• No results found

Telkens Dichterbij? Duizend en één Nacht en de 'Hervertalings-hypothese'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Telkens Dichterbij? Duizend en één Nacht en de 'Hervertalings-hypothese'"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Telkens dichterbij?

– Duizend en één Nacht en de

‘Hervertalings-hypothese’

Nienke Weiland

Begeleider: dr. Richard L.A. van Leeuwen

Tweede lezer:

dr.

Eric R.G. Metz

5 december, 2016

Universiteit van Amsterdam

MA Vertalen

(2)
(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding...5 Hypothese 5 Vertaalstrategieën 8 Context 10 Probleemstelling en Onderzoeksvraag 12 Methode 13

Hoofdstuk 1 – Het Werk en zijn Vertaaltraditie...17

De Vertalers 19

Hoofdstuk 2 – Resultaten analyse...25

‘Grote’ Vertalingen 25

Behoefte aan Hervertalingen 25

Later: Dichter bij de Brontekst? 28

De Visser en de Djinn 29

Het Verhaal van de Drie Appels 35

Aziez en Azieza 40

Taadj al-Moeloek en Prinses Doenja 44

Evaluatie 48

Hoofdstuk 3 – Conclusie...51 Bibliografie...54

(4)
(5)

5

Inleiding

Deze scriptie gaat over het werk Duizend en één Nacht: een verzameling Arabische verhalen uit allerlei genres, bijeengehouden door een kaderverhaal. Het boek is bekend geraakt in een uitgestrekt gebied, zoals Ulricht Marzolph beschrijft: “een wereldwijd fenomeen [...], waarvan de impact niet werd beperkt door de grenzen van het Midden-Oosten, noch door die van het Westen.”1 Tegenwoordig is de titel deel geworden van de populaire beeldcultuur2, en er zijn

talloze artistieke uitingen op gebaseerd. Over de tekst zelf, en haar ontstaansgeschiedenis, bestaat echter helemaal niet zoveel zekerheid. Het geheel is, zoals verderop uitgebreider wordt beschreven, samengesteld en bewerkt door verscheidene mensen, en geschreven in verschillende periodes en op uiteenlopende plaatsen. Een aantal wetenschappers denkt dat het werk een

mondelinge bron heeft, terwijl andere stellen dat het juist past in een traditie van geschreven, “hoge” literatuur.3 Deze complexiteit heeft het werk tot een boeiend onderwerp van onderzoek

en discussie gemaakt.

Daarnaast is de vertaaltraditie van het boek omvangrijk. Sinds het werk werd

geïntroduceerd in Europa, aan het begin van de achttiende eeuw, in het Frans, zijn er allerlei vertalingen van gepubliceerd in verschillende talen. Een aantal daarvan gingen uit van een oorspronkelijke Arabische tekst, terwijl andere zich baseerden op eerder verschenen vertalingen. Deze teksten geven indirect informatie over het Europese gedachtengoed uit de tijd waarin ze werden geschreven. Door te kijken naar de manier waarop er werd vertaald en de reacties daarop, is veel af te leiden over de stand van de wetenschap op dat moment, over hoe

Westerlingen keken naar de Arabische wereld en het Midden-Oosten, en over de manier waarop ze zichzelf zagen. Verder zijn er maar weinig Arabische teksten zo vaak in Europese talen vertaald als de Duizend en één Nacht. Wat dat betreft is het een uitzonderlijke literaire tekst uit het Arabische taalgebied. Onderzoek naar het werk kan daarom inzichten opleveren voor de vertaalwetenschap, op het gebied van zowel oorspronkelijke vertalingen als hervertalingen.

Hypothese

Uit het feit dat de Routledge Encyclopedia of Translation Studies een aparte paragraaf heeft gewijd aan ‘Retranslation’, blijkt dat hervertalingen een begrip vormen binnen de

vertaalwetenschap. Met de term wordt meestal bedoeld ‘vertalingen van teksten die al een keer eerder zijn vertaald.’ Soms kan de definitie ook gebruikt worden om te refereren aan een ‘indirecte’ of ‘intermediaire’ vertaling, een tekst die is vertaald door middel van een bemiddelende brontaal.4,5 Een tekst wordt dan bijvoorbeeld in het Engels vertaald, en die vertaling weer van het Engels in het Frans. Deze laatste definitie staat in deze scriptie niet centraal. Zoals Isabelle Desmidt stelt, hebben wetenschappers zich afgevraagd, en vragen ze zich nog steeds af, of er universele kenmerken bestaan die hervertalingen met elkaar gemeen

1 Ulricht Marzolph, “Arabian Nights,” Encyclopedia of Islam 3, ed. Kate Fleet et al., Brill Online, 2015,

first appeared online: 2007, §3.3, http://referenceworks.brillonline.com/entries/encyclopaedia-of- islam-3/arabian-nights-COM_0021.

2 Idem, §5.

3 Ulrich Marzolph and Richard van Leeuwen, The Arabian Nights Encyclopedia, “Oral Tradition,”

(California: ABC-CLIO, 2004) Vol. 2, 660-661.

4 Gürçağlar, Şehnaz Tahir. “Retranslation.” In Routledge Encyclopedia of Translation Studies. Edited by

Mona Baker and Gabriela Saldanha, 233-236. London, New York: Routledge, 2009.

5 Veel voorkomende begrippen binnen de vertaalwetenschap zijn ‘brontekst’, broncultuur’, ‘doelcultuur’

en ‘doeltekst’. De eerste twee duiden op de tekst die vertaald wordt en de cultuur waaruit die komt, de laatste hebben resp. betrekking op de cultuur waarnaar wordt vertaald, en de tekst die dit oplevert.

(6)

6

hebben.6 Hun beschouwingen gaan ten eerste over de vraag waarom hervertalingen eigenlijk worden gemaakt, in plaats van dat er wordt volstaan met de al geschreven vertaling. Ten tweede behandelen ze de manier waarop deze hervertalingen zich verhouden tot de brontekst en tot elkaar. Over beide aspecten bestaan uiteenlopende ideeën.

Een invloedrijk artikel over dit onderwerp is geschreven door Antoine Berman. Hij legde een fundament voor een hypothese die later bekend werd als de ‘Retranslation Hypothesis’, de hervertalings-hypothese. In zijn stuk waarin, zoals Bloemen en Segers opmerken, de Hypothese nergens expliciet wordt genoemd7, schrijft hij over het gegeven dat vertalingen ‘verouderen’, en dat er geen enkele de definitieve vertaling is.8 Dat is zijn eerste manier om te verklaren dat er hervertalingen worden geschreven. Hij nuanceert dit standpunt echter door uiteen te zetten dat bepaalde vertalingen niet verouderen, de ‘grote’ vertalingen. Zij behouden hun glans langer dan hun originelen. Hij stelt dat dit nooit eerste vertalingen zijn, maar altijd hervertalingen. Een echt goede, zoals hij zegt ‘overvloedige’ vertaling heeft herhaling nodig: “Toute première traduction est maladroite”9, “Alle eerste vertalingen zijn onhandig.”10 Met overvloed bedoelt hij in dit geval rijkdom in bijvoorbeeld taal, tekst en betekenis, het tegenovergestelde van tekortkoming. Interessant voor dit onderzoek is dat hij ook Mille et Une Nuits, de Franse vertaling van Duizend

en één Nacht door Antoine Galland, schaart onder de grote vertalingen.

In de introductie van hetzelfde nummer van Palimpsestes waarin de tekst van Berman verscheen, schrijft Paul Bensimon dat er essentiële verschillen bestaan “tussen eerste

vertalingen, die introducties zijn, en hervertalingen.”11 Verder stelt hij dat een eerste vertaling

meer neigt naar een adaptatie, omdat de tekstuele vormen van het origineel vaak weinig worden gerespecteerd. Dit komt doordat hierin het vreemde oeuvre moet worden aangepast aan het ontvangende publiek. Bij een hervertaling daarentegen, is het onbekende oeuvre al

geïntroduceerd, en hoeft de vertaler de afstand tussen de twee culturen niet te verkleinen.

Sterker nog: hij probeert die juist te creëren. Op dit moment is de lezer ontvankelijk voor de niet te reduceren vreemdheid (irréductible étrangeté) en het “exotisme” in de tekst.12 Bensimon schrijft: “Hervertaling besteedt over het algemeen meer dan de introductie-vertaling, dan de acclimatisatie-vertaling, aandacht aan de letter van de brontekst, aan zijn taalkundig en stilistisch reliëf, aan zijn eigenheid.” 13

Yves Gambier publiceert daarna een tekst, opgedragen aan Berman, waarin hij het concept hervertaling nuanceert en ter discussie stelt. Hij vraagt zich af waarom één tekst meerdere vertalingen oproept, en waarom niet alle vertalingen verouderen. Hij werpt de vraag op waar de grens ligt tussen een revisie, een adaptatie en een hervertaling, en brengt naar voren dat dit met de hoeveelheid aanpassingen te maken kan hebben, of met genre. Daarnaast stelt hij de vraag waar vertalingen die schrijvers van hun eigen werk hebben gemaakt (autotraductions) in de theorie passen, en welke rol een vertaler voornamelijk zou moeten spelen tijdens het

6 Isabelle Desmidt, “Retranslation Revisited,” Meta Vol. 54, 4 (2009): 671, 10.7202/038898ar.

7 Henri Bloemen en Winnibert Segers, “Inleiding bij ‘Hervertaling als ruimte van de vertaling’,” Filter:

Tijdschrift over vertalen 21, nr. 3 (2014): 25.

8 Antoine Berman, “Hervertaling als ruimte van de vertaling,” vertaald door Henri Bloemen en

Winnibert Segers, Filter: Tijdschrift over vertalen 21, nr. 3 (2014): 26.

