• No results found

''Aan alle eerlijke mensen'': Het Nederlandse publieke debat omtrent de Russische hongersnood van 1921-22

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "''Aan alle eerlijke mensen'': Het Nederlandse publieke debat omtrent de Russische hongersnood van 1921-22"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

‘’Aan alle eerlijke mensen’’

Het Nederlandse publieke debat omtrent de Russische hongersnood van 1921-22

Naam student: Loek Dijkman

Studentnummer: 10747095

Begeleider: Dr. C.U. Noack

Cursus: Masterscriptie Geschiedenis

Inleverdatum: 01-07-2020

(2)

2

Abstract

This thesis examines how the Dutch public debate on the Russian famine of 1921-22 relates to the history of international humanitarian relief. After Maxim Gorki’s appeal ‘’To all honest people’’, a public debate erupted between Dutch newspapers strongly tied to different ideologies about the question of whether The Netherlands should send humanitarian aid to the famine-stricken south provinces of the politically unrecognized Soviet-Union. The thesis is cut into three parts. First, the history of Dutch-Russian relations is considered to see how alternative channels of communication developed between the Netherlands and the Soviet-Union after the Russian Revolution. Second, the history of humanitarianism and international relief is examined to distinguish a Dutch humanitarian tradition. Lastly, several Dutch newspapers in circulation during the period of the Russian famine are researched using the Dutch newspaper database Delpher. The discussion is then contextualized within Dutch-Russian relations and the history of international humanitarian relief.

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding……….………4

Hoofdstuk 1: Nederland, Rusland en het internationaal socialisme……….……..9

Hoofdstuk 2: Humanitarisme, Media en Nederland………..…21

Hoofdstuk 3: Honger en sterfte in de krant………..32

Conclusie……….45

(4)

4

Inleiding

In het jaar 1920 deden zich in het zuiden van Rusland extreme weeromstandigheden voor. Regen viel vrijwel niet, en de vruchtbare landbouwgrond werd in de zomerzon gebakken totdat deze zo hard werd als steen. De Russen waren gewend aan extreme weeromstandigheden, maar toen het jaar daarop opnieuw een extreme warme zomer voordeed, werd Rusland getroffen door een droogte die in geen dertig jaar meer was voortgekomen. De hongersnood die hierop volgde was van Bijbelse proporties, waarbij tientallen miljoenen mensen dreigden de hongerdood te sterven. Het getroffen gebied was het stroomgebied van de Wolgarivier met de Russische stad Samara in het epicentrum. Natuurlijk was deze honger niet enkel het gevolg van klimatologische factoren, maar was Rusland al jaren geteisterd door oorlog en revolutie. Eerst nam Rusland drie jaar deel aan de Eerste Wereldoorlog die de tsaristische staat volledig uitputte. Vervolgens brak de Russische Revolutie uit waarbij niet alleen onderling gevochten werd, maar ook door buitenlandse mogendheden gepoogd werd de revolutie in de kiem te smoren. De Russische Revolutie wordt vaak de Revolutie van 1917 genoemd, maar in werkelijkheid eindigde de gevechten pas in 1920. De graanvoorraden die de Russische boeren in 1921 voor handen hadden, waren veel kleiner dan normaliter het geval was. Uit protest tegen graanquota’s die werden opgelegd door de Sovjetregering, hadden veel boeren hun productie drastisch verlaagd waardoor ze alleen de hoognodige hoeveelheid graan hadden om te overleven. In het voorjaar van 1921 braken er al in verschillende steden opstanden uit toen de Bolsjewieken de broodrantsoenen met dertig procent verlaagde. Om het Sovjetregime te redden, kondigde Lenin op het Tiende Partijcongres aan een nieuwe economische koers te gaan bewandelen. Lenin introduceerde hier de Nieuwe Economische Politiek (NEP), waarbij veel concessies werden gedaan aan de boeren, arbeiders en kleine industrie. Onderdeel van de NEP was dat boeren voortaan geen graan meer hoefden af te dragen aan de staat, waardoor zij weer bemoedigd werden op volle capaciteit te produceren. De maatregelen waren echter te laat om een catastrofe af te wenden.1

Tot 2 juli 1921 was het verboden voor Russische kranten om het woord ‘’hongersnood’’ alleen al te noemen, maar de crisis werd te groot om simpelweg te negeren en dood te zwijgen. Vanaf juli 1921 werden er drie opeenvolgende oproepen gedaan aan het Westen om te helpen deze ramp te bezweren. De eerste werd gedaan door Tikhon, de Patriarch van de Russisch-Orthodoxe Kerk, die een oproep deed aan alle religieuze leiders, en de tweede werd gedaan door de schrijver en intellectueel

1 Douglas Smith, The Russian Job. The Forgotten Story of How America Saved the Soviet Union from Ruin (2019)

(5)

5

Maxim Gorki, die zich richtte op het transnationale netwerk van intellectuelen in Europa. In augustus sloot Lenin zich bij deze twee aan door een oproep te doen aan het ‘’Internationale Proletariaat’. Met deze oproep was deze hongersnood de eerste en enige die openlijk erkend werd, en zou worden, door de Sovjet-Unie. De Verenigde Staten grepen vrijwel meteen hun kans en gingen met de Sovjet-Unie in Riga de onderhandelingen aan over het verlenen van humanitaire hulp aan de getroffen bevolking. De Europese regeringen, dus ook de Nederlandse, waren een stuk meer afwachtend. Het heft werd in de hand genomen door het Rode Kruis en door de de Noor Fridtjof Nansen die door de Volkerenbond werd aangesteld om een centraal comité voor de hulpverlening aan Rusland te leiden. Later in datzelfde jaar, kwamen Europese landen bijeen om te spreken over het verlenen van een mogelijk krediet aan de Sovjet-Unie. Deze conferentie leverde echter weinig op.2 Interessant in dit opzicht is dat de Nederlandse regering een zeer slechte relatie had met de Sovjet-Unie. Na de Russische Revolutie had de Nederlandse regering, tegelijkertijd met andere Europese regeringen, haar diplomaten teruggetrokken en besloten de Sovjet-Unie niet te erkennen. Pas onder politieke dwang van de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1942, zou Nederland als één van de laatste landen de Sovjet-Unie erkennen. De instelling van de Nederlandse regering staat in sterk contrast met de houding van de Nederlandse socialisten die door de Internationales onderdeel waren van een groot, ideologisch netwerk. Zij wilden in 1921-22 wel hulp verlenen aan de Sovjet-Unie en besloten zelf actie te ondernemen. Deze schets van een gespannen Nederlandse samenleving brengt ons bij de hoofdvraag die ik in deze thesis zal beantwoorden: Hoe verhoudt het Nederlandse publieke debat omtrent de Russische hongersnood van 1921-22 zich tot de ontwikkeling van het humanitarisme?

De historiografie omtrent de Russische hongersnood van 1921-22 is beperkt en spitst zich vooral toe op Herbert Hoover en de Amerikaanse hulpverlening tijdens deze crisis. Het eerste academische werk dat verscheen over deze hongersnood was Herbert Hoover and Famine Relief to

Soviet Russia 1921-1923 van de Amerikaanse historicus Benjamin Weissman.3 In dit werk uit de jaren zeventig wordt de hulpverlening vooral beschouwd als een politieke aangelegenheid. Logischerwijs worden in dit boek vooral de ideologieën en doelstellingen van de belangrijkste politieke actoren, onder wie Lenin en Herbert Hoover, aangehaald. Weissmann concludeert hier dat de hulpverlening van de Verenigde Staten voor een deel uit een werkelijk humanitaire overtuiging voortkwam, maar ook dat men uit politiek overtuiging hoopten dat de Amerikaanse invloed de Sovjet-Unie verder richting het kapitalisme kon duwen dan alleen de NEP. Het werk van Weissmann werd opgevolgd door

The Big Show in Bololand van Betrand Patenaude.4 Patenaude gooide het in zijn werk over een heel

2 Smith, The Russian Job, 16-18.

3 Benjamin Weissmann, Herbert Hoover and Famine Relief to Soviet Russia: 1921-1923 (Stanford 1974). 4 Bertrand Patenaude, The Big Show in Bololand. The American Relief Expedition to Soviet Russia in the Famine of 1921 (Stanford 2002).

(6)

6

andere boeg en richtte zich voor op de hulporganisaties, zoals Save the Children en de American Relief

Administration. Hij richtte zich op de rol van de hulpverleners als humanitaire actor en beschreef hoe

de organisaties in Rusland te werk gingen. Het meest recente werk – gepubliceerd in 2019 - over het onderwerp is The Russian Job van Ruslandhistoricus Douglas Smith.5 Dit werk biedt als populairwetenschappelijk niet veel nieuwe inzichten, maar brengt wel de twee werken, en verschillende invalshoeken, van Weissmann en Patenaude samen in één werk. Als we naar deze werken kijken vanuit de invalshoek van deze thesis, de publieke opinie en het publieke debat, blijft deze beperkt bij het moment dat de oproepen uit de Sovjet-Unie binnenkomen, maar speelt geen belangrijke rol.

