• No results found

Van boom tot bodemarchief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van boom tot bodemarchief"

Copied!
171
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Auteur: G. Hofman Studentnummer: 422430 Datum: 16 juni 2020 Versie: definitief Bachelorscriptie Archeologie Hogeschool Saxion Afstudeerbegeleider: J. Oosterbaan In opdracht van: ADC ArcheoProjecten Begeleidster: T. Vernimmen

Van boom tot bodemarchief

Een onderzoek naar merktekens en tonnen uit

Leiden, Katwijk en Leidschendam

(2)

Colofon

Titel: Van boom tot bodemarchief

Ondertitel: Een onderzoek naar merktekens en tonnen uit archeologische opgravingen in Leiden, Katwijk en Leidschendam

Auteur: G. Hofman

Studentnummer 422430 grahamhofman@gmail.com Opdrachtgever: ADC ArcheoProjecten

Nijverheidsweg-Noord 114 3812 PN Amersfoort Telefoon: 033-2998181 Begeleiding: T. Vernimmen Hogeschool Saxion Archeologie Handelskade 75 7417 DH Deventer Telefoon: 088-0198888 Begeleiding: J. Oosterbaan Plaats: Deventer Datum: 16 juni 2020

(3)

Samenvatting

Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd in opdracht van ADC ArcheoProjecten ter afsluiting van de hbo-opleiding Archeologie aan Saxion Hogeschool. Het onderzoek is gericht op tonnen met merktekens die zijn gevonden tijdens de opgravingen Leiden Garenmarkt, Katwijk Rijnsoever Noord en

Leidschendam Westeinde 50. De tonnen zijn aangetroffen in de constructie van waterputten. Deze tonnen zijn daarvoor echter gebruikt als opslagcontainers voor verschillende waren.

Het doel van dit onderzoek is het achterhalen van de betekenis van de merktekens en daarmee informatie verkrijgen over de primaire en secundaire gebruiksfase van de tonnen. Dit doel wordt bereikt door het analyseren van zowel de merktekens, als de tonnen waarop de merken zijn aangetroffen. Vooral in rapportages van opgravingen op landbodem, waarbij tonnen worden aangetroffen die zijn hergebruikt, wordt nauwelijks een connectie gemaakt met andere vondstcomplexen.

Gedurende het onderzoek zijn verschillende onderzoeksmethoden toegepast. Tijdens het

materiaalonderzoek is gebruik gemaakt van de opgravingdocumentatie en het fotomateriaal. Het literatuuronderzoek leidde tot een algemene beschrijving van de levensloop van een ton. Daarnaast kon op basis van literatuur- en archiefonderzoek een typologie voor merktekens worden opgesteld. Tijdens het analyserend onderzoek zijn alle gegevens over de vondstcontexten, de tonnen, de merktekens en de dendrochronologische gegevens samengevoegd en gekoppeld aan de informatie die over tonnen en merktekens is opgesteld. Op basis van deze informatie is per ton een beeld geschetst van de primaire gebruiksfase en de betekenis van de aanwezige merktekens.

De levensloop van een ton

Het maken van een ton begint bij de selectie van geschikt hout. Op basis van het product dat in de ton zal worden geslagen, wordt een houtsoort gekozen. In het kuipersambacht wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten kuipers. De witwerker maakte tonnen voor de opslag van droge goederen en deze werden eenmalig gebruikt. De natwerker leverde waterdichte tonnen die waren bestemd voor natte producten zoals conserven. Deze tonnen werden veelal gemaakt van eikenhout. De tonnen van de hoogste kwaliteit werden gemaakt door de dichtwerker. In deze tonnen van eikenhout werden duurdere vloeistoffen opgeslagen. Welke soort producten er in een ton hebben gezeten, is mede af te lezen van de verschillende gaten die wel of niet in de ton zijn aangebracht. Indien een ton niet kon worden gerepareerd, dan werd deze vaak hergebruikt. Tonnen worden namelijk vaak aangetroffen in de constructie van beer- en waterputten. De fase vanaf het maken van de ton, tot het moment waarop deze werd afgekeurd voor de opslag van goederen, wordt de

primaire gebruiksfase genoemd. Dit is tevens de fase waarin de merktekens zijn aangebracht. Het hergebruik van de ton voor andere doeleinden wordt de secundaire gebruiksfase genoemd.

