• No results found

De invloed van socio-affectief of cognitief steundoel op het non-verbaal delen van bezorgdheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van socio-affectief of cognitief steundoel op het non-verbaal delen van bezorgdheid"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van socio-affectief of cognitief steundoel op

het non-verbaal delen van bezorgdheid.

Bachelorthese ‘gevoelsmens of koude kikker’ Sociale Psychologie Universiteit van Amsterdam Door: Stephanie Ponsioen 10588000

Docent: Lisanne Pauw Datum: 30-05-16

(2)

Abstract

De invloed van socio-affectief vs. cognitief steundoel op het non-verbaal delen van bezorgdheid is onderzocht bij een groep van 185 participanten in de leeftijdscategorie van 18-59. Delen gebeurt niet zomaar, de deler wil iets van de luisteraar. Een gepaste reactie van de luisteraar, namelijk een die aansluit bij de doelen van de deler, zal de interpersoonlijke

communicatie ten goede komen. Wanneer er overeenstemming is tussen het doel van de deler en een gepaste reactie van de luisteraar dan is contact bevredigend en kunnen

interpersoonlijke problemen opgelost worden. Participanten werden opgenomen op camera terwijl zij een emotionele gebeurtenis, waarin zij bezorgdheid ervaarden, over skype deelden. Doel voor het delen werd gemanipuleerd en participanten werden random verdeeld in een van de drie doelcondities respectievelijk de socio-affectieve, cognitieve en controle conditie. Uit de resultaten van de ANOVA bleek dat er geen verschillen werden gevonden in intensiteit van de non-verbaal geuite emotie bezorgdheid. Methodologische onvolkomenheden zouden hier mogelijk de oorzaak van kunnen zijn. Meer onderzoek is nodig om de hypothesen te

(3)

Inleiding

Wanneer mensen emotionele gebeurtenissen ervaren willen ze er vaak over praten en zoeken zij naar steun van anderen (Rimé, Mesquita, Boca, & Philippot, 1991). Dit fenomeen wordt social sharing genoemd. Social sharing kan omschreven worden als het

communicatieve proces tussen personen waarbij een beschrijving van een emotie wordt gegeven (Rimé et al., 1991; Rimé, 2009). Afhankelijk van de intensiteit van de ervaren emotie zal deze vaker en met verschillende personen gedeeld worden (Rimé, Finkenauer, Luminet, Zech, & Philippot, 1998; Rimé et al., 1991). Social sharing is een belangrijke bron van

interpersoonlijke interactie, integratie tussen personen en het vormen van positieve langdurige relaties (Finkenauer, 1998, aangehaald in Rimé, 2009). Social sharing gebeurt niet zomaar,

delers willen namelijk iets van de luisteraar. Uit de goal matching hypothese blijkt dat een luisteraar gebruik moet maken van de beschikbare signalen over de doelen van de deler en hierop gepast moet reageren. Alleen wanneer de reactie van de luisteraar overeenkomt met het doel van de deler is het contact bevredigend (Horowitz et al., 2001). Het vinden van een overeenkomst tussen doel van de deler en reactie van de luisteraar is met name belangrijk binnen de gezondheidszorg. Therapeuten zullen gebruik moeten maken van de beschikbare signalen die cliënten geven en zo het onderliggende doel te achterhalen om een gepaste reactie te kunnen geven. Wanneer zij dit niet kunnen zal contact minder bevredigend zijn (Horowitz et al., 2001).

Bij het delen van emoties heeft men verschillende onderliggende doelen. Zo wordt er een cognitief doel dan wel een socio-affectief doel voor het delen van emoties beschreven (Rimé, 2009). Wanneer het cognitieve doel wordt gebruikt wil de deler cognitief gestimuleerd worden door de luisteraar. Zo kan de deler cognitief aan de slag met de geuite emotie; deze reorganiseren, er een andere kijk op krijgen of deze wellicht herwaarderen. Wanneer het socio-affectieve doel wordt gebruikt wil de deler graag hulp, steun en troost van de luisteraar.

(4)

In deze studie zal onderzocht worden wat de invloed is van doel (socio-affectief of cognitief) op het non-verbaal delen van emoties.

Hierbij zal de emotie bezorgdheid centraal staan. Bezorgdheid kan gedefinieerd worden als de cognitieve component van angst. Ongecontroleerde gedachten en beelden van negatief affectieve aard en hoge stressniveaus zijn kenmerkend (Zlomke, & Hahn, 2010). Daarmee is bezorgdheid ook een voorspeller van stress over sociale relaties (Breitholtz, Westling, & Oest, 1998), interpersoonlijke moeilijkheden en hangt het samen met psychische stoornissen (Przeworski et al., 2011). Bezorgdheid komt vaker voor binnen de

gezondheidszorg (Hong, 2007) en is dus interessant om te onderzoeken. Wanneer therapeuten op gepaste wijze kunnen reageren op de onderliggende doelen van hun cliënt kan een betere relatie tussen cliënt en therapeut ontstaan waardoor therapeutische verandering bewerkstelligd kan worden (Castonguay, Constantino, & Holtforth, 2006).

Bezorgdheid om anderen betekent ook dat iemand om de ander geeft (Hebert, Dugas, Tulloch, & Holowka, 2014) en is gerelateerd aan het uiten van meer warmte (Erickson et al., 2011). Dit gaat gepaard met hoge affiliatie doelen (Erickson et al., 2011) en daarmee socio-affectieve doelen voor het delen. Het is mogelijk dat emotioneel herstel minder vaak optreedt bij het uiten van bezorgdheid omdat er voornamelijk emotionele informatie gedeeld wordt (Nils, & Rimé, 2012). Emotioneel herstel wordt gedefinieerd als een afname van intensiteit van de ervaren emotie(s) over tijd (Zech, & Rimé, 2005). Uit recent onderzoek blijkt dat er geen emotioneel herstel plaatsvindt wanneer er alleen emotionele informatie werd gedeeld (Nils, & Rimé, 2012). Tevens wordt bezorgdheid niet altijd erkend door de omgeving als het hebben van socio-affectieve doelen voor het delen maar juist als het tegenovergestelde cognitieve doel (Erickson et al., 2011). Door deze mismatch kan de luisteraar niet goed anticiperen op de behoefte van de deler waardoor interpersoonlijke moeilijkheden niet opgelost worden en blijven voortduren (Erickson et al., 2011; Horowitz et al., 2001). Het is

(5)

dus van belang om te kijken naar de uitingsvormen van bezorgdheid zodat het

socio-affectieve doel van de deler voortaan beter wordt herkend en er een match kan ontstaan tussen het doel van de deler en de reactie van de luisteraar. Dit zal de sociale relaties onderling ten goede komen (Horowitz et al., 2001) en tot tevredenheid leiden zelfs wanneer er geen emotioneel herstel plaatsvindt.

