• No results found

Het gebruik van een interne standaard bij meting van zware metalen (vervolg op nota 1704)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het gebruik van een interne standaard bij meting van zware metalen (vervolg op nota 1704)"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

STARINÛGEBGUW

NN31545.17G8

I I

ICW nota 1768 maart 1987

CO

O

c

c CU C D c 'c CD O ) CD O ) c T3 D O -C CO 'D -C J _ CD ca c CD CU 'c J Z ü CD O i _ O o > •4—» =5 en c

HET GEBRUIK VAN EEN INTERNE STANDAARD BIJ METING VAN ZWARE METALEN (vervolg op nota 1704)

M.J. Hoogendam

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatie-middelen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. Inde meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerk.ing CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS I

0000 0258 7059

17 ftü6.iy

^JSH l b i ü 3 o *

(2)
(3)

I N H O U D

b i z .

1. INLEIDING 1 2. HET GEBRUIK VAN EEN INTERNE-STANDAARD I/S 1

2.1. De keuze van een interne-standaard 2 2.2. Kosten van een interne-standaard 3

3. WERKWIJZE 4 4. RESULTATEN EN DISCUSSIE 5 4.1. Beryllium 5 4.2. Indium 9 4.3. Palladium 15 5. CONCLUSIE 18 LITERATUUR 19

(4)
(5)

1. INLEIDING

Op het waterkwaliteitslaboratorium komt de bepaling van zware metalen In grond- en compostmonsters vaak voor en moeten deze metingen snel en nauwkeurig kunnen worden uitgevoerd.

De induktief gekoppeld plasma/atomaire emissie spectrofotometer (ICP/AES) is een apparaat wat het beste functioneert met waterige

oplossingen. De destruaten van de grond- en compostmonsters zijn niet waterig, waardoor er een verloop van de intensiteiten kan optreden bij de bepaling van elementen hieruit. De resultaten moeten na afloop hiervoor gecorrigeerd worden, wat overbodig zou zijn bij het gebruik van een interne-standaard (I/S). HAMMINGA (1985) heeft als eerste geëxperimenteerd met zirkoon als I/S. Het onderzoek is hierna overge-nomen door TEUNISSEN (1986), die molybdeen voor dit doel onderzocht.

Beide elementen waren niet geschikt als interne-standaard, maar uit hun onderzoek bleek niet dat een eventueel ander element ook niet zou voldoen. Dit onderzoek sluit aan op dat van HAMMINGA (1985) en TEUNISSEN (1986).

Meting kan gebeuren door de monsters te destrueren en vervolgens de metalen in het destruaat te meten met behulp van de induktief

gekoppeld plasma/atomaire emissie spectrofotometer (ICP/AES). Hoe dit apparaat werkt en kan worden gebruikt wordt beschreven door HAMMINGA

(1985).

2. HET GEBRUIK VAN EEN INTERNE-STANDAARD I/S

Een interne-standaard is een element dat in een bekende concentra-tie aan een monsteroplossing wordt toegevoegd als referenconcentra-tie element. De gemeten concentratie wordt met de bekende concentratie van de I/S vergeleken en die verhouding wordt gebruikt om de gemeten concentratie van de te meten elementen te corrigeren.

(6)

Ofwel in formule:

uiteindelijke cone. - gemeten cone. * - ^ n ^ ^ ^ U S

De viscositeit van een oplossing heeft effect op de snelheid waar-mee de oplossing bij de verstuiver komt en op de prestatie van de ver-stuiver. Hoe groter de viscositeit des te lager het vermogen om aero-sol te vormen. Viscositeitsverschillen kunnen worden veroorzaakt door zuur concentraties en verschillen in de hoeveelheden opgeloste stof. Door deze aspecten vermindert de nauwkeurigheid van de ICP. Het

ver-loop bij compost- en gronddestruaten is veel groter dan bij waterige oplossingen, omdat ze meer zuren en zouten bevatten.