Merktekens

Merktekens zijn in diverse rapporten ingedeeld op vormgeving, methode van aanbrengen of functie. In dit onderzoek is de indeling op functie uitgebreid. Naast de hoofdtypen zijn er ook verschillende subtypen aan de typologie toegevoegd. Bij deze typologie wordt onderscheid gemaakt tussen constructiemerken, telmerken, eigendomsmerken en ijkmerken. Onder het type eigendomsmerken vallen de kuipers-, vissers-, schippers- en handelaarsmerken. Deze indeling op subtype is niet gemaakt op functie, maar op het beroep of de persoon. De functies van deze merktekens zijn moeilijk te onderscheiden. Bij het type ijkmerken is sprake van het subtype wijnroeiersmerken.

Achtergronden van de casus en dendrochronologische resultaten

Het onderzoek is uitgevoerd met een casus bestaande uit drie opgravingen, die zijn uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten. De waterputten uit de opgraving Leiden Garenmarkt zijn gedateerd in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Dit stadskernonderzoek heeft in totaal 26 merktekens op tonnen

(4)

4

opgeleverd. De oudste kapdatering is ná 1427 na Chr. vastgesteld, de jongste ná 1611 na Chr. Op de opgraving Katwijk Rijnsoever Noord zijn twee boerderijplattegronden en enkele waterputten aangetroffen. Op de tonnen zijn in totaal twaalf merktekens aangetroffen. De waterputten zijn gedateerd in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De oudste kapdatum is ná 1436 na Chr. vastgesteld, de jongste ná 1663 na Chr. Het onderzoek Leidschendam Westeinde 50 heeft in totaal vier merktekens opgeleverd, afkomstig uit één waterput uit de Nieuwe Tijd. De oudste kapdatum is ná 1268 na Chr. vastgesteld, de jongste ná 1499 na Chr. De herkomst van het hout uit de drie opgravingen varieert sterk: het Baltisch gebied of Oost-Europa, de Loire Vallei, Weser Bergland, Midden-, West- en Zuid-Duitsland, de Maasvallei en Zuid-Nederland. Dit wijst op geïmporteerd hout of in het buitenland gemaakte tonnen, met uitzondering van één lokaal gemaakte ton.

Synthese van de tonnen met merktekens

Alle merktekens zijn op vorm beschreven en ingedeeld op een (sub)type waar mogelijk. Tijdens het onderzoek bleek dat twee typen merktekens zich goed lenen voor nader onderzoek: de

eigendomsmerken en de ijkmerken. Van de meeste tonnen was de herkomstlocatie niet te

achterhalen. Hierdoor was het uitvoeren van archiefonderzoek naar eigendomsmerken zeer moeilijk. Het onderzoek naar ijkmerken leverde meer resultaat op. Deze merken zijn gebonden aan

stadskeuren en inhoudsmetingen, die per stad of per regio vastgesteld waren. Zo kon in Leiden Garenmarkt op basis van twee Leidse ijkmerken de aanlegdatering van de put worden aangescherpt en de inhoud worden vastgelegd: boter. Op basis van de houtsoort, maakwijze en merktekens kon in enkele gevallen worden vastgesteld of de ton door een nat- of dichtwerker was gemaakt en welke producten in de ton werden vervoerd of opgeslagen. Tot slot zijn voor enkele merktekens parallellen aangetroffen in een opgestelde vergelijkingscollectie.

