• No results found

De samenhang tussen buurtkenmerken en psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De samenhang tussen buurtkenmerken en psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De samenhang tussen buurtkenmerken en psychische

gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam, P.H. Verberne (studentnummer: 5934613), Begeleiding: dr. I.B. Wissink en dr. H.E. Creemers, Amsterdam, augustus, 2013

(2)

Inhoudsopgave 1 Abstract 2 Inleiding 3 - Psychische gezondheidsproblemen 3 - Fysieke buurtkenmerken 5 - Sociale buurtkenmerken 5 - Sociale status 6 - Kindermishandeling 7 Methode 9 - Participanten 9 - Procedure 11 - Instrumentarium 11

- Vragenlijst psychische gezondheidsproblemen 11

- Fysieke en sociale tekorten in de buurt 12

- Sociale status 13 - Statistische analyse 13 Resultaten 14 Discussie 16 Literatuurlijst 22 1

(3)

Abstract

The objective of this study is to examine the relations between social and physical neighborhood characteristics and neighborhood social status on one hand and mental health of maltreated children who have been reported to Child Protection Agencies (CPA) on the other hand. Participants were 238 maltreated children between 5 and 16 years old (M = 10.15; SD = 3.0) and their parents. These children were recruited by 7 Dutch CPA's shortly after the child maltreatment report. Parents completed the Dutch translations of the Child Behavioral Checklist and the Neighborhood Characteristics Scale. Partial correlation tests and stepwise multiple regression analyses were performed and showed significant positive correlations between social and physical neighborhood characteristics and children's mental health. Results show the possible role of neighborhood characteristics in the care of maltreated children's mental health. Future research should focus on the long term effects of neighborhood characteristics on mental health of maltreated children.

Key words: neighborhood characteristics; mental health; child maltreatment

(4)

Inleiding

In deze thesis zal de relatie tussen buurtkenmerken en psychische gezondheidsproblemen bij mishandelde kinderen worden onderzocht. De buurtkenmerken zullen worden opgesplitst in drie type kenmerken, namelijk de fysieke staat van de buurt (bijvoorbeeld of de buurt schoon is en of vandalisme veel voorkomt), de sociale kant van de buurt (bijvoorbeeld of buren elkaar helpen en of er vertrouwen is in elkaar) en de sociale status van de buurt (waarbij gedacht kan worden aan het inkomen en opleidingsniveau van de mensen in de buurt). De rol die buurtkenmerken spelen in de verklaring van de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen is in Amerikaans onderzoek reeds onderzocht, maar het ontbreekt aan Nederlands onderzoek. Daarnaast is er zowel in Amerika als in Nederland nauwelijks onderzoek gedaan naar welke specifieke kenmerken van een buurt samenhangen met de psychische gezondheidsproblemen van kinderen. Met de informatie uit deze thesis wordt getracht een bijdrage te leveren aan een betere preventie van psychische gezondheidsproblemen bij mishandelde kinderen.

Psychische gezondheidsproblemen

Psychische gezondheidsproblemen komen relatief veel voor bij kinderen in de basis- en middelbare school leeftijd (Xue, Levental, Brooks-Gunn, & Earls, 2005). Psychische gezondheidsproblemen bij kinderen worden vaak gecategoriseerd in internaliserende problemen (zoals depressie, angst en somatische problemen) en externaliserende problemen (zoals agressie en antisociaal gedrag) (Achenbach, 1991). In dit onderzoek wordt gekeken

naar de totale psychische gezondheidsproblemen van een kind. De wereld

gezondheidsorganisatie (World Health Organisation, WHO) schat dat tien tot twintig procent van de kinderen één of meer psychische gezondheidsproblemen ervaart (WHO, 2001). Deze problemen gaan samen met allerlei andere problemen. Zo hebben verschillende studies een

(5)

relatie tussen de psychische gezondheidsproblemen van kinderen en schoolprestaties aangetoond (Arnold et al., 1999; McClelland, Morrisson, & Holmes, 2000; Rapport, Denney, Chung, & Hustace, 2001). Daarnaast hebben kinderen met psychische problemen meer risico op het ontwikkelen van psychopathologie in de adolescentie (Campbell, 1995). Gezien de prevalentie van psychische problemen bij kinderen, de invloed daarvan op latere gezondheidproblemen en de preventiemogelijkheden, is het van belang om de factoren die gerelateerd zijn aan deze problemen gedurende de kindertijd te onderzoeken.

In de literatuur wordt de buurt waarin een kind opgroeit in verband gebracht met de psychische gezondheidsproblemen van kinderen, onafhankelijk van individuele- en familie invloeden (Boyle & Lipman, 2002; Leventhal & Brooks-Gunn, 2000). Op basis van de literatuur is te concluderen dat het opgroeien in een buurt met veel tekorten samengaat met meer psychische gezondheidsproblemen van het kind. Welke specifieke kenmerken van een buurt deze samenhang kunnen verklaren is echter beperkt onderzocht (Xue et al., 2005). Het eerste doel van deze thesis is dan ook om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen de fysieke kenmerken van een buurt en psychische problemen bij kinderen. Bij fysieke kenmerken kan gedacht worden aan troep in de buurt en vandalisme. Het tweede doel van deze thesis is te onderzoeken of sociale kenmerken van een buurt, zoals vertrouwen en steun van de buurt, samenhangen met de psychische gezondheidsproblemen van kinderen. Het derde doel van deze thesis is te onderzoeken of er een relatie is tussen de sociale status van een buurt, op basis van inkomen en opleidingsniveau, en psychische problemen bij kinderen.

Zoals hierboven beschreven is de informatie over de relatie tussen specifieke buurtkenmerken en de psychische gezondheidsproblemen van kinderen beperkt. De beschikbare literatuur richt zich vooral op volwassenen en nauwelijks op kinderen en adolescenten. Dit is vooral het geval met betrekking tot de fysieke en sociale buurtkenmerken. Hieronder wordt per buurtkenmerk een korte samenvatting gegeven van de meest relevante en

(6)

op dit moment beschikbare literatuur. Tevens zullen theorieën worden besproken die de invloed van buurtkenmerken op psychische gezondheid van de inwoners van de buurt kunnen verklaren.

Fysieke buurtkenmerken

In de literatuur zijn aanwijzingen te vinden dat de fysieke uitstraling van een buurt verband houdt met psychische gezondheidsproblemen van de bewoners (Cohen, Spear, Scribner, Kissinger, Mason, & Wildgen, 2000; Perkins & Taylor, 1996). Hoe meer een buurt vervallen is, hoe groter de kans op psychische problemen en angst voor misdaad bij de buurtbewoners (Cohen et al., 2000). Bij een vervallen buurt kan gedacht worden aan de lage kwaliteit van de huizen, verlaten auto's, graffiti en troep op straat (Cohen et al., 2000). Volgens Cohen en collega's hebben deze factoren een grotere invloed op de psychische gezondheidsproblemen van adolescenten dan armoede, werkloosheid en laag opgeleid zijn (2000). Het 'neighborhood disorder model' gaat ervan uit dat fysieke overlast, zoals verlaten gebouwen en vervallen woningen, en sociale overlast, zoals openbaar dronkenschap en intimidatie op straat effect hebben op misdaad en angst voor misdaad. De angst voor misdaad zou vervolgens de psychische gezondheid negatief beïnvloeden (Wandersman & Nation, 1998).

