoefte om jezelf te presenteren werd gemeten. Het bleek dat de mate van de behoefte om jezelf te presenteren positief correleerde met activiteiten die gericht waren op het presenteren van henzelf, maar

(12)

niet met activiteiten die gericht waren op de behoefte om erbij te horen. Hoe hoger de behoefte om jezelf te presenteren, hoe vaker deelnemers foto’s van zichzelf, status updates van persoonlijke gebeurtenissen en berichten over specifieke gebeurtenissen (zoals het behalen van diploma’s) plaatsten.

De meest logische conclusie lijkt dat mensen FB voor een deel gebruiken om aan hun behoefte om zichzelf te presenteren te kunnen voldoen. Aangezien het onderzoek

correlationeel van aard was, kunnen de resultaten echter ook andersom geïnterpreteerd worden. Of de behoefte om jezelf te presenteren ervoor zorgt dat je dat gaat doen, of dat het presenteren van jezelf ervoor zorgt dat je er meer behoefte aan krijgt, is nog onduidelijk. Wel lijken deze resultaten erop te wijzen dat behoefte om jezelf te presenteren in ieder geval een rol speelt bij FB gebruik.

Zoals eerder genoemd verkrijgt men populariteit door zichzelf op een positieve manier te presenteren. De behoefte aan populariteit is dan ook het onderliggende construct bij de behoefte om jezelf te presenteren. Als de behoefte aan populariteit een rol speelt bij FB gebruik, kan er wellicht aangenomen worden dat de behoefte om jezelf te presenteren ook een rol speelt. Een manier om de relatie tussen de behoefte om jezelf te presenteren en FB gebruik duidelijker te krijgen (Seidman, 2013), is dan ook door te kijken of de behoefte aan

populariteit rol speelt bij FB gebruik.

Dit blijkt inderdaad zo te zijn (Utz, Tanis, & Vermeulen, 2012). Onderzoek wijst uit dat naar mate gebruikers een hogere behoefte aan populariteit hebben, ze meer specifiek FB gebruik vertonen wat erop gericht is populariteit te vergaren. Ze reageren bijvoorbeeld positiever op berichtjes van anderen, zijn meer online, en presenteren zichzelf op een strategische manier.

(13)

Het onderscheid tussen de behoefte om jezelf te presenteren en de behoefte aan populariteit is echter niet helemaal duidelijk. In onderzoek worden bijvoorbeeld geen

activiteiten aangehaald die puur door middel van de behoefte om jezelf te presenteren theorie verklaard kunnen worden, zonder dat de behoefte aan populariteit hieraan te pas komt. Een theorie zonder behoefte om jezelf te presenteren en alleen de behoefte aan populariteit zou op basis van deze onderzoeken dan ook parsimonischer zijn. Hoe het precies zit is voor dit artikel minder van belang. Het gaat erom dat de behoefte om jezelf te presenteren, de behoefte aan populariteit, of beiden, in ieder geval een belangrijke rol spelen bij FB gebruik.

Concluderend kan er gesteld worden dat de behoefte om erbij te horen, de behoefte om jezelf te presenteren en de achterliggende behoefte om populair te zijn, belangrijke

voorspellers zijn voor het gebruik van FB. Om aan deze behoeften te voldoen, moeten

gebruikers bepaalde handelingen uit voeren op FB. Om bijvoorbeeld aan de behoefte om erbij te horen te voldoen, moeten gebruikers persoonlijke informatie als je naam, foto’s en andere persoonlijke informatie delen, omdat anderen anders niet weten wie ze zijn. Ook voldoen aan de behoefte om jezelf te presenteren is afhankelijk van activiteit op FB. Gebruikers kunnen zichzelf namelijk alleen presenteren als ze foto’s delen, meningen geven, reageren op anderen en interesses kenbaar maken. Dit leidt echter tot een probleem, want de persoonlijke

informatie die je met vrienden deelt om aan bovenstaande behoeften te voldoen, is ook te zien door anderen, vreemden, potentiële werkgevers en bedrijven. Hiermee schendt men de eigen privacy. Of mensen dit daadwerkelijk een probleem vinden, wat ze eraan kunnen doen om het probleem te verhelpen en wat de effecten van deze discrepantie zijn, wordt in het volgende hoofdstuk besproken.

(14)

Waarom Vinden Mensen Privacy Belangrijk?

Het recht op privacy is in in Nederland vastgelegd in de grondwet (artikel 10 t/m 13, http://wetten.overheid.nl/BWBR0001840/geldigheidsdatum_16-07-2014). Het deel van privacy wat betrekking heeft op de verwerking van persoonsgegevens, is sinds 1 september 2001 vastgelegd in de wet bescherming persoonsgegevens

(http://wetten.overheid.nl/BWBR0011468/geldigheidsdatum_16-07-2014). Verder is er een organisatie opgericht die zich specifiek bezig houdt met de privacy van de Nederlandse burger, namelijk het college bescherming persoonsgegevens (http://www.cbpweb.nl). De Nederlandse overheid wijdt in de grondwet drie artikelen aan privacy, heeft een aparte wet opgesteld die de persoonsgegevens van mensen beschermt en heeft een college opgericht om de privacy van burgers te beschermen. Het recht op privacy lijkt voor de overheid lijkt privacy dan ook een belangrijk recht te zijn. Ook binnen de Europese Unie wordt het recht op privacy beschermd. Volgens artikel 17 van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft elke burger recht op privacy, als volgt gedefinieerd: “Niemand mag

worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling, noch aan onwettige aantasting van zijn eer en goede naam”. En: “Een ieder heeft recht op bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting”(

http://wetten.overheid.nl/BWBV0001017/geldigheidsdatum_16-07-2014).

Volgens een meer sociaal psychologische benadering, is privacy een belangrijke menselijke behoefte (Pedersen, 1997). Privacy wordt gedefinieerd als een proces waarbij het individu controle heeft over met wie, hoeveel en wat voor sociale interactie iemand heeft. Hierbij geldt dat als een persoon te weinig sociale interactie heeft, dit ervaren wordt als eenzaamheid en dat teveel sociale interactie ervaren wordt als een schending van de privacy. Deze definitie maakt heel goed duidelijk waarom het zo lastig is om op FB de eigen privacy te

(15)

bewaken. Aan de ene kant biedt FB een platform waarop mensen sociaal contact aan kunnen gaan, maar aan de andere kant is het heel erg lastig om grenzen te stellen aan met wie,

hoeveel en wat voor sociale interactie gebruikers hebben. Andere gebruikers kunnen namelijk ongevraagd berichtjes sturen, het profiel bekijken en reageren op de informatie die je als gebruiker deelt. Het kan dus snel gebeuren dat er op FB te veel sociale interactie aan gegaan wordt en dit kan worden ervaren als een schending van de privacy.

