• No results found

Zilverconcentraties en wateropname bij zomerbloemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zilverconcentraties en wateropname bij zomerbloemen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefstation voor de Bloemisterij Linnaeuslaan 2a 1431 JV AALSMEER ZILVERCONCENTRATIES EN WATEROPNAME BIJ ZOMERBLOEMEN Project-proefnr. 460-2 / 457-2 Intern Verslag nr. 47

Ing. E.Ch. Kalkman april 1987

Dit intern verslag wordt u toegestuurd na storting van f 5 , - op giro 174855 ten name van Proefstation Aalsmeer onder vermelding:

Intern verslag nr. 47 'Zilverconcentraties en wateropname bij zomerbloe-men' .

(2)

INHOUD 1. Inleiding 3 2. Opzet 4 3. Resultaten 5 4. Discussie 2? 5. Conclusie 22 Literatuur 24 Bij lage

(3)

1. INLEIDING

Een groot aantal gewassen uit de groep van de zomerbloemen is ethyleenge-voelig. Wanneer deze bloemen aan ethyleen blootgesteld zijn treden schade-verschijnselen als knopval, knopverdroging, bloemval, verwelking, krimp en knijpers op (Tabel 1). Voorbehandeling met zilverthiosulfaat is in veel gevallen in staat de ethyleenschade te beperken en de houdbaarheid te ver-beteren (Woltering, 1984; Kalkman 1983, 1985).

Bij de voorbehandeling van zomerbloemen wordt dezelfde concentratie zilver-thiosulfaat gebruikt als bij anjers en lelies ( 0,2 mmol). Als tijdsduur

wordt minimaal vier uur aangehouden. De vraag is of deze behandeling tot een optimaal resultaat leidt.

In de proeven is nagegaan welke concentratie zilverthiosulfaat de bloemen minimaal nodig hebben en bij welke concentratie er schadeverschijnselen beginnen op te treden. Tevens is nagegaan hoe het verloop van de waterop-name is in verband met de minimale en maximale voorbehandelingsduur. Tabel 1. Ethyleengevoeligheid en voorbehandeling bij zomerbloemen

(Uit Woltering, 1984). Gewas Aconitum Antirrhinum Asclepias Lathyrus Matthiola Physostegia Phlox Ethyleengevoelig xxxx XXX XXX ? XXX XXXX XXXX Voorbehandeling + -+ + o -o

xxx = zeer ethyleengevoelig, duidelijke vaaslevenverkorting (50%) xxxx - zeer ethyleengevoelig, vaaslevenverkorting 100%

+ — voorbehandeling verplicht = voorbehandeling vrijwillig o — geen voorbehandeling

(4)

2. OPZET

In de proeven is gewerkt met zomerbloemen die in meer of mindere mate

ethyleengevoelig zijn en die al dan niet verplicht voorbehandeld worden, namelijk: Aconitum (monnikskap), Antirrhinum (leeuwebek), Asclepias, Lathyrus, Matthiola (violier), Physostegia en Plox (tabel 1).

De bloemen zijn geoogst bij verschillende telers in een veilingrijp stadium en droog naar het Proefstation vervoerd.

Zilverthiosulfaat (STS)

De bloemtakken zijn elk apart in een vaste hoeveelheid zilverthiosulfaatop-lossing gezet bij 20 C, 60% r.v. totdat alle vloeistof opgezogen was.

Daarna zijn ze drooggelegd bij 17 C gedurende 24 uur, gewikkeld in papier, in een doos (transportsimulatie). Na een herstelperiode van drie uur in water bij 5 C zijn de takken in de vaas gezet in de uitbloeiruimte bij

20 C, 60% r.v., 12 uur licht/donker. Elke tak stond apart in een vaasje. De concentraties zilverthiosulfaat waren als volgt:

1. 2 mmol STS 2. 1,5 mmol STS 3. 1 mmol STS 4. 0,75 mmol STS 5. 0,5 mmol STS 6. 0,375 mmol STS 7. 0,25 mmol STS 8. 0,125 mmol STS 9. 0,0625 mmol STS 10. 0 mmol STS

De takken van Aconitum, Antirrhinum (kasteelt), Phlox maculata 'Alpha' en Phlox paniculata 'Pax' stonden in 10 ml vloeistof, de takken van Phlox

paniculata 'Windsor' en 'Tenora', Asclepias, Antirrhinum (buitenteelt), Physostegia, Lathyrus en Matthiola stonden in 5 ml vloeistof.

Tijdens het vaasleven zijn de volgende waarnemingen gedaan: knoprui, bloem-rui, bladschade, bloemschade, bloemontwikkeling. De houdbaarheid is als volgt bepaald: de takken zijn afgeschreven na uitbloei van alle geopende bloemen.

Wateropname

De wateropname en het versgewicht zijn bepaald gedurende de eerste 48 uur na de oogst. Gedurende de eerste zes uur na de oogst zijn er, verspreid over de tijd vijf tot zes bepalingen gedaan, daarna is aan het begin en aan het eind van de dag een bepaling gedaan. Het bepalen van het verloop van de wateropname en het versgewicht is verricht aan bloemen die in de uitbloei-ruimte stonden bij 20 C, 60% r.v., 12 uur licht/donker. Daarnaast heeft een gedeelte van de bloemen bij 17 C, 85% r.v. in het donker gestaan.

(5)

3. RESULTATEN

In tabel 2 staat per gewas vermeld de houdbaarheid in dagen gemiddeld na voorbehandeling met verschillende concentraties zilverthiosulfaat. In tabel 3 staat vermeld in welke mate er schade optreedt bij verschillende gewassen.

