• No results found

De ontwikkeling van de mechanisatie op akkerbouwbedrijven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ontwikkeling van de mechanisatie op akkerbouwbedrijven"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uiet voor publikatie

Interne nota No, 66

DE OMWIKKELING VAN DE LIECIIANISATIE OP AKKEKBOUWBEDRIJVEN

Inleiding

In deze nota wordt in kort bestek een overzicht gegeven van de resultaten van een enquête naar trekkers en grote werktuigen. Deze enquête v/a a gericht op de ontwikkeling van de mechanisatie na I945 °P akkerbouwbedrijven ei op het gebruik van eigen werk-tuigen voor de verschillende werkzaamheden ten behoeve van de

teelt van akkerbouwgewassen. De hiervoor benodigde gegevens werden verzameld op 366 bedrijven, die in 1956 bij het L.E.I. in

admini-stratie waren, verspreid over verschillende gebieden van Nederland. De meeste van deze bedrijven nemen nog slechts korte tijd deel aan

deze administratie, zodat de boekhoudcijfers alleen geen voldoende overzicht geven over do gehele periode na 1945.

In hoofdstuk 2 zijn de belcngrijk3te resultaten van hot onder-zoek besproken, In de eerste plaats is een overzicht gegeven van het aantal werktuigen, dat in de verschillende jaren in totaal aan-wezig v/as, In de tweede plaats is per gebied verder ingegaan op de beschikbaarheid van werktuigen. Ook is in het kort vermeld in v/elke mate bepaalde werkzaamheden door derden werden verricht in 195&.

In aansluiting aan de gegevens in hoofdstuk 2, zijn in hoofd-stuk 3 de financiële consequenties van do uitbreiding van het work-tuigenpark globaal aangegeven. Achtereenvolgens is uiteengezet, hoe groot de jaarlijkse investeringen gemiddeld zijn geweest en in

welke mate de totale v/aarde van de inventaris sedert 1945 is geste-gen.

In hoofdstuk 4 zijn enige oonclusies getrokken uit de verzamel-de gegevens, waaruit tenslotte kon worverzamel-den afgeleid dat verzamel-de

mechani-satie zioh nog verder zal uitbrïiden, hetgeen oen sterk toenemende kapitaalbehoefte ten gevolge heeft.

's-Gravenhage, oktober 1958

Afdeling Bedrijfseconomisch Onderzoek Landbouw W, J,Sluiman '

(2)

HOOFDSTUK I

DOEL EN OPZET VAN TIET ONDERZOEK

1, Op eon aantal akkerbouwbcdrijven in verschillendo gebieden van Nederland, waarvan door het L.E.I. een bedrijfseconomische boekhouding werd bijgehouden, is in 1956 een onderzoek ingesteld naar do omvang van do mechanisatie in dat jaar en de ontwikkeling hiervan sedert 1945»

Als aanvulling op de gege\ons welke reeds uit de boekhouding naar voren komen, werden aan do deelnemers door middel van een enquête-formulier vragen gesteld betreffende de mechanisatie op het bedrijf gedurende de periode van 1945 "tot en met 1956.

Aangezien de meeste van do bedrijven nog slechts korte tijd in administratie waren, was het alleen op deze wijze mogelijk een inzicht te verkrijgen over een reeks van jaren, betreffende de aanwezigheid en het gebruik van trekkers on werktuigen op deze groepen bedrijven. Voorts bestond nu de mogelijkheid een oordeel te vormen omtrent de gebruiksduur van de werktuigen.

2, De vragen die aan de deelnemers werden gestold, hadden voorname-lijk betrekking op het tijdstip van aanschaffing van de eerste trekker en werktuigen, wanneer uitbreiding van het aantal van hot betrokken werktuig hoeft plaats gehad, wanneer werktuigen werden vervangen of niot meer werden gebruikt, wanneer revisie plaats had en voorts welke financiële consequenties deze ontwikkeling van het werktuigenpark in de loop der jaren voor de boer heeft ge-had.

Niet steeds kon een bevredigend antwoord worden verkregen) bij gebrek aan aantekeningen moesten verschillende antwoorden worden verstrekt uit het geheugen, waarbij echter bepaalde omstandigheden in sommige jaren voor do boer voldoende houvast konden bieden om zich de feitelijkheden betreffende de mechanisatie duidelijk te herinneren.

3, Het onderzoek had, behalve op trekkers, betrekking op de volgen-de soorten werktuigen« trekkerploegen, kunstmoststrooiors, trans-porteurs, graanmaaiers, maaidorsmachines, dorsmaohines, pootmachi-nes, aardappelrooimachipootmachi-nes, bietenrooiers en vlasplukmachines.

Ook andere dan de hiervoor genoemde werktuigen hebben onder invloed van de ontwikkeling van de techniek, bijgedragen tot het voortschrijden van de mechanisatie van werkzaamheden. Bij dit

onder-zoek is evenwel uitsluitend aandacht besteod aan die mechanisatie, welke in de jaren 1946 t/m 1956 in belangrijke mate onder invloed

stond van de trekkrachtwijziging, de noodzaak tot arbeidsbesparing, het vervangen van onaangonaamiiandwerk door machines enz. en die

tevens voor de boer grote financiële consequenties had. Juist boven-genoemde werktuigen hebbon hierbij een belangrijke rol gespeeld.