Om het viscositeitseffect te onderdrukken zou een interne-standaard gebruikt moeten worden. De software van de ICP zal dan alle element intensiteiten omrekenen zoals in bovenstaande formule staat beschreven. Het viscositeitseffect wordt geëlimineerd, doordat het zowel bij het te meten element als bij de interne-standaard voorkomt.

Het is niet eenvoudig om voor deze bepaling een geschikte interne-standaard te vinden. Voordat een element hiervoor in aanmerking kan komen moet hij eerst aan de volgende voorwaarden voldoen:

- niet in grond- en compostmonsters voorkomen; - geen neerslag vormen;

- zowel ion- als atoomlijn hebben;

- voor de te meten elementen en de I/S moet worden gemeten bij dezelfde toortshoogte;

- golflengten hebben die binnen ± 50 nm liggen ten opzichte van de lijn die gecorrigeerd moet worden.

2.1. De keuze van een interne-standaard

Als een element aan al de voorwaarden genoemd in hoofdstuk 2 vol-doet kan er verder mee worden geëxperimenteerd. Omdat niet bekend is wat er allemaal in het monster aanwezig is, kan niet alleen

theore-tisch worden nagegaan of er geen neerslag ontstaat. Dus wordt als eerste gekeken of de I/S geen neerslag vormt met de in het monster aanwezige stoffen. Hierbij wordt ook de invloed bekeken van de I/S op 1000 ppm (mg/ml) oplossingen van de volgende elementen: Cu, Ni, Cr, Zn, Al, Si, Fe en Pb.

(7)

3

Als dit. geen probleem geeft, kan er verder worden geëxperimenteerd met de ICP. Eerst worden alle mogelijke lijnen van het element

(BOÜMANS, 1980) bekeken, waarna er zowel één goede ion- als atoomlijn moet overblijven. Voor die keuze wordt gekeken naar:

geen storingen van andere lijnen door de lijn van de I/S; - goede basislijn;

- juiste gevoeligheid;

- of er gemeten kan worden bij de juiste toortshoogte.

Hiervoor is geëxperimenteerd met zirkoon (HAMMINGA, 1985) en molybdeen (TEUNISSEN, 1986).

In dit onderzoek zijn de volgende elementen getest op bruikbaar-heid:

- beryllium; - indium; - palladium.

2.2. Kosten van een interne-standaard

Voor het kiezen van een element als I/S wordt eerst gekeken of aan alle eisen die hieraan gesteld worden, wordt voldaan. Degene die aan die eisen voldoen, zijn niet altijd de meest voorkomende elementen, en vaak ook niet de goedkoopste. Als 10 gram van een stof ƒ 100,- kost

lijkt dat erg veel, maar de volgende berekening toont aan dat dit erg meevalt vergeleken bij de overige kosten per monster.

Als voorbeeld dient InCl3.

10 gram InCl3 kost ƒ 71,50.

Er wordt gewerkt met 100 ppm (mg/ml) In per monster. Één monster is 50 ml 5 mg In per monster

molmassa In =114,82 molmassa InCl3 = 221,19

n | Qg * 221,19 = 9.63 mg InCl3/monster

(8)

overig gebruik: H2S 04 2W liter kost ƒ 64,50 nodig 5 ml = 13 cent/monster HN03 23g liter kost ƒ 48,75 nodig 15 ml = 29 cent/monster 3. WERKWIJZE

— Nagaan of het element aan alle eigenschappen voldoet die vooraf te bepalen waren.

— Een programma maken waarin alle lijnen van het element staat die in BOUMANS (1980) beschreven zijn.

— Via het commando T R I M alle golflengten zo bijstellen dat de opti-male intensiteiten worden gemeten.

— Bij voorkeur moet worden gemeten bij dezelfde toortshoogte als de zware metalen, of dit kan is te zien bij een TPROFILE.

