De Invloed van Energydrank op het
Cognitief Functioneren
Tamar Bekker
Studentnummer 10176365
Afdeling Klinische Neuropsychologie
Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave
Abstract 3
Wat is de Invloed van Energydrank op het Cognitief Functioneren? 4
De Invloed van Energydrank op het Geheugen 7
De Invloed van Energydrank op Aandacht 9
De Invloed van Energydrank op Mentale Vermoeidheid 14
Conclusies en Discussie 18
Literatuurlijst 23
Abstract
De invloed van energydrank op het cognitief functioneren werd onderzocht. Er werd gekeken naar geheugen, aandacht en mentale vermoeidheid. Van geheugen en aandacht werd één vorm onderzocht: werkgeheugen en volgehouden aandacht. De resultaten van de in dit literatuuroverzicht besproken onderzoeken tonen aan dat energydrank een positieve invloed heeft op objectwerkgeheugen, volgehouden aandacht en mentale vermoeidheid. Met deze kennis kan men de negatieve effecten van energydrank op de lichamelijke gezondheid afwegen tegen de positieve effecten van energydrank op het cognitief
functioneren. Dit maakt een weloverwogen keuze mogelijk om wel of geen energydrank te drinken.
Wat is de Invloed van Energydrank op het Cognitief Functioneren?
Het drinken van energydrank is tegenwoordig een hype onder jongeren, dat wil
zeggen onder mensen tot en met 25 jaar oud. Onder energydrank wordt verstaan elk
product in de vorm van een drankje dat claimt een mix van ingrediënten te bevatten die het energieniveau doet verhogen (Petit, Levy, Lejoyeux, Reynaud & Karila, 2012). Ondanks dat de drank zeer ter discussie staat wegens de mogelijke negatieve effecten op de gezondheid, neemt volgens verscheidene onderzoeksinstanties de consumptie ervan onder jongeren sterk toe. Het is juist deze doelgroep die tot dusver het meest kwetsbaar lijkt te zijn voor de eventuele negatieve lichamelijke effecten van energydrank. De opgegeven motieven van jongeren om toch energydrank te nuttigen lijken voornamelijk cognitief van aard; zoals het tegengaan van mentale vermoeidheid of het verbeteren van de aandacht. Om vast te stellen of deze doelen behaald kunnen worden door het drinken van energydrank, is het van belang de effecten van energydrank op het cognitief functioneren te onderzoeken.
Er zijn verschillende merken energydrank, zoals Red Bull, Monster, Bullit en Golden
Power. Deze zijn wat ingrediënten betreft allemaal vergelijkbaar met elkaar. Zo bevatten ze allen naast andere stoffen hoge doses cafeïne (50-‐500 mg) en glucose. Beiden zijn
oppeppende stoffen, waarbij het van groot belang is dat het gebruik bepaalde grenzen niet overschrijdt. Bij inname van meer dan 4 – 12 mg/kg cafeïne kunnen ongewenste symptomen optreden, zoals een hoge bloeddruk en een verstoord slaapritme (Seifert, Schaechter,
Hershorin & Lipschultz, 2011 en Arria & O’Brien, 2011). Daarnaast geeft inname van meer
dan 300 mg cafeïne per dag een mogelijk verhoogde kans op miskramen of te klein geboren
baby’s bij zwangere vrouwen. De grens voor de hoeveelheid glucose per dag ligt voor
resulteren in overgewicht. In energydranken interacteren deze stoffen met elkaar, wat de effecten ervan op het lichamelijk functioneren kan laten verschillen van de effecten van cafeïne en glucose afzonderlijk.
Naar de gezondheidseffecten van energydrank is reeds veel onderzoek verricht. Er
blijken tot dusver behoorlijke gezondheidsrisico’s verbonden te zijn aan het nuttigen van energydrank. Prikkelbaarheid, nervositeit, misselijkheid, slapeloosheid en cardiovasculaire problematiek zijn veel voorkomende klachten ten gevolge van het consumeren van
energydrank (Azagba, Langille & Asbridge, 2014). Het zijn voornamelijk jongeren die hier last van lijken te hebben (ScienceDaily, 2013). Dit komt doordat de dosering van de
psychoactieve stoffen in energydrank gericht is op volwassenen. Jongeren krijgen zo een overdosis aan psychoactieve stoffen. In 2012 pleitte de GGD zelfs voor een verbod van het
verkopen van energydranken in de supermarkt (EVMI, 2012).