9 Berman, Antoine. “La retraduction comme espace de la traduction.” Palimpsestes 4 (1990): 4.

10 Berman, “Hervertaling,” 26-27.

11 Citaat: “entre les premières traductions, qui sont des introductions, et les retraductions. ” Bron: Paul

Bensimon, “Présentation,” Palimpsestes 4 (1990): ix.

12 Idem.

13 Citaat: “La retraduction est généralement plus attentive que la traduction-introduction, que la

traduction-acclimation, à la lettre du texte source, à son relief linguistique et stylistique, à son singularité. ” Bron: Idem, ix-x.

(7)

7

hervertalen.14 Over het idee dat hervertalingen een ‘terugkeer’ vormen naar de brontekst, stelt hij dat hier misschien illusie een rol speelt. Aangezien een niet-ideologische, niet-culturele lezing van een tekst onmogelijk is, is een neutrale, stabiele weergave van de brontekst niet mogelijk. Verder vormt een hervertaling geen volledige terugkeer, omdat de eerste vertaling er nu eenmaal is, die is niet meer ongedaan te maken.15

Ook Chesterman schrijft over de hervertalings-hypothese, maar gaat hierbij vooral in op het feit dat het om een hypothese gaat. Hij beschrijft verschillende soorten hiervan, namelijk

interpretive, descriptive, explanatory en predictive hypotheses, en noemt voorbeelden die

betrekking hebben op het hervertalen.16 Een interpretatieve hypothese, zo stelt hij, is gebaseerd op het concept ‘als’, en geeft weer hoe iets wordt gezien, waarmee het kan worden vergeleken. Een descriptieve hypothese zegt iets over algemeenheid van een toestand, dus dat alle

verschijningsvormen van X eigenschap Y bezitten. Verklarende hypotheses suggereren een verklaring voor een bepaald fenomeen, en een voorspellende hypothese stelt dat onder bepaalde voorwaarden een fenomeen zal plaatsvinden. Vaak worden voorspellende hypotheses gebruikt om verklarende hypotheses te testen, maar, zegt Chesterman, als de oorzaak van een

verschijnsel bekend is, is nog niet altijd te voorspellen of en wanneer het zich zal voordoen, en het zal daarnaast niet telkens voorkomen wanneer de voorwaarden ervoor aanwezig zijn.

De voorbeelden die hij noemt zijn hier ook relevant om te behandelen, omdat hij daarmee de hypothese ‘uit elkaar haalt’, en verschillende onderdelen ervan naar boven brengt. Als voorbeelden van interpretatieve hypotheses noemt hij:

a. dat een hervertaling en een revisie als volgt van elkaar verschillen: de laatste gaat terug naar een vorige vertaling, terwijl een hervertaling zich richt op de brontekst;

b. dat de drie fasen van Goethe (hier verder niet uitgebreid beschreven) kunnen worden teruggebracht tot een tweedeling van ‘vrijer eerder’, en ‘dichter later’;

c. dat de afstand tussen brontekst en doeltekst kan worden gemeten in termen van: - hoe vaak bepaalde strategieën voorkomen;

- de analyse van formele/semantische/stilistische equivalentie; - Van Leuven-Zwarts model van transeme analyse;

d.17 dat alleen hervertalingen grote vertalingen kunnen worden (Berman 1990).

De hervertalings-hypothese noemt hij een descriptieve hypothese, en hij formuleert die als volgt: “Latere vertalingen (dezelfde brontekst, dezelfde doeltaal), neigen ernaar dichter bij het origineel te blijven dan eerdere.” Verder noemt hij nog een aantal verklarende hypotheses: - latere vertalers staan kritisch tegenover de eerdere vertaling en proberen die te verbeteren; - het bestaan van de eerdere vertaling in de doelcultuur beïnvloedt de potentiële ontvangst van de nieuwe vertaling, en de vertaler weet dit;

- de doeltaal heeft zichzelf ontwikkeld, en staat de vertaler meer vrijheid van beweging toe - de normen van de doelcultuur zijn minder strikt geworden en staan een hechtere verbinding met de brontekst toe;

Als voorspellende hypothese noemt hij: “Latere vertalingen van een gegeven tekst zullen blijken dichter [bij de brontekst] te zijn dan eerdere”. Hij denkt dat deze zal gelden voor teksten die ofwel (a) nog niet bestaan, en dus in de toekomst nog worden gepubliceerd, ofwel (b) voor teksten die nog niet zijn bestudeerd, en dus in de toekomst nog worden onderzocht.18

14 Yves Gambier, “La Retraduction, Retour et Détour,” Meta 39, nr. 3 (1994): 413-414.

15 Idem, 414.

16 Andrew Chesterman, “A Causal Model for Translation Studies,” in Intercultural Faultlines: Research

Models in Translation Studies, ed. Maeve Olohan (Manchester: St. Jerome Publishing, 2000), 21-25.

17 In het originele artikel wordt deze regel ook als (a) genummerd, maar dat lijkt een foutje in de opmaak. 18 Chesterman, “A Causal Model,” 21-25.

(8)

8

Deze stellingen bieden interessante aanknopingspunten voor onderzoek in de praktijk. In verschillende studies is inderdaad geprobeerd de hervertalings-hypothese te toetsen. In een aantal hiervan wordt zij tegengesproken. Paloposki en Koskinen, bijvoorbeeld, vinden niet genoeg ondersteunend bewijs, na verschillende werken te hebben bestudeerd. Ze suggereren dat recente vertalingen misschien getrouwer lijken aan de brontekst, omdat zij meer overeenkomen met onze eigen interpretaties van de tekst dan eerdere versies die een ander publiek aanspreken en aan andere verwachtingen voldoen.19 Er zijn ook onderzoeken waarin de resultaten de hypothese (deels) bevestigen.20 In de afsluitende paragraaf van studies over de hypothese wordt vaak aangedrongen op meer onderzoek. Zoals Desmidt schrijft: “I wish to point out the value of further inquiry into the hypothesis for Translation Studies in general. […] New insights would allow translation scholars to verify whether and to what extent a new view on the concept “(re)translation” is plausible both theoretically and practically.”21

Vertaalstrategieën

Ook volgens Lawrence Venuti kan de studie van hervertalingen licht werpen op verschillende kernpunten binnen de vertaalwetenschap. Zo zegt hij: “Deze thema’s kunnen het meest productief worden bestudeerd als een taalkundige handeling of een tekstuele analyse wordt verbonden aan de factoren die er betekenis en waarde aan geven.”22 Vervolgens beschrijft hij

drie van deze factoren, als eerste het autonome handelen van de vertaler (agency), ten tweede de intertekstuele dimensie, en ten derde de rol van de geschiedenis. Aan het einde van zijn artikel schrijft hij dat hervertalingen veranderingen kunnen brengen in de waarden en instituties van de doelcultuur, en verbindt daaraan een aanbeveling: De vertaler heeft de ethische

verantwoordelijkheid “om te zorgen dat de doeltaal en doelcultuur de taalkundige en culturele verschillen van de brontekst, zijn exotische waarde, niet uitwissen.”23

Desmidt merkt in haar artikel al op dat de hervertalings-hypothese geassocieerd kan worden met de Duitse romantische beweging, waarbij de aanpak gericht op de brontekst werd gezien als de enige ‘echte’ manier van vertalen. Goethe stelde bijvoorbeeld dat vertalingen zich ontwikkelen van doelcultuur- naar broncultuur-georiënteerd. Uiteindelijk bereiken ze het hoogste niveau, waar wordt geprobeerd “de vertaling identiek [te maken] aan het origineel”.24

Een andere invloedrijke denker binnen de Duitse Romantiek was Friedrich Schleiermacher. Hij was de grondlegger van de hermeneutiek, gebaseerd op het idee dat interpretatie van een tekst niet gebaseerd is op absolute waarheid, maar op de gevoelens en het begrip van een individu.25

Verder ontwikkelde hij zijn tegenstelling tussen “de auteur naar de lezer brengen” en “de lezer naar de auteur brengen”. Hij verkiest de laatste strategie, waarbij de brontekst zoveel mogelijk met rust wordt gelaten, terwijl de lezer wordt blootgesteld aan voor hem of haar vreemde concepten en cultuur.26

19 Paloposki, Outi & Kaisa Koskinen, “A thousand and one translations: Revisiting retranslation,” In

Claims, Changes and Challenges in Translation Studies, ed. Gyde Hansen, Kirsten Malmkjaer and

Daniel Gile, (Amsterdam: John Benjamins Publishing, 2004), 33-34.

20 Zie Dastjerdi, Hossein Vahid, Amene Mohammadi. “Revisiting “Retranslation Hypothesis”: A

Comparative Analysis of Stylistic Features in the Persian Retranslations of Pride and Prejudice.” Open

Journal of Modern Linguistics 3, nr. 3 (2013): 180. http://dx.doi.org/10.4236/ojml.2013.33024.

21 Desmidt, “Retranslation Revisited,” 670.

22 Citaat uit: “Hoe hervertalingen waarde tot stand brengen,” vertaald door Lette Vos, Filter: Tijdschrift

over vertalen 21, nr. 3 (2014): 13. Bron: Lawrence Venuti, “Retranslations: The Creation of Value,” Bucknell Review 47.1 (2003): 27-28.