Met betrekking tot overige historiografie hebben we te maken met drie deelonderwerpen, namelijk de Russisch-Nederlandse betrekkingen, humanitaire hulp en mediageschiedenis. De historiografie van de Russisch-Nederlandse betrekkingen is relatief verouderd, maar kent een aantal werken die van groot belang zullen zijn voor dit onderzoek. De Lange Weg Naar Moskou van Ben Knapen en de bundel van Bruno Naarden zijn standaardwerken over dit onderwerp en zijn dus van grote waarde om een representatief beeld te schetsen van de betrekkingen tussen Nederland en de Sovjet-Unie.6 Desondanks hoop ik met deze thesis een nieuwe bijdrage te leveren aan deze verouderde historiografie. De historiografie van het humanitarisme en humanitaire hulp heeft zich in de afgelopen jaren snel uitgebreid. Voor dit onderzoek wil ik voor het humanitarisme onder andere kijken naar de werken van Michael Barnett en Johannes Paulmann.7 Barnetts Empire of Humanity is een uitstekend overzichtswerk van het humanitarisme, en het werk van Paulmann kan ons handvaten aanreiken om het humanitarisme in relatie tot het Nederlandse publieke debat te behandelen. Cormac Ó Gráda heeft gezaghebbend werk geschreven over de humanitaire hulp bij hongersnoden waar in deze thesis dankbaar gebruik van zal worden gemaakt.8 Daarnaast zal het werk van James Vernons Hunger. A

Modern History veelvuldig gebruikt worden om de perceptie van honger en hongersnoden door de

jaren heen te peilen.9 Over Nederland is er echter nog bijzonder weinig in relatie tot het humanitarisme geschreven. Hierin zou deze thesis een gat kunnen opvullen. De Nederlandse mediageschiedenis heeft een aantal belangrijke publicaties, waaronder de werken van Marcel Broersma en Huub Wijfjes. In het

5 Douglas Smith, The Russian Job. The Forgotten Story of How America Saved the Soviet Union from Ruin (2019). 6 Ben Knapen, De Lange Weg naar Moskou. De Nederlandse Relatie tot de Sovjet-Unie, 1917-1942 (Amsterdam

1985).

7 Michael Barnett, Empire of Humanity. A History of Humanitarianism (Londen 2011); Johannes Paulmann, Dillemas of Humanitarian Aid in the Twentieth Century (Londen 2016).

8 Cormac Ó Gráda, Famine. A Short History (Oxford 2009). 9 James Vernon, Hunger. A Modern History (Londen 2007).

(7)

7

kader van de mediageschiedenis zou deze thesis kunnen breken met de navelstaarderij van mediahistorici op de verzuiling door te richten op een internationaal, humanitair narratief binnen de Nederlandse media.

De krantendatabase Delpher heeft de functie om de frequentie van het gebruik van bepaalde woorden over een tijdlijn weer te geven. Wanneer men hier het woord ‘hongersnood’ op toepast, kan men een enorme piek zien in berichtgeving met het woord ‘hongersnood’ in de jaren 1921 en 1922. Voor dit onderzoek zal ik dan ook voornamelijk gebruik gemaakt worden van deze database. Werken met een digitale database brengt nieuwe voordelen, maar ook nieuwe uitdagingen met zich mee. Deze wil ik hier kort wil toelichten voordat we verder gaan. Maarten van den Bos en Hermione Giffard wijzen erop dat er door de digitalisering van bronnen er een ‘’digital equality’’ optreed, waardoor het lijkt alsof alle kranten gelijkwaardig zijn aan elkaar. De belangrijkheid van bepaalde kranten wordt traditioneel vastgelegd door de specialistische kennis van de onderzoeker, maar nu de krant als bron veel toegankelijker wordt, zullen er ook minder gespecialiseerde mensen ermee aan het werk gaan. Van den Bos en Giffard poogden daarom een ‘’citation index’’ te maken die de belangrijkheid van kranten meten door te beschouwen hoe vaak ze genoemd worden in andere kranten. Dit stuitte echter op een nieuw probleem door de meerdere betekenissen die woorden kunnen hebben, en die alsnog naar voren komen in het resultaat.10 Met betrekking tot de onderwerp van deze thesis is dit aan de orde doordat er vlak voor de Russische hongersnood ook een hongersnood in China plaatsvond. We zullen hier dus voorzichtig mee om moeten gaan. Dit doen we door niet allen het woord ‘’hongersnood’’ te gebruiken, maar ook synoniemen daarvoor, zoals ‘’geeuwhonger’’. Daarnaast gebruiken we bij artikelen over een specifiek onderwerp zoektermen die hier specifiek toepassing op hebben. Bij de oproep van Maxim Gorki zullen we bijvoorbeeld ook zoeken op basis van de termen ‘’Gorki’’ en ‘’Gorky’’.

De hoofdvraag van deze thesis wordt beantwoord in drie verschillende hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat over de betrekkingen tussen Nederland en de Sovjet-Unie. Bij aanvang van dit hoofdstuk wordt, voor het verschaffen van enige context, de vroegmoderne en negentiende-eeuwse betrekkingen tussen Nederland en tsaristisch Rusland behandeld. Vervolgens komt de reactie van de politiek en de media op de Russische Revolutie aan de orde, die uitstekend afgezet kunnen worden tegen de casus van deze thesis. Na het onderbreken van de diplomatieke kanalen naar aanleiding van de revolutie, beschouwen wij de alternatieve kanalen die socialistische groeperingen in Nederland onderhielden met de Sovjet-Unie. Dit hoofdstuk sluiten we af door te kijken naar het spanningsveld

10 Maarten van der Bos en Hermione Giffard, ‘The Grapevine: Measuring the Influence of Dutch Newspapers on

(8)

8

tussen de Nederlandse regering en deze socialistische groeperingen. Dit doen we onder andere door te kijken naar extremismebestrijding rond 1920. In het tweede hoofdstuk wordt een uitgebreid beeld geschetst van de ontwikkeling van het humanitair gedachtegoed en de vertaling daarvan in humanitaire hulp. In de eerste paragraaf beschouwen wij de opkomst van het humanitarisme in de negentiende eeuw. Vervolgens kijken we naar de manier waarop het humanitarisme zich verhoudt tot honger en hongersnoden, en de humanitaire reacties op dergelijke crisissen. Van de hongersnoden gaan wij over op de Nederlandse humanitaire traditie die in verleden opvallend weinig is onderzocht. Om een beeld te schetsen van deze traditie gaan we een aantal casussen, waaronder de Boerenoorlog en Eerste Wereldoorlog langs. Uiteindelijk kijken we, met een link naar de Eerste Wereldoorlog, naar de onwrikbare band tussen de media en het humanitarisme. Met deze twee hoofdstukken wordt een brede, veelzijdige achtergrond geschetst waarin wij het Nederlandse publieke debat omtrent de hongersnood van 1921-22 in hoofdstuk 3 kunnen plaatsen. Dit publieke debat wordt behandeld aan de hand van een achttal representatieve dagbladen die een aantal verschillende ideologische stromingen in het Nederlandse publieke debat vertegenwoordigen.

(9)

9

Nederland, Rusland en het internationaal socialisme

De betrekkingen tussen Rusland en Nederland gaan ver terug in de tijd. Dit werd duidelijk bij het vieren van het Nederland-Rusland jaar in 2013 waarbij 400 jaar betrekkingen tussen de twee landen gevierd werd. Het jaar dat feestelijk en gemoedelijk had moeten verlopen, stond bol met incidenten, waaronder een Russische boycot op Nederlandse goederen, de arrestatie van een Russische diplomaat in Nederland en de arrestatie van de Nederlandse bemanning van het Greenpeace-schip Artic Sunrise. Dit jaar was misschien ook wel tekenend voor de 400 jaar betrekkingen tussen de twee landen, die gepaard ging met veel hoogtepunten en goede betrekkingen, maar toch ook een aantal grote dieptepunten kenden, waarvan de voornaamste in de negentiende en twintigste eeuw plaatsvonden. In dit hoofdstuk naar ons onderzoek van het Nederlandse publieke debat omtrent de Russische hongersnood van 1921-22, kijken we eerst naar een moment dat de Nederlands-Russische verhoudingen een absoluut dieptepunt hadden bereikt met het uitbreken van de Oktoberrevolutie van 1917. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe de Nederlandse politiek en, in bredere zin, de Nederlandse publieke opinie reageerde op deze revolutie. Hierbij maken we onderscheid tussen verschillende groepen en partijen die door hun tegenstrijdige belangen en politieke overtuiging, verschillend reageerden. Vervolgens kijken we hoe er na de officiële beëindiging van diplomatieke betrekkingen nog steeds werd onderhandeld tussen Nederlandse en Sovjetautoriteiten, en hoe er alternatieve kanalen van communicatie opende tussen de Sovjet-Unie en socialistische groeperingen in Nederland. Het spanningsveld dat ontstond tussen de Nederlandse regering en deze groeperingen wordt als laatste behandeld. Eerst is het echter van belang een bredere context te schetsen, waarbij we in acht nemen hoe de Russisch-Nederlandse betrekkingen zich tot de twintigste eeuw hadden ontwikkeld, en hoe deze vroege geschiedenis de Nederlandse beeldvorming van Rusland beïnvloedde.