Sociale buurtkenmerken

In de literatuur zijn eveneens aanwijzingen te vinden dat een lage sociale perceptie van een buurt verband houdt met meer psychische gezondheidsproblemen van de buurtbewoners (Prezza, Amici, Roberti, & Tedeschi, 2001). Sociale buurtkenmerken zijn bijvoorbeeld of buren elkaar helpen en of er vertrouwen is in elkaar. De 'collectieve werkzaamheid theorie' gaat ervan uit dat wederzijds vertrouwen en solidariteit tussen buurtbewoners gerelateerd is aan de psychische gezondheidsproblemen van de bewoners (Sampson, Raudenbush, & Earls, 5

(7)

1997). Uit onderzoek is gebleken dat relaties met buren en sociale steun door interacties met buren sterk positief gerelateerd zijn aan het subjectieve gevoel dat iemand heeft bij een buurt (Prezza et al., 2001). Steun vanuit een goed sociaal netwerk in de buurt hangt ook samen met lagere aantallen van kindermishandeling, zelfs in buurten met hoge concentratie armoede (Garbarino & Kostelny, 1992). Hoe groter het vertrouwen tussen buren, des te minder vaak komen ook overvallen, agressie en inbraken voor (Kawachi, Kennedy, & Wilkinson, 1999). Dit kan weer een positief effect hebben op de psychische gezondheidsproblemen (Putnam, 1993).

Sociale status

Daarnaast zijn in de literatuur aanwijzingen te vinden dat de sociale status van een buurt verband houdt met psychische gezondheidsproblemen. De sociale status van een buurt wordt bepaald door opleiding, inkomen en positie op de arbeidsmarkt van de buurtbewoners. Hoe lager de opleiding, inkomen en positie op de arbeidsmarkt, hoe lager de statusscore van de buurt. De mogelijkheid dat de sociale status van een buurt gerelateerd is aan de psychische gezondheidsproblemen en ontwikkeling van kinderen krijgt veel aandacht (Caspi, Taylor, Moffitt, & Plomin, 2000). In 1994 bleek uit een studie van Duncan en Brooks-Gunn dat in buurten met een hoge sociaal economische status (SES) significant minder kinderen last hebben van zowel internaliserende als externaliserende problemen dan in buurten met een lage SES. Later Amerikaans onderzoek heeft eveneens aangetoond dat opgroeien in een buurt met een lage sociale status een verhoogd risico geeft voor de ontwikkeling van psychische problemen (Butler, Kowalkowski, Jones, & Raphael, 2012; Caspi et al., 2000). Ook heeft recent grootschalig onderzoek aangetoond dat kinderen uit gezinnen met een lage sociaal economische status (SES) meer kans hebben op verschillende psychische problemen, zoals ADHD en angst- en gedragstoornissen dan kinderen uit gezinnen met een hogere SES (Butler et al., 2012; Merikangas & Brody, 2010). Dezelfde uitkomsten zijn gevonden bij

(8)

vergelijkbare studies met adolescenten, waaruit bleek dat lage SES van de ouders samenhing met een grotere kans op stemmings-, gedrags- en angststoornissen bij de adolescenten

(Merikangas & Burstein, 2010). Ander onderzoek, gericht op de relatie tussen

buurtkenmerken en psychische gezondheidsproblemen bij kinderen, heeft eveneens een

verband aangetoond tussen het SES niveau van de buurt en psychische

gezondheidsproblemen. Ook is gevonden dat hoe lager het inkomen van het gezin, hoe groter de kans op psychische problemen (Merikangas & Brody, 2010; Merikangas & Burstein, 2010). Daarnaast zou geconcentreerde armoede leiden tot sociale isolatie, wat vervolgens weer zou leiden tot psychologische problemen (Wilson, 1987). Verder zou segregatie (hier: de scheiding van mensen op basis van SES) de belangrijkste factor zijn in het creëren van achterstandswijken (Massey & Denton, 1993). Het wonen in achterstandswijken bekent vaak sociale isolatie en beperkte kansen, wat ook weer kan leiden tot psychische problemen (Aneshensel & Sucoff, 1996).

Kindermishandeling

In deze thesis zal worden onderzocht in hoeverre verschillende typen buurtkenmerken (te weten: fysieke buurtkenmerken, sociale buurtkenmerken en sociale status) gerelateerd zijn aan de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen. Onder mishandelde kinderen worden kinderen verstaan die zijn blootgesteld aan 'elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel' (Wolzak, 2009). Deze definitie is opgenomen in de Wet op de jeugdzorg. Mishandeling in de kindertijd brengt een groot risico voor het ontwikkelen van verschillende problemen in de kindertijd, adolescentie en de volwassenheid met zich mee (Jaffee, Caspi, 7

(9)

Moffitt, Polo-Tomás, & Taylor, 2007). Veel voorkomende problemen zijn depressie, angst, agressie, delinquentie, gewelddadig gedrag en problemen met leeftijdsgenoten (Cicchetti & Manly, 2001; Horwitz, Widom, McLaughlin, & White, 2001; Lansford et al., 2002; Widom & Maxfield, 2001). Bij mishandelde kinderen is het van belang om naast het bieden van de beste zorg aan de mishandelde kinderen aandacht te besteden aan de preventie van problemen bij deze kinderen (Jaffee et al., 2007). Als uit onderzoek blijkt dat de kenmerken van de buurt waarin een kind en het gezin opgroeit samenhangen met de psychische gezondheid van het mishandelde kind, dan zijn dit mogelijke factoren waarop preventieprogramma’s voor problemen bij mishandelde kinderen zich zouden kunnen richten.

Kinderen die mishandeld worden hebben vaker psychische problemen dan kinderen die niet mishandeld worden. Niet elk kind loopt echter evenveel schade op (Wolzak & ten Berge, 2008). De ernst van de gevolgen hangt onder andere af van de ernst van de mishandeling, de leeftijd waarop het begint, hoe vaak het gebeurt en hoe lang het voortduurt, het wel of niet aanwezig zijn van steun uit de omgeving en de persoonlijkheid van het kind. De gevolgen voor het kind zijn meestal groter bij ernstige vormen van kindermishandeling dan bij minder ernstige vormen. Toch blijken sommige mishandelde kinderen juist zonder al te veel problemen op te groeien (Ten Berge, 1998; McGloin & Widom, 2001). Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat groen in de buurt, het binnenmilieu van woningen, veiligheid, geluid van verkeer, luchtverontreiniging, sociale cohesie en sociale steun aangrijpingspunten zijn voor het terugdringen van psychische problemen van kinderen.