23 Idem, 19 en 36.

24 Desmidt, “Retranslation Revisited,” 671.

25 Jeremy Munday, Introducing Translation Studies (London, New York: Routledge, 2012), 45.

(9)

9

Een belangrijke interesse van deze romantici was hoe vertalingen de Duitse literatuur en cultuur konden verbeteren.27 Later werden ideeën die voortkwamen uit hun theorieën echter ook

aangewend om andere redenen. De eerder genoemde wetenschapper Venuti schreef veel over de concepten ‘naturaliserend’ en ‘exotiserend’ vertalen. Hij doet dit vooral uit ideologisch oogpunt, uit onvrede met de etnocentrische en imperialistische neigingen die hij waarneemt in de

dominante Anglo-Amerikaanse vertaalcultuur.28 Door een tekst naturaliserend te vertalen, en dus in grote mate aan te passen aan de doelcultuur, wordt de culturele ander “getemd,

begrijpelijk gemaakt, […] identiek zelfs”.29 Eigenheid en specifieke culturele kenmerken

worden dus uitgewist, bij wijze van spreken. Volgens Venuti is dit niet ethisch verantwoord. Hiernaast hecht hij waarde aan de zichtbaarheid van de vertaler in de doeltekst. Minder ‘vloeiend’ vertalen zou de vertaler meer erkenning opleveren voor zijn of haar werk, en daarnaast zou deze vertaalstrategie de illusie wegnemen dat de lezer het origineel voor zich heeft.30

Naast waardering voor zijn ideeën, wordt er kritiek geuit op Venuti’s nadruk op

‘exotiserend’ vertalen. Dit komt, zo schrijft Paloposki, door de vaagheid van zijn terminologie, en omdat zijn gedachtengang elitair wordt genoemd of intern tegenstrijdig (internally

contradictory).31 Tarek Shamma maakt ook duidelijk dat hij het niet eens is met Venuti en andere voorstanders van vervreemdende vertaalstrategieën. Dit doet hij in een gedetailleerde studie32 met betrekking tot Duizend en één Nacht. Hierin laat hij zien hoe door exotiserend

vertalen de culturele ander kan worden gerepresenteerd als een soort curieus en merkwaardig wezen. De leden van de doelcultuur distantiëren zich hiervan, zonder dat hun waarden door de confrontatie met de andere cultuur hoeven te veranderen. De tekst heeft dan dus geen effect op de ontvangende cultuur. In het derde hoofdstuk haalt hij Wilfrid Blunts vertalingen aan van Arabische poëzie. Volgens Shamma had hij veel meer effect door domesticerend te vertalen, en ging hij zo stereotypes over Arabieren tegen.33

In zijn conclusie stelt Shamma dat het uiteindelijke effect van de vertalingen vooral werd bepaald door de manier waarop vertalers hun contexten opvatten, en erop reageerden. Hij merkt daarna op: “Het vertalen van Arabische literatuur in negentiende-eeuws Engeland kon niet worden gescheiden van de politieke en historische omgeving van representatie, [...]

gecompliceerd door groeiende Britse en Europese koloniale interventie in het

Midden-Oosten.”34 Daarom is het ook voor deze scriptie nodig meer over de context te weten waarin de

behandelde (her)vertalingen zijn ontstaan. Om die te begrijpen is informatie over de politieke situatie van belang, en kennis van het Oriëntalisme, zoals dat is geconceptualiseerd en

beschreven door Edward Said.

27 Idem, 45.

28 Outi Paloposki, “Domestication and foreignization,” in Handbook of Translation Studies Volume 2, ed.

Yves Gambier & Luc van Doorslaer (Amterdam: John Banjamins Publishing, 2011), 40.

29 Lawrence Venuti, “Genealogies of Translation Theory: Schleiermacher,” TTR Vol. 4, 2 (1991): 127.

30 Munday, Introducing Translation Studies, 217-221. 31 Paloposki, “Domestication and foreignization,” 41.

32 Tarek Shamma, Translation and the Manipulation of Difference, Arabic Literature in

Nineteenth-Century England (Manchester: St. Jerome Publishing, 2009).

33 Idem, bijvoorbeeld 114: “Sometimes, Blunt took the chance to refute some of his readers’ stereotypes

about Arabs and Muslims.”

34 Citaat: “The translation of Arabic literature in nineteenth-century England could not be separated from

the political and historical environment of representation, which over a long period had centred on polarized images and was further complicated by growing British and European colonial intervention in the Middle East.” Eigen vertaling. Bron: Idem, 121.

(10)

10

Context

In deze scriptie ligt de nadruk op de periode van begin achttiendetot eind negentiende eeuw, aangezien Galland zijn vertaling publiceerde van 1704 tot 1715, Torrens in 1838, Lane van 1838 tot 1840, Payne van 1882 tot 1884, en Burton van 1886 tot 1888. De wereldpolitiek werd toen voor een groot deel bepaald door het Westerse kolonialisme, dat de Encyclopaedia Britannica beschrijft als: “a political-economic phenomenon whereby various European nations explored, conquered, settled, and exploited large areas of the world”.35

Dit fenomeen begon met ontdekkingsreizen, waarbij Europese avonturiers overal ter wereld nieuwe gebieden leerden kennen. Hiervandaan namen ze grondstoffen en andere goederen mee terug. Vanwege de populariteit van deze producten bleken dit soort reizen lucratief, en hun frequentie nam daarom toe. Om ze te faciliteren werden er langs de routes handelsposten opgezet, die uitgroeiden tot nederzettingen van waaruit Europeanen uit verschillende landen steeds meer invloed uitoefenden. Weerstand vanuit de lokale bevolking werd met geweld tegengegaan.

In India was al sinds 1600 de ‘East India Company’ actief. Deze monopolistische handelsonderneming zorgde voor Britse invloed in de regio. Ze had te maken met flinke concurrentie, van Franse en Nederlandse bedrijven met name, totdat er in 1763 een militaire overwinning werd geboekt die ervoor zorgde dat Groot-Brittannië de overhand kreeg in de regio. Politiek en handel raakten steeds meer met elkaar verweven en India werd het

belangrijkste Britse koloniale bezit in Zuid- en Oost-Azië. Communicatie met deze regio was echter moeizaam vanwege de lange afstand ernaartoe, tot op het idee werd gekomen over land te reizen, door Egypte. Om deze verbinding voor Engeland te blokkeren, en met als doel een nieuwe kolonie te verkrijgen, probeerde in 1798 Napoleon Egypte te bezetten. Dit lukte niet, de invasie was na drie jaar voorbij, maar er werd door meegekomen Franse wetenschappers wel een grote hoeveelheid kennis verzameld over het oude Egypte. Uiteindelijk werd Egypte in 1882 alsnog veroverd door Engeland, en het land viel vanaf dat moment onder Brits bewind.

In het begin van de negentiende eeuw, na Napoleons invasie, begonnen de Engelsen zich enorm voor Egypte te interesseren en het werd voor hen een populaire reisbestemming.36 Over de realiteit in de landen van het Arabische Nabije Oosten was toen nog maar weinig bekend, en de ideeën die erover bestonden waren vooral gebaseerd op legende en fantasie.37 Reisverslagen en andere beschrijvingen, zoals die van Lane, droegen echter nieuwe informatie aan en zorgden langzaam voor een realistischer beeld van de regio.38 Deze gegevens waren niet enkel bedoeld

voor geïnteresseerden, maar hadden ook een politiek nut. Zoals Shamma schrijft: “it was, in fact, colonial projects that created the need […] for more realistic representations of the East.”39

Benedict Anderson schrijft dat het in kaart brengen van gebieden een belangrijk

onderdeel was in het denken van de koloniale staat. Hij stelt dat landkaarten, volkstellingen en musea middelen waren om gebieden te beheersen, en dat er zo een ‘totalizing classificatory grid’, een soort alles omvattend raamwerk, werd opgesteld om gebieden, mensen en culturen in te delen in categorieën.40 Niet alleen kennis over andere volken gaf dus macht, maar ook de

handeling van het indelen en beschrijven. Een verschijnsel dat hier nauw mee samenhangt is

35 Encyclopædia Britannica, "Colonialism, Western," Britannica Academic, 19 september, 2016, bekeken

op 16 Oktober, 2016,

http://academic.eb.com.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/levels/collegiate/article/16519.

36 “Napoleon’s invasion of Egypt at the turn of the century dramatically focused attention on the country.”

en: “that interest was translated into travel.” Leila Ahmed, Edward W. Lane (London, New York: Longman Group & Beirut: Librairie du Liban, 1978), 4.

37 Idem, 3. 38 Idem.

39 Shamma, Translation and the Manipulation, 16.

(11)

11

invloed die wordt uitgeoefend door tentoon te stellen. Tony Bennett stelt dat er in de vroege negentiende eeuw in Europa instituten opkwamen, zoals musea, panorama’s, diorama’s, ‘wereldtentoonstellingen’, galerijen en warenhuizen41 die indirect zorgden voor het handhaven

van orde, doordat ze uiting gaven aan het vermogen om mensen en dingen te bevelen, te rangschikken en op een bepaalde manier te representeren.42 Dit subtiele machtsvertoon van de

heersende klasse verspreidde zich door de maatschappij en boezemde ontzag in. Daarbij schrijft Bennett over het verenigende effect van exposities binnen de Europese landen, doordat mensen zich betrokken begonnen te voelen bij de invloed van regerende groepen. Ze vormden daardoor steeds meer een “genationaliseerde bevolking”.43 Andere, niet-Europese culturen, werden juist

weergegeven als primitief en inferieur.