Tabel 2. Houdbaarheid in dagen gemiddeld van verschillende gewassen na volledige opname van 5 of 10 ml oplossing met verschillende con-centraties zilverthiosulfaat C o n c e n t r a t i e 2 mmol 1,5 mmol 1,0 mmol 0,75 mmol 0 , 5 mmol 0,375 mmol 0 , 2 5 mmol 0,125 mmol 0,0625 mmol 0 mmol opname i n ml 6 3 •P •H G O O < 9 , 0 9 , 0 9 , 0 1 0 , 1 1 1 , 1 1 0 , 0 1 1 , 4 1 0 , 4 9 , 9 7 , 6 10 M m •H a <D H Ü W < 1 2 , 3 1 3 , 3 12,0 1 1 , 3 1 0 , 3 10,9 1 1 , 3 10,6 1 0 , 3 7 , 9 5 .-—s - p H <U 0) 4-> G <D -P •H 3 Xi 6 3 G •H XZ U u •H -P G < 7 , 8 8 , 1 8 , 6 8 , 8 9 , 0 10,8 8 , 9 1 0 , 1 1 0 , 1 10,9 5 t—s - p H <U <U -P w m ,x w e 3 G •H ,G k U •H -P G < 12,4 13,3 13,7 1 3 , 8 13,5 14,0 14,6 14,3 13,7 13,0 10 M 3 U >, x: • p m j 0 , 0 0 , 0 4 , 1 3 , 9 4 , 3 4 , 5 6 , 4 5 , 1 4 , 4 0 , 7 5 H O •H £ -P -P m s 1,0 1,0 4 , 0 5 , 5 6 , 5 6 , 3 6 , 1 6 , 1 8 , 1 6 , 5 5 (0 •iH M Q) • P W 0 M >, ,G PL, 7 , 3 7 , 0 6 , 5 11,9 12,9 15,4 1 8 , 5 15,6 13,3 9 , 9 5 •-(0 XI (X H < — m •p (0 H 3 Ü (X) e X o H x: CM 4 , 4 6 , 1 6 , 9 8 , 8 8 , 8 9 , 8 1 0 , 3 10,5 11,0 7 , 4 10 — X m PM - p (0 H 3 Ü •H G <ti ft X O H ,G Pu 10,9 12,6 1 4 , 3 1 4 , 1 14,4 14,8 1 4 , 1 15,0 14,7 9 , 6 10 _ m u o G 0) H •-rt) • p 3 Ü •H G cd PH X o H xz PH 7 , 0 9 , 4 9 , 3 9 , 1 9 , 4 9 , 9 1 0 , 4 1 0 , 1 10,0 1 0 , 3 5 u 0 m x) G •H 3= fd •P (ti 3 O •iH G td ft X o H ^ CM 9 , 0 10,9 11,4 12,0 12,4 11,0 1 2 , 4 1 1 , 5 11,5 9 , 9 5

(6)

CD e IT) G CP o in CD - P m 3: C CD CD t rfl G tt <) 1M CD • P rfl S P. 3 P> • H G O () < • p CD £ G m > ^ > P o\° b û o A; M CO « o c o • H ta: c • H o CM •r~> • H a ^ fc rd T) P CD > C/l p C • H e -p -G CJ • H * CD W' M P Cl) > P CD M C C) T ) \ • P ,c o • H H P 3 P CN r p m u M •H tu Cl) H ro P Pn CJ P CD • p m 5 bl C • H P. h m T ) P a> > c • H fci **^s T l •1—' • H P1 O o o CN O o o CD G CD ü W P CD > G CD bû P rö d) 13 > • H 0) ,C P rri rr) Jl Tl ? O re H 3 P1 • H G O ü CD R O G a) bl) p . o G CD T ) CD , G H CD CD > CD Ü < £ p 3 bO • H bO CN CD CO O 3-[> C N O

(7)

Tabel 3. Schade aan de verschillende gewassen na voorbehandeling met 5 of 10 ml oplossing met verschillende concentraties

zilverthiosulfaat. C o n c e n t r a t i e s 2 , 0 mmol 1 , 5 mmol 1 , 0 mmol 0 , 7 5 mmol 0 , 5 mmol 0 , 3 7 5 mmol 0 , 2 5 mmol 0 , 1 2 5 mmol 0 , 0 6 2 5 mmol 0 mmol g 3 +-> • H G O ü < X X X X X X X X X X X -o W (0 • H ft O) H Ü Kl < . -/**"N P> H O) Q) •P G 0) 4-1 • H 3 ,C) e 3 G • H £ £H £H • P G < X X X X X X X X X X -/—. 4-" H <U <U -P Kt A i e 3 G • H . G ?H P. • H 4-> G < X X X X X X X X X X X -Kl G ÏH • P (d J X X X X X X X X X X X -o H O •rH ,G "P •P (0 S x x x x x x x x X X X X X X X -<fl • H bO (U -P CO O K) >> ,G P H X X X X x x x x x x x x X X X X X X X X -o — (0 -G ft H < (0 -p (0 H 3 O (0 e o H ,c P H X X X X X X X -o — X (0 PH •-(0 - p <ti H 3 Ü •rH G td ft O H . G P H X X X X X X -o -(0 P. o G d) H •-rö • P (ti H 3 Ü • H G n3 ft X O H ,G PH X X X X X -u o w X ) G • H :s (0 p (0 H 3 ü • H G ft X o H . G P H X X X X X -O

xxxx — schade aan blad en bloem xxx = schade aan blad en/of bloem xx — schade aan blad of bloem

x — lichte schade aan blad of bloem = geen schade

o - bloemrui

Aconitum

Zilverthiosulfaat

Bij concentraties zilverthiosulfaat die hoger liggen dan 0,5 mmol treedt verdroging van de bloemdelen op. Bladschade in de vorm van verdrogen van delen van bladeren treedt op bij concentraties gelijk aan of hoger dan 0,375 mmol. Bloemrui treedt alleen op bij niet voorbehandelde takken. In figuur IA is de houdbaarheid weergegeven bij verschillende concentraties zilverthiosulfaat. De variatie in houdbaarheid tussen takken per concen-tratie is groot. Er is geen significant verschil in houdbaarheid gemiddeld tussen de verschillende concentraties, er is wel significant verschil tussen de niet voorbehandelde takken (alleen water) en de met 0,25 mmol STS voorbehandelde takken.

(8)

G •H 6 •M o o o CM O o o bO • m • H £1 C (1) bi) m X ) a • H TD •rH (1) , C fc (1) > H • H N C (1) e o G (1) Wl a, o c tu TJ 0) ,G H 0) £ H CD rö > m a> X) o Ti 3 O Ä C/l m •rH ,G eu T ) G eu H H •rH OH -C eu H O m < < CM SH 3 3 bi) Ü en u Cl) >

(9)

Wateropname

In figuur IB is in de tijd het verloop, de wateropname en de wateropneme

minus verdamping weergegeven. De wateropname per kg versgewicht is voor een gewas met vrij veel blad en bloemen niet erg groot. De takken zijn echter vrij zwaar, het versgewicht is gemiddeld 51,3 g. De wateropname per tak

gemiddeld is wel vrij groot. Zie ook fig. 12. Asclepias

Zilverthiosulfaat

Bij Asclepias treedt geen blad- en/of bloemschade op na voorbehandeling met hoge concentraties zilverthiosulfaat. Er treedt ook geen bloemrui op bij niet voorbehandelde bloemen.

