• No results found

Hoe wint Nederland wél het WK voetbal? : het verbeteren van het anticipatievermogen van voetbalkeepers door kinesthetische ervaring en motorische visualisatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe wint Nederland wél het WK voetbal? : het verbeteren van het anticipatievermogen van voetbalkeepers door kinesthetische ervaring en motorische visualisatie"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe wint Nederland wél het WK Voetbal?

~

Het Verbeteren van het Anticipatievermogen van

Voetbalkeepers door Kinesthetische Ervaring en

Motorische Visualisatie

Floor Dijkshoorn

Universiteit van Amsterdam

Masterthese, versie 2

30 juli 2014

Studentnummer: 5959489

Begeleider: Prof. dr. Richard Ridderinkhof

Externe begeleider: Prof. dr. Geert Savelsbergh (VU-MovementSci)

Tweede beoordelaar: drs. Gerald Weltevreden

Aantal woorden: 8669

(2)

Abstract

Motorische visualisatie (MV) is het inbeelden van een motorische actie, zonder deze actie daadwerkelijk uit te voeren. MV is effectief voor het aanleren of verbeteren van motorische

vaardigheden bij sporters. Het onderliggende mechanisme van MV is echter niet geheel bekend. De Impetus, Motivation & Prediction in Perception-Action Coordination Theory (IMPPACT) ziet de hersenen als een predictiepomp die voorspellingen verzamelt en test om

de onduidelijkheid over de effecten van acties te verminderen. In deze studie wordt dit onderzocht binnen de voetbalsport. De IMPPACT voorspelt dat keepers die zelf ervaring opdoen in het nemen van penalty’s gevolgd door MV, beter worden in het anticiperen op de

richting van de bal. Daarom wordt in het huidige onderzoek deze voorspelling experimenteel onderzocht, zodat er meer begrip ontstaat over de werking van MV. De centrale vraag in dit onderzoek is in hoeverre kinesthetische ervaring van belang is voor het

succes van MV.

(3)

Inhoudsopgave

Abstract

2

Stoppen van penalty’s in voetbal

4

Visualisatie 4 De effectiviteit van MV 5 IMPPACT 7 Hypothesen en verwachtingen 9

Methode

10

Deelnemers 10 Materialen 11 Procedure 14 Data analyse 16

Resultaten

17

Kenmerken van de steekproef 17

Manipulatiecheck 19 Correlaties 20 Hoofdanalyse 21

Discussie

28

En nu? 31

Literatuurlijst

33

Bijlage

35

3

(4)

Stoppen van Penalty’s in Voetbal

Het nemen van penalty’s is doorslaggevend voor het winnen van een

voetbalwedstrijd wanneer beide partijen gelijk staan. Daarom is het voor beide partijen belangrijk dat de keeper zoveel mogelijk penalty’s stopt. Onlangs is Nederland tijdens de penaltyfase op het WK voetbal 2014 uitgeschakeld in de halve finale. Zo stelt NTR

academie: 1“Penalty’s blijven de Achilleshiel van het Nederlandse voetbal”. Een effectieve

methode om keepers te trainen in het stoppen van penalty’s, zou wellicht een uitkomst kunnen bieden. Tot op heden bestaat zo een effectieve methode niet. Het blijkt namelijk dat de keeper vaak kansloos is, minder dan 19% van de penalty’s wordt tegengehouden

(Dohmen, 2008).

Visualisatie

Een veel gebruikte techniek in de sportpsychologie om prestaties te verhogen, is visualisatie. Visualisatie is het inbeelden van een specifieke motorische actie, zonder deze actie daadwerkelijk uit te voeren (Anwar, Tomi & Ito, 2011). Een effectieve manier om te visualiseren is de PETTLEP methode (Holmes & Collins, 2001). PETTLEP staat voor: Physical (de inbeelding van de actie moet net zo voelen als de echte fysieke actie), Environment (de omgeving moet zoveel mogelijk lijken op de omgeving waar de echte actie wordt

uitgevoerd), Task (het niveau van de ingebeelde taak moet aansluiten op het niveau van het individu), Timing (de duur van de ingebeelde actie moet overeenkomen met de duur van de echte actie), Learning (het inbeelden van de actie moet worden aangepast wanneer het niveau van het individu verandert), Emotion (de bijbehorende emotie van de echte actie moet

overeenkomen met de ingebeelde actie), Perspective (de actie inbeelden vanuit een eerste persoonsperspectief of een derde persoonsperspectief) (Holmes & Collins, 2001). Deze methode is niet alleen effectief gebleken voor een verbetering in de spierkracht (Wright & Smith, 2011), maar leidt ook tot een verbetering in motorische vaardigheden bij sporters (Smith, Wright, Allsopp & Westhead, 2007). Met het verbeteren van motorische

vaardigheden wordt het aanleren van een nieuwe beweging of het verbeteren van een beweging die iemand al beheerst, bedoeld. Bijvoorbeeld het aanleren van de beweging die

1 Voetbal: Penalty nemen. NTR academie. Opgehaald 25 juli 2014, van http://ntracademie.nl/clips/clip/show/467-voetbal-penalty-nemen.html

4

(5)

iemand maakt bij een penalty of deze beweging verbeteren, zodat de penalty nauwkeuriger kan worden genomen. Een verbetering in motorische vaardigheden zorgt er dus voor dat een actie nauwkeuriger en/of sneller kan worden uitgevoerd.

Uit het Perspective gedeelte van de PETTLEP methode (Homes & Collins, 2001), blijkt dat er twee manieren zijn waarop gevisualiseerd kan worden. Bij een eerste

persoonsperspectief (1PP) ervaart de persoon tijdens het visualiseren van een motorische actie, de bijbehorende kinematica van deze motorische actie. Deze vorm van visualisatie, waarin de focus ligt op het kinematische (bewegings-)aspect van de actie, wordt motorische visualisatie (MV) genoemd. Wanneer de persoon visualiseert vanuit een derde

persoonsperspectief (3PP), wordt de motorische actie ingebeeld alsof de persoon zichzelf de motorische actie ziet uitvoeren. Daarom wordt deze vorm van visualisatie, waarin de focus ligt op het visuele en observerende aspect van de actie, observerende visualisatie (OV) genoemd. Wanneer welke vorm van visualisatie het beste kan worden ingezet, verschilt per situatie. Féry en Morizot (2000) bevestigen dat tennissers een betere service ontwikkelen door MV, dan OV. Het is aannemelijk dat MV vooral effectief is bij het aanleren of

verbeteren van een motorische actie (focus op kinematica). OV zou dan een grote rol spelen bij het inschatten van de afstand van de motorische actie (focus op visuele en observerende aspect). Met de afstand van de motorische actie wordt in voetbal bijvoorbeeld de inschatting van de afstand tussen de aanloop naar een penalty en het aanraken van de bal bedoeld. In de huidige studie wordt ervoor gekozen om de effectiviteit van MV nader te onderzoeken.

De Effectiviteit van MV

Er zijn verschillende theorieën voor de effectiviteit van MV. Zo is de PETTLEP methode consistent met de functionele equivalentie theorie. De functionele equivalentie theorie stelt dat de ingebeelde actie overeenkomt met de echte motorische actie. Daarnaast komt de motorische actie overeen met de bijbehorende hersengebieden van de motorische actie. Decety et al. (1994) toonden aan op een positron emission tomograph (PET) dat bij een motorische leertaak de bijbehorende hersengebieden van deze motorische actie zijn

geactiveerd tijdens MV. Deze bevindingen sluiten aan op de functionele equivalentie theorie. Toch zijn er bevindingen die deze theorie niet geheel ondersteunen. Uit onderzoek van Lotze en Halsband (2006) bleek dat er tijdens MV ook andere hersengebieden actief zijn

(6)

dan de hersengebieden die horen bij de betrokken motorische actie. Er is dus slechts deels een overlap te vinden in de hersengebieden tussen MV en de motorische actie. Een mogelijke alternatieve verklaring voor de effectiviteit van MV is gebaseerd op de common coding

approach. Deze theorie stelt dat er gedeelde representaties zijn voor waarneming en actie (Prinz, 1997). Acties worden namelijk gepland op basis van wat er is waargenomen. Doordat deze representaties gedeeld worden, kunnen de representaties van waarneming en actie elkaar versterken. Deze leermethode is gebaseerd op de motor familiarity hypothesis. Volgens deze theorie wordt het inzicht in een actie meer versterkt door het zelf ervaren en leren van een specifieke motorische actie, dan wanneer deze visueel wordt geleerd (Casile & Giese, 2006). De focus ligt hier op de kinematica van de actie. Dit betekent dat wanneer keepers zelf penalty’s gaan nemen, zij een beter inzicht ontwikkelen in die aspecten die voorspellend zijn voor de richting van penalty’s. Hierdoor zullen de keepers beter worden in het stoppen van penalty’s. Er zijn verschillende studies die deze theorie ondersteunen (Casile & Giese, 2006), ook binnen de sport (Aglioti, Cesari, Romani & Urgesi, 2008). Daarnaast sluit deze theorie aan op de al eerder genoemde bevinding dat bij het verbeteren van een motorische actie, MV voor meer verbetering zorgt dan OV (Féry & Morizot, 2000).