— Invloed bekijken van de te bepalen elementen Cu, Ni, Cr en Zn op de lijnen.

— Omdat ijzer nogal in grote mate voorkomt in de monsters en storend kan werken, werd ook hiervan de invloed bekeken.

— Indien mogelijk met achtergrondcorrecties eventuele storingen ver-helpen.

— Van alle beschikbare spectraallijnen moeten er twee overblijven, één atoom- en één ionlijn.

_ De golflengten voor Cu, Ni, Cr en Zn staan vast in het bestaande programma (fig. 1 ) .

— Beide lijnen werden in duplo overgebracht naar dit programma. 1 lijn als interne-standaard

1 lijn om het verloop van de concentratie van het element te zien.

— Een standaardoplossing met I/S werd een aantal malen geanalyseerd en het verloop werd bekeken met en zonder I/S.

— Ditzelfde werd gedaan met compost- en gecertificeerde monsters. — De resultaten werden bekeken en er werd geconcludeerd of het ele-ment wel of niet voldeed als interne-standaard.

(9)

5-PUfiSMA 100 120588-134 B MAY 8G

P# UP PWR NAMED

1 0 3 UflM DESTRUKT1ES

ML/M PDLY HG STfliT «FINAL *RDG

1.55 30 1 1 5 3

# EL NM MM #D UNIT BC SEC

1 CXI 324.75 12 1 PPM 1 2.10

2 N I . 2 3 1 . 60 12 2 PPM 3 3 . 0

3 ZN 213. SS 12 0 PPM 2 2.B

4 CR 267.71 12 1 PPM 1 2.10

Fig. 1. Het programma van de zware metalen

4. RESULTATEN EN DISCUSSIE

In dit hoofdstuk worden de resultaten van alle drie de geteste elementen gegeven. De verlopen van de intensiteiten die hier beschre-ven zijn, zijn veel groter dan gewoonlijk het geval is. Bij het meten van de zware metalen zonder het gebruik van een interne-standaard wordt na elk monster gespoeld met een zeepoplossing, om de verstuiver

schoon te houden. Omdat het bij dit onderzoek juist gaat om het ver-loop te corrigeren met een interne-standaard, is het spoelen achter-wege gelaten. Het verloop dat bij deze werkwijze binnen een halfuur ontstaat, komt gewoonlijk pas na één dag meten voor.

4.1. Beryl 1ium

Van alle beschikbare lijnen voor Be die beschreven staan in BOUWMANS (1980) zijn er twee overgebleven.

ionlijn - 313.11 nm (fig. 2) atoomlijn - 249.47 nm (fig. 3)

(10)

20837" * 0 -i : ; f 1 3 1 3 . 9 8 BE 313.11 _

'V.

I 313.18

2a

40S~ 8"~ 1243.42

3a

BE 249.47 I 249.52 20837" BE 313.11 MfW 0 MM" S 40S" BE 249.47 MRX 2 MM" 10

2b

12 24

"SB"

48 *_ 0 12 3b 24 36 48

Fig. 2. 2a. Plaatje behorende bij het commando RESTPEAK 2b. Plaatje behorende bij

het commando TPROFILE

Fig. 3. 3a. Plaatje behorende bij het commando RESTPEAK 3b. Plaatje behorende bij

(11)

In beide figuren staan de plaatjes behorende bij de commando's RESTPEAK en TPROFILE.

Door de grote gevoeligheid van de ionlijn is de maximale concen-tratie in de meetoplossing 2 mg/l. Bij het doormeten van tien compost-monsters bleek beryllium niet in compost voor te komen.

De intensiteiten van Cu en Zn worden gemeten met behulp van een atoomlijn, zij worden dan ook gecorrigeerd ten opzichte van de atoom-lijn van Be. Ni en Cr daarentegen worden gecorrigeerd met behulp van de ionlijn van Be.