Een relevante vraag is waarom de consumptie van energydrank onder de jongeren
blijft toenemen, ondanks de hierboven beschreven gezondheidsrisico’s. Volgens
zelfrapportages, consumeert 30 tot 50 procent van de adolescenten en jong volwassenen energydrank (Seifert et al., 2011). De meeste redenen voor consumptie van energydrank blijken cognitief van aard. Zo kwam uit een Amerikaanse enquête voor studenten naar voren dat 67 procent energydrank nuttigde om hun vermoeidheid te bestrijden, 54 procent
combineerde het met alcohol om zo de effecten van de alcohol uit te stellen, 50 procent nam het tijdens het studeren om hun leerprestaties te bevorderen en 45 procent gebruikte het voor het vasthouden van de concentratie om een lange autorit te kunnen maken
(Malinauskas, Aeby, Overton, Carpenter-‐Aeby & Barber-‐Heidal, 2007).
Naast de effecten van cafeïne op het lichamelijk functioneren, is er veel onderzoek
het reactievermogen en de stemming bij slaaptekort verbetert van jongeren al bij een lage tot gemiddelde dosis cafeïne (1 – 3mg/kg) (Seifert et al., 2011). Het is echter nog niet duidelijk wat de effecten van cafeïne zijn op het cognitief functioneren in combinatie met andere ingrediënten van energydrank, zoals glucose, guarana, taurine, l-‐carnitine, ginseng en yohimbine. Er is reeds onderzoek gedaan naar de effecten van energydrank op het cognitief functioneren, maar er worden nog weinig eenduidige bevindingen gedaan. Het effect van
energydrank op bepaalde cognitieve functies blijft nog onduidelijk.
Het is tot dusver duidelijk dat hoe vaker energydrank wordt genomen hoe groter het
risico is voor gezondheidsschade, zoals misselijkheid, slapeloosheid, cardiovasculaire problematiek, prikkelbaarheid en nervositeit (Azagba et al., 2014). Aangezien de
voornaamste redenen van jongeren om energydrank te consumeren met name cognitief van aard zijn, is het van belang duidelijkheid te verkrijgen over de invloed van energydrank op het cognitief functioneren. Dit is de centrale vraag van dit literatuuroverzicht. De nadruk zal gelegd worden op de invloed van energydrank op drie verschillende cognitieve domeinen; geheugen, aandacht en mentale vermoeidheid. De reden dat hier voor gekozen is, is dat deze behoren tot de meest genoemde redenen door jongeren om energydrank te consumeren. Daarom is het van belang hier duidelijkheid over te verkrijgen door deze
zorgvuldig te onderzoeken.
Omdat de invloed van energydrank op drie verschillende cognitieve domeinen wordt
nagegaan, wordt het literatuuroverzicht in drie deelparagrafen opgedeeld. In de eerste deelparagraaf wordt de invloed van energydrank op het geheugen besproken. In de tweede deelparagraaf de invloed op aandacht, terwijl in de derde deelparagraaf de invloed van
De Invloed van Energydrank op het Geheugen
Een van de meest aangedragen redenen voor jongeren om energydrank te drinken is
om hun geheugen te bevorderen, wat ten goede zou komen van hun leerprestaties. Om te kijken of dit doel kan worden bereikt met het drinken van energydrank, wordt er in deze paragraaf gekeken naar de invloed van energydrank op het geheugen. Aangezien geheugen een zeer breed begrip is, wordt de paragraaf toegespitst op enkel het werkgeheugen. Eerst zal het verbale werkgeheugen aan bod komen. Vervolgens wordt het spatiële en
objectwerkgeheugen ook onderzocht.
De invloed van glucose en cafeïne op het verbale werkgeheugen werd onderzocht bij
72 studenten (m/v: 36/36; leeftijd 18-‐25 jaar; m = 21.07 ± 1.7) van de Universiteit van
Barcelona (Adan & Serra-‐Grabulosa, 2010). Voor de deelname werd een financiële vergoeding toegekend. De deelnemers werden verdeeld over vier condities. In de placeboconditie kregen ze een drankje dat 150 ml water bevatte. In de cafeïneconditie bevatte het drankje 75 mg cafeïne, in de glucoseconditie 75 g glucose en in de
gecombineerde conditie bevatte het drankje 75 mg cafeïne en 75 g glucose. Vervolgens voerden de deelnemers de Digit Span van WAIS (Wechsler, 2001, aangehaald in Adan & Serra-‐Grabulosa, 2010) uit. Hierbij kregen de deelnemers steeds langere cijferreeksen te lezen, variërend van twee tot negen cijfers. De deelnemers dienden deze cijferreeksen zowel vooruit als achteruit te herhalen. De totale score bestond uit het aantal onthouden reeksen. Uit de resultaten kwam naar voren dat er geen verschil bestond in de prestatie op de Digit
Span van WAIS tussen de vier verschillende condities.