Takken die voorbehandeld zijn met concentraties zilverthiosulfaat die gelijk of hoger zijn dan 1,0 mmol zijn significant beter houdbaar dan tak-ken die niet voorbehandeld zijn. Er is geen verschil tussen taktak-ken die

voorbehandeld zijn met concentraties zilverthiosulfaat lager dan 1,0 mmol en de niet voorbehandelde takken. Ook bij dit gewas is er een zeer grote

variatie in houdbaarheid tussen de takken binnen één behandeling. Deze variatie is niet bij alle behandelingen even groot (figuur 2A).

Wateropname

In figuur 2B is in de tijd het verloop van de wateropname en de wateropname minus verdamping weergegeven. In deze figuur is te zien dat er geen

verschil is in wateropname en wateropname minus verdamping tussen takken die in het donker of takken die in licht/donker gestaan hebben.

De wateropname per kg versgewicht is van Asclepias in vergelijking met die van Aconitum erg groot. Het versgewicht van een tak Asclepias, gemiddeld 16,7 g is echter lager, zodat de wateropname per tak in feite bijna even groot is als van Aconitum, zoals ook figuur 12 laat zien.

Antirrhinum

Zilverthiosulfaat

Er is geen verschil in reactie tussen Antirrhinum die in de kas of buiten geteeld is wat betreft gevoeligheid voor schade door zilverthiosulfaat. Wanneer de takken voorbehandeld zijn met zilverthiosulfaat-concentraties hoger of gelijk aan 0,75 mmol wordt het blad ernstig beschadigd. Er

ont-staan dan bruin/groene ingezonken vlekken. Het lijkt erop dat

kasleeuwebekken gevoeliger zijn voor een overmaat van zilverthiosulfaat dan buitenleeuwebekken. De kasleeuwebekken stonden echter in 10 ml vloeistof waardoor ze tweemaal zoveel zilver hebben opgenomen als de takken van buiten, die in 5 ml vloeistof hebben gestaan. Wat betreft houdbaarheid bestaat er wel verschil tussen de in de kas of buitengeteelde takken. De leeuwebekken uit de kasteelt waren significant beter houdbaar dan die van buiten. De variatie in houdbaarheid was bij de kasleeuwebekken geringer dan bij de buitengeteelde takken (figuur 3A en 4A).

Wateropname

De wateropname per kg versgewicht is van leeuwebekken vrij gering, ongeacht of de takken uit de kas of van buiten komen. Per tak (takgewicht is

(10)

gemid-0) e rö C Cu 0 U <V P1 rö S fi (LI CU e 03 fi CU 0 f4 CL) P> fO S '~-* +-> M 0> 0) •H fi CU -H • H 3 CO 3 • n to e e 3 C • H , 0 P. P. • H +-1 fi < m co P. fi 3 bO P .fi ü • H S CU bO CO P. 0) > p> cu .fi c rd > bO ,* ^^ bO C • H hO C • P O, e m X ) P. <D > co 3 fi • H e P. CU M C O X? -P .fi CJ • H H P. fi 3 CN rP " > P. o\° O CD ^ O P. 0) A i C O X ) ^ > P. o\° m co r* CJ> O o o CM tr-i p i i i i IP CU e cd c \ & l \ c, i bO C • H CM E X ) P. CD > \ * 1 bO \ . f M \ ' bO \ i w \ ' cu \ ' e \ '• rö \ , fi \ . a \ o \ • P. \y ' CU \ ' -P V ' rö ' i i % fi • P e X) • H -P O O O CN O O O X ) • H CU .fi u m m .Q X ) 3 « re ^ - p H Cl) CU - p fi CD P1 • p 3 ,£] e 3 fi • H .fi in P • H P> fi < < CO P fi fi hl) • H r-M fi 0) X ) cu .fi M Cl) 0) > CU o .fi CD X ) fi o rH rH • H .fi O t/1 in CD > • [ — ) • H .fi: fi CD btl m X ) c • p P Cl) > • P N C Cl) H o C CD Wl o-o G CD bO rrj X ) x) • H CD £ P rd x) fi O x: bO p CD > C O o 10

(11)

^ p H 0) 01 •H CO (Ö A i w 3 •r~> ro e e 3 G • H .G U U •rA •P C < m j -fn 3 3 M • H W 3 G • H e 0) 6 (0 C ft O (1) -P fO S G 0) <U e tO G PL, 0 U 0) P fO S m M W k eu > - p 0> ,G G (0 > S-( 3 3 CM T~\ ** > U o\° bO O X. \ bO ID ^ o C O • H M G • H o CM •r~> • H O H / 3 E fc 0) > -M , C O • H S U 0) A i G O X ) \ -H , C O • H H ^ ~ x bO X ^^ bO v—^ 01 tO G o ^ <D •P rO S G • H E TD • H p O O O CN O O O O O O b ß 6 > G 0> bO (0 X ) IS1 0) .G JH 01 tO ,JQ TT) 3 O 35 s-~\ - p H (1) (1) -P f/1 (0 X t/1 3 •r—) (0 H E 3 G • H rC IH S-I • H -P G < < J -U 3 3 bl! • H UH G CD E o C 0) hl) OH o c (1) T l 01 X, H 0) <]) > 0) O X Cl) X ) G (1) H H • H .G Ü m u Q) > • m • H -P CM CO 00 O G 0) bO (0 CP tO fO X ) 3 o X. 3-Ln CM O 1 1

(12)

m fi £ -.H e tu fc= Ol fi o< o !M (I) -P (0 •s-a eu CD H tr) fi •r~> • H fl •H , C O • H ^ 5 CD CU M bû C M O U Xf 0) - \ > -P .fi •F Ü 0) - H £ -H C P. rfl 3 > 3 bO CM a -Y -H o !H Cl) +J (T) E£ en 3 lM >> .fi •H m i j ^^ bû " fi > • H • u M C o\° • H O (X CD e ro «* X ) CJ P O 0) o > CN m fi 3 bû •H p-, C • H X I •l—i • H O O O CN O O O •m • H M fi Cl) tu: m X ) c • H T l • H CU .G M m m / j x) 3 o K m 3 ^ >! .fi +-> m i-i < U1 il fi fi bû •.H U^ fi (1) e o c 0) hi] PH O c 0) X ) CD .fi H Cl) CD > CD O r f i Cl) X ) C CD r H •rH .fi CJ W p Cl) > k CD > H • H N 12

(13)

deld 30 g) nemen de takken de helft van de hoeveelheid vloeistof op in ver-gelijking met een tak Aconitum, maar wel 4x zoveel als een tak Lathyrus. Zie fig. 12. De takken van de kasteelt nemen wel meer water op dan de tak-ken van de buitenteelt (figuur 3B en 4B). De taktak-ken van de buitenteelt waren op het moment van oogsten waarschijnlijk verzadigd met water (de ge-oogste takken waren nat van de regen). Uit figuur 3B blijkt dat de waterop-name en de verdamping bij 17 C, 85% r.v. in donker geringer zijn dan bij 20 C en 60% r.v. in licht. De wateropname minus verdamping is onder beide klimaatomstandigheden hetzelfde.