Bij de standaardoplossing is Be als I/S toegevoegd en de verkregen oplossing is zes maal geanalyseerd. De resultaten zijn ongecorrigeerd en gecorrigeerd weergegeven in tabel 1. Hierbij zijn de gemiddelde waarden en de relatieve standaardafwijking (RSD) gegeven.

De werkelijke waarden voor Cu, Ni, Cr en Zn zijn respectievelijk 300, 50, 50 en 500 ppm.

Tabel 1.Standaardoplossing met Be als interne-standaard

Cu ongec. 311 322 316 312 316 313 315 1,27 gec. 280 297 293 287 290 288 289 1,66 Ni ongec. 56,3 54,6 55,3 54,0 55,3 55,6 55,1 1,45 gec 51 ,8 51,5 53,4 51,9 52,6 53,1 52,3 1,66 Zn ongec. 548 535 529 525 534 532 533 1,47 gec. 492 494 492 482 492 489 490 0,88 Cr ongec. 53,6 53,4 51,9 53,0 53,0 52,5 52,9 1,17 gec. 49,4 50,1 50,0 50,9 50,3 50,2 50,2 0,97 Be ion-lijn 2,17 2,14 2,05 2,08 2,11 2,07 2,10 1,96 Be lijn 2,22 2,16 2,15 2,18 2,17 2,18 2,17* 1,11** * gemiddelde waarde ** relatieve standaardafwijking

(12)

In tabel 2 zijn de concentraties van de zware metalen in een

destruktie van een compostmonster gegeven. De resultaten zijn ongecor-rigeerd en gecorongecor-rigeerd gegeven.

Tabel 2. Compostmonster met Be als interne-standaard

Cu ongec. 132 142 122 154 136 143 138 7,88 gec. 128 117 98 133 109 133 119 11,91 Ni ongec. 25,9 28,1 30,8 29,8 34,5 30,2 29,8 9,62 gec. 25,3 24,1 26,6 23,8 29,3 24,1 25,5 8,31 Zn ongec. 643 637 845 749 835 822 755 12,63 gec. 623 528 680 651 676 764 653 11,87 Cr ongec. 54,8 65,8 62,2 65,2 72,9 61,7 63,7 9,32 gec. 53,6 56,7 53,8 52,1 61,9 49,5 54,6 7,84 Be ion-lijn 2,04 2,32 2,31 2,50 2,32 2,49 2,33 7,16 Be atoom-lijn 2,06 2,41 2,49 2,30 2,44 2,15 2,31* 7,44** * gemiddelde waarde ** relatieve standaardafwijking

Be corrigeert bij de standaardoplossing goed. Dit wordt bevestigd door de gemiddelde waarden, die veel dichter de werkelijke waarden

naderen. De I/S corrigeert echter bij gedestrueerde monsteroplossingen niet goed. De grote verschillen tussen de metingen die vermoedelijk worden veroorzaakt door een verstuivingseffet verdwijnen vooral bij de elementen gecorrigeerd met de atoomlijn niet na correctie met I/S. Bij de ionlijn neemt de spreiding wel af maar verdwijnt niet helemaal. Verder is er een groot verschil in concentratie Be bij de ion- en atoomlijn. Dit verschil komt niet terug in de ion- en atoomlijn van de zware metalen. De resultaten zijn niet betrouwbaar, wat waarschijnlijk te wijten is aan een instabiele atoomlijn. De verschillen tussen de ion- en atoomlijn kunnen zelfs nog groter zijn dan in tabel 2 staat weergegeven. In één geval is zelfs een verschil van 13% gevonden.

(13)

9-4.2. Indium

Voor indium zijn er eveneens twee bruikbare spectraallijnen over-gebleven. Als ionlijn - 230,61 nm - en als atoomlijn - 303.94 nm -. In figuur 4 is hiervan het programma en de plaatsjes behorende bij de commando's TRIM en TPROFILE te zien. De Invloeden van Cu, Ni, Zn, Cr en Fe op de lijnen van indium zijn te zien in figuur 5. Uit deze fjgu ren blijk dat de atoom- en ionlijn niet worden gestoord door Cu, Ni, Cr en Zn dat Fe enigszins stoort, maar dat de intensiteit veroorzaakt door Fe te verwaarlozen is ten opzichte van de intensiteit van indium.