Vroege Russisch-Nederlandse betrekkingen

In de vroege contacten tussen Nederland en Rusland waren reisverslagen van groot belang voor de Nederlandse beeldvorming van Rusland. Rond 1500 werd Rusland, toen nog Moskovië geheten, door Nederlanders ontdekt als een barbaarse staat die met geen mogelijkheid ooit tot de beschaafde wereld gerekend kon worden. De Nederlandse reizigers beschreven de Russische bevolking als slaaf-geboren,

(10)

10

drankzuchtig, vies en onbeschaamd.11 Dit staat volgens historicus Martin Malia in lijn met de bevindingen van tijdgenoten uit andere West-Europese landen.12 Wanneer wij de diplomatieke verhoudingen beschouwen, merken wij op dat er pas in de zeventiende eeuw actief politieke toenadering tot elkaar werd gezocht. In 1613 werden Russische gezanten door tsaar Michail Fjodorovitsj Romanov naar Nederland gestuurd in een zoektocht naar steun in de oorlog tegen Polen en Zweden. Militaire steun kreeg Moskovië niet, maar de Republiek poogde wel op te treden als mediator tussen de twee strijdende partijen. In ruil hiervoor kregen de vertegenwoordigers van de Nederlandse Republiek handelsprivileges voor Nederlandse handelaren in Rusland. Commerciële verhoudingen waren in de vroegmoderne periode sterk, maar van een vaste diplomatieke vertegenwoordiging in beide landen was nog geen sprake.13 Pas in de negentiende eeuw kwamen de relaties tussen beide landen tot echte wassendom. De negentiende eeuw begon met een overwinning van het Russische leger op de Grande Armée van Napoleon. Deze overwinning gaf volgens historicus Bruno Naarden aanleiding tot een uitbarsting van russofilie in de Nederlandse samenleving, evenals in andere West-Europese landen. Voor Nederland waren nog een aantal unieke omstandigheden van toepassing. Koning Willem I had de dochter van tsaar Paul I kort na de Napoleontische oorlogen getrouwd, waardoor de twee landen sterke dynastieke banden onderhielden. Daarnaast keek Nederland naar Rusland voor bescherming tegen de oorlogen en revoluties waarbij kleine landen veelal onder de voet werden gelopen.14 De betrekkingen waren dus tot aan de negentiende positief te noemen, terwijl het Ruslandbeeld aanvankelijk negatief was maar met de overwinning op Napoleon positief was geworden.

Halverwege de negentiende eeuw vond er echter een kentering plaats in het Ruslandbeeld. In het jaar 1848 voltrok zich een belangrijke grondwetswijziging in Nederland. Met deze grondwetswijziging vond er een soevereiniteitsoverdracht plaats van de monarchie naar het parlement. Hierdoor werden de dynastieke belangen tussen de twee landen minder belangrijk voor de diplomatieke verhoudingen. In plaats daarvan werd er nu van de verschillende politieke partijen in het parlement verwacht een houding aan te nemen richting Rusland. De christelijke-protestantse partijen in het parlement namen een relatief positieve houding in naar een samenwerking met Rusland. Zij toonden het meeste begrip voor Rusland en haar absolutistische regering. In christelijk-protestantse bladen werd de persoon van Nicolaas I dan ook vaak positief gekenmerkt. Andere partijen namen een

11 Bruno Naarden, ‘Nederlanders en het Europese Ruslandbeeld voor 1917’ in: Bruno Naarden e.a. ed., Rusland in Nederlandse Ogen. Een Bundel Opstellen (Amsterdam 1986) 15-16.

12 Martin Malia, Russia under Western Eyes. From the Bronze Horseman to the Lenin Mausoleum (London

1999) 17-21

13 Z.R. Dittrich ‘Illusies, misverstanden, wanklanken. De Republiek en Moskovië in de zeventiende eeuw’ in

Bruno Naarden e.a. ed., Rusland in Nederlandse Ogen. Een Bundel Opstellen (Amsterdam 1986) 36-38.

(11)

11

gematigder of negatief standpunt in. Katholieken, socialisten en liberalen waren vaak internationaal georiënteerd, waardoor zij vatbaarder waren voor russofobische tendensen in Europa. Daarnaast was voor deze groep het Russische staatsbestel niet te rijmen met hun ideologische opvattingen. Desondanks zagen de meeste partijen in de eerste helft van de negentiende eeuw zich door de kleine rol van Rusland in de Nederlandse buitenlandpolitiek niet genoodzaakt actief een houding in te nemen tégen Rusland. Gebeurtenissen zoals de Krimoorlog en de Poolse opstand van 1863 brachten hier verandering in. Tijdens en na de Krimoorlog werden de mening over Rusland steeds feller. In de beeldvorming rondom deze oorlog werd Rusland afgezet tegen het beschaafde, welvarende Groot-Brittannië. Rusland bracht het er in deze vergelijking, niet verassend, slecht vanaf. Met betrekking tot de Poolse opstand van 1863 in Russisch Polen werd het hardhandig neerslaan van deze opstand door Russische ordetroepen sterk afgekeurd door zowel Nederlandse katholieken als liberalen. In de tweede helft van de negentiende eeuw bleef de kritiek in Nederland op de tsaristische regering toenemen. Deze ging bij de socialisten zo ver dat zij de anarchistische aanslagen tegen het regime publiekelijk goedkeurden. Zij geloofden dat bij de eeuwwisseling de Russische Revolutie aanstonds was. Deze extreme houding werd echter door andere partijen geschuwd en bekritiseert.15 Waar aan het begin van de negentiende eeuw het Ruslandbeeld erg positief was, was men hier aan het einde van de eeuw toch meer verdeeld over.

Reacties op de Russische Revolutie

Toen de Russische Revolutie eenmaal uitbrak in maart 1917 was het de perceptie van de Nederlandse politiek dat deze onrust slechts een kortstondige onderbreking zou zijn van de tsaristische tijd. Diplomatiek gezien vond de Nederlandse regering dat er weinig reden was tot paniek. De Voorlopige Regering in Rusland die volgde op de Februarirevolutie werd zodoende onmiddellijk erkend door Nederland.16 De verhoudingen tussen de Sovjet-Unie en Nederland verslechterden echter dramatisch na de Oktoberrevolutie. Een belangrijke reden voor de afkeer van de Nederlandse regering was de grote vertegenwoordiging van christelijke partijen in het Nederlandse parlement, die de anti-kerkelijke houding van de Sovjetregering verafschuwde. Michael Debo beschrijft hoe na de initiële politieke reactie financiën een grote rol speelde in de betrekkingen tussen Nederland en Rusland.17 Friedel Baruch beargumenteert dat de annulering van Russische overheidsschulden aan het buitenland van

15 Naarden, Nederlanders en het Europees Ruslandbeeld, 22-29.

16 Ab van Goudoever ‘Nederlandse Diplomaten rond Rusland en het Bolsjewisme’ in: Bruno Naarden e.a. ed., Rusland in Nederlandse Ogen. Een Bundel Opstellen (Amsterdam 1986) 152.

17 Michael Debo, ‘Dutch-Soviet Relations, 1917-1924: The Role of Finance and Commerce in the Foreign Policy

(12)

12

groot belang was voor de slechte Nederland-Russische verhoudingen. De annulering was voor Nederland was een grote slag om te verduren, doordat zij relatief gezien tot haar bruto binnenlands product het grootste belang had in Russische spoorweg-obligaties en staatsleningen. Een totaal van één miljard gulden aan schulden aan de Nederlandse overheid werd nietig verklaard door de Sovjetregering.18 Europese landen als Groot-Brittannië en Frankrijk hadden als bondgenoten van Rusland tegen keizerlijk Duitsland gevochten. Het terugtrekken van de Sovjet-Unie uit deze oorlog door het verdrag van Brest-Litovsk ging bij de Britten en Franzen gepaard met een gevoel van verraad. Iets wat Nederland door haar neutraliteitspolitiek niet zo sterk had ervaren. Daarnaast had Nederland niet zo actief als Groot-Brittannië gepoogd de revolutie de kop in te drukken, al hadden enkele Nederlandse diplomaten betoogd dit wel te doen. De conservatief-adellijke achtergrond van het Nederlandse diplomatencorps vertaalden zich in het taalgebruik over de Sovjet-Unie. Deze werd door diplomaten, consuls en ambassadeurs beschreven met termen als ‘’bandieten.19 Daarnaast blijkt uit het werk van Ben Knapen dat er binnen de kring van diplomaten weinig geloof was dat de Sovjet-Unie levensvatbaar was, en bestond er de overtuiging dat deze regering een kortstondig marxistisch experiment zou zijn.20 Nadat de Nederlandse regering haar diplomaten uit de Sovjet-Unie terugtrok, zou er vijfentwintig jaar duren voordat er een opnieuw een permanente, Nederlandse vertegenwoordiging in Moskou verbleef. Om het publieke debat omtrent de hongersnood in perspectief te plaatsen, moeten we ook kijken naar de berichtgeving van Nederlandse kranten over de Russische Revolutie. In de eerste instantie zullen we ons hierbij eerst richten op de niet-socialistische pers. H.J. Stoelinga schreef een studie over de berichtgeving van verschillende Nederlandse kranten omtrent de Russische Revolutie die hier voor ons van onschatbare waarde is. De Eerste Wereldoorlog had de interesse van Nederlandse kranten voor buitenlandse politiek gewekt, waardoor de ontwikkelingen nauwgezet werden gevolgd. Het gros van de Nederlandse kranten uitte zich ingenomen met de Maartrevolutie van 1917. Als oorzaak van deze revolutie werd namelijk het verzet tegen de absolutistische regering van de Tsaar aangevoerd. In de Voorlopige Regering van Rusland werd een orgaan gezien die de overgang van Rusland naar het democratische kamp in goede banen kon leiden.21 Enkele kranten wezen op het spanningsveld dat tussen de Voorlopige Regering en de Sovjets ontstond en wezen erop dat dit een mogelijke obstakel kon vormen op het pad naar democratie. De algemene consensus was

18 Friedel Baruch, ‘De Rol van de Politieke Partijen tussen 1917 en 1987’ in Friedel Baruch e.a. ed., Aan de

Grenzen Voorbij. Over Betrekkingen tussen Nederland en de USSR (1917-1987) (Amsterdam 1987) 88-89; Ben Knapen, De Lange Weg naar Moskou. De Nederlandse Relatie tot de Sovjet-Unie, 1917-1942 (Amsterdam 1985) 61-62.