Discussie en aanbevelingen

Op basis van dit onderzoek en de missende gegevens kon worden geconcludeerd dat onderzoek naar tonnen met merktekens mogelijk onder andere de volgende informatie op kan leveren: of de ton door een wit-, nat-, of dichtwerker is gemaakt, wat de inhoudsmaat van de ton is, welke goederen in de ton werden opgeslagen. Tevens kan het onderzoek leiden tot een nauwkeurigere aanlegdatering van een waterput. Hiervoor moeten voldoende meetgegevens worden gedocumenteerd, de tonnen volledig worden geanalyseerd en is het aan te raden om aanvullend archiefonderzoek uit te voeren. Tot slot wordt aangeraden om nader onderzoek uit te voeren naar het handelsnetwerk waarin de tonnen werden verplaatst.

(5)

Inhoud

Samenvatting ... 3 Woord vooraf ... 6 Hoofdstuk 1 - Inleiding ... 7 1.1. Onderzoekskader ... 7 1.2 Doelstelling ... 8 1.3 Probleemstelling ... 9 1.4 Leeswijzer ... 10

Hoofdstuk 2 - Onderzoeksmateriaal en -methode ... 11

2.1 Onderzoeksmethode per deelvraag ... 11

2.2 Verantwoording... 12

Hoofdstuk 3 - Levensloop tonnen ... 14

3.1 Het maken van een ton ... 14

3.1.1 Houteigenschappen en het werken van hout ... 14

3.1.2 Verschillende soorten kuipers ... 17

3.1.3 Onderdelen van een ton ... 18

3.1.4 Het maken van een ton ... 19

3.2 Tonnen in omloop ... 25

3.2.1 Inhoudsmaten en handelswaren ... 25

3.2.2 Betrokken partijen tijdens de primaire gebruiksfase ... 27

3.2.3 Reparaties ... 27

3.3 Van handel naar het bodemarchief ... 27

3.3.1 Context 1 - primair gebruik ... 27

3.3.2 Context 2 - secundair gebruik ... 28

3.3.3 Waterputten ... 29 3.3.4 Beerputten ... 29 3.4 Conclusie ... 30 Hoofdstuk 4 - Merktekens ... 31 4.1 Typen merktekens ... 31 4.1.1 Constructiemerken ... 31 4.1.2 Telmerken ... 32 4.1.3 Eigendomsmerken ... 35 4.1.4 IJkmerken ... 40 4.2 Conclusie ... 42

(6)

5.1 Leiden Garenmarkt ... 44

5.2 Katwijk Rijnsoever Noord ... 47

5.3 Leidschendam Westeinde 50 ... 49

Hoofdstuk 6 - Dendrochronologisch onderzoek ... 50

6.1 Resultaten opgravingen... 50

6.1.1 Leiden Garenmarkt ... 50

6.1.2 Katwijk Rijnsoever Noord ... 51

6.1.3 Leidschendam Westeinde 50 ... 51

6.2 Conclusie ... 52

Hoofdstuk 7 - Synthese ... 53

7.1 Leiden Garenmarkt ... 54

7.2 Katwijk Rijnsoever Noord ... 76

7.3 Leidschendam Westeinde 50 ... 85 7.4 Conclusie ... 92 Hoofdstuk 8 - Conclusie ... 93 Hoofdstuk 9 - Discussie ... 97 Hoofdstuk 10 - Aanbevelingen ... 99 Literatuurlijst ... 101 Afbeeldingen en tabellen ... 106 Afbeeldingen ... 106 Tabellen ... 110 Bijlages ... 112 1 Catalogus ... 113 Constructiemerken ... 114 Telmerken ... 116 Eigendomsmerken ... 126 Eigendomsmerken - Kuipersmerken ... 136

Eigendomsmerken - Vissers- of schippersmerk ... 139

IJkmerken ... 140

IJkmerken - Wijnroeiersmerken ... 143

Niet ingedeeld ... 149

2 Dendrochronologisch onderzoek ... 152

3 Dendrochronologische herkomstbepalingen ... 155

4 Overzichten met wijnroeiersmerken ... 159

5 Literatuurlijst vergelijkingscollectie ... 163

(7)