Aangezien mishandelde kinderen een groter risico lopen op het ontwikkelen van psychische problemen is het bij deze groep extra van belang om buurtkenmerken die gerelateerd zijn aan de psychische gezondheidsproblemen te onderzoeken. Wanneer deze buurtkenmerken beïnvloed zouden worden, zou de psychische gezondheid van mishandelde

(10)

kinderen wellicht verbeterd kunnen worden. Inzicht in welke kenmerken van de buurt gerelateerd zijn aan de psychische gezondheidsproblemen is cruciaal om de psychische gezondheidsproblemen te kunnen verbeteren (Savelkoul, Schuit, & Storm, 2010).

Mishandelde kinderen groeien vaker dan niet mishandelde kinderen op in ‘multi- problem’ gezinnen, waarin sprake is van armoede, blootstelling aan geweld tussen ouders, psychopathologie bij ouders, criminaliteit en drugs en alcohol problemen (Jaffee et al., 2007). Daarnaast wonen multi-problem gezinnen vaker in buurten met een lage sociale status, waarin het risico op psychische problemen groter is dan in buurten met een hoge sociale status (Butler et al., 2012; Edleson, 1999; Jaffee, 2005). Verwacht wordt dat de verbanden tussen buurtkenmerken en psychische gezondheidsproblemen bij mishandelde kinderen sterk zijn. Voortvloeiend uit bovenstaande zullen de volgende drie onderzoeksvragen worden onderzocht. 1. In hoeverre zijn de fysieke buurtkenmerken gerelateerd aan de psychische

gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen? 2. In hoeverre zijn de sociale buurtkenmerken gerelateerd aan de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen? 3. In hoeverre is de sociale status van een buurt gerelateerd aan de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen? Uit de literatuur komt naar voren dat

kinderen meer kans lopen om psychische problemen te ontwikkelen wanneer ze op jonge leeftijd mishandeld worden. Ook blijkt uit de literatuur dat hoe lager het inkomen van het gezin is, hoe groter de kans op psychische problemen is. De variabelen leeftijd en inkomen zullen daarom in de analyses meegenomen worden als controlevariabelen.

Methode

Participanten

Deze studie maakt onderdeel uit van een grootschalig onderzoek van het Trimbos Instituut naar de psychische gezondheid en kwaliteit van leven van mishandelde kinderen na

(11)

melding bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Voor deze thesis zijn de data gebruikt van de eerste meting van het onderzoek dat in september 2010 is gestart. Het Trimbos Instituut is een kennisinstituut dat onderzoek doet naar geestelijke gezondheid, mentale veerkracht en verslaving.

De onderzoeksgroep bestaat uit ouder-kind paren die zijn gemeld bij het AMK. Hierbij gaat het om kinderen van 5 tot en met 17 jaar en hun meest verzorgende ouder. Ouders en kinderen met onvoldoende verbale en cognitieve capaciteiten voor het voeren van een mondeling interview zijn uitgesloten van het onderzoek. Kinderen die bij het AMK gemeld zijn voor de volgende typen kindermishandeling zijn meegenomen in het onderzoek: lichamelijke en emotionele mishandeling, seksueel misbruik en lichamelijke en emotionele verwaarlozing. Lichamelijke mishandeling is het toebrengen van verwondingen (zoals kneuzingen, blauwe plekken en brandwonden) door onder andere slaan, schoppen of vergiftiging. Emotionele mishandeling is het stelselmatig vernederen, kleineren of bedreigen van het kind. Onder seksueel misbruik wordt elke seksuele handeling bij of met het kind, die niet passen bij de leeftijd of ontwikkeling, verstaan. Lichamelijke verwaarlozing betekent dat het kind is onthouden aan wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals goede voeding, kleding en voldoende slaap. Emotionele verwaarlozing, tot slot, betekent dat het kind wordt onthouden aan wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals aandacht, veiligheid en genegenheid (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling). Er hebben 7 AMK’s deelgenomen aan het onderzoek, te weten AMK- Rotterdam, Haaglanden, Utrecht, Amsterdam, West Brabant (Breda en Tilburg), Zuid-Holland en Gelderland.

De groep kinderen (N = 238) bestond uit 126 jongens en 112 meisjes. De gemiddelde leeftijd van de kinderen was 10.15 jaar (SD = 3.09). Van de kinderen had 35% een niet-westerse culturele achtergrond, de grootste groepen waren Marokkaans (7.6%) en Surinaams

(12)

(7.6%). De groep ouders (N = 238) bestond uit 42 mannen en 196 vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de ouders was 38.06 jaar (SD = 7.83). Een percentage van 18.1% van de ouders had een hoger beroeps- of wetenschappelijk onderwijs opleiding, een kwart van de ouders (25.2%) had een middelbare beroeps opleiding (MBO) en 45.4% had een opleiding lager dan het MBO of geen opleiding (6%). Het gemiddelde aantal kinderen per gezin was 2.83 (SD = 1.63). Bijna de helft van de kinderen woonde in een eenoudergezin (49.2%). Daarnaast woonde 31.1% van de kinderen bij beide biologische ouders en 15.5% in een stiefgezin. In totaal had 36.9% van de gezinnen een netto maandinkomen tussen de 900 en 1300 euro en 28.3% een netto maandinkomen van meer dan 1300 euro. Van de gezinnen had 15.1% een netto maandinkomen van minder dan 900 euro.

Procedure

Nadat een gezin bij het AMK gemeld werd en voldeed aan de inclusiecriteria werd binnen drie maanden per telefoon contact opgenomen door een medewerker van het AMK. Over de telefoon werd algemene informatie gegeven over het onderzoek. Vervolgens werd één ouder en één kind per gezin uitgenodigd te participeren in het onderzoek. Wanneer een gezin besloot deel te nemen werd een afspraak gemaakt met een onderzoeker van het onderzoeksteam om samen de vragenlijst in te vullen. Deze afspraak werd meestal gemaakt bij het gezin thuis. Ter beloning voor het invullen van de vragenlijst ontving de ouder een cadeaubon van tien euro en het kind een bij de leeftijd passend spel.

Instrumentarium

Psychische gezondheidsproblemen

De mate van psychische gezondheidsproblemen van het kind is gemeten met de Nederlandse vertaling van de Child Behavior Checklist (CBCL; Verhulst, Ende, & Koot, 1996). De CBCL is een vragenlijst voor ouders met vragen over vaardigheden en emotionele 11

(13)

en gedragsproblemen van het kind of de jongere. De CBCL bestaat uit 20 open vragen die informatie geven over sociale contacten en schoolwerk, 118 multiple choice vragen over emotionele en gedragsproblemen en 2 vragen over overige problemen. De vragen over gedrag vormen samen de brede-bandsyndromen ‘internaliserende problematiek en ‘externaliserende problematiek’. Alle probleemschalen samen vormen de schaal ‘totale problemen’. Internaliserende problematiek bestaat uit teruggetrokken en depressief gedrag, lichamelijke klachten en angstig en depressief gedrag. Externaliserende problematiek bestaat uit normafwijkend gedrag en agressief gedrag. Ouders scoren elk item op een 3-punts schaal (0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 = duidelijk of vaak). Een hogere score betekent meer probleemgedrag. De vragenlijst moest worden ingevuld met betrekking tot het gedrag van het kind gedurende de afgelopen zes maanden. De CBCL is voldoende tot goed valide en de test-hertest betrouwbaarheid is goed (Verhulst et al., 1996). De interne consistentie is door de COTAN beoordeeld als goed. De gemiddelde Cronbach’s alfa van de CBCL is .94 voor Totale problemen en .87 voor Internaliserend en Externaliserend probleemgedrag (Achenbach et al., 2008). In huidig onderzoek is gekeken naar de CBCL Totale problemen. De Cronbach’s alfa van de CBCL Totale problemen in huidig onderzoek was .88.