Vrijwel gelijktijdig met do uitvoering van deze enquête werd begonnen met een systematische verzameling van bepaalde technische gegevens van de akkerbouwgewassen op dezelfde bedrijven. Deze be-troffen voornamelijk de verschillende oogstmethoden en het sproeien togen onkruid, ziekten en insecten. Speciaal werd hierbij gelet op het gebruik van eigen werktuigen en do mate, waarin bepaalde werk-zaamheden' door derden werden verricht. Hieruit is duB ook af te leiden hoe de tendens zich ontwikkelt betreffende het laten

ver-richten van werkzaamheden door loonworkers on worktuigencoöperaties.

(3)

4

-4. Het onderzoek betreffende de mechanisatie heeft plaats gehad op betrekkelijk kleine groepen bedrijven in verschillende gebieden. Uiteraard werden slechts die bedrijven bereikt, die in 1956 in

administratie v/aren« De keuze van deze bedrijven voor hot econo-mische onderzoek bracht voorts met zich mee, dat slechts kon worden beschikt over gegevens van bedrijven in bepaalde grootteklasson. Dit betekent evenwel dat deze bedrijven wel typerend zijn voor de desbetreffende gebieden ten aanzien van produktie-omstandigheden en bedrijfsvoering in die bepaalde grootteklasse. De uitkomsten van het onderzoek vormen dus zeer zeker een afspiegeling van de

werkelijke ontwikkeling van de mechanisatie in de diverse gebieden. Van het aantal bedrijven dat bij dit onderzoek betrokken is geweest, wordt een overzicht gegeven in tabel 1. Hierin is ook de gemiddelde bedrijfsgrootte en het gebruik van het bouwland in 1956 vermeld.

Tabel 1

AAMTAL BEDRIJVEN. BEDRIJFSGROOTTE EN GRONDGEBRUIK, PER GEBIED

Gebied Friese Bouwstreek Noord-Groningen Veenkoloniën Noordholland-N. Noordhol land-Z. Zuidhollandse E i l . W.Noordbrabant Zeeuwse Eilanden Zeeuws-VI aanderen Aantal bedrijven 25 52 68 46 41 28 26 40 40 Grootte-klasse in ha 25-50 30-60 15-25 20-65 15-55 25-50 25-35 25-60 25-35 Gem. oppervlakte in ha cultuur-grond 30,2 44,5 22,6 33,5 29,7 37,2 33,0 41,2 30,0 bouw-land 15,7 41,8 20,8 30,8 27,9 34,5 28,7 36,3 26,1 Verdel in gra-nen 32 53 55 37 35 31 29 35 36 peul -vr. 5 4 -10 12 12 8 13 19

g van het bouwland in

vlas 7 5 -10 6 6 7 9 8 aard-app. 29 4 31 14 10 20 14 13 9 suiker- bie-ten 6 4 7 10 13 18 18 16 15 % ov. gew. 21 20 7 19 24 13 24 14 13

545

(4)

1945 '46

Hl

'48 '49 '50 '51 '52 '53 '54 '55 '56

Figuur 1 . Do tocnamo van hot aantal werktuigen van 1945

(5)

50

r-100

50

-100

50

-100

50 L

100

r

50

100

50

300

250

200

I50

100

50

200

I50

100

50.

J L

Bietenrooiors

Aardapp.rooimachinos

J I b=f

^7^TIVZK^Z

;;;

^,

T/lasplukmachinos

~jT7*7y777777777////////ySSA

Maaidorsmachines

j 1 1 ,1 i^-T-rf //xfs¥// V7T7r^//A//?(//A

Dorsmachines

v////////y////////////////////x/^A

Transporteurs

V77?ZZ?,

J~ „^

wm

Aardapp.pootmachinos

, f' ' ' '>' s >

-, 50

100

50

100

50

-^ // ^

'V/

>v/.

-J77/

Ä//A,

Gi'aanmaaiers

, , I J — : » - s y y J-7"7" " / A ^ y y W / / A y ^ ^

-100

50

100

50

100

50

300

250

200

I50

100

50

200

I50

100

50

«45 '46 '47 ' 4 8 ' 4 9 '50 ' 5 1 «52 «53 '54 »55 '56

(6)

7

-HOOFDSTUK II

DE BELANGRIJKSTE RESULTATEN VAN EST ONDERZOEK

In dit hoofdstuk zal een overzicht worden gegovon van de resultaten van dit onderzoek.

In alle gebieden kan een belangrijke groei van de mechanisatie worden waargenomen, zodat verschillende werkzaamheden die voor 194-6

nog geheel of grotendeels met de hand werden uitgevoerd 10 jaren later op de meeste van deze bedrijven reeds machinaal gesohiedden.

Een weergave van de totale ontwikkeling vormen de cijfers in de hiernavolgende tabel. Hierin zijn de totale aantallen trekkers en grotere werktuigen, die eind 1945 en per ultimo 1956 op doze bedrijven gezamenlijk aanwezig waren, vermeld. Bovendien is van elke soort werktuig het aantal per 100 bedrijven aanwezig aangege-ven.

Tabel 2 OMVANG VAN DE MECHANISATIE IN 1946 EN 1956

Soort werktuig Trekkers Trekkerploegen Kunstmeststrooiers Transporteurs Graanmaaiers Maaidorsmachines Dorsmachines "Baaplukmao hi ne s Aard.pootmachines Aard. rooimachines Bietenrooimachines 1946 totaal

55

32

83

26

193

-30

-51

-per

100 bedr.

15

9

23

7

53

-8

-14

-1956 totaal

448

48I

268

137

276

21

36

30

148

98

15

per

100 bedr.