19 Goudoever, Nederlandse Diplomaten rond Rusland, 152-155. 20 Knapen, De Lange Weg, 39-40.

21 H.J. Stoelinga, Russische Revolutie en Vredesverwachtingen in de Nederlandse Pers, Maart 1917 – Maart

(13)

13

echter dat een algehele socialistische regering een bijzonder kleine kans van slagen had in het rurale Rusland.22 De buitenlandse koers die de Voorlopige regering voerde werd minder op prijs gesteld door de Nederlandse media. De beslissing om de oorlog tegen de Centralen voort te zetten, die in de Nederlandse media werd afgekeurd, zou een centraal thema spelen in de verslaglegging van de gevolgen van de Maartrevolutie. Stoelinga merkt hierbij op dat er relatief weinig aandacht was voor de binnenlandse ontwikkelingen in Rusland, maar dat naar Rusland vooral werd gekeken als vredesstichter.23 Deze blik naar Rusland had als gevolg dat Lenin en de Bolsjewieken weinig aandacht genoten tot vlak voor de Oktoberrevolutie aan toe. Zij werden alleen aangehaald door media die hen zagen als een groep die Rusland richting vrede zou kunnen bewegen, maar de reflecties in de kranten van het bolsjewistisch gedachtegoed bleven opvallend beperkt.24 Het gros van de niet-socialistische kranten zagen in de bolsjewieken een terugkeer naar negentiende-eeuwse anarchistische groeperingen en achtte hen kansloos om succesvol te macht te grijpen in Rusland.

Toen de Oktoberrevolutie eenmaal plaatsvond, stonden de kranten er bol van. Op de voorpagina’s werd de revolutie met grote koppen aangekondigd. De kranten wezen eensgezinds naar het effect van de vredespropaganda op de Russische bevolking als voornaamste oorzaak van de bolsjewistische revolutie.25 Toen het stof was opgetrokken, en meer informatie binnenkwam, poogde men de revolutie te reconstrueren en ontstonden er diepgaandere analyses. De pers stelde voor het grootste deel dat het onwaarschijnlijk was dat de bolsjewieken langer dan een aantal weken aan de macht zouden blijven. De gematigde socialisten en rechtse groeperingen zouden op korte termijn in opstand komen tegen de regering van Lenin. Stoelinga stelt dat veel kranten deze periode niet anders zien dan een fase in het proces naar normalisering van de Russische politiek.26 Na een aantal maanden komen de meeste kranten echter tot inkeer en begrijpt men dat de regering onder Lenin langer zal aanblijven. In dit moment van erkenning vindt, volgens Stoelinga, ook een verandering in de houding naar het bolsjewisme plaats. Waar de initiële reactie vrij lauw en onverschillig was, ontstond er geleidelijk een proactieve antibolsjewistische tendens. Dit anti-bolsjewisme kwam in een stroomversnelling toen er geruchten binnenkwamen dat een algehele annulering van de Russische staatsschuld aanstaande was.27 Desalniettemin bleef de gedachte bestaan dat uiteindelijk de Russische bevolking zou rebelleren tegen de socialistische hervormingen. De positieve berichtgeving, in zoverre deze in niet-socialistische pers aanwezig was, ging vooral over de buitenlandse politiek van de

22 Ibidem, 78-79.

23 Stoelinga, Russische Revolutie, 85-89. 24 Ibidem 98-101.

25 Ibidem 122-123. 26 Ibidem 126-128. 27 Ibidem 129.

(14)

14

bolsjewieken en de hoop dat deze vrede zou sluiten met de centralen, wat op 18 maart 1918 met de Vrede van Brest-Litovsk ook gebeurde.28

De kranten met een socialistische achtergrond hadden, niet onverwacht, een afwijkende interpretatie van de Russische Revolutie en de bolsjewieken dan de liberale, katholieke en protestantse kranten in Nederland. Met inachtneming van de band tussen de socialistische pers en de socialistische politici, is het van belang deze socialistische berichtgeving hier in het bijzonder toe te lichten. Maarten Brinkman bestudeerde de verslaglegging van deze pers. Uit zijn onderzoek blijkt dat er ook binnen de sociaaldemocratische pers aanzienlijke verschillen waren in berichtgeving. Zo werd er vlak na de Russische Revolutie door de Tribune, het blad van de sociaaldemocratische partij, een ‘’gelukstelegram’’ naar Lenin gestuurd, terwijl Het Volk, het dagblad van de sociaaldemocratische arbeiderspartij, een slag om de arm hield en de revolutie op een aantal vlakken bekritiseerde.29 De bolsjewieken waren volgens het Volk wel geestverwanten, maar volgens het Volk hadden de bolsjewieken met de staatsgreep een verantwoordelijkheid op zich genomen die te zwaar was voor het Russische proletariaat om te dragen. Volgens Het Volk beschikte de bolsjewieken niet over een hoogontwikkelde en bezielde revolutionaire elite, en waren zodoende vervallen tot een opstandige volksmenigte. Daarnaast stelde de redacteuren van dit blad dat de revolutie enkel en alleen was geslaagd door de oorlog die de Russische bevolking had uitgeput. Het was duidelijk dat het Volk de revolutie in haar Russische incarnatie verwierp, maar dat een contrarevolutie door de Witten, gesteund door de geallieerden als nog grotere ramp voor Rusland zou werd beschouwd.30 Zowel De Tribune als Het Volk bekritiseerden de vrede die de Sovjet-Unie sloot met Duitsland, maar stuurde deze onvrede richting die geallieerden omdat zij geweigerd hadden deel te nemen aan de vredesonderhandelingen in Oost-Europa.31 De kritiek uit socialistische hoek richting de Bolsjewieken werd in de maanden en jaren die op de revolutie volgden steeds minder door de aanhoudende geallieerde en imperialistische bemoeienis in Rusland. De revolutie deed in de Nederlandse, socialistische media veel stof opwaaien over de vraag hoe het socialisme in Nederland geïmplementeerd moest worden. Er waren veel verschillende standpunten over dit onderwerp, maar over het algemeen werden de specifieke, revolutionaire methoden van de bolsjewieken afgewezen, zonder de mogelijkheid voor een revolutie in Nederland compleet van de hand te doen.32 Dit bleek uit de revolutiepoging van Troelstra in het jaar daarop.

28 Ibidem 134-146.

29 Maarten Brinkman, ‘De S.D.A.P. en Sowjet-Rusland. Reacties in de sociaal-democratische pers op het

bolsjewisme aan de macht, 1917-1921’, Utrechtse Historische Cahiers (1980) 3.

30 Ibidem, 3-9. 31 Ibidem 10-11. 32 Ibidem, 12-15.

(15)

15

Het socialisme in Nederland

Het socialisme was aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw één van de belangrijkste, internationale, politieke stromingen. In Nederland werd het socialisme in de politiek vertegenwoordigd door de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP) die in 1894 was opgericht. Onder leiding van Pieter Jelles Troelstra sloot de partij zich in 1904 aan bij de Tweede Internationale met als doel het verenigen en coördineren van de socialistische groeperingen in Europa. Voor Troelstra was de Tweede Internationale echter bijzaak en richtte hij zich vooral op het Nederlandse politieke bestel. Troelstra poogde dit doen in een rol als parlementariër en richtte zich daarmee op de politiek als middel om socialistische hervormingen door te voeren. Deze aanpak stuitte veel intellectuelen binnen de SDAP tegen de borst.33 A.A. de Jonge herkent twee ontwikkelingen die zich voortdeden binnen de partij. Enerzijds was er sprake van een kwalitatieve ontwikkeling door de toestroom van ambitieuze, jonge hoogopgeleiden. Deze groep hield zich meer bezig met theoretische discussie en leefden sterk mee met de strubbelingen van geestverwanten in het buitenland, zoals Karl Kautsky, Eduard Bernstein en Rosa Luxemburg in Duitsland. Daarnaast spreekt De Jonge van een kwantitatieve ontwikkeling die inhield dat er een grote aanhang ontstond van geschoolde fabrieksarbeiders, die de SDAP op termijn een factor van belang maakte in de politiek.34 David Wijnkoop en Willem van Ravesteyn waren twee jonge hoogopgeleide marxisten die weinig ophadden met de parlementaire aanpak van Troelstra. Zij vertegenwoordigden een groep van extreme elementen binnen die partij die in 1907 hun eigen krant, genaamd de Tribune, begonnen. Deze krant werd gebruikt om kritiek te uitten tegen Troelstra en het partijbestuur, die in 1909 op hun beurt reageerden met de royering van de extremisten. Deze beslissing had de scheuring van de Nederlandse socialistische beweging tot gevolg. Daarnaast kan in zekere zin gesteld worden dat dit ook een internationale isolering van de SDAP tot gevolg had, omdat met de royering ook een groot aantal internationale contacten wegviel en de SDAP zich nog meer verankerde in een pragmatische, parlementaire aanpak.35

