• No results found

Invloed van sportparticipatie op motorische leeftijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van sportparticipatie op motorische leeftijd"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0 Naam: Mitchell van Doorn (500695728)

Onderzoeksthema: Meten van de motoriek

Opleiding: Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Domein: Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam

Datum: 27 mei 2017

Gelegenheid: tweede gelegenheid Begeleider: Tim van Kernebeek

(2)

1

Inhoud

Voorwoord ... 2 Samenvatting... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 6 Algemene informatie ... 6 Proefpersonen ... 6 Procedure ... 7 Meetinstrumenten ... 8 Vragenlijst: sportparticipatie ... 9

Dataverzameling en statische analyse...10

Resultaten ...11 Discussie...13 Conclusie ...15 Aanbeveling vervolgonderzoek ...16 Aanbeveling beroepspraktijk ...16 Referenties ...17 Bijlagen ...19 Bijlage 1: Brief ...19

Bijlage 2: Indeling gymzaal ...21

Bijlage 3: Niveaus 4 vaardighedentest...22

Bijlage 4: Sportparticipatie vragenlijst...23

Bijlage 5: Compleet overzicht van de 4-vaardighedenscan ...24

Bijlage 6: SPSS outputs...31

Ephorus ...44

(3)

2

Voorwoord

In mijn afstudeerfase heb ik onderzoek gedaan naar de motorische ontwikkeling van deelnemers op basisscholen in de gemeente Amsterdam. Dit heb ik gedaan namens het MAMBO-project. De meetperiode was voor mij zes dagen, tijdens deze zes dagen heb ik verschillende onderdelen gemeten die vallen binnen het MAMBO-project.

In het onderzoek is een nauwe samenwerking geweest met medestudent Mandy Klesser, onze onderzoeksvragen zijn namelijk precies tegenovergesteld. Hierdoor is de samenwerking ontstaan.

Ik heb gekozen voor dit onderwerp omdat dit mij het meeste aanspreekt. Ik ben benieuwd of de ontwikkeling inderdaad verbetert door het lid zijn van een sportvereniging, tegenover het niet lid zijn.

Bij deze wil ik graag de deelnemende scholen bedanken voor het mogen meten van hun leerlingen. De leerlingen die hebben deelgenomen aan dit onderzoek wil ik bedanken voor hun inzet.

(4)

3

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen wat de invloed is van het lid zijn van een sportvereniging op de motorische ontwikkeling bij kinderen. Dit onderzoek is gedaan onder het MAMBO-project en heeft plaats gevonden bij basisschoolleerlingen uit de groepen 3 tot en met 5 in de regio Amsterdam.

Aan dit onderzoek hebben 388 deelnemers deelgenomen. Deze groep deelnemers is verdeeld in twee groepen namelijk groep A en groep B. Groep A is de groep die zowel ten tijde van de voormeting lid als de nameting lid was van een sportvereniging. Groep B is de groep die tijdens de nameting geen lid meer was van een sportvereniging. De 388 deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd van 8,2 jaar (1,2). Op twee momenten is bij deze groep de

4-vaardighedenscan uitgevoerd met een tussen periode van twee jaar. De resultaten zijn ingevoerd op een iPad, vervolgens verwerkt in Excel waarna zij in IBM SPSS versie 23.0 zijn geïmporteerd. In SPSS is een Repeated Measures ANOVA uitgevoerd.

De deelnemers lieten in beide groepen een significante vooruitgang zien. In groep A was de gemiddelde motorische leeftijd bij de voormeting 7,9 (1,6) en bij de nameting 10,0 (1,9) (P=0,000). In groep B was de gemiddelde motorische leeftijd 7,7 (1,5) en tijdens de nameting 9,4 (1,8) (p=<0,001)

Tussen de beide groepen is ook een significant verschil gevonden (p=0,027).

Er kan geconcludeerd worden dat het lid blijven van sportvereniging leidt tot een hogere score op de grof-motorische vaardigheden in vergelijking met het niet lid blijven van een

sportvereniging. Voor de aanbeveling in de beroepspraktijk kan gesteld worden dat het wenselijk is dat de vakleerkracht LO stimuleert tot het lid blijven van een sportvereniging.

(5)

4

Inleiding

‘Minder mensen lid van sportclub’ luidt de titel van het nieuwsbericht van de redactie van RTL Nieuws (2016). Het aantal leden per sportbond is afgenomen. Volgens Volksgezondheid en zorg (2016) voldeed in 2015 23% van de Nederlandse kinderen (4 tot 12 jaar) aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Dit geldt voor zowel jongens als meisjes. In 2015 voldeed bijna een derde van de 4 tot 12-jarige jongens in Nederlands aan de fit norm. De fit norm bestaat uit tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit uitoefenen. Voor meisjes van dezelfde leeftijd was dit 7%. Aan de combinorm werd in 2015 voldaan door 35% van de kinderen (4 tot 12 jaar) in Nederland.

De combinorm bestaat uit een optelsom van de NNGB en de fit norm. Iemand voldoet aan de combinorm wanneer hij of zij aan tenminste één van beide normen voldoet.

Volgens onderzoek van Mombarg, Sluis, Zanten & Meijer (2014) zorgt verminderde sport- en beweegparticipatie voor een toenemende motorische achterstand. Gevolgen van fysieke inactiviteit volgens Lievens & Waege (2011) betreffen een aantal welvaartsziekten (diabetes type 2, verhoogde kans op hart- en vaatziekten, verhoging van de bloeddruk, obesitas en zelfs sommige kankers), mechanische aandoeningen (belastingsproblemen ter hoogte van knieën, rug en heup) en tenslotte een hele groep van problemen die we binnen het mentale

welbevinden kunnen plaatsen (zoals depressieve gevoelens, schaamte en laag lichaamsbeeld).