Woord vooraf

In 2015 startte ik na het afronden van een opleiding in fijne houtbewerking met de studie

archeologie aan Hogeschool Saxion. De liefde voor het werken met hout was naar mijn idee verleden tijd, maar tijdens de eerste veldwerkstage kwam ik voor het eerst in aanraking met houtspecialistisch onderzoek. Tamara Vernimmen (ADC ArcheoProjecten) gaf de mogelijkheid om mezelf naast de studie te verdiepen in archeologisch hout. De keuze om af te studeren op hout bij ADC

ArcheoProjecten was dan ook voor de hand liggend. Ik wil Tamara hartelijk bedanken voor de begeleiding en ondersteuning die ze heeft geboden voor, tijdens en naast mijn afstudeeronderzoek. Tevens wil ik Eric Jacobs van ADC ArcheoProjecten bedanken voor het vertrouwen om het thema van mijn afstudeeronderzoek aan mij te laten en voor de mogelijkheid om binnen de organisatie te groeien.

Tijdens mijn onderzoek heb ik vanuit Hogeschool Saxion ondersteuning gekregen van een aantal personen. Allereerst wil ik mijn afstudeerbegeleider Jeroen Oosterbaan hartelijk bedanken voor de ondersteuning, feedback en het enthousiasme waarmee we hebben gesproken over het onderzoek naar tonnen en merktekens. Daarnaast gaat dank uit naar docent Ronald Visser voor zijn bijdrage tijdens het analyseren van de dendrochronologische resultaten. Tot slot gaat een groot woord van dank uit naar Margje Vermeulen-Bekkering. Zij heeft als studieloopbaanbegeleidster een grote ondersteunde factor gespeeld tijdens de opleiding. Haar directe antwoorden en houding hebben geholpen om tijdens de studie steeds doelgerichter te werk te gaan en de schouders er onder te blijven zetten.

Vanuit het Saxion zijn er tevens talloze studiegenoten met wie ik in de afgelopen vijf jaar in contact ben gekomen en heb gesproken over mijn afstudeeronderzoek. In het bijzonder wil ik mijn vrienden Anna van der Voort, Maaike van Hal en Ruben Terlouw bedanken voor de nodige goede gesprekken, hulp, steun en afleiding.

Graham Hofman Deventer 15 juni 2020

(8)

- 7 -

Hoofdstuk 1 - Inleiding

1.1. Onderzoekskader

In opdracht van ADC ArcheoProjecten is onderzoek uitgevoerd naar merktekens op tonnen uit de opgravingen Leiden Garenmarkt, Katwijk Rijnsoever Noord en Leidschendam Westeinde 50 (figuur 1).1 Merktekens worden met verschillende doelen op tonnen aangebracht. Ze fungeren onder andere

als keurmerken en als eigendomsaanduiding. Tijdens het houtspecialistisch onderzoek is reeds enige aandacht besteedt aan de aangetroffen merktekens, maar er bleven vragen over zoals ‘Wat is de betekenis van de merktekens?’, ‘Wie bracht de merktekens aan?’ en ‘Zijn bepaalde merktekens aan bepaalde steden of regio’s te koppelen?’

Wetenschappelijke gegevens over tonnen en merktekens uit het bodemarchief zijn in beperkte hoeveelheid te vinden. Bij deze gegevens kan een tweedeling worden gemaakt tussen onderzoeken naar tonnen uit scheepswrakken en tonnen die zijn aangetroffen in tonputten. Een overzicht van aangetroffen merktekens is nog niet gemaakt. Het onderzoek naar tonnen en merktekens uit scheepswrakken uit binnen- en buitenland heeft de meest complete onderzoeksgegevens

opgeleverd. Dit zijn bijvoorbeeld de onderzoeken naar de scheepswrakken van het Scheurrak S012,

de Drogheda3, de Vasa4 en de Kamperkogge5. Deze onderzoeken bevatten een studie naar het