Onderzoek naar social sharing (Nils, & Rimé, 2012; Rimé et al., 1991) heeft zich met name gebaseerd op de venting-hypothese, deze stelt dat repressie van gedachten en emoties slecht zijn voor de mentale gezondheid (Watson, & Pennebaker, 1989) dus is het van belang emoties te uiten. Het verbaliseren van stress of trauma zou leiden tot emotioneel herstel én kan voordelig werken voor de gezondheid (Rimé et al., 1991). In het geval van negatieve emoties kan social sharing echter een negatief effect hebben. Delen zorgt voor herbeleving van de emoties waardoor de deler opnieuw hoge mate van arousal ervaart (Duprez,

Christophe, Rimé, Congard, & Antoine, 2014). Toch wordt social sharing na emotionele (positieve/negatieve) gebeurtenissen in 80-95% van de gevallen geobserveerd (Rimé et al., 1991). Dit lijkt paradoxaal; ongeacht de valentie van de emotionele gebeurtenis rapporteerden delers meer voordelen dan niet delers (verlaagde stresslevels, proximity en belongingness) (Mendolia, & Klerck, 1993; Zech, & Rimé, 2005), terwijl het delen van een negatieve emotie ook een negatief effect blijkt te hebben. Waarom worden negatieve emoties dan toch zo massaal gedeeld?

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen een cognitief en socio-affectief doel (Rimé, 2009) waarbij respectievelijk omstandigheden en feiten of de eigen emotionele reacties gedeeld worden (Horowitz et al., 2001; Rimé, 2009). Door het ervaren van een negatieve emotionele episode en negatief affect ontstaat enerzijds stress. Bowldy (1969, aangehaald in Duprez et al., 2014; Rimé, 2009) liet in onderzoek naar hechting zien dat primaten en mensen contact met anderen zoeken tijdens perioden van onzekerheid en stress.

(6)

Deze stress werkt motiverend om emotionele steun te zoeken bij anderen (Duprez et al., 2014). Een belangrijk doel voor social sharing is dus het verkrijgen van emotionele steun.

Anderzijds ondermijnt een negatieve emotionele ervaring bestaande schema’s, theorieën en assumpties over de wereld (Rimé, 2009). Dit creëert een staat van cognitieve dissonantie en men zal actief proberen deze dissonantie te verminderen door cognitief met de situatie aan de slag te gaan (Festinger, 1957, aangehaald in Horowitz et al., 2001). Zo blijkt uit onderzoek dat ongedeelde emotionele episodes gevoelens van onopgeloste cognitieve zaken lijken te versterken in vergelijking met gedeelde (Finkenauer, & Rimé, 1998). Daarnaast vraagt een negatieve emotionele ervaring om een herwaardering van de situatie omdat men behoefte heeft om de situatie te begrijpen (Rimé, 2009; Watkins, Moulds, & Mackintosh, 2005). Er kan gesteld worden dat negatieve emoties vragen om cognitieve helderheid en dat dit eveneens een doel voor social sharing is (Duprez et al., 2014).

Het hebben van een cognitief doel voor het delen van een negatieve emotionele episode zorgt ervoor dat men graag verbaal deelt met anderen om zo de eigen emotionele staat te evalueren om deze cognitief te kunnen verwerken (Rimé, 2009). Daarentegen zullen mensen met socio-affectieve doelen hun emoties naar verwachting vaker non-verbaal delen want zij hebben blijkbaar geen behoefte aan deze cognitieve verwerking.

Eerder onderzoek naar social sharing heeft voornamelijk gekeken naar het verbaal delen van emoties. Het is dan ook interessant om aandacht te besteden aan non-verbale uitingsvormen in het onderzoek naar social sharing. Non-verbale uitingen worden namelijk verkozen boven verbale uitingen tijdens intense emotionele episodes (Christophe, & Rimé, 1997). Tevens is het mogelijk dat het onderzoek tot nu toe onvolledig of vertekend is (Kim, 2009); het verbaliseren van een emotie is niet per se gelijk aan het daadwerkelijke affectieve proces aangezien taal afhankelijk is van de sociale context waarin men zich bevindt (Fischer, Manstead, & Zaalberg, 2003; Wilson, & Schooler, 1991).

(7)

Verwacht wordt dat mensen met socio-affectieve doelen voor het delen van emoties intensere non-verbale uitingen hebben dan mensen met een cognitief doel. Sociale motieven, zoals het socio-affectieve doel voor social sharing, voorspellen de intensiteit van non-verbale uitingen (Fridlund,1994, aangehaald in Bruder, Dosmukhambetova, Nerb, & Manstead, 2012; Jakobs, Manstead, & Fisher, 2001). Zo bleek dat gezichtsuitdrukkingen intenser werden tijdens het delen van negatievere emoties (Bruder et al., 2012).

Een voorbeeld van bovenstaande is het non-verbaal uiten van de emotie verdriet: huilen (Lockwood, Millings, Hepper, & Rowe, 2013). Tranen worden gezien als een

evolutionaire doorbraak in het kenbaar maken van emotie en geven een sterk socio-affectief signaal af om getroost te worden (Kurt, Nicole, Provine, Krosnowski, & Brocato, 2009). Omdat zulke sociale motieven de intensiteit van non-verbale uitingen voorspellen zal men met socio-affectieve doelen ook intensere uitingen van non-verbaal gedrag laten zien. Uit onderzoek blijkt dat men huilende gezichten waarvan de tranen met photoshop waren verwijderd als minder verdrietig beoordeelde (Cornelius, & Lubliner, 2003). Dit is een indicatie dat gezichten mét tranen, intensere non-verbale uitingen van verdriet weerspiegelen. Interessant was dat beoordelaars bij de sterkere non-verbale uiting van de emotie verdriet (met tranen) ook meer empathie voelden (Lockwood et al., 2013). Tevens werd er ook meer

social support gegeven bij huilende gezichten dan bij niet huilende gezichten (Hendriks,

Croon, & Vingerhoets, 2008). Intensere uitingen van non-verbaal gedrag leiden dus tot het herkennen van dit socio-affectieve doel en zo kan er een match ontstaan tussen het doel van de deler en de luisteraar.

In het huidige onderzoek zullen participanten hun bezorgdheid uiten voor de camera doormiddel van het voeren van een zogenaamd gesprek over Skype. In de verschillende condities zullen participanten doelen krijgen voor het delen van hun emoties (socio-affectief, cognitief en controle conditie). Er wordt verwacht dat deelnemers in de socio-affectieve

(8)

conditie intensere non-verbale uitingen van bezorgdheid laten zien dan in de andere condities. Van deelnemers in de controle conditie, die geen doel opgelegd krijgen, wordt verwacht dat ze sowieso meer gebruik zullen maken van het socio-affectieve motief en daarmee intensere uitingen van non-verbale gedragingen laten zien dan deelnemers in de cognitieve conditie. Daarnaast wordt zelfrapportage gebruikt als een tweede maat om de hypothese te testen. Er wordt verwacht dat deelnemers in de socio-affectieve conditie een hogere mate van geuite bezorgdheid rapporteren dan deelnemers in de cognitieve conditie.

Daarnaast zal nog exploratief worden getoetst of participanten in de socio-affectieve conditie vaker gevoelens van blijdschap vertonen. Glimlachen wordt gezien als een

toenaderingsemotie waardoor verwacht wordt dat, wanneer men steun en empathie wil van de luisteraar, dit soort emoties vaker worden getoond (Centorrino, Djemai, Hopfensitz, Milinski, & Seabright, 2011).

Methoden

Deelnemers. 198 deelnemers deden mee aan het onderzoek en vielen in de

leeftijdscategorie van 18 tot 59 (M = 22.73, SD = 5.83). 194 deelnemers hebben hun geslacht aangegeven waarvan er 56 man en 138 vrouw waren. Werving ging via het proefpersonen systeem van de Universiteit van Amsterdam. Participanten werden willekeurig toegewezen aan een van de condities om bezorgdheid te uiten. Participanten ontvingen 0.5

proefpersoonpunt of 5 euro als vergoeding.

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek werden deelnemers schriftelijk geïnformeerd over het doel, procedure en hun rechten (informed consent). Vervolgens werden participanten random verdeeld over de verschillende condities (socio- affectieve vs. cognitief vs. controle conditie). Allen volgden daarna een proefsessie om te wennen aan het praten voor de camera. Men kreeg maximaal 3 minuten om te vertellen over gebeurtenissen van die dag. Gevraagd werd

(9)

zich in te beelden dit gesprek te voeren met een vriend(in) over skype. Daarna startte het echte onderzoek. Wanneer men het socio-affectieve doel kreeg voor het delen van bezorgdheid werd een artikel gelezen waarin gesteld werd dat het verkrijgen van steun, empathie en troost de meest effectieve manier is om je minder rot te voelen. In de cognitieve conditie werd een soortgelijk artikel gelezen maar dit artikel belichtte de voordelen van een cognitieve reactie van de luisteraar. In de controle conditie las men een neutraal artikel waarin voordelen van het delen van emoties werden genoemd. Participanten kregen vervolgens in elke conditie de opdracht om een emotionele episode op te halen uit hun herinnering waarin zij bezorgdheid ervaarden. Het onderwerp voor het inbeelden van deze emotionele

gebeurtenis stond vrij al werden er wel suggesties gegeven zoals het terug denken aan een slechte periode in een romantische relatie, een goede vriend(in) of familielid met wie je ruzie had of een dierbare die ging verhuizen. Dit om participanten te sturen in hun keuze zodat de intensiteit van de gekozen emotionele gebeurtenis vergelijkbaar was voor elke participant. Afhankelijk van de conditie werd gevraagd om deze gebeurtenis te delen met een vriend(in) waarop steun, empathie en troost wordt verkregen (socio affectieve conditie) of op een manier waarop een andere visie op de situatie wordt verkregen (cognitieve conditie) of men mocht zelf kiezen (controle conditie). Naderhand vulden de proefpersonen nog enkele korte

vragenlijsten in betreffende manipulatiechecks van het doel, over de gedeelde situatie en met wie er werd gedeeld, de intensiteit van de ervaren emotie(s) en nog enkele algemene vragen en persoonsgegevens. Participanten werden gedeeltelijk debriefed en konden hun email adres achterlaten om, wanneer het onderzoek klaar was, meer informatie te ontvangen over het doel van het onderzoek en de verkregen resultaten. Participanten werden bedankt en verzocht nog geen informatie met medestudenten te delen voordat het onderzoek beëindigd werd.

(10)

Standaardisatiecheck mate bezorgdheid. Er zal gekeken worden of de mate van

bezorgdheid in alle condities gelijk is. Voor het meten van het algemene concept bezorgdheid worden drie onderdelen van bezorgdheid gebruikt namelijk: angst, twijfel en bezorgdheid. Participanten gaven op een 100-puntsschaal lopende van 0 (helemaal niet) tot 100 (in zeer sterke mate) aan in hoeverre zij elk van deze emoties ervaren hadden tijdens het delen, zie Bijlage 1.

Standaardistatiecheck praten voor camera. Om vast te stellen of de

moeilijkheidsgraad van het praten voor de camera in elke conditie gelijk was, werd een vragenlijst gebruikt (zie Bijlage 2). Hiervoor werden vier controle vragen gebruikt zoals ‘ in hoeverre vond je het storend dat je degene tegen wie je praatte niet kon zien’ en ‘in hoeverre kon je jezelf zijn voor de camera’. Wederom werd de mate van overeenstemming aangeven op een 100-puntsschaal lopende van 0 (helemaal niet) tot 100 (in zeer sterke mate).

Doel manipulatie. Alle condities kregen een krantenartikel te lezen over de voordelen

van praten over emoties. In elke conditie werden de voordelen van het delen van bezorgdheid met dit specifieke doel belicht en gevraagd op bijpassende manier te delen (zie Bijlage 3). In de socio-affectieve conditie werden de voordelen van steun, empathie en troost belicht en werd gevraagd de situatie op een dusdanige manier te delen dat empathie en troost werd geboden. In de cognitieve conditie belichtte het artikel de voordelen van een cognitieve reactie van de luisteraar en moest men op een manier delen waarop tegengeluid en een ander perspectief werd geboden door de luisteraar. In de controle conditie las men een neutraal artikel waarin alleen de voordelen van het delen van emoties werden belicht. Men mocht zelf beslissen hoe er gedeeld werd.

Doel Manipulatiecheck. Aan de hand van een vragenlijst, gebaseerd op Duprez et al.

(2014), over de motieven voor het delen kon gekeken worden of participanten het

(11)

als: ‘toen ik mijn ervaring deelde wilde ik de gebeurtenis in perspectief plaatsen’ en ‘toen ik mijn ervaring deelde wilde ik het gevoel hebben dat ik op iemand kon steunen’. Participanten gaven op een 100-puntsschaal lopend van 0 (helemaal niet) tot 100 (in zeer sterke mate) hun mate van overeenstemming per item aan.

Zelfrapportage vragenlijst “emotie uiten”. Bezorgdheid werd wederom gemeten door

de emoties twijfel, angst en bezorgdheid. Items als ‘in hoeverre heb je het idee dat je angst geuit’ en ‘in hoeverre heb je het idee dat je twijfel hebt geuit’ werden gebruikt om te kijken in welke mate participanten bezorgdheid geuit hadden. Op een 100-puntsschaal lopende van 0 (helemaal niet) tot 100 (in zeer sterke mate) konden participanten aangeven in hoeverre zij elk van deze emoties ervaarden tijdens het delen van hun emotionele gebeurtenis, zie Bijlage 5.

Scoringslijsten non-verbaal. Elke participant deelde zijn/haar situatie maximaal 3

minuten voor de camera. Hiervan werden filmpjes gemaakt zodat deze achteraf beoordeeld konden worden. Deze filmpjes werden vervolgens in zijn geheel bekeken en door twee codeurs beoordeeld op een 4-puntsschaal Likertschaal lopende van 1 (emotie helemaal niet aanwezig) tot 4 (emotie heel erg aanwezig) waarop aangegeven kon worden in welke mate de participanten bezorgdheid en blijdschap uitten. De codeurs waren blind voor de verschillende condities en omdat de filmpjes zonder geluid werden afgespeeld konden de codeurs geen gebruik maken van verbale signalen.

Vragenlijsten. Ter afsluiting van het onderzoek werd nog een aantal korte

vragenlijsten afgenomen zoals demografische gegevens als leeftijd, geslacht en opleiding. Resultaten

Van de 198 participanten werden de resultaten van 11 deelnemers niet meegenomen in de verdere analyses. Deze deelnemers waren bijvoorbeeld halverwege gestopt met het

experiment omdat ze zich niet comfortabel voelden of omdat ze zich geen bezorgde situatie wilden inbeelden. Van nog twee andere deelnemers werd de data niet gebruikt omdat zij de

(12)

manipulatie te vroeg hadden gelezen. Zo blijft er een dataset van 185 participanten over en deze gegevens werden gebruikt in de resterende analyses.

Eerste analyses wezen uit dat de data enigszins scheef verdeeld is maar de gebruikte ANOVA’s werden hiervoor robuust bevonden wanneer de celgrootte per conditie groot genoeg is. Met minstens 60 proefpersonen per conditie (socio-affectieve 63, cognitieve 61 en controle conditie 61) wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Standaardisatiecheck verdeling man/vrouw. Van de 185 deelnemers waren er 52 man

en 133 vrouw. Om te kijken of mannen en vrouwen ongeveer gelijk waren verdeeld over de verschillende condities is een Chi-kwadraat toets uitgevoerd χ(2) = .564, p =.754. Dit betekent dat verschillen in conditie niet gerelateerd zijn aan verschillen in geslacht. Zo is het aantal mannen en vrouwen per conditie ongeveer gelijk verdeeld zie Tabel 1.

Tabel 1: Aantal mannen en vrouwen per conditie in aantallen; Socio-affectief, Cognitief en Controle.

Geslacht Conditie

Socio-affectief Cognitief Controle Man 19 18 15 Vrouw 44 43 46

Standaardisatiecheck mate bezorgdheid. Voor iedere conditie werd vervolgens apart

gekeken naar de gemiddelden op de mate van bezorgdheid zie Tabel 2. Hiervoor werden drie verschillende controle vragen gebruikt met betrekking tot de gevoelde twijfel, angst of bezorgdheid tijdens het inbeelden en delen van de gekozen situatie. Over deze drie items gezamenlijk werd een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd om te kijken of ze allemaal bezorgdheid meten. Cronbach’s alpha α = .694, dit geeft een redelijke correlatie tussen de

(13)

items weer en betekent dat de drie items gezamenlijk bezorgdheid meten. Om er zeker van te zijn dat de gemiddelden in de mate van bezorgdheid – gemeten door deze drie items – in alle condities gelijk was, werd een ANOVA voor elke emotie gebruikt. Er werden niet

significante resultaten gevonden tussen de ervaren gevoelens van twijfel, angst en

bezorgdheid. Respectievelijk F(2,182) = .92, p = .402; F(2,182) = .05, p = .951; F(2,182) = .25, p = .776. Hieruit kan geconcludeerd worden dat deelnemers in de verschillende condities dezelfde mate van bezorgdheid ervaarden.

Tabel 2: Gemiddelde mate van bezorgdheid en standaarddeviaties (tussen haakjes) in de verschillende condities. Mate van bezorgdheid gemeten op een 100-puntsschaal schaal lopende van 0-100 door items twijfel, angst en bezorgdheid.

Mate van Bezorgdheid

Conditie

Socio-Affectief Cognitief Controle

Twijfel 39.74(31.03) 45.90(30.21) 39.39(28.53)

Angst 33.48(32.00) 30.89(27.66.) 32.08(27.39)

Bezorgdheid 47.70(33.73) 48.42(31.34) 44.52(31.40)

Standaardisatiecheck praten voor de camera. Daarnaast werd voor elke conditie

gekeken of de mate van praten voor de camera van dezelfde moeilijkheidsgraad was. Hiervoor werden vier controle vragen gebruikt (zie Bijlage 2). Resultaten van de ANOVA lieten zien dat deelnemers niet significant verschilden in de mate waarin zij zich konden voorstellen met iemand te praten (voorstel), F(2,182) = 2.21, p = .112 en in hoeverre zij zichzelf konden zijn voor de camera (jezelf zijn), F(2,182) = 1.09, p = .340, zie Tabel 3 voor deze gemiddelden. Dit betekent dat proefpersonen voor deze vragen in alle condities gelijk

(14)

scoorden. Er bleken wel significante verschillen te bestaan in de mate dat deelnemers het storend vonden dat ze de andere persoon niet konden zien (storend), F(2,182) = 5.12, p = .007, en het moeilijk vonden om over de emotionele gebeurtenis te praten voor de camera (moeilijk), F(2,182) = 6.37, p = .002. Bonferroni Post Hoc testen wijzen uit dat de deelnemers in de socio-affectieve conditie (M = 63.24, SD = 28.39) significant verschilden van de

cognitieve conditie (M = 47,74, SD = 28.87) in de mate dat zij het storend vonden de andere persoon niet te kunnen zien, p = .006. Eveneens wijst de Bonferonni Post Hoc uit dat

deelnemers in de socio-affectieve conditie (M = 56.73, SD = 26.35) het significant moeilijker vonden om te praten voor de camera dan deelnemers uit de cognitieve conditie (M = 40.39,

SD = 25.31), p =.002.

Tabel 3: Gemiddelde op controle vragen voor praten voor de camera en standaarddeviaties (tussen haakjes) in de verschillende condities. Praten voor de camera werd gemeten op een 100-puntsschaal lopende van 0-100.

Praten voor Camera Conditie

Socio-affectief Cognitief Controle

Storend 63.24(28.39) 47.74(28.87) 58.61(25.42)

Voorstel 53.71(21.30) 62.01(21.67) 57.15(23.19)

Moeilijk 56.73(26.35) 40.39(25.31) 46.72(25.50)

Jezelf zijn 58.21(20.57) 63.80(23.35) 62.11(21.25)

Doel Manipulatiecheck. Om na te gaan of de manipulatie werkte, werd gebruik

gemaakt van een vragenlijst over motieven voor het delen bestaande uit 22 items. Deze items werden alleen gebruikt voor de manipulatiecheck dus is gekozen om een factor analyse uit te

(15)

voeren waarbij alle items op 2 factoren laden. Factor 1 bevat items die passen bij de cognitieve conditie en factor 2 zijn items die goed passen bij de socio-affectieve conditie. Opvallend was dat twee items ‘mijn perspectief op de gebeurtenis bevestigd krijgen’ en ‘beter begrijpen wat er gebeurd is’ laadden op de cognitieve factor. Verwacht werd dat deze items op de socio-affectieve factor zouden laden omdat de items het tegenover gestelde meten van het herwaarderen (een verwachte strategie passende bij het cognitieve doel) van de situatie. Daarom is ervoor gekozen deze items niet mee te nemen in de analyses. Tabel 4 geeft de itemladingen per factor weer na een varimaxrotatie. Vervolgens is over de resterende items een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd per factor. Voor de eerste factor was Cronbach’s Alpha α = .903. Ondanks dat Alpha verhoogd kon worden naar α = .904 door het item ‘een positievere kijk op de situatie te verkrijgen’ te verwijderen uit de schaal, is ervoor gekozen dit niet te doen. Voor de tweede factor was Cronbach’s Alpha α = .851. Alpha kon niet verhoogd worden door items te verwijderen. Vervolgens werden schaalgemiddelen berekend waarover een ANOVA werd uitgevoerd om te kijken of deelnemers in de socio-affectieve conditie hoger scoorden op de socio-affectieve items en of deelnemers in de cognitieve conditie hoger scoorden op de cognitieve items. Uit de resultaten bleek een significant effect van de

cognitieve items, F(2,182) = 8.02, p < .001. Deelnemers in de cognitieve conditie (M = 64.67,

SD = 13.71) scoorden hoger op de cognitieve items dan de socio-affectieve (M = 53.31, SD =

21.62) en controle conditie (M = 52.31, SD = 20.52). Daarnaast bleek uit de ANOVA dat er een niet significant effect was van de socio-affectieve items, F(2,182) = 1.41, p = .248. Uit de Bonferroni Post Hoc test bleek dat deelnemers in de socio-affectieve conditie (M = 66.32, SD = 20.35) niet significant hoger scoorden op de socio-affectieve items dan de cognitieve (M =65.83, SD = 15.96) en controle conditie (M = 61.12, SD = 20.22), zie Tabel 5 voor gemiddelden. De doel manipulatie heeft er dus niet toe geleid dat deelnemers in de socio-affectieve conditie een hoger socio-affectief doel rapporteerden dan in de andere condities.

(16)

Deelnemers in de cognitieve conditie rapporteerden wel een significant hoger cognitief doel te hebben dan de andere condities.

Tabel 4: Principale Componenten Analyse: factorladingen na rotatie

Item Factorlading

Component 1

Factorlading Component 2 Zijn/haar perspectief op de situatie te weten komen .799

Erachter komen wat zijn/haar mening is .824

Suggesties ontvangen .770

De gebeurtenis in perspectief plaatsen .657 Erachter komen hoe hij/zij gereageerd zou hebben .686

Analyseren wat er gebeurd is .497

Weten hoe zij gereageerd zouden hebben .725

Steun ontvangen .905

Het gevoel hebben dat ik op iemand kan steunen .832

Me verbonden voelen .647

Empathie opwekken .633

Geholpen worden .575

Een perspectief van buitenaf verkrijgen .846 Betekenis vinden in wat er gebeurd is .483 Mijn gevoelens over wat er gebeurd is helder krijgen .535 Een ander perspectief op de situatie verkrijgen .799 Een positievere kijken op de situatie verkrijgen .492

(17)

Tabel 5: Manipulatiecheck doel: Gemiddelde op socio-affectieve en cognitieve items en standaardafwijking (tussen haakjes) in de verschillende condities. De items werden gemeten op een 100-puntsschaal lopende van 0-100.

Score per motief Conditie

Socio-affectief Cognitief Controle

Cognitieve items 53.31(21.62) 64.67(13.71) 52.31(20.52) Socio-affect items 66.32(20.35) 65.83(15.96) 61.12(20.22)

Om de hypothese te toetsen of participanten inderdaad intensere uitingen van non-verbale bezorgdheid laten zien bij het socio-affectieve doel werden twee maten gebruikt. Allereerst werd gebruik gemaakt van de gemaakte filmpjes, deze werden door de codeurs beoordeeld op de mate van intensiteit van non-verbaal geuite bezorgdheid. Alvorens werd over deze scores een Inter Rater Reliability test uitgevoerd om de mate van overeenkomst tussen beide codeurs weer te geven (Hallgren, 2012). Hieruit bleek dat de IRR voor de emotie bezorgdheid α = .276 was en representeert de zwakke klasse; voor de emotie blijdschap was dit α = .509 en representeert de middelmatige klasse (Hallgren, 2012). Dit betekent dat de codeurs een lage mate van overeenstemming hadden en daardoor de emoties verschillend beoordeelden. Vervolgens werden de gemiddelde scores berekend tussen de verschillende codeurs. De ANOVA wees uit dat, in tegenstelling tot de hypothese, er voor de emotie bezorgdheid geen verschillen aangetoond konden worden in de mate van intensiteit van non-verbale uitingen per conditie namelijk, F(2,182) = 1.39 p = .251. Zo bleek dat in de socio-affectieve conditie de non-verbale uitingen voor de emotie bezorgdheid (M = 2.23, SD = .66) niet significant intenser waren dan de uitingen in de cognitieve conditie (M = 2.13, SD = .54) en controle conditie (M = 2.32, SD = .59). Tevens werd er geen ondersteuning gevonden voor

(18)

de exploratieve hypothese. Uit de ANOVA bleek dat er voor blijdschap geen significante verschillen gevonden werden tussen de socio-affectieve, cognitieve en controle conditie,

F(2,182) = 1.46, p = .235, zie Tabel 6 voor de gemiddelden. In tegenstelling tot de

verwachtingen bleken er geen verschillen te zijn in de mate intensiteit van de non-verbaal geuite emoties tussen de socio-affectieve en andere condities.

Tabel 6: Mate van intensiteit non-verbale uitingen: Gemiddelde op de emoties bezorgdheid en blijdschap met standaardafwijking (tussen haakjes) in de verschillende condities. Gemeten op een 4 puntsschaal lopende van 1-4.

Mate van Intensiteit Conditie

Socio-affectief Cognitief Controle

Bezorgdheid 2.24(.66) 2.13(.54) 2.32(.59)

Blijdschap 1.56(.59) 1.55(.62) 1.72(.60)

Ten tweede werden de scores op de “emotie uiten” vragenlijst – waarin bezorgdheid werd gemeten door angst, bezorgdheid en twijfel – gebruikt om de hypotheses te testen. Resultaten van de ANOVA lieten zien dat er voor de emoties angst en bezorgdheid geen verschillen werden gevonden tussen de verschillende condities respectievelijk, F(2,182) = .08,

p = .921 en F(2,182) = 1.69, p = .187. Dit is tegengesteld aan de hypothese omdat verwacht

werd dat men juist meer bezorgdheid zou uiten in de socio-affectieve conditie. Voor de emotie twijfel werden er wel significante verschillen tussen de verschillende condities gevonden, F(2,182) = 7.91, p < .05, zie Tabel 7 voor de gemiddelden. Bonferroni Post Hoc vergelijkingen lieten zien dat de socio-affectieve en cognitieve conditie, p = .001 evenals de cognitieve en de controle conditie, p = .004 significant verschilden van elkaar, zie Tabel 7

(19)

voor gemiddelden. Dit betekent dat participanten in de cognitieve conditie meer geuite twijfel rapporteerden dan de socio-affectieve en controle conditie, wat wederom tegengesteld is aan de hypothese.

Tabel 7: Gemiddelde van de mate van geuite bezorgdheid en standaarddeviaties (tussen haakjes) in de verschillende condities. Bezorgdheid gemeten op een 100-puntsschaal schaal lopende van 0-100 door items twijfel, angst en bezorgdheid.

Mate van Bezorgdheid

Conditie

Socio-Affectief Cognitief Controle

Twijfel 36.02(32.14) 55.69(29.14) 37,97(29.19)

Angst 22.90(26.35) 22.02(23.27) 23.90(27.28)

Bezorgdheid 43.78(34.21) 48.45(29.88) 38.21(29.08)

Daarnaast is een Pearsons Correlation uitgevoerd over de gemiddelde antwoorden op de “emotie uiten” vragenlijst twijfel, angst en bezorgdheid en de gemiddelde scores van de twee codeurs op de mate van intensiteit van de non-verbale uitingen van bezorgdheid om te kijken hoe deze twee samenhangen met elkaar. Er was een positieve correlatie tussen de

zelfrapportage maat en die van de codeurs, r= .021, n = 185, p = .772. Echter de erg lage correlatie tussen beiden was niet significant wat betekent dat veranderingen in de ene maat niet gecorreleerd zijn met veranderingen in de andere maat.

Discussie

In dit onderzoek is gekeken of doelen voor het delen (socio-affectief vs. cognitief) van emotionele gebeurtenissen van invloed zijn op het non-verbale uiten van bezorgdheid. Om de onafhankelijke variabele te meten werden twee maten gebruikt; enerzijds werd een

(20)

subjectieve maat gebruikt doordat codeurs non-verbale uitingen van bezorgdheid en

blijdschap codeerden. Anderzijds werd gebruik gemaakt van een zelfrapportage vragenlijst. Deze twee maten bleken laag met elkaar te correleren. Echter, beiden maten gaven geen verschillen weer tussen de verschillende doelen voor het delen in de manier waarop

bezorgdheid non-verbaal werd geuit. Er wordt dus geen ondersteunend bewijs gevonden voor de hypotheses.

Van belang is de niet gelukte doel manipulatie. Naar voren is gekomen dat

participanten in de socio-affectieve en cognitieve conditie nagenoeg hetzelfde scoorden op de socio-affectieve items. Wel scoorden participanten in de cognitieve conditie hoger op de cognitieve items dan deelnemers uit de andere condities. Dit betekent dat de manipulatie voor de socio-affectieve conditie niet gewerkt heeft. De hypothese kan hierdoor noch bevestigd nog ontkracht worden. De verkregen resultaten kunnen of het gevolg zijn van een simpelweg onjuiste hypothese of het gevolg zijn van methodologische tekortkomingen van dit onderzoek. Deze laatsten zullen hieronder worden opgesomd.

Het is mogelijk dat de doel manipulatie geen effect heeft gehad voor het non-verbale uiten van emoties en wellicht alleen effectief is bij het verbaal delen. Een indicatie hiervoor is dat participanten rapporteerden meer twijfel te hebben geuit in de cognitieve conditie dan in de andere condities. Uit onderzoek van Watkins (2004) komt naar voren dat bezorgdheid voortkomt uit herwaarderen, evalueren en betekenis geven aan een emotionele situatie. Het is dus mogelijk dat men automatisch meer cognitieve doelen heeft voor het uiten van

bezorgdheid. Dit cognitieve doel kan ervoor zorgen dat men graag verbaal deelt met anderen (Rimé, 2009) waardoor de doelmanipulatie, ondanks de expliciete instructie om de emotie op socio-affectieve manier te delen, weinig tot geen effect heeft gehad. Daarnaast worden non-verbale uitingen verkozen boven non-verbale uitingen wanneer de intensiteit van de ervaren emotie hoog is (Christophe, & Rimé, 1997). Mogelijk waren de hier gedeelde emotionele

(21)

gebeurtenissen minder intens waardoor men niet de behoefte had zich op een non-verbale manier te uiten en de doelmanipulatie daardoor eveneens weinig tot geen effect had.

Vervolgonderzoek zou deelnemers op hun eigen natuurlijke wijze bezorgdheid kunnen laten delen in plaats van de doelen te manipuleren. De onderliggende doelen zouden dan door middel van een vragenlijst gemeten kunnen worden om te kijken of verschillen in uitingsvormen worden gevonden bij verschillende doelen.

Verder blijkt uit de resultaten dat er significante verschillen waren op de controle vragen. Deelnemers in de socio-affectieve conditie vonden het storender de andere persoon niet te kunnen zien dan deelnemers uit andere condities. De vraag rijst of deze controle vragen geheel onafhankelijk zijn van elkaar en van de doelen voor het delen. Het is namelijk intuïtief aantrekkelijk dat wanneer iemand troost en steun wil ontvangen (socio-affectieve conditie) het juist uitmaakt of iemand fysiek aanwezig is. Tevens vonden deelnemers in de socio-affectieve conditie het moeilijker om de emotionele situatie voor de camera te bespreken dan in andere condities. Dit kan samenhangen met het gegeven dat men het storender vond de ander niet te kunnen zien en het daardoor moeilijker werd om de situatie voor de camera te delen. Het voorgaande kan de resultaten vertekend hebben doordat participanten wellicht minder natuurlijk hun emoties hebben geuit. In het vervolg zouden deze controle vragen voorafgaand aan de doelmanipulatie gesteld kunnen worden, in plaats van achteraf, zodat ze niet beïnvloed kunnen worden door de doelmanipulaties.

Een ander punt van discussie is de gekozen maat voor het meten van de intensiteit van non-verbale uitingen van bezorgdheid. De relatief lage inter-rater-reliability tussen de 2 verschillende codeurs geeft dit duidelijk weer. In het vervolg zouden meerdere codeurs kunnen worden gebruikt zodat de betrouwbaarheid van deze onafhankelijke maat omhoog gaat. Tevens zou er gebruik gemaakt kunnen worden van een minder subjectieve

(22)

meet directe spierspanningen in het gezicht. Hierdoor kan objectiever gemeten worden maar het is de vraag of er dan nog enige vorm van ecologische validiteit wordt behouden. De, in dit onderzoek gebruikte, subjectieve maat legt namelijk een belangrijk punt van interpersoonlijke communicatie bloot; er is vaak maar één beoordelaar. Contact is bevredigend wanneer de reactie van de luisteraar overeenkomt met het doel van de deler (Horowitz et al., 2001). Het feit dat er geen objectieve maten zijn om op te vertrouwen wanneer je als luisteraar kijkt en luistert naar de deler maakt het mede zo moeilijk om een goede match te krijgen en op een gewenste manier te reageren. Juist hierom is het ontzettend van belang om zo’n subjectieve maat te gebruiken aangezien de ecologische validiteit hoog blijft ondanks een gecontroleerd experiment.

Ook het herbeleven vanuit een al eerder ervaren emotie heeft mogelijkerwijs de resultaten vertekend. Wellicht wisten participanten niet goed meer hoe ze zich in het verleden geuit hebben en deelden daarmee net op een andere manier dan wanneer de emotie(s) nog zouden spelen. Vervolgonderzoek zou participanten een actieve emotionele situatie kunnen laten delen opdat het delen accurater wordt.

Voorlopig kan geconcludeerd worden dat er geen verschillen kunnen worden aangetoond in non-verbale uitingsvormen van bezorgdheid van de verschillende doelen. Ondanks dat er nog een leegte in de al bestaande literatuur naar social sharing blijft bestaan heeft deze studie wel een eerste stap in de richting gezet om deze op te vullen. Voornamelijk de focus op het non-verbale aspect van delen is interessant omdat verbaal delen zo afhankelijk is van de sociale context (Jakobs et al., 2001). Meer kennis over hoe emoties worden gedeeld en hoe er een match kan ontstaan tussen het doel van de deler en de reactie van de luisteraar, mede erg belangrijk in de gezondheidszorg, zal de interpersoonlijke communicatie ten goede komen.

(23)

Literatuurlijst

Breitholtz, E., Westling, B. E., & Oest, L. G. (1998). Cognitions in generalized anxiety disorder and panic disorder patients. Journal of Anxiety Disorders, 12, 567–577.

Bruder, M., Dosmukhambetova, D., Nerb, J., & Manstead, A. S. R. (2012). Emotional signals in nonverbal interaction: Dyadic facilitation and convergence in expressions, appraisals, and feelings. Cognition & Emotion, 26, 480–502.

http://doi.org/10.1080/02699931.2011.645280

Castonguay, L. G., Constantino, M. J., & Holtforth, M. G. (2006). The working alliance: Where are we and where should we go? Psychotherapy, 43(3), 271–9.

http://doi.org/10.1037/0033-3204.43.3.271

Centorrino, S., Djemai, E., Hopfensitz, A., Milinski, M., & Seabright, P. (2011). Smiling is a costly signal of cooperation opportunities: experimental evidence from a trust game.

Idei, (August 2015), 669. http://doi.org/10.1007/s40750-015-0026-4

Christophe, V., & Rimé, B. (1997). Exposure to the social sharing of emotion: Emotional impact, listener responses and secondary social sharing. European Journal of Social

Psychology, 27, 37–54.

http://doi.org/10.1002/(SICI)1099-0992(199701)27:1<37::AID-EJSP806>3.0.CO;2-1

Cornelius, R., Lubliner, E. (2003). Cornelius. The what and why of others’ responses to our

tears: Adult crying as an attachment behavior. (Proceeding). Tilburg, The Netherlands:

Tilburg University Press.

Duprez, C., Christophe, V., Rime, B., Congard, A., & Antoine, P. (2014). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal Relationships,

32, 0265407514548393–. http://doi.org/10.1177/0265407514548393

Erickson, T. M., Newman, M. G., Siebert, E. C., Carlile, J. A., Scarsella, G. M., & Abelson, J. L. (2011). Does Worrying Mean Caring Too Much? Interpersonal Prototypicality of

(24)

Dimensional Worry Controlling for Social Anxiety and Depressive Symptoms. Behavior

Therapy, 47, 14–28. http://doi.org/10.1016/j.beth.2015.08.003

Fischer, A. H., Manstead, A. S. R., & Zaalberg, R. (2003). Social Influence on the Emotion Process. In W. Stroebe & M. Hewstone (Eds.), European Review of Social Psychology, 171–202.

Hebert, E. A., Dugas, M. J., Tulloch, T. G., & Holowka, D. W. (2014). Positive beliefs about worry: A psychometric evaluation of the Why Worry-II. Personality and Individual

Differences, 56(1), 3–8. http://doi.org/10.1016/j.paid.2013.08.009

Hendriks, M. C. P., Croon, M. a, & Vingerhoets, A. J. J. M. (2008). Social reactions to adult crying: the help-soliciting function of tears. The Journal of Social Psychology, 148(1), 22–41. http://doi.org/10.3200/SOCP.148.1.22-42

Hong, R. Y. (2007). Worry and rumination: Differential associations with anxious and depressive symptoms and coping behavior. Behaviour Research and Therapy, 45(2), 277–290. http://doi.org/10.1016/j.brat.2006.03.006

Horowitz, L. M., Krasnoperova, E. N., Tatar, D. G., Hansen, M. B., Person, E. a., Galvin, K. L., & Nelson, K. L. (2001). The Way to Console May Depend on the Goal: Experimental Studies of Social Support. Journal of Experimental Social Psychology, 37, 49–61.

http://doi.org/10.1006/jesp.2000.1435

Jakobs, E., Manstead, A, S, R., & Fisher, H, A. (2001). Social Context Effects on facial Activity in a Negative Emotional Setting. Emotion, 1, 51–69.

Kim, H. S. (2009). Social Sharing of Emotion in Words and Otherwise. Emotion Review, 1, 92–93. http://doi.org/10.1177/1754073908099130

Kurt, a, Nicole, W., Provine, R. R., Krosnowski, K. a, & Brocato, N. W. (2009). Tearing : Breakthrough in Human Emotional Signaling. Evolutionary Psychology, 7(1), 52–56. http://doi.org/10.1177/147470490900700107

(25)

Lockwood, P., Millings, A., Hepper, E., & Rowe, A. C. (2013). If I Cry, Do You Care?

Journal of Individual Differences, 34, 41–47. http://doi.org/10.1027/1614-0001/a000098

Mendolia, M., & Klerck, R. E. (1993). Effects of Talking About a Stressful Event on Arousal: Does What We Talk About Make a Differene? Journal of Personality and Social

Psychology, 64, 283–292.

Nils, F., & Rime, B. (2012). “Beyond the myth of venting: Social sharing modes determind the benefits of emotional disclosure.” European Journal of Social Psychology, 42, 4– 7672–681.

Przeworski, A., Newman, M. G., Pincus, A. L., Kasoff, M. B., Yamasaki, A. S., Castonguay, L. G., & Berlin, K. S. (2011). Interpersonal pathoplasticity in individuals with

generalized anxiety disorder. Journal of Abnormal Psychology, 120, 286–298. http://doi.org/10.1037/a0023334

Rime, B. (2009a). Emotion Elicits the Social Sharing of Emotion: Theory and Empirical Review. Emotion Review, 1, 60–85. http://doi.org/10.1177/1754073908097189 Rime, B. (2009b). Emotion Elicits the Social Sharing of Emotion: Theory and Empirical

Review. Emotion Review, 1(1), 60–85. http://doi.org/10.1177/1754073908097189 Rimé, B., Mesquita, B., Boca, S., & Philippot, P. (1991). Beyond the emotional event: Six

studies on the social sharing of emotion. Cognition & Emotion, 5, 435–465. http://doi.org/10.1080/02699939108411052

Watkins, EdWatkins, E., Moulds, M., & Mackintosh, B. (2005). Comparisons between rumination and worry in a non-clinical population. Behaviour Research and Therapy, 43(12), 1577–1585. http://doi.org/10.1016/j.brat.2004.11.008, Moulds, M., &

Mackintosh, B. (2005). Comparisons between rumination and worry in a non-clinical population. Behaviour Research and Therapy, 43(12), 1577–1585.

(26)

Watson, D., & Pennebaker, J. W. (1989). Health complaints, stress, and distress: Exploring the central role of negative affectivity. Psychological Review, 96, 234–254.

http://doi.org/10.1037/0033-295X.96.2.234

Wilson, T. D., & Schooler, J. W. (1991). Thinking too much: introspection can reduce the quality of preferences and decisions. Journal of Personality and Social Psychology, 60, 181–192. http://doi.org/10.1037/0022-3514.60.2.181

Zech, E., & Rimé, B. (2005). Is talking about an emotional experience helpful? Effects on emotional recovery and perceived benefits. Clinical Psychology and Psychotherapy, 12, 270–287. http://doi.org/10.1002/cpp.460

Zlomke, K. R., & Hahn, K. S. (2010). Cognitive emotion regulation strategies: Gender differences and associations to worry. Personality and Individual Differences, 48, 408– 413. http://doi.org/10.1016/j.paid.2009.11.007

Bijlage Bijlage 1: Standaardisatiecheck Emotie

In hoeverre voelde je de volgende emoties toen je terugdacht aan de situatie en hierover vertelde?

• Bezorgdheid • Twijfel • Angst

Bijlage 2: Standaardisatiecheck Praten voor de Camera

• In hoeverre vond je het storend dat je de persoon tegen wie je praatte niet kon zien? • Kon je je voorstellen dat je met iemand aan het praten was?

• Vond je het moeilijk om over deze situatie voor de camera te vertellen? • In hoeverre kon je jezelf zijn voor de camera?

(27)

Bijlage 3: Manipulatie Doel

Artikel Socio-affectieve conditie.

DIPJE? PRAAT EROVER!

EEN LUISTEREND OOR EN EMPATHIE BLIJKEN DE BESTE REMEDIE TEGEN EMOTIONELE STRESS.

Iedereen heeft wel eens last van negatieve emoties zoals boosheid, verdriet of teleurstelling. De een weet hier beter mee om te gaan dan de ander. Praten over je eigen negatieve emoties kan verlichting bieden, maar dat is wel afhankelijk van hoe de ander reageert. Onderzoekers van de Universiteit van Birmingham hebben gedurende twee maanden 200 mensen gevolgd om de effecten van praten over emoties te onderzoeken.

Het meeleven zorgde ervoor dat de ‘delers’ zich verbonden en gesteund voelden en daardoor minder stress ervoeren. Troost bieden en empathie tonen vormen dus een effectieve manier om negatieve emoties bij anderen te verminderen. Op basis van het onderzoek konden twee soorten steun worden onderscheiden: troost en een tegengeluid. Onder troost werd het bieden van aandacht, (h)erkenning en empathie verstaan. Met een tegengeluid werd bedoeld dat de ander een andere invalshoek bood op de situatie. Uit de resultaten bleek dat emotioneel herstel het snelst optrad wanneer gesprekspartners troost boden door aandachtig te luisteren en empathie toonden.

Januari 2016, door Derk Versteeghen

Instructies socio-affectieve conditie. Uit het eerdergenoemde onderzoek blijkt zoals gezegd dat mensen die zich naar voelen de meeste baat hebben bij troost en empathie. Er is echter weinig bekend over wat mensen precies doen om die troost en empathie van anderen te krijgen. Om hier meer inzicht in te krijgen, vragen we je nu om een emotioneel voorval te delen op zo'n manier dat jij denkt dat je de meeste kans maakt dat je gesprekspartner een empathische en troostende reactie zal bieden.

Artikel cognitieve conditie.

DIPJE? PRAAT EROVER!

(28)

De een weet hier beter mee om te gaan dan de ander. Het praten over je eigen negatieve emoties kan verlichting bieden, maar dat is wel afhankelijk van hoe de ander reageert. Onderzoekers van de Universiteit van Birmingham hebben gedurende twee maanden 200 mensen gevolgd om de effecten van het praten over emoties te onderzoeken.

Op basis van het onderzoek konden twee soorten steun konden worden onderscheiden: troost en een tegengeluid. Onder troost werd het bieden van aandacht, (h)erkenning en empathie verstaan. Met een tegengeluid werd bedoeld dat de ander een andere invalshoek bood op de situatie. Uit de resultaten bleek dat emotioneel herstel het snelst optrad wanneer

gesprekspartners een tegengeluid lieten horen. Door hun frisse blik konden zij de situatie relativeren of vanuit een positievere invalshoek benaderen. Hierdoor

hielpen zij de ‘delers’ om op een andere manier naar de situatie te kijken, waardoor deze minder stress ervoeren. Een tegengeluid laten horen en een ander perspectief aanbieden vormen dus een effectieve manier om negatieve emoties bij anderen te verminderen.

Januari 2016, door Derk Versteeghen

Instructies cognitieve conditie. Uit het eerdergenoemde onderzoek blijkt zoals gezegd dat mensen die zich naar voelen de meeste baat hebben bij een tegengeluid en een ander perspectief op de situatie. Er is echter weinig bekend over wat mensen precies doen om dat tegengeluid en andere perspectief van anderen te krijgen. Om hier meer inzicht in te krijgen, vragen we je nu om een emotioneel voorval te delen op zo'n manier dat jij denkt dat je de meeste kans maakt dat je gesprekspartner een tegengeluid en een ander perspectief zal bieden.

Artikel controleconditie.

DIPJE? PRAAT EROVER!

PRATEN OVER JE GEVOELENS BLIJKT EEN GOEDE REMEDIE TEGEN

EMOTIONELE STRESS. Iedereen heeft wel eens last van negatieve emoties zoals boosheid, verdriet of teleurstelling. De een weet hier beter mee om te gaan dan de ander. Praten over je eigen negatieve emoties kan verlichting bieden. Onderzoekers van de Universiteit van Birmingham hebben gedurende twee maanden 200 mensen gevolgd om de effecten van het praten over emoties te onderzoeken.

Hierbij werd gebruik gemaakt van daily-diary methoden. Op willekeurige momenten op de dag werd hen gevraagd via een smartphone door te geven welke emoties zij het afgelopen uur

(29)

hadden ervaren en of zij deze emoties met hun vrienden hadden gedeeld. Elke emotie-update eindigde met een meting van de emotionele gemoedstoestand van de participanten. Uit de resultaten bleek dat praten leidde tot emotioneel herstel. Wanneer de deelnemers hun emoties hadden gedeeld, voelden zij zich aanzienlijk beter dan wanneer zij deze voor zichzelf hadden gehouden. Het delen van je gevoelens blijkt dus een effectieve manier om emotionele stress te verminderen.

Januari 2016, door Derk Versteeghen Instructies controle-conditie.

Uit het eerdergenoemde onderzoek blijkt zoals gezegd dat mensen die zich minder rot te voelen erover moeten praten met anderen. Er is echter weinig bekend over wat mensen precies doen tijdens dit delen met anderen. Om hier meer inzicht in te krijgen, vragen we je nu om een emotioneel voorval te delen op zo'n manier dat jij denkt dat je de meeste kans maakt om verlichting te krijgen van deze negatieve emotie.

Bijlage 4: Manipulatiecheck Doel

Toen ik mijn ervaring met mijn (ingebeelde) vriend(in) deelde wilde ik… Items emotioneel motief.

• Geholpen worden • Empathie opwekken

• Beter begrijpen wat er gebeurd is • Me verbonden voelen

• Gesteund worden • Steun ontvangen

• Mijn perspectief op de gebeurtenis bevestigd krijgen • Het gevoel hebben dat ik op iemand kan steunen Items cognitief motief.

• Betekenis vinden in wat er gebeurd is

(30)

• Weten hoe zij gereageerd zouden hebben • Een perspectief van buitenaf verkrijgen • Suggesties ontvangen

• De gebeurtenis in perspectief plaatsen

• Erachter komen hoe hij/zij gereageerd zou hebben • Analyseren wat er gebeurd is

• Een ander perspectief op de situatie verkrijgen • Erachter komen wat zijn/haar mening is

• Een positievere kijken op de situatie verkrijgen • Betekenis vinden in wat er gebeurd is

Bijlage 5: Zelfrapportage vragenlijst geuite emotie(s)

In hoeverre heb je de indruk dat je onderstaande emoties ook hebt geuit toen je hierover vertelde?

• Bezorgdheid • Twijfel • Angst

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Namibian arid and semiarid rangeland managers largely rely on the classical rangeland succession model based on Clements (1928) to explain changes in the composition of the

loss pumps were aligned to remove energy from the tail of the Lorentzian profile, (b) the optical filter amplitude response, (c) the resonance applied to the upper sideband of a

Este resul- tado incentivó la aplicación del método para monitorear cambios en habilidad corporal para jugar exergames, en periodos largos de tiempo (meses) y para evaluar el

De overtuiging dat zonder moord geen liefde bestaat, sluit aan bij Hofmeester die de dood inzet als middel van liefde voor zijn dochter, en Beck die zijn vrouw met zijn liefde

There are currently two trends in robotic prostate biopsy: one is the in-bore solution, that is, an MR-compatible robot (e.g., [ 5 •, 14 , 37 •, 47 ]), and the other one uses the

Despite the need of knowledge on precipitation dis- crepancy between urban and nonurban areas, efforts to investigate the extreme precipitation variations and its relationship

However, for designs with higher NF, thus potentially lower power consumption (and noise correlation), using multiple chains can be a very useful alternative to improve sensitivity..