Over deze macht, het vermogen om andere culturen te categoriseren, beschrijven en representeren, gaat het werk Orientalism van Edward Said. Hij richt zich daarbij op de

Arabische en Islamitische wereld. Volgens hem is de manier waarop de ‘Oriënt’ in Europa werd (en nog steeds wordt) weergegeven vooral gevormd door de onevenwichtige machtsverhouding sinds het koloniale tijdperk. Het Oriëntalisme is een gedachtegang gebaseerd op een

fundamentele tweedeling tussen het “Oosten” en het “Westen”. Daarop zijn allerlei theorieën, literaire werken en beschrijvingen gebaseerd die weergeven hoe die twee geconstrueerde entiteiten zich tot elkaar verhouden.44 Door het politieke en economische overwicht van vooral Frankrijk en Engeland45, konden de Europeanen zichzelf gunstiger weergeven dan de Oosterse

‘ander’. Said stelt dat het Oriëntalisme als een soort spiegel fungeert, als middel van

identiteitsvorming: “European culture gained in strength and identity by setting itself off against the Orient as a sort of surrogate and even underground self.”46 Alles wat het Oosten was, was

het Westen niet. Arabieren en Moslims werden bijvoorbeeld gezien als ‘irrationeel, zedeloos, kinderlijk, “anders”’, terwijl Europeanen ‘rationeel, deugdzaam, volwassen en “normaal”’ waren.47 Deze denkwijze beïnvloedde volgens Said alle Europese culturele, wetenschappelijke en politieke instituties die te maken hadden met de Oriënt, diende hun belangen en werd door hen ook bekrachtigd en verder ontwikkeld.

Er is hier een verband te leggen met het Victoriaanse denken in de negentiende eeuw, waarmee ook de genoemde Engelse vertalers te maken hadden. Zoals Dane Kennedy schrijft, namen morele zuiverheid en het ʻanti-sensualismeʼ belangrijke plaatsen in binnen het

Victoriaanse ethos.48 Er lag een algeheel taboe op het openlijk bespreken van seksualiteit, en homoseksualiteit werd gezien als een schande.49 Verder schrijft John McLeod dat mannen

werden geacht actief, dapper en sterk te zijn, terwijl vrouwen zich passief, zedig en kuis hoorden te gedragen.50 Het Oosten werd, vanwege de Europees-Atlantische machtspositie, gezien als het tegenovergestelde, als een plek van losbandigheid en onzedigheid. Oriëntalistische werken benadrukten dit verschil, en bevestigden Engelse lezers zo in hun gevoel van morele superioriteit.

41 Tony Bennett, “The Exhibitionary Complex”, New Formations 4 (1988): 73, bekeken op 7 november,

2016, http://banmarchive.org.uk/collections/newformations/04_73.pdf.

42 Bennett, “The Exhibitionary Complex”, 76. 43 Idem, 80.

44 Edward W. Said, Orientalism (London: Penquin Group, 2003, eerste druk: 1978), 2. 45 Idem, 4.

46 Idem, 3. 47 Idem, 40.

48 Dane Kennedy, ““Captain Burtonʼs Oriental Muck Heap”: The Book of the Thousand Nights and the

Uses of Orientalism,” Journal of British Studies 39, nr. 3 (2000): 320, 330, http://www.jstor.org/stable/175975.

49 Idem, 331, 333.

(12)

12

Said was grensverleggend in het aantonen van verbanden tussen wetenschap en politiek, maar er was ook kritiek op zijn werk. Terwijl Said de oriëntalisten ervan beschuldigt het Oosten als een tijdloze en onveranderlijke entiteit te zien, behandelt hij zelf het Oriëntalisme zonder oog te hebben voor ontwikkelingen daarvan door de tijd heen. Daarnaast besteedt hij volgens critici te weinig aandacht aan wel degelijk aanwezige weerstand van de gekoloniseerde bevolking, en aan afwijkende meningen en representaties in het Westen. Tevens verwaarloost hij het belang van gender, en laat hij bijna geen vrouwelijke wetenschappers aan het woord.51 Daniel Varisco spreekt zich uit tegen Saids selectieve keuze van bronnen en citaten, en levert bewijs aan om Saids stellingen te nuanceren of te weerleggen.52 Door te stellen dat het Oriëntalisme een “essentieel deel van de Europese geest” is, geeft Said verandering ook weinig kans, schrijft Richard van Leeuwen. De fundamentele tweedeling waartegen Said zich uitspreekt, wordt zo op een bepaalde manier juist versterkt.53 Ondanks deze punten van kritiek, waarin stuk voor stuk

waarheid schuilt, kan de gedachte achter Orientalism helpen bij het ontwaren van het effect van politieke en economische macht op wetenschap, literatuur en representatie. De vertalers die in deze scriptie worden bestudeerd werkten immers in het koloniale tijdperk, en ook bij hen hadden wereldse factoren zeker invloed op de manier waarop ze de Duizend en één Nacht vertaalden.

Probleemstelling en onderzoeksvraag

In dit hoofdstuk kwam naar voren dat er binnen de vertaalwetenschap veel wordt nagedacht over het begrip ‘hervertalingen’ en er onderzoek naar wordt gedaan. Daarna is stap voor stap

beschreven hoe de hervertalings-hypothese tot stand kwam, en welke theorieën ermee

samenhangen. Het bleek dat de stelling in de praktijk al meerdere keren is verworpen, maar nog steeds kan het uitvoeren van een hieraan gerelateerde case study waardevolle informatie

opleveren. Interessanter nog dan óf de hypothese waar is of niet, is immers de vraag waaróm dat wel of niet zo is. In dit proces van onderzoeken zal meer duidelijk worden over de vertalingen zelf, over het gebruik van strategieën bij het vertalen (naturaliserend en exotiserend in het bijzonder) en over de relaties tussen vertalen, politiek en ideologie.

De onderzoeksvraag luidt dan ook: In hoeverre is de ‘hervertalings-hypothese’ van toepassing op een aantal Engelstalige hervertalingen van Duizend en één Nacht? Deze is onder te verdelen in een aantal andere vragen, voor een groot deel gebaseerd op de eerder beschreven hypotheses van Chesterman. Ten eerste: Kunnen inderdaad alleen hervertalingen ‘grote’ vertalingen worden? Welke vertalingen worden door vertaalwetenschappers gezien als ‘groot’, en zijn dit inderdaad hervertalingen? Daarna: Waarom werden hervertalingen daarna nodig geacht, en zijn dit duidelijk geen revisies? Als belangrijkste vraag: Is het in dit geval inderdaad zo dat latere vertalers zich meer richten op de brontekst, en daar dichter bij blijven dan eerdere? En een meer concluderende vraag: Zijn er verklaringen te vinden waarom dit wel of niet zo is, zijn de verklarende hypotheses die Chesterman noemt op deze context van toepassing?

51 McLeod, Beginning Postcolonialism, 55-61.

52 Daniel Martin Varisco, Reading Orientalism: Said and the Unsaid (Seattle, Londen: University of

Washington Press, 2007).

53 Richard van Leeuwen, “The Cultural Context of Translating Arabic Literature,” in: Said Faiq (ed.)

(13)

13

Methode

Om antwoord te geven op de eerste twee deelvragen zal eerst nog meer literatuuronderzoek worden verricht naar het verschijnsel ‘grote’ vertalingen, nu specifiek met betrekking tot het werk Duizend en één Nacht. Op deze manier zal ook de vraag over het onderscheid tussen hervertalingen en revisies worden behandeld. Voor de vierde en belangrijkste deelvraag zal een analyse worden uitgevoerd, zoals hieronder beschreven. De vijfde deelvraag wordt in de hoofdstukken ‘Discussie’ en ‘Conclusie’ besproken.

Aangezien het gezien de beschikbare tijd en ruimte onmogelijk is het hele werk van

Duizend en één Nacht te beschrijven, zijn er voor de analyse drie verhalen geselecteerd. Er

speelden daarbij een aantal criteria een rol:

- De verhalen komen voor in de Engelse versies van Lane, Payne en Burton, en voor zover ze behoren tot de eerste vijftig nachten ook in die van Torrens.

- De verhalen behoren bij voorkeur tot verschillende genres, zodat specifieke kenmerken daarvan ook in aanmerking kunnen worden genomen.54

- De teksten zijn niet te kort of te lang, ze tellen bij elkaar ongeveer 20 pagina’s, uitgezonderd eventuele afbeeldingen en voetnoten. Wanneer bepaalde verhalen eigenlijk te lang zijn, maar wel waardevol voor de analyse, kunnen hieruit fragmenten worden gekozen.

- De verhalen komen uit verschillende ‘fasen’ van het werk, dus niet alleen uit de laag met het Perzische materiaal, met de verhalen opgesteld in Bagdad of met de teksten die aan het werk zijn toegevoegd in Syrië of Egypte.

Met als doel aan die eisen te voldoen, zijn de volgende verhalen55 uitgekozen:  De Visser en de Djinn

Dit verhaal is een sprookje, waarin fantasie en magie een rol spelen. De Engelse tekst telt ongeveer 18 pagina’s, vooral vanwege andere verhalen die binnen dit ‘kader’ zijn ingevoegd. Er zijn daarom twee fragmenten uitgekozen van samen gemiddeld 5 pagina’s. Mia Gerhardt schrijft dat voor dit verhaal een Perzisch model met Indiase elementen kan worden verondersteld.56

 De Drie Appels

Dit kan worden geclassificeerd als een misdaadverhaal, een detective. Het verhaal telt

gemiddeld 4 pagina’s Engelse tekst. Gerhardt noemt dit “een kort en goed geconstrueerd Harūn-verhaal uit de Bagdad periode.”57

 Aziez en Azieza

Vanwege het duidelijke genre, een liefdesverhaal, zijn ook uit deze langere tekst twee

fragmenten gekozen van samen ongeveer 6 pagina’s. Het verhaal maakt onderdeel uit van het verhaal over Taadj al-Moeloek en Prinses Doenja. Gerhardt schrijft dat de meeste

geschiedkundigen het, impliciet of expliciet, beschouwen als toebehorend aan de Bagdad-periode. Ze draagt echter ook bewijs aan voor de interventie van een Egyptische verteller.58

 Taadj al-Moeloek en Prinses Doenja

Dit is een liefdesverhaal, met veel details over het overdadige hofleven - een onderwerp waar de

Duizend en één Nacht onder andere om bekend staat. Het stuk is waarschijnlijk gemodelleerd

54 Bij het bepalen van de genres heb ik me voor een groot deel gebaseerd op het boek van Mia Gerhardt,

vermeld in de literatuurlijst.