Uit een aantal metingen van compostdestruaten bleek dat hierin geen indium aanwezig is.

In tabel 3 zijn de gecorrigeerde en ongecorrigeerde resultaten van de standaardoplossing met indium als I/S gegeven. De waarden van de zware metalen zijn geprogrammeerd als 300, 50, 500 en 50 ppm respec-tievelijk voor de metale Cu, Ni, Zn en Cr.

Tabel 3. Standaardoplossing met In als interne-standaard

Cu ongec. 278 271 266 260 260 264 264 266 2,35 gec. 297 294 294 294 289 296 296 294 0,96 Ni ongec. 47,3 48,0 47,0 45,5 45,5 45,6 45,0 46,3 2,48 gec. 49,4 50,5 49,9 48,4 49,6 48,7 48,7 49,3 1.52 Zn ongec. 474 479 475 470 453 463 475 469 1,91 gec. 507 520 525 530 502 518 532 519 2,17 Cr ongec. 47,6 46,8 45,8 45,3 45,6 45,2 45,0 45,9 2,08 gec. 49,6 49,2 48,5 48,2 49,5 48,2 48,7 48,4 1,21 In ion-lijn 47,83 47,56 47,16 46,99 45,91 46,83 46,20 46,92 1.46 In atoom-lijn 46,68 46,07 45,17 44,30 44,72 44,72 44,71 45,19* 1,92** * gemiddelde waarde ** relatieve standaardafwijking

(14)

-10-PLftSW ' 3 8 120588-04 1 fiPR 136 P * WF PWR NflfED

S fc 3 ENDÏUM

MU^M PDLY HG STAT *fif-flL *RDG l . S 3 0 1 1 0 3 * EL Ni Mi *D UNIT BC SEC

1 IN 238.61 12 2PR1 1 1.0

2 IN 383.94 12 2 PPM 1 1.0 A IN 230.60 _ 716~ , A IN 303.94 _

f I

À

0"

4a

883~ 1 230. 5 3 ! 2 3 0 . 6 3 fl I N 2 3 0 . 6 8 MRK 10 MM« 12 0 -4 c 6 9 7 " 1 303. 90 A ~ W ~ » i ir •*. -1304.00 MflX 10 MM- 12

12

24

36

_ *_ 40 0

12

24

36

48

4b

4d

Fig. 4. Het programma van de Ion- en atoomlijn van indium en de plaat, jes behorende bij de commando's TRIM (4a, 4c) en TPROFILE (4b, 4d)

(15)

I l G97~ ft IN 3 3 3 . 3 4 _ I . I 7TT I ft I N 2 3 0 . 6 0 _ 50 PPM I « 1000 PPM FE_

\ J

5a 5c 573" ft IN 333.94 _ 1 . ' 50 PPM I N 0R1. ; STflNDflflRDOPL. WAN CU, KT, \ ZN EN CR. 601" ft IN 2 3 0 . 6 1 50 PPM IM OPL.J + STFlNDftftRDOPL. N I , ZN, CR I EN CU 0 I 3 0 3 . 9 1 25*S*teÄS*W«S»»!s I 304.01 • *•'"• W'Hi » i i H W I ^ T < » 0 I 2 3 0 . 5 6 I 2 3 0 . 6 6 5 b 5 d

Fig. 5a. Invloed van Fe op de atoomlijn van In

5b. Invloed van Cu, Ni, Cr en Zn op de atoomlijn van In 5c. Invloed van Fe op de ionlijn van In

(16)