Een nadeel aan de motor familiarity hypothesis is dat het effect erg specifiek is. Het inzicht in de beweging verbetert alleen wanneer de motorische actie bijna hetzelfde is. Er is hier dus meer sprake van een associatief leerproces en daarom is het niet te generaliseren naar nieuwe situaties. Verder is uit hersenonderzoek gebleken dat naast de actieve

hersengebieden die bij de betrokken actie horen tijdens MV, ook hersengebieden actief zijn die niet bij de betrokken actie horen (Lotze & Halsband, 2006). Ridderinkhof en Brass (2014) geven aan dat deze hersengebieden wel belangrijk zijn, namelijk voor realistische MV. In deze hersengebieden worden namelijk de details van de motorische actie verwerkt, zodat de sensorische gevolgen van de actie juist worden voorspeld. Voorspellingen van de

sensorische gevolgen van een motorische actie, worden Internal Models (IMs) genoemd. IMs bestaan uit Forward Models en Inverse Models. Forward Models maken voorspellingen over de effecten van onze eigen acties, zoals de inschatting hoe hard een bal moet worden geschoten om op de gewenste plek te komen. Inverse Models maken voorspellingen over de effecten van acties van anderen, zoals de inschatting welke richting een keeper moet duiken als er een penalty op hem wordt afgeschoten.

(7)

IMs zouden dus een verklaring kunnen bieden waarom MV een motorische actie kan verbeteren, zonder de motorische actie echt uit te voeren en feedback te krijgen van de omgeving. Deze modellen maken namelijk voorspellingen over een toekomstige beweging waardoor deze beweging als het ware geoefend wordt door de motorische actie alleen in te beelden (en dus niet daadwerkelijk uit te voeren). Daarnaast zijn IMs dynamische

constructen die niet gebaseerd zijn op associatief leren. Dat betekent dat er niet alleen juiste voorspellingen kunnen worden gemaakt wanneer de motorische actie nagenoeg hetzelfde is, maar ook wanneer de voorspelde actie afwijkt van de motorische actie. IMs zijn daarom in staat om te generaliseren naar nieuwe situaties (Withney, Vetter & Wolpert, 2001).

IMPPACT

Op basis van deze IMs heeft Ridderinkhof (2014) een integratieve theorie voorgesteld die mogelijk de effectiviteit van MV verklaart. De Impetus, Motivation & Prediction in

Perception-Action Coordination Theory (IMPPACT) ziet de hersenen als een predictiepomp die continu voorspellingen verzamelt en test om de onduidelijkheid over de effecten van onze acties te verminderen. In deze theorie test MV het geplande gedrag voor het wordt

uitgevoerd en IMs helpen bij het leren welke reacties voor de gepaste uitkomsten zorgen (Ridderinkhof & Brass, 2014).

Om de specifieke voorspellingen van de IMPPACT te testen, beschrijven Ridderinkhof en Brass (2014) een mogelijk onderzoek over het stoppen van penalty’s door keepers. Er wordt gesuggereerd dat de keeper zelf penalty’s moet nemen in plaats van te observeren hoe anderen penalty’s nemen. Hierdoor worden de IMs van keepers versterkt, wat betekent dat zij adequater gaan voorspellen op de richting van penalty’s. Een keeper neemt namelijk zelf penalty’s om kinesthetische ervaring op te doen en zo expertise te ontwikkelen. Deze

expertise uit zich in de verbetering van het stoppen van penalty’s, ofwel het beter anticiperen op de richting van penalty’s. Om deze expertise verder uit te breiden, beeldt de keeper de beweging van deze penalty in met de focus op de kinematica (MV). Hierdoor wordt de beweging van het nemen van de penalty geoefend door de motorische actie alleen in te beelden en een voorspelling te maken over de gevolgen van de toekomstige motorische actie (IMs). Dit zal leiden tot een grotere verbetering in het anticiperen op de richting van

penalty’s.

(8)

Voortmondend uit deze theorie kan worden gesteld dat keepers met een groot aantal jaar keepervaring meer IMs hebben, dan keepers met minder jaren keepervaring. Keepers met meer keepervaring hebben namelijk meer kinesthetische ervaring kunnen opdoen, waardoor zij meer expertise hebben ontwikkeld. Deze expertise zal ertoe leiden dat de keepers het opdoen van kinesthetische ervaring en MV sneller oppakken waardoor het anticipatievermogen beter ontwikkelt, dan keepers met minder keepervaring.

In het huidige onderzoek wordt de theorie van Ridderinkhof (2014) getest. Er wordt getracht antwoorden te vinden op de volgende onderzoeksvragen:

1. Is het zelf opdoen van kinesthetische ervaring (wat nodig is voor het ontwikkelen van IMs), zodat de motorische actie van een ander beter voorspeld kan worden, een verklaring voor de effectiviteit van MV?

2. 2Zorgt het opdoen van kinesthetische ervaring in het nemen van penalty’s door

keepers voor het beter anticiperen op de richting van penalty’s? 3. 3Zorgt MV voor het beter anticiperen op de richting van penalty’s?

4. Wat is de invloed van de kwaliteit van de kinesthetische ervaring van de keepers op het anticiperen op de richting van penalty’s?

Het huidige onderzoek wordt gebaseerd op de suggesties van Ridderinkhof en Brass (2014). In het huidige onderzoek wordt de IMPPACT getest door keepers zelf penalty’s te laten nemen gevolgd door MV. De keepers nemen zelf penalty’s om ervaring op te doen, waarna ze dezelfde penalty direct visualiseren in MV. Het doel is om zo het

anticipatievermogen van de keepers te verbeteren op de richting van de bal. Het

anticipatievermogen wordt gemeten voor en na het nemen van de penalty’s en de MV. De deelnemers worden verdeeld over vier condities. In de eerste conditie nemen keepers zelf penalty’s en visualiseren in 1PP (MV), hoe het voelt om de penalty te nemen (conditie A1). In de tweede conditie nemen keepers zelf penalty’s en visualiseren in 3PP (OV), alsof ze

zichzelf de penalty zien nemen van een afstandje (conditie A2). In de derde conditie stoppen keepers penalty’s en visualiseren in 1PP (MV), hoe het voelt om de penalty te stoppen

2 Aan de hand van het antwoord op deze vraag wordt geprobeerd indirect af te leiden of het beter anticiperen op de richting van penalty’s komt doordat keepers IMs gaan ontwikkelen.

3 Aan de hand van het antwoord op deze vraag wordt geprobeerd indirect af te leiden of het beter anticiperen op de richting van penalty’s komt doordat de IMs van keepers worden versterkt.

8

(9)

(conditie B1). In de vierde conditie stoppen keepers penalty’s en visualiseren in 3PP (OV), alsof ze zichzelf de penalty zien stoppen van een afstandje (conditie B2). Zie tabel 1 voor een schematische weergave van de indeling van de keepers in de condities.

Tabel 1

Indeling van Keepers in Condities

Visualisatie

Activiteit 1PP (MV) 3PP (OV)

Penalty nemen (schieten) Conditie A1 Conditie A2 Penalty stoppen (duiken) Conditie B1 Conditie B2

Hypothesen en Verwachtingen

Aan de hand van de genoemde literatuur en de suggesties van Ridderinkhof en Brass (2014), zijn de volgende hypothesen opgesteld:

1. Keepers die kinesthetische ervaring opdoen in het nemen van penalty’s en

visualiseren vanuit een 1PP (MV), gaan beter anticiperen op de richting van penalty’s. 2.1 Keepers met meer keepervaring kunnen vóór het opdoen van de kinesthetische

ervaring in het nemen van penalty’s beter anticiperen op de richting van penalty’s, dan keepers met minder keepervaring.

2.2 Keepers met meer keepervaring laten na het opdoen van de kinesthetische

ervaring in het nemen van penalty’s een grotere verbetering zien in het anticiperen op de richting van penalty’s, dan keepers met minder keepervaring.

Onderstaand worden een aantal verwachtingen genoemd, gebaseerd op de genoemde hypothesen:

1a. Keepers die kinesthetische ervaring opdoen in het nemen van penalty’s (conditie A1 en A2), zullen hoger scoren en sneller reageren op de nameting van het anticipatievermogen, dan keepers die geen kinesthetische ervaring opdoen in het nemen van penalty’s (conditie B1 en B2).

1b. Keepers die kinesthetische ervaring opdoen in het nemen van penalty’s en vanuit een 1PP visualiseren (conditie A1), zullen hoger scoren en sneller reageren op de nameting van het

(10)

anticipatievermogen, dan keepers die geen kinesthetische ervaring opdoen in het nemen van penalty’s of vanuit een 3PP visualiseren (conditie A2, B1 en B2).

2.1a4. Keepers met een groot aantal jaar keepervaring scoren hoger en reageren sneller op de

voormeting in het stoppen van penalty’s, dan keepers met minder jaren keepervaring. 2.1b. Keepers die een groot aantal uur per week besteden aan voetballen of keepen scoren hoger en reageren sneller op de voormeting in het stoppen van penalty’s, dan keepers die minder uur per week besteden aan voetballen of keepen.

2.1c. Keepers die op een hoog niveau voetballen scoren hoger en reageren sneller op de voormeting in het stoppen van penalty’s, dan keepers die op een lager niveau voetballen.

2.2a. Keepers met een groot aantal jaar keepervaring laten een grotere verbetering zien in het hoger scoren en sneller reageren op de nameting in het stoppen van penalty’s, dan keepers met minder jaren keepervaring.

2.2b. Keepers die een groot aantal uur per week besteden aan voetballen of keepen laten een grotere verbetering zien in het hoger scoren en sneller reageren op de nameting in het stoppen van penalty’s, dan keepers die minder uur per week besteden aan voetballen of keepen.