De conclusie is dat energydrank kennelijk geen invloed uitoefent op het verbale
werkgeheugen. Het is echter nog niet duidelijk of het spatiële en objectwerkgeheugen ook onaangetast blijven. In het volgende onderzoek wordt zowel het verbale, spatiële en
objectwerkgeheugen onderzocht.
De invloed van cafeïne, taurine en glucose werd onderzocht bij 48 studenten (m/v:
18/30; leeftijd m = 20.08 ± 1.85) (Giles, Mahoney, Brunyé, Gardony, Taylor & Kanarek, 2012)
die voor deelname een financiële vergoeding van 10 US Dollars per uur ontvingen. Voor het uitvoeren van de taken, kregen de deelnemers een drankje. Er waren vier condities. In de placeboconditie bevatte het drankje geen cafeïne of taurine. In de taurineconditie was er 2000 mg taurine aan het drankje toegevoegd en geen cafeïne. In de cafeïneconditie bevatte het drankje 200 mg cafeïne en geen taurine en in de gecombineerde conditie was er zowel 200 mg cafeïne als 2000 mg taurine aan het drankje toegevoegd. Daarnaast werd er bij de helft van de deelnemers ook 50 g glucose toegevoegd. Bij de resterende helft werd er 50 g Stevia toegevoegd, dienend als een placebo voor de glucose. Vervolgens voerden de
deelnemers de N-‐Back-‐taak uit (Nystrom et al, aangehaald in Giles et al, 2012). In deze taak vindt er een 500 ms presentatie van een stimulus plaats, waarbij de deelnemer dient te beslissen of de stimulus hetzelfde is als één, twee of drie stimuli geleden. Drie blokken, bestaande uit 57 trials, werden voltooid. Bij de taak werd er gescoord op hit rate (aantal goede responsen) en sensitiviteit (z-‐score van de hit rate minus de z-‐score van de false alarm
rate). Uit de resultaten bleek dat er bij het verbale en spatiële werkgeheugen in geen van de
condities een effect gevonden werd. Bij het objectwerkgeheugen werd er enkel een effect gevonden in dat gedeelte van de cafeïneconditie waarbij glucose in het drankje was toegevoegd (F(1,46) = 4,450, p < 0.05).
Op basis van de beschreven onderzoeken lijkt de conclusie gegrond dat energydrank een gunstig invloed heeft op een select gedeelte van het werkgeheugen, namelijk het
worden door energydrank. Een tweede conclusie is dat cafeïne en glucose de stoffen zijn die de positieve invloed van energydrank op het objectwerkgeheugen bewerkstelligen.
In deze paragraaf wordt de invloed van energydrank op het werkgeheugen duidelijk. Er is echter nog niet gekeken naar de relatie tussen energydrank en andere cognitieve functies. De invloed van energydrank op aandacht zal in de volgende paragraaf bekeken worden.
De Invloed van Energydrank op Aandacht
Ook het bevorderen van de aandacht valt onder een van de meest aangedragen redenen door jongeren om energydrank te nuttigen. Als student wordt er veel gefeest, gedronken en kunnen de nachten lang doorgehaald worden. Toch wordt de student de volgende dag in het hoorcollege verwacht. In een dergelijke situatie wordt energydrank als hulpmiddel gebruikt om bijvoorbeeld gefocust te blijven in een hoorcollege. Er zijn te veel typen aandacht om allen in deze paragraaf te beschrijven. Aangezien er in door studenten genoemde situaties zoals het volgen van een hoorcollege, voornamelijk beroep wordt gedaan op de volgehouden aandacht, wordt er in deze paragraaf gefocust op volgehouden aandacht.
De invloed van energydrank op volgehouden aandacht werd onderzocht door Rao, Hu en Nobre (2005). De 40 universitaire studenten werden over twee condities verdeeld. In de energyconditie kregen zij een energydrankje te drinken bevattende 60 g glucose en 40 mg cafeïne. In de placeboconditie werd er een qua kleur en smaak vergelijkbaar drankje
gegeven, echter zonder stimulerende stoffen. Een half uur na het nuttigen ervan, voerden de deelnemers een taak uit waarbij verschillende stimuli opeenvolgend 100 ms lang
standaardstimulus gepresenteerd. Dit was een eenvoudig zwart-‐witgeblokt vierkant. Bij presentatie van deze stimulus diende er niet gereageerd te worden. In de overige 20 procent van de gevallen werd de targetstimulus gepresenteerd. Dit was een zwart-‐witgeblokt
vierkant met een enkel ruitje erin. Bij presentatie van een targetstimulus in het veld waarop gefocust diende te worden, diende er zo snel mogelijk gereageerd te worden.