Volgens Feldman (2012) vindt de grootste ontwikkeling op motorisch gebied plaats in de pre operationele- en concreet operationele fase (2-12 jaar). Dit is grotendeels de

basisschoolperiode. In het artikel van van der Vrede (2010) staat de theorie van Mesker beschreven. Mesker stelt dat er vier neuro motorische fases zijn. De vier fases zijn: de antagonistische fase (tot 4 jaar), de symmetrische fase (4 tot 6 jaar), de lateralisatiefase (7 jaar) en de dominantiefase (7-8 jaar). De dominantiefase is de fase waarin het kind verschillende lichaamsdelen kan laten samenwerken en er geen sprake meer is van automatische symmetrie. Volgens Mesker beheersen kinderen vanaf ongeveer 8 jaar de motorische basis, dit is afhankelijk van de hoeveelheid oefening. In dit onderzoek wordt gekeken naar deze doelgroep wellicht zijn er andere resultaten die dit bevestigen

In eerder gedaan onderzoek van Stamenkovic, Stankovic, Nurkic, Nikolic & Petkovic (2016) zijn er significante verschillen gevonden tussen judoka’s en niet sporters op het gebied van snelheid en explosieve kracht. Ook in eerder gedaan onderzoek van Simonovic, Bubanj,

(6)

5

Projovic, Kozomara & Bubanj (2011) zijn er significante verschillen gevonden op het gebied van snelheid, explosieve kracht en uithoudingsvermogen tussen kinderen (10-14 jaar) die aan karate doen en kinderen (10-14 jaar) die niet aan karate doen.

Het advies dat vaak gegeven wordt is om lid te worden van een sportvereniging, zodat de kinderen zich motorisch zullen ontwikkelen. Maar leidt oefening ook daadwerkelijk tot een verbetering van de motorische vaardigheden? In figuur 1 is deze vraag in een model

weergegeven.

Figuur 1: model invloed fysieke activiteit op motorische vaardigheden

Er is een verschil tussen de onderzoeken die eerder zijn gedaan en dit onderzoek. Zo is er een verschil in de doelgroep en een verschil in motorische vaardigheden, waarbij het in dit onderzoek gaat over de 4-vaardighedenscan gaat het in bovengenoemd onderzoek over vechtsporten. Daarom luid de onderzoeksvraag:

Is er een verschil in de motorische ontwikkeling van Amsterdamse kinderen van de basisschool (6 tot 9 jaar) over een lengte van twee jaar, waarbij één groep wel op een sportvereniging blijft en één groep na 2 jaar niet meer op sportvereniging zit?

De verwachting is dat de groep deelnemers die wel op een sportvereniging blijven beter scoren op motorische vaardigheden de groep deelnemers die niet meer op een sportvereniging zitten. In de eerder gedane onderzoeken van Stamenkovic et al. (2016) en van Simonovic et al. (2011) hebben de groepen sporters uiteindelijk een hogere motorische score dan de groepen die niet sporten. Ook stelt Mesker in het artikel van Van der Vrede (2010) dat oefening loont.

Motorische vaardigheden Fysieke activiteit

(7)

6

Methode

Algemene informatie

Dit onderzoek viel onder MAMBO, een grootschalig project in Amsterdam, waarbij de motorische vaardigheden van basisschoolleerlingen in kaart gebracht worden. Dit gaat in nauwe samenwerking met de Gemeente Amsterdam en JGZ/GGD. MAMBO is een cohort van circa 4500 Amsterdamse basisschoolleerlingen die sinds begin 2014 gevolgd wordt op onder andere de motoriek en sportparticipatie van meerdere individuen. Alle deelnemers in het huidige onderzoek zijn twee jaar lang gevolgd.

Proefpersonen

Voor dit onderzoek zijn 1200 leerlingen uitgenodigd. Deze leerlingen zijn onderverdeeld in vier groepen. Deze analyse is gedaan op de groepen A en B met een deelnemers aantal van 388 leerlingen samen. Dat betekend dat in dit onderzoek alleen de leerlingen meegenomen zijn die tijdens de voormeting lid waren van een sportvereniging. De deelnemers uit de groepen C en D die tijdens de voormeting geen lid waren van een sportvereniging zijn buiten beschouwingen gelaten. Alle deelnemers kwamen uit groep 3 tot en met 5 en hadden een leeftijd van 5 tot en met 11 jaar (gem 8,2 jaar, sd 1,2). De groepen A en B verschillen in sportparticipatie tijdens de nameting en zijn als volgt verdeeld. Een groep die gedurende de nameting nog lid is van een sportvereniging (groep A) en een groep die na twee jaar niet op een sportvereniging zit (groep B) . In groep A zaten 288 deelnemers. Hiervan waren 169 jongens (58,7%) en 118 meisjes (41,0%) met een gemiddelde leeftijd van 8,1 jaar (sd=1,2). Van 1 deelnemer (0,3%) is geen geslacht ingevoerd.

In groep B groep zaten 100 deelnemers. Hiervan waren 42 jongens (42,0%) en 58 meisjes (58,0%) met een gemiddelde leeftijd van 8,3 jaar (sd=1,3). Deze informatie is overzichtelijk terugvinden in tabel 1.

Alle deelnemers zaten op de basisschool. Zij kregen gemiddeld twee uur in de week gymles.

Er is toestemming voor de metingen verkregen van ouders en directie van de school door middel van een brief. Deze brief is te vinden in bijlage 1.

(8)

7 Tabel 1: informatie over de groepen A en B

Procedure

Dit was een longitudinaal observationeel onderzoek. Ieder kind is tweemaal gemeten over een tijdspanne van twee jaar. Zie onderstaand schema 1 ter verduidelijking.