Fysieke en sociale tekorten in de buurt

De buurtkenmerken werden vastgesteld door de ouder de Nederlandse versie van de Neighborhood Disorder Scale (NDS) voor te leggen (Ross & Mirowsky, 1999). Deze vragenlijst bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevraagt de fysieke staat van de buurt (13 items, bijvoorbeeld of de buurt schoon is, of vandalisme veel voorkomt), het tweede deel gaat in op de sociale kant van de buurt (5 items, bijvoorbeeld of buren elkaar helpen, of ze elkaar vertrouwen). Ouders scoren elk item op een 5-punts schaal (1 = helemaal eens; 5 = helemaal oneens). Hoe hoger de score, hoe meer fysieke en sociale tekorten in de buurt. De Cronbach’s

(14)

alfa van de NDS was in eerder onderzoek .92 (Ross & Mirowsky, 1999). De Cronbach’s alfa van de NDS in huidig onderzoek was .85.

Sociale status

Daarnaast is de sociale status van de buurt bepaald aan de hand van de viercijferige postcode. De postcodes van de respondenten zijn gekoppeld aan de sociale status, welke per postcode beschikbaar is. De sociale status van de buurt is uitgedrukt in een statusscore. Statusscores zijn scores die het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) berekent en die aangeven hoe de sociale status van een buurt is, in vergelijking met andere buurten in Nederland (Knol, Boelhouwer, & Veldheer, 2012). De statusscore van een buurt is afgeleid van een aantal kenmerken, namelijk het gemiddelde inkomen in een buurt, percentage mensen met een laag inkomen, percentage laag opgeleiden en percentage mensen dat niet werkt. Hoe hoger de statusscore, hoe hoger de sociale status van de buurt.

Statistische analyse

De statistische analyses zijn uitgevoerd in SPSS. Allereerst is onderzocht of er verbanden bestaan tussen alle onderzoeksvariabelen, aan de hand van de partiële correlatie test. Hierbij is gecontroleerd voor leeftijd en inkomen. Daarnaast is met een stepwise multiple regressie analyse onderzocht of er bij mishandelde kinderen significante verbanden bestaan tussen 1) de mate van fysieke tekorten in de buurt, 2) de mate van sociale tekorten in de buurt en 3) de sociale status van de buurt aan de ene kant en psychische gezondheidsproblemen van het mishandelde kind aan de andere kant. Hierbij is gecontroleerd voor de variabelen leeftijd en inkomen. De controle variabelen zijn opgenomen op stap 1 en de buurt variabelen op stap 2.

(15)

Resultaten

In tabel 1 worden allereerst de gemiddelden en standaarddeviaties op de onderzoeksvariabelen van de huidige steekproef weergegeven. Vervolgens is in dit onderzoek de samenhang tussen fysieke tekorten in de buurt, sociale tekorten in de buurt en de sociale status van de buurt aan de ene kant en de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen aan de andere kant onderzocht.

Tabel 1. Gemiddelden en standaarddeviaties op de onderzoeksvariabelen.

Variabelen N M SD Fysieke tekorten 236 25.58 10.78 Sociale tekorten 235 11.21 4.73 Sociale status 236 -.43 1.53 Psychische gezondheidsproblemen 235 33.20 22.58

Om te onderzoeken of er enkelvoudige verbanden bestaan tussen de onafhankelijke variabelen onderling en tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele is een partiële correlatie test uitgevoerd, met inkomen en leeftijd als controle variabelen. De resultaten laten allereerst zien dat de variabelen sociale status en fysieke tekorten in de buurt significant negatief met elkaar correleren (r = -.302, p < .01). Dit betekent dat wanneer de buurt een hogere sociale status heeft, er minder fysieke tekorten in de buurt worden gerapporteerd. Een significant positief verband is ook gevonden tussen fysieke- en sociale tekorten in de buurt (r = .498, p < .01). Dit betekent dat wanneer er meer fysieke tekorten in de buurt worden gerapporteerd, de sociale tekorten in de buurt ook toenemen.

Met betrekking tot de eerste onderzoeksvraag laten de resultaten een significante positieve correlatie zien tussen de fysieke tekorten in de buurt en de psychische

(16)

gezondheidsproblemen bij mishandelde kinderen (r = .136, p <.05). Dit betekent dat wanneer er meer fysieke tekorten in de buurt worden gerapporteerd er meer psychische gezondheidsproblemen bestaan bij de mishandelde kinderen.

Met betrekking tot de tweede onderzoeksvraag laten de resultaten een significante positieve correlatie zien tussen de sociale tekorten in de buurt en de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen (r = .140, p <.05). Dit betekent dat wanneer er meer sociale tekorten in de buurt worden gerapporteerd er meer psychische gezondheidsproblemen bestaan bij de mishandelde kinderen.

Met betrekking tot de derde onderzoeksvraag laten de resultaten geen significante correlatie zien tussen de sociale status van de buurt en de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen. Zie tabel 2 voor de correlaties tussen alle onderzoeksvariabelen.

Tabel 2. Partiële correlaties tussen de onderzoeksvariabelen, gecontroleerd voor inkomen en de leeftijd van het kind.

SS FB SB PGP

Statusscore (SS) -

Fysieke tekorten in de buurt (FB) -.302** -

Sociale tekorten in de buurt (SB) -.081 .498** -

Psych. gezondheidsproblemen (PGP) -.005 .136* .140* - *Correlatie is significant bij .05 significantieniveau (2-zijdig).

**Correlatie is significant bij .01 significantieniveau (2-zijdig).

Om verder te onderzoeken of de verschillende typen buurtkenmerken gerelateerd zijn aan de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen is een multipele regressie analyse uitgevoerd, met leeftijd en inkomen als controlevariabelen. De multipele regressie analyse toetst of de drie buurtkenmerken samen gerelateerd zijn aan de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen (meervoudig), tegenover de partiële correlaties die per buurtkenmerk de relatie met de psychische gezondheidsproblemen van

(17)

mishandelde kinderen toetsen (enkelvoudig). Er is geen significant verband gevonden tussen de drie typen buurtkenmerken en de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen, F(3, 213) = 1.92, p > .05. De regressie coëfficiënten waren eveneens zeer zwak tot matig, met fysieke tekorten, b* = .24, t = 1.35, p > .05, sociale tekorten, b* = .40, t = 1.05, p > .05 en sociale status, b* = .57, t = .53, p > .05. Dit betekent dat de fysieke en sociale tekorten in de buurt en de sociale status samen niet gerelateerd zijn aan de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen.