Standaardstimuli in ditzelfde veld van focus en target-‐ en standaardstimuli in het andere veld van focus werden genegeerd. Alle deelnemers kregen twee tot vijf minuten om te oefenen. Vervolgens volgenden er 3 blokken met de focus op de linker helft, 3 blokken met de focus op de rechter helft en 3 blokken met de focus gericht op het gehele veld. Er werd gescoord op gemiddelde reactiesnelheid en accuratesse. Uit de resultaten bleek dat de deelnemers in de energyconditie beter op deze taak presteerden dan de deelnemers uit de placeboconditie (Tabel 1 – 3 en Figuur 1 -‐ 3). Zowel de snelheid van de reactie als de accuratesse werden bevorderd door de energydrank.
Energyconditie Placeboconditie
Focale aandacht 96 91
Verdeelde aandacht 94 87
Tabel 1. Correcte Hits in Procenten
Figuur 1. Correcte Hits in Procenten
Energyconditie Placeboconditie
Focale aandacht 1,5 3,5
Verdeelde aandacht 2,5 4
Tabel 2. False Alarms in Procenten
Figuur 2. False Alarms in Procenten
82 84 86 88 90 92 94 96 98
Focale Aandacht Verdeelde Aandacht
Energycondipe Placebocondipe 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5
Focale Aandacht Verdeelde Aandacht
Energycondipe Placebocondipe
Energyconditie Placeboconditie
Focale aandacht 343 375
Verdeelde aandacht 345 376
Tabel 3. Gemiddelde Reactiesnelheid in Milliseconden bij Correcte Hits
Figuur 3. Gemiddelde Reactiesnelheid in Milliseconden bij Correcte Hits
Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat energydrank de volgehouden selectieve aandacht bevordert. Er is tot nu toe enkel gekeken naar aandacht op
gedragsniveau. De neuronale patronen zijn buiten beschouwing gelaten. In het volgende onderzoek wordt de invloed nagegaan van energydrank op neuronale patronen betrokken bij aandachtsprocessen.
De invloed van energydrank op aandacht werd onderzocht bij 40 studenten (leeftijd 18 – 25 jaar; m = 19.6 ± 1.7) van de Universiteit van Barcelona (Adan, Falcón, Bargalló & Serra-‐Grabulosa, 2010). Elke deelnemer onderging bij het begin van het onderzoek een fMRI scan. Vervolgens kregen ze een drankje. Er waren vier condities. In de placeboconditie
320 330 340 350 360 370 380
Focale Aandacht Verdeelde Aandacht
Energycondipe Placebocondipe
75 mg glucose aan toegevoegd. In de cafeïneconditie kregen de deelnemers Vehicle met 75 mg cafeïne en in de combinatieconditie werd er zowel 75 g glucose als 75 mg cafeïne aan Vehicle toegevoegd. Na het nuttigen van het drankje ondergingen de deelnemers nogmaals een fMRI scan. Deze keer kregen de deelnemers echter de CTP-‐IP taak uit te voeren. Hierbij kregen ze 27 keer een serie van vier cijfers te zien. Als een cijfer in de gepresenteerde serie ook in de vorige serie voorkwam, diende er op een knop gedrukt te worden. De cijferreeksen werden 450 ms lang gepresenteerd met een interval van 750 ms. Bij de taak werd gelet op accuratesse, zowel het aantal juiste responsen als het aantal onjuiste responsen, en op de gemiddelde reactiesnelheid. Uit de resultaten bleek dat er geen verschil bestond tussen de condities in de prestatie op de taak. Wel werd er in de placeboconditie bij de tweede meting meer hersenactiviteit gevonden in de rechter hemisferische Brodmann Area (BA) 23 en bilateraal in BA 40, ten opzichte van de eerste meting. In de combinatieconditie werd bij de tweede meting ten opzichte van de eerste meting daarentegen verminderde activiteit gevonden in de linker frontale BA’s 9 en 46 en bilaterale pariëtale gebieden BA 39. Deze BA’s bevinden zich in de prefrontale en pariëtale cortex zijn allen betrokken bij volgehouden aandacht.
Op basis van de beschreven onderzoeken lijkt de conclusie gegrond dat energydrank een bevorderend effect heeft op volgehouden aandacht. Daarnaast kwam naar voren dat energydrank zorgt voor verminderde activiteit in de bij volgehouden aandacht betrokken hersengebieden. Desondanks is de volgehouden aandacht na consumptie van energydrank minstens even goed als de volgehouden aandacht zonder consumptie van energydrank. Deze bevinding zou er op kunnen wijzen dat energydrank een hogere efficiëntie van het volgehouden aandachtsproces bewerkstelligt.
bijbehorende neuronale processen duidelijk. Er is echter nog een derde cognitief domein dat vaak als reden voor consumptie van energydrank wordt aangedragen, namelijk mentale vermoeidheid. De invloed van energydrank hierop wordt in de volgende paragraaf nagegaan.