Schema 1: weergave longitudinaal onderzoek

Voordat de testafnemers konden beginnen met meten, werd er een meettrainingsdag georganiseerd met als doel de metingen zo betrouwbaar mogelijk te maken. Tijdens deze trainingsdag is door de onderzoeksbegeleiders uitgelegd en voorgedaan hoe een meetdag er uitziet. Tijdens de trainingsdag zijn alle onderdelen besproken, voorgedaan en was er ruimte

2014 2016

Voormeting Nameting

Groep A lid gebleven Groep B niet meer lid

N 288 100 % jongens 58,7 42,0 % meisjes 41.0 58,0 Leeftijd (sd) 8,1 (1,2) 8,3 (1,3) N = 388 Groep A N = 288 Groep B N =100

(9)

8

om on duidelijkheden te bespreken. Op een meetdag werd de gymzaal van de school verdeeld in vijf delen. Elk deel werd bezet door een test. Voor de indeling, zie bijlage 2.

Bij alle deelnemers werd een vragenlijst, gericht op de sportparticipatie, afgenomen.

Voor de 4-vaardighedenschan (van Gelder, 2015) werden de participanten verdeeld over vijf groepen. Bij elk onderdeel stond een testafnemer. De volgende onderdelen kwamen aan bod: springen-kracht, springen-coördinatie, stuiten, stilstaan en de sportparticipatie vragenlijst. Elke participant draaide kloksgewijs door.

Om de meting zo betrouwbaar mogelijk te maken hebben alle deelnemers deelgenomen aan de verplichte trainingssdag. Op de meet dagen zelf was voor de start van de metingen een kort herhalingsmoment van de te meten onderdelen. Bij twijfel gevallen was de hoofdtestafnemer de aangewezene om beslissingen te nemen.

Meetinstrumenten

4-vaardighedenscan: grof-motorische vaardigheid

De 4-vaardighedenscan van van Gelder (2015) ingezet om de motorische vaardigheid te bepalen. Deze test bestaat uit de volgende onderdelen: springen kracht, springen coördinatie, stilstaan en stuiten.

De deelnemers werd verteld wat zij bij elke oefening moesten doen.

Springen-kracht: bij springen kracht wordt er een veld uitgezet van 9 meter. De deelnemer probeert in zo min mogelijk aantal hinkelsprongen deze 9 meter af te leggen met één been. Er mag niet worden verwisseld van been gedurende de negen meter. Daarnaast moet ook de afzet gemaakt worden vanaf één been. De testafnemer telt het aantal sprongen die binnen deze negen meter gemaakt worden. De deelnemer heeft twee pogingen waarbij de beste poging telt.

Springen-coördinatie: dit onderdeel wordt uitgevoerd rondom een kast of een ander groot voorwerp. Hierbij doet de testafnemer de oefeningen voor en de deelnemer doet dit na. Wanneer er tweemaal achter elkaar een nee gescoord wordt, is de test afgelopen.

Stilstaan: bij het onderdeel stilstaan is het belangrijk dat de deelnemers zo lang mogelijk op 1 been stilstaan. Dit kan zijn met ogen open of met ogen dicht. Wanneer het mogelijk is probeert de testafnemer twee deelnemers tegelijkertijd te testen. De deelnemers moeten zich focussen op een dood punt in de ruimte. In de bijlage staat de oefening compleet uitgewerkt.

(10)

9

Stuiten: voor het onderdeel stuiten zijn een basketbal en twee pylonen nodig. De twee pylonen staan van midden pylon tot midden pylon precies drie meter uit elkaar. De opdrachten worden uitgelegd maar niet voorgedaan door de testafnemer.

In bijlage 5 staat een compleet overzicht van de uitgewerkte onderdelen. Ook staan hierin extra aandachtspunten voor de testafnemers.

De 4-vaardighedenscan is onderzocht op test-hertest betrouwbaarheid en inter-beoordeelaars betrouwbaarheid en deze zijn goed bevonden met correlatiecoëfficiënten van >.90. de motorische leeftijd kan met een nauwkeurigheid van 0.67 jaar bepaald worden. Over de validiteit lijkt op dit moment nog weinig bekend. Wel is de 4-vaardighedenscan te vergelijke n met zowel de MABC-2 (r=.61) als de expert-beoordelingen (r=.65) deze wordt valide verklaard (van Kernebeek & Toussaint, 2017).

Vragenlijst: sportparticipatie

Een vragenlijst is ingezet om te achterhalen of de deelnemers op sportvereniging zitten en zo ja op welke. Deze vragen hadden betrekking op deelname aan sport door de deelnemers. De sportparticipatievragenlijst is gemaakt door de gemeente Amsterdam. Er wordt rechtstreeks gevraagd aan kinderen van 5 tot en met 11 jaar of zij lid zijn van een sportvereniging, er is geen totale zekerheid dat deze kinderen weten of zij op een sportvereniging zitten of dat dit naschoolse activiteiten zijn.

Op basis van de antwoorden van de leerlingen zijn zij in twee groepen verdeeld iedereen was bij de voormeting lid van een sport vereniging. Hieronder worden de groepen weer gegeven:

Groep A: de deelnemers die tijdens de nameting nog lid zijn van een sportvereniging. Groep B: de deelnemers die tijdens de nameting niet meer lid zijn van een sportvereniging.

In bijlage 4 staat een overzicht van de vragen die gesteld zijn aan de deelnemers. Informatie over lidmaatschap van een sportvereniging is uit de sportparticipatievragenlijst gehaald, waarbij de definitie is dat de deelnemers door een trainer getraind worden.

(11)

10 Dataverzameling en statische analyse

Tijdens de meetdagen zijn de uitslagen van de deelnemers direct digitaal opgeslagen. Alle resultaten zijn ingevoerd en vervolgens geëxporteerd naar Excel. De data-analyse is gedaan met IMB SPSS 23.0.

De data is gecontroleerd op uitschieters en normaliteit door middel van een normale verdeling aan de hand van een Boxplot en een histogram met een normaalcurve. Dit om aan te geven of de data normaal is verdeeld.