12-Aari het deslruaat van het gecertificeerde monster 072 is In als interne-standaard toegevoegd. Het verloop, van de intensiteiten van de zware metalen, is relatief ten opzichte van het eerst gemeten monster weergegeven (fig. 6 t/m fig. 9 ) . Het resultaat van de eerste analyse is gesteld op 100%. «* w 1 3 0 -Q O O t 1 2 5 -QJ •> 1 2 0 1 1 5 1 1 0 1 0 5 -100-j 9 5 9 0 -• 0 2 > 3 " "

X /

/ 1 / \ " ^ / 1 • 1 • 1 • 1 A 6 6 10 m / / /

-V /

y

' 1

s jd \ / * I * V • h * ƒ / * / — / • • i • i ' i 12 14 16 18 tijdsduur (min) o - Z n o - in » - Z n / m

Fig. 6. Zink gecorrigeerd ten opzichte van atoomlijn van indium

Bij de standaardoplossing corrigeert indium (zie tabel 3) goed. Ook hier loopt de gecorrigeerde waarde terug naar de gecallibreerde waarde.

Aan de hand van de figuren 6 tot en met 9 is te zien dat de

cor-rectie bij de monsters niet regelmatig verloopt, waardoor dit komt is niet bekend. Vermoedelijke heeft indium interacties met componenten in het monster.

(17)

13-, c Ë a o o c at 3 130- 125- 120- 11b- 110- 105- 1009 5 9 0 -1 0

A

/ q \ / / V

,v V

. y \\

/ / • ' » / ' ^\ » ^ \ •

- - ' /' A ~ « ^ \ »

• ^ ~° i / \ » ^ \ / / \ * * ^v^ ^ . / \ i •» T ^ 1 / \ * \ / \ a • • i • i • i i • i • • i i 2 A 6 S 10 12 14 16 IB tijdsduur (min) o - Cu o - in * - Cu/in

Fig. 7. Koper gecorrigeerd ten opzichte van atoom!ijn van indium

2 1 SS-CI O O 1 3 0

-l

O 125- 120- 115- 110- 105- 1009 5 -0 o / _ - * * '

. - " W

/ ^ s f 4 7 *»" X —» * " . ' • ' ' / -»

-'•°' /

/£"--

* ^ ^

'

/ ^ ^ ^ / / ' / " " ^ ^ / " * ^ ^ " — - — - _

A ' \

f s \ >B \ ^* \

~~ "~°'~ \

2 4 6 8 10 12 14 16 IQ lijdsduur (min) o « Cr o » in » - Cr/in

(18)

14 #• Q O O 01 3 1 3 5 1 3 0 1 2 5 -120-^ 1 1 5 1 1 0 1 0 5 1 0 0 9 5 9 0 -i 0 ~~~ - o " " • • i .2 « é * * * * -t.— y y y ja • i • i 6 a

P

/ / / s / / /

*"-- ' - V

/ / / • i • i • i • i • i 10 12 14 16 18 t i j d s d u u r (min) a • e • A • . ni . m . ni/m

Fig. 9. Nikkel gecorrigeerd ten opzichte van de ionlijn van indium

Van het gecorrigeerde monster zijn de gehalten bekend. In tabel 4 zijn deze gehalten samen met de gemeten gehalten weergegeven. Bij deze meting is tussentijds wel gespoeld met Triton, opdat verloop, de meting niet zou beïnvloeden.

Tabel 4. Concentraties van het gecertificeerde monster 072

element gegeven conc. (ppm) gemeten conc. (ppm) Ni Zn Cr Cu 99,5 C 5,5 1272 C 30 208 C 20 236,5 C 8,2 100,3 1271 196 228,1

(19)

-15-4.3. Palladium

Na het testen van de 18 spectraallijnen, die in BOÜMANS (1980) voor palladium beschreven staan, bleek dat alleen de atoomlijn 340,46 nm geschikt is. De andere lijnen zijn te ongevoelig of er zijn spec traie storingen die niet gecorrigeerd kunnen worden met achtergrond-correcties. Uit de resultaten van TEUNNISSEN (1986) bleek dat een ele-ment zowel een geschikte ion- als atoomlijn moet hebben om geschikt te zijn voor het gebruik als internse-standaard. Toch is er verder geëx-perimenteerd. Er bestaat een mogelijkheid wanneer deze atoomlijn geschikt is, er samen met de ionlijn van Be, een geschikte interne-standaard ontstaat.