De Invloed van Energydrank op Mentale Vermoeidheid Tot dusver is gebleken dat energydrank een positieve invloed heeft op
objectwerkgeheugen en volgehouden aandacht. Een derde vaak aangedragen reden door jongeren om energydrank te nuttigen is het tegengaan van mentale vermoeidheid. Als men bijvoorbeeld een lange autorit wilt maken, dan is het noodzakelijk goed gefocust te blijven en niet vermoeid te raken. Of energydrank mentale vermoeidheid tegen kan gaan, is het onderwerp van deze paragraaf.
Het effect van energydrank op mentale vermoeidheid werd onderzocht door Howard en Marczinski (2010) bij 80 studenten van de Universiteit van Northern Kentucky University (leeftijd 18 – 40 jaar; m = 20.1 ± 3.1). Voor deelname aan het onderzoek werden
studiepunten toegekend. De Mental Fatigue Rating Scale (Beirness, 1987, aangehaald in Howard & Marczinski, 2010) diende ingevuld te worden. Vervolgens werden de deelnemers verdeeld over vijf condities. In de minimale conditie kregen de deelnemers 1.8 ml/kg
energydrank, in de mediumconditie 3.6 ml/kg energydrank en in de maximale conditie 5.4 ml/kg. In de placeboconditie werd er 3.6 ml/kg placebodrank gegeven en in de
controleconditie werd er geen drankje gegeven. 55 minuten na consumptie van het drankje diende de Mental Fatigue Rating Scale nogmaals ingevuld te worden. Er werd gekeken naar de verschilscores van de eerste en tweede meting van de Mental Fatigue Rating Scale in alle condities (Figuur 4). Uit de resultaten bleek dat de mentale vermoeidheidscore bij de tweede
meting beduidend lager was bij de deelnemers uit de minimale, medium en maximale conditie vergeleken met de placebo-‐ en de controleconditie.
Figuur 4. Gemiddelde Verschilscores van de Eerste en Tweede Meting van de Mental Fatigue
Rating Scale
In dit onderzoek werd de invloed van energydrank op de mentale vermoeidheid onderzocht aan de hand van zelfrapportage. Zelfrapportage is de enige manier om gevoel, opinie of attitude te meten; een objectieve maat hiervoor ontbreekt. Het gebruik van zelfrapportage als onderzoeksmethode kent echter nadelen. Onduidelijk blijft of de vragen waarheidsgetrouw zijn ingevuld. Daarnaast kunnen mensen een vraag anders interpreteren dan bedoeld door de onderzoeker en daar hun antwoord op baseren. Dit gaat ten koste van de validiteit van het onderzoek. Om deze redenen is het van belang de invloed van
energydrank op mentale vermoeidheid ook te onderzoeken in gecontroleerde
onderzoekscondities. Bij experimenteel onderzoek zijn er controlemogelijkheden zoals het constant houden of laten variëren van variabelen, wat een mogelijkheid tot uitsluiten geeft
-‐35 -‐30 -‐25 -‐20 -‐15 -‐10 -‐5 0 5 10 Geen Drankje Placebo 1,8 ml/kg 3,6 ml/kg 5,4 ml/kg Controlecondipe Placebocondipe Minimale Condipe Mediumcondipe Maximale Condipe
van alternatieve verklaringen voor eventuele gevonden effecten. Om deze reden werd in het volgende onderzoek met een experimenteel onderzoeksdesign gekeken naar de invloed van energydrank op mentale vermoeidheid.