Discussie

In deze thesis is de samenhang tussen fysieke tekorten in de buurt, sociale tekorten in de buurt en de sociale status van de buurt aan de ene kant en de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen aan de andere kant onderzocht. Met behulp van de partiële correlatie test en een multipele regressie analyse, waarbij gecontroleerd werd voor leeftijd en inkomen, zijn in deze thesis deze samenhangen tussen de drie typen buurtkenmerken en de psychische gezondheid onderzocht. Dit is gedaan aan de hand van vragenlijsten die ouders over hun kind en buurt hebben ingevuld.

De resultaten van huidig onderzoek tonen aan dat de sociale status van een buurt

waarin mishandelde kinderen wonen niet samenhangt met de psychische

gezondheidsproblemen van de mishandelde kinderen. De sociale status van een buurt is vastgesteld op basis van het gemiddelde inkomen in een buurt, percentage mensen met een laag inkomen, percentage laag opgeleiden en percentage mensen dat niet werkt. Fysieke buurtkenmerken en sociale buurtkenmerken bleken wel gerelateerd te zijn aan de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen. Hoe hoger de fysieke tekorten in de buurt (veel troep op de grond, veel vandalisme, veel vervallen gebouwen), hoe meer psychische gezondheidsproblemen bij mishandelde kinderen werden gerapporteerd. Ook werd er een significante correlatie gevonden tussen de sociale tekorten in de buurt en de psychische 16

(18)

gezondheidsproblemen bij mishandelde kinderen. Hoe hoger de sociale tekorten in de buurt (buren helpen elkaar nauwelijks, vertrouwen en steunen elkaar niet), hoe meer psychische gezondheidsproblemen bij mishandelde kinderen werden gerapporteerd.

Een mogelijke verklaring voor het vinden van significante verbanden tussen fysieke en sociale tekorten in de buurt en psychische gezondheidsproblemen enerzijds en het uitblijven van een significant verband tussen de sociale status van een buurt en de psychische gezondheid anderzijds kan gevonden worden in het zogenaamde probleem van de ‘common method bias’. Common method bias is de mogelijkheid dat de verbanden toe te schrijven zijn aan de meetmethode en niet aan het construct dat de resultaten zou moeten meten (Bagozzi & Yi, 1990; Podsakoff, MacKenzie, & Lee, 2003). In dit onderzoek zijn de fysieke en sociale tekorten van de buurt namelijk beide ouder rapportages, evenals de psychische gezondheidsproblemen van het mishandelde kind. De sociale status van een buurt is echter een objectieve maat en afgeleid van objectieve gegevens. In toekomstig onderzoek zouden objectieve maten voor fysieke en sociale tekorten van de buurt gebruikt kunnen worden om deze bias te ondervangen. In voorgaand onderzoek waarbij gebruikt werd gemaakt van objectieve maten voor fysieke en sociale tekorten van de buurt werden overigens ook significante resultaten gevonden (Lenthe et al., 2006). Echter dient hierbij opgemerkt te worden dit onderzoek gericht was op de psychische gezondheidsproblemen van volwassenen. Vervolgens dient benadrukt te worden dat bovenstaande verbanden niet naar voren kwamen in de resultaten van de stepwise multipele regressie analyse, waardoor de conclusies met grote voorzichtigheid getrokken moeten worden. Extra onderzoek is nodig om eenduidige conclusies te kunnen trekken.

In huidig onderzoek is er tevens een positieve correlatie gevonden tussen fysieke en sociale buurtkenmerken. Dit betekent dat wanneer de fysieke tekorten in de buurt toenemen de sociale tekorten in de buurt ook toenemen. Hoewel deze correlatie met grote

(19)

voorzichtigheid moet worden geïnterpreteerd, kan deze bevinding mogelijke implicaties hebben voor preventie en interventie waardoor het van belang is hier verder op in te gaan. Volgens Ross en Mirowsky (1999) is een duidelijk onderscheid tussen fysieke en sociale buurtkenmerken lastig en gaat het om sterk samenhangende verschijnselen. Tekenen van fysieke en sociale tekorten in de buurt worden vaak geïnterpreteerd als een bedreiging voor de buurt en die interpretatie versterkt het wantrouwen jegens anderen in de buurt en de veronderstelling dat informele sociale controle ontbreekt (Kleinhans, 2005; Kruger et al., 2007; Lelieveldt, 2004; Ross & Mirowsky, 1999). Vooral zwerfvuil en afval op straat worden vaak opgevat als een signaal dat de buurt anderen weinig kan schelen. Dit kan leiden tot de interpretatie dat men er alleen voor staat en niet op anderen kan rekenen. Zwerfvuil en afval lijken dus indirect invloed te hebben op het vertrouwen dat mensen hebben in sociale controle die door anderen wordt uitgeoefend en beïnvloedt de bereidheid om zelf sociale controle uit te oefenen (Blokland, 2008; Keizer et al., 2008). Daarnaast gaat het wonen in een buurt met veel fysieke tekorten vaak samen met het wonen in flats. In veel flats is sprake van anonieme publieke ruimten zoals trappenhuizen, portieken en liften. Deze ruimten zijn vaak onoverzichtelijk, waardoor er sprake is van minder sociale controle (Gemerden & Staats, 2006).

De enige manier om deze fysieke en sociale tekorten in de buurt te verbeteren en hiermee mogelijk ook de psychische gezondheidsproblemen ligt in de collectieve zelfredzaamheid, oftewel de samenhang tussen bewoners in combinatie met de bereidheid van de bewoners om zich in te zetten voor het collectieve belang (Samspon et al., 1997; Ross et al., 2001). De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de rol die collectieve zelfredzaamheid speelt in het tegengaan van fysieke tekorten in de buurt (Sommerville et al., 2009). In het kader van fysieke tekorten in de buurt zijn zelfredzame mensen in staat, of overtuigd in staat te zijn, om om te gaan met problemen in de buurt door iets te doen aan de

(20)

oorzaak van de problemen (Sampson et al., 1997). Snel ingrijpen moet in eerste instantie gericht worden op herstel van fysieke achterstanden door de bevoegde autoriteiten en pas daarna kan succesvol een beroep worden gedaan op de bewoners zelf (Blokland, 2008; Engbersen et al., 2004; Hurenkamp et al., 2006). Heel concreet betekent dat: vaker de straat vegen, plaatsen van ondergrondse vuilcontainers, direct repareren van kapotte straatverlichtingen en speeltoestellen en stipt onderhoud van plantsoenen. Wijkagenten en andere professionals moeten meer dan voorheen hun gezicht laten zien en niet bang zijn om normstellend op te treden bij vervuiling, overlast en vernielingen (Van der Lans, 2009). Daarna pas kan met tastbare, concrete gezamenlijke bewonersactiviteiten getracht worden de sociale controle op een informele manier tot stand te laten komen. Hierbij kan gedacht worden aan georganiseerde activiteiten, zoals bijvoorbeeld straatspeeldagen, plantjesmarkten, inrichting van speelplekken en lampionoptochten (Kleinhans & Bolt, 2010).