Vervolgens is door middel van de Repeated Measures ANOVA gekeken of er tussen deze groepen een verschil zit in het presteren aan de hand van de 4-vaardighedenscan.

Vervolgens is hieruit de gemiddelde motorische leeftijd bepaald.

Met de Repeated Measures ANOVA wordt gekeken naar het interactie-effect op gebied van prestatieverbetering tussen de voor -en nameting. Het geeft het verschil aan tussen de voor -en de nameting en het verschil tussen groep A en groep B. De uitkomstmaat is de motorische leeftijd van de 4-vaardighedenscan. De gemiddelde motorische leeftijd is als volgt berekend:

.

Voor alle analyses is een significantieniveau gebruikt van p<0,05. Bij een p<0,05 werd de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen.

Motorische leeftijd = (Leeftijd Springenkracht + Leeftijd Stilstaan + Leeftijd Stuiten + Leeftijd Coördinatie) / 4

(12)

11

Resultaten

De groepen zijn verdeeld in groep A en groep B. In de histogram en de Boxplot in bijlage 6 is te zien dat de data normaal verdeeld is en wordt er aan de voorwaarde voldaan om de

Repeated Measures ANOVA te mogen uitvoeren.

In groep A (n= 288) zijn bij 75,7% (n=218) de metingen verricht. In groep B (n= 100) zijn bij 96% (n=96) de metingen verricht. Er zijn dus 70 missende waarden bij groep A en 4 missende waarden bij groep B. Deze missende waardes zijn het gevolg van het onvolledig invullen van de sportparticipatievragenlijst tijdens de voormeting.

Zowel groep A als groep B laten een vooruitgang zien in de grof-motorische vaardigheden. Tussen de voor -en nameting is bij beide groepen een significant verschil gevonden

(p=0,027). In groep A was tijdens de voormeting van de motorische leeftijd het gemiddelde 7,9 (1,6) en bij de nameting 10,0 (1,9). In groep B was tijdens de voormeting de gemiddelde motorische leeftijd 7,7 (1,5) en bij de nameting 9,4 (1,8). Er is een significant verschil gevonden in de vooruitgang van motorische vaardigheden tussen beide groepen. Dit is in figuur 2 in een grafiek weergegeven. Tabel 2 geeft een overzicht van de analyse.

(13)

12

Figuur 2: een grafiek van de gemiddelde motorische leeftijd van groep A en groep B Groep A: wel sportvereniging – wel sportvereniging

Groep B: wel sportvereniging – geen sportvereniging

Tabel 2: Verschil tussen de groepen A en B op grof-motorische vaardigheid

Voormeting Motorische leeftijd in jaren Nameting Motorische leeftijd in jaren Verschil Motorische Leeftijd in jaren p-waarde Groep A: gemiddelde (sd) 7,94 (1,6) 9,98 (1,9) 2,04 Ge m id de ld e m ot or isc he le ef tij d i n j ar en

(14)

13

Discussie

Het doel van dit onderzoek was het meten of het lid zijn van een sportvereniging leidt tot verbetering van de grof-motorische vaardigheden. Uit de resultaten blijkt dat er een

significant verschil is tussen de twee groepen. Groep A, die na twee jaar nog steeds lid is van een sportvereniging, laat een hogere verbetering zien op de grof-motorische vaardighedentest dan groep B. Dit komt overeen met de resultaten uit eerder gedaan onderzoek (Simonovic et al., 2011). Zij hebben dit onderzoek echter wel op een andere doelgroep uitgevoerd.

In onderzoek van Constantin & Marinela (2016) stelt men dat de extra oefentijd die de leerlingen van 6 en 7 jaar vier maanden lang kregen voor een significant verschil heeft gezorgd in de grof-motorische ontwikkeling. Ook uit onderzoek van Fransen et al. (2011) is gebleken dat meer sporten zorgt voor een betere motoriek ten opzichte van jongens (6-12 jaar) die minder sporten. De periode waarin deze jongens werden gemonitord is drie maanden. De doelgroep was 6 tot 12-jarige jongens. Dit verschilt ten opzichte van dit onderzoek. In dit onderzoek is geen extra oefentijd ingelast. Hier is gekeken naar het verschil over een periode van twee jaar.

Bij het beantwoorden van de sportparticipatievragen lijst is niet gevraagd naar de lengte van het lidmaatschap voorafgaand aan het onderzoek. Zo kan het dus zijn dat een leerling een week voor de voormeting een sport is gegaan. Maar ook kan het zijn dat een andere leerling een week voor de nameting gestopt is bij een sportverenigingen. Het gevolg van deze onnauwkeurigheid is dat de leerlingen die een week voor de nameting gestopt zijn bij een vereniging worden meegenomen in de groep die in de nameting niet meer lid zijn. Terwijl dit niet overeenkomt met een leerling die al een jaar geen lid meer is bij een sportvereniging

Ook zit er een verschil in het soort sportvereniging, het kan zijn dat er bij een sport als Judo maar één keer per week een uur wordt getraind terwijl er bij voetbal twee keer wordt getraind en nog een wedstrijd wordt gespeeld. De hoeveelheid tijd die elke leerling extra oefent is dus onduidelijk.

Groep B: gemiddelde (sd)

(15)

14

De groep in dit onderzoek was kleiner dan gedacht, waren 388 deelnemers aan deze test waarvan uiteindelijk 314 resultaten zijn mee genomen. Dit betekend dat er in totaal 74 missende waardes zijn. Er wordt vanuit gegaan dat dit random missende waardes zijn. Echter zou het wel zo kunnen zijn dat de deelnemers die in de resultaten uiteindelijk niet

meegenomen allemaal motorische zwakke leerlingen zijn. Dit zou de uiteindelijke resultaten kunnen beïnvloeden. De conclusie is gebaseerd op 314 deelnemers.