122

131

73

37

75

6

10

8

40

27

4

Een beeld van de totale ontwikkeling van elke soort werktui-gen is gegeven in de figuren la en lb.

In deze figuren is het aantal van elk werktuig, dat aanwezig is op do gehele groep bedrijven op hot einde van elk jaar aangege-ven door een horizontaal lijnstuk. Door deze lijnstukken te verbin-den kan eenvoudig de toeneming van het aantal werktuigen in elk

jaar worden afgelezen. Bij het samenstellen van deze figuren is dus ook rekening gehouden met de in do desbetreffende jaren vervan-gen aantallen werktuivervan-gen.

1, Het beeld van vóór 1946

Op geen van de bedrijven waren voor 1946 machines in gebruik voor het oogsten van vlas, aardappelen en suikerbieten. Ook werden de meststoffen voor het grootste deel nog mot' de hand gestrooid. Sleohts weinig bedrijven besohikten voor dit doel over een maohine»

Het poten van aardappelen geschiedde tot dat jaar nog vrij algemeen met de hand.

Voor'de grondbewerking wer'.en op bijna 90°/l van alle bedrijven nog paarden gebruikt, Sleohts 13% van de bedrijven had vó<5r 1946

(7)

de beschikking over een trekker.

Het oogsten van granen en sommige zaderijen werd weliswaar reeds voor een groot deel met graanmaaiers verricht, de helft van de bedrijven had zelf de beschikking over deze machine5 voor-namelijk waren paardebinders in gebruik, Maaidorsmachines werden nog niet gebruikt. Ook was het aantal bedrijven dat voor 1946

over een eigen dorsmachine beschikte gering. Voorts waren alleen in lbord-Groningen reeds een vrij groot aantal graantransporteurs in gebruik. Deze waren niet geschikt voor het transport van

hak-vruchten. Ook in de overige gebieden waren hakvruchtentransporteurs nog niet aanwezig.

2. De meohanisatie-omvang in 1956

In 1956 was het aantal bedrijven met een trekker opgelopen tot 89$ van het totale aantal bedrijven. Zelfs 30$ van de bedrijven had reeds over meer dan 1 trekker de beschikking. Het aantal trek-kers per 100 bedrijven steeg daardoor tot 122.

Het aantal bedrijven met een trekkerploeg bleef iets ten ach-ter bij het aantal dat met trekkers werkte. Vaak werd in de eerste tijd na d© aanschaffing van een trekker nog een (omgebouwde) paarde-ploeg gebruikt. Doordat in 1956 40$ van de bedrijven reeds over meer dan 1 trekkerploeg beschikte, steeg het aantal van deze werk-tuigen per 100 bedrijven tot 131.

In deze periode werd op 50$ van de bedrijven een kunstmest-strooier aangeschaft. Het aantal kunstmest-strooiers per 100 bedrijven steeg daardoor van 23 tot 73« Op ruim 25$ van de bedrijven worden dus de

kunstmeststoffen nog met de hand gestrooid of van de wagen af. Het aantal bedrijven met een transporteur nam in deze periode toe van 7 tot 34$. Deze uitbreiding betrof voornamelijk hakvruchten-transporteurs.

De graanmaaiers zijn voorts eveneens belangrijk in aantal ge-stegen, hoewel het gebruik hiervan vooral in het Zuidwestelijke kleigebied, aanzienlijk verminderde. Hoewel 75$ van de bedrijven in I956 de besohikking had over een eigen graanmaaier werden de granen in dat jaar voor ruim 60$ geoogst met eigen graanmaaiers.

Het gebruik van maaidorsmachines nam weliswaar zeer toe, maar van deze groepen bedrijven had in 1956 slechts 6$ zelf een der-gelijke machine ter beschikking.

Het aantal eigen dorsmachines per 100 bedrijven nam toe van 8 tot 10, een geringe uitbreiding dus, maar slechts de helft van deze machines worden thans nog voor het dorsen van alle granen en zaderijen gebruikt. Het maaidorsen heeft vooral in het zuidwesten, de laatste jaren verreweg de overhand gekregen»

Op gemiddeld 8$ van de bedrijven was in 1956 een vlasplukmaohine aanwezig. Meer dan 90$ van de oppervlakte vlas werd in dat jaar ma-chinaal geoogst door derden. Het trekken met de hand is dus vrijwel afgeschaft.

Het gebruik van aardappelpootmachines is, behalve in de Veen-koloniën, in de verschillende gebieden waar de aardappelverbouw van belang is sterk toegenomen. Van het totale aantal bedrijven besohik-te 40$ zelf over deze machine, waarmee meer dan de helft van de

oppervlakte aardappelen werd gepoot. In sommige gebieden geschiedt dit poten ook voor een groot deel machinaal door derden en alleen in de'Veenkoloniën wordt nog ruim 95$ van de fabrieksaardappelen met de hand gepoot,

"Het rooien van de aardappelen geschiedt reeds voor het over-grote deel met voorraadrooiers. Meer dan 25$ van de bedrijven had

(8)

ih I956 zelf de besohikking over dez^ machines, terwijl op even-eens 2yfo nog geheel met de hand werd gerooid of met behulp van een lichter. Op de overige bedrijven worden ds aardappelen, voor zover aanwezig, machinaal gerooid door derden. Soms wordt nog een z.g, werpradrooier gebruikt, vooral wanneer de omstandigheden voor het volautomatiBch rooien te ongunstig zijn.

Het gebruik van bietenrooimachines is in de laatste paar jaren aanzienlijk toegenomen, maar de aanschaffing van eigen machines nam nog goen grote vlucht. Alleen in Noordholland beschikken thans

ver-schillende bedrijven over een eigen rooimachine. Alleen op de be-drijven in Friesland en Groningen werden nog geen bietenrooiers ge-bruikt in I9565 hier geschiedde het rooien nog geheel met de hand. 3. De ontwikkeling per gebied

In het voorgaande is in grote lijnen de ontwikkeling van de meohanisatie aangegeven, zoals deze zich in het algemeen op al deze bedrijven heeft voorgedaan. Daar deze ontwikkeling niet voor alle groepen bedrijven gelijk is geweest, wordt hier thans nog verder ingegaan op de ontwikkeling van de mechanisatie in de afzonderlijke gebieden.

In de eerste plaats is in tabel 3 oen overzicht verstrekt van het aantal bedrijven per gebied, dat in do jaren 1946 en 1956 de beschikking had over de betrokken werktuigen. Uit een oogpunt van

vergelijking zijn deze aantallen weergegeven in % van het aantal betrokken bedrijven per gebied.

Aansluitend aan do cijfers van tabel 3 wordt op de bijlagen 1 t/m 6 grafisch het beloop getoond van de toeneming van de omvang van de meohanisatio in de verschillende gebieden.

Voor een aantal van de meest voorkomende werktuigen en voor trekkers is per gebied een lijn getrokken, uit het beloop waarvan is af te lezen in welke mate het percentage van het aantal bedrijven in het betrokken gebied, dat over het werktuig de besohikking had, van jaar tot jaar is toegenomen.

De verschillen in deze toenemingen vallen duidelijk in het oog. De gebieden Friese bouwstreek en Veenkoloniën vallen in het bijzon-der op, doordat deze bedrijven in het algemeen nog minbijzon-der ver gemo" ohaniseerd zijn als gevolg van de kleinere oppervlakte bouwplan en een minder gevarieerd gewassenassortiment dan in de andere gebieden wordt aangetroffen.

In de figuren 2a en 2b is het aantal bedrijven dat in de jaren 1946 en I956 de beschikking had over de verschillende werktuigen, nogmaals weergegeven. De hoogte van elke kolom geeft het percentage bedrijven weer dat beschikte over het desbetreffende werktuig. De cijfers onderaan de figuren geven het aantal bodrijven in het betrok-ken gebied aan.

De belangrijkheid van een bepaalde groep gewassen, aangegeven •*-n tabel I, kan dua in zekere zin reeds een oorzaak hebben gevormd

voor de versohillen in de omvang van de mechanisatie tussen de ver-sohillende gebieden. Voorts is het voortdurend afnemen van de be-schikbaarheid van arbeidskrachten eveneens een der belangrijke oor-zaken geweest voor de toeneming van do motorisatie en de mechanisatie. Vooral in de gebieden IToordholland en Zuidhollandse Eilanden, waar vele goede arbeidskrachten door nabijgelegen industriecentra werden aangetrokken, zagen de boeren zich genoodzaakt de stand van de tech-niek op de voet te volgen.

In de tweede plaats wordt een overzicht gegeven van de mate waarin bepaalde werkzaamheden in 1956 in de verschillende gebieden

(9)

m H ©

•3

en VO LfN ON rH & M te VO •v}-o \ i H fe H CO p£) rn" o

s)

F ^ P H

g

O O - — , ÊH TH M © M #r^ W ,Q H (U o m fn W o W ft S fi fi © l> En #r >

S 'u

•, ^ S 0) 1—» « J * v c l P H - P

s s

pq «o « j û) g ,d Sj ö «3 (3

i^

,_ fi ^ * H < E N w *

i>

P H PH* o M PH1

£

O

•3

03 • P O En ' fi û) r i 1 © CO r d £ fi 3 o3 © ä 0) r H CS3 {=» fi © © C0 t ) £ fi 3 cö © i H CD - H tS3 H .1 t f - P r i fi O Cd O , û Ssj te __• u É£ rQ <H fi H O O rçj & a <& a •H rH 3 <rl • •H r H O TH M T ) O - H £ 3 É H N rH r H O ri u o o .2 o fi t CD • H fi O (U r H © O > 3 S & i fi U fi O p £ t! S o M © © r ) © - P co co © te • H pi r ) O PH ,a T J © • H , Q © Ü VO V u r o O «3-o vo CM CO CM H "=*-vo • « * • 0 0 VO CM LfN LfN CM vo LTN O N r-( vo <=t ON rH VO LfN ON r H VO ^t" o\ r-i

Ä

ON r H VO «st-ON r H VO LfN ON r H VO *=}-o \ ;r H VO LfN ON r H VO v t ON r H VO LTN ON rH VO ^ ON r~\ VO i r > ON r H VO -4" ON r H VO LPs ON r-i VO «=* ON r-i VO LfN ON r H VO ' H -ON r-i VO m ON r-i VO ON r H

c

© > • o ' H r i t * © , Q rH a - p fi (3 «*1 ONJ « * i H C O C O j C — | | '• **** ' ' "t «*•—•—!*>•««—•-•-m ko k-M ! i i o | O , O N | ON i LfN j 1 ! . i i o •: o O N ; ON r o rH VO ON CO 1 O o ( H r -o o • r H C ^ r O VO ON CM CM CM c~-1 CO ON i r \ C\J r O ON co <M LfN LfN nO CO o CM r o D -i | »

8

r H 1 LfN ON CM r O t— CO LfN r-i . CM VO 1 CO ON LfN rH vo LTN ) co u ©

ä

© VO LfN X) O o lH CM ro r H CO ON <=I-O CO «4- «3-LfN rr\ ON CM O N ON CM O VO 1 !CM i^O « © SO © o CO ri © • H O O U H^ co rH !H° PL, i W r i j © © j S 3 i w © i a r i r i i j 3 E H :EH jfc4 "HT V O ! m c— C - ;

_ _[_

ON 1 «* O j r r , r-i\ ON i i I t jco VO i ! LfN LO, r H j VO p ; 1 r O : 0 1 1 CM VO LfN vo CO r o r -r O LfN f

J

i 1 rH r— •^l-CM 1 CM CM 1 O • ^ 1 CM ON VO «=4-CM rr\ •** m r ) 3 © ; +> M O PH CO a rH CO VO VO vo c— rH VO - t CO «=t r O O O rH 1 1 1 1 ... 1 1 CM ^1-vo rH •zt m U © •ri ta ei 1 1 co © C • H ^ O ci S co PH § ; o S -o rt - H d : tü cj ri ! U C5 EH p ;ï4 VO 0 0 ON c— co o irH | O l rO r H : r H i i .„.J. l o j f H i j ! ON! CM rHj rH i i co 1 1 1 û rH l 1 O -3-o rH rr\ rH m LTN LfN O rH LTN VO — . . . , , [CM t— CM rH rH 1 1 •«* H co rH r H rH •<r CM O CM LfN H ON « 1 1

1

• = * 1 1 1 1 1 ON 1 1 1 CM "«J-| 1 - * i ' i i to CO © Ö • H .d O o Ö ! Ci

a \M

o ! 3 r j i r H S i ft ! co 'co ! r i ! f J

!<3 p

f O CM ON CO O LfN -=1-LfN t — rH 0 O " * 1 VO 1 t * -CM CM 0 0 VO CO w © fi • H M O Ci B • P O O ft % nH fi CJ ! ! i i i o rH 1 • Ô ' r o 1 CM H 1 t— LfN 1 1 1 1 1 \ 1 •«t f 1 r— r o I o LTN 1 H CM 1 CO 1 •^t CM 1 CO r t © • H O O U T J ci a u r t O » f -rH 1 LfN r H 1 1 1 t 1 1 » CO U © • r i O O

Ë

© • p © tu ! O - H

(10)

— Xi —

Figuur 2 , Het percentage bodrîjvon per gebied met da beschikking over werktuigen in 1946 en in 1956.

% r Vlasplukmachines

H

II

Transporteurs

J2l

JZ2

n A

Kunstmeststrooiers

I

m

i

M

a

J Z l Y

I

Trekkerploogen

i

a

I

rr Trekker

ß

i

1

vy\ l

M

E

.£2t

0

Fr.B.

25

N.Gr.

52

(11)

12

-Figuur 2 Het percentage bedrijven per gebied met de beschikking over werktuigen i n 1946 en i n 1956

40 20-0 60 40 r Bistenrooiors Aardappel rooiers 20 h 0

n

_£=L

II

I 4 2 100 80 60 40 20 0 60 40 20 O 60 40 20 0 100 80 60 40 20 0 ~ Pootmachinos

M

Dorsmachines _ Haaidorsraachines Graanmaaiers

.Eâ

JZL

fc

ï\

v.

dl

I

JOL

V,

10 8 6 4 - 1 2

V,

A

- E

X

4

2 17"

21

1 Ffl vn vT\

n

n

o.

§ i

&

i

A

i

IC 8 E 4 2 Fr.B. 25 W r . 52 Veenk, Nh,N. 68 46 Nh.Z. 41 Zh.E. 28 Bnb. 26 Z.E. 40 Z.V1. 40 Totaal 366

(12)

niet roet eigen maohines, maar door derden (loonwerkers, werktuigen-coöperaties] werden uitgevoerd. Dit is geschied in tabel 4«

Het niet rendabel kunnen gebruiken van grote (en dure) machines zoals maaidorsmaohines, vlasplukmachines, biotonrooimachines enz. weerhoudt velo landbouwers momenteel nog van het zelf aanschaffen hiervan. Voor dit soort van werkzaamheden alsmede voor het sproeien van gewassen waarvoor ook speciale deskundigheid is vereist, is de laatste tijd moer en moer gebruik gemaakt van de diensten van loon-werkers.

De toekomstige ontwikkeling van de mechanisatie op do bedrij-ven zelf wordt door dit laatste afgeremd en dit vormt derhalve een zeer ongewisse factor bij het opstellen van begrotingen en andere prognoses betreffende de mechanisatio-omvang in do naaste toekomst.

Naarmate eohter verschillende werktuigen moer geperfeotioneord worden on deze hot ontwikkelingsstadium waarin sommige nieuwe typen

nog verkeren te boven komen, wordt de onmiskenbare tendens vooral aanwezig op do groter© bedrijven toch zelf de beschikking te hebben over bepaalde maohines ton einde niet afhankelijk te zijn van der-den wanneer de werkzaamheder-den noodzakelijk tijdig dienen te geschie-den groter. ÎTaast de ontwikkeling van de landbouwtechniek speelt dus ook do technisch© ontwikkeling van maohines een belangrijke rol bij het maken van de hiervoren bedoelde prognoses.

(13)

ri ©

•3

w H T ) ce © tö © ' H +» r H rC O r H 0) E H CÖ bO 1 W | f> ß M 5 cd © © eu U © H © N P> t f ß <D O M t j £ fi 0 m © r-i © - H N] H

•é-s

O Cfl & -0 !E. tö . • f-l £ Ï r Û r H ß r H CD O Ti xi a ni cd • H r-\ 3 -H N H r H r H O -ci •d U <ti O -H £ 3 £5 NI » r H r H O S tJ fH fH O o o o s ,25 1 o © r H ta o

•s^«

<D © : ©

Äjff-a

rH 1 © O M r t C O • H ^ ^ ß ß ß o ©»©

â£-S

rg 6 ta -ti i H O "X' '•"• © * © r H rH © - H • H M (4 £ O 3 O O r H rQ Ai © © EH © +» w w © ^ •H B U O f n ^ ß 1 © - H © •w r û

cS

ON CM 0 \ m . CM i n VU MD i n c— - * ( M 0 4 CM V£> cH OS r H v f rH ON VO ß © ß

è

CM r O r o CM O CM O "* CO ^J* r H • * O m 1 i CM r H «* r H ON "t ß © += C— 1 m CM t -rrt m r*N r H 1 1 •ri a cd N " O • H t * H M vu OJ t— CM m m » «=i* VO m CM vo H i T * «S cd tsi M ta

ê

°*t r n OO r H 1 * t i n CM m t— t H CO •4-o o i H 1 » o o r H *} cd N ß a g * i H PQ O v j

-8

( H O O •H O O H i n CM o VO 1 1 VO 0 0 ON

•s

Rj N »H O

â

CO CM rH r o ON r O t — r O 1 1 1 t ) n) cd N © • H N cd ß • H P . CO CM CM ( H CM 1 m r O TJ c8 N fi © - F © • H CO m VO c-c— 1 i n » 1 -d cd td N © •H U cd ß J3 CM CO O o r H vu ON O O i H O o i H o o ci m ON CM r O r O r O i n MD /»"N *— ra ^ CM r o CM m t > -t H m -ci-r H r O m | H M r O t— f " ) O m >>-CM vo vo •«* H T " a © • H © PH ( H cO t i fH cö -4 CM H Vu C— C— vl-CM i n CM m CM » 1 1 1 1 fi © -H © 'H r Û

7^

© M • H

£

o o © © f H © © ©

S

(H © Pi P< O «H © •H m rH O fi m V f in

(14)

15

-HOOFDSTUK III

LE ONTWIKKELING VAN HET IN TEEKKERS EN WERKTUIGEN GEÏNVESTEERDE KAPITAAL

De uitbreiding van het werktuigenpark op de "bedrijven heeft vanzelfsprekend ten gevolge gehad, dat ook het in trekkers en werktuigen geïnvesteerde kapitaal voortdurend groter werd. De toeneming van deze investeringen zal in dit hoofdstuk nader worden besproken.

"In de eerste plaats werd nagegaan hoeveel van de verschil-lende soorten werktuigen, die bij dit onderzoek werden betrok-ken, in de achtereenvolgende jaren in elk gebied werden aange-schaft. Hieruit kon dus het beloop van jaar tot jaar worden af-geleid.

Voorts werden deze,aantallen trekkors en werktuigen vermenig-vuldigd met een gemiddelde aanschaffingsprijs per werktuig. Het was niet mogelijk voor alle gebieden deze gemiddelde prijs te berekenen omdat niet alle deelnemers do aanschaffings-prijzen konden vermelden. Dit was""wel mogelijk voor de groep deel-nemers in het gebied Zuidhollandso Eilanden. Uit de opgaven uit dit gebied konden do volgende gemiddeld betaalde prijzen voor elke soort werktuigen worden berekend!

trekkers 7130 gld. trekkerploegen 1060 " kunstmeststrooiers 910 " transporteurs 2610 " graanmaaiers 1870 " maaidorsmaohines 850O " dorsmaohines (2e hands) 1820 "

vlasplukmaohines niet aanw.

pootmaohinee 86O " aard.rooimachines 2550 " bietenrooimachines 4700 "

Bij de berekening van de hiervorongenoemde prijzen" zijn de aankoopprijzen voor tweedehandse werktuigen ook opgenomen. Van-daar dat de 'gemiddolde prijs voor dorsmachines zeer laag uitkwam. Vlasplukmaohines waren op geen van deze bedrijven aanwezig; do gemiddelde aanschaffingsprijs hiorvoor werd geschat op f, 2000,-. Aangenomen werd dat do gemiddelde aanschaffingsprijzen in de

overige gebieden weinig van die in het gebied Zuidhollandse Eilanden zullen verschillen.

Een overzioht van de gemiddelde omvang van het in elk jaar in trekkers en werktuigen geïnvesteerde kapitaal wordt gegeven *n "tabel 5» De weergegeven bedragen betreffen de investeringen,

uitgedrukt in guldens per 100 ha cultuurgrond.

(15)

- lb

-Tabel 5

OVERZICHT VAN DE VERRICHTE INVESTERINGEN IN TREKKERS EN

GROTE WERKTUIGEN PER JAAR

(gem.

van 366 bedrijven, in gld.per 100 ha)

Jaar

t/m 1945

1946

1947

1948

1949

1950

1951

1952

1953

1954

1955

1956

Totaal

1946

t/m 1956

Totaal p.

bedrijf

Aanschaffing van

trekkers

3240

1880

2650

4410

3650

3710

3290

2300

2590

3530

4940

2300

38490

11680

grote werktuigen

525O

I040

1280

1720

I72O

2000

1380

I42O

2060

2210

I89O

1310

23280

5960

Totale

aanschaffingen

per jaar

849O

292O

3930

6130

5370

5710

4670

3720

4650

5740

6830

3610

6I770

I7640

In deze 11 jaren na 1945 werd dus in totaal voor ruim 17000

gld« gemiddeld per "bedrijf uitgegeven aan trekkers en grote

werk-tuigen, hetgeen neerkomt op een investering van ruim 1600 gld.

per jaar.

Hierin zijn dus "begrepen de aanschaffingen wegens

uitbrei-ding van het werktuigenpark en de vervangingsaankopen.'

Het totale in trekkers en werktuigen geïnvesteerde kapitaal

volgens de gemiddelde vervangingswaarde in 1956 bedroeg per ultimo

1956 gemiddeld per bedrijf 18900 gld. nader gespecificeerd ale

volgti

Objeot

Trekkers

Grote werktuigen

totaal

Gemiddelde

vervangingswaarde

totaal

IO4OO

850O

I890O

per ha

314

257

571

Totale

aanschaffings-prijs van de per uit.

*[

aanwezige werktuigen

per ha

264

196

460

545

(16)

17 -GLD PER 100 HA 7 . 0 0 0 , — 6,000 — 5.000 4.000 3. ooo 2.000 1.000 Mf

i

7l

A\

i

'M Af

I

A/>

A

I

I

I

i,

I

4'

1

I

I

I

I

I

1

l!

i

1

'4/

M

f

II

4

{//' f/l

A,

% •'/•/ 'l/l

4f

Al '/: 'ÙA

Û

•• • ' /

A

'f/-'//•

I

fill

A

'///l >' 'II 'M y

A

M

'///

4

à

m.

%

4

t

'/

A

A

A

A

A

ë

'/M '//'', M ' A

m,

A

i

Vf %

I

A

w

î

I

i

t

JÙA T7>

''A

'M

A

A

'M

A

','//

'M

A

%

A,

1

'46 '47 '4B '49 '50 '51 '52 '53 '54 '55 '56

FIGUUR 3*. TOTALE AANSCHAFFINGEN PER JAAR (GEM. VAN 366 BEDRIJVEN)

TREKKER: GR. WERKTUIGEN

I

GLD. PER 100 HA 5.000 i — 4.000 3.000 2.000 1.000 %

I

'M WA Af

I

I

m

m

,'i

'M

7" M> Af '//l

WA

w

% MA

ê

AA

w

V/A

'A

'A 'Ai

'A

Î

I

m

-1

7/1

A'

O// •ff' % 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 FIGUUR 3B. TOTALE AANSCHAFFINGEN PER JAAR AAM TREKKERS EN GRO'tF, WERKTUIGEN

(GEM. VAN 366 BEDRIJVEN)

(17)

Het beloop van do aanschaffingen aan trekkers en grote

werktuigen (volgens tabel 5) wordt grafisch weergegeven in

figuur 3a. Figuur 3b vertoont dit beloop voor trekkers en grote

werktuigen afzonderlijk.

Tenslotte is voor de gehele groep van 366 bedrijven

uitge-rekend hoe groot de totale aanschaffingsprijs van de per ultimo

van elk jaar aanwezige trekkers en grote werktuigen was.

Het verloop van jaar tot jaar hiervan blijkt uit de cijfers

van tabel 6.

Tabel 6

TOTALE AANSCHAFFINGSPRIJS VAU DE TREKKER- EN WERKTUIGENINVENTARÏS

OP HET EINDE VAN ELK JAAR

(gemiddelden in gld. per ha van 366 bedrijven)

Totale

aanschaf-fingsprijs per

uit. _ van«

Trekkers

Grote werktuigen

Totaal

»45

32

53

85

»46

48

60

108

•47

72

71

143

'48

107

86

193

149

136

101

237

»50

163

118

281

•51

186

129

315

«52

197

139

336

'53

211

154

365

»54

227

172

399

»55|»56

253|264

185|196

438!460

Dit verloop wordt in figuur 4 grafisch weergegeven. Duidelijk

blijkt uit deze grafiek het aandeel van het in trekkers

geïnves-teerde kapitaal. Vooral de laatste jaren neemt bok het in de grote

werktuigen geïnvesteerde kapitaal regelmatig toe.

gld.

per ha

500

400

300

200

100

Figuur 4

x ^ "

y. \\v\\v,v

x<:<s\\\:\\\v

Ä \ v v \ \ -v \\\ * u l t < i i i i r i r i \ r

1945' »46 '47 '48 '49 '50 '51 »52 '53 '54 »55 '56

- 500

, 400

- 300

200

100

o

TOENEMING VAN DE GROOTTE VAN HET IN TREKKERS EN GROTE WERKTUICEN

GEÏNVESTEERDE KAPITAAL PER ULTIMO VAN ELK JAAR (gem.van 366 bedrijven

(18)

±9

-HOOFDSTUK IV

CONCLUSIES

1. Door een aantal gelijktijdig optredende factoren valt een storke toeneming van de mechanisatie van de workzaamhoden op akkerbouwbedrijven waar te nemen. Hiervan kunnen worden genoemd:

a. do drang tot verbetering van werkmethoden en werkomstandig-heden;

b, de schaarste aan vakbekwame arbeidskrachten; o. de ontwikkeling van de techniek;

d, de vervanging van paarden door motorische trekkraoht. Sommige factoren hebben hierbij elkaar beïnvloed en de uitwerking hiervan versterkt.

2. De ontwikkeling van de mechanisatie heeft een regelmatig ver-loop gehad; aan de voortdurend stijgende tendens is nog geen einde gekomen,

Nog lang niet alle bedrijven zijn volledig gemeohaniseerd. In de gebieden waar vrijwel alle bedrijven thans over trekkers beschik-ken, is de neiging aanwezig het aantal uit te breiden tot twee of

meer trekkers voor verschillende werkzaamheden." Gelijktijdig mot de aanschaffing van nieuwe trekkers worden bijbehorende werktuigen noodzakelijk. Voor het werken met speciale machines, die in de

laatste jaren zijn verschenon, is aanpassing van de trekkracht ver-eist.

Specialisatie in bepaalde teelten heeft een voortdurende behoefte aan betere en snellere machines tot gevolg,

3. Ondanks de neiging van de ondernemers zelf de werkzaamheden volledig in de hand te houden, worden ook reeds veel werkzaamheden door loonwerkors of werktuigencoöperaties verricht. Het niet ren-dabel kunnen gebruiken van grote en dure machines heeft een toe-nemend gebruik van de diensten van derden tot gevolg gehad. Ook de ondeskundigheid van eigen arbeidskrachten voor het werken met gespecialiseerde werktuigen noopte hiertoe.

4» Bij een beschouwing betreffende de finanoiële consequenties valt het grote aandeel van trekkers in de kapitaalbehoefte op. Dit be-droeg in I952 reeds bijna 60$, daalde echter daarna tot 57$ in

I956 van het in de trekkers en grote werktuigen geïnvesteerde kapi-taal.

De totale waarde van de werktuigeninventaris was in 1956 ruim 5 keer zo groot als in 1945.

5» Uit bovengenoemde oonolusies kan worden afgeleid, dat de kapitaal-behoefte in de eerstvolgende jaren nog belangrijk zal toenemen.

Ui-teraard hangt het voor de meeste bedrijven van despecialisatie in bepaald© teelten af tot hoever de investeringen zullen gaan. Bij het bepalen van de maximale omvang van de investeringen van be-paalde bedrijfstypon kunnen de door middel van deze enquête ver-kregen cijfers zeer goed als uitgangspunt dienen.

(19)

• o •H tfc. O

o

«H O CA CO O O

S

o o o D

o

r-t A i 0) 0) -P O >rl -H Ö fi F 0 3 W <fl o fc 1 | « (8 fiti $3 o* t J « h <ö ö 3 -H ra ra S -ri -H ns . . O R H H CÖ h W H O W O r i H r i O K» H 1-» O O r-H O <D I I oi X vi t) & I £ È H ' H < D O O - r t W < D < l > ."1 tl II II II II W "~i <D » • « r. . J2i tsl fx) £ (3 - - - « J VD CA ir» I A ON r-1 LP» CA CM in CA

(20)

CM P

é

â

te • » . û CA I A \& O o r i O CA O co o O o o O 04

(21)

to H •o •H FQ ^ O O fc CO o o c—

o

vu O i n o O 04 ON \ \ \ \ \ ' \

N

\ ! \ ! \

i è

0) * > tsi m I A ON f") try CA e-i

g

! p w I-c C P Ë co i n ON H ON £5 Pi O in. ON l-l O N •«fr ON O pa 1 CO ON •et-as ON H L_ W o fi O O N O CO o c— o O i n O "3-

o

r«"l CM O

±

t n i n

(22)

p to «3 • o •H M O O

w

o ON

T

o co O O O

T "

O O CM

5

* i n m m O N H * * i n ON i-l C Ï i n ON M CJ i n ON H H m ON r l O O N H ON ^J-ON r-( <X> «* ON (~l l - «=J-ON rH «

3

^ M M PH ft ft

S

M M (M w

3

1

i

O

j |

/•H

I

8

0

«

9

?> w ^ Cel w PM

S

ON r-t m m

» °

\>tq o ON co o o t ~ ^> o o m o «* o r O

S

o O

(23)

id O

o

O 0 \

o

CO o o

o

•3-o

"O o o O « H N.1 fa» O "Cr O N tf

• f e — £

t ~cr" O I

8

o

(24)

VU 9 to (8 r-t •O •H

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De beheervoorstellen voor de linkeroever van het Afleidingskanaal van de Leie te Damme zijn aangegeven in het bermbeheerplan (Van Kerckvoorde, 2010).. Langs de linkeroever van

In dat geval gaat het om euthanasie bij een patiënt die vooraf (minder dan 5 jaar vóór het moment waarop betrokkene zijn wil niet meer kan uiten) een wilsverklaring heeft

In de beantwoording op de schriftelijke vragen van de SP en de Partij van de Dieren van 16 oktober 2013 gaf het college aan dat wanneer de heer Rehwinkel in het buitenland zou

Indien de aankoop niet gedekt kan worden uit de bouw- en grondexploitatie Grote Markt oostzijde, door middel van een hogere verkoopopbrengst van de gronden, wordt het pand

De Stadspartij is van deze brief geschrokken en vraagt zich af hoe de in deze brief geschetste ontwikkelingen zijn te rijmen met de aanbesteding van een (regio) tram.. Alhoewel

Block transmission techniques were presented here in the general framework of affine precoding. Many channel identi- fication techniques have been proposed in this affine precod-

Granger causality test confirmed the presence of causal relationship running from export and import to GDP implying that export-led and import-led growth theory is valid for

A literature review was conducted to give background on the health sector and how these funds were distributed, ethical clearance, different types of reporting, the role