De invloed van energydrank op mentale vermoeidheid werd onderzocht (Mets, Ketzer, Blom, Van Gerven, Van Willigenburg, Olivier & Verster, 2011) bij 24 mensen tussen de 21 en 35 jaar. Ze waren allen minimaal drie jaar in het bezit van een rijbewijs en reden minimaal 5000 kilometer per jaar. In de Red Bull conditie kregen de deelnemers Red Bull (bevattend 5g glucose en 80mg cafeïne) en 15 minuten pauze, in de placeboconditie een placebodrankje en een pauze en in de controleconditie was er geen drankje en geen pauze. Het onderzoek bestond uit één trainingsdag, waarop de deelnemers de testprocedures toegelicht kregen, en drie testdagen. De deelnemers dienden twee keer 60 minuten lang in een STISIM-‐autosimulator te rijden. Vervolgens kregen de deelnemers in de Red Bull conditie en de placeboconditie een pauze van een kwartier waarin zij hun drankje kregen. Hierna werd de taak hervat en reden zij nogmaals twee keer 60 minuten in de STISIM-‐
autosimulator. Deelnemers in de controleconditie reden vier keer 60 minuten in de STISIM-‐ autosimulator zonder pauze. In elke conditie werd na elke sessie van 60 minuten rijden de rijkwaliteit, rijstijl, motivatie om de test te doen en de vermoeidheid geëvalueerd. De rijkwaliteit werd beoordeeld op een schaal van 0 (‘Ik reed bijzonder slecht’) tot 20 (‘Ik reed bijzonder goed’). De rijstijl werd op verschillende punten op schaal beoordeeld; dom – wijs, onvoorspelbaar – voorspelbaar, gevaarlijk – veilig, gespannen – ontspannen, onoverwegend – overwegend en onverantwoordelijk – verantwoordelijk. Motivatie om de test te doen kon aangegeven worden op een schaal variërend van ‘bijna geen motivatie’ tot ‘heel erg veel motivatie’. De vermoeidheid kon aangegeven worden op een schaal variërend van 1 (‘heel
nam bij benadering twee minuten in beslag. Daarna werd de test hervat. Er werd gescoord op gemiddelde marge in centimeters waarin de auto naar links en rechts slingerde (SDLP) en gemiddelde afwijking in km/u van de gegeven opdracht om 95 km/u te rijden. Uit de
resultaten bleek dat er in SLDP geen verschil in de prestatie was tussen de drie condities gedurende de eerste twee uur rijden (Figuur 5). In het derde en het vierde uur reden de deelnemers uit de Red Bull conditie echter met een kleinere SLDP dan de deelnemers uit de placeboconditie en de controleconditie. Tussen de placeboconditie en de controleconditie werden geen verschillen gevonden. Verder bleek dat deelnemers uit de Red Bull conditie zich tijdens het derde uur beduidend beter aan de aangegeven snelheid hielden dan deelnemers uit de placebo-‐ en controle conditie (Figuur 6). Tijdens het vierde uur presteerden ze beter dan enkel de controle conditie. Tijdens het eerste en tweede uur werden er geen verschillen gevonden.
Figuur 5. SLDP-‐Score (Gemiddelde Marge in Centimeters) 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Eerste Uur Tweede Uur Derde Uur Vierde Uur
Red Bull Condipe Placebocondipe Controle Condipe
Figuur 6. Gemiddelde Afwijking van 95 km/u in Standaarddeviaties
Op basis van de in deze paragraaf beschreven onderzoeken lijkt de conclusie gegrond dat energydrank mentale vermoeidheid kan tegengaan. De invloed van energydrank op de mentale vermoeidheid is terug te zien in het gedrag dat alerter werd. Daarnaast wordt ook de subjectieve beleving van de mentale vermoeidheid beïnvloed. Het gevoel van alertheid krijgt de overhand over het gevoel van mentale vermoeidheid.
Conclusies en Discussie
Op grond van de in dit literatuuroverzicht besproken onderzoeken lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat energydrank een positieve invloed heeft op het cognitief functioneren dat het geheugen, aandacht en mentale vermoeidheid omvatte. De reden voor keuze van juist deze cognitieve domeinen is dat het verbeteren ervan de meest aangedragen redenen zijn van jongeren om energydrank te nuttigen.
0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5
Eerste Uur Tweede Uur Derde Uur Vierde Uur
Red Bull Condipe Placebocondipe Controle Condipe
Het geheugendomein is erg breed. Omdat in dit literatuuroverzicht niet het hele domein omvat kon worden, is gefocust op een onderdeel ervan; het werkgeheugen. Er zijn verschillende werkgeheugens onderzocht; het verbale werkgeheugen, het
objectwerkgeheugen en het spatiële werkgeheugen. Energydrank blijkt alleen het objectwerkgeheugen positief te beïnvloeden. Zowel het verbale als het spatiële werkgeheugen blijft onbeïnvloed.
Het aandachtsdomein is net als het geheugendomein erg breed met verscheidene deelgebieden. Gericht werd op volgehouden aandacht. Uit de in dit literatuuroverzicht besproken onderzoeken naar de invloed van energydrank op aandacht, komt naar voren dat de volgehouden aandacht bevorderd wordt door het consumeren van energydrank. Het onderzoek dat zich richtte op de invloed van energydrank op de aan volgehouden aandacht gerelateerde neuronale patronen, liet zien dat energydrank een afname van de
hersenactiviteit veroorzaakt in de desbetreffende hersengebieden, te weten de prefrontale en pariëtale gebieden. Desondanks is de volgehouden aandacht na consumptie van
energydrank minstens even goed of zelfs beter dan zonder energydrank. Dit resultaat suggereert dat energydrank een verhoogde efficiëntie van het volgehouden
aandachtsproces realiseert. Hierdoor zou een zekere taak na consumptie van energydrank minder moeite kosten dan dezelfde taak zonder consumptie van energydrank.