De jonge, idealistische Tribunisten die zich vervreemd voelde van de oudere pragmatische generatie van socialisten begonnen met 400 aanhangers op 14 maart 1909 een nieuwe partij, de Sociaaldemocratische Partij (SDP). De hoofdpersonen van deze partij waren Wijnkoop, Van Ravesteyn

33 Gerrit Voerman, De Meridiaan van Moskou. De CPN en de Communistische Internationale, 1919-1930 (2001)

23-24.

34 A.A. de Jonge, Het Communisme in Nederland. De Geschiedenis van een politieke Partij (Alphen aan de Rijn

1972) 9-11.

(16)

16

en Jan Ceton. Wijnkoop nam hierbij de bestuurlijke zaken voor zijn rekening, terwijl Van Ravesteyn de rol van partijideoloog op zich nam. Geïnspireerd door discussies binnen de Duitse socialistische beweging omarmde de jonge SDP het ‘nieuwe revolutionarisme’ wat betekende dat successen van het marxisme werden verwacht alleen behaald te kunnen worden door middel van buitenparlementaire acties.36 Henriette Roland Holst, een schrijfster en ideoloog bleef in deze periode trouw aan de SDAP. In 1889 was zij samen met Troelstra en een aantal andere hooggeplaatsten socialisten afgereisd naar het vijfde congres van de Tweede Internationale in Parijs. Hier maakte Holst kennis met verschillende kopstukken van de sociaaldemocratische beweging als Kautsky, Bernstein, Luxemburg en Jean Jaurès. Deze discussiegevulde, internationale bijeenkomst van socialisten had een enorme indruk op Holst achtergelaten. Holsts biografe, Elsbeth Etty, beschrijft de ‘’fysieke opwinding die het socialistische gemeenschapsgevoel en de nabijheid van internationale idolen bij haar teweegbrachten’’. Op dit congres besloot ze ook over te gaan op de zuivere marxistische leer, zoals verwoord door Rosa Luxemburg. De nieuwe overtuigingen die zij meebracht uit Parijs, zorgde ervoor dat zij bij terugkomst in Nederland veel in conflict kwam met het partijbestuur van de SDAP.37 De spanningen tussen Holst en het partijbestuur bleven in de loop van de jaren toenemen. Op het moment dat Van Ravesteyn en Wijnkoop zich afscheidde van de partij bleef zij de SDAP aanvankelijk echter trouw in hoop de eenheid van de Nederlandse socialistische beweging te bewaren, terwijl Herman Gorter, een schrijver en Holsts belangrijkste bondgenoot, wel de overstap naar de SDP maakte. Door aanhoudende spanningen en een geïsoleerde positie voelde Holst zich in 1911 uiteindelijk gedwongen uit de SDAP te stappen, en voegde zij zich in 1916, na een aantal andere politiek uitstapjes, met lichte tegenzin bij de SDP.38

De bovengenoemde socialisten die zich hadden afgesplitst van de orthodox-marxistische SDAP zijn van belang door hun internationale contacten en de rol die zij in zouden nemen in de hulpverlening aan de Sovjet-Unie ten tijde van de hongersnood. Buiten de contacten die al bestonden met Duitse en Franse socialisten is het goede contact dat zij onderhielden met de Russische communisten opvallend. De splitsing binnen de socialistische beweging zoals die zich in Nederland had voltrokken, had zich op een soortgelijke manier in Rusland en Bulgarije voortgedaan. Hierdoor vonden Nederlandse en Russische marxisten, waar Vladimir Lenin ook onderdeel van uitmaakte, zich in een soortgelijke situatie en vonden ze elkaar snel op het internationale toneel.39 Dit werd duidelijk toen de SDP in 1909 onderdeel probeerde te worden van de Tweede Internationale en Lenin zich actief hiervoor inzette.40 Ondertussen onderhield Lenin contacten met Holst, Wijnkoop en Van Ravesteyn. Holst was al in 1905

36 Voerman, Meridiaan van Moskou 32-33.

37 Elsbeth Etty, Liefde is heel het Leven niet. Henriette Roland Holst, 1869-1952 (Meppel 1996) 112-113. 38 Voerman, Meridiaan van Moskou, 30-31, 33, 46.

39 De Jonge, Communisme in Nederland, 18. 40 Voerman, Meridiaan van Moskou, 35.

(17)

17

een begrip geworden binnen het internationaal socialisme door haar boek Generalstreik und

Sozialdemokratie waarin zij betoogde voor de massastaking als wapen voor de arbeidersklasse, een

werk dat veel impact had op de Duitse SPD en waarmee zij veel bekendheid verwierf.41 De Revolutie van 1905 in Rusland had ook een grote indruk gemaakt op de Nederlandse marxisten. De aanwezigheid van Russische afgevaardigden op zesde congres van de Tweede Internationale in Amsterdam had Holst ontroerd en het nieuws van de Bloedige Zondag was door Holst en Gorter vernomen ‘’met tranen in hun ogen’’. Deze opstand zou later een centrale rol spelen in Holsts gedachtegoed en haar beeld voor de toekomst van Europa.42 In 1909 sprak Holst met Lenin in Parijs, waarbij zij beiden de houding van Troelstra bekritiseerden, en zij een ‘’onuitwisbare indruk’’ op Lenin zou hebben achtergelaten. Ook was zij in contact geweest met Lev Trotski en Aleksandra Kollontaj, die beiden na de revolutie belangrijke posities innamen in de Sovjetregering. Daarnaast onderhield zij uitstekende contacten met hooggeplaatste Duitse socialisten, en Karl Kautsky in het bijzonder.43

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog compliceerde de internationale samenwerking van de nationale, socialistische groeperingen, maar zorgde met de komst van de Russische Revolutie ook voor een centralisatie van de internationale samenwerking. Na de moord op de Oostenrijks-Hongaarse Aartshertog Franz Ferdinand haastte socialistische politieke partijen zich om de klassenstrijd tijdelijk op te schorten en volledige parlementaire steun te verlenen aan hun respectievelijke landen. Internationale solidariteit onder de socialisten verdween als sneeuw voor de zon en had de uiteindelijk ontbinding van de Tweede Internationale tot gevolg.44 Zowel Lenin als de SDP spraken zich fel uit tegen, wat in hun ogen, het verraad van het internationalisme was. In de praktijk richtte de SDP zich vooral op binnenlandse anti-oorlog acties. In 1915 kwam Wijnkoop in contact met Lenin over een te organiseren internationale conferentie in Zimmerwald met als hoofddoel de oprichting van een nieuwe, revolutionaire internationale. Na een conflict met Lenin over het zelfbeschikkingsrecht dat Wijnkoop niet kon rijmen met het internationalisme, besloot de SDP geen afgevaardigde naar deze conferentie te sturen.45 Het is duidelijk dat er in de vroege jaren van de Eerste Wereldoorlog weinig solidariteit was binnen het internationale socialisme, maar dit veranderde in 1917 met de Russische Revolutie die werd toegejuicht door de Tribunisten.46 Een enkeling, onder wie Wijnkoop en Van Ravesteyn, keurde de vrede tussen de Sovjet-Unie en Duitsland af en uitte kritiek op de Sovjet-Unie. Deze kritiek raakte echter snel op de achtergrond toen de nieuwe Sovjetregering geld uittrok voor

41 Bruno Naarden, Socialist Europe and Revolutionary Russia. Perception and Prejudice, 1848-1923 (Glasgow

1992) 189-190.

42 Ibidem, 175-177. 43 Ibidem, 260.

44 Voerman, Meridiaan van Moskou, 37. 45 Ibidem, 38-41,

(18)

18

steun aan hun politieke geestverwanten in Europa. De SDP veranderde mede door de revolutie hun naam in de Communistische Partij Holland (CPH) en sloten zich in maart 1919 aan bij de Communistische Internationale onder leiding van de Sovjet-Unie. Historicus Gerrit Voerman beschreef in een uitgebreide studie over de banden tussen de Nederlandse communisten en Moskou dat dit het begin was van langdurige proces van totale russificering en domesticering van de CPH door de Sovjets.47 Twee jaar na de toetreding van de partij aan de Kommunistische Internationale zou de ramp van de Russische hongersnood zich voltrekken.