55 Omdat de titels van de Engelse vertalingen soms verschillen, heb ik de Nederlandse titels uit het boek

van Richard van Leeuwen gebruikt om de verhalen op een neutrale manier aan te duiden. Bron: Richard van Leeuwen, De vertellingen van duizend-en-één-nacht dl. 13/14 (Bulaaq: Amsterdam, 1999), 527-534.

56 Idem, 389.

57 Mia Gerhardt, The Art of Story-Telling: A Literary Study of the Thousand and One Nights (Leiden: E.J.

Brill, 1963), 405.

(14)

14

naar een eerder verhaal van Perzische oorsprong.59 Dit verhaal is onderdeel van de roman over

‘Umar ibn al-Nu‘mān, volgens Gerhardt ingevoegd door Egyptische samenstellers.60 Uit het

lange verhaal is een fragment gekozen van ongeveer 3 pagina’s.

Vervolgens zullen de versies van de verschillende vertalers met elkaar worden vergeleken, om zo te kijken welke vertalingen dichter bij de brontekst blijven, en welke er verder vanaf staan.

Er zijn hierbij verschillende punten waar aandacht aan zal worden besteed:

1. Komen er leenwoorden voor in de Engelse teksten? Dat wil zeggen, worden er Arabische woorden letterlijk overgenomen, bijvoorbeeld om elementen van couleur

local in de tekst te introduceren?

2. Komen er leenvertalingen of calques in voor, woorden die letterlijk in het Engels zijn vertaald?

3. Is er sprake van letterlijk vertalen met grotere tekstelementen dan enkel het woord, en op wat voor manieren?

a. Wordt de Arabische woordvolgorde behouden in het Engels, zodat de zin er misschien ongewoon uitziet in het Engels?

b. Of wordt herhaling in de vertaling gehandhaafd? Gaat het hierbij om woorden binnen een zin, of om grotere eenheden tekst?

Etsuko Aoyagi heeft een artikel geschreven over herhalingen binnen Duizend en één Nacht. Ze stelt dat deze tot nu toe door vertalers meestal negatief worden beoordeeld. Onder andere Lane en Mardrus lieten grote stukken tekst uit het werk weg in hun vertaling, omdat ze die overbodig vonden, een verspilling van ruimte.61 Ze pleit echter voor het herwaarderen van de herhalingen,

omdat die volgens haar juist intrinsiek zijn aan de kwaliteiten van het werk.

c. Ook spreekwoorden en idioom kunnen letterlijk worden vertaald. Gebeurt dit, en hoe precies? Worden ze eventueel aangepast zodat ze beter te begrijpen zijn voor de lezer? Voetnoten die zijn toegevoegd om uitdrukkingen te verduidelijken, worden genoemd bij punt 13 van deze analyse.

4. Wat gebeurt er precies met Arabische (aanspreek)titels? Worden deze vertaald of niet? 5. Worden er in de Engelse tekst archaïsche uitdrukkingen gebruikt, en hoe vaak? Bij het

bepalen van deze factor moet overigens vooral worden teruggevallen op literatuur over dit onderwerp. Zonder veel ervaring met teksten uit die tijd is het namelijk lastig te bepalen wat archaïsch taalgebruik vormt, en wat gebruikelijk is binnen het negentiende-eeuwse Engels van de vertalingen.

6. Worden rijm en poëzie in de tekst behouden? Op welke plaatsen, en hoe vaak gebeurt dit? Ook rijmproza, oftewel rijm in de lopende tekst, wordt bij dit punt beschreven. 7. Worden religieuze termen en uitspraken vertaald, getranscribeerd in het Arabisch,

weergegeven in andere Engelse woorden of weggelaten? Hoe vaak? Wat is het effect daarvan?

8. Komt er specificatie voor in de tekst? Dit wil zeggen dat bepaalde woorden explicieter worden gemaakt dan ze zijn in de oorspronkelijke tekst. Soms vereist de brontaal deze aanpassing (omdat van een woord bijvoorbeeld een mannelijke en een vrouwelijke versie bestaan, en de vertaler moet kiezen), maar er kan eveneens een bewuste keuze van de vertaler aan ten grondslag liggen.

59 Idem, 122. 60 Idem, 30, 53.

61 Etsuko Aoyagi, “Repetitiveness in the Arabian Nights: Openness as Self-Foundation,” in The Arabian

Nights and Orientalism: perspectives from East & West, ed. Yuriko Yamanaka & Tetsuo Nishio (New

(15)

15

9. Komt er generalisatie voor in de tekst? Dit verschijnsel lijkt op explicitatie, maar werkt precies andersom: een woord krijgt een algemenere betekenis dan het had.

10. Worden er woorden, zinnen of passages weggelaten in de tekst? Een speciale vorm van het onvermeld laten of achterhouden van bepaalde informatie is ‘bowdlerization’, wat in dit geval betekent dat er elementen worden weggelaten uit de brontekst vanwege geldende fatsoensnormen in de doelcultuur. Daarnaast kunnen andere vormen van censuur een rol spelen bij weglatingen.

11. In de vertalingen kunnen ook woorden of stukken tekst worden toegevoegd, die niet in de oorspronkelijke versie te vinden zijn. Wat voor elementen zijn dit, en is er een reden aan te wijzen waarom dit is gebeurd?

12. Hebben er in het vertaalproces ingrijpende betekenisveranderingen plaatsgevonden? 13. Als laatste de voetnoten, hoeveel komen er voor in de tekst, welke soort informatie

bevatten ze en wat draagt de vertaler ermee uit?

De eerste drie categorieën zijn afgeleid uit het werk van Vinay en Darbelnet. Het zijn vertaalstrategieën die ze aanduiden als ʻdirectʼ, omdat het relatief simpele manieren zijn om een tekst van de ene naar de andere taal over te zetten.62 Door deze strategieën te gebruiken, blijft een vertaler dichter bij de oorspronkelijke tekst dan wanneer hij alle woorden en zinnen zou aanpassen aan de doeltaal, en er een alternatief voor zou proberen te vinden dat voor de lezers van de vertaling zo vertrouwd mogelijk klinkt.

De aspecten 4 tot en met 12 zijn deels afgeleid van het model van Kitty van Leuven-Zwart, dat Chesterman ook in zijn artikel noemde als middel om de afstand tussen de brontekst en doeltekst te meten. Het model is ontwikkeld, zo schrijft Van Leuven-Zwart in haar abstract, om ‘verschuivingen’ (shifts) in integrale vertalingen van verhalende, fictieve teksten te

ontdekken en te beschrijven. Deze verschuivingen kunnen indicaties geven over “de vertaalnormen aangenomen door de vertaler, zijn interpretatie van de originele tekst en de strategie die hij heeft toegepast tijdens het vertalen.” Hierbij moet onderzoek naar

microstucturele verschuivingen (op woord- of zinsniveau) voorafgaan aan conclusies over macrostructurele verschuivingen (algemener, over grotere stukken tekst), zodat de resultaten controleerbaar zijn en het onderzoek kan worden herhaald.63

Categorieën 4 tot en met 7 zijn gebaseerd op Van Leuven-Zwarts definities van

veranderingen op het gebied van stijl, met betrekking tot sociale aspecten. Ze noemt een register element, een professioneel element (samengevoegd tot de categorie van de aanspreektitels), een tijdselement, een tekst-specifiek element, en een cultuur-specifiek element.64 Zo kan worden gespecificeerd op welke soort informatie de shifts betrekking hebben. Generalisatie en specificatie zijn in deze scriptie niet onderverdeeld in de losse elementen van Van Leuven-Zwart, maar worden gebruikt als meer algemene categorieën: in het geval van generalisatie bevat de brontekst een aspect dat in de doeltekst niet meer voorkomt, terwijl bij specificatie juist een aspect voorkomt in de doeltekst dat in de brontekst niet aanwezig was.65 De zinnen uit beide teksten houden echter nog wel een sterk verband met elkaar. Weglatingen, toevoegingen en betekenisveranderingen (10 tot en met 12), die onder de categorie ‘mutaties’ vallen66 duiden er zeker op dat de vertaler is afgeweken van de oorspronkelijke tekst.

62 Jean-Paul Vinay en Jean Darbelnet, Comparative Stylistics of French and English: A Method of

Translation, trans., ed. Juan C. Sager & M.-J. Hamel (Amsterdam, Philadelphia: John Benjamins

Publishing Company, 1995), 31.

63 Kitty M. van Leuven-Zwart, “Translation and Original: Similarities and Dissimilarities, I,” Target 1,2

(1989): 151.