Huidig onderzoek kent naast het al genoemde probleem van ‘common method bias’ nog enkele andere beperkingen die hieronder besproken worden. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat psychische gezondheidsproblemen pas op de lange termijn tot uiting komen. Mogelijk zijn er op de lange termijn wel meer significante verbanden (naast de hier gevonden enkelvoudige verbanden) tussen buurtkenmerken en de psychische gezondheidsproblemen van de kinderen die er wonen (Springer, Sheridan, Kuo, & Carnes, 2007; Kaplow & Widom, 2007). Vervolg onderzoek zou zich dan ook moeten richten op de lange termijn effecten van buurtkenmerken op de psychische gezondheid van mishandelde kinderen. Ook is er binnen de groep mishandelde kinderen mogelijk te weinig variatie in buurtkenmerken, waardoor er binnen deze selectieve groep geen samenhang is tussen buurtkenmerken en de psychische gezondheid. Een andere beperking van dit onderzoek is dat door de wervingsmethode sprake is geweest van een selectieve steekproef. Participanten werden telefonisch geworven, waardoor mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen niet geïnformeerd konden

(21)

worden over het onderzoek. Bovendien is het nog maar de vraag of kinderen die gemeld worden bij het AMK een goede afspiegeling zijn van alle mishandelde kinderen in Nederland. Tot op heden zijn er in Nederland geen eenduidige cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling en vermoeden veel onderzoekers dat slechts het topje van de ijsberg zichtbaar is (Lamers-Winkelman, Slot, Bijl, & Vijlbrief, 2007; Alink et al., 2012). Tenslotte is in dit onderzoek gebruik gemaakt van cross-sectionele gegevens, waardoor niet met zekerheid kan worden gesteld of buurtkenmerken leiden tot psychische gezondheid (Stams, Asscher, & Hoeve, 2011).

Desalniettemin blijkt uit verschillende beschreven onderzoeken dat tekorten in de buurt risicofactoren kunnen zijn voor het ontwikkelen van psychische gezondheidsproblemen. Echter, er worden in huidig onderzoek geen significante resultaten gevonden wanneer gekeken wordt naar de drie buurtkenmerken samen en de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de kans op psychische gezondheidsproblemen in de aanwezigheid van slechts één risicofactor (buurtkenmerken) doorgaans niet of nauwelijks hoger is dan bij het totaal ontbreken van deze risicofactor (Appleyard, Engeland, Dulmen, & Sroufe, 2005; Asscher & Paulussen-Hoogenboom, 2005; Sameroff & Fiese, 2000). Extra onderzoek is dus nodig, waarbij de relatie tussen buurtkenmerken en andere risicofactoren en psychische gezondheidsproblemen wordt onderzocht. Hiervoor zouden bij ouders vragenlijsten afgenomen kunnen worden die risicofactoren meten welke samen met buurtkenmerken van invloed kunnen zijn op psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen. Uit de literatuur blijkt dat alcohol en drugsgebruik van ouders (Berger, Ten Berge, & Geurts, 2004; Connell, Bergeron, Katz, Saunders, & Tebes, 2007), zelfvertrouwen van ouders (Stith et al., 2011), ouderlijke stress (MacKenzie, Nicklas, Brooks-Gunn, & Waldfogel, 2011; Ronan, Canoy, & Burke, 2009) en meegemaakte gebeurtenissen (Berger et al., 2004; Ronan et al., 2009) naast

(22)

buurtkenmerken van invloed zijn op psychische gezondheidsproblemen van kinderen. Deze risicofactoren zouden dus meegenomen kunnen worden in vragenlijsten van vervolg onderzoek.

Deze thesis wordt afgesloten met de bespreking van een mogelijke interventie om de psychische gezondheidsproblemen van mishandelde kinderen te verbeteren, op basis van de (enkelvoudige) resultaten van dit onderzoek. Allereerst moeten de fysieke tekorten in de buurt aangepakt worden. Hierbij moeten gemeentes hun verantwoordelijkheid nemen door buurten op te knappen. Concreet betekent dit het verbeteren van woningen, schoonhouden van de straat en onderhoud van straatverlichting, pleinen en plantsoenen. Vervolgens kunnen de sociale tekorten aangepakt worden. Een succesvolle sociale interventie die hiervoor ingezet kan worden is Thuis Op Straat (TOS; Boonstra, Mak, & van Wonderen). TOS combineert het netwerk van ouders, gezinnen, scholen, kinderopvanginstellingen, buurten, clubs en verenigingen, door te werken met pleincoaches, wiens werkzaamheden uitgevoerd worden op en rond buurtpleinen. Deze pleincoaches signaleren kinderen die dreigen te ontsporen en melden ze bij het buurtnetwerk overleg, waar vertegenwoordigers van basisscholen, politie, gemeente, GGD en jongerenwerk samenkomen. TOS is succesvol in het verleiden van volwassenen om in plaats van helemaal niets, iets te gaan doen in de buurt. Ouders zetten zich in bij het organiseren van evenementen en uitvoeren van activiteiten en houden toezicht tijdens de activiteiten. Hierdoor neemt het wantrouwen van ouders over het gedrag van andere buurtbewoners in de buurt af (Blokland, 2008). Door het afnemen van wantrouwen gaan ouders en kinderen meer gebruik maken van openbare ruimte in de buurt. Korte ontmoetingen dragen verder bij aan sociaal vertrouwen, sociale samenhang en leefbaarheid in de buurt, wat mogelijk een positieve invloed op de psychische gezondheid van de buurtbewoners heeft (Blokland, 2008; Putnam, 2000).

(23)

Literatuurlijst

Achenbach, T.M. (1991). Manual for the Child Behavior Checklist/4-18. Burlington: Department of Psychiatry, University of Vermont.

Achenbach, T.M., Becher, A., Döpfner, M., Heiervang, E., Roessner, V., Steinhausen, H., & Rothenberger, A. (2008). Multicultural assessment of child and adolescent psychopathology with ASEBA and SDQ instruments: research findings, applications, and future directions. Child Psychology and Psychiatry, 49, 251-275.

Alink, L., Ijzendoorn van, R., Bakermans-Kranenburg, M., Pannebakker, F., Vogels, T., & Euser, S. (2012). Kindermishandeling in Nederland Anno 2010. De tweede Nationale

Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2010). Ministerie

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aneshensel, C.S., & Sucoff, C.A. (1996). The neighborhood context of adolescent mental health. Journal of Health and Social Behavior, 37, 293-310.

Appleyard, K., Engeland, B., Dulmen, M.V., & Sroufe, A. (2005). When more is not better: the role of cumulative risk in child behavior outcomes. Journal of Child Psychology

and Psychiatry, 46, 235-245.

Arnold, D.H., Ortiz, C., Curry, J.C., Stowe, R.M., Goldstein, N.E., Fisher, P.H., Zeljo, A., & Yershova, K. (1999). Promoting academic success and preventing disruptive behavior disorders through community partnership. Journal of Community Psychology, 5, 589-598.