Spanningen tussen socialisme en de Nederlandse staat

De revolutiepoging van Troelstra in 1918 had, ondanks het feit dat het een grote mislukking was, een grote invloed op de houding van de Nederlandse regering richting socialisten. De laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog waren een bron van grote maatschappelijke onrust. Deze lieten ook niet Nederland onberoerd. De spanningen in de Nederlandse samenleving waren het sterkst voelbaar in het leger. In 1914 werd een groot deel van de Nederlandse bevolking gemobiliseerd in het geval Nederland haar neutraliteit niet kon waarborgen. De beslissing om de volledige mobilisatie van het leger vol te houden, nadat duidelijk werd dat deze oorlog veel langer zou gaan duren dan aanvankelijk verwacht werd, wekte grote weerstand onder de soldaten.48 De combinatie van groeiende ontevredenheid onder de strijdkrachten, de Russische Revolutie in 1917 en de daaropvolgende revolutie in Duitsland in November 1918 leken in de ogen van Troelstra de ideale omstandigheden om een revolutie in Nederland te ontketenen. Troelstra gaf deze gedacht vorm met de woorden ‘’de revolutie blijft niet in Zevenaar (een dorp aan de Nederlands-Duitse grens) voor de vlag staan’’.49 Op 7 november sprak Troelstra in Rotterdam SDAP-leden toe. In deze toespraak achtte hij de internationale situatie rijp voor een revolutie. Hij waarschuwde voor de valkuilen van de Russische Revolutie en riep op tot een ‘’revolutie zonder anarchie’’ in Nederland. De opkomst rondom de revolutie was echter miserabel en de tegenreactie van de niet-socialisten was eensgezinds en goed gecoördineerd. De regering zette zich direct in om in de behoeftes van de verwaarloosde soldaten te voorzien. Daarnaast werden er massaal lokale, Oranjegezinde burgermilities opgericht, die de opkomst van de socialisten in de grote steden overschaduwde. De revolutiepoging bleek een week na de oproep van Troelstra een

47 Voerman, Meridiaan van Moskou, 438-439.

48 Ron Blom, ‘A small Imperialist Power in the Epoch of War and Revolution. Left-wing Soldiers’ and Sailors’

Organisations, 1914-1919’, Critique: Marxism and the First World War 42 (2014) 378-381.

(19)

19

volkomen mislukking te zijn, maar gaf reden voor de regering om alle ontwikkelingen van de socialistische beweging in Nederland met argusogen te volgen. Ook poogden de regering met nieuwe hervormingen de socialisten het wind uit de zeilen te nemen. De revolutiepoging van Troelstra speelde ook een verenigende rol voor de protestantse en katholieke partijen, en garandeerde dat de SDAP in de jaren die volgde aan de zijlijn van de Nederlandse politiek zouden staan.50

Na de revolutie ontstond er een groot spanningsveld tussen de socialisten en de Nederlandse regering. Hiervoor kijken we naar het proefschrift van Joris Gijsenberg over extremismebestrijding in Nederland. Logischerwijs was de belangrijkste aanzet voor de extremismebestrijding de Russische Revolutie, die het spook van het rode gevaarte opriep. De angst (van confessionele en liberale partijen) was tweeledig, er was een angst voor de massa en bepaalde individuen. Er was een sterk wantrouwen ontstaan naar de arbeidersbeweging en de vakbonden, die werden voorgesteld als irrationele en emotionele massa. Naast die massa was er een groep van ‘’beroepsopruiers’’ die nog meer gehekeld werd. Onder deze groep vielen mensen zoals Holst, Wijnkoop en Ravesteyn. Zij werden gehekeld door de Nederlandse regering omdat zij bewust misbruik zouden maken van de beïnvloedbare massa.51 Toen Wijnkoop en Van Ravesteyn in 1918 zitting namen in de Tweede Kamer werden zij met grote argwaan gevolgd. Het regelement van orde werd bewapend om de linkse elementen in het parlement de vrijheid te ontnemen. De reactie op de oproep van Troelstra door confessionelen en liberalen toont aan hoe sterk het wantrouwen was. Het beleid van volgende regeringen in 1919 toont aan dat dit beleid door bleef werken. Met de oprichting van een militaire inlichtingendienst en een maandelijkse ministerraad met een specifieke focus op het gevaar van het communisme. In 1920 werd een controversiële Revolutiewet aangenomen. Deze wet gaf aan de politie de bevoegdheid om in tijden van maatschappelijk onrust vermoedelijke revolutionairen te arresteren.52 Ook de krant speelden volgens Gijsenberg een belangrijke anticommunistische rol. Deze bleven angst zaaien door continue te berichten over de dreigende revolutie en verdere geruchten. In politieke kringen probeerde conservatieve politici de socialisten het gras voor de voeten weg te maaien door het volk meer politieke invloed te geven. De situatie in de jaren na de revolutie was gespannen. Naar verloop van tijd begonnen in andere landen zoals in Duitsland en Finland de regering tegen deze extremistische elementen hardhandig op te treden. In Nederland werd niet voorbeeld niet gevolgd.53

50 Rob Hartmans, De Revolutie die niet doorging. De Tragedie van Troelstra – november 1918 (2018). E-Boek in

Epub-formaat zonder paginanummering. Hoofdstuk 5 Praten over een Revolutie. Hoofdstuk 7 Het Tijd Keert.

51 Joris Gijsenbergh, Democratie en Gezag. Extremismebestrijding in Nederland, 1917-1940 (2017) 36-37.

Proefschrift.

52 Ibidem 47-50. 53 Ibidem 68.

(20)

20

Conclusie

Het begin van de negentiende eeuw zag er veelbelovend uit voor een goed verloop van Russisch-Nederlandse betrekkingen, maar door toenemende democratisering in Nederland, en gebeurtenissen die een internationale weerslag hadden, verslechterde deze betrekkingen snel in de tweede helft van de negentiende eeuw. Deze verslechtering was echter niks vergeleken met de effecten die de Russische Revolutie, met name de Oktoberrevolutie, had op de Russisch-Nederlandse betrekkingen. De reactie vanuit de politiek was er een van algehele verontwaardigheid. Deze was het sterkst uit het christelijke kamp. Deze reactie van de christenen is interessant om mee te nemen in de analyse van de christelijke kranten in relatie tot de hongersnood. De reactie van de kranten zijn interessanter, deels door het feit dat we deze goed kunnen vergelijken met de media omtrent de hongersnood en deels omdat de inhoud opvallend is. Blijkbaar was een vredelievend, en dus humanitair, element een belangrijke afweging bij hun visie van de bolsjewisten. De gedachte dat de Sovjet-Unie maar een kort leven was beschoren zou volharden tot de Russische hongersnood, de ‘’laatste stuiptrekking van de sovjets’’, aan toe. Ook moeten wij hier aandacht vestigen op de onenigheid over de revolutie tussen de socialistische, Nederlandse kranten en kunnen wij ons afvragen of een soortgelijke onenigheid, die het gevolg was van ideologische verschillen, ook te vinden is in het publieke debat omtrent de hongersnood van 1921-22. Afsluitend hebben we ook kunnen vaststellen dat de Nederlandse geestverwanten van de bolsjewisten onderdeel waren van een groot internationaal netwerk dat humanitaire hulp ten goede kon zijn, en dat er een groot spanningsveld was ontstaan tussen de Nederlandse regering en de socialistische beweging. Hoe zou dit spanningsveld zich ontwikkelen met betrekking tot de hongersnood als de socialisten massaal de Sovjet-Unie steunden?

(21)

21

Humanitarisme, Media en Nederland

In 1758 schreef de Zwitserse filosoof en rechtsgeleerde Emer de Vattal dat ‘’if a nation is afflicted with famine, all those who have provisions to spare ought to relieve her distress, without, however, exposing themselves to want … To give assistance in such extreme necessity is so essentially conformable to humanity, that the duty is seldom neglected by any nation that has received the slightest polish of civilization.’’.54 Deze tekst van De Vattal reflecteert de opkomst van het humanitarisme in de tweede helft van de achttiende eeuw samen met het verlichtingsdenken . De aardbeving van Lissabon die iets eerder in 1755 plaatsvond, was vrijwel de eerste ramp waarbij iets dat leek op een pan-Europese hulpactie op gang kwam. In het achttiende-eeuwse Frankrijk werd door een filosofische beweging de term humanité, een diepe bezorgdheid voor de welzijn van de medemens, gepopulariseerd.55 Het was echter pas in de negentiende eeuw dat deze compassie, vooral door de rol van kerk, zich vertaalde naar het dagelijks leven van de Westerling in de vorm van humanitarisme. In dit hoofdstuk beschouwen wij kort de historische ontwikkeling van het humanitarisme, zodat wij vervolgens de Russische hongersnood in deze context kunnen plaatsen. Hierbij zal uiteraard extra aandacht zijn voor de relatie tussen humanitarisme en hongersnoden in de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Vervolgens pogen wij een Nederlandse humanitaire traditie te schetsen op basis van een aantal casussen waarbinnen wij de casus van de Nederlandse hulpverlening aan de Sovjet-Unie in een specifiek Nederlandse context kunnen gieten. Aan het einde wordt er gericht op de Eerste Wereldoorlog die zo kort vooraf ging aan de hongersnood, en die een niet te onderschatten impact had op de Nederlandse samenleving. Afsluitend beschouwen wij de band tussen humanitarisme en de media, en hoe deze zich vertaalde in de Nederlandse praktijk.