64 Idem, 163. 65 Idem, 160-161. 66 Idem, 168-169.

(16)

16

De voetnoten, die het laatste aspect vormen, maken niet zozeer deel uit van de tekst zelf, maar worden onderdeel van de ‘paratekst’ genoemd. Zoals Genette schrijft, omringen dit soort uitingen de tekst en breiden hem uit, teneinde hem te presenteren.67 Anders dan bijvoorbeeld een voorwoord, hebben voetnoten een lokaal karakter, ze refereren slechts aan een bepaald deel van de tekst.68 Door het toevoegen hiervan heeft een vertaler invloed op de manier waarop het

publiek de tekst leest. Aan de ene kant kunnen voetnoten ervoor zorgen dat lezers een vertaling beter begrijpen, zodat de tekst ‘dichter’ bij het origineel blijft (onbekende elementen worden dan niet weggestopt of aangepast, maar juist uitgelegd). Aan de andere kant kunnen noten ervoor zorgen dat de lezers dènken dat ze een tekst beter begrijpen, terwijl er misschien foutieve informatie in wordt overgebracht, of vooral de persoonlijke belangen van een vertaler ermee worden gediend. Daarom zijn deze van betekenis voor de analyse.

Bij het bepalen van de categorieën is ook nog gekeken naar Shamma’s bespreking van de teksten van Lane en Burton. Hij schrijft namelijk over het behouden van Arabische elementen zoals idioom, zinsbouw en grammatica (p. 30, 65-67), over herhaling (p. 66), het transcriberen van woorden (p. 31) en religieuze formules (p. 32, 55), het weglaten van passages (p. 33-35), poëzie en rijm (p. 35, 66), voetnoten (p. 36-37, 69-71), archaïsch taalgebruik (p. 67) en

toevoegingen (p. 56, 67-68).69 Hij werkt weliswaar vanuit een andere onderzoeksvraag dan die van deze scriptie, maar zijn toelichting geeft wel een idee van de verschijnselen die in de vier verhalen kunnen worden waargenomen en beschreven.

In de analyse zullen de Engelse teksten vergeleken worden met de Arabische bronteksten die de vertalers hebben gebruikt. Ze zullen in het volgende hoofdstuk uitgebreider worden beschreven. Torrens’ vertaling wordt vergeleken met de Macnaghten editie, genoemd in de titel van zijn werk.70 Lane baseerde zijn vertaling op de Bulaq I editie, terwijl hij af en toe ook verwees naar de Calcutta I en Breslau edities. Verder werd hij geholpen door zijn leraar, die hem bepaalde passages, termen en gewoontes uitlegde.71 De Engelse tekst van Lane wordt voor de analyse daarom vergeleken met de Arabische Bulaq editie.72 Payne’s vertaling van de

Macnaghten editie werd in negen delen uitgebracht, waarna hij nog drie aanvullende delen publiceerde met verhalen uit Breslau en Calcutta I.73 Burton volgde voor zijn eerste tien delen ook de Calcutta II of Macnaghten editie, met enkel kleine aanpassingen.74 De vier geselecteerde

verhalen staan allemaal in de eerste delen van Payne en Burton, dus worden hun stukken vergeleken met de Macnaghten tekst (1839-1842).75

67 Gerard Genette, Paratexts: Tresholds of Interpretation (Cambridge: Cambridge University Press, 1997),

1.

68 Idem, 319.

69 Shamma, Translation and the Manipulation.

70 Henry Whitelock Torrens, The Book of the Thousand Nights and One Night: From the Arabic of the

Ӕgyptian M.S. as edited by W.H. Macnaghten (Calcutta: W. Thacker & co., London: William H. Allen &

co., 1838), online bekeken op 5 april, 2016,

http://babel.hathitrust.org/cgi/pt?id=hvd.hwk15f;view=1up;seq=1.

71 Marzolph & Van Leeuwen, The Arabian Nights Encyclopedia, “Lane, Edward William,” Vol. 2, 555.

72 ʿAbd al-Raḥmān al Ṣafatī al-Šarqāwī, Alf Layla wa Layla (Būlāq: al-Maṭbaʿa al-Kubrā, 1835),

geraadpleegd in Universiteitsbibliotheek Leiden.

73 E. Littmann, “Alf Layla wa-Layla,” Encyclopaedia of Islam, Second Edition, ed. P. Bearman, et al. Brill

Online, 2015, first appeared online: 2012, http://referenceworks.brillonline.com/entries/ encyclopaedia-of-islam-2/alf-layla-wa-layla-COM_0044.

74 Marzolph & Van Leeuwen, The Arabian Nights Encyclopedia, “Burton, Sir Richard,” Vol. 2, 555.

75 William Hay Macnaghten, The Alif laila or Book of the thousand nights and one night, commonly

known as "The Arabian nights' entertainments" : now, for the first time, published complete in the original Arabic, from an Egyptian manuscript brought to India by the late major Turner Macan, editor of the Shah-nameh (Calcutta: Thacker, Londen: Allen, 1839-1842), geraadpleegd in

Universiteitsbibliotheek Leiden, ook online: Darcy Carvalho, 11 Juli, 2013, University of Toronto, http://archive.org/search.php?query=subject%3A%22MACNAGHTEN%22.

(17)

17

Hoofdstuk 1 – Het werk en zijn vertaaltraditie

Nu volgt meer informatie over de opbouw van het werk zelf. De titel alleen al kent variaties. Behalve als Duizend en Eén Nacht wordt er soms aan gerefereerd als het Boek van de Duizend

Nachten en een Nacht dat, zo zou beargumenteerd kunnen worden, nog iets dichter bij het

Arabische Alf Layla wa-Layla komt. Ook het Engelse Arabian Nights verwijst naar het werk. De titel van de verzameling Iraanse verhalen die als bron diende voor het werk, Hazār Afsāna, betekent ʻDuizend Verhalenʼ. De ʻNachtenʼ werden waarschijnlijk toegevoegd met de

introductie van het kaderverhaal, hieronder beschreven. Waarom die ene nacht erbij kwam, is niet helemaal duidelijk. Enno Littmann oppert dat het te maken kan hebben met bijgeloof dat zich keert tegen even getallen, of met de de suggestie van oneindigheid. Hij verwijst onder andere naar een Turkse uitdrukking, bin bir, ‘duizend en één’, gebruikt om een groot getal aan te duiden.76 Jorge Luis Borges, Argentijnse dichter, schrijver en liefhebber van het werk, schrijft

over de titel: “zo [...] hebben wij het gevoel dat ons iets oneindigs gegeven wordt en dat we nog iets, een nacht, toe krijgen ook.”77

De eerste aanwijzingen voor het bestaan van het werk, of een vroegere versie ervan, zijn te vinden in middeleeuwse Arabische werken. De historicus al-Mas‘ūdī (ca. 896-956) scrhijft over verzamelingen verhalen vertaald uit het Perzisch, Hindi en Grieks, “bijvoorbeeld de Hazar

Afsaneh. [Naar de Arabische vertaling hiervan] wordt in het algemeen verwezen als Alf Layla

(‘Duizend Nachten’)”.78 Ook Ibn al-Nadīm (die overleed rond het jaar 990) noemt de Hazar

Afsaneh in zijn Kitāb al-fihrist, een index van alle boeken die hij kende. Hij beschrijft dit als een

verzameling onderhoudende verhalen, al zijn het er geen duizend, maar rond de tweehonderd. Daarnaast associeert hij hiermee het verhaal van Shahrazād en de koning, verderop in dit hoofdstuk uitgebreid beschreven.79 Verder is bekend dat er in Cairo in de twaalfde eeuw een boek bestond met de titel ‘Duizend en één Nacht’, vanwege een aantekening van een Joodse arts die in boeken handelde en ze uitleende.80 In 1949 werd er een fragment ontdekt uit de negende eeuw, dat de eerste bladzijden omvatte van een boek genaamd Ḥadīth alf layla, ‘het verhaal van de duizend nachten’.81 Uit latere periodes zijn er ook allerlei verschillende manuscripten

verzameld en bewerkt, en er is veel onderzoek gedaan naar de relaties tussen deze Arabische teksten.

In de jaren 1880 en 1890 ontstond, volgens Robert Irwin, vanuit dit tekstkritische onderzoek, een consensus onder wetenschappers over de geschiedenis van de tekst. De meeste van hen waren het erover eens dat het ging om een samengesteld werk, en dat de oudste verhalen erin uit India en Perzië kwamen. Deze werden waarschijnlijk in de achtste eeuw vertaald in het Arabisch, en vormden de betrekkelijk kleine kern van het werk. Daarna werden er in de negende of tiende eeuw Arabische verhalen aan toegevoegd in Irak, waaronder een aantal met als hoofdpersoon kalief Harūn al-Rashīd. Vervolgens werd de collectie vanaf de tiende eeuw aangevuld met daarvoor op zichzelf staande sagen en series verhalen. Vanaf de 13e

76 Littmann, “Alf Layla wa-Layla.”

77 Jorge Luis Borges, “De Duizend-en-een-nacht,” in Zeven Avonden, vert. Barber van de Pol

(Amsterdam: De Bezige Bij, 1983, voordrachten gehouden in 1977), 73.

78 Robert Irwin, The Arabian Nights: A Companion (London: Allen Lane, The Penguin Press, 1994), 49.

Citeert uit: Al-Mas’udi, Les Prairies d’or, ed. and trans. C. Barbier de Meynard (Paris, 1861-77), vol. 4, pp. 89-90.

79 Irwin, The Arabian Nights, 49-50. Citeert uit: Ibn al-Nadim, The Fihrist of al-Nadim, trans. Bayard

Dodge (New York, 1970), vol. 2, pp. 713-714.

80 Marzolph, “Arabian Nights,” §3.1. 81 Idem.

(18)

18

eeuw werd de collectie uitgebreid met nog een laag vertellingen, in Syrië of Egypte, waarvan er veel te maken hadden met seks, magie en het leven van de laagste klassen. In de vroegmoderne periode werden er aan de Egyptische collecties nog meer verhalen toegevoegd, om zo aan de beloofde duizend en één nachten uit de titel te komen. Tegelijkertijd werden oudere verhalen soms subtiel gemoderniseerd, door bijvoorbeeld voorwerpen of verschijnselen te introduceren die nog niet waren uitgevonden toen de tekst werd geschreven.82 De scheiding tussen deze verschillende ‘lagen’ verhalen is, onder andere vanwege dat laatste feit, echter lang niet altijd overduidelijk.