Lathyrus

Zilverthiosulfaat

Lathyrus is zeer gevoelig voor hoge concentraties zilverthiosulfaat. Bij concentraties gelijk aan of hoger dan 1,5 mmol zijn de bloemen zo sterk be-schadigd dat ze geen enkele sierwaarde meer hebben. Bij concentraties tussen 0,375 mmol en 1,0 mmol hebben de bloemen nog wel sierwaarde, hoewel ze - zeker bij hogere concentraties - toch nog vrij veel schade hadden. Deze schade uit zich in verkleuring van delen van bloemblaadjes (vlekken). De takken die niet voorbehandeld waren hadden last van bloemrui.

De houdbaarheid van takken voorbehandeld met zilverthiosulfaat met een concentratie lager dan 1,0 mmol was significant beter dan van takken die niet voorbehandeld- waren. In figuur 5A is de houdbaarheid weergegeven. In deze figuur is te zien dat de variatie in houdbaarheid tussen de takken vrij klein is.

Warmteopname

In figuur 5B is het verloop van de wateropname en de wateropname minus ver-damping weergegeven. De wateropname per kg versgewicht is van Lathyrus in vergelijking tot andere gewassen vrij groot. Het versgewicht van de takken

is echter vrij laag, gemiddeld 5 g per tak, de wateropname per tak ligt dan ook erg laag (fig. 12).

Matthiola

Zilverthiosulfaat

Violieren zijn erg gevoelig, zelfs voor lage concentraties zilverthiosul-faat. Bij lage concentraties treedt al vrij snel beschadiging van het blad op in de vorm van min of meer doorzichtige ingezonken vlekken. Bij hogere concentraties treedt niet alleen ernstige bladbeschadiging op, maar ook bloembeschadiging. De bloemen verschrompelen vrij snel en krijgen bruine randjes. Alleen een concentratie van 0,0625 mmol geeft geen schade aan bloem of blad. De houdbaarheid van de takken wordt echter ook niet

ver-lengd.

In figuur 6A is te zien dat naarmate de opgenomen hoeveelheid zilver groter wordt de houdbaarheid afneemt.

Wateropname

In figuur 6B is het verloop van de wateropname en van de wateropname minus verdamping weergegeven. De wateropname per kg versgewicht is vrij gering, geringer dan van Aconitum. Het gemiddelde gewicht van een violierentak is 16 g ten opzichte van monnikskap 19 g. De wateropname per tak ligt

beduidend lager dan van monnikskap, gezien het feit dat het gemiddelde takgewicht nagenoeg evenhoog is. Zie ook fig. 12. Bij 17 C en 85% r.v. in

(14)

to p a •H e CD e ra c OH 0 p CD p rO S G 0) CU e G Pu O P CD p s H O • H , G P P S m co P 3 P M • H r-M p .G Ü • H s 0) bO w u CU > p <D . C c > bu M \ bO G • H bu G • H f i e 13 P CD > P CD X C O X ) ^^ p ,G O • H rH P P P CM <H o > P. o\° O CD «> Ü P CD o T3 o • > P o\° Ln co ^ CJ 0 o o CM t--<H 1 1 1 bu • m • H ,JQ G (1) bO X ) G • H T ) • H CI) ,G P fl x ) P o X ni H O • P rG P1 P S < co P P P bi) • H PH G a> e o G CI) M P-Ü C cl) ,G rH eu Cl) > a; o ,G Cl) T3 G Cl) H rH • H ,G Ü m P a) > p a) > H • H N P. eu > •H • H N 00 O

m

(15)

tol a • H Ck ta m r v C) XJO M o) > m 3 G • H H <1) e m c tt o u a; +-> m s m • H W) <u 4-> m o t/i >, -a Un m r-£-1 fi 3 ta) • H ti-. O CM •r~i • H ,Q -P , C U • H S a.) in ai ,x c () X ) \ •M M ,G U) U <v > -H 0) c m > tu: x \ ta: c • H U • H H ^ y fi CM <H " > U o\° O t o too bO 0) S c a. o (D -H 5 o o o • H X) fi 0) c e d) o bO fi (t) 0) X ) bO ft c o • H Ci X) (D • H XJ 0> (U Ä ,c £H -H rO (U H3 01 A > x) tt) P o O , f i K 0> • X) (fl fi • H 0) bO i H 0) r H 4-> - H M , f i O Ü w w >> p. , c a) PH > < r-U fi fi bO S-i a; > H •rH N P. > .-H • H CO O fi 01 bû (0 X ) X I • H QJ .G U ro m X5 X) O Xi ÏM CN O CM 15

(16)

G 0> CD e co c ft o fn CU +-> rö S ü) X ft H < • P m H 3 ü m e x o H ^ CU pq co U 2 3 M •iH U-. c (I) > M A< \ M C • H ^ > U o\° bO O C • H ft e t o " O röO X ) f4 0) > w 3 R • H e CD 6 rfl C ft O £-< <D +-> co S i o CN • n • H £ 1 +-> ,c ü • H S 01 bo M u CD > -H 0) X U CU rM G 0 X ) ^^ 4-» , C Ü • H H SH S 3 CN r H C CD bO' co 13 C • H X ) • H CD r C f4 CO (0 X X ) P O VC -(0 x U CD > M • H M C CD 6 O ß CD bO ft o C 0 X ) CD , C H CD CD > CD O 0<X H < co 4-> CO H 3 O CO E X O rH X CM < 00 fn 2 3 • H PM CD X ) C CD H . H •M .a ü W PH CD > • i — i •rH XI > 16

(17)

het donker is de wateropname en de verdamping lager dan bij 20 C, 60% r.v., 12 uur licht/donker.