Oorlog, geloof en kolonialisme

De historiografie erkent dat er in de negentiende eeuw geen eenduidige oorsprong van het internationaal humanitarisme is vast te stellen. Het is duidelijk dat er in de achttiende eeuw al een sentimentele omslag gaande was die een sterke relatie had met de Verlichting, verstedelijking en modernisering. Voor het humanitarisme zoals wij dat kennen, moeten wij echt onze focus leggen op de negentiende eeuw. In deze eeuw constateert de literatuur ruwweg drie factoren die van groot

54 Emer de Vattal, Law of Nations or, Principles of the Law of Nature, applied to the Conduct and Affairs of

Nations and Sovereigns (London 1834) 135.

(22)

22

belang waren voor de ontwikkeling van het humanitarisme. Deze waren: het christendom, de koloniale ervaring en oorlog.56 Daarnaast wordt er tussen twee verschillende soorten humanitarisme onderscheid gemaakt, namelijk degene die voortkwam uit de ‘’universele christelijke liefde’’ en de seculiere variant die zich baseerde op ‘’De Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger’’ uit 1789.57 Michael Barnett stelt dat het evangelisme waarschijnlijk de belangrijkste factor in de ontwikkeling van het humanitarisme was. Hij erkent de rol die seculiere hulpverleners, maar achtte het niet mogelijk dat deze beweging tot stand was gekomen zonder evangelisme. De evangelisten geloofden dat het doel in het leven was op God te dienen, wat zich vertaalde naar de strijd van de persoonlijke redding en de doelstelling om de zielen van anderen te redden. Deze zielen werden gered door ze te bekeren en daarmee de eenheid van de mensheid aan te tonen.58 De rol van het christendom zien we ook terug in de functie die evangelisten speelden in de anti-slavernijbeweging. De eerste beginselen van deze beweging zijn aan het einde van de achttiende eeuw te vinden, maar professionaliseerde in de negentiende eeuw waarbij meestal evangelisten, in grote mate Quakers de leiding namen. Zij zette in de context van de anti-slavernijbeweging een groot internationale beweging op. Halverwege de negentiende eeuw werd de rol van de katholieke kerk en de anglicaanse kerk ook substantieel groter.59

De rol van de kerk hangt sterk samen met de koloniale ervaring die zo invloedrijk was op het humanitarisme. De verspreiding van het Christendom door missionarissen was inherent onderdeel van het kolonialisme. Humanitairs en missionarissen waren afhankelijk van de koloniale staat voor hun veiligheid. Kenmerkend voor deze periode is dat Barnett spreekt over het humanitarisme over de periode tot de Tweede Wereldoorlog over het ‘’imperiale humanitarisme’’.60 Via de machtsverhouding binnen koloniale structuren kon men hulp in de vorm van humanitarisme bieden door de koloniale onderdanen te emanciperen en te bekeren. In deze structuur werd humanitarisme onlosmakelijk verbonden met paternalisme. In geest van de bekeringsdrang werden in de negentiende eeuw ook beschavingen ingedeeld, waarbij de Westerse beschaving de beste was. De historici wijzen allen ook naar het paternalisme van het humanitarisme in deze periode.61 De humanitaire gedachten werden halverwege de negentiende eeuw ook vertaald naar de aanpak van oorlog. Gedurende de Krimoorlog waren er al kreten voor meer humanitaire hulp gehoord, en werd dit ook sporadisch gedaan, met als 56 Johannes Paulmann, ‘The Dilemmas of Humanitarian Aid: Historical perspectives’ in: Johannes Paulman ed.,

Dillemas of Humanitarian Aid in the Twentienth Century (Londen 2016) 11-15.

57 Daniel Laqua, ‘Inside the Humanitarian Cloud: Causes and Motivations to Help Strangers’, Journal of Modern

European History 12 (2014) 176.

58 Barnett, Empire of Humanity, 52-54.

59 Peter Stamatov, The Origins of Global Humanitarianism. Religion, Empires, and Advocacy (New York 2013)

155-157, 178.

60 Barnett, Empire of Humanity, 7 61 Ibidem 60-68.

(23)

23

bekendste voorbeeld het handelen van Florence Nightingale. Het klassieke verhaal is echter dat Henry Dunant in 1859 de gruwelijke nasleep van de slag van Solferino, tussen Frans-Italiaanse en Oostenrijkse troepen, aanschouwde en vanaf dat moment iedereen ertoe te zetten de menselijkheid van alle soldaten te zien, en niet alleen degene van de eigen zijde. Op basis van zijn gedachtegoed werd vervolgens in 1863 het Internationaal Comité van het Rode Kruis opgericht, gevolgd door de eerste Geneefse Conventie in 1864.62 Op basis van deze bevindingen binnen het humanitarisme is te stellen dat er verschillende tradities en directe aanleidingen waren binnen het humanitarisme, maar dat het belang van het christendom als een rode leidraad door het negentiende-eeuwse humanitarisme loopt, iets wat zeker ook in de context van de Russische hongersnood terugkeert.

Deze voorgeschiedenis laat al zien dat humanitarisme op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden, en de invulling daarvan in zekere zin een reflectie is van de eigen tijd. Zo werd na de Tweede Wereldoorlog het concept humanitarisme veel meer gebruikt in de context van het liberalisme. Door de vluchtigheid van dit begrip is het goed om een aantal handvaten aan te pakken waarmee we het concept beter kunnen vatten wanneer wij schrijven over humanitarisme in het Nederlandse publieke debat omtrent de Russische hongersnood van 1921-22. De Duitse historicus Johannes Paulmann formuleerde de dilemma’s van het internationale humanitarisme die wij kunnen gebruiken om een goede houvast te krijgen op humanitarisme en vervolgens kunnen toepassen bij de behandeling van primaire bronnen. De dillema’s zijn een vijftal en Paulmann plaats de opkomst van deze dillema’s aan het begin van de twintigste eeuw, als het niet vroeger is. Dit zijn spectatorship and

agency, ofwel de afstand tussen de noodlijdende person en de internationale toeschouwer die volgens

Paulmann een spanningsveld vormt. Media intervention, waarmee het handelen van de media vaak in samenwerking gaat met de hulporganisaties, maar deze soms ook op gespannen voet met elkaar komen te staan. Van the politics of empathy spreken we wanneer de menselijke empathie de politieke oorzaken van de ramp naar de achtergrond verdreven. Humanitarian aid as politics omvat de manier waarop het verlenen van humanitaire hulp soms als een instrument van buitenlandbeleid is, en dus als politiek middel wordt gebruikt. The politics of aid omvat hoe hulporganisaties hun eigen belangen nastreven binnen complexe structuren, waarbij partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau betrokken zijn. Ook moeten we hierbij denken aan meningsverschillen binnen en tussen hulporganisaties die bijvoorbeeld kunnen ontstaan over de aanpak van een bepaalde humanitaire crisis.63 Met het humanitarisme nader uitgewerkt, kunnen we ons kort richten op de ontwikkeling van hulp met betrekking tot hongersnoden.

62 Barnett, Empire of Humanity, 76-82.

63 Johannes Paulmann, ‘The Dilemmas of Humanitarian Aid: Historical perspectives’ in: Johannes Paulman ed.,

(24)

24

Hongersnood als humanitaire ramp

Hongersnoden zijn één van de meest voorkomende humanitaire rampen in de geschiedenis. Hoe vaak de hongersnoden precies plaatsvonden is door gebrekkige informatieverzameling moeilijk vast te stellen. We weten over sommige hongersnoden omdat zij door een hevigheid een naam werden toegewezen, maar over hongersnoden vóór de zeventiende eeuw is opvallend weinig bekend.64 Tussen de Renaissance en de Verlichting was honger in continentaal Europa een onvermijdelijk onderdeel van de menselijk conditie, en als straf van hogere hand. James Vernon stelt dat hongersnoden minder voortkwamen in Groot-Brittannië waar meer checks and balances waren in de bestrijding van honger. Om deze reden is het niet vreemd dat in Groot-Brittannië in de late achttiende en het begin van de negentiende eeuw de economen Thomas Malthus en Adam Smith een belangrijke rol speelde in het denken over de plaats van honger en hongersnoden in de politieke economie. De twee denkers hadden verschillende verklaringen voor de oorzaak van de hongersnood. Malthus stelde dat hongersnood een natuurlijk fenomeen was om overbevolking tegen te gaan, en dus in zekere zin iets positiefs was, terwijl Adam Smith beargumenteerde dat de hongersnood door de mens veroorzaakt werd. Beiden waren het er echter over eens dat de markt de volledige controle moest behouden over de productie van voedsel en de verdeling daarvan, en dat er staat hier geen interventie op mocht plegen.65 Het feit dat deze denkbeelden daadwerkelijk invloed hadden op beleidsvorming is te zien in de koloniale context. Zo schreef Ambirajan dat er in Brits-Indië hooggeplaatste bestuurders overtuigd waren van de ideologie van Malthus en zodoende niet ingrepen bij grote hongersnoden in dat land. Zij deelden de overtuiging dat na de hongersnood er een explosieve bevolkingsgroei zou ontstaan.66 Ó Gráda stelt dat er omtrent de Ierse Hongersnood van 1845-1849 ook Malthusianen een grote rol speelden in de beslissing van de staat om beperkte actie te ondernemen.67

Internationale hulpverlening voor hongersnoden begonnen zich in de tweede helft van de negentiende eeuw geleidelijk een steeds grotere rol aan te nemen, totdat deze aan het begin van de twintigste eeuw werkelijk geglobaliseerd was. Waar de staat ten opzichte van de Ierse Hongersnood een ambivalente houding aannam, waren er veel nationale liefdadigheidsorganisaties, maar ook internationale organisaties die geld inzamelden voor het leed van de Ierse bevolking. De Ierse historicus Christine Kinealy wijst erop dat donaties uit alle hoeken van de wereld kwamen. Dit kwam

64 Cormac Ó Gráda, Famine. A Short History (Oxford 2009) 35. 65 James Vernon, Hunger. A Modern History (Londen 2007) 9-11.