De Nauwkeurigheid van de testafnemers laat soms iets te wensen over, zo is te zien in tabel 1 op pagina 7 is te zien dat er 1% is verdwenen, deze ene procent is 1 persoon waarvan het geslacht niet bekend is. Deze onbekendheid is ontstaan door het niet invoeren van het geslacht in de iPad. Wellicht is dit een random fout geweest tijdens het verwerken van de data in de iPad.

De verschillende sporten waar de kinderen lid van zijn is ook een aandachtspunt. De 4-vaardighedenscan (van Gelder, 2015) test de grove motorische vaardigheden. Als het éne kind op voetbal zit en het andere kind op yoga zou dat gevolgen kunnen hebben voor de resultaten. Dit kan doordat er bij elke sport andere aspecten van belang zijn, waardoor de verbetering misschien niet is te zien tijdens de nameting. Het kind dat op voetbal zit zal voor fithe id misschien hoger scoren, maar op de 4-vaardighedenscan minder.

In de resultaten is te zien dat tijdens de nameting meer meisjes (58%) zijn gestopt dan jongens (42%). Dit kan van invloed zijn op de resultaten. Doordat jongens vaardigheden zoals rennen, springen en balanshouden zich sneller ontwikkelen dan bij meisjes. Dit zou betekenen dat de resultaten nu lager uitvallen dan wanneer er evenveel jongens als meisjes in een groep zitten.

Als laatste kan de betrouwbaarheid van de voormeting in twijfel worden getrokken. De sportparticipatie lijst is hier onvolledig ingevuld. Dit is terug te vinden in het aantal missings dat de resultaten telt. Wanneer de sportparticipatievragenlijst volledig was in gevuld tijdens de voormeting, had dit onderzoek minder missings geteld. Deze missings kunnen van invloed zijn op de resultaten van dit onderzoek doordat het zou kunnen zijn dat iedereen in deze groep heel hoog of juist laag scoort. Deze kans is onwaarschijnlijk, er wordt vanuit gegaan dat dit gaat om random missings.

(16)

15

Conclusie

Uit de resultaten blijkt dat er een significant verschil is tussen beiden groepen. Dit wil zeggen dat de onderzoekshypothese mag worden aangenomen. De deelnemers die na twee jaar nog op een sportvereniging zitten hebben een betere motorische vaardigheid dan de deelnemers die niet meer op een sportvereniging zitten.. Er mag dus gezegd worden dat lid zijn van een sportvereniging leidt tot een betere score op de grof-motorische vaardigheden. Dit is te zien in figuur 2 waarbij groep A een steilere leercurve laat zien. Lid blijven van een sportvereniging zal door de ouders, school en gymdocent gestimuleerd moeten worden.

(17)

16 Aanbeveling vervolgonderzoek

In het vervolg is het belangrijk dat de sportparticipatievragenlijst volledig wordt ingevuld. Wellicht is het mogelijk om deze aan te vullen met een tijdsperiode. Hiermee wordt bedoeld dat er in de vragenlijst wordt mee genomen wanneer een leerling start bij een sportvereniging en wanneer deze stopt bij een vereniging.

Ook zou er in het vervolg voor een grotere groep gekozen kunnen worden. Deze groep heeft slechts 388 deelnemers waarvan er ook nog eens 74 missende waardes zijn. Wellicht zouden er gemeentes bij betrokken kunnen worden zodat de resultaten een groter deel van Nederland presenteren.

Doordat de test is uit gevoerd op jongens en meisjes samen in één groep geeft dit een

vertekend beeld van de resultaten. In het vervolg zou de test op jongens en meisjes per groep apart kunnen vergelijken wellicht dat er andere waardes uit komen gezien de percentages in tabel 1 op pagina 7.

Aanbeveling beroepspraktijk

Het lijkt er op dat de leerlingen die lid zijn gebleven van een sportvereniging een hogere score op de grof-motorische vaardigheden halen. Aan de hand van die resultaten zou het

toepasselijk zijn dat de docent LO de deelnemers stimuleert om lid te blijven van een vereniging. In figuur 2 is namelijk te zien dat groep A, de groep die lid is gebleven van een sportvereniging een steilere leercurve laat zien als het gaat om motoriek.

Docenten LO moet de leerlingen stimuleren lid te blijven van een sportvereniging. De docenten zijn een voorbeeld functie, wellicht kunnen zij tijdens de gymles kinderen om de beurt een verhaal laten vertellen over hun ervaring van de vereniging waar zij zitten. Waarbij de docent ook checkt waarom een leerling niet aan sport doet en deze leerling wellicht kan overhalen om eens bij een dergelijke vereniging te gaan kijken.

De docent LO zou ook meer de functie als buursport coach kunnen krijgen waarbij hij contact heeft met de verenigingen in de buurt.

Basisscholen zelf kunnen wellicht een subsidie aanvragen waardoor er geld is voor een door de docent LO naschoolse sportactiviteiten. Als voorbeeld Jump-in dat bijdraagt aan een gezondere leefstijl voor alle Amsterdamse kinderen. Waarbij de scholen van grote waarde zijn voor het bereiken van deze ambitie.

(18)

17

Referenties

Feldman, R. S. (2012). Deel 4: De schooltijd. Ontwikkelingspsychologie (5th ed., pp. 223).

Amsterdam: Pearson Benelux B.V.

Fransen, J., Pion, J., Vandendriessche, J., Vandorpe, B., Vaeyens, R., Lenoir, M., &

Philippaerts, R. M. (2012). Differences in physical fitness and gross motor coordination

in boys aged 6–12 years specializing in one versus sampling more than one

sport. Journal of Sports Sciences, 30(4), 379-386.

Kernebeek van, T., & Toussaint, H. (2017). Factsheet - motoriek bij basisschoolkinderen in

amsterdam. Gymmermansoog.

Lievens, J., & Waege, H. (2011). Participatie in vlaanderen 2. Den Haag: Uitgeverij Acco.

Mombarg, R., Sluis, A., Zanten, A. v., & Meijer, J. (2014). Wat nou als je elke dag gaat

sporten op de basisschool Retrieved from

http://hhs.surfsharekit.nl:8080/repository/app/humanReadable/itemId/smpid:50570

Murphy, M. H., Rowe, D. A., & Woods, C. B. (2016). Sports participation in youth as a

predictor of physical activity: A 5-year longitudinal study. Journal of Physical Activity

and Health, 13(7), 704-711.

RATA, B. C., & RATA, M. (2016). Evolution of physical, motor and functional development

in 6-7 year-old children. Ovidius University Annals, Series Physical Education &

Sport/Science, Movement & Health, 16(2), 236-241. Retrieved

from http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=s3h&AN=116807867&site

(19)

18

RTL Nieuws. (2016). Minder mensen lid van sportclub. Retrieved from

https://www.rtlnieuws.nl/buurtfacts/gezondheid/minder-mensen- lid-van-sportclub-

zo-populair-is-jouw-sport

Simonovic, Z., Bubanj, S., Projovic, A., Kozomara, G., & Bubanj, R. (2011). Differences in

motor abilities between karate athletes and non-athletes. Sport SPA, 8(1), 15-19.

Stamenkovic, S., Stankovic, N., Nurkic, M., Nikolic, D., & Petkovic, E. (2016). The

difference in some motor skills between judokas and non-atheletes of an early school

age. Physical Education and Sport, 14(2), 201-209.

Gelder van, W. (2015). Het verbeterde leerlingvolgsysteem. Retrieved from

http://www.allesinbeweging.net/nieuws/stimuliz- het- verbeterde- leerlingvolgsysteem

Volksgezondheid en zorg. (2016). Beweeggedrag kinderen. Retrieved from

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/sport-en-bewegen/cijfers-context/huidige-situatie#node-beweeggedrag-kinderen

Vrede van de, K. (2010). Motoriek als fundament. HJK, 8-10.

Vrijkotte, S., Vries, S., & Jongert, T. (2007). Fitheidstesten voor de jeugd TNO Kwaliteit van

(20)

19

Bijlagen

Bijlage 1: Brief

[logo school]

Amsterdam, [datum] Geachte ouders en verzorgers,

De [naam school] hecht veel waarde aan een optimale bewegingsontwikkeling van uw kind. Zo wordt er jaarlijks een beweegtest afgenomen. De uitkomsten van deze test worden gebruikt om de gymlessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen. Ook wordt de beweegtest gebruikt om de motorische ontwikkeling van uw kind in kaart te brengen.

De ALO Amsterdam (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) doet in samenwerking met de faculteit der Bewegingswetenschappen van de VU, onderzoek naar beweegtests en heeft hiervoor contact opgenomen met de [naam school]. Studenten en onderzoekers van de ALO zullen meester [naam] (vakleerkracht bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van de beweegtest in groep 3 t/m 7. Deze test bestaat uit 4 oefeningen:

- Hinkelen (op één been) - Stilstaan op één been - Huppel- en springoefeningen - Stuiten met een bal

- Daarnaast zal de lengte en het gewicht van uw kind gemeten worden (sportkleding aan, schoenen & sokken uit), waarbij een geavanceerde weegschaal wordt gebruikt die de lichaamssamenstelling kan bepalen (bijv. spiermassa & vetmassa) en worden er enkele vragen gesteld over zwemdiploma’s en lidmaatschap van een sportvereniging.

Naast het gebruiken van de testgegevens door meester [naam], gebruikt de ALO de gegevens voor onderzoek over de motorische ontwikkeling van kinderen. Hierbij zal niet gekeken worden naar het individuele kind maar naar een grote groep kinderen.

(21)

20 De beweegtest zal plaatsvinden op: [datum]

Met de gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding kunnen de gegevens van uw kind bekijken. Ook u kunt de gegevens inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan meester [naam]. Mocht u bezwaar hebben tegen deelname van uw kind, dan kunt u dat kenbaar maken via onderstaand strookje. Als u geen bezwaren heeft, hoeft u dus niet te reageren.

Met vriendelijke groet,

Tim van Kernebeek w.g.van.kernebeek@hva.nl

Antoine de Schipper a.w.de.schipper@hva.nl

Eindverantwoordelijk:

prof. dr. G.J.P. Savelsbergh g.j.p.savelsbergh@vu.nl

Vrije Universiteit Amsterdam 020-5988461

[naam], docent Bewegingsonderwijs

---

Ik geef geen toestemming voor mijn kind om mee te doen aan de beweegtest tijdens de gymles op [datum].

Naam kind: _____________________________________________

(22)

21 Bijlage 2: Indeling gymzaal

(23)

22 Bijlage 3: Niveaus 4 vaardighedentest

(24)

23 Bijlage 4: Sportparticipatie vragenlijst

(25)

24 Bijlage 5: Compleet overzicht van de 4-vaardighedenscan

(26)
(27)
(28)
(29)
(30)
(31)
(32)

31 Bijlage 6: SPSS outputs

Case Processing Summary

Cases

Valid Missing Total

N Percent N Percent N Percent

Gemiddelde motorische

leeftijd MP1 314 80,9% 74 19,1% 388 100,0%

Gemiddelde motorische

(33)

32

Statistics

Gemiddelde motorische leeftijd MP1

wel - wel N Valid 222

Missing 66 Mean 7,9673 Median 7,7500 Std. Deviation 1,64575 Range 7,50 Minimum 5,00 Maximum 12,50

wel - niet N Valid 98

Missing 2 Mean 7,6862 Median 7,5000 Std. Deviation 1,49497 Range 7,50 Minimum 5,00 Maximum 12,50

Gemiddelde motorische leeftijd MP1

Sportparticipatie_vergelijken Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

wel - wel Valid 5,00 1 ,3 ,5 ,5

5,25 4 1,4 1,8 2,3 5,50 5 1,7 2,3 4,5 5,75 9 3,1 4,1 8,6 6,00 10 3,5 4,5 13,1 6,25 13 4,5 5,9 18,9 6,50 12 4,2 5,4 24,3 6,75 12 4,2 5,4 29,7 7,00 21 7,3 9,5 39,2 7,25 11 3,8 5,0 44,1 7,50 6 2,1 2,7 46,8 7,75 10 3,5 4,5 51,4 8,00 6 2,1 2,7 54,1 8,25 15 5,2 6,8 60,8

(34)

33 8,50 15 5,2 6,8 67,6 8,75 8 2,8 3,6 71,2 9,00 8 2,8 3,6 74,8 9,25 3 1,0 1,4 76,1 9,50 12 4,2 5,4 81,5 9,75 3 1,0 1,4 82,9 10,00 18 6,3 8,1 91,0 10,25 1 ,3 ,5 91,4 10,50 6 2,1 2,7 94,1 11,00 6 2,1 2,7 96,8 11,50 4 1,4 1,8 98,6 12,00 2 ,7 ,9 99,5 12,50 1 ,3 ,5 100,0 Total 222 77,1 100,0 Missing 25003,75 1 ,3 25004,00 1 ,3 25004,25 1 ,3 25004,50 5 1,7 25004,75 4 1,4 25005,00 6 2,1 25005,25 14 4,9 25005,50 13 4,5 25005,75 3 1,0 25006,00 6 2,1 25006,25 1 ,3 25006,50 4 1,4 25006,75 1 ,3 25007,00 1 ,3 25008,00 2 ,7 50003,75 1 ,3 50005,50 1 ,3 75000,75 1 ,3 Total 66 22,9

(35)

34

Total 288 100,0

wel - niet Valid 5,00 1 1,0 1,0 1,0

5,25 1 1,0 1,0 2,0 5,50 4 4,0 4,1 6,1 5,75 5 5,0 5,1 11,2 6,00 3 3,0 3,1 14,3 6,25 7 7,0 7,1 21,4 6,50 7 7,0 7,1 28,6 6,75 5 5,0 5,1 33,7 7,00 8 8,0 8,2 41,8 7,25 5 5,0 5,1 46,9 7,50 4 4,0 4,1 51,0 7,75 7 7,0 7,1 58,2 8,00 5 5,0 5,1 63,3 8,25 2 2,0 2,0 65,3 8,50 10 10,0 10,2 75,5 8,75 3 3,0 3,1 78,6 9,00 6 6,0 6,1 84,7 9,50 3 3,0 3,1 87,8 10,00 7 7,0 7,1 94,9 10,50 4 4,0 4,1 99,0 12,50 1 1,0 1,0 100,0 Total 98 98,0 100,0 Missing 25005,00 1 1,0 Total 2 2,0 25007,25 1 1,0 Total 100 100,0

(36)

35

Statistics

Gemiddelde motorische leeftijd MP5

wel - wel N Valid 283

Missing 5 Mean 10,0654 Median 10,5000 Std. Deviation 1,82857 Range 7,50 Minimum 5,50 Maximum 13,00

wel - niet N Valid 98

Missing 2 Mean 9,3597 Median 9,5000 Std. Deviation 1,74800 Range 7,50 Minimum 5,50 Maximum 13,00

Gemiddelde motorische leeftijd MP5

Sportparticipatie_vergelijken Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

wel - wel Valid 5,50 1 ,3 ,4 ,4

5,75 1 ,3 ,4 ,7 6,00 1 ,3 ,4 1,1 6,25 1 ,3 ,4 1,4 6,50 1 ,3 ,4 1,8 6,75 4 1,4 1,4 3,2 7,00 6 2,1 2,1 5,3 7,25 10 3,5 3,5 8,8 7,50 3 1,0 1,1 9,9 7,75 19 6,6 6,7 16,6 8,00 7 2,4 2,5 19,1 8,25 18 6,3 6,4 25,4 8,50 3 1,0 1,1 26,5 8,75 9 3,1 3,2 29,7 9,00 6 2,1 2,1 31,8 9,25 10 3,5 3,5 35,3

(37)

36 9,50 13 4,5 4,6 39,9 9,75 7 2,4 2,5 42,4 10,00 18 6,3 6,4 48,8 10,25 2 ,7 ,7 49,5 10,50 18 6,3 6,4 55,8 10,75 5 1,7 1,8 57,6 11,00 31 10,8 11,0 68,6 11,50 36 12,5 12,7 81,3 12,00 19 6,6 6,7 88,0 12,50 16 5,6 5,7 93,6 13,00 18 6,3 6,4 100,0 Total 283 98,3 100,0 Missing 25007,00 1 ,3 25007,50 1 ,3 25008,00 1 ,3 25008,50 1 ,3 25009,00 1 ,3 Total 5 1,7 Total 288 100,0

wel - niet Valid 5,50 1 1,0 1,0 1,0

6,00 1 1,0 1,0 2,0 6,50 4 4,0 4,1 6,1 6,75 3 3,0 3,1 9,2 7,00 4 4,0 4,1 13,3 7,25 1 1,0 1,0 14,3 7,50 4 4,0 4,1 18,4 7,75 4 4,0 4,1 22,4 8,00 2 2,0 2,0 24,5 8,25 6 6,0 6,1 30,6 8,50 5 5,0 5,1 35,7 8,75 5 5,0 5,1 40,8 9,00 5 5,0 5,1 45,9 9,25 1 1,0 1,0 46,9 9,50 11 11,0 11,2 58,2 9,75 1 1,0 1,0 59,2 10,00 9 9,0 9,2 68,4 10,50 6 6,0 6,1 74,5

(38)

37 11,00 12 12,0 12,2 86,7 11,50 4 4,0 4,1 90,8 12,00 2 2,0 2,0 92,9 12,50 6 6,0 6,1 99,0 13,00 1 1,0 1,0 100,0 Total 98 98,0 100,0 Missing 25007,00 1 1,0 Total 2 2,0 75001,50 1 1,0 Total 100 100,0

(39)

38 Statistics Kalender Leeftijd N Valid 388 Missing 0 Mean 8,1591 Median 8,2630 Mode 8,64a

a. Multiple modes exist. The smallest value is shown

(40)

39 Statistics Kalender leeftijd N Valid 388 Missing 0 Mean 10,1451 Median 10,2740 Mode 10,25

(41)

40

geslacht

Sportparticipatie_vergelijken Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

wel - wel Valid man 169 58,7 58,7 58,7

vrouw 118 41,0 41,0 99,7

x 1 ,3 ,3 100,0

Total 288 100,0 100,0

wel - niet Valid man 42 42,0 42,0 42,0

vrouw 58 58,0 58,0 100,0

(42)

41

Between-Subjects Factors

Value Label N

Sportparticipatie_vergelijken 3,0 wel - wel 218

4,0 wel - niet 96

Descriptive Statistics

Sportparticipatie_vergelijken Mean Std. Deviation N

Gemiddelde motorische leeftijd MP1

wel - wel 7,9369 1,63779 218

wel - niet 7,6693 1,49010 96

Total 7,8551 1,59650 314

Gemiddelde motorische leeftijd MP5

wel - wel 9,9828 1,87144 218

wel - niet 9,3568 1,75272 96

Total 9,7914 1,85579 314

Multivariate Testsa

Effect Value F Hypothesis df Error df Sig.

time Pillai's Trace ,632 536,323b 1,000 312,000 ,000

Wilks' Lambda ,368 536,323b 1,000 312,000 ,000

Hotelling's Trace 1,719 536,323b 1,000 312,000 ,000

Roy's Largest Root 1,719 536,323b 1,000 312,000 ,000

time *

Sportparticipatie_vergelijken

Pillai's Trace ,016 4,942b 1,000 312,000 ,027

Wilks' Lambda ,984 4,942b 1,000 312,000 ,027

Hotelling's Trace ,016 4,942b 1,000 312,000 ,027

Roy's Largest Root ,016 4,942b 1,000 312,000 ,027

a. Design: Intercept + Sportparticipatie_vergelijken Within Subjects Design: time

(43)

42

Tests of Within-Subjects Effects

Measure: MEASURE_1

Source

Type III Sum

of Squares df

Mean

Square F Sig.

time Sphericity Assumed 464,484 1 464,484 536,323 ,000

Greenhouse-Geisser 464,484 1,000 464,484 536,323 ,000 Huynh-Feldt 464,484 1,000 464,484 536,323 ,000 Lower-bound 464,484 1,000 464,484 536,323 ,000 time * Sportparticipatie_vergelijken Sphericity Assumed 4,280 1 4,280 4,942 ,027 Greenhouse-Geisser 4,280 1,000 4,280 4,942 ,027 Huynh-Feldt 4,280 1,000 4,280 4,942 ,027 Lower-bound 4,280 1,000 4,280 4,942 ,027

Error(time) Sphericity Assumed 270,208 312 ,866

Greenhouse-Geisser

270,208 312,000 ,866

Huynh-Feldt 270,208 312,000 ,866

Lower-bound 270,208 312,000 ,866

Tests of Within-Subjects Contrasts

Measure: MEASURE_1

Source time

Type III Sum of

Squares df Mean Square F Sig.

time Linear 464,484 1 464,484 536,323 ,000 time * Sportparticipatie_vergelijken Linear 4,280 1 4,280 4,942 ,027 Error(time) Linear 270,208 312 ,866

(44)

43

Tests of Between-Subjects Effects

Measure: MEASURE_1 Transformed Variable: Average

Source

Type III Sum of

Squares df Mean Square F Sig.

Intercept 40696,515 1 40696,515 8063,629 ,000

Sportparticipatie_vergelijken 26,616 1 26,616 5,274 ,022

(45)

44

Ephorus

Inlever bewijs:

Beste Mitchell van Doorn,

Je document is ingeleverd bij Turnitin | Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Dit is de bevestiging; we raden je aan om deze e-mail op te slaan of uit te printen. Bevestiging:

Unieke code: 33334d6b-5dcd-4910-9c32-98fac52b4d15 Inlevercode: 4016AONDPA

Datum: zaterdag 27 mei 2017 11:00:16 uur CEST Docent:

Naam: Ramon Stuart

E-mail adres: r.stuart@hva.nl

Jouw gegevens:

Naam: Mitchell van Doorn Studentnummer: 500695728

E-mail adres: mitchell.van.doorn@hva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Additionally, high negative correlations were found between knee flexion angle and vGRF in TR1 and in the posttest, indicating greater flexion angles with smaller vGRF in

In dit onderzoek worden de factoren in kaart gebracht die van invloed zijn op de implementatie van beleid door professionals: meer specifiek wordt onderzocht in hoeverre

The economic crisis of 2007 was taken as a starting point to study the development of Corporate Social Responsibility (CSR) communication of Dutch banks over a longer period of

From the interviews gathered the most important reasons indicated by the farmers for not wholly adopting although they are aware of the improved technologies were the risk

Bij het bestuderen van de mogelijke nadelige cardiovasculaire gevolgen van vitamine B6 deficiëntie in de algemene populatie, dient rekening te worden gehouden met een

Near the close of the 20th century and the beginning of the 21st century, one such a strategy based on “mixing together multi- principal elements” in high concentration to synthesize

Genomisch instabiele kankercellen kunnen een cel-intrinsieke interferon respons onderdrukken, onder meer via overexpressie van MYC, om te voorkomen dat ze worden opgeruimd

The present paper focuses on the PANSS P7 hostility item and the PSP-D disturbing and aggressive behaviour domain in the Optimization of Treatment and Management of Schizophrenia