Asscher, J., & Paulussen-Hoogenboom, M. (2005). De invloed van protectieve en risicofactoren op de ontwikkeling en opvoeding van jonge kinderen. Kind en

Adolescent, 26, 45-55.

Bagozzi, R.P., & Yi, Y. (1990). Assessing method variance in multitriat-multimethod

matrices: The case of self-reported affect and perceptions at work. Journal of Applied

Psychology, 75, 547-560.

Berge, I. ten (1998). Besluitvorming in de kinderbescherming: De ontwikkeling van evaluatie

van een checklist voor de beoordeling van meldingen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Dissertatie Universiteit Utrecht. Delft: Eburon.

Berger, M., ten Berge, I., & Geurts, E. (2004). Samenhangende hulp: interventies voor

mishandelde kinderen en hun ouders. Utrecht: NIZW Jeugd.

Blokland, T. (2008). Oog voor elkaar. Veiligheidsbeleving en sociale controle in de grote

stad. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Boonstra, N., Mak, J., & van Wonderen, R. (2009). Respect op het plein. Werken aan

gedragsverandering in de buurt. Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut.

Boyle, M.H., & Lipman, E.L. (2002). Do places matter? Socioeconomic disadvantage and behavior problems of children in Canada. Journal of Consult Clinical Psychology, 70, 378-389.

(24)

Butler, A.M., Kowalkowski, M., Jones, H.A., & Raphael, J.L. (2012). The Relationship of Reported Neighborhood Conditions With Child Mental Health. Department of

Pediatrics, 12, 523-531.

Campbell, S.B. (1995). Behavior problems in preschool children: a review of recent research.

Journal of Child Psychology and Psychiatry, 36, 113-149.

Caspi, A., Taylor, A., Moffitt, T.E., & Plomin, R. (2000). Neighborhood deprivation affects children's mental health: Environmental risks identified in a genetic design.

Psychological Science, 11, 338-342.

Cicchetti, D., &Manly, J. T. (2001). Operationalizing child maltreatment: Developmental processes and outcomes. Development and Psychopathology, 13, 755-757.

Cohen, D., Spear, S., Scribner, R., Kissinger, P., Mason, K., & Wildgen, J. (2000). Broken Windows and the risk of Gonorrhea. American Journal of Public Health, 90, 230-236. Connell, C.M., Bergeron, N., Katz, K.H., Saunders, L., & Tebes, J.K. (2007). Re-referral to

child protective services: The influence of child, family, and case characteristics on risk status. Child Abuse & Neglect, 31, 573-588.

Duncan, G.J., Brooks-Gunn, J., & Klebanov, P.K. (1994). Economic deprivation and early childhood development. Child Development, 65, 296-318.

Edleson, J. L. (1999). The overlap between child maltreatment and woman battering.

Violence Against Women, 5, 134– 154.

Engbersen, G., Snel, E., & Weltevrede, A. (2004). Sociale herovering in Amsterdam en

Rotterdam. Een verhaal over twee wijken. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Garbarino, J., & Kostelny, K. (1992). Child maltreatment as a community problem. Child

Abuse and Neglect, 16, 455–464.

Gemerden, E., & Straat, H. (2006). Ontwerp en sociale veiligheid. Leiden: Leiden University Press.

Horwitz, A. V., Widom, C. S., McLaughlin, J., & White, H. R. (2001). The impact of childhood abuse and neglect on adult mental health: A prospective study. Journal of

Health and Social Behavior, 42, 184–201.

Hurenkamp, M., Tonkens, E., & Duyvendak, W. (2006). Wat burgers bezielt. Een onderzoek

naar burgerinitiatieven. Den Haag: NICIS Institute.

Jaffee, S. R. (2005). Family violence and parent psychopathology: Implications for children’s socioemotional development and resilience. In S. Goldstein & R. Brooks (Eds.),

Handbook of resilience in children (pp. 149–163). New York: Kluwer.

Jaffee, S.R., Caspi, A., Moffitt, T.E., Polo-Tomás, M., & Taylor, A. (2007). Individual, family, and neighborhood factors distinguish resilient from non-resilient maltreated children: A cumulative stressors model. Elsevier, 31, 231-253.

Kapow, J.B., & Spatz, C. (2007). Age of onset of child maltreatment predicts long-term mental health outcomes. Journal of Abnormal Psychology, 116, 176-187.

(25)

Kawachi, I., Kennedy, B.P., & Wilkinson, R.G. (1999). Crime: Social disorganization and relative deprivation. Social Science & Medicine, 48, 719–731.

Keizer, K., Lindenberg, S., & Steg, L. (2008). The spreading of disorder. Science, 20, 1-9. Kleinhaus, R. (2005). Sociale implicaties van herstructurering en herhuisvesting.

Amsterdam: IOS Press.

Kleinhans, R., & Bolt, G. (2010). Vertrouwen houden in de buurt. Verval, opleving en

collectieve zelfredzaamheid in stadsbuurten. Den Haag: NICIS Institute.

Knol, F., Boelhouwer, J., & Veldheer, V. (2012). Statusontwikkeling van wijken in

Nederland 1998-2010. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Kruger, D.J., Reischi, T.M., & Gee, G.C. (2007). Neighborhood social conditions mediate the association between physical deterioration and mental health. American Journal of

Community Psychology, 40, 261-271.

Lamers-Winkelman, F., Slot, N.W., Bijl, B., & Vijlbrief, A.C. (2007). Scholieren over

Mishandeling. Resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling onder leerlingen van het voortgezet onderwijs. Den Haag:

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie.

Lansford, J. E., Dodge, K. A., Pettit, G. S., Bates, J. E., Crozier, J., & Kaplow, J. (2002). Long-term effects of early child physical maltreatment on psychological, behavioral, and academic problems in adolescence: A 12-year prospective study. Archives of

Pediatrics and Adolescent Medicine, 156, 824–830.

Lelieveldt, H. (2004). Helping citizens help themselves. Neighborhood improvement programs and the impact of social networks, trust and norms on neighborhood- oriented forms of participation. Urban Affairs Review, 39, 531-551.

Lenthe, F.J., Huisman, M., Kamphuis, C.B.M., Giskes, K., Brug, J., & Mackenbach, J.P. (2006). Een beoordelingsinstrument van de fysieke en sociale buurtkenmerken die

gezondheid stimuleren dan wel belemmeren: eindverslag van een project gefinancierd door het Fonds Openbare Gezondheidszorg (OGZ). Rotterdam: Erasmus MC

Rotterdam.

Leventhal, T., & Brooks-Gunn, J. (2000). The neighborhood they live in: the effects of neigh-borhood residence on child and adolescent outcomes. Psychological Bulletin, 126, 309-337.

MacKenzie, M.J., Nicklas, E., Brooks-Gunn, J., & Waldfogel, J. (2011). Who spanks infants and toddlers? Evidence from the fragile families and child well-being study. Children

and Youth Services Review, 33, 1364-1373.

Massey, D.S., & Denton, N.A. (1993). American Apartheid: Segregation and the Making of

the Underclass. Cambridge, MA: Harvard University Press.