2.2c. Keepers die op een hoog niveau voetballen laten een grotere verbetering zien in het hoger scoren en sneller reageren op de nameting in het stoppen van penalty’s, dan keepers die op een lager niveau voetballen.

4 Bij de hypothesen 2.1a, 2.1b, 2.1c, 2.2a, 2.2b en 2.2c is het ook mogelijk dat de betere keepers minder vooruitgang vertonen, waardoor de minder goede keepers een grotere vooruitgang laten zien. Er zou dan een plafond-effect kunnen optreden. Toch wordt er verwacht dat deze argumentatie geen voorname rol speelt in het huidige onderzoek. De verwachting is namelijk dat keepers met een groot aantal jaar keepervaring beter ontwikkelde IMs hebben, dan keepers met minder keepervaring. Deze verwachting is gebaseerd op de argumentatie dat keepers met meer keepervaring meer kinesthetische ervaring hebben opgedaan, waardoor zij meer expertise hebben ontwikkeld. Deze expertise zal ervoor zorgen dat de keepers het opdoen van kinesthetische ervaring en MV sneller oppakken waardoor het anticipatievermogen beter ontwikkelt, dan keepers met minder keepervaring. Daarnaast zijn de deelnemers jonge keepers die relatief weinig keepervaring hebben. Er wordt dus niet verwacht dat deze keepers al aan hun maximale kunnen zitten.

10

(11)

Methode

Deelnemers

Een poweranalyse (Cohen, 1992) geeft aan dat er minimaal 26 deelnemers per

conditie nodig zijn, wanneer er een groot effect wordt verwacht. Daarentegen is gebleken in eerdere vergelijkbare onderzoeken van Savelsbergh et al. (2002, 2005, 2010) dat er significante effecten zijn gevonden met ongeveer 8 deelnemers per conditie, bij een middelmatige tot grote effectgrootte. Het streven was daarom om ongeveer 10 deelnemers per conditie te testen, dus 40 deelnemers in totaal. De deelnemers werden random verdeeld over de condities en waren er niet van op de hoogte dat er een verschil was tussen de condities. De deelnemers zijn keepers die lessen volgen op de keepersschool Hans Suiker of bij ADO Den Haag spelen. De keepers zijn tussen de 9 en 18 jaar oud en hebben minstens twee jaar

keepervaring. Aan het einde van het onderzoek kregen ze een presentje als beloning voor het meedoen.

Materialen

Het onderzoek vond plaats op de voetbalvereniging DVC in Delft en ADO Den Haag. Per fase van het onderzoek wordt uitgelegd welke materialen zijn gebruikt. Zie de bijlage (p. 35) voor een opsomming van de benodigde materialen voor het onderzoek.

Intake

Algemene vragenlijst: vragen met betrekking tot demografische gegevens. Er werd gevraagd naar gegevens zoals leeftijd, aantal jaar keeperervaring, aantal uur per week keepen en het niveau waarop gespeeld wordt. Deze algemene vragen zijn zelf opgesteld. De variabelen die uit deze vragenlijst zijn gekomen, worden in de analyse meegenomen als covariaten. Zie de bijlage (p. 36) voor alle opgestelde vragen.

Nederlandse vragenlijst BVV (Bakker, 1995): meet het vermogen van verbeelding. De betrouwbaarheid van beide schalen is .90 of hoger en de validiteit is vrij laag. Wegens

praktische redenen zijn vraag 6 en 12 geschrapt bij het afnemen van de vragenlijst. In de BVV wordt de deelnemer telkens gevraagd een motorische handeling uit te voeren en deze direct erna motorisch (1PP) of observerend (3PP) te verbeelden. Daarna schat de deelnemer hoe

(12)

moeilijk hij het inbeelden vond (voor scoreformulier zie bijlage p. 37). Dit werd gedaan aan de hand van een Likert schaal, waarin 1 “erg moeilijk voor te stellen” en 7 “erg makkelijk voor te stellen” was. De minimale score is 10 en de maximaal haalbare score is 70. Wanneer in de scores onderscheid wordt gemaakt tussen de motorische en visuele verbeelding, is voor beide schalen de minimale score 5 en de maximale score 35.

Voor- en nameting:

Er is gebruik gemaakt van de opstelling uit het onderzoek van Savelsbergh et al. (2002), aangezien de opzet van dit onderzoek vergelijkbaar is met het huidige onderzoek (zie figuur 1.1 en 1.2 voor de opstelling). In figuur 1.1 worden de mogelijke richtingen van de bal in het doel weergegeven en in figuur 1.2 de opstelling van de keepers tijdens de voor- en nameting.

De joystick in figuur 1.2 vervalt en in plaats daarvan werd er gebruik gemaakt van een kinect-sensor apparaat. Dit is een bewegingsherkenning apparaat en wordt ook wel gebruikt voor het spelen van spelletjes op bijvoorbeeld een Xbox. Met een kinect-sensor is er verbinding met de computer, zonder dat er een joystick nodig is. De bewegingen die men maakt worden geregistreerd door de kinect-sensor en afgespeeld op het beeldscherm van de computer. Daarnaast meet het apparaat de snelheid en accuratesse van de beweging van de keepers. Een van de voordelen van een kinect-sensor is dat het veel realistischer is voor de deelnemers. De keepers kunnen hun armen bewegen in de richting waar de bal wordt verwacht, in plaats van het bewegen van een joystick.

Op het scherm in figuur 1.2 werden filmpjes afgespeeld waarop de deelnemer een bal op zich af zag komen, van een voetballer die een penalty neemt. Tijdens de voormeting werden er 35 filmpjes random afgespeeld uit een bestand van ongeveer 90 filmpjes. Deze filmpjes en de volgorde ervan waren wel voor elke deelnemer hetzelfde, om rekening te houden met de standaardisatie. Voor de nameting werden er weer random 35 filmpjes geselecteerd, waarvan de filmpjes en de volgorde hetzelfde waren voor alle deelnemers. Deze filmpjes zijn gemaakt in samenwerking met experts op de VU, onder toezicht van Prof. dr. Geert Savelsbergh (VU-MovementSci).

Het scherm waar de filmpjes op werden afgespeeld was 2.29 x 2.27 meter en stond op ongeveer 3 meter afstand van de deelnemer. De grootte van de penalty nemer en de afstand

(13)

tussen de penaltystip en de deelnemer waren zo gesimuleerd dat het beeld door de

deelnemers als erg realistisch werd ervaren. Deze gegevens zijn tevens overgenomen uit het onderzoek van Savelsbergh et al. (2002).

Figuur 1.1: doel is verdeeld in zes vlakken, waar de Figuur 1.2: Opstelling keepers

keeper op moet richten of welke richting de keeper bij voor- en nameting: keeper moet duiken. Deze hoeken worden tevens gebruikt ziet op scherm penalty’s op zich voor de voor- en nameting (Savelsbergh et al., 2002). afkomen (Savelsbergh et al., 2002).

Kinesthetische ervaring:

Om de situatie zo echt mogelijk te laten lijken, hebben de deelnemers geoefend op een echt voetbalveld (op de voetbalvereniging DVC in Delft of ADO Den Haag). De

deelnemers die zelf penalty’s namen om kinesthetische ervaring op te doen, schoten op een echt doel (conditie A1 en A2). In het doel hingen zes voetballen, op de plek van de zes vlakken van figuur 1.1. De deelnemers konden dan op basis van de instructie (zie bijlage p. 39 voor instructiescript) schieten op de aangewezen bal. De deelnemers die penalty’s moesten stoppen, gingen op basis van instructie duiken naar één van de zes aangewezen ballen (conditie B1 en B2).

Visualisatie:

De deelnemers hadden al ervaring opgedaan met het visualiseren, door het invullen van de BVV (Bakker, 1995). Tijdens de visualisatie manipulatie hebben de deelnemers zo levendig mogelijk een script gevisualiseerd aan de hand van de PETTLEP methode (Holmes & Collins, 2001). Dit script is zelf opgesteld, zie de bijlage (p. 40) voor de visualisatiescripts

(14)

van elke conditie. De deelnemers visualiseerden op het veld, in voetbalkleding en op dezelfde plek als waar de penalty werd genomen of gestopt.

Manipulatiecheck:

Nadat de keepers 6, 20 en 30 keer een penalty hadden genomen/gestopt en

gevisualiseerd, werd er een korte manipulatiecheck gedaan. Deze manipulatiecheck bestond uit een aantal vragen over hoe de deelnemer het visualiseren heeft ervaren. In de bijlage op (p. 42) is het formulier van de manipulatiecheck toegevoegd.

Procedure

De duur van het onderzoek was ongeveer 75 minuten en vond op 1 dag plaats. De procedure wordt per fase van het onderzoek uitgelegd. Zie tabel 2 voor een schematische weergave van de procedure.

Intake:

Tijdens de intake werd aan de deelnemers gevraagd de Algemene Vragenlijst in te vullen. Het beantwoorden van deze vragen bedroeg ongeveer 10 minuten. Daarna voerden de keepers de oefeningen van de BVV (Bakker, 1995) uit. Deze vragenlijst nam ongeveer 25 minuten in beslag.

Voormeting:

Zie voor de procedure van de voormeting de bijlage procedures voor- en nameting (p. 45). De voormeting nam ongeveer 10 minuten in beslag.