Een element dat de verhalencollecties in ieder geval gemeen hebben, is het kaderverhaal. De details komen niet in iedere versie overeen, maar de strekking ervan is steeds hetzelfde. Het gaat over twee broers, Shahriār en Shahzamān. De eerste is koning van Indië en China, de tweede van Samarkand. Beiden worden ze bedrogen: Shahzamān vindt zijn vrouw in bed met een zwarte slaaf, en Shahzamān hoort de vrouw van Shahriār, temidden van twintig slavinnen die elkaar liefkozen, de naam van een zwarte slaaf roepen (Masʻūd), die daarop uit een boom naar beneden klimt en geslachtsgemeenschap met haar heeft. Bedroefd en verontwaardigd trekken ze samen de wereld in om op zoek te gaan naar iemand die nóg meer ongeluk heeft dan zij. Die vinden ze, wanneer ze zich in een boom moeten verbergen voor een geest, een djinn. Hij haalt een kist tevoorschijn van onder de zee, met daarin een mooie vrouw. Hij heeft haar, zo blijkt, ontvoerd op haar huwelijksnacht. Wanneer de geest slaapt, ziet de vrouw de twee

mannen, en ze dreigt de djinn wakker te maken als ze niet naar beneden komen en seks met haar hebben. Dat doen ze uiteindelijk. Ze vraagt om hun ringen, en laat zien dat ze er op diezelfde manier al een groot aantal heeft verzameld. De broers, getekend door hun ervaringen,

concluderen dat vrouwen niet te vertrouwen zijn.

De rest van het verhaal gaat over Shahriār. Hij laat zijn overspelige echtgenote en de betrokken slaven en slavinnen ter dood brengen, en zweert dat hij vanaf dat moment elke nacht een maagd zal trouwen, met haar zal slapen en haar daarna zal vermoorden. Zo zal hij nooit meer slachtoffer worden van de listigheid van vrouwen. Hij trouwt meisjes uit alle lagen van de bevolking, totdat er op een gegeven moment bijna geen meer over zijn. De vizier heeft het moeilijk nog een nieuwe bruid voor Shahriār te vinden. Dan overtuigt zijn oudste dochter, de slimme en belezen Shahrazād, hem om haar met de koning te laten trouwen. Ze heeft haar zus geïnstrueerd om op de bewuste nacht te vragen of ze een verhaal wil vertellen. Shahrazād begint meeslepend te spreken, maar is nog niet klaar wanneer het licht wordt. De koning besluit haar in leven te laten, om te horen hoe het verhaal afloopt. De volgende nacht gaat het weer zo, en de situatie herhaalt zich nacht na nacht, bijna drie jaar lang.83

Er bestaan verschillende versies van het einde van dit verhaal. In twee belangrijke edities begint de koning vanzelf van Shahrazād te houden, en ziet daarom af van zijn voornemen haar te doden. Daarna laat zij hem zien dat ze een kind, of meerdere kinderen, van hem heeft gekregen. In andere versies wordt de koning de verhalen zat, of heeft Shahrazād al haar verhalen verteld, waarna de koning haar spaart vanwege hun kinderen. In een ander einde, dat Heinz Grotzfeld beschrijft, vertelt zij het verhaal over haarzelf en de koning, waarbij ze hun namen verandert. Hij begint daardoor na te denken over zijn situatie en zijn daden, en ontwaakt langzaam uit zijn roes. Ze vertelt hem wat ze weet over goed bestuur, en benadrukt dat niet alle vrouwen ontrouw zijn. Zo ‘bekeert’ ze hem van zijn waanzin.84 Verschillende auteurs benadrukken het belang van

82 Irwin, The Arabian Nights, 48.

83 Deze en de vorige alinea zijn gebaseerd op:

Eva Sallis, Sheherazade Through the Looking Glass, The Metamorphosis of the Thousand and One

Nights (Richmond, UK: Curzon Press, 1999), 85-87.

En: Richard van Leeuwen, De vertellingen van duizend-en-één-nacht Deel 1/2 (Amsterdam: Bulaaq, 1993), 20-41. Deel 13/14 (Amsterdam: Bulaaq, 1999), 520-521.

(19)

19

het kaderverhaal voor het werk. Zoals Marzolph en Van Leeuwen schrijven: het functioneert als een introductie, verbindt de losse verhalen aan elkaar, maar bepaalt het ook tot op zekere hoogte de thematische samenhang van de collectie “als een voorbeeld van de functies van verhalen vertellen, en de betrekkingen tussen vertelkunst, menselijke relaties, wereldbeelden, dood en het menselijk leven.”85

Het werk bestaat verder uit de vertellingen van Shahrazād. Deze verhalen kunnen erg variëren in onderwerp en stijl. Zoals eerder al is beschreven, werden er nieuwe verhalen toegevoegd op verschillende momenten in de tijd, vanuit diverse culturele achtergronden. Mia Gerhardt heeft de verhalen ingedeeld naar genre. Zij onderscheidt liefdesverhalen,

misdaadverhalen (waaronder detective-verhalen, en verhalen over rovers), reisverhalen, sprookjes en verhalen die te maken hebben met kennis, wijsheid en vroomheid. Ze schrijft ook over verhalen die dienen als kaderverhaal voor weer andere vertellingen.86 Zoals Irwin schrijft,

zijn sommige verhalen honderden pagina’s lang, terwijl andere enkel bestaan uit een korte paragraaf.87 De beste verhalen, stelt hij, zijn “kunstig opgebouwde, zeer verfijnde ficties”, maar er zijn er ook bij die naïef, vulgair of onbegrijpelijk zijn.88 Hij schrijft ook dat ze in het moderne Midden-Oosten nog steeds door veel Arabische intellectuelen niet als volwaardige literatuur worden gezien.89

De Vertalers

In Europa zou het werk daarentegen een groot succes worden. Antoine Galland (1646-1715) was de eerste vertaler van het werk. Hij was een reiziger en wetenschapper, die verscheidene periodes in de Levant had doorgebracht. Eerst verbleef hij vijf jaar in Istanbul, waar hij werkte voor de Franse ambassade. Daarna ondernam hij nog twee reizen door Griekenland, Turkije, Palestina en Egypte waarbij hij voornamelijk munten, antiek en manuscripten verzamelde voor de koninklijke collectie van Frankrijk.90 Verder produceerde hij een aantal vertalingen en verhandelingen over de Oriënt. Toen hij weer terug was werkte hij samen met Barthélemy d’Herbelot aan de Bibliothèque Orientale, het invloedrijke eerste Europese naslagwerk over het Midden-Oosten en de Islam.91 Tijdens zijn reizen was hij ook geïnteresseerd geraakt in de literatuur van het Nabije Oosten, en aan het eind van de zeventiende eeuw vertaalde hij een Arabisch manuscript van Sindbad in het Frans. Hij vermoedde dat dit verhaal deel was van een grotere collectie verhalen, genaamd Alf layla wa layla, en op zijn verzoek stuurde één van zijn contacten in Syrië hem een exemplaar van deze tekst. Galland publiceerde zijn Franse vertaling hiervan, Mille et Une Nuits, in twaalf delen die uitkwamen tussen 1704 en 1715.92

De Arabische tekst die aan Galland werd toegestuurd was echter incompleet. Voor zijn vertaling moet Galland dan ook gebruik hebben gemaakt van aanvullende bronnen. Ten eerste hoorde het verhaal van Sindbad vermoedelijk helemaal niet bij de originele Duizend en één

Nacht. Het lijkt er op dat hij voor deel 6, 7 en 8 gebruikt heeft gemaakt van een Egyptisch

manuscript van de Duizend en één Nacht, en deel 8 werd door zijn uitgever aangevuld, zonder Gallands medeweten of toestemming, met teksten van collega Franҫois Pétis de la Croix.93

Bovendien werd hem een aantal verhalen uit de laatste delen verteld door een maronitische

Overlooked Recensions,” Journal of Arabic Literature 16 (1985): 78-81.

85 Marzolph en Van Leeuwen, The Arabian Nights Encyclopedia, “Frame Story,” Vol. 2, 555.

86 Gerhardt, The Art of Story-Telling, V. “Structure,” 375-416.

87 Irwin, The Arabian Nights, 2.

88 Idem, 4-5.

89 Idem, 4.

90 Marzolph en Van Leeuwen, Encyclopedia, Vol. 2 “Galland, Antoine,” 556, 558. 91 Idem, 558, en: Irwin, The Arabian Nights, 14.

92 Marzolph en Van Leeuwen, Encyclopedia, Vol. 2, 558. 93 Idem, 558-559.

(20)

20

christen uit Aleppo, genaamd Hanna Diyab. De beroemde vertellingen van ‘Ali Baba’ en

‘Aladdin’ vallen hier ook onder.94 Gallands publicatie heeft dus voor een deel de inhoud van het

werk opnieuw bepaald. In die vorm werd het werk bekend bij het publiek, en verwierf het grote populariteit.