Verder komt naar voren dat mentale vermoeidheid vermindert door het consumeren van energydrank, zoals bleek uit de zelf gerapporteerde ervaring van mentale vermoeidheid. Omdat zelfrapportage als onderzoeksmethode enige nadelen heeft, werd ook gekeken naar de invloed van energydrank op de gedragingen naar mentale vermoeidheid in een
experimenteel onderzoeksdesign wat meer objectieve onderzoeksgegevens oplevert. Ook hieruit bleek energydrank de mentale vermoeidheid te verminderen. Kortom, energydrank
vermindert zowel de subjectieve ervaring van mentale vermoeidheid als de objectieve gedragingen naar mentale vermoeidheid.
Een punt van aandacht is de onderzoeksgroepen die in de besproken onderzoeken zijn gebruikt. Energydrank wordt vooral geconsumeerd door jongeren, de doelgroep van dit literatuuroverzicht. Er is echter ook onderzoek besproken met volwassen deelnemers van 26 jaar en ouder. Het is bekend dat hersenen zich langdurig blijven doorontwikkelen tot rond het 25e levensjaar. Mogelijkerwijs heeft energydrank om deze reden een andere werking op
het cognitief functioneren van volwassenen dan op het cognitief functioneren van jongeren. Wellicht zijn enkele onderzoeksresultaten niet volledig op jongeren te betrekken. Bij
eventueel vervolgonderzoek zouden volwassenen uitgesloten kunnen worden om deelname te beperken tot enkel jongeren om de gevonden onderzoeksresultaten en de daaraan verbonden conclusie met zekerheid te betrekken op jongeren.
Daarnaast is er onderzoek besproken dat zelfrapportage als onderzoekmethode hanteert. Zelfrapportage als onderzoeksmethode kent nadelen die de validiteit van het onderzoek in gevaar brengen; bijvoorbeeld onzekerheid over in hoeverre er naar waarheid geantwoord wordt en of de vraag op de juiste manier geïnterpreteerd wordt. Er bestaat geen controle over de onderzoeksvariabelen, waardoor het uitsluiten van alternatieve verklaringen voor de eventuele gevonden effecten niet mogelijk is. Dit houdt in dat de getrokken conclusie in dit onderzoek niet zeer betrouwbaar is. Het is mogelijk dat de
onderzoeksresultaten gebaseerd zijn op een confound, en dat het gevonden effect onterecht aan het drinken van energydrank wordt toegewezen in de conclusie. In vervolgonderzoek is het beter om gebruik te maken van een experimenteel onderzoeksdesign met
meer zekerheid geeft over de invloed van energydrank op het onderzochte cognitieve domein. Niet in alle onderzoeken is vermeld hoe lang de psychoactieve stoffen konden
inwerken voor het uitvoeren van de taak. Hierdoor wordt het lastig eenduidige conclusies te trekken over het effect van energydrank op het cognitief functioneren. Wellicht is er
gemeten op het moment dat de psychoactieve stoffen nog niet op de piek zijn, als er
geconcludeerd wordt dat energydrank geen invloed heeft op een bepaald cognitief domein. Op deze manier kunnen foutieve conclusies gemakkelijk tot stand komen. In
vervolgonderzoek kan hier het best altijd rekening mee worden gehouden. Als de inwerktijd wordt gestandaardiseerd, worden de getrokken conclusies over de invloed van energydrank op het cognitief functioneren betrouwbaarder.
Met de mate van gebruik van cafeïne of energydrank van de deelnemers in het dagelijks leven was ook niet in alle onderzoeken rekening gehouden. Gewenning kan plaatsvinden bij psychoactieve stoffen, waardoor het effect van dezelfde dosis tussen personen kan verschillen. Als de dosis, naast lichaamsgewicht, ook op gebruik in het dagelijks leven wordt aangepast, wordt de grootte van het effect van de energydrank gelijker onder alle deelnemers. Door deze controle is er wederom een betrouwbaardere conclusie te trekken over het effect van energydrank op het cognitief functioneren.
Bij de domeinen geheugen en aandacht werd gefocust op werkgeheugen en
volgehouden aandacht, wat slechts een deel is van de geheugen-‐ en aandachtsdomeinen. In vervolgonderzoek naar de invloed van energydrank op geheugen en aandacht zijn er nog andere aspecten van deze domeinen die meer aandacht verdienen. Wat betreft het geheugen bijvoorbeeld het declaratieve en non-‐declaratieve geheugen van het
langetermijngeheugen en wat betreft aandacht, verdeelde aandacht. Dit zou een completer beeld geven van de invloed van energydrank op het geheugen en de aandacht.