66 S. Ambirajan, ‘Malthusian Population Theory and Indian Famine Policy in the Nineteenth Century’,

Population Studies 30 (1976) 6-8.

(25)

25

deels van mensen die uit Ierland waren geëmigreerd naar andere plekken in het Britse Rijk. Er waren inzamelingsacties in Calcutta, Madras en Bombay. Ook in de Verenigde Staten werd er geld ingezameld bij Irish-Americans. Paus Pius IX zette een comité op voor de leniging van de Ieren en zamelde grote bedragen geld in. Donaties kwamen zo ver als Venezuela, Zuid-Afrika en Australië. Ook werden er donaties gedaan door de Russische Tsaar, de President van Amerika en de Sultan van het Ottomaanse Rijk.68 Net zoals in Ierland hongersnood geen ongewoon verschijnsel was, stond Rusland ook bekend als een land waar hongersnood veel vaker dan in de rest van Europa voortkwam. De Australische historicus Stephen Wheatcroft wijst als oorzaak hiervoor naar de extreme weersomstandigheden die voorkomen in grote delen van Rusland. Koude winters, hete zomers, een kort groeiseizoen en extreme regenval zorgde ervoor dat zelfs de meest vruchtbare gebieden van Rusland vaak te maken hadden met gefaalde oogsten. Het was in deze tijd moeilijk om een surplus van een gebied over te brengen naar een gebied waar tekort was door de enorme afstanden in Rusland en het gebrek aan een goed infrastructuur In de jaren veertig, de vroege jaren zeventig, de vroege jaren tachtig waren periode van grootschalige hongersnood in Rusland, maar deze worden allen overschaduwd door de hongersnood van 1891-92. Dit komt volgens Wheatcroft niet doordat deze hongersnood erger was dan andere hongersnoden in de negentiende eeuw, maar doordat dit de eerste hongersnood was die ook daadwerkelijk werd erkent als hongersnood.69

Halverwege de negentiende eeuw ontstond er dus een toenemende hoeveelheid aandacht voor hongersnoden totdat deze aan het einde van deze eeuw als waardig humanitair doel erkend werd. Vernon verklaart dit niet aan de hand van acties van een aantal belangrijke humanitairs, maar door een nieuwe ontwikkeling in het medialandschap. Honger werd namelijk steeds meer een nieuwswaardig item. De kranten gebruikten nieuwe technieken om met persoonlijke verhalen van verhongerende kinderen, en dergelijke, de getroffenen te representeren als moreel onschuldige slachtoffers van machten die buiten hun controle lagen. Door deze veranderingen kwamen er speciale correspondenten voor honger en werd de journalist een publiek figuur. Vanaf de jaren zeventig van de negentiende eeuw was honger in steeds grotere mate voorpaginanieuws, en werd honger steeds meer erkend als één van de grootste sociale kwestie. Door deze nieuwe emotionele representatie van honger ontstond er een band tussen de journalist en de lezer. De journalist bewees zijn humanitaire integriteit door te rapporteren over het leed dat hij aantrof, en de lezer was onderdeel van een humanitaire reactie in de vorm van filantropie en liefdadigheid.70 De journalist kreeg dus een enorm

68 Christine Kileany, ‘Private Donations to Ireland during An Gorta Mór’, Seanchas Ardmhacha: Journal of the

Armagh Diocesan Historical Society 17 (1998) 109–113.

69 Stephen Weathcroft, ‘Eastern Europa (Russia and the USSR)’ in Guido Alfani e.a. ed., Famine in European

History (Cambridge 2017). E-Boek in Epub-formaat zonder paginanummering.

(26)

26

belangrijke rol in het weergeven van de hongersnoden, maar bepaalde indirect ook naar welke ramp het meeste geld toeging. De politiek speelde in op deze ontwikkelingen, en begonnen zich tijdens hongersnoden meer te richtten op het redden van mensenlevens. Zo werd er in het Britse Rijk in 1880 de ‘’first written statements of famine policy in the modern era’’ opgericht in de vorm van de Indian Famine Codes. In deze Codes stonden strikte bepalingen omschreven hoe hulpverlening toegepast moest worden.71 Aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw werd de onverschilligheid van Malthus en Smith langzaam aan de kant geschoven en begon staatsinterventie een belangrijke rol te spelen in de hulpverlening voor hongersnoden.

De Nederlandse humanitaire traditie

Om het Nederlandse publieke debat omtrent de Russische Hongersnood goed te begrijpen, moet er een goed beeld geschept worden van de perceptie van hongersnoden in Nederland en de casussen waarin Nederland of Nederlanders eerder internationale humanitaire hulp verleende, ofwel de Nederlandse humanitaire traditie. Door het vroege verstedelijkte karakter van Nederland is er informatie over mogelijke hongersnoden sinds de Karolingische periode. Omdat we ons moeten baseren op de percepties van kroniekschrijvers is het echter vaak moeilijk deze hongersnoden kwalitatief en kwantitatief te beoordelen. In de bestaande historiografie wordt de indruk gewekt dat Nederland vanaf de late zeventiende eeuw eigenlijk geen honger meer kende. Dit kwam hoofdzakelijk door de centrale ligging van Amsterdam in de internationale graanhandel. Het is echter zo dat er binnen Nederland aanzienlijke verschillen waren.72 Vanaf de achttiende eeuw nam de interne graanproductie van Nederland gestaag toe. Het gebrek aan hongersnood in deze perioden kan echter niet alleen verklaard worden aan de hand van deze positie in de graanhandel. In Nederland was er namelijk al vroeg een bijzonder goed ontwikkeld systeem van liefdadigheid en hulpverlening. Aan de meeste kerken in Nederland was een armentafel verbonden. Dit waren instellingen, te vinden in steden en dorpen, die die armen voorzagen in voedsel, kleding en soms kleine hoeveelheden geld. Deze instellingen gingen tot in de negentiende eeuw door.73 De zorg voor de armen is ook terug te zien in de oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid in 1818. Deze organisatie was het idee van de Nederlandse generaal Johannes van den Bosch, die de ideeën van Malthus nadrukkelijk verwierp. Het idee was om armen in de steden onder te brengen in koloniën in het oosten van Nederland waar zij

71 Ó Gráda, Famine, 206-207.

72 Daniel Curtis, Jessica Dijkman, Thijs Lambrecht en Eric Vanhaute, ‘Low Countries’ in Guido Alfani e.a. ed.,

Famine in European History (Cambridge 2017). E-Boek in Epub-formaat zonder paginanummering.

73 Daniel Curtis, Jessica Dijkman, Thijs Lambrecht en Eric Vanhaute, ‘Low Countries’ in Guido Alfani e.a. ed.,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Streptomyces en Rhodococcus stammen zijn zeer interessant voor verder onderzoek naar nieuwe secundaire metabolieten, als bron van nieuwe BGCs, of als gastheren voor

Linda Valent, ergotherapeut en onderzoeker, Research & Development, Revalidatiecentrum Heliomare Dit artikel is een vervolg op het artikel over de fysieke effecten van

Tabel 6.Satenvatting van de beoordelingen in procenten hoger dan of gelijk aan het geniddelde van het standaardras door de overige beoordelaars. Groeikracht S NI

Misschien biedt deze procedure voor bepaalde zeugen ook in Nederland mogelijkheden.. Een aantal deskundigen zijn van mening, dat de

BIJLAGE 3: Analyseresultaten voor vocht, sulfaat, nitraat en ammonium per bodemlaag. Per bodemlaag is vermeld het vochtgehalte in gewichtsprocenten (G) in volumeprocenten (V), en in

bijlage 1. De toepassing van landbouwchemicaliën, dierlijke mest, rioolslib etc. door de indivi- duele landbouwer is te beschouwen als een puntbron; het grote aantal van deze

Vooral het traject van onderzoeksresultaat, de uitkomsten van onderzoek (gedefinieerd als kenniskernen) naar benutting van de ontwikkelde kennis in de doelgroep(en) (gedefinieerd

Στο κεφάλαιο 2, παρουσιάζω επίσης τα αναμενόμενα οφέλη από την υιοθέτηση αυτών των κατευθυντήριων γραμμών, τα σημαντικότερα από τα οποία είναι η αυξημένη