Er verschenen daarna allerlei vertalingen in andere belangrijke Europese talen,

waaronder een anonieme, haastig geschreven, commerciële Engelse editie van de eerste delen in 1706 (of misschien al eerder).95 Deze waren vooral gebaseerd op Gallands tekst, in plaats van dat er een Arabisch origineel was gebruikt.96 Dat gebeurde namelijk pas weer een eeuw later, mede gestimuleerd door de hernieuwde interesse in oosterse verhalen in de jaren 1780.97 Joseph von Hammer-Purgstall (1774-1856), een Oostenrijkse oriëntalist, vertaalde in 1804-1806 een manuscript van het werk, dat hij waarschijnlijk in Cairo had gevonden, in het Frans. De

vertaling en het origineel zijn verloren gegaan, maar er is wel een Duitse vertaling van de Franse versie bewaard gebleven.98 In 1811 publiceerde Jonathan Scott (1754-1829) de eerste literaire vertaling in het Engels van Gallands werk.99

Daarnaast werden er voor het eerst verschillende versies van de Arabische Duizend en

één Nacht gedrukt, namelijk de Shirwanee tekst, algemeen bekend als Calcutta I, in 1814-18, de

Breslau tekst in 1824-43, de Bulaq tekst in 1835 en de Macnaghten tekst of Calcutta II in 1839-42.100 Er zijn echter problemen met het bepalen van de herkomst en status van al deze teksten, niet in het minst omdat er door de tijd heen ‘originele’ Arabische manuscripten opdoken die eigenlijk vervalsingen waren. De Breslau tekst werd door Maximilian Habicht (1775-1839) bijvoorbeeld gepresenteerd als een editie van een Tunesisch manuscript, maar in werkelijkheid is de tekst vooral samengesteld uit gekopieerde fragmenten van manuscripten in Parijs.

Vervolgens publiceerde Habicht van deze compositie een Duitse vertaling in 1825.101 Gustav Weil (1808-89) produceerde in 1837-41 een Duitse vertaling gebaseerd op de Bulaq en Breslau teksten, en op manuscripten uit de Gotha-bibliotheek. Ondanks zijn status als belangrijk

wetenschappelijk historicus, oogstte Weils vertaling maar weinig waardering.102 Henry Torrens (1806-1852) begon in India aan een vertaling, maar stopte na de eerste vijftig nachten, die hij publiceerde in 1838.103 Daarna werd hij tijdelijk overgeplaatst door de regering, zodat hij een periode vooral in beslag genomen werd door diplomatieke en militaire zaken. Toen hij weer terug was in Calcutta, hoorde hij dat Edward Lane in Engeland van plan was een vertaling van de Duizend en één Nacht te maken, en zag vervolgens van het hele project af.104

Edward William Lane (1801-1876) had al een reputatie gevestigd met zijn werk An

Account on the Manners and Customs of the Modern Egyptians (1836). Hij had eerst Arabisch

en Egyptologie gestudeerd en daarna drie jaar in Cairo gewoond en door Egypte gereisd. Zijn reisverslag over die tijd kreeg hij in Engeland niet gepubliceerd, maar een paar jaar later werd hij, tot zijn verrassing, door een uitgever gevraagd om een boek te schrijven over het moderne

94 Ulricht Marzolph, “Arabian Nights,” Encyclopedia of Islam 3, ed. Kate Fleet et al., Brill Online, 2015,

first appeared online: 2007, §3.3, http://referenceworks.brillonline.com/entries/ encyclopaedia-of-islam-3/arabian-nights-COM_0021.

95 Shamma, Translation and the Manipulation, 10.

96 Irwin, The Arabian Nights, 19.

97 Muhsin Mahdi, The Thousand and One Nights (Leiden: Brill, 1995), 52.

98 Irwin, The Arabian Nights, 20, en: Marzolph en Van Leeuwen, Encyclopedia, “Hammer-Purgstall,

Joseph von,” Vol. 2, 582.

99 Irwin, The Arabian Nights, 22. 100 Idem, 21.

101 Idem, 21-22, en: Marzolph en Van Leeuwen, Encyclopedia, “Habicht, Maximilian,” Vol. 2, 580. 102 Idem, 22.

103 Idem, 23.

(21)

21

Egypte.105 Hij keerde terug naar Cairo en schreef een gedetailleerd verslag over het dagelijks leven daar. Dit onderwerp was opmerkelijk, maar ook de manier waarop hij zijn informatie verzamelde was bijzonder. Zoals Leila Ahmed schrijft: “Tijdens zijn bezoek leefde Lane niet alleen als een Arabier, hij was klaarblijkelijk ook toegetreden tot de gemeenschap van dichters en geleerden in Cairo, die zijn manier van leven volgens de Islamitische voorschriften

voorbeeldiger achtten dan die van henzelf”106. Lane deed antropologisch onderzoek, nog voordat

deze discipline duidelijk vorm had gekregen.

Al snel na het verschijnen van Manners and Customs, begon Lane aan een vertaling van de Duizend en één Nacht. Deze werd gepubliceerd in de jaren 1838-40, waarbij er maandelijks een deel verscheen.107 Het werk werd goed ontvangen in de Engelse pers. Vooral de voetnoten in de vertaling werden beschouwd als het boeiendste en belangrijkste deel van het werk.108 Hierin zette hij de kennis uiteen die hij eerder in Egypte had opgedaan. Zoals Marzolph en Van Leeuwen stellen, wordt hieruit Lane’s belangrijkste intentie duidelijk: “een literair werk

presenteren, dat tegelijkertijd functioneert als ‘spiegel’ van de manieren van de cultuur die het had geproduceerd.”109 De Duizend en één Nacht gebruikte hij als aanknopingspunt om

informatie over te brengen. Hoewel hij Galland beschuldigde van het voorbijgaan aan

belangrijke details, is ook Lane’s vertaling niet compleet.110 Verder heeft zijn taalgebruik, zoals Ahmed schrijft, ‘onmiskenbaar bijbelse boventonen’, terwijl de toon van het origineel niet plechtig van karakter is.111 Later werkte hij nog aan een bloemlezing van Koranische teksten, en

aan een Arabisch-Engels woordenboek.112

John Payne (1842-1917), de volgende belangrijke vertaler, had een ander perspectief op het werk. In tegenstelling tot Lane, die afgezien van Arabische boeken weinig meer dan de Bijbel had gelezen113, had Payne een aanzienlijke interesse in literatuur. Al vanaf jonge leeftijd had hij een passie voor talen ontwikkeld, waarvan hij zich de meeste door zelfstudie eigen maakte. Van zijn veertiende tot zijn negentiende levensjaar vertaalde hij poëzie vanuit het Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees, Turks, Perzisch, Arabisch, Grieks en Latijn in het Engels.114 Hij had een aantal baantjes, onder andere als notaris, totdat hij kon rondkomen als vertaler en dichter, en het schijnt dat hij graag aan zijn teksten werkte terwijl hij rondreed in een

paardenbus.115 In 1877 begon hij met het vertalen van de Duizend en één Nacht.116 In datzelfde

jaar werd de ‘Villon Society’ opgericht, een genootschap waarbinnen Payne’s vertalingen van de dichter François Villon konden worden gepubliceerd. Later werd ook de vertaling van de

Duizend en één Nacht door hen uitgebracht. Het genootschap kon helpen bij de financiering van

het project, en Payne in zekere mate beschermen tegen beschuldigingen van obsceniteit, aangezien de publicaties alleen konden worden gekocht door ingeschreven leden.117

De vertaling verscheen in negen delen, in een oplage van 500 stuks, tussen de jaren 1882-84. Ze waren al snel allemaal verkocht. Payne’s doel was geweest om voor het eerst een complete vertaling te schrijven, met daarin alle verhalen en passages die andere vertalers,

105 Marzolph en Van Leeuwen, Encyclopedia, “Lane, Edward William,” Vol. 2, 619.

106 Leila Ahmed, Edward W. Lane, A Study of his life and works and of British ideas of the Middle East in

the nineteenth century. (London, New York: Longman Group & Beirut: Librairie du Liban, 1978), 37.

107 Idem, 38. 108 Idem, 141.

109 Marzolph en Van Leeuwen, Encyclopedia, Vol. 2, 619. 110 Idem.

111 Ahmed, Edward W. Lane, 156-157.

112 Marzolph en Van Leeuwen, Encyclopedia, Vol. 2, 619. 113 Irwin, The Arabian Nights, 24.

114 Thomas Wright, The Life of John Payne (Londen: T. Fisher Unwin Ltd., 1919), 12. 115 Irwin, The Arabian Nights, 26.

116 Wright, Payne, 58.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In sectoren waar telewerk vandaag tijdens de coronacrisis de regel is, zullen ook na de coronacrisis veel werknemers deels vanop afstand

Hij kwam hier voor alle mensen Niemand die Hij niet ziet staan En door Zijn licht en Zijn liefde gered Willen wij nooit meer bij hem vandaan. Hij onze hoop

(1996) vonden dat sterke lezers een impliciete tekst beter begrijpen dan een expliciete tekst, zijn er ook onderzoeken waaruit blijkt dat connectieven geen effect hebben op

De Graaf, boomverzorger in de eigen bomenploeg van de gemeente Dronten, heeft twaalf exempla- ren van de Dendro Tree Wear aangeschaft voor boombescherming tijdens gemeentelijke

Aldus lijkt het de Commissie dat het doeleinde "veiligheid van de motorvoertuigen en aanhangwagens" begrepen moet worden in de enkele veronderstellingen waar de

Deze GASTEC QA keuringseis in combinatie met de GASTEC QA algemene eisen worden toegepast door Kiwa als basis voor afgifte en onderhoud van het GASTEC QA certificaat voor

Hij zorgt er aldus voor, dat de mensen zonder listen of begeerte zijn, en de sluwen zich niet wagen.. Door alleen te handelen door niet-handelen, heerst er vanzelf

proefwerk over de in de tweede helft van klas 5 in het Latijn en in Nederlandse vertaling gelezen teksten en over de bijbehorende cultuurgeschiedenis (met woordenboek): zie