De invloed van energydrank op andere cognitieve domeinen kan ook onderzocht worden. Een voorbeeld is het inhibitievermogen. Het inhibitievermogen wordt gereguleerd in de prefrontale cortex, die zich doorontwikkelt tot ongeveer het 25e levensjaar wat het
interessant maakt om vooral bij jongeren te onderzoeken.
Tot slot is er in geen van de besproken onderzoeken onderscheid gemaakt in sekse. Wellicht bestaat er een verschil in de invloed van energydrank op het cognitief functioneren tussen mannen en vrouwen.
Uit ouder onderzoek werden voornamelijk de negatieve effecten van energydrank op het lichamelijke gezondheid bekend. Recentelijk wordt meer gefocust op de effecten ervan op het cognitief functioneren, omdat jongeren dit als meest aangedragen reden noemen om energydrank te drinken. De voorlopige conclusie is dat energydrank de cognitie verbetert. De positieve cognitieve effecten kunnen nu afgewogen worden tegen de negatieve lichamelijke effecten. Dit kan jongeren helpen een weloverwogen keuze maken om energydrank wel of niet te drinken.
Literatuurlijst
Adan, A., Falcón, C., Bargalló, N., & Serra-‐Grabulosa, J., M. (2010). Glucose and
caffeine effects on sustained attention: an exploratory fMRI study. Human
Psychopharmacology, 25, 543 – 552.
Adan, A., & Serra-‐Grabulosa, J., M. (2010). Effects of caffeine and glucose, alone and combined, on cognitive performance. Human Psychopharmacology, 25, 310 – 317.
Arria, A., M., & O’Brien, M. (2011). The ‘high’ risk of energy drinks. The Journal of the
American Medical Association, 305, 600 – 601.
Azagba, S., Langille, D., & Asbridge, M. (2014). An emerging adolescent health risk:
Caffeinated energy drink consumption patterns among high school students. Preventive
Medicine, 62, 54 – 59.
EVMI. 2012. GGD wil verbod verkoop energydrinks in supermarkten. Opgehaald 26
mei, 2014, van Eisma Voedingsmiddelenindustrie Website: http://www.evmi.nl/marketing-‐ sales/ggd-‐wil-‐verbod-‐verkoop-‐energydrinks-‐in-‐supermarkten/
Giles, G., A., Mahoney, C., R., Brunyé, T., T., Gardony, A., L., Taylor, H., A., & Kanarek,
R., B. (2012). Differential cognitive effects of energy drink ingredients: Caffeine, taurine and glucose. Pharmacology, Biochemistry and Behavior, 102, 569 – 577.
Howard, M., A., & Marczinski, C., A. (2010). Acute effects of glucose energy drink on
behavioral control. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 18, 553 – 561.
Johnson, R., K., Appel, L., J., Brands, M., Howard, B., V., Lefevre, M., Lustig, R., H.,
Sacks, F., Steffen, L., M., & Wylie-‐Rosett, J. (2009). Dietary sugars intake and cardiovascular health: a scientific statement from the American Heart Association. Circulation, 11, 1011 – 1020.
Malinauskas, B., M., Aeby, V., G., Overton, R., F., Carpenter-‐Aeby, T., & Barber-‐Heidal, K. (2007). A survey of energy drink consumption patterns among college students. Nutrition
Journal, 6(35), 1 – 7.
Mets, M., A., J., Ketzer, S., Blom, C., Van Gerven, M., H., Van Willigenburg, G., M.,
Olivier, B., & Verster, J., C. (2011). Positive effects of red bull energy drink on driving performance during prolonged driving. Psychopharmacology, 214, 737 – 745.
Petit, A., Levy, F., Lejoyeux, L., Reynaud, M. & Karila, L. (2012). [Energy drinks: an unknown risk]. La Revue du practicien, 62, 673 – 678.
Rao, A., Hu, H., & Nobre, A., C. (2005). The effects of combined caffeine and glucose drinks on attention in the human brain. Nutritional Neuroscience, 8, 141 – 153.
ScienceDaily. (2013). Why energy drinks are harming children, adolescents. Opgehaald 19 juni, 2014, van ScienceDaily Website
http://www.sciencedaily.com/releases/2013/09/130904114319.htm
Seifert, S., M., Schaechter, J., L., Hershorin, E., R., & Lipshultz, E., L. (2011). Health effects of energy drinks on children, adolescents and young adults. Pediatrics, 127, 511 – 528.