Manipulatie kinesthetische ervaring en visualisatie:

Het doel van de eerste manipulatie was om de keepers kinesthetische ervaring op te laten doen in het nemen van penalty’s of het stoppen van penalty’s. Het opdoen van

kinesthetische ervaring in het stoppen van penalty’s was bedoeld om de deelnemers een vergelijkbare, maar minder goed werkende manipulatie aan te bieden. De tweede manipulatie had als doel de kinesthetische ervaring te versterken door middel van

visualisatie in 1PP of 3PP. De verbeelding in de 3PP was ook bedoeld om de deelnemers een 14

(15)

vergelijkbare, maar minder goed werkende, manipulatie aan te bieden. Dit is gedaan om de condities zo gelijk mogelijk te houden.

De helft van de keepers heeft zelf penalty’s genomen, om de kinesthetische ervaring op te doen. Het nemen van een penalty werd direct gevolgd door het visualiseren van deze penalty. De ene helft van deze groep visualiseerde het nemen van een penalty in een 1PP en de andere helft in een 3PP. Zo werd de kinesthetische ervaring versterkt door de visualisatie. Op basis van instructie werd gevraagd in één van de zes vakken te mikken (ofwel richting één van de zes ballen die in het doel hingen te schieten), waarna dezelfde penalty dus gevisualiseerd werd. De gehele manipulatie bestond uit 30 kinesthetische ervaring trials en 30 visualisatie trials. Na 6, 20 en 30 trials werden een aantal vragen ter manipulatiecheck gesteld. Tijdens deze manipulatiecheck konden de deelnemers tevens kort uitrusten. De gehele manipulatie duurde ongeveer 20 minuten.

De andere helft van de keepers heeft penalty’s gestopt en heeft dus niet zozeer nieuwe kinesthetische ervaring opgedaan. Het stoppen van een penalty werd direct gevolgd door het visualiseren van het stoppen van de penalty. De ene helft van de groep

visualiseerde het stoppen van een penalty in een 1PP en de andere helft van de groep in een 3PP. Voor het overige was alles gelijk aan de conditie waarin keepers zelf penalty’s namen. Zo werden de condities zo gelijk mogelijk gehouden. Ook in deze condities werd op basis van instructie gevraagd naar één van de zes vakken te duiken (ofwel richting één van de zes ballen die in het doel hing te duiken), waarna dezelfde duikbeweging dus gevisualiseerd werd. De gehele manipulatie bestond uit 30 kinesthetische ervaring trials en 30 visualisatie trials. Na 6, 20 en 30 trials werden een aantal vragen ter manipulatiecheck gesteld.Tijdens deze manipulatiecheck konden de deelnemers tevens kort uitrusten. De gehele manipulatie duurde ongeveer 20 minuten.

Nameting:

Zie voor de procedure van de nameting de bijlage procedures voor- en nameting (p. 45). De nameting nam ongeveer 10 minuten in beslag.

(16)

Tabel 2

Schematische Weergave van Procedure

Fase Conditie A1 Conditie A2 Conditie B1 Conditie B1

Intake (35 min.) X X X X Voormeting (10 min.) X X X X Manipulatie kinesthetische ervaring + visualisatie (20 min.) Penalty’s schieten + 1PP visualiseren Penalty’s schieten + 3PP visualiseren Penalty’s stoppen + 1PP visualiseren Penalty’s stoppen + 3PP visualiseren Nameting (10 min.) X X X X

Data analyse

Tijdens de data analyse van het huidige onderzoek worden eerst een aantal correlatie toetsen uitgevoerd, om te testen of er samenhang is tussen de covariaten en de afhankelijke variabelen. De geteste covariaat is de keepervaring van de keepers en die wordt gemeten aan de hand van het aantal jaar ervaring, het niveau en het aantal uur per week keepen. De afhankelijke variabele is het anticipatievermogen (score en snelheid) tijdens de voor- en nameting. Als blijkt dat de keepervaring en het anticipatievermogen correleren, worden de maten van kinesthetische ervaring meegenomen als covariaat in de hoofdanalyse. Het is dan namelijk mogelijk dat de variabelen van keepervaring confounding effecten hebben op de analyse.

In de hoofdanalyse wordt de verbetering in het vermogen om te anticiperen tussen en binnen de verschillende condities getoetst. Er wordt in alle condities een verbetering in het anticipatievermogen verwacht, maar er wordt onderzocht of het profijt in bepaalde condities groter is. De methode om anticipatievermogen te meten is gebaseerd op het onderzoek van Savelsbergh et al. (2002). Het anticipatievermogen is de afhankelijke variabele waarvan de maten de totaalscore (accuratesse) en de anticipatiesnelheid (reactietijd) van de deelnemers op de voor- en nameting zijn. Deze maten worden geregistreerd door de kinect-sensor en hieruit kunnen X, Y en Z-coördinaten van de handen en de versnelling van de beweging

(17)

worden vastgesteld. De uiteindelijke positie van de handen van de deelnemers werd gemeten wanneer de bal de doellijn passeerde.

Wat betreft de totaalscore kunnen de deelnemers minimaal 0 punten halen en maximaal 150 punten. De maximale score betekent dat de deelnemer zeer goed kan

anticiperen en de minimale score betekent dat de deelnemer zeer slecht kan anticiperen. De puntentelling per trial is als volgt: 5 punten voor stoppen van penalty, 3 punten voor de juiste hoogte, 1 punt voor de juiste hoek (links/rechts) en 0 punten wanneer geen van de richtingen goed is.

De anticipatiesnelheid wordt gemeten door de tijd op te nemen vanaf het moment dat de penalty nemer op het filmpje de bal raakt tot aan de eerste inzet van de reactie van de deelnemer. Bij deze maat geeft een minscore aan dat de deelnemer al heeft gereageerd voordat de penaltynemer op het filmpje de bal heeft aangeraakt.

Dit model wordt getoetst met een twee-wegs herhaalde metingen ANCOVA. Hierin is het anticipatievermogen (score en snelheid) tijdens de voor- en nameting de afhankelijke variabele. De tussen-groepsvariabelen zijn Activiteit (schieten en duiken) en Visualisatie (1PP en 3PP). De binnen-groepsvariabele is Tijd (voor- en nameting). Verder wordt als covariaat de keepervaring van de deelnemers meegenomen, indien er significante correlaties zijn. De maten hiervan zijn het aantal jaar ervaring, het niveau en aantal uur per week keepen.

Er wordt dus een hoofdeffect voor Activiteit (schieten en duiken) en Visualisatie (1PP en 3PP) getoetst. Verder wordt ook de interactie tussen Activiteit en Visualisatie getoetst. De verwachting is dat het effect van Activiteit zal worden versterkt door 1PP Visualisatie. De keepers die zelf gaan schieten zullen verbeteren door 1PP visualisatie en niet zozeer door 3PP visualisatie. De keepers die gaan duiken in plaats van zelf schieten, zullen weinig verbeteren door 1PP of 3PP visualisatie.

Resultaten

Kenmerken van de steekproef

Er hebben 14 deelnemers meegedaan aan het onderzoek (A1: 4, A2: 2, B1: 4, B2: 4). Het aantal is minder dan beoogd, omdat er complicaties optraden wat betreft het werven

(18)

van de deelnemers. Hierdoor was er uiteindelijk niet voldoende tijd om genoeg deelnemers te werven. Daarnaast zijn er een aantal niet gekomen zonder afzegging. De leeftijd lag tussen de 9 en 18 jaar, met een gemiddelde van 13,4 en een standaardafwijking van 2,2. De

steekproef bestond uit alleen mannen. Door de kleine steekproef, kan de omvang niet

worden achterhaald of de verschillende groepen uit normaal verdeelde populaties komen en gelijke varianties hebben. Voor zover dit mogelijk was, is er tijdens de analyse gekozen voor nonparametrische toetsen. Zo kunnen de resultaten worden geïnterpreteerd en voor

eventueel volgend onderzoek worden gebruikt.

In tabel 3.1 worden de antwoorden van de deelnemers op de algemene vragenlijst weergegeven. Daarnaast is de betrouwbaarheid van de schalen van de BVV gemeten met Cronbach’s α. Hieruit blijkt dat de BVV een betrouwbaarheidscoëfficiënt had van 0.82, wat een goede betrouwbaarheid is. Over het algemeen blijkt uit de scores van de BVV dat de deelnemers goed in staat waren MV (1PP) en OV (3PP) toe te passen. Uit de totaalscores blijkt dat de deelnemers gemiddeld beter waren in OV dan MV. Aan de hand van deze gegevens is er een gepaarde t-toets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de deelnemers significant beter waren in OV dan MV, t(13) = -2.69, p = .019. Zie tabel 3.2 voor de scores van de BVV.

Tabel 3.1

Gemiddeld Aantal Jaar, Uur en Aantal Penalty’s en Standaard Deviaties van Steekproef op de Algemene Vragenlijst

Algemene vragen N M SD

AV1: hoeveel jaar zit je nu op voetbal? 14 8 2 AV2: hoeveel jaar ben je vaste keeper van een elftal? 13 6 3 AV3: hoeveel jaar heb je keeperstraining? 14 5 2 AV4: hoeveel uur ben je gemiddeld per week actief aan het keepen

tijdens wedstrijden en trainingen?

13 6 2

AV5: hoeveel uur ben je gemiddeld per week, naast trainingen en

wedstrijden, actief aan het keepen?

12 1 1

AV6: bij hoeveel penalty's (ongeveer) stond je afgelopen seizoen bij

wedstrijden en trainingen als keeper op doel?

13 44 58

AV7: hoeveel penalty's (ongeveer) heb je afgelopen seizoen zelf

geschoten bij wedstrijden en trainingen?