Physostegia

Zilverthiosulfaat

Physostegia is zeer gevoelig voor hoge concentraties zilverthiosulfaat. Er treedt niet alleen beschadiging van het blad op in de vorm van bruine

vlekken, ook de knoppen/bloemen worden beschadigd. De knoppen komen niet open en de bloemen die aan de tak zitten tijdens de voorbehandeling

verwelken snel en worden bruin. Bij lage concentraties zilverthiosulfaat treedt deze beschadiging niet op. Door een hele lage concentratie STS van 0,0625 mmol wordt bloemrui al voorkomen. De houdbaarheid wordt echter pas met een hogere concentratie van 0,125 of 0,25 mmol verlengd.

In figuur 7A is de houdbaarheid weergegeven. In deze figuur is te zien dat hoge concentraties zilver de houdbaarheid verkorten, wat voornamelijk het gevolg is van beschadiging. Verder is de variatie in houdbaarheid binnen de behandelingen erg groot.

Wateropname

In figuur 7B is het verloop van de wateropname in de tijd weergegeven evenals van de wateropname minus verdamping. De wateropname per kg

versgewicht is van Physostegia vrij klein. Het gemiddeld takgewicht (11 g), is ook erg laag zodat de opname aan water per tak ook erg laag is. Het

verloop van de wateropname van een tak Physostegia is vergelijkbaar met het verloop van de wateropname van een tak Lathyrus, zoals ook te zien is in figuur 12.

Phlox

In de proeven zijn verschillende soorten rassen Phlox getest, namelijk Phlox maculata 'Alpha', P. paniculata 'Pax', P. paniculata 'Tenora' en P. paniculata 'Windsor.

Zilverthiosulfaat

Phlox is matig gevoelig voor hoge concentraties zilverthiosulfaat. De schade die optreedt door te veel zilver is voornamelijk aan het blad te zien in de vorm van bladvlekken. Schade aan de bloemen is niet opgetreden. P. paniculata 'Tenora' had geen last van bloemrui, de andere soorten/rassen wel. Deze bloemrui wordt voorkomen door voorbehandeling met een lage con-centratie zilverthiosulfaat (0,0625 mmol).

De houdbaarheid van P. maculata 'Alpha' en P. paniculata 'Pax' werd al

significant verbeterd door een voorbehandeling met de laagste concentratie zilverthiosulfaat. Voorbehandeling van P. paniculata 'Tenora' en P. panicu-lata 'Windsor' gaf geen verbetering van de houdbaarheid. In de figuren 8A t/m IIA is de houdbaarheid weergegeven. Bij 'Windsor' en 'Tenora' was er zeer grote variatie in houdbaarheid tussen de takken van een behandeling, waardoor mogelijk een eventueel STS-effect (zie 'Windsor') niet aangetoond kon worden. Bij 'Alpha' en 'Pax' was die variatie veel kleiner.

Wateropname

In de figuren 8B t/m IIB is het verloop van de wateropname weergegeven. De wateropname per kg versgewicht verschilt van ras tot ras. 'Tenora' neemt bijvoorbeeld meer water op dan 'Windsor', terwijl P. maculata 'Alpha' nog

(18)

G CD Cl) H m G P H C) ! H ci; - p rd S X m On m - p m r H 3 o • H c m P n X c; H ,G H J CQ CD f-4 p 3 bu c m > M A i \ t a ! G • H •> > M rtP bO o G • H P, H co ^ O r O O T) U Cl) > m 3 C • H H CD h rrt C P j o !-. eu -P m s o CN •l—i • H r P " P , C O • H s 0) b « M !M Cl) > - P a) Xi SM CD A< G O T l \ -P ,G C) • H H rH 3 3 CM r H PL, C • H • H • H O O O CM O o o e G cl) W) m Tl c • H T J • H CD X U m ra ,P T ) s C) X X CT1 P-I m - p m H 3 C) • H G cil eu X O H , G P-i < O l rH 3 3 b i ) • H U , rH Cl) > M •rH N G CD H C) C Cl) bO P H O G CD T > CD X • H a; Cl) > a) o Xi CD T 3 c CD H M • M ,G Ü m u eu > •r~) •rH X) u CD > CM t o 0 0 O C CD M eu TJ •rH CD x PH cO m ,P TJ o Xi rsi 18

(19)

ß CD CD > e rö M ß A ;

ft \

O faO O) bO ß - ft m e u IX) o T3 ß fn CD O) H > 3 Ü CD -P ü 5 e <D rö M ß W ß rö " CD > O X k O 0) ^3 +-> 4-> rö CD PM £ , ß o CD 6 O ß C • H (1) M TJ ft • H O Q) - ß ß U <D rö X ) r0 0) £1 X X ) H ß CD O O) nc > a) • o - X U CD o x) c ß CD Cl) E-> H - H • H rO Xi +-> O rö to rH Sn ß CD O > • H ß T - i rö -H ft ^1 X ß O CD ^ CD > H bû rH X CU T 3 < o <H u ß 3 bO • H [in • H N 19

(20)

CU t= m G ft o u ei) -p m :s !M o w T l G • H & m +-> m H 3 O • H c m O H X o r H ,c U t M , Y \ tai G • H hl) C • H O* m T l u Cl) > t/1 3 c •rH H 0) H m G ft o u CD • p m * c cu - p o • H 1? 0) hl) t/1 r-l (1) > • P 0) r C G m > ^ 0) A< c o T J \ -p r G O • H H 3 S CM r H * • * > u o\° o CO ^ O H Q) M C O T l ** > u o\° O CD ^ O o o o CN 1 1 O CN 1 1 1 pa u 3 3 M • H CM M CU e <ti c o IM ai -p 01 M C • H a , E i (O* T J | u 0) ! , | ail e 1 rfl G 1 ftl

°

SH 1 <" , p 1 rt . 3: 1 • H b V ' T J • r ^ • H - P O O O CN O o o o o o CM O O O c • H T J • H (!) ^ in m m r Q T J 3 o cc M o t/i T ) C • H s rfl -P m H 3 Ü • H G m G (1) B O C 01 ft C) C 0) T J CD . G r H a; CL) > <D o ,G ci) T ) G o) r H r H • H r G O en u Cl) > •r~> • H ft ,ft X o r H ,G CU < r H r H CH 3 3 bl' • H C M C H ai > M H m T J • H N U CD > rH • H N 00 O CN 20

(21)

meer water opneemt. Het gemiddelde takgewicht van 'Alpha','Pax', 'Tenora' en 'Windsor' is respectievelijk 13,4 g, 26,0 g, 9,8 g en 15 g. Doordat het takgewicht van 'Windsor' bijna de helft is van het takgewicht van 'Pax' en de wateropname per kg nagenoeg gelijk is van beide rassen, neemt 'Windsor' per tak ook bijna de halve hoeveelheid water op in vergelijking met een tak van 'Pax'. Zie figuur 12.