In tabel 5 staan de gecorrigeerde en ongecorrigeerde resultaten van een maal 5 geanalyseerde standaardoplossing.

Tabel 5. Standaardoplossing met Pd als interne-standaard

Zn Ni Cu Cr Pd ongec. gec. ongec. gec. ongec. gec. ongec. gec. atoomlijn

473 496 480 487 482 497 521 502 515 509 48,1 47,4 47,2 47,2 47,3 50,5 49,9 49,7 50,0 50,0 294 293 281 286 288 309 308 296 302 305 47,0 46,7 46,2 45,9 46,8 49,4 49,1 48,6 48,5 49,4 47.50 47,52 47,47 47,24 47,31 483 509 47,4 50,0 288 304 46,5 49,0 47,41* 1,77 1,80 0.71 0,62 1,84 1,74 0.97 0,87 0,26** * gemiddelde waarde **relatieve standaardafwijking

Van een gedestrueerd monster is het verloop relatief ten opzichte van de eerste analyse weergegeven. Het resultaat van de eerste analyse is gesteld op 100*. De grafieken hiervan zijn weergegeven in figuur 10 tot en met 13.

(20)

16 ff« w 140-Q O '• 2 135-c 01 0 1 3 0: 125-120-j i i s : UO-j 105- 100-9 5 : go-P P / V /

/

A

/ / , • \ / o a / ' / s ' / ' / s ' f * ' / ' ' " / ^ - l / ^ * * - — ^ ^ v / w*~—^ >v / \ / \ ^ / 1 I I 1 1 I I I I I I — 1 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 uerloop t i j d (min) paladium sis interne standaard

o e -A « Z n Pd Zn/oa

Fig. 10. Zink gecorrigeerd ten opzichte van de atoomlijn van palladium

~ 140-1 Q O O r. 130-j 0) 120-110 100 90-«t / \ / \ / \ / s ,a

/ y \>

<* s y s y

A

y 6 9 10 11 12 tijd (min)

als interne standaard

a - Cu o - "O » - Cu/°d

(21)

17 i 150-1 a o o & 140-~> 130- 120- 110- 1009 0 -• f / / / * / N / / /

' ' S /

,''

.- "° /

X . /

\ ^ / 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0 1 2 3 4 5 6 7 6 9 10 11 12 t i j d in min

°ö als interne standaard

o o * . ni - Pd - ni/po

Fig. 12. Nikkel gecorrigeerd ten opzichte van de atoomlijn van palladium

Q 140-1 o o c Gl 5 130- 120- 110- 1009 0 8 0 -ja y «. ' x ' S ' / , ' x / O X / ' ^ ' o y / / •S ' /

\

^ ° '

/

N.

. / ^

\ ^ ^ ^ 1 1 1 1 1 1 1 1 • 1 I 1 1 0 1 . 2 3 4 5 6 7 u 9 10 11 12 t i j d (min) Pö ais i n t e r n e s t a n d a a r d 0 o A - Cr - Pd - Zn/Pd

(22)

18

Ook dit. dord«; element corrigeert bij de standaardoplossing good. Maar bij de gedestrueerde monsters corrigeert de I/S niet goed. Dit is te zien aan het onregeimatige verioop van de gecorrigeerde iijn in de grafieken 10 tot en met 13. Dat het bij de ioniijnen (Ni en Cr) niet

goed zou gaan, was te verwachten zoals beweerd door TEUNISSEN (1986), die had onderzocht dat een element zowel een atoom- als ionlijn moet hebben om geschikt te zijn als I/S. Maar dat beide atoomlijnen ook niet goed gecorrigeerd worden toont aan dat palladium niet geschikt is. Bovendien heeft palladium nog twee andere nadelen. Palladium is aanwezig op het laboratorium als palladiumacataat, dit lost zeer slecht, op. Het tweede nadeel is dat na het toevoegen van de I/S, in de vorm van palladiumacataatoplossing, aan het monster een zichtbare troebeling ontstaat. Wat dit is, is niet bekend. Hierdoor kunnen wel de concentraties in oplossing veranderen.

5. CONCLUSIE

Uit de resultaten van de elementen; beryllium, indium en palladium blijkt dat het principe van de interne-standaard werkt bij de stan-daardoplossingen. Dit is te zien aan de gecorrigeerde waarden die de gecallibreerde waarden veel dichten benaderen dan de ongecorrigeerde waarden.

Zodra er echter gewerkt wordt met monsteroplossingen gaan de ele-menten zich anders gedragen. Of er interakties plaats vinden tussen de elementen en de bestanddelen van de monsteroplossingen en zo ja welke,

is niet bekend.

Met de kennis van TEUNISSEN (1986) en HAMMINGA (1985), dit onder-zoek en met de ICP waarmee we nu werken, kan worden gesteld dat het principe van de interne-standaard voor de bepaling van zware metalen in grond- en compostmonsters niet geschikt is.

Zolang er geen nieuwe informatie of ontwikkelingen op dit gebied zijn heeft het geen zin met het onderzoek naar een geschikte interne-standaard verder te gaan.

(23)

19

LITKRATUUR

BOUWMANS, P.W.J.M.. 1980. Line Coincidence Tables for Inductivity Coupled Plasma Atomic Emission Spectrometry. Volume 1 and 2. Pergamon Press, Oxford.

HAMMINGA, W., 1985. Het induktief gekoppeld plasma/atomaire emissie spectrofotometer. De meting van natrium, kalium, calcium en magnesium. Nota ICW 1621, Wageningen.

1986. Persoonlijke mededeling.

TEUNISSEN, P., 1986. Het gebruik van een interne-standaard bij een

induktief gekoppeld plasma/atomaire emissie spectrofotometer. Nota ICW 1704, Wageningen.

THOMPSON, M. en J.N. WALSH, 1983. A handbook of induktief coupled plasma spectrometry. Blackie, Glasgow and London.

(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De volgende ochtend wordt u in principe voor half negen op de polikliniek verwacht voor het inleveren van de meetapparatuur en het uitlezen van de metingen. Dit zal op de dag

In een artikel in het december- nummer van het Audit Magazine zegf commissievobrzitter Jean Frijns dat de eis van een in control statement beter wordt nageleefd, maar dat

hij heeft gekeken naar de sa- menstelling van het bodemleven, naar de stikstoflevering van de grond wanneer de bemesting een jaar werd overgeslagen en naar hoe vaste mest

Furthermore this study contributed information specifically of the 13-year old adolescent sport participants‟ sport psychological and also indicates that there are

toppen wanneer de planten + 1 meter over de draad waren gegroeid; normaal toppen en de planten in april een extra onderstam geven; de planten 40 ° m langs de grond leiden en

De toename van de dichtheid van kern naar bast (en daar- door van boven naar beneden in de stam) wordt groter bij nauwer plantverband en lagere groeiklasse.. De dichtheidsafname

•Er zijn 3.000.000 soorten insecten, daarvan zijn er nu 800.000 beschreven. Slechts 50.000 zijn er giftig en de rest zouden we in principe gewoon

Extra: je kan met de robot drone ook foto’s nemen Je kan de robot drone real time bedienen door een bluetooth verbinding via de app FreeFlight