kuiperswezen, de inhoud en samenstelling van de tonnen en de betekenis van de merktekens. In deze werken is onderscheid gemaakt tussen merktekens op basis van bijvoorbeeld betekenis of vormgeving. Het onderzoek naar de Kamperkogge bevat tevens een uitgebreid archiefonderzoek en een vergelijking met merktekens uit andere vindplaatsen. In de onderzoeken naar tonnen uit tonputten mist veelal de koppeling tussen het kuipersambacht, de aangetroffen merktekens en het handelsnetwerk waarin de tonnen werden gebruikt.6 Het blijft doorgaans beperkt tot een korte

omschrijving van de tonnen en merktekens. Uitzonderingen hierop zijn de onderzoeken naar vindplaatsen Raversijde7 te Oostende en Groote Markt8 te Vlissingen. In het onderzoek Raversijde is

nadruk gelegd op het berekenen van de inhoudsmaten van de tonnen. Het onderzoek Groote Markt is tevens gericht op het achterhalen van de inhoudsmaten. Daarnaast wordt een terugkoppeling gemaakt naar het kuipersgilde van Vlissingen.

Naast publicaties over aangetroffen tonnen en merktekens uit het bodemarchief, zijn ook verschillende boeken en onderzoeken gepubliceerd die diverse achtergronden beschrijven over tonnen, handelswaren en merktekens. De technische achtergronden van het kuipersambacht dienen om inzicht te krijgen in de historie en uitvoering van het kuipen.9 Naar wijnroeiermerken is een

uitgebreid archiefonderzoek uitgevoerd.10 Het onderzoek naar telmerken is gericht op

kapconstructies uit Nederland.11 Over de achtergrond van de twee productgroepen wijn12 en bier13

zijn tevens diverse onderzoeken verschenen.

1 Voor deze drie opgravingen wordt in dit onderzoek de term ‘casus’ gebruikt. 2 Manders 1996.

3 Fawsitt 2010. 4 Ratcliffe 2012. 5 Schoute 2017.

6 Koolen 1979; Hanninen/van der Linden/Vermeeren 2010; Tump 2012; Jonge 2015. 7 Houbrechts/Pieters 1995. 8 Oosterbaan/Griffioen 2016. 9 Kilby 1971; Waelput 2004. 10 van Gangelen/Potze 2017. 11 Janse 1990. 12 Beukers 2007. 13 Alberts 2010; Alberts 2016.

(9)

- 8 -

Tot slot is het belangrijk om te melden dat op het moment van schrijven een promotieonderzoek naar merktekens en het handelsnetwerk waarin zij voorkomen wordt uitgevoerd door J.

Oosterbaan.14 Daarnaast wordt een inventarisatie uitgevoerd door Woodan15, waarbij wordt getracht

een openbare databank aan te leggen.16 In het onderzoek naar merktekens kan daardoor mogelijk

een grote sprong voorwaarts worden gemaakt in de toekomst.

Figuur 1: Locaties van de plangebieden in de Rijnmonding.

1.2 Doelstelling

Het hoofddoel van het onderzoek is het achterhalen van de betekenis van de merktekens die zijn aangetroffen op de tonnen uit de casus en het analyseren van deze resultaten om tot nieuwe inzichten te komen op gebied van het gebruik en hergebruik van tonnen. In Nederland worden met regelmaat opgravingen uitgevoerd waarbij tonnen worden aangetroffen. Tot nu ontbreekt het in de desbetreffende rapportages echter vaak aan samenhang, diepgang en gestandaardiseerde

terminologie wat tonnen en merktekens betreft.17 Dit afstudeeronderzoek heeft daarom als

nevendoel om als aanzet voor de ontwikkeling van een standaardmethode te dienen. De uitkomsten

14 Universiteit van Leiden.

15 Woodan is een online database over archeologische houtvondsten, www.woodan.nl. 16 Persoonlijke communicatie, T. van Rooij (RAAP), 28-10-2019.

(10)

- 9 -

bieden een leidraad voor doelgerichter onderzoek in de toekomst, waarmee kan worden bepaald welke keuzes tijdens deselectie en bemonstering gemaakt kunnen worden en of het loont om de merktekens en hun verspreiding verder in kaart te brengen.