Uit de figuren 10B en IIB blijkt dat de wateropname nauwelijks beïnvloed wordt door licht (vergelijk de 'licht/donker'-lijn met de 'donker'-lijn).

(22)

Figuur 12. Verloop van de wateropname in ml/tak bij 20 C, 60% r.v., 12 uur licht/donker van verschillende zomerbloemen

wateropname (ml)

/ •

/

/ Matthiola

• Phlox maculata 'Alpha' sclepias

Aconitum

Phlox paniculata 'Pax'

S Phlox paniculata 'Windsor'

S Antirrhinum

S Phlox paniculata 'Tenora'

Physostegia Lathyrus

10 20 30

tijd (uren) 22

(23)

4. DISCUSSIE

De hoeveelheid zilver die door de takken opgenomen moet worden om verbete-ring van de houdbaarheid te geven en/of de bloemrui te voorkomen, verschilt van gewas tot gewas. Ook de concentratie zilver waarbij schade optreedt in de vorm van blad- en/of bloemverdroging/-vlekken verschilt van gewas tot gewas.

Een violier reageert na voorbehandeling met STS vrij snel met bladbescha-diging, terwijl de houdbaarheid niet verbeterd wordt. Een Asclepias daaren-tegen kan heel goed een hoge concentratie STS verdragen zonder dat er

schade optreedt. Voor verbetering van de houdbaarheid is zelfs een vrij hoge concentratie STS noodzakelijk.

Bij het bepalen van de voorbehandelingsduur speelt niet allen de concentra-tie van het voorbehandelingsmiddel een grote rol, maar ook de wateropname-snelheid.

De wateropnamesnelheid varieert sterk van gewas tot gewas. Lathyrus neemt per tak gemiddeld erg weinig water op, Aconitum erg veel (zie figuur 12).

(Per kg versgewicht is deze verhouding precies omgekeerd, Lathyrus neemt dan erg veel water op, Aconitum erg weinig).

Ook de klimaatcondities zijn van invloed op de wateropnamesnelheid. Een lagere temperatuur gecombineerd met een hogere luchtvochtigheid zal een minder snelle wateropname tot gevolg hebben dan een hogere temperatuur gecombineerd met een lagere luchtvochigheid (figuur 6B).

Op grond van de grote verschillen tussen de gewassen in reactie op zilver-thiosulfaat en wateropnamesnelheid is het niet mogelijk de stelling te verdedigen dat zomerbloemen minimaal vier uur voorbehandeld moeten worden. Voor elk gewas uit de groep zomerbloemen zal apart bepaald moeten worden welke hoeveelheid zilver noodzakelijk is om de houdbaarheid te verbeteren en/of bloemrui tegen te gaan en welke hoeveeheid schade geeft. Aan de hand van het verloop van de wateropnamesnelheid kan dan bepaald worden hoelang het desbetreffende gewas met een standaard concentratie voorbehandeld moet worden.

5. CONCLUSIE

De hoeveelheid zilver benodigd om bloemrui tegen te gaan en de houdbaarheid te verbeteren verschilt van gewas tot gewas. Lathyrus, Physostegia en Phlox paniculata 'Windsor' hebben minimaal 0,03 mg zilver per tak nodig, Aconi-tum, Phlox maculata 'Alpha' en Phlox paniculata 'Pax' hebben tenminste 0,07 mg nodig om bloemrui tegen te gaan. Van Asclepias kon geen minimale

hoeveelheid vastgesteld worden.

Om de houdbaarheid te verbeteren moeten Lathyrus, Physostegia en Phlox paniculata 'Pax' 0,14 mg zilver opnemen, Aconitum 0,27 mg en Asclepias 0,54 mg. De houdbaarheid van Antirrhinum, Matthiola en Phlox paniculata 'Tenora' wordt niet verlengd door toediening van zilverthiosulfaat.

Ook de schadegrens van zilver ligt voor de gewassen verschillend. Matthiola krijgt al schade wanneer 0,07 mg zilver opgenomen is, Antirrhinum,

Physo-stegia en Lathyrus bij 0,27 mg, Aconitum, Phlox paniculata 'Tenora' en 'Windsor' bij 0,41 mg, Phlox maculata 'Alpha' bij 0,54 mg en Phlox panicu-lata 'Pax' bij 0,81 mg. Asclepias ondervond geen schade van hoge zilvercon-centraties .

Zie ook tabel 4.

(24)

Tabel 4. Minimale en-optimale hoeveelheid op te nemen zilver per tak en schade door teveel zilver per gewas bij 20 C, 60% r.v.

G 0) O G O ft n • H (D ,G •H 0) > o M e c • H P. > • p N e 3 •p • H G o O < 05 rd • H f i o m < •p H 0 O) +J G O) -P • H ^ ' e G • H .G u u • H p> c < - p +-> M (Tl ^-^ 6 3 c • H • H •p G < co SU , G - P (0 (0 o • H . G -P -P rti S rO • H bO 0) P1 O w rG eu . G ft -H < rd P1 rd rH 0 e X O ,G eu X rd Pu rd -P rd rH 3 O • H G (Ö ft X 0 ,G eu rd SU O C rrj P1 rd H 3 O • H C rd ft X O rH nC eu P. o T3 C • H rd P* rd •H 3 O • H C rd ft X o rH eu 2,16 1,62 1,08 0,54 0,41 0,27 0,20 — = geen waarneming

M = minimale hoeveelheid zilver 0 = optimale hoeveelheid zilver

///= schade door STS N = geen zilver gebruiken

(25)

LITERATUUR

Woltering, E.J. 1984

Het effect van ethyleen en zilverthiosulfaat op de houdbaarheid van zomer-bloemen.