(26)

McClelland, M.M., Morrisson, F.J., & Holmesn, D.L. (2000). Children at risk for early academic problems: the role of learning-related social skills. Early Childhood

Research Quarterly, 15, 307-329.

McGloin, J.M., & Widom, C.S. (2001). Resilience among abused and neglected children growing up. Development and Psychopathology, 13, 1021-1038.

Merikangas, K.R., & Brody, D. (2010). Prevalence and treatment of mental disorders among US children in the 2001-2004. Pediatric, 125, 75-81.

Merikangas, K.R., & Burstein, M. (2010). Lifetime prevalence of mental disorders in U.S. adolescents: Results from the National Comorbidity Survey Replication-Adolescent Supplement (NCS-A). Journal of American Academy of Child and Adolescent

Psychiatry, 49, 980-989.

Perkins, D.G., & Taylor, R.B. (1996). Ecological assessment of community disorder: Their relationship to fear of crime and theoretical implications. American Journal of

Community Psychology, 24, 63-107.

Podsafkoff, P.M., MacKenzie, S.B., & Lee, J.Y. (2003). Common method biases in behavioral research: A critical review of the literature and recommended remedies.

Journal of Applied Psychology, 88, 879-903.

Prezza, M., Amici, M., Roberti, T., & Tedeschi, G. (2001). Sense of community referred to the whole town: Its relations with neighboring, loneliness, life satisfaction and area of residence. Journal of Community Psychology, 29, 29–52.

Putnam, R.D. (1993). Making democracy work. Civic traditions in modern Italy. Princeton: Princeton University Press.

Putnam, R.D. (2000). Social capital: Measurement and consequences. Canadian Journal of

Policy Research, 23, 45-68.

Rapport, M.D., Denney, C.B., Chung, K.M., & Hustace, K. (2001). Internalizing behavior problems and scholastic achievement in children: cognitive and behavioral pathways as mediators of outcome. Journal of Clinical Child Psychology, 30, 536-551.

Ronan, K.R., Canoy, D.F., & Burke, K.J. (2009). Child maltreatment: Prevalence, risk, solutions, obstacles. Australian Psychologist, 44, 195-213.

Ross, C.E., & Mirowsky, J. (1999). Establishing a sense of personal control in the transition to adulthood. Social Forces, 77, 1573–1599.

Ross, C.E., & Mirowsky, J. (1999). Disorder and decay: the concept and measurement of perceived neighborhood disorder. Urban Affairs Review, 34, 412-432.

Ross, C.E., Mirowsky, J., & Pribesh, S. (2001). Powerlessness and the amplification of threat. neighborhood disadvantage, disorder and mistrust. American Sociological Review, 66, 568-591.

Ross, C.E., Mirowsky, J., & Pribesh, S. (2002). Disadvantage, disorder and urban mistrust.

City & Community, 1, 59-82.

(27)

Sameroff, A., & Fiese, B. (2000). Transactional regulation: the developmental ecology of early intervention. In J. Shonkoff & S. Meisels (Eds.), Handbook of early childhood

intervention (pp. 135-159). Cambridge: Cambridge University Press.

Sampson, R.J., Raudenbush, S.W., & Earls, F. (1997). Neighborhoods and violent crime: A multilevel study of collective efficacy. Science, 227, 918–923.

Savelkoul, M., Schuit, A.J., & Storm, I. (2010). Terugdringen van gezondheidsachterstanden

door gemeentelijk beleid. Een literatuurverkenning naar effectiviteit van fysieke en sociale omgevingsmaatregelen. Bilthoven: RIVM.

Somerville, P.E., Beckhoven, E., & Kempen, R. (2009). The decline and rise of

neighborhoods: The importance of neighborhood governance. European Journal of

Housing Policy, 9, 25-44.

Springer, K.W., Sheridan, J., Kuo, D., & Carnes, M. (2007). Long-term physical and mental health consequences of childhood physical abuse: Results from a large population sample of men and women. Child Abuse & Neglect, 31, 517-530.

Stam, S., Garssen, M.K., Kardal, M., & Lodder, B.J.H. (2008). Hoogopgeleiden leven lang en

gezond. In: Gezondheid en zorg in cijfers 2008. Den Haag: CBS.

Stams, G.J.J.M., Asscher, J.J., & Hoeve, M. (2011). Waarom ROM nooit hetzelfde zal opleveren als RCT. Kind & Adolescent, 32, 116,118.

Stith, S.M., Liu, T., Davies, L.C., Boykin, E.L., Alder, M.C., Harris, J.M., et al., (2009). Risk factors in child maltreatment: A meta-analytic review of the literature. Agression

and Violent Behavior, 14, 13-29.

Verhulst, F.C., van der Ende, J., & Koot, H.M. (1996). Handleiding voor de CBCL/4-18. Rotterdam: Sophia Kinderziekenhuis, Erasmus MC.

Wandersman, A., & Nation, M. (1998). Psychological contributions to understanding toxicity, resilience, and interventions. American Psychologist, 53, 647–656.

Widom, C. S., & Maxfield, M. G. (2001). An update on the “cycle of violence” (NCJ

184894). Washington, DC: National Institute of Justice.

Wilson, W.J. (1987). The Truly Disadvantaged. Chicago: University of Chicago Press. Wolzak, A. (2009). Kindermishandeling : signaleren en handelen : basisinformatie voor

mensen die werken met kinderen. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut

Wolzak, A., & Berge, I. ten. (2008). Gevolgen van kindermishandeling. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

World Health Organization, (2001). The World Health Report 2001. Mental Health. New

Understanding, New Hope. Geneva, Switzerland: World Health Organization.

Xue, Y., Leventhal, T., Brooks-Gunn, J., & Earls, F.J. (2005). Neighborhood Residence and Mental Health Problems of 5- to 11- Year-Olds. Archives of General Psychiatry, 62, 554-563.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Due to the fact that we did find a significant relationship for mastery, and that we didn't find one for achievement goals means that we could say that mastery goals are a better

An expansionary monetary policy may result in increased wages and lower unemployment, increasing inequality on the lower end of the distribution, as transfer income does not tend

T-toets middelgroot + klein, niet-financieel Descriptive Statistics. N Minimum Maximum

2.2.1.Wat is risico en welke vormen van risico worden onderscheiden ... Wat is risicoverslaggeving en welke wet- en regelgeving bestaat er in Nederland voor beursgenoteerde

Sciences, Health Sciences (D T Doku PhD), University of Tampere, Tampere, Finland; Asbestos Diseases Research Institute (J Leigh MD), Sydney Medical School (S Islam PhD),

De relatief lage ammoniakemissie in de eerste variant op het DeLVris-systeem met grote koppels is voor een groot deel te verklaren uit het feit dat grotere koppels biggen op

This forebodes that personal data of European citizens would no longer be transferred freely from the EU’s single market to the UK because the UK’s data protection regime will

Een andere verklaring voor het feit dat er geen verschil is gevonden tussen schema’s en tropen kan zijn dat proefpersonen van het huidige onderzoek de slogans maar één