Verder definieert Pedersen, (1997) vier dimensies van privacy. Intimiteit, afzondering, anonimiteit en gereserveerdheid. Intimiteit houdt in dat een individu een onderdeel is van een kleine groep die zich samen afzondert om een relatie te bewerkstelligen. Dit kan een

romantische relatie zijn, maar ook een groep vrienden. Afzondering houdt in dat iemand alleen is en niet waargenomen wordt door anderen. Anonimiteit houdt in dat men zich in een groep begeeft, maar niet bekend is binnen die groep en ook geen aandacht krijgt van anderen. Gereserveerdheid houdt in dat een individu controle heeft over wie toegang heeft tot welke persoonlijke informatie. Slechts twee dimensies van privacy zijn toepasselijk op FB, namelijk intimiteit en gereserveerdheid. Afzondering is niet van toepassing omdat je per definitie niet alleen kan zijn terwijl je (online) interactie hebt met anderen. Anonimiteit is in theorie wel van toepassing, omdat je een FB account zou kunnen aanmaken zonder, of onder een valse naam. Eerder onderzoek heeft echter aangetoond dat slechts een klein gedeelte van de

gebruikers van FB dit doet (Debatin et al., 2009). Intimiteit en gereserveerdheid zijn beide wel van toepassing op FB. Je kan intimiteit hebben met vrienden door bijvoorbeeld gezamenlijk iets te bespreken op FB. Dit kan als intiem ervaren worden omdat het op het eerste oogpunt niet duidelijk is dat anderen dat ook kunnen zien. Gereserveerdheid is van toepassing op FB omdat bij alle informatie die een gebruiker plaatst, men de controle over deze informatie verliest. Andere gebruikers kunnen deze informatie namelijk delen en verder verspreiden. Intimiteit en gereserveerdheid zullen de de rest van dit artikel worden besproken.

(16)

Pedersen (1997) vond dat de net genoemde soorten privacy verschillende belangrijke functies hebben. Creativiteit, autonomie en emotionele ontlading worden geassocieerd met het hebben van privacy. Eerder onderzoek heeft ook de negatieve effecten van een gebrek aan privacy aangetoond. Agressie en antisociaal gedrag worden bijvoorbeeld meer vertoond door mensen die geen privacy ervaren (Glaser, 1964; Heffron, 1972, aangehaald in Pedersen, 1997).

Met betrekking tot privacy op FB valt op dat de structuur van FB ervoor zorgt dat intimiteit en gereserveerdheid concurrerend aan elkaar kunnen zijn. Iemand kan bijvoorbeeld de behoefte hebben om op een intieme manier persoonlijke informatie te delen met een vriend. Deze informatie komt dan echter zeer gemakkelijk bij andere (ongewenste) personen terecht. Bijvoorbeeld: Stel dat persoon 1 een foto deelt met persoon 2, en dat persoon 2 deze foto liked. Dan zullen alle “vrienden” van persoon 2 deze foto ook kunnen zien, ongeacht of ze vrienden zijn met persoon 1. Dit komt door de zogenaamde nieuwsfeed functie van FB. Zodra je als gebruiker in logt, zie je alle activiteit van al jouw “vrienden”. Als een vriend van jou reageert of iets liked van een vriend van diegene, kan jij dat zien. Zonder dat diegene een vriend van jou hoeft te zijn. Intimiteit op FB is dus een stuk minder intiem dan dat het voor gebruikers in eerste instantie lijkt. Ook blijkt het heel moeilijk te zijn controle uit te oefenen op wie precies de persoonlijke informatie van een gebruiker ziet. Mensen verliezen dus snel hun gereserveerdheid op FB.

Naast de verschillende dimensies van privacy, zijn er ook twee vormen van privacy schendingen (Raynes-Goldie, 2010). Sociale privacy schending en institutionele privacy schending. Bij sociale privacy schending hebben personen ongewenst toegang tot persoonlijke informatie van de gebruiker. Bij institutionele privacy hebben bedrijven of instellingen ongewenst toegang tot de informatie. Bij beide vormen van privacy schendingen geldt dat de schending al plaats kan vinden als persoonlijke informatie ongewenst in handen is

(17)

van een ander, maar het wordt pas als schending ervaren als iemand daarvan op de hoogte is. Het verschil tussen sociale en institutionele privacy schending is belangrijk, omdat het delen van informatie met vrienden andere implicaties heeft, dan het delen van informatie met bedrijven. Als men informatie deelt met vrienden, is dat van invloed op hun mening, op de sociale status, op de gereserveerdheid functie en op de intimiteit die een gebruiker met vrienden heeft. Als er informatie met een bedrijf gedeeld wordt, wordt vooral de

gereserveerdheid dimensie van privacy in gevaar gebracht. Het is mogelijk dat mensen sociale privacy belangrijker vinden dat institutionele privacy schendingen, omdat bij sociale privacy twee dimensies van toepassing zijn, terwijl bij institutionele privacy dat er slechts één is.

Concluderend kan er gesteld worden dat voor beleidsmakers privacy zeer belangrijk lijkt te zijn. Ook vanuit een sociaal psychologisch oogpunt lijkt privacy een aantal belangrijke functies te vervullen. Intimiteit en gereserveerdheid zijn twee dimensies van privacy die op FB van toepassing zijn. Onduidelijk is nog of gebruikers van FB privacy ook daadwerkelijk belangrijk vinden. In het volgende hoofdstuk zal hierop ingegaan worden. Daarnaast zal het onderscheid in privacy schendingen (Raynes-Goldie, 2010) gehanteerd worden om de uitkomsten te kunnen verklaren.

(18)

De Privacy Paradox

Mensen kunnen persoonlijke informatie delen om aan hun behoefte om erbij te horen en behoefte om jezelf te presenteren te voldoen, maar hebben tegelijkertijd ook de behoefte aan privacy. Deze behoeftes kunnen met elkaar in conflict komen op FB, omdat als mensen persoonlijke informatie delen, ze hiermee de eigen privacy schenden. In dit hoofdstuk zal besproken worden of mensen dit als een paradox ervaren en als dat zo is, hoe ze dit oplossen.

Twee jaar nadat FB was opgericht (2004), was het nog alleen toegankelijk voor Amerikaanse studenten (Facebook, 2014). Ondanks dat de toegang tot FB beperkt was, bleek al wel dat de attitude van gebruikers over privacy en informatie delend gedrag soms dissonant was aan elkaar. Acquisti en Gross (2006) vonden dit door relatie tussen privacy en privacy beschermende maatregelen op FB te onderzoeken. De 294 deelnemers, studenten aan een Amerikaanse universiteit, vulden online een enquête in over hoe ze over privacy in het algemeen dachten, en daarna, hoe ze over Facebook gerelateerde privacy dachten. De vragen over algemene privacy zaten “verstopt” tussen vragen over andere mogelijk belangrijke onderwerpen als terrorisme, economie en homohuwelijk. De vragen gingen over hoe belangrijk de deelnemers de verschillende onderwerpen vonden, daarna over hoeveel effect het had op hun dagelijks leven en als laatste hoeveel zorgen ze zich maakten dat bepaalde, specifieke scenario’s zich zouden voordoen. De deelnemers vulden vragen in over hun FB gebruik. Verder is er gevraagd naar of deelnemers op de hoogte waren van de regels van FB met betrekking tot privacy en naar het vertrouwen wat ze in FB als bedrijf en de gebruikers hadden. Alle vragen werden op een zeven-punts Likert schaal beantwoord. Aan het eind van het onderzoek werd informatie gegeven over de werkelijke privacy praktijken van FB. Zowel voor als na (twee weken) de enquête werden de daadwerkelijke FB profielen van de

(19)

Het bleek dat deelnemers de bedreiging van algemene privacy een zeer belangrijk onderwerp vonden, zelfs significant belangrijker dan de dreiging van terrorisme (maar minder belangrijk dat de economie). Ook de negatieve invloed op hun dagelijks leven van de

bedreiging van privacy werd significant groter gevonden dan de bedreiging van terrorisme (en ook weer lager dan de economie). Met betrekking tot de hoeveelheid zorgen die deelnemers zich maakten dat bepaalde scenario’s zich zouden voordoen, scoorden deelnemers het hoogst op de twee scenario’s die gingen over privacy. Verder is er gevonden dat 87,5% van de studenten die het hoogst scoorden op het zorgen maken over privacy, toch lid was van FB. Daarnaast bleek dat maar liefst 40% van de deelnemers die het hoogst scoorden op het zorgen maken over het privacy schendende scenario in ieder geval één type informatie online had gezet die het scenario mogelijk maakte (bijvoorbeeld: Iemand is bang dat een ander weet waar diegene woont, maar plaatst toch zijn adres op FB). Verder bleek dat de meerderheid van de deelnemers accuraat kon schatten hoe zichtbaar hun profiel was. Verder was slechts 30% op de hoogte dat FB gegevens van gebruikers combineert met gegevens van andere websites en 56% dacht ten onrechte dat FB geen gegevens verkocht aan derden. Er werd geen significant verschil gevonden tussen wat voor en de hoeveelheid informatie die deelnemers voorafgaand en na afloop (twee weken) van het onderzoek deelden. Drieënzeventig procent van de deelnemers was neutraal of positief over het vertrouwen wat ze hadden in het bedrijf FB. Zelfs 95% was neutraal of positief over het vertrouwen wat ze hadden in hun vrienden op FB.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat ten tijde van dit onderzoek er sprake was van een privacy paradox. Mensen vonden privacy zeer belangrijk, verwachtten een negatieve invloed van privacyschendingen op hun leven en waren bang waren voor privacy schendende scenario’s. Echter, ondanks deze angst bleven mensen toch lid en deelden ze veelvuldig persoonlijke informatie. De meerderheid was op de hoogte van de zichtbaarheid van hun informatie. Een groot deel wist echter niet dat FB hun persoonlijke informatie gebruikte voor

(20)

commerciële doeleinden. Nadat men op de hoogte was gesteld van deze kennis, leidde dit echter niet tot een afname van wat voor, of hoeveel informatie ze deelden. Verder bleek dat zowel de “vrienden”, als het bedrijf FB in grote mate werd vertrouwd.

Er zijn echter wel een aantal tekortkomingen aan dit onderzoek te noemen. Uit dit onderzoek blijkt vooral dat gebruikers bang zijn voor schendingen van hun sociale privacy. Er zijn echter geen scenario’s geschetst die gingen over institutionele schendingen en ook werd er bij de vragen over hoeveel impact een schending zou hebben op het leven niet duidelijk over wat voor schending het precies ging. Hierdoor is onduidelijk of deelnemers sociale en institutionele privacy schendingen net zo belangrijk vonden. Mogelijk vonden ze

institutionele privacy minder belangrijk en is dat ook de reden dat nadat de deelnemers op de hoogte waren gebracht dat FB hun privacy schond, ze niet minder informatie gingen delen. Verder werd er ook niet gevraagd naar hoe belangrijk de deelnemers de voordelen die voortkwamen uit het gebruik van FB vonden. Zoals al eerder is aangetoond, voorziet FB mogelijk in twee behoeftes (Nadkarni & Hofmann, 2012). Het is goed mogelijk dat de voordelen van het gebruik van FB opwegen tegen de bezwaren die mensen hebben met betrekking tot privacy en dat gebruikers om die reden toch informatie bleven delen. Er is ook niet gevraagd naar hoe hoog deelnemers de risico’s schatten dat een privacy schendend scenario voor kwam. Wellicht schatten de deelnemers het risico laag in, bijvoorbeeld omdat FB alleen toegankelijk was voor medestudenten. Het blijkt dat als mensen het risico op een ongewenste uitkomst laag schatten, het effect van ongewenste uitkomst op het gedrag ook laag is (Blais en Dupont, 2005, aangehaald in Van Der Pligt & Vliek, 2014). Dit zou

verklaren waarom mensen weinig deden om hun privacy te beschermen. Een laatste mogelijke verklaring voor de gevonden resultaten is dat gebruikers FB in grote mate vertrouwden. Het zou kunnen dat dit vertrouwen zo hoog was, dat het feit dat FB hun privacy schond, ervoor zorgde dat ze toch informatie bleven delen. Echter, dit is niet experimenteel onderzocht. Dus

(21)

of het hoge vertrouwen er echt toe leidde dat deelnemers informatie bleven delen, is onduidelijk. Deze tekortkomingen en verklaringen worden in de volgende onderzoeken besproken, beginnend bij vertrouwen.

Of vertrouwen daadwerkelijk van invloed is op informatie delend gedrag, is door Norberg et al. (2007) onderzocht. De onderzoekers keken in hun tweede studie naar de invloed van vertrouwen op intentie om informatie te delen en op werkelijk informatie delend gedrag. Ze veronderstelden dat naar mate mensen een bedrijf minder vertrouwen, ze ook minder informatie delen. In Fase 1 van het onderzoek lazen de 55 deelnemers van twee Amerikaanse universiteiten random één van de twee scenario’s. In de vertrouwen conditie lazen ze een scenario over een bank met een zeer goede reputatie, die aan de hand van een onderzoek onder studenten een marketing strategie wilde bepalen voor het introduceren van een nieuwe credit card. In de wantrouwen conditie lazen de deelnemers een scenario over een farmaceutisch bedrijf dat een aantal keer negatief in het nieuws was gekomen met betrekking tot fraude en misbruik van klantgegevens. Dit bedrijf wilde een anti-kater medicijn op de markt brengen en aan de hand van het onderzoek een marketing strategie ontwikkelen. In beide condities werd er na het lezen van de scenario’s gevraagd om in een lijst met 16 persoonlijke items aan te vinken welke informatie ze bereid waren te delen met het bedrijf. Ook de mate van vertrouwen in het bedrijf werd gemeten door middel van een vragenlijst. Fase 2 van het onderzoek vond zeven weken na Fase 1 plaats. Dezelfde deelnemers die in Fase 1 de vragenlijst hadden ingevuld, werden in Fase 2 opgezocht door vertegenwoordiger van het bedrijf waarover ze in Fase 1 het scenario hadden gelezen. Deze vertegenwoordiger gaf de deelnemers de beschrijving van het bedrijf (de bank of het farmaceutisch bedrijf) op dezelfde manier als in Fase 1, alleen werd dit keer werd de deelnemers gevraagd de 16 items daadwerkelijk in te vullen. Daarbij werd de instructie gegeven dat als de deelnemers de informatie niet wilden geven, ze de vragen open konden laten. Nadat ze de informatie hadden

(22)

ingevuld, werd de mate van vertrouwen in het bedrijf gemeten door middel van een

vragenlijst. Als laatste werd er gevraagd of ze nog iets konden herinneren van het onderzoek van zeven weken geleden. Dit bleek niet het geval te zijn.

Uit de resultaten bleek dat er in fase 1 een verschil gevonden was tussen deelnemers die het bedrijf vertrouwden en deelnemers die het bedrijf wantrouwden. Deelnemers zeiden dat ze minder informatie gingen delen (intentie) in de wantrouwen conditie dan in de vertrouwen conditie. Op werkelijk delend gedrag, is er geen verschil gevonden. In fase 2 deelden deelnemers in de vertrouwen conditie net zoveel informatie als deelnemers in de wantrouwen conditie. Dit onderzoek wijst er dan ook op dat de mate van vertrouwen in een bedrijf niet voorspeld hoeveel informatie mensen daadwerkelijk delen. Het is hoogstens van invloed op de intentie om informatie te gaan delen. Het feit dat mensen FB vertrouwden (Acquisti & Gross, 2006) is dan ook geen goede verklaring is voor het bestaan van de privacy paradox.

Hier kunnen echter wel kanttekeningen bij geplaatst worden. Aangezien dit onderzoek gericht was op het delen van informatie met bedrijven, ging het over institutionele privacy schending. Wat net als in het onderzoek van Acquisti en Gross (2006) onduidelijk blijft, is hoe belangrijk deelnemers hun institutionele privacy vonden. Wellicht vonden ze het niet belangrijk en is dat de reden dat ze in beide condities evenveel informatie deelden. Verder werden de deelnemers in fase 2 van het onderzoek opgezocht door de experiment leider. Uit het onderzoek wordt niet helemaal duidelijk hoe dat precies is gebeurd. Het zou kunnen dat deelnemers zich toch gedwongen voelden om informatie te geven. Bijvoorbeeld doordat er sprake was van een autoriteit figuur. Hierdoor zou een eventueel verschil tussen de condities niet duidelijk worden, omdat de autoriteitsfiguur ervoor zorgde dat deelnemers hoe dan ook informatie zouden delen, of ze het bedrijf nou vertrouwden of niet. Verder is dit onderzoek

(23)

gedaan in een offline omgeving en is het is maar de vraag of deze resultaten generaliseerbaar zijn naar FB.

Vóór 2007 was FB alleen toegankelijk voor leden van dezelfde sociale groep, namelijk Amerikaanse studenten. Daarna werd FB toegankelijk voor iedereen ouder dan 13 jaar

(Facebook, 2014) en zijn er veel gebruikers bijgekomen die niet tot dezelfde sociale groep behoorden. Uit onderzoek blijkt dat mensen het risico dat leden van andere sociale groepen een misdaad plegen groter schatten dan dat leden van dezelfde groep dat doen (Brewer, 1998). Het is mogelijk dat doordat FB toegankelijk is geworden voor leden van verschillende sociale groepen, gebruikers het risico op een privacy schending nu groter schatten dan ten tijde van het onderzoek van Acquisti en Gross (2006). Dit verhoogde risico, zou er toe kunnen leiden, dat mensen ook meer doen om hun privacy te beschermen.

Debatin et al. (2009) heeft het onderzoek van Acquisti en Gross (2006) voor een deel gerepliceerd en daarnaast heeft hij risicoperceptie meegenomen als variabele. Er waren 119 deelnemers. Ze vulden een online enquête in over hun FB gebruik, kennis van privacy, en privacy beschermende maatregelen. Ook vulden ze in of ze eerder met een privacy schending te maken hadden gehad (bijvoorbeeld dat een vreemde ongewenst contact op nam) en hoe groot ze het risico op een privacy schending schatten.

Het bleek dat deelnemers de risico’s die anderen liepen significant groter schatten dan de risico’s die ze zelf liepen. Van de deelnemers die persoonlijk te maken hadden gehad met een privacy schending, pasten 80% hun privacy instelling rigoureus aan (toegang aanpassen naar “alleen vrienden”, of een nieuw profiel aanmaken). Slechts 42% deed dezelfde

aanpassing als de schending een bekende was overkomen. Risicoperceptie lijkt dus een rol te spelen bij FB gebruik, vooral als men zelf een schending heeft meegemaakt. Daarnaast zijn er ook een aantal overeenkomsten gevonden met het onderzoek van Acquisti en Gross (2006).

(24)

Men bleek privacy nog steeds erg belangrijk te vinden. Ook bleken mensen nog steeds mensen toe te voegen die ze niet kenden (47%). Er zijn echter ook verschillen gevonden. De meerderheid van de deelnemers pasten hun instellingen aan om hun privacy te beschermen (77%). Zo maakten ze het profiel bijvoorbeeld alleen zichtbaar voor “vrienden van vrienden”, in plaats van voor “iedereen” (de standaard instelling). Andere maatregelen die gebruikt werden waren het aanmaken van groepen en blokkeren van de toegang tot het profiel voor bepaalde gebruikers. Door deze resultaten lijk het zo dat de privacy paradox minder op gaat dan ten tijde van het onderzoek van Acquisti en Gross (2006). Mensen doen tegenwoordig namelijk veel meer om hun privacy te beschermen.

Wel kunnen er opmerkingen bij dit onderzoek geplaatst worden. De effectiviteit van de privacy beschermende maatregelen die mensen treffen valt te betwijfelen. Veel mensen voegen nog steeds mensen die ze niet kennen toe als vriend en delen daarmee persoonlijke informatie. Het aanpassen van de zichtbaarheid van het profiel naar “alleen vrienden” is dus bijvoorbeeld vrij zinloos, als men heel veel mensen toevoegt die geen echte vrienden zijn. Verder is er net als bij het onderzoek van Acquisti en Gross (2006) alleen gevraagd naar de angst voor sociale privacy schendingen. Het blijft dus nog steeds de vraag hoe het zit met institutionele privacy schendingen.

Recentelijk hebben Young en Quan-Haase (2013) onderzocht hoe belangrijk mensen sociale en institutionele privacy vinden. De 77 deelnemers waren studenten van een grote Canadese universiteit. Ze vulden een enquête over sociale privacy en institutionele privacy en wat ze er aan deden om hun privacy te beschermen. In de enquête werd er gevraagd naar FB gebruik, privacy instellingen, zichtbaarheid van informatie en privacy beschermende

maatregelen. Met 19 deelnemers werd ook nog een gestructureerd interview afgenomen waarbij de informatie die gedeeld werd besproken, werd gevraagd welke privacy instelling ze

(25)

hadden en wat ze verder deden om hun privacy te beschermen. Ook werd er gevraagd of ze wel eens een negatieve ervaring hadden gehad met betrekking tot privacy op FB.

Het bleek dat hoe meer deelnemers zich zorgen maakte over hun privacy, hoe meer ze de toegang tot de informatie op hun profiel beperkten. Uit de persoonlijke interviews bleek dat negatieve berichten in de media, en eigen negatieve ervaringen, redenen waren om hun privacy te beschermen. Deelnemers vonden sociale privacy schendingen belangrijker dan institutionele privacy. Slechts één deelnemer gaf expliciet aan zich zorgen te maken over institutionele privacy. Ze beschermde zichzelf door alle persoonlijke informatie die niet ergens anders op het internet te vinden was, van haar FB profiel te verwijderen,.

Uit dit onderzoek blijkt dat mensen vooral sociale privacy op FB belangrijk vinden. Institutionele privacy wordt niet belangrijk gevonden en ook doen mensen er weinig aan om deze vorm van privacy te beschermen. De auteurs geven twee verklaringen voor dit gebrek aan belang wat gebruikers hechten aan institutionele privacy. Met de massa adoptie van FB, is er een soort descriptieve norm ontstaan die zegt dat het normaal is dat bedrijven alles van ons weten, immers, “iedereen” maakt gebruik van FB. Een andere verklaring voor het gebrek aan aandacht voor institutionele privacy geeft de symbolisch interactionisme theorie (Blumer, 1986, aangehaald in Young & Quan-Haase, 2013). Deze theorie voorspelt gedrag van mensen op basis van actie en reactie. Bij sociale privacy is er sprake van een constante sociale

uitwisseling van informatie. Mensen plaatsen informatie en krijgen daar feedback op van andere gebruikers. Bij institutionele privacy is er bijna geen sprake van interactie. Het zou kunnen dat dit gebrek aan interactie ervoor zorgt dat mensen geen aandacht hebben voor hun institutionele privacy.

In 2006 bleek voor het eerst dat er sprake was van een privacy paradox (Acquisti & Gross, 2006). Mensen gaven aan privacy zeer belangrijk te vinden, maar deelden toch

(26)

veelvuldig persoonlijke informatie. Het vertrouwen wat mensen in FB hebben bleek geen waarschijnlijke verklaring (Norberg et al., 2007). In vervolg onderzoek naar de privacy paradox, bleek dat mensen steeds meer zijn gaan doen om hun privacy te beschermen (Debatin et al., 2009). Hierdoor lijkt er tegenwoordig in mindere mate sprake te zijn van een echte paradox. Echter, mensen voegen nog steeds mensen toe die ze niet kennen en daarmee brengen ze hun eigen privacy in gevaar. Mensen schatten het risico op een privacy schending bij anderen hoger in dan bij henzelf. Pas als mensen persoonlijk te maken krijgen met privacy schendingen, gaan ze gebruik maken van rigoureuzere strategieën zoals het aanmaken van een nieuw profiel met minder vrienden (Debatin et al., 2009). Institutionele privacy lijkt voor slechts weinig mensen belangrijk (Young & Quan-Haase, 2013). Waarschijnlijk komt dit doordat er sprake is van een sociale norm dat bedrijven toegang hebben tot persoonlijke informatie en doordat mensen in beperkte mate interactie hebben met de bedrijven die de informatie verzamelen, waardoor mensen hier minder mee bezig zijn.

(27)

Conclusies en Discussie

Uit de besproken literatuur komt naar voren dat er tijdens de oprichting van Facebook (FB) en de jaren daarna, sprake was van de zogenaamde privacy paradox. Mensen vonden privacy zeer belangrijk, maar deelden desondanks veelvuldig persoonlijke informatie. Nadat FB niet alleen meer toegankelijk was voor Amerikaanse studenten, maar voor iedereen ouder dan 13 jaar (2006), gingen gebruikers steeds meer doen om de eigen privacy te beschermen, waardoor er minder sprake was van een paradox.

Mensen gebruiker FB om te voldoen aan twee behoeftes, namelijk de behoefte om erbij te horen en de behoefte om zichzelf te presenteren. Tegelijkertijd hebben mensen ook de behoefte aan privacy. Vooral het beperken van toegang tot persoonlijke informatie

(gereserveerdheid) en de behoefte aan intimiteit zijn van toepassing op FB. Creativiteit, autonomie en emotionele ontlading worden geassocieerd met het hebben van privacy. De behoefte aan privacy kan tegenstrijdig zijn aan de behoefte om erbij te horen en de behoefte om jezelf te presenteren. Als mensen namelijk op FB persoonlijke informatie delen om aan deze behoeften te voldoen, kan hun privacy worden geschonden. Uit de besproken

onderzoeken blijkt dat in de eerste jaren dat FB bestond, er sprake was van de privacy paradox. Mensen vonden privacy zeer belangrijk, ze waren bang voor privacy schendende scenario’s maar deelden toch persoonlijke informatie. Tegenwoordig delen mensen nog steeds zeer veel persoonlijke informatie, maar doen ze wel veel meer om zich te beschermen tegen privacy schendingen. Zo beperken ze de zichtbaarheid van hun profiel en maken ze aparte groepen aan waarmee ze informatie delen. Vaak lijken mensen echter niet te beseffen dat de effectiviteit van de maatregelen die ze treffen niet groot is. Zo heeft het bijvoorbeeld weinig zin om de toegang tot het profiel te beperken naar “vrienden van vrienden”, als een groot deel van de vrienden op FB bestaan uit kennissen of zelf volledige vreemden. Uit de onderzoeken blijkt verder dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen sociale en institutionele

(28)

privacy schendingen. Sociale privacy schendingen, die voorkomen als men persoonlijke informatie ongewenst deelt met andere personen, vinden mensen veel belangrijker dan institutionele privacy schendingen. Bij institutionele privacy schendingen wordt er ongewenst persoonlijke informatie gedeeld met bedrijven. Men vindt institutionele privacy waarschijnlijk minder belangrijk omdat er sprake is van een descriptieve norm die stelt dat het normaal is om persoonlijke informatie met bedrijven te delen. Daarnaast hebben mensen weinig interactie met bedrijven, waardoor de gevaren van deze vorm van privacy schendingen niet zichtbaar zijn.

Wel zijn er een aantal tekortkomingen te noemen aan de besproken onderzoeken. Zo zijn bijna alle onderzoeken gedaan op basis van zelfrapportage. Dit brengt het gevaar met zich mee dat deelnemers sociaal wenselijke antwoorden geven. Aangezien privacy veel in het nieuws is, is het wellicht zo dat mensen vinden dat ze zich zorgen zouden moeten maken over hun privacy, maar dat dit in de praktijk eigenlijk helemaal niet zo is. Verder is het meeste onderzoek gebaseerd op correlationele data, waardoor het moeilijk is causale conclusies te trekken. Ook zijn bijna alle besproken onderzoeken gedaan onder studenten populaties. Het is goed mogelijk dat studenten, die over het algemeen jonger zijn, anders denken over privacy dan ouderen, omdat deze laatste groep niet is opgegroeid met internet en FB. Ouderen zijn echter wel een groep die steeds meer gebruik maakt van FB en om die reden is het interessant onderzoek te doen naar die populatie. Wat verder ook nog niet onderzocht is, is wat het effect van de voordelen van het gebruik van FB is op privacy instellingen. Wellicht weegt het vervullen van de behoefte om erbij te horen en de behoefte om jezelf te presenteren gewoon zwaarder dan het bezwaar van eventuele privacy schendingen.

Concluderend kan er gesteld worden dat de Facebook privacy paradox minder opgaat dat in eerste instantie zo lijkt. De tegenstelling tussen de behoefte aan het delen van

(29)

afschermen van ongewenste kijkers. Wat verder uit dit onderzoek blijkt is dat heel weinig mensen op de hoogte zijn van wat bedrijven doen met de data die ze verzamelen, ook lijken de jongeren van nu het helemaal niet erg te vinden dat het gebeurd.

Op macro niveau kan men zich afvragen of het wenselijk is dat één bedrijf over persoonlijke informatie beschikt van bijna een vijfde van de totale wereldbevolking. Daarnaast heeft FB, met de recente overname van whatsapp

(http://nos.nl/artikel/613691-facebook-koopt-whatsapp.html), niet alleen meer toegang tot de informatie waar mensen zelf voor kiezen om te publiceren, maar zelf tot de intiemste informatie die mensen alleen met hun beste vrienden delen. Ondanks dat FB zegt de berichten niet te lezen, is het maar de vraag of we dat moeten geloven en of dat in de toekomst zal veranderen. Hierin ligt een taak voor overheden, wetgevers en de bedrijven zelf om onze privacy te beschermen.

(30)

Onderzoeksvoorstel

Tot nu toe is er veel correlationeel onderzoek gedaan met behulp van vragenlijsten. Dit is op zich zeer verhelderend geweest, aangezien er veel potentiële variabelen uit zijn gekomen die mogelijk beïnvloeden hoeveel en welke persoonlijke informatie mensen delen op FB. Een nadeel van dit correlationele onderzoek is dat niet duidelijke wordt welke van de onderzochte variabelen de andere beïnvloedt, oftewel, er kunnen geen causale uitspraken gedaan worden. Om vast te stellen wat de invloed van een variabele op de andere is, is het nodig onderzoek te doen wat wel causale verbanden kan laten zien. Een experimenteel onderzoek in een lab is daarvoor een mogelijkheid, maar daar zit weer het nadeel aan dat het vaak niet heel realistisch is, waardoor de generaliseerbaarheid van het onderzoek weer laag is. Om die reden is

longitudinaal onderzoek een goede oplossing. Niet alleen kunnen er causale conclusies getrokken worden, ook past het goed bij de eerder gevonden resultaten. In het verleden is bijvoorbeeld gebleken, dat in een tijdbestek van slechts drie jaar, privacy beschermende maatregelen volledig kunnen veranderen (Acquisti & Gross, 2006; Debatin et al., 2009). Daarnaast heeft FB in de afgelopen jaren meerdere malen zijn privacy beleid gewijzigd (Hargittai, 2010). Ook om deze reden is longitudinaal onderzoek niet alleen gerechtvaardigd, maar zelfs sterk aan te raden, om het effect van wijzigingen in de omgeving van gebruikers te onderzoeken. Verder is er ook nog een gat in de literatuur met betrekking tot wat het effect is van voordelen die voort komen uit FB gebruik op het gebruik van privacy instellingen op FB. In dit onderzoek zal er dan ook ingegaan worden op de voordelen van FB en wat het effect is van omgevingsvariabelen op het informatie delend gedrag van mensen op Facebook.

Informatie delend gedrag is de afhankelijke variabele. Dit wordt gemeten door de FB profielen van deelnemers te analyseren om te zien hoeveel en welke informatie gedeeld wordt en door te kijken naar welke strategieën mensen toepassen om hun privacy te beschermen.

(31)

Achteraf worden de strategieën gecategoriseerd om exploratief te kijken tegen welke vorm van privacy schendingen mensen vooral willen beschermen, sociale privacy of

institutionele privacy. De onafhankelijke variabelen die voort komen uit eerder onderzoek zijn: privacy attitude (Acquisti & Gross, 2006); aantal vrienden op FB (Debatin et al., 2009); Risico perceptie (Debatin et al., 2009); Vertrouwen (Norberg et al., 2007); FB privacy instellingen (Hargittai, 2010); Persoonlijke privacy schendingen (Debatin et al., 2009); De behoefte om jezelf te presenteren (Nadkarni & Hoffman, 2012); De behoefte om erbij te horen (Baumeister & Leary, 1995); en FB gebruik (Acquisti & Gross, 2006). Daarnaast worden er exploratief gemeten hoeveel berichten mensen in de media zien over privacy. Als laatste worden er een aantal demografische kenmerken gemeten als leeftijd, dagbesteding en relatie status.

Er wordt een negatief effect verwacht van privacy attitude, privacy instellingen, persoonlijke privacy schendingen en berichten in de media verwacht op informatie delend gedrag. Er wordt een positief effect verwacht van vertrouwen, aantal vrienden, behoefte om erbij te horen, behoefte om jezelf te presenteren en FB gebruik op informatie delend gedrag. Er wordt een effect verwacht van leeftijd, dagbesteding en relatie status op informatie delend gedrag.

(32)

Methode

Deelnemers. Aangezien het onderzoek geheel online kan plaats vinden kunnen deelnemers online geworven worden. Het moeten FB gebruikers zijn ze kunnen geworven worden door middel van een advertentie op FB. Er zijn minimaal 550 deelnemers nodig.

Materialen

Profielanalyse. De experiment leider wordt “vriend” met de deelnemers en kan zodoende het profiel en informatie delend gedrag analyseren. Het aantal vrienden wordt gemeten. Het aantal statusupdates wordt gemeten hierbij wordt er een correctie gedaan voor het aantal uur dat iemand gemiddeld online is. Zo wordt gegarandeerd dat iemand die vaker online is, niet ook standaard hoger wordt gescoord op informatie delend gedrag. Verder wordt het type informatie gescoord op basis van het risico voor privacy. Zo zal een bericht waarin geen persoonlijke informatie wordt gedeeld (bijvoorbeeld een nieuwsbericht) een 1 krijgen en een bericht waarin heel veel persoonlijke informatie wordt gedeeld (bijvoorbeeld een

persoonlijke situatie die iemand heeft meegemaakt) een vijf. Ook worden verschillende instellingen gescoord. Een profiel dat alleen zichtbaar is voor “vrienden” krijgt bijvoorbeeld een lagere score dan een openbaar profiel. Zo worden alle instellingen en plaatsingen van informatie gescoord, waarbij er uiteindelijk een totaalscore van informatie delend gedrag berekend kan worden. Hierbij geldt dat hoe lager de score, hoe minder de privacy wordt geschonden.

Vragenlijst. Elk kwartaal vult de deelnemer een vragenlijst in waarin de volgende variabelen gemeten worden: Privacy attitude; Belang van de attitude; Behoefte om erbij te horen (vragenlijst van Baumeister en Leary, 1995); Behoefte om jezelf te presenteren

(vragenlijst van Nadkarni en Hofmann, 2012); Risico perceptie en vertrouwen. De variabelen worden gemeten op een zeven-punt Likert schaal. Verder wordt er gevraagd naar het FB gebruik door te vragen hoeveel uur ze per week gemiddeld FB gebruiken, hoe vaak ze

(33)

inloggen en welke instellingen ze aan hebben staan met betrekking tot hun privacy. Verder wordt er gevraagd wat ze nog meer doen om hun privacy te beschermen. Ook wordt ze gevraagd of ze te maken hebben gehad met een privacy schending en zo ja, wat er gebeurd is. Als laatste wordt er in de vragenlijst gemeten hoeveel mensen de media volgen en hoe ze dat doen. Demografische kenmerken als leeftijd, relatie status, dagbesteding en geslacht worden ook uitgevraagd.

Andere variabelen. Een andere variabelen die mogelijk van invloed zijn op het informatie delend gedrag van gebruikers is het aantal berichten over privacy in de media. Om die reden wordt deelnemers gevraagd hoeveel berichten ze in de media hebben gezien die gingen over privacy.

Informed Consent. Alle deelnemers tekenen voorafgaand aan het onderzoek een informed consent formulier waarin zij tekenen dat hun gegevens anoniem opgeslagen worden voor wetenschappelijk onderzoek en dat ze te allen tijde kunnen stoppen met het onderzoek.

Procedure

De deelnemers worden geworven door middel van een FB advertentie. Hierin worden deelnemers gevraagd voor een onderzoek over FB. Uiteraard wordt hierin niet verteld dat het over privacy gaat. Deelnemers tekenen een informed consent formulier waarin de procedure van het onderzoek wordt uitgelegd. De deelnemers worden allemaal “vriend” van de

experiment leider en ze spreken af dat de deelnemers gedurende het onderzoek de experiment leider niet zullen verwijderen, of blokkeren. Elk kwartaal zullen de deelnemers online de enquête invullen, de totale looptijd is drie jaar. In totaal worden er per deelnemer op 12 verschillende momenten de vragenlijst ingevuld. Voor elke ingevulde vragenlijst krijgt de deelnemer één euro, waarbij, als ze alle vragenlijsten hebben ingevuld het totaal bedrag aan het eind van het onderzoek verdubbeld wordt. In totaal kunnen de deelnemers dus 24 euro verdienen. Aan het einde van het onderzoek, of als ze besluiten te stoppen met het onderzoek,

(34)

krijgen de deelnemers een debriefing, waarin het werkelijke doel van het onderzoek wordt uitgelegd.

Toetsing.

Om de individuele effecten van privacy attitude, berichten in de media, FB gebruik, vertrouwen, aantal vrienden, behoefte om erbij te horen, behoefte om jezelf te presenteren op informatie delend gedrag te meten, zal een multiple regressie analyse gedaan worden. De verschillende variabelen zullen dan in het model toegevoegd worden om te kijken welke de meeste variantie verklaard.

Met betrekking tot de privacy instellingen, persoonlijke privacy schendingen (Ja/Nee) zal een factoriele ANOVA uitgevoerd worden.

Implicaties.

Uit dit onderzoek zullen een aantal belangrijke conclusies kunnen worden getrokken. Er kunnen nu causale uitspraken gedaan worden over welk effect de verschillende variabelen hebben. Ook zullen er patronen te ontdekken zijn met betrekking tot FB gebruik en privacy instellingen. Het is, in het kader van het onderzoek, te hopen dat er een bepaalde belangrijke gebeurtenis plaats vind, want vooral dan zouden veranderingen in privacy beschermende maatregelen waargenomen kunnen worden. Stel dat na één jaar, FB bijvoorbeeld een nieuwe service in voert waarbij gebruikers gemaild mogen worden door bedrijven die een

persoonlijke aanbieding doen naar aanleiding van het surfgedrag van de gebruiker. Deze vorm van target marketing is een stuk invasiever dan slechts een advertentie aan de zijkant van het scherm (hoe het nu gebeurd). Het zou kunnen dat mensen, doordat ze dan meer te maken hebben met hun institutionele privacy, ze ook meer gaan doen om deze vorm van privacy te beschermen. Ook zal er na afloop van dit onderzoek meer bekend zijn over wat het effect is van voordelen die FB heeft op informatie delend gedrag. Omdat er gekeken wordt naar veel verschillende variabelen, zal het in vervolg onderzoek belangrijk zijn om deze variabelen één

(35)

voor één te manipuleren om te kijken wat het individuele effect van de variabelen zijn. Verder zal dit onderzoek vervolg onderzoek inspireren om bijvoorbeeld te kijken hoe het kan dat bepaalde variabelen een effect hebben. Stel dat gevonden wordt dat leeftijd een negatief effect heeft op de hoeveelheid informatie die gedeeld wordt, dan is het interessant om te weten of dit komt omdat ouderen bijvoorbeeld een andere norm hebben met betrekking tot FB.

(36)

Referenties

Acquisti, A., & Gross, R. (2006). Imagined communities: Awareness, information sharing, and privacy on the facebook. Privacy Enhancing Technologies, 36-58.

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The behoefte om erbij te horen: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117(3), 497.

Boekee, S., Engels, C., & Van Der Veer, N. (2014). Nationale social media onderzoek 2014 het grootste trendonderzoek van nederland naar het gebruik en verwachting van social media. Amsterdam: Newcom Research & Consultancy B.V.

Debatin, B., Lovejoy, J. P., Horn, A., & Hughes, B. N. (2009). Facebook and online privacy: Attitudes, behaviors, and unintended consequences. Journal of ComputerMediated Communication, 15(1), 83-108.

Brewer, M. B., & Brown, R. J. (1998). Intergroup relations. McGraw-Hill.

Ellison, N. B., Steinfield, C., & Lampe, C. (2007a). The benefits of facebook “friends:” Social capital and college students’ use of online social network sites. Journal of

ComputerMediated Communication, 12(4), 1143-1168.

Ellison, N. B., Steinfield, C., & Lampe, C. (2007b). The benefits of facebook “friends:” Social capital and college students’ use of online social network sites. Journal of ComputerMediated Communication, 12(4), 1143-1168.

Gangadharbatla, H. (2008). Facebook me: Collective self-esteem, behoefte om erbij te horen, and internet self-efficacy as predictors of the iGeneration’s attitudes toward social networking sites. Journal of Interactive Advertising, 8(2), 5-15.

(37)

Gross, R., & Acquisti, A. (2005a). Information revelation and privacy in online social networks. Proceedings of the 2005 ACM Workshop on Privacy in the Electronic Society, 71-80.

Gross, R., & Acquisti, A. (2005b). Information revelation and privacy in online social networks. Proceedings of the 2005 ACM Workshop on Privacy in the Electronic Society, 71-80.

Hargittai, E. (2010). Facebook privacy settings: Who cares? First Monday, 15(8)

Joinson, A. N. (2008). Looking at, looking up or keeping up with people?: Motives and use of facebook. Proceedings of the SIGCHI Conference on Human Factors in Computing Systems, 1027-1036.

Junco, R. (2012). The relationship between frequency of facebook use, participation in facebook activities, and student engagement. Computers & Education, 58(1), 162-171.

Margulis, S. T. (2003). Privacy as a social issue and behavioral concept. Journal of Social Issues, 59(2), 243-261.

McAndrew, F. T., & Jeong, H. S. (2012). Who does what on facebook? age, sex, and relationship status as predictors of facebook use. Computers in Human Behavior, 28(6), 2359-2365. doi:http://dx.doi.org.proxy.uba.uva.nl:2048/10.1016/j.chb.2012.07.007

Nadkarni, A., & Hofmann, S. G. (2012). Why do people use facebook? Personality and Individual Differences, 52(3), 243-249.

(38)

Norberg, P. A., Horne, D. R., & Horne, D. A. (2007). The privacy paradox: Personal information disclosure intentions versus behaviors. Journal of Consumer Affairs, 41(1), 100-126.

Pedersen, D. M. (1997). Psychological functions of privacy. Journal of Environmental Psychology, 17(2), 147-156.

Pedersen, D. M. (1999). Model for types of privacy by privacy functions. Journal of Environmental Psychology, 19(4), 397-405.

Pempek, T. A., Yermolayeva, Y. A., & Calvert, S. L. (2009). College students' social networking experiences on facebook. Journal of Applied Developmental Psychology, 30(3), 227-238.

Prins, M. (2008). De deugd van tegenwoordig. onderzoek naar jongeren en hun grenzen. The Virtue of Nowadays.Research of Youth and their Limits”), Radboud Universiteit,

Nijmegen,

Raynes-Goldie, K. (2010). Aliases, creeping, and wall cleaning: Understanding privacy in the age of facebook. First Monday, 15(1)

Seidman, G. (2013). Self-presentation and belonging on facebook: How personality influences social media use and motivations. Personality and Individual Differences, 54(3), 402-407. doi:http://dx.doi.org.proxy.uba.uva.nl:2048/10.1016/j.paid.2012.10.009

Smith, C. (2014). By the numbers, 105 amazing facebook user statistics. Retrieved 05/06, 2014, Retrieved from http://expandedramblings.com/index.php/by-the-numbers-17-amazing-facebook-stats/#.U2i_5vl_uSo

(39)

Utz, S., Tanis, M., & Vermeulen, I. (2012). It is all about being popular: The effects of need for popularity on social network site use. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 15(1), 37-42.

Valkenburg, P. M., Peter, J., & Schouten, A. P. (2006). Friend networking sites and their relationship to adolescents' well-being and social self-esteem. Cyberpsychology & Behavior, 9(5), 584-590. doi:10.1089/cpb.2006.9.584

Van Der Pligt, J., & Vliek, M. (2014). Overreden en verleiden: De psychologie van beïnvloeding.

Websonic.nl. (2012). Meer dan 1 miljard gebruikers op facebook sinds 14 september. Retrieved 06/09, 2014, Retrieved from http://www.websonic.nl/nieuws/facebook-bereikte-1-miljard-gebruikers-op-14-september-43204

Worldometers: Huidige wereldbevolking. (2014). Retrieved 05/06, 2014, Retrieved from http://www.worldometers.info/nl/

Young, A. L., & Quan-Haase, A. (2013). Privacy protection strategies on facebook: The internet privacy paradox revisited. Information, Communication & Society, 16(4), 479-500.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Terwijl veel starters geen andere keus hebben dan om hun kunst bij dit segment te kopen, omdat er geen low end in de buurt is, richten deze galeries zich op de meer

onvindbaar Nergens te vinden, waar je ook

- Welke partners zijn volgens u onmisbaar om bij het project kinderarmoede te betrekken.. - Hoe kan volgens u preventieve gezinsondersteuning het best

In deze factsheet vatten wij samen wat uit deze onderzoeken van belang is voor het werk van de CJG’s op het gebied van opvoedingsondersteuning: wat zijn de trends op

In zijn inleidend woord (p. 9-13) wijst de schrijver erop dat speelfilms in de zich Reformatorisch noemende gezindte inmiddels dominant aanwezig zijn in het leven

o Staat op mijn profiel maar is afgeschermd voor iedereen o Staat op mijn profiel en is up to date en naar waarheid ingevuld Link naar andere Social Media zoals Twitter,

The third frame shows that, despite the scandal and its consequences, Facebook can continue as a company, and people still use the social media

Voor elke witte bal in zijn greep ontvangt hij 1 euro (en voor een zwarte bal ontvangt hij niets).. De inzet die de speler aan de speelhal moet