Sprenger Instituut, Rapport no. 2266 Kalkman, E.Ch. 1983

Voorbehandeling verbetert kwaliteit zomerbloemen Vakblad v.d. Bloemisterij 38 (1983) 50: 26-29

Kalkman, E.Ch. 1985

Houdbaarheid zomerbloemen

(26)
(27)

Wisselende resultaten

voorbehandeling zomerbloemen

Veel zomerbloemen zijn in meerdere of mindere mate gevoelig

voor ethyleen. Monnikskap (Aconitum) en ridderspoor

(Delphi-nium) tonen deze gevoeligheid door het laten vallen van

knop-pen en bloemen, bij leeuwebek treedt bovendien

knopverdro-ging en vroegtijdige verwelking van de bloemen op terwijl

dui-zendschoon al zeer snel gekrompen bloemetjes krijgt. Ethyleen

kan in de lucht aanwezig zijn, maar wordt ook door de bloemen

zelf geproduceerd. Voorbehandeling met zilverthiosulfaat tegen

ethyleenschade levert wisselende resultaten op.

Ing. E. Ch. Kalkman

O m deze schadeverschijnselen te voor-komen, is het noodzakelijk ethyleenge-voelige zomerbloemen voor te behande-len met zilverthiosulfaat. Bij een aantal gewassen is zo' n voorbehandeling reeds door de veilingen verplicht gesteld, ter-wijl het voor andere gewassen wordt aanbevolen. De concentratie van het voorbehandelingsmiddel is dezelfde als die voor anjers en lelies.

De resultaten van een voorbehandeling met zilverthiosulfaat zijn echter nogal wisselend. Bij sommige bloemen, zoals violier, is de gebruikelijke concentratie vaak te hoog, waardoor er schade ont-staat in de vorm van vlekken op het blad. Bij andere bloemen is de werking van de voorbehandeling soms onvol-doende. Naast de concentratie van het voorbehandelingsmiddel spelen twee fac-toren een belangrijke rol bij het uiteinde-lijk te behalen resultaat: de voorbehan-delingsduur en het klimaat tijdens de voorbehandeling.

In verband met deze wisselende resulta-ten is in de zomer van 1986 op het proef-station in Aalsmeer een aantal proeven uitgevoerd met zomerbloemen. In deze proeven is de opnamesnelheid van water en/of voorbehandelingsmiddel bepaald en de werkzame en schadelijke hoeveel-heid zilverthiosulfaat.

Ethyleengevoelige gewassen

In de proeven zijn de volgende ethyleen-gevoelige bloemen opgenomen: Aconi-tum (monnikskap), Asclepias, Antirrhi-num (leeuwebek), Lathyrus, Matthiola (violier), Physostegia (scharnierbloem), Phlox maculata ' Alpa' en Phlox panicu-lata ' Pax'. Na de oogst en vervoer naar het proefstation zijn de takken elk apart in 5 of 10 ml oplossing zilverthiosulfaat gezet, die geheel door de tak moest

wor-den opgezogen. Hierdoor werd variatie in de uitkomsten ten gevolge van ver-schillen in opnamesnelheid voorkomen. De concentratie van deze oplossing ver-liep in stappen van 0 tot 2,0 mmol. De hoeveelheid zilver die de takken op deze manier opnamen varieert van 0 tot 2,16 mg.

De temperatuur en luchtvochtigheid tij-dens deze voorbehandeling waren re-spectievelijk 20°C en 60% in licht. Na-dat alle vloeistof was opgezogen hebben de takken een transportsimulatie onder-gaan van 24 uur droog in een doos, ge-wikkeld in papier, bij 17°C. Na een her-stelperiode van drie uur in water bij 5 ° C zijn de takken elk apart in een vaasje wa-ter gezet. Van een aantal andere takken van elk gewas is het verloop van de wa-teropname bepaald gedurende 48 uur na de oogst. Gedurende de eerste zes uur na de oogst is er elk uur een bepaling ge-daan. Daarna om de twaalf uur om na te gaan hoe snel het water wordt

opgeno-men in verband met de duur van de voorbehandeling. De wateropname en de uitbloei van de voorbehandelde tak-ken is bepaald in de uitbloeiruimte bij 20°C, 60% RV, twaalf uur licht (1,5

W/m2) twaalf uur donker.

Hoeveelheid zilverthiosulfaat

Tijdens het vaasleven van de voorbehan-delde bloemen zijn de volgende waarne-mingen gedaan:

• het al dan niet optreden van knoprui en bloemrui;

• het ontstaan van schade aan bladeren en/of bloemen;

• het bepalen van de houdbaarheid. Het vaasleven wordt als geëindigd be-schouwd wanneer 50% van de geopende bloemen uitgebloeid is of wanneer de bladeren en/of bloemen onaanvaardbaar beschadigd zijn.

De meeste schade doof voorbehandeling met te hoge zilverconcentraties ontstond aan de bladeren; bij violier, Lathyrus en Physostegia ook aan de bloemen. De ge-voeligheid voor grotere hoeveelheden zilver varieert van gewas tot gewas. As-clepias kan heel goed grotere hoeveelhe-den zilver verdragen zonder te worhoeveelhe-den beschadigd, terwijl violier en Physoste-gia bij geringe hoeveelheden al schade oplopen (tabel 1). Opname van 0,03 mg zilver blijkt bij Lathyrus en Physostegia de bloemval al tegen te gaan. Bij Aconi-tum en Phlox is dit verschijnsel te voor-komen door de takken 0,07 mg zilver op te laten nemen. Een kleinere hoeveelheid is in de proeven niet opgenomen, maar biedt wellicht ook nog mogelijkheden.

NIET

VOORBEHANDELD

VOORBEHANDELD

Lathyrus, links niet voorbehandeld, rechts voorbehandeld met zilverthiosulfaat

(28)

_yoorbehandelen_

Tabel 1. Schade aan de gewassen na volledige opname van 5 of 10 ml oplossing met verschillende c centraties zilverthiosulfaat e -o

Ilf

C «I «] y h.

f s l

O f N E 8 >. c a c a a x » •2 a 2,16 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. xx 1,62 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1,08 xx XX X 0,81 0,54 0,41 0,27 0,20 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 0,14 0,07 0,03 n.v.t. — n.v.t. n.v.t. 0,00 x tot XXXX 0 n.v.t.