14 7 7

(19)

*AV8: in welke klasse heb je afgelopen seizoen gekeept? 14 5 3

* Scoring klasse: 1 = eerste divisie, 2 = tweede divisie, 3 = derde divisie, 4 = hoofdklasse, 5 = eerste klasse, 6 = tweede klasse, 7 = derde klasse, 8 = vierde klasse, 9 = vijfde klasse, 10 = zesde klasse, 11 = zevende klasse

Tabel 3.2

Gemiddelde Scores en Standaard Deviaties van de BVV

Scores BVV

Vragen BVV N M SD

Beweging 1 - Motorische verbeelding 14 5 2

Beweging 2 - Motorische verbeelding 14 5 2

Beweging 3 - Observerende verbeelding 14 6 1

Beweging 4 - Motorische verbeelding 14 5 1

Beweging 5 - Observerende verbeelding 14 6 1

Beweging 6 - Observerende verbeelding 14 6 2

Beweging 7 - Observerende verbeelding 14 6 1

Beweging 8 - Motorische verbeelding 14 5 1

Beweging 9 - Observerende verbeelding 14 6 1

Beweging 10 - Motorische verbeelding 14 5 2

Totaalscore BVV 14 55 8

Totaalscore motorische verbeelding 14 25 6

Totaalscore observerende verbeelding 14 29 4

(20)

Manipulatiecheck

Hoe ging het visualiseren?

Tijdens en na het visualiseren is er een manipulatiecheck uitgevoerd, door de deelnemers een aantal vragen te stellen over hoe het visualiseren ging. Alle deelnemers hadden weinig moeite met het visualiseren en konden de juiste penalty’s/duikbewegingen visualiseren. In de condities waarbij de deelnemers in 1PP visualiseerden heeft 42,9% van de deelnemers sterker het “gevoel” ervaren, dan het “zien”. Dat betekent dat meer dan de helft het “zien” van de beweging sterker heeft ervaren, ondanks dat het de bedoeling was om de beweging te “voelen”. De manipulatie is dus niet geslaagd voor de condities waarbij de deelnemers in 1PP visualiseerden. In de condities van 3PP heeft 83,3% sterker het “zien” ervaren tijdens het visualiseren, dan het “voelen”. In deze condities is de manipulatie wel geslaagd.

Correlaties

Samenhang tussen covariabele keepervaring en anticipatievermogen

Er is gekozen voor een non-parametrische correlatietoets (Spearman) in plaats van een parametrische correlatietoets (Pearson), gezien er niet aan alle assumpties werd voldaan. In deze correlatie werd getoetst of het aantal jaar keepervaring, het aantal uur keepen per week en het niveau van de keeper samenhangt met de anticipatiescore en anticipatietijd op de voor- en nameting. Het blijkt dat deze covariabelen niet significant correleren met het anticipatievermogen, zie tabel 3.3 en 3.4. De variabelen van keepervaring hebben dus geen confounding effecten op de analyse. Dit komt niet overeen met de gestelde verwachtingen, aangezien er werd verwacht dat het aantal jaar keepervaring, het aantal uur keepen per week en het niveau van de keeper positief zouden samenhangen met de

anticipatiescore en anticipatietijd op de voor- en nameting. Daarom zijn deze covariabelen niet meegenomen in de hoofdanalyse.

(21)

Tabel 3.3

Correlatiecoëfficiënten van Aantal Jaar Keepervaring, Aantal Uur Keepen per Week en Niveau Keeper en Anticipatiescores op de Voor- en Nameting

Anticipatiescores

Covariabelen Voormeting Nameting Aantal jaar keepervaring -.05 .03 Aantal uur keepen per week .14 -.17

Niveau keeper -.10 .004

Opmerking: geen enkele correlatie is significant bij alpha = .05

Tabel 3.4

Correlatiecoëfficiënten van Aantal Jaar Keepervaring, Aantal Uur Keepen per Week en Niveau Keeper en Anticipatietijd op de Voor- en Nameting

Anticipatietijd

Covariabelen Voormeting Nameting Aantal jaar keepervaring -.21 .32 Aantal uur keepen per week .09 .08

Niveau keeper .13 -.19

Opmerking: geen enkele correlatie is significant bij alpha = .05

Hoofdanalyse

De data uit de kinect-sensor van het anticipatievermogen (totaalscores en

anticipatiesnelheid) zijn door experts op de VU in MATLAB berekend, onder toezicht van Prof. dr. Geert Savelsbergh (VU-MovementSci). Deze data geeft aan dat de hoogste scores werden behaald met een verticale foutmarge van 6 cm (3 punten voor de hoogte) en een horizontale foutmarge van 7 cm (1 punt voor de hoek). De anticipatietijd werd pas gemeten 10 cm na de eerste zijwaartse beweging van de handen van de keeper. Zo is er rekening gehouden met het licht bewegen van de handen wanneer de keepers klaarstonden voor de penalty. Hierna kon de data worden ingevoerd in SPSS, zie tabel 3.5 en 3.6.

(22)

Tabel 3.5

Gemiddelde Anticipatiescores en Standaard Deviaties van Condities A1, A2, B1 en B2 op Voormeting en Nameting

Totaalscore voormeting Totaalscore nameting

Conditie N M SD N M SD A1 (schieten + 1PP) 4 38.75 3.86 4 31.75 8.8 A2 (schieten + 3PP) 2 44 12.72 2 41.50 21.92 B1 (duiken + 1PP) 4 42.5 11.39 4 29.25 5.68 B2 (duiken + 3PP) 4 38.25 5.74 4 32.75 4.72 Tabel 3.6

Gemiddelde Anticipatietijden en Standaard Deviaties in Milliseconden (ms) van Condities A1, A2, B1 en B2 op Voormeting en Nameting Gemiddelde anticipatietijd voormeting (ms) Gemiddelde anticipatietijd nameting (ms) Conditie N M SD N M SD A1 (schieten + 1PP) 4 0.05 0.24 4 -0.41 0.61 A2 (schieten + 3PP) 2 -0.14 0.23 2 -0.17 0.11 B1 (duiken + 1PP) 4 -0.33 0.43 4 -0.32 0.53 B2 (duiken + 3PP) 4 -0.03 0.32 4 -0.68 0.58

De Invloed van Activiteit en Visualisatie op de Anticipatiescores

Een herhaalde metingen ANOVA is uitgevoerd om te testen of Activiteit (schieten en duiken) en/of Visualisatie (1PP en 3PP) een invloed hebben op de anticipatiescore tijdens de voor- en nameting. In deze analyse zijn dus geen covariaten opgenomen. De assumptie van sphericiteit wordt niet geschonden, aangezien de analyse uit maar 2 condities bestaat.

(23)

Uit de analyse blijkt dat er een hoofdeffect voor Tijd is gevonden, F(1, 9) = 7.59, p = .022. Er is een Post Hoc uitgevoerd waarbij is gekozen voor Tukey’s test, omdat aan de assumptie van sphericiteit is voldaan (Field, 2009). Hieruit bleek dat de deelnemers op de nameting significant minder accuraat scoorden in het voorspellen van de richting van de bal, dan op de voormeting (p = .012). Dit sluit niet aan op de verwachting dat de deelnemers hoger scoren op de nameting dan de voormeting. Daarnaast waren er geen significante hoofdeffecten of interacties.

Wanneer er exploratief wordt ingezoomd op de condities, worden de volgende bevindingen gedaan. Er kan worden opgemerkt dat er minder achteruitgang heeft

plaatsgevonden in de 1PP Visualisatie conditie bij schieten op de nameting, dan bij duiken (figuur 2.1). In de 3PP Visualisatie conditie gaan de deelnemers die schieten iets vooruit op de nameting en de deelnemers die duiken achteruit op de nameting (figuur 2.2). Deze resultaten hebben raakvlakken met de verwachting dat deelnemers die zelf kinesthetische ervaring opdoen in het nemen van penalty’s een grotere verbetering laten zien op de nameting, dan de deelnemers die kinesthetische ervaring opdoen in het stoppen van

penalty’s. Tevens is er bij de conditie Schieten te zien dat deelnemers die visualiseren in 3PP hoger scoren en minder achteruitgang laten zien, dan de deelnemers die visualiseren in 1PP (figuur 2.3). In de conditie Duiken is een interactie-effect te zien waarin de deelnemers die in 1PP visualiseren op de voormeting hoger scoren dan de deelnemers die in 3PP visualiseren en de deelnemers die in 1PP visualiseren op de nameting scoren lager dan de deelnemers die in 3PP visualiseren (figuur 2.4). Deze resultaten zijn niet volgens de gestelde verwachting dat deelnemers die in 1PP visualiseren een grotere verbetering laten zien op de nameting, dan de deelnemers die in 3PP visualiseren. In figuur 2.5 wordt tot slot nog de interactie van

Activiteit en Visualisatie weergegeven.

(24)

Figuur 2.1. Hoofdeffect voor Tijd op Activiteit Figuur 2.2. Hoofdeffect voor Tijd op Activiteit

tijdens 1PP Visualisatie op de Anticipatiescores tijdens 3PP Visualisatie op de

van de Voor- en Nameting Anticipatiescores van de Voor- en Nameting

Figuur 2.3. Hoofdeffect voor Tijd op Visualisatie Figuur 2.4. Hoofdeffect voor Tijd op

tijdens Schieten Activiteit op de Anticipatiescores Visualisatie tijdens Duiken Activiteit op de van de Voor- en Nameting Anticipatiescores van de Voor- en Nameting

(25)

Figuur 2.5. Interactie-effect tussen Visualisatie en Activiteit

op de Anticipatiescores

De Invloed van Activiteit en Visualisatie op de Anticipatietijd

Een herhaalde metingen ANOVA is uitgevoerd om te testen of Activiteit (schieten en duiken) en/of Visualisatie (1PP en 3PP) een invloed hebben op de anticipatietijd tijdens de voor- en nameting. In deze analyse zijn dus geen covariaten opgenomen. Om te beginnen wordt er voldaan aan de assumptie van sphericiteit, aangezien de analyse uit maar 2 condities bestaat. Er zijn geen significante hoofdeffecten of interacties gevonden.