1.3 Probleemstelling

Door deselectie in het veld en gebrekkige documentatie gaat kostbare informatie verloren over inhoudsmaten, ouderdom, merktekens en materiële cultuur. Tonnen uit beer- en waterputten worden nu vooral onderzocht op de toepassing als bekisting van de schacht, terwijl ze hiervoor een eerste gebruiksfase hebben gekend als opslagcontainer. Het onderzoek naar de tonnen heeft in de praktijk vaak een lagere prioriteit dan bijvoorbeeld de vulling van de put zelf.18 Hierdoor worden de

merktekens zelden uitvoerig behandeld. In de opgravingsrapporten van Leiden Garenmarkt, Katwijk Rijnsoever Noord en Leidschendam Westeinde 50 zijn de aangetroffen merktekens globaal

beschreven. De mogelijkheid om uitvoerig onderzoek te doen naar de individuele merken was er echter niet.19 Het bleek daardoor lastig te zijn om tot uitspraken te komen over de primaire

gebruiksfase van de tonnen.

Daarnaast wordt terminologie door elkaar gebruikt en in de rapporten wordt nauwelijks naar merktekens uit andere vindplaatsen gerefereerd.20 Hierdoor is het moeilijk om verbanden te leggen

tussen tonnen en merktekens van verschillende vindplaatsen. Tot nu toe blijft het nog onduidelijk of deze verbanden daadwerkelijk bestaan.

Na het vaststellen van de doel- en probleemstelling zijn een hoofdvraag en deelvragen opgesteld. Deze deelvragen zijn onderverdeeld in drie niveaus: micro-, meso- en macroniveau. De vragen op microniveau gaan over de tonnen met merktekens uit de casus. Deze drie opgravingen zijn geselecteerd omdat ze rond de Rijnmonding liggen. De vragen op mesoniveau zijn gericht op het vergelijken van de dataset uit de casus met merktekens uit scheepswrakken uit zowel binnen- als buitenland. Tevens worden hergebruikte tonnen uit landopgravingen in Nederland en Vlaanderen behandeld.21 Onder het macroniveau wordt gekeken naar het kuipersambacht en de functie van

tonnen tijdens de verschillende gebruiksfasen. Daarvoor is gekeken naar onderzoeken in Noordwest-Europa. De onderzoeksvragen luiden als volgt:

Hoofdvraag

Welke informatie over het gebruik en hergebruik van tonnen kan worden verkregen door onderzoek naar de tonnen met merktekens uit de opgravingen Leiden Garenmarkt, Katwijk Rijnsoever Noord en Leidschendam Westeinde 50?

Micro: Casus Leiden, Katwijk en Leidschendam

1. Welke (sub)typen merktekens kunnen worden onderscheiden bij de tonnen afkomstig van de opgravingen?

2. Wat is de betekenis van de merktekens afkomstig van de opgravingen? 3. Op welke onderdelen van de tonnen zijn de merktekens aangetroffen?

4. Welke typen producten kunnen op basis van de inhoudsmaat van de tonnen aangetroffen op de opgravingen worden afgeleid?

5. Wat zijn de resultaten van het dendrochronologisch onderzoek dat is uitgevoerd naar de tonnen afkomstig van de opgravingen?

18 Persoonlijke communicatie, T. Vernimmen (ADC ArcheoProjecten), 12-5-2019. 19 Persoonlijke communicatie, T. Vernimmen (ADC ArcheoProjecten), 26-7-2018. 20 Persoonlijke communicatie, T. Vernimmen (ADC ArcheoProjecten), 26-7-2018. 21 Zie bijlage 5 voor een volledig overzicht van de vergelijkingscollectie.

(11)

- 10 -

Meso: Vergelijking van merktekens uit vondstcomplexen in Nederland en Vlaanderen

6. Welke parallellen zijn waarneembaar tussen de merktekens op tonnen afkomstig van reeds

uitgewerkte opgravingen en de merktekens van Leiden, Katwijk en Leidschendam?

Macro: Algemene informatie

7. Wat is de levenscyclus van een ton voordat deze in het bodemarchief terecht komt? 8. Welke (sub)typen merktekens werden op tonnen aangebracht?