: mate van bloem- en/of bladschade van licht tot zwaar

: geen bloem- en bladschade ^ bloemrui

: niet van toepassing (geen waarneming)

Tabel 2. Houdbaarheid in dagen gemiddeld van verschillende gewassen na volledige opname van 5 of 10

ml oplossing met verschillende concentraties zilverthiosulfaat

Of

ai S* w

f§J

O f N < c < E o e S o i a x . o x S.9-2,16 1,62 1,08 0,81 0,54 0,41 0,27 0,20 0,14 0,07 0,03 0,00 9,0 9,0 9,0 10,1 11,1 10,0 11,4 10,4 9,9 7,6 12,3 13,3 12,0 11,3 10,3 10,9 11,3 10,6 10,3 7,9 7,8 8,1 8,6 8,8 9,0 10,8 8,9 0,1 10,1 10,9 0 0 4,1 3,9 4,3 4,5 6,4 5,1 4,4 0,7 1,0 1,0 4,0 5,5 6,5 6,3 6,1 6,1 8,1 6,5 7,3 7,0 6,5 11,9 12,9 15,4 18,5 15,6 13,3 9,9 4,4 6,1 6,9 8,8 8,8 9,8 10,3 10,5 11,0 7,4 10,9 12,6 14,3 14,1 14,4 14,8 14,1 15,0 14,7 9,6

Tabel 3. Hoeveelheid zilver en

voorbehande-lingsduur noodzakelijk om bloemrui tegen te gaan en de houdbaarheid te verlengen onder proefomstandigheden 20°C, 60% rv Gewas Hoeveelheid zilver in mg Aconitum 0,27 Asclepias 0,54 Antirrhinum — Lathyrus 0,03 Matthiola — Physostegia 0,07 Phlox maculata 'Alpha' 0,07 Phlox panicula-ta 'Pax' 0,07 Voorbehande-llngsduur In uren 7 17 —* 8 — * 17 2,5 1,5 ' voorbehandelen met zilverthiosulfaat geeft geen verbetering, maar wel grote kans op schade

Voor een echte verbetering van de houd-baarheid — verlenging van het vaasleven —is in de meeste gevallen een grotere hoeveelheid zilver nodig. Voor Aconi-tum is dit 0,27 mg, voor Asclepias 0,54 mg, voor Physostegia 0,07 mg (tabel 2). Te veel zilver is, als gevolg van schade, vaak nadelig voor de houdbaarheid.

Snelheid wateropname

Van alle gewassen die in de voorbehan-delingsproeven zijn getoetst, is ook de wateropnamesnelheid bepaald. Aconi-tum neemt in een etmaal vrij veel water opneemt, Lathyrus in hetzelfde tijdsbe-stek, daarentegen, erg weinig. De water-opnamesnelheid van Phlox paniculata

'Pax' en Asclepias is vergelijkbaar met die van Aconitum, van Physostegia met Lathyrus en van Matthiola met Phlox maculata ' A l p h a ' . Dit gegeven is van groot belang voor de bepaling van de duur van de voorbehandeling.

Voorbehandelingsduur te berekenen

Met de gegevens over de snelheid van vloeistofopname en de werkzame en schadelijke hoeveelheid zilver kan wor-den berekend hoelang er met de gebrui-kelijke concentratie minimaal moet wor-den voorbehandeld en wat de optimale en maximale voorbehandelingsduur is onder de gegeven proefomstandigheden van 20°C en 60% RV. Wanneer de tem-peratuur en de luchtvochtigheid hoger of lager zijn dan in de proefomstandigheden verandert het verloop van de wateropna-me en daarwateropna-mee ook de voorbehande-lingsduur. De voorbehandelingsduur is als volgt te berekenen:

Lathyrus bij voorbeeld moet ten minste 0,03 mg zilver opnemen om de bloemrui tegen te gaan en de houdbaarheid te ver-lengen. De hoeveelheid zilver in de ge-bruiksklare oplossing is 21,6 mg/l. De hoeveelheid oplossing die een tak moet opnemen om de 0,03 mg binnen te krij-gen is 0,03 : 21,6 = 0,001391 = 1,39 ml. Onder deze proefomstandigheden blijkt dat 1,39 ml in ongeveer acht uur kan worden opgenomen. O m de houdbaar-heid van Aconitum te verlengen moet ten minste 0,27 mg zilver opgenomen wor-den. Hiertoe moet 0,27 : 21,6 = 0,01251 = 12,5 ml vloeistof worden opgenomen. De behandelingstijd blijkt ongeveer ze-ven uur te zijn. Zo kan voor elk gewas waarvan het verloop van de wateropna-me en de werkzawateropna-me en schadelijke hoe-veelheid zilver bekend is, de duur van de voorbehandeling worden bepaald. De uitkomsten hiervan staan vermeld in

ta-bel 3.

Om schadeverschijnselen bij zomerbloe-men te voorkozomerbloe-men is een voorbehande-ling met zilverthiosulfaat nodig. Bij een aantal gewassen hebben de veilingen het al verplicht gesteld. De resultaten van een dergelijke behandeling zijn nogal wisselend. Op het Proefstation in Aals-meer zijn proeven met het voorbehande-lingsmiddel genomen.

Ing. E. Ch. (Tineke) Kalkman is onderzoekster bij het Proefstation voor de Bloemisterij in Aals-meer. Telefoon: (02977)2 61 51.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Budgetsubsidie: een vorm van per boekjaar verstrekte subsidie, waarbij vooraf voor een bepaalde periode een maximum bedrag aan financiële middelen aan een organisatie

Als c onbegrensd toeneemt, naderen zowel de x -coördinaat als de y- coördinaat van A tot een limietwaarde.. Het punt A nadert daarom tot een vast punt: het limietpunt van

wachttijd in sec.. gesprekstijd

Het waterschap deelt de mening van de ZMF dat het gewenst is om integraal naar de effecten van de werkzaamheden voor de hele Oosterschelde te kijken.. Het waterschap heeft al

De projectmanager van het project Zeeweringen van de Dienst Zeeland van het Directoraat-generaal Rijkswaterstaat draagt hierbij over aan waterschap Scheldestromen de

Daar wordt in het juridisch kader (laat staan beleidskader) dat momenteel wordt geschreven echter nog geen antwoord op gegeven. Het is een zeer terecht en juridisch

Leeswijzer: Op deze pagina is een meet gedetailleerd overzicht te vinden van de indicataren, effecten en (voorgestelde) maatregelen binnen een specifieke cel van Sectie 2.

Het recht van de burger op een gezond leefmilieu en de noodzaak ecolo- gische evenwichten in stand te houden noopt de overheid kwalitatieve en kwantitatieve