De volgende bevindingen zijn gedaan wanneer er exploratief wordt ingezoomd op de condities. Ten eerste kan worden opgemerkt dat alle condities sneller reageerden op de nameting, dan op de voormeting. Dit sluit deels aan op de gestelde verwachtingen. Ten tweede reageerde de conditie 1PP Visualisatie op de nameting ongeveer even snel bij het schieten als bij het duiken (figuur 2.6). Daarnaast reageerden de conditie 3PP Visualisatie ook ongeveer even snel op de nameting bij het schieten als bij het duiken (figuur 2.7). De gestelde verwachting dat de conditie die zelf penalty’s neemt en in 1PP visualiseert sneller zal

reageren op de nameting dan de condities die in 3PP visualiseren, komt hier niet mee overeen. Verder is er een interactie-effect te zien in de conditie Schieten, waarbij de

deelnemers die in 3PP visualiseren sneller reageren op de voormeting dan de deelnemers die in 1PP visualiseren en op de nameting de deelnemers die in 1PP visualiseren sneller reageren

(26)

dan de deelnemers die in 3PP visualiseren (figuur 2.8). Dit sluit aan op de gestelde verwachtingen. In de conditie Duiken is een interactie-effect gevonden, waarbij de

deelnemers die in 1PP sneller reageerden op de voormeting dan de deelnemers die in 3PP visualiseerden en op de nameting reageerden de deelnemers die in 3PP visualiseerden sneller dan de deelnemers die in 1PP visualiseerden (figuur 2.9). Over dit resultaat zijn geen verwachtingen opgesteld. Tot slot is in figuur 2.10 de interactie weergegeven tussen

Activiteit en Visualisatie.

Figuur 2.6. Hoofdeffect voor Tijd op Activiteit Figuur 2.7. Hoofdeffect voor Tijd op

tijdens 1PP Visualisatie op de Anticipatietijd Activiteit tijdens 3PP Visualisatie op van de Voor- en Nameting de Anticipatietijd van de Voor- en

Nameting

(27)

Figuur 2.8. Hoofdeffect voor Tijd op Visualisatie Figuur 2.9. Hoofdeffect voor Tijd op

tijdens Schieten Activiteit op de Anticipatietijd Visualisatie tijdens Duiken Activiteit van de Voor- en Nameting op de Anticipatietijd van de Voor- en

Nameting

Figuur 2.10. Interactie-effect tussen Visualisatie en

Activiteit op de Anticipatietijd

(28)

Discussie

In dit onderzoek is geprobeerd antwoorden te achterhalen op verschillende onderzoeksvragen over het opdoen van kinesthetische ervaring en visualisatie. Om te beginnen, zijn de resultaten niet toereikend om duidelijke conclusies te kunnen trekken over de vraag of het opdoen van kinesthetische ervaring een verklaring is voor de effectiviteit van MV. Aan de hand van de huidige resultaten lijkt het opdoen van kinesthetische ervaring in het nemen van penalty’s, het anticiperen op de richting van penalty’s niet te verbeteren. Daarnaast kunnen er uit de huidige resultaten ook geen duidelijke conclusies worden getrokken over of MV leidt tot beter anticiperen op de richting van penalty’s. Verder kan er niet worden bevestigd dat de kwaliteit van kinesthetische ervaring invloed heeft op het anticipatievermogen. Tot slot is het niet mogelijk om uit de voorgaande conclusies af te leiden of de verbetering in het anticipatievermogen in het stoppen van penalty’s verloopt via beter ontwikkelde IMs.

Deze onderzoeksvragen zijn getest aan de hand van een aantal hypothesen. In één van deze hypothesen werd gesteld dat het opdoen van kinesthetische ervaring in het nemen van penalty’s en MV voor een verbetering in het anticipatievermogen zal leiden. Ondanks dat bij alle keepers de accuratesse afnam na de manipulaties, blijkt dat er een mindere afname in accuratesse is te zien bij de keepers die kinesthetische ervaring opdeden in het nemen van penalty’s. Daarnaast komt uit de resultaten naar voren dat OV voor een mindere afname in accuratesse zorgt dan MV. Verder verbeterde de anticipatietijd bij alle keepers na de manipulaties. OV zorgde hierbij voor meer verbetering in de anticipatietijd bij het opdoen van kinesthetische ervaring in het stoppen van penalty’s dan MV. MV zorgde voor meer verbetering in de anticipatietijd bij het opdoen van kinesthetische ervaring in het nemen van penalty’s dan OV. Uit deze bevindingen zou gesteld kunnen worden dat er een klein

raakvlak is met de gestelde hypothese. Er is geen steun gevonden voor de hypothese dat meer keepervaring tot een beter anticipatievermogen leidt, wanneer er kinesthetische

ervaring wordt opgedaan in het nemen van penalty’s, dan keepers met minder keepervaring. Dit geldt ook voor de hypothese dat keepers met meer keepervaring een grotere verbetering zouden laten zien in het anticipatievermogen, na het opdoen van kinesthetische ervaring in het nemen van penalty’s, vergeleken met keepers met minder keepervaring.

(29)

Een mogelijke verklaring voor de gevonden resultaten, is de kleine steekproef die is genomen voor het onderzoek. Zoals al eerder aangegeven zaten er in vergelijkbare

onderzoeken van Savelsbergh et al. (2002, 2005, 2010) waar significante effecten zijn gevonden, gemiddeld 8 deelnemers per conditie. Dit zijn ongeveer twee keer zoveel deelnemers per conditie vergeleken met het huidige onderzoek. Daarnaast geeft een

poweranalyse aan dat er minimaal 26 deelnemers per conditie nodig zijn (Cohen, 1992). Als deze richtlijnen worden aangehouden en er in een eventueel volgend onderzoek meer deelnemers worden geworven, geeft dit wellicht een realistischer beeld van de resultaten. Een grotere steekproef is representatiever voor de rest van de populatie. De conclusies die op basis van een grotere steekproef worden getrokken, zullen daarom een hogere

betrouwbaarheid hebben.

Een ander belangrijk punt is dat alle deelnemers slechter scoorden op de nameting, maar wel sneller reageerden. Dit is opmerkelijk aangezien er verwacht werd dat wanneer de keepers sneller zouden reageren op de nameting, er ook hoger gescoord zou worden. Er zijn een aantal factoren die hieraan kunnen hebben bijgedragen of hier de oorzaak van kunnen zijn. Om te beginnen is het aannemelijk dat de deelnemers vermoeid waren tijdens de nameting. Het onderzoek duurde namelijk vrij lang, ongeveer 75 minuten per deelnemer. Daar komt nog bij dat het onderzoek veel fysieke inspanning vergde met weinig pauzes, waardoor het een behoorlijk intensief programma was. Een aantal

deelnemers gaf ook aan de manipulatie, waarbij er 30 keer penalty’s werden genomen of gestopt gevolgd door het visualiseren ervan, vermoeiend te vinden. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de afname in accuratesse. De andere bevinding is dat de keepers wel sneller zijn gaan reageren op de nameting. Blijkbaar werden de keepers dus sneller, maar minder accuraat. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er sprake is van een speed-accuracy tradeoff. Dit houdt in dat de accuratesse wordt verruild voor snelheid of vice versa tijdens het uitvoeren van motorische bewegingen (Fitts, 1954). Het speed-accuracy tradeoff is ook binnen de sport aangetoond (Beilock, Bertenthal, Hoerger & Carr, 2008). Als gevolg van de vermoeidheid zou het een strategische zet kunnen zijn geweest van de keepers om accuratesse te verruilen voor snelheid, maar het kan ook onbewust zijn gegaan. De kans is groot dat wanneer het onderzoek minder lang en intensief zou zijn, de deelnemers minder vermoeid waren geraakt. Dit zou de score op de nameting ten goede kunnen komen.

(30)

In het vervolg is het daarom aan te raden om het onderzoek op te delen in twee delen, waarin er minstens een dag tussen het eerste en het tweede deel zit. In het eerste gedeelte vindt dan de voormeting en de manipulatie plaats en in het tweede gedeelte nogmaals de manipulatie en een nameting. Deze opzet heeft verschillende voordelen, zoals het minder lang en intensief maken van het onderzoek. Dit zal vermoeidheid bij de

deelnemers tegengaan. Daarnaast kan de manipulatie worden herhaald, wat een versterkend effect kan hebben op de nameting. Een nadeel aan dit type onderzoek is dat de kans op uitval van deelnemers groter is. Wellicht kan deze kans zo klein mogelijk gemaakt worden door het profijt wat de deelnemers eraan ondervinden te benadrukken. Dit kan in

combinatie met het uitdelen van een aantrekkelijke beloning aan het einde van het tweede deel van het onderzoek. Het is dan wel van belang dat deze beloning aan het begin van het eerste deel wordt genoemd.

Wat nog meer kan hebben meegespeeld in de slechtere score op de nameting, is dat de penalty’s van de filmpjes op de nameting moeilijker waren dan op de voormeting. Voorafgaand aan het onderzoek zijn de filmpjes namelijk niet gematched. Daarom is het nu lastig te achterhalen of de filmpje op de voormeting even moeilijk waren als op de nameting. Voor een eventueel volgend onderzoek is het daarom van belang dat de filmpjes van te voren worden gematched. Zo wordt de moeilijkheidsgraad van de filmpjes gelijk gehouden op beide metingen en wordt er dus nog meer rekening gehouden met de standaardisatie, dan in het huidige onderzoek is gedaan. Om eventuele leereffecten tegen te gaan op de nameting, zou er nog een controle conditie kunnen worden toegevoegd om hiervoor te controleren.

In tegenstelling tot de verwachtingen had OV over het algemeen een positiever effect op de nameting dan MV. Er kunnen echter geen harde conclusies worden getrokken uit deze bevinding. Wanneer de scores op de BVV erbij worden betrokken, is te zien dat alle

deelnemers het OV makkelijker vonden dan MV. Hierdoor zijn de keepers die in de conditie zaten met MV eigenlijk al in het nadeel. Uit de manipulatiecheck blijkt tevens dat meer dan de helft van de keepers bij MV het “zien” toch nadrukkelijker aanwezig was tijdens het visualiseren dan het “voelen”. Dit zou te maken kunnen hebben met de resultaten die ook uit de BVV naar voren kwamen, OV wordt als makkelijker ervaren dan MV. De manipulatie voor MV was dus niet geslaagd. Dit kan verklaren waarom er geen of zelfs een

(31)

verminderend effect te zien was op de nameting na MV. Een mogelijke oplossing is de MV te oefenen, tot deze als makkelijker wordt ervaren. Zo zou er bijvoorbeeld na de BVV een korte manipulatiecheck kunnen worden gedaan, waarin aan de deelnemers wordt gevraagd of ze een score van de moeilijkheidsgraad willen geven van OV en MV. Als dan blijkt dat één van de twee als moeilijker wordt ervaren, kan deze vorm van visualisatie worden geoefend door een aantal van de oefeningen uit de BVV te herhalen of wellicht nieuwe bijpassende

oefeningen uit te voeren. Op deze manier kan ervoor worden gezorgd dat beide vormen van visualisatie goed worden beheerst door de deelnemers, voordat ze aan de manipulatie beginnen. Zo ligt de slagingskans van de manipulatie hoger en zal dit sneller tot gunstige effecten op de nameting leiden.

Tot slot valt nog op te merken dat het onderzoek niet dubbel blind is uitgevoerd. De proefleiders wisten in welke condities de keepers zaten. Dit kan ertoe hebben geleid dat de proefleiders onbewust de deelnemers hebben beïnvloed. Een mogelijk effect kan zijn dat de resultaten hierdoor anders zijn uitgevallen. In een eventueel vervolg onderzoek is het raadzaam om andere proefleiders de deelnemers te laten testen. Deze proefleiders zijn niet op de hoogte van de theorie en het doel van het onderzoek, zodat de deelnemers niet onbewust worden beïnvloed.

En nu?

Om terug te koppelen naar de IMPPACT (Ridderinkhof, 2014), is er nog niet veel steun gevonden voor deze theorie. Nu blijft het lastig om abstracte constructen als IMs te vertalen naar meetbare constructen. Daarom zal het een uitdaging blijven om antwoorden te vinden op vragen zoals “is het opdoen van kinesthetische ervaring een verklaring voor de effectiviteit van MV?”. Een nog grotere uitdaging is vervolgens om hieruit af te leiden of dit komt doordat de IMs zich gaan ontwikkelen. Wellicht is het voorlopig nog te vroeg om antwoord op dit soort kwesties te kunnen geven, aangezien het onderzoek naar dit

onderwerp nog in zijn kinderschoenen staat. Desalniettemin is er een aanwijzing gevonden dat het opdoen van kinesthetische ervaring in het nemen van penalty’s door keepers toch enigszins een positiever effect heeft op het anticipatievermogen, dan het opdoen van

kinesthetische ervaring in het stoppen van penalty’s. Ondanks dat de resultaten merendeels niet in overeenstemming waren met de gestelde verwachtingen, biedt dit onderzoek

(32)

perspectief voor toekomstig onderzoek. Aangezien er in deze studie voor het eerst

onderzoek wordt gedaan naar de IMPPACT (Ridderinkhof, 2014), kan het fungeren als pilot en opstap naar verder onderzoek. In een eventueel volgend onderzoek moet dan in ieder geval rekening worden gehouden met het werven van meer deelnemers, het onderzoek opdelen in twee delen, het filmmateriaal matchen en standaardiseren, de beheersing over beide vormen van visualisatie door alle deelnemers en het onderzoek dubbel blind laten uitvoeren. Mochten de bevindingen dan weer niet overeenkomen met de gestelde

verwachtingen, kan het mogelijk zijn dat de IMPPACT (gedeeltelijk) niet juist is. Als dit het geval is, zou ervoor gekozen kunnen worden om de theorie te verwerpen of een aanpassing te maken in de theorie. Een andere verklaring kan zijn dat de theorie niet goed wordt vertaald naar meetbare constructen, wat ertoe leidt dat de opzet van het onderzoek niet strookt met de theorie. Een mogelijke oplossing hiervoor zou kunnen zijn om te kiezen voor een andere opzet van het onderzoek. Tot slot zou er ook sprake kunnen zijn van de

combinatie van een gedeeltelijk niet juiste theorie en geen goede vertaling van de theorie. Wanneer hier sprake van is, zou een combinatie van de eerder genoemde oplossingen geschikt kunnen zijn.

Zoals in de inleidende zinnen al werd aangehaald, is er tot op heden nog geen effectieve trainingsmethode gevonden voor het stoppen van penalty’s. Als er aan de hand van vervolgonderzoek meer aanwijzingen worden gevonden die de theorie ondersteunen, kan er ook een stap richting de ontwikkeling van een nieuwe effectieve en bruikbare trainingsmethode worden gemaakt. Naar aanleiding van het huidige onderzoek is hier nu mogelijk meer aandacht voor. Nederland heeft het WK van 2014 niet gewonnen. De vraag is of de besproken trainingsmethode in toekomstig onderzoek kan worden ondersteund. Misschien zijn we dan wel in staat het WK te winnen?

(33)

Literatuurlijst

Anwar, M. N, Tomi, N. & Ito, K. (2001). Motor imagery facilitates force field learning. Elsevier, 21-29.

Aglioti, S. M., Cesari, P., Romani, M., & Urgesi, C. (2008). Action anticipation and motor resonance in elite basketball players. Nature Neuroscience, 11, 1109-1116.

Bakker, F. C. (1995). Ontwikkeling van tests op het terrein van de sportpsychologie in Nederland en Vlaanderen. Sportpsychologie Bulletin, 6, 3-13.

Beilock, S. L., Bertenthal, B. L., Hoerger, M., & Carr, T. H. (2008). When does haste make waste? Speed-accuracy tradeoff, skill level, and the tools of the trade. Journal of Experimental Psychology, 14, 340-352.

Casile, A., & Giese, M. A. (2006). Nonvisual motor training influences biological motion perception. Current Biology, 16, 69-74.

Cohen (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159.

Decety, J., Perani, D., Jeannerod, M., Bettinardi, V., Tadary, B., Woods, R., Mazziotta, J.C., & Fazio, F. (1994). Mapping motor representations with positron emission tomography. Nature, 371, 600-602.

Dohmen, T. J. (2008). Do professionals choke under pressure? Journal of Economic Behavior and Organization, 65, 636-653.

Fery, Y & Morizot, P (2000). Kinesthetic and visual image in modeling closed motor skills: the example of the tennis serve. Perceptual and Motor Skills, 90, 707-722.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. London: SAGE Publications Ltd.

Fitts, P. M. (1954). The information capacity of the human motor system in controlling the amplitude of movement. Journal of Experimental Psychology, 47, 381–391.

Holmes, P. S., & Collins, D. J. (2001). The PETTLEP approach to motor imagery: A functional equivalence model for sport psychologists. Journal of Applied Sport Psychology, 13, 60-83. Lotze, M, & Halsband, U. (2006). Motor imagery. Journal of Physiology, 99, 386-395.

Ridderinkhof, K. R. (2014). Neurocognitive mechanisms for perception-action coordination: A review and theoretical integration. Momenteel herzien manuscript.

Ridderinkhof, K. R., & Brass, M. (2014). How kinesthetic imagery works: A predictive-processing theory of visualization in sports and motor expertise. Ingediend voor publicatie.

(34)

Savelsbergh, G. J. P., Williams, A. M., Van der Kamp, J., & Ward, P. (2002). Visual search, anticipation and expertise in soccer goalkeepers. Journal of Sports Science, 20(3), 279-287. Savelsbergh, G. J. P., Van der Kamp, J., Williams, A. M., & Ward, P. (2005). Anticipation and

visual search behaviour in expert soccer goal keepers. Ergonomics, 48, 1686-1697. Savelsbergh, G. J. P., Van Gastel, P. J., Van Kampen, P. M. (2010). Anticipation of penalty

kicking direction can be improved by directing attention through perceptual learning. International Journal of Sport Psychology, 41(1), 24-41.

Smith, D., Wright, C. J., Allsopp, A., & Westhead, H. (2007). It’s all in the mind: PETTLEP-based imagery and sport performance. Journal of Applied Sport Psychology, 19(1), 80-92. Witney, A.G., Vetter, P. & Wolpert, D.M. (2001). The influence of previous experience on

predictive motor control. Neuroreport, 12, 649-653.

Wright, C. J., & Smith, D. (2011). The effect of PETTLEP imagery on strenght performance. International Journal of Sport and Exercise Psychology, 7(1), 18-31.

(35)

Bijlage

Opsomming benodigdheden onderzoek

36

Algemene vragenlijst

34

Scoreformulier Bewegings Voorstellingen Vragenlijst (BVV)

38

Instructiescript hoeken penalty’s/duiken

40

Visualisatiescripts

41

Manipulatiecheck

43

Procedures voor- en nameting

46

(36)

Opsomming benodigdheden onderzoek:

- kleedkamer met tafel en stoel voor intake

- Algemene Vragenlijst - BVV (Bakker, 1995) - Scoreformulier BVV - ± 5 pennen

- ruime kleedkamer voor voor- en nameting (min. 7 x 5 meter) - kinect-sensor apparaat - beamer - scherm - filmmateriaal - laptop - USB stick

- voetbalveld met 1 doel ter beschikking - ± 20 voetballen

- ± 20 meter touw (ballen in doel ophangen) - visualisatiescripts voor alle condities - manipulatiecheck formulier

- instructiescript penalty nemen/duiken

- onderzoek vond plaats tijdens wereldkampioenschap voetbal, daarom was het presentje een schmink staafje in de kleuren van de Nederlandse vlag.

(37)

Algemene vragenlijst

Deelnemer: ……… Naam: ……… Leeftijd: ………

1. Hoeveel jaar zit je nu op voetbal?

………

2. Hoeveel jaar ben je vaste keeper van een elftal?

………

3. Hoeveel jaar heb je keeperstraining?

………

4. Hoeveel uur ben je gemiddeld per week actief aan het keepen tijdens wedstrijden en

trainingen?

………

5. Hoeveel uur ben je gemiddeld per week, naast trainingen en wedstrijden, actief aan het

keepen?

………

6. Bij hoeveel penalty’s (ongeveer) stond je afgelopen seizoen bij wedstrijden en trainingen als

keeper op doel?

………

7. Hoeveel penalty’s (ongeveer) heb je afgelopen seizoen zelf geschoten bij wedstrijden en

trainingen?

……….

8. In welke klasse heb je afgelopen seizoen gekeept?

……….

(38)

Scoreformulier Bewegings Voorstellingen Vragenlijst (BVV)

Naam: ……… Leeftijd: ……… INSTRUCTIE:

Geef na iedere beweging aan hoe moeilijk of makkelijk je het vond om de beweging mentaal voor te stellen of aan te voelen?

1. Erg moeilijk aan te voelen Moeilijk aan te voelen Beetje moeilijk aan te voelen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk aan te voelen Makkelijk aan te voelen Erg makkelijk aan te voelen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 2. Erg moeilijk aan te voelen Moeilijk aan te voelen Beetje moeilijk aan te voelen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk aan te voelen Makkelijk aan te voelen Erg makkelijk aan te voelen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 3. Erg moeilijk voor te stellen Moeilijk voor te stellen Beetje moeilijk voor te stellen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk voor te stellen Makkelijk voor te stellen Erg makkelijk voor te stellen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 4. Erg moeilijk aan te voelen Moeilijk aan te voelen Beetje moeilijk aan te voelen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk aan te voelen Makkelijk aan te voelen Erg makkelijk aan te voelen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 38

(39)

5. Erg moeilijk voor te stellen Moeilijk voor te stellen Beetje moeilijk voor te stellen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk voor te stellen Makkelijk voor te stellen Erg makkelijk voor te stellen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 6. Erg moeilijk voor te stellen Moeilijk voor te stellen Beetje moeilijk voor te stellen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk voor te stellen Makkelijk voor te stellen Erg makkelijk voor te stellen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 7. Erg moeilijk voor te stellen Moeilijk voor te stellen Beetje moeilijk voor te stellen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk voor te stellen Makkelijk voor te stellen Erg makkelijk voor te stellen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 8. Erg moeilijk aan te voelen Moeilijk aan te voelen Beetje moeilijk aan te voelen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk aan te voelen Makkelijk aan te voelen Erg makkelijk aan te voelen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 9. Erg moeilijk voor te stellen Moeilijk voor te stellen Beetje moeilijk voor te stellen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk voor te stellen Makkelijk voor te stellen Erg makkelijk voor te stellen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 10. Erg moeilijk aan te voelen Moeilijk aan te voelen Beetje moeilijk aan te voelen Neutraal (niet moeilijk/niet makkelijk) Beetje makkelijk aan te voelen Makkelijk aan te voelen Erg makkelijk aan te voelen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ 39

(40)

Instructiescript hoeken penalty’s/duiken

1. Linksonder

2. Links midden

3. Linksboven

4. Rechtsboven

5. Rechts midden

6. Rechtsonder

Na 6 trials manipulatiecheck

7. Links midden

8. Rechtsboven

9. Rechtsonder

10. Linksonder

11. Linksboven

12. Rechts midden

13. Rechtsboven

14. Linksonder

15. Rechts midden

16. Links midden

17. Rechtsonder

18. Linksboven

19. Linksonder

20. Links midden

Na 20 trials manipulatiecheck

21. Rechtsonder

22. Linksboven

23. Rechtsboven

24. Rechts midden

25. Links midden

26. Linksboven

27. Rechts midden

28. Linksonder

29. Rechtsonder

30. Rechtsboven

Na 30 trials manipulatiecheck

40

(41)

Visualisatiescripts

Deelnemers groep A1 (schieten*1

ste

pp)

“Je gaat straks 30 penalty’s op doel schieten. Voor iedere penalty vertellen we je in

welke van de zes hoeken je de bal moet proberen te schieten. In alle zes de hoeken

hangt een bal, probeer tegen deze bal aan te schieten. Doe je best, maar als het niet

lukt is het niet erg. Het is de bedoeling dat je na iedere penalty nog een keer de

penalty neemt, maar dan in gedachten; we noemen dit inbeelden. Ga hiervoor weer

klaar staan op de plek waar je de penalty neemt en probeer je daarbij zo levendig

mogelijk in te beelden dat je de penalty nog een keer neemt. Met zo levendig

mogelijk bedoelen we dat je zoveel mogelijk probeert te voelen wat je allemaal deed

om te penalty te schieten. Dus voel je spanning in je benen bij de aanloop; het

neerzetten van je standbeen en het contact tussen je voet en de bal op het moment dat

je de bal schiet. Verder is het belangrijk dat je de juiste snelheid van je aanloop en de

bal inbeeldt. Het is dus de bedoeling dat je dezelfde penalty nog een keer neemt,

maar dan in je hoofd. Schiet de bal in gedachten nog een keer tegen de bal in de

hoek, waar wij zeiden dat je ‘m moest schieten. Tussendoor zal ik je een aantal

vragen stellen over hoe goed het inbeelden lukt. Succes. De eerste penalty mag je

schieten in de…<hoek>”

Deelnemers groep A2 (schieten*3

de

pp)

“Je gaat straks 30 penalty’s op doel schieten. Voor iedere penalty vertellen we je in

welke van de zes hoeken je de bal moet proberen te schieten. In alle zes de hoeken

hangt een bal, probeer tegen deze bal aan te schieten. Doe je best, maar als het niet

lukt is het niet erg. Het is de bedoeling dat je na iedere penalty nog een keer de

penalty neemt, maar dan in gedachten; we noemen dit inbeelden. Ga hiervoor staan

op de aangewezen plek (dit is een punt waar de deelnemer op een afstandje, tussen

de penaltystip en het doel, gaat staan: zijaanzicht van de penalty) staan en probeer je

daarbij zo levendig mogelijk in te beelden dat je jezelf nog een keer de penalty ziet

nemen. Met zo levendig mogelijk bedoelen we dat je zoveel mogelijk probeert te zien

wat je allemaal deed om te penalty te schieten. Dus jezelf de aanloop zien nemen; het

neerzetten van je standbeen en het daadwerkelijk schieten van de bal. Verder is het

belangrijk dat je de juiste snelheid van je aanloop en de bal inbeeldt. Het kan ook

helpen om in te schatten hoe groot de afstand van je aanloop of van de bal tot het

doel is.

Het is dus de bedoeling dat je dan in je hoofd jezelf van een afstand de bal ziet

schieten. Schiet de bal in gedachten nog een keer tegen de bal in de hoek, waar wij

zeiden dat je ‘m moest schieten. Tussendoor zal ik je een aantal vragen stellen over

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aantal uren practica per week: 0 Andere onderwijsvormen en aantal uren dat je daar aan.. besteedde (bv. groepswerken, papers,

Andere onderwijsvormen en aantal uren dat je daar aan besteedde (bv. groepswerken, papers, ...)

[r]

De nodige materialen en gereedschappen vindt u op onze homepage www.aduis.nl Benodigd materiaal:.. Tempex bal Ø

Voor mensen die zorg nodig hebben en verzekerd zijn bij Zorg en Zekerheid is dit goed nieuws.. Zij hoeven voor hun medicijnen en hulpmiddelen

Voor mensen die zorg nodig hebben en verzekerd zijn bij Zorg en Zekerheid is dit goed nieuws.. Zij hoeven voor hun medicijnen en hulpmiddelen

 instelling voor BuSO: directeur, adjunct-directeur, technisch adviseur, technisch adviseur-coördinator en leraar BGV... o d

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,