9. Voor welke producten werden tonnen als verpakkingsmateriaal gebruikt?

10. Hoe komen tonnen na hun gebruik als opslagcontainer in het bodemarchief terecht?

1.4 Leeswijzer

Dit onderzoek is opgedeeld in tien hoofdstukken. Deze scriptie begint met de inleiding. Hierna komen in hoofdstuk 2 de onderzoeksmethode, het onderzoeksmateriaal en de verantwoording aan bod. Hier worden de gekozen onderzoeksmethode(n) per deelvraag behandeld. De keuzes die zijn gemaakt tijdens het uitvoeren van het onderzoek worden in de verantwoording beargumenteerd. In de hoofdstukken 3 tot en met 7 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Deze hoofdstukken zijn afgesloten met een deelconclusie. Een deelconclusie ontbreekt bij hoofdstuk 5, omdat hier alleen belangrijke achtergronden over de opgravingen worden gegeven. In hoofdstuk 3 staat de levensloop van een ton van boom tot bodemarchief centraal en wordt uitleg gegeven over de verschillende vondstcontexten waarin tonnen worden aangetroffen. De verschillende typen merktekens en hun kenmerken worden in hoofdstuk 4 beschreven. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens ingezoomd op de drie opgravingen, waarbij een beeld is geschetst van de

opgravingsomstandigheden en selectie in het veld. In hoofdstuk 6 worden de uitkomsten van het dendrochronologische onderzoek dat na de veldwerkzaamheden op de tonnen is uitgevoerd, behandeld. De onderzoeksresultaten uit de hoofdstukken 3 tot en met 6 worden in hoofdstuk 7 per ton geïnterpreteerd. Hierbij wordt indien mogelijk aan elk merkteken een type en betekenis toegekend. De vergelijking die is uitgevoerd met merktekens uit de vergelijkingscollectie is in dit hoofdstuk verwerkt. Tevens is geprobeerd om tot uitspraken te komen over het primaire gebruik van de tonnen.

In hoofdstuk 8 wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag en deelvragen. In hoofdstuk 9 volgt de discussie. Hierbij is de onderzoeksstrategie en de uitvoering geëvalueerd. Op basis van de discussie en conclusie zijn aanbevelingen opgesteld. Deze worden in hoofdstuk 10 gepresenteerd.

Tot slot zijn de literatuurlijst, tabellenlijst, afbeeldingsverantwoording en bijlages toegevoegd. Bijlage 1 bevat de catalogus met de gedigitaliseerde merktekens. Bijlage 2 bestaat uit een uitleg over het uitvoeren van dendrochronologisch onderzoek. Bijlage 3 bevat kaartmateriaal met

dendrochronologische herkomstbepalingen. Bijlage 4 bevat archiefstukken met overzichten van wijnroeiersmerken. Bijlage 5 bestaat uit een lijst met opgravingsrapportages en onderzoeken die deel uitmaakten van de vergelijkingscollectie. Bijlage 6 bevat de verklarende woordenlijst.

(12)

- 11 -

Hoofdstuk 2 - Onderzoeksmateriaal en -methode

In dit hoofdstuk wordt de toegepaste methodiek per deelvraag beschreven. Hierbij wordt ingegaan op de gekozen methode, het materiaal en de manier waarop de informatie en resultaten zijn

verwerkt. De drie toegepaste onderzoeksmethoden zijn: analyserend onderzoek, materiaalonderzoek en literatuuronderzoek. Tot slot worden in de verantwoording de gemaakte keuzes en wijzigingen die tijdens het onderzoek aan de orde zijn geweest beargumenteerd.

2.1 Onderzoeksmethode per deelvraag

Hieronder volgt per deelvraag een korte beschrijving van de onderzoeksmethode(s) die is of zijn gebruikt voor het beantwoorden van de deelvragen:

Micro: Casus Leiden/Katwijk/Leidschendam

1. Welke (sub)typen merktekens kunnen worden onderscheiