• No results found

Pluimveemesthoudend mengvoer als aanvulling van snijmaissilage voor vleesstieren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Pluimveemesthoudend mengvoer als aanvulling van snijmaissilage voor vleesstieren"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pluimveemesthoudend mengvoer als aanvulling

van snijmaissilage voor vleesstieren

F. de Boer en H. J. Wentink

Overdruk no. 135

Overdruk van Bedrijfsontwikkeling 11 (1980)

297-299

(2)

Pluimveemesthoudend mengvoerals

aanvulling van snijmaissilage voor

vleesstieren

* Ir. F. de Boeren H. J. Wentink-Instituut voor Veevoedingsonderzoek 'Hoorn'te Lelystad

In een tweetal voederproeven met zwartbonte vleesstieren (1) werd reeds aangetoond dat snijmaissila-ge zonder bezwaar kan worden aan-gevuld met mengvoer dat gedroog-de pluimveemest van legkippen op batterijen bevat. Het in die proeven gebruikte mengvoer bevatte 53% van dat produkt. Omdat nu en dan de indruk bestond dat de proefdie-ren het pluimveemest bevattende mengvoer wat trager opnamen dan he: andere mengvoer werd besloten om in een vervolgproef mengvoer met een lager percentage pluim-veemest te gebruiken. In de hieron-der beschreven voehieron-derproef was dat het geval. Het pluimveemestaandeel in het mengvoer werd nu beperkt tot 30%. Proefopzet en -uitvoering De p r o e f o m v a t t e 64 i n d i v i d u e e l ge-stalde e n g e v o e r d e s t i e r e n , half o m half v e r d e e l d o v e r de v e e s l a g e n FH e n M R U . De d i e r e n w e r d e n als kalf (ca. 1 w e e k o u d ) a a n g e k o c h t en in de e i g e n p r o e f b o e r d e r i j o p g e f o k t . Op een g e w i c h t v a n o n g e v e e r 120 kg ( b e g i n j u l i 1976; leeftijd ca. 4 m a a n -den) w e r d e n de d i e r e n v a n elk vee-slag v e r d e e l d in t w e e zoveel m o g e l i j k in g e w i c h t g e l i j k w a a r d i g e g r o e p e n , zodat 4 g r o e p e n v a n 16 d i e r e n ont-s t o n d e n . Van elk v e e ont-s l a g w e r d één g r o e p v o l g e n s de C V B - n o r m e n (N) (groei ca. 1 000 g) g e v o e r d , de a n dere o p een a a n m e r k e l i j k lager n i veau (K). G e m i k t w e r d o p een n e t t o -e n -e r g i -e v -e r s t r -e k k i n g , zoals hi-erna is a a n g e g e v e n : veeslag FH M R U netto e n e r g i e n i v e a u N K N K gzw/kgO.75. 65 40 65 40 De r u w - e i w i t v e r s t r e k k i n g w e r d zo h o o g i n g e s t e l d , dat er geen sprake v a n een t e k o r t aan e i w i t zou k u n n e n zijn (2,4 g N/GO.").

Het b e s c h r e v e n v e r s c h i l in v o e d e -r i n g w e -r d v o l g e h o u d e n tot de N-g r o e p e n o n N-g e v e e r het N-g e w i c h t v a n 250 kg h a d d e n bereikt. O p dat t i j d -s t i p (ca. 1 n o v e m b e r ) w e r d het net-t o - e n e r g i e n i v e a u v o o r alle d i e r e n o p

Tabel 1 Samenstelling (g/kg) van de gebruikte mengvoeders

Droge pulp Sojaschroot Tarwezemelgrint Destructorvet Pluimveemest Rietmelasse Min./vit. Mengvoeder groep N 785 40 -10 -100 65 groep K 450 375 -10 -100 65 met pluimvee-mest (BM) 355 200 -10 300 100 35 controle (S) 150 300 385 -100 65

Tabel 2 Scheikundige samenstelling (g/kg) en voederwaarde van de gebruikte voedermiddelen In de droge stof ds as re re vet ok VEVI gzw Periode 120-250 kg Hooi (8/7-5/8) Hooi (5/8-2/9) Hooi (2/9-30/9) Hooi (30/9-28/10) Mengvoer N (1/7) Mengvoer K (1/7) Periode 250 kg - aflevering

Snijmaissilage, kuil 5, anal. Snijmaissilage, kuil 5, anal. Snijmaissilage, kuil 16 Snijmaissilage, grote kuil Mengvoer S, partij 1 Mengvoer S, partij 2 Mengvoer BM, partij 1 Mengvoer BM, partij 2 1 2 854 880 856 859 868 874 300 327 304 287 856 850 874 872 116 98 95 104 87 123 69 64 49 83 124 126 147 150 194 182 149 176 161 249 82 84 85 101 227 224 228 230 288 313 355 313 139 108 214 247 214 226 121 116 137 138 21 24 25 25 23 30 402 407 401 407 592 496 335 278 348 303 503 509 460 452 742 735 642 713 1123 1142 938 902 974 894 1004 1003 1043 1041 129 120 91 114 104 209 42 44 45 61 193 191 184 187 395 463 413 458 721 723 595 568 612 572 660 658 660 660

(3)

gelijke hoogte - N - gebracht. Bo-vendien werden de 4 groepen elk opnieuw in twee in gewicht gelijke groepen verdeeld. Het verschil was nu de krachtvoersamenstelling: mengvoer met of zonder gedroogde pluimveemest. Deze proefbehande-ling werd tot het einde van de proef (voorzomer 1977) voortgezet. In d,e periode tot begin november bestond het voederrantsoen uit ca. 3 kg hooi per stier per dag, aangevuld met mengvoer; nadien bestond het uit snijmaissilage aangevuld met mengvoer. De samenstelling en voe-derwaarde van de gebruikte voeder-middelen zijn in de tabellen 1 en 2 vermeld.

De aflevering van de stieren vond plaats op een levend gewicht van ruwweg 450 kg. Als gevolg van de -aanvankelijk - aangehouden ver-schillen in netto-energieverstrekking was uiteraard de spreiding rond dat gewicht groot. Het streven naar on-geveer hetzelfde eindgewicht bete-kende voorts aflevering gespreid over een vrij lange periode (begin mei tot eind juni).

Begin november waarde de pinken-griep door de stal. Op 13 november kostte dat het leven van één FH-stier die afkomstig was uit de N-groep en vervolgens ingedeeld in de groep die pluimveemesthoudend meng-voer ontving.

De stieren werden elke 14 dagen ge-wogen, enkele keren op slachtrijp-heid en na aflevering (visueel) op slachtkwaliteit beoordeeld.

Van 56 stieren werden na het slach-ten monsters vlees (400 g) van de lange rugspier tussen 10e en 11e rib en van het borststuk genomen. Daarvan werd de smaak beoordeeld. Eveneens werden monsters van nie-ren en niervet genomen. Daarin werd het - eventueel - gehalte aan antibiotica en/of organochloorver-bindingen bepaald.

Aan 8 van de proefdieren werd - in het kader van een ander onderzoek-een aantal pesticiden verstrekt ten-einde de overdracht van voer naar het slachtprodukt te meten. Bij 4 die-ren uit deze groep werd 2 keer (fe-bruari, april) vetbiopsie toegepast en met twee van die 8 dieren werden daartoe balansproeven uitgevoerd (juni 1977). Opmerkelijk is, d a t g e -meten aan de gewichtstoename — de dieren op de biopsie niet sterk en op de balanswaarnemingsperiode dui-delijk hebben gereageerd.

De voederwaarde van de gebruikte

voedermiddelen werd berekend aan de hand van analyses van elke nieu-we partij mengvoer en ruwvoer (ta-bellen 1 en 2). Op grond van verza-melmonsters werd tussentijds het ds-gehalte vastgesteld. Indien nodig werd aan de hand daarvan de bere-kening van de verstrekte nettoenergie en eiwit aangepast. In tabel 2 -en vaak ook hieronder - is zowel VE-VI als gzw vermeld, omdat tijdens deze proef het nieuwe netto-ener-giesysteem werd ingevoerd (1 mei

1977).

Uitkomsten en bespreking

In deze paragraaf wordt uitsluitend de vergelijking van pluimveemest-houdend mengvoer met het controlevoer besproken. Over de andere -hiervoor vermelde - aspecten van deze proef zal elders worden gerap-porteerd. De voedering van beide mengvoedersoorten begon met in-gang van 28 oktober (periode 9). Alle stieren waren aanwezig tot 11 mei (einde periode 22), waarna de afle-vering in gedeelten begon. In de ta-bellen 3 en 4 zijn gegevens omtrent groei, slachtkwaliteit en voedering vermeld.

De verschillen in dagelijkse groei zijn buitengewoon klein. Dat geldt zowel voor dat deel van de proefpe-riode, dat alle dieren omvat (tot 11 mei) als voor het gehele mesttraject tot aan de aflevering. Aan de ver-schillen in groei tussen de groepen dieren die wel of geen pluimvee-mesthoudend voer ontvingen mag geen waarde worden toegekend. Evenals in voorgaande voederproe-ven (1) mag geconcludeerd worden dat pluimveemesthoudend meng-voer de groei van jonge vleesstieren niet beïnvloedt.

De in tabel 3 vermelde kengetallen voor slachtkwaliteit (beleesdheid en vetbedekking) verschillen evenmin wezenlijk van elkaar. Mengvoer met 30% pluimveemest heeft ook hier geen effect gehad.

De uitkomsten van het smaakonder-zoek door een panel van 18 leden (2) laten zien dat het vlees van de stie-ren die het pluimveemesthoudende mengvoer ontvingen niet in smaak afwijkt van dat van de andere stie-ren. Evenmin was dit het geval met bouillon, die van het borstvlees van de stieren was getrokken.

De hoeveelheid voer (maissilage en mengvoer) die de proef- en

controle-dieren hebben opgenomen verschil-len weinig van elkaar. Statistisch ge-zien is er geen wezenlijk verschil. De wat lagere voeropname door de FH-dieren uit de groep K-BM in vergelij-king met de groep K-Contr. is gedeel-telijk toe te schrijven aan twee die-ren die wat uit de toon vielen. Beide hebben - om verschillende redenen - een tijdlang voederweigering en lage voeropnames laten zien. Vast-gesteld kan worden dat pluimvee-mesthoudend mengvoer de silage-en msilage-engvoeropname niet heeft beïn-vloed.

Uit de opgenomen hoeveelheden energie en N per kg metabolisch

ge-wicht (G0-75) blijkt dat de in de

proef-opzet genoemde voederniveaus (60

gzw en 2,4 g N/G0-75) niet zijn

ge-haald. Desondanks is de dagelijkse groei - gemiddeld - ruim boven 1 000 g uitgekomen, terwijl tussen proef- en controlegroepen geen we-zenlijk verschil is opgetreden. Beschouwing van het

voeder(VEVI)-verbruik per kg groei geeft aan dat

er vrijwel geen verschil tussen de groepen stieren die pluimveemest-houdend mengvoer ontvingen en de controlegroepen is.

De eindconclusie moet dan ook in deze voederproef zijn, dat het opne-men van 30% gedroogde mest van leghennen op batterijen in meng-voer en vervoedering daarvan sa-men met a d ' l i b . snijmaissilage bij vleesstieren geen enkel effect heeft op de groei, op de slachtkwaliteit, op de smaak van vlees en bouillon, op de voederophame en op de voeder-conversie van deze dieren.

Literatuur

1 F. de Boer, G. G. H. Hamm en H. J.Wentink.

Snijmaissilage in pluimveemesthou-dend mengvoer voor zwartbonte vleesstieren. Bedrijfsontwikkeling 9 (1978) 12 (december) 1077-1080. 2 J.E. R.Frijters.

Smaakpreferentie voor stierenvlees: De invloed van batterijmest in het voer opnieuw onderzocht. Rapport 4677; Instituut voor Pluimveeonder-zoek 'Het Spelderholt', Beekbergen; 1977.

(4)

Tabel 3 Groei en slachtkwaliteit Proefbehandeling t Proefbehandeling Veeslag ot28okt. ia 28 okt. Aantal dieren' Groei Begingewicht 28 okt. (kg) « Gewicht 11 mei (kg) Dagen Dag. groei (g)

Gem. aantal dagen tot afl. Dag. groei tot af I. (g) S/achtrfrwa/ife/t2 Bevleesdheid Vetbedekking MRU N Contr. 8(2) 248 456 195 1069 211 1 058 3,8 2,2 BM 8 255 454 195 1 050 216 1 032 3,4 2,3 K Contr. 8(2) 206 423 195 1088 236 1066 3,8 2,3 BM 8 206 424 195 1 116 234 1 100 3,7 2,3 FH N Contr. 8(2) 244 437 195 987 216 997 3,2 2,5 BM 7 242 439 195 1014 218 988 3,3 2,7 K Contr. 8(2) 206 412 195 1 056 239 1 014 3,3 2,6 BM 8 208 408 195 1 049 233 1 038 3,2 2,6 ' Tussen haakjes is het aantal dieren uit deze groepen vermeld, dat in de 'pesticiden-proef' was betrokken.

* Schaal, die loopt van 1-6

Tabel 4 Voedering en voederconversie

Proefbehandeling t Proefbehandeling r Veeslag ot28okt. ia 28 okt. Aantal dieren Voedering, per stier

Tot 11 mei maissilage (kg) p dag maissilage (kg) totaal mengvoer(kg)p. dag mengvoer (kg) totaal waarvan pl.v.me1 T . /maissilage totaal . / mengvoertotaal ;t totaal u l pluimveemest totaal Voederconversie Tot 11 mei V E V I p e r G0-7 5 gzw per G0-7 5 vre per G0-7 5 N p e r G0'7 5 VEVIperG0-7 5 Tot af-levering g z w p e r G0'7 5 vre per G0 , 7 5 N p e r G0-7 5

Tot / VEVI per kg groei 11 mei ) 9zw per kg groei

l vre per kg groei Tot af- / V E V I per kg groei levering < 9 ' w p e r k g g r o e ,

v vre per kg groei

MRU N Contr. 8 18,2 3 532 1,95 380

-3 85-3 410

-79 50 7 1,6 79 50 7 1.6 5 954 3 794 532 6118 3 901 548 BM 8 18,8 3 651 1,95 380 114 4 098 410 123 81,0 51 7 1,6 80,6 51 6,9 1,6 6 221 3 927 534 6 467 4 072 554 K Contr. 8 17,2 3 364 1,95 380

-4 22-4 460

-84 53 7,6 1,7 83 53 7,5 1,7 5 617 3 580 508 6 019 3 842 541 BM 8 17,2 3 364 1,95 380 114 4 251 457 137 85,4 54 7,6 1,8 85 54 7,5 1,8 5 612 3 543 495 5 972 3 773 524 FH N Contr. 8 19,0 3715 2,00 390

-4 19-4 432

-84 53 7,4 1,7 84 53 7,4 1,8 6 686 4 260 591 6 781 4 324 600 BM 7 19,5 3 794 1,94 379 114 4 308 423 127 86,4 55 7,4 1,8 86,3 54 7,4 1,8 6 695 4 223 572 7 047 4 430 602 K Contr. 8 18,3 3 568 2,00 390

-4 521 477

-88 56 7,8 1,8 87 56 7,8 1,8 6 072 3 870 542 6 644 4 236 589 B M * 8 17,6 3 422 1,90 370 111 4 236 455 137 86,2 54 7,6 1,8 85,9 54 7,5 1,8 5 958 3 762 522 6 298 3 979 550 * In deze groep kwamen 2 dieren voor met een ongewoon lage silage- (12, 26) en brok-(26)opname. Bij no. 12 bleek dit samen te

hangen met voederweigering, indien het 'voederhek' aanwezig was. Verwijdering daarvan loste het probleem op

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 als de boxen elkaar wel overlappen en een mediaan van een boxplot buiten de box van de andere boxplot ligt, dan zeggen we “het verschil is middelmatig”,.  in alle

Ook voor gestuwde afvoeren bleek het mogelijk te zijn om een empirische betrekking op te stellen tussen de overstorthoogte (h.), de benedenwaterstand (h„) en het debiet (Q)..

1U. Door het gebruik van deze formule kan bij elke willekeurige werk- breedte en werksnelheid voor een bepaalde werkzaamheid de hoofdtijd worden berekend. Voor de meest

De verschillen in afschuifspanning, conusweerstand en Cw/Afsch tussen de zwaar en zeer zwaar bespeelde velden zijn gering en statistisch

De diverse auteurs wijzen er dan ook op dat de oxydatiepoten- tiaal tijdens de gehele destructie zo groot moet zijn , dat alle vrijkomende jodium direkt omgezet

Om te bekijken of het verband tussen zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol en ouderlijk gedrag verschilt tussen de play- en de reunion-episode, de

-Beiden zijn pathogenen (ziekteverwekkers) waartegen ons lichaam

vitamines zijn organische stoffen en komen dus uit de levende natuur, terwijl mineralen anorganische stoffen zijn en dus uit de dode natuur komen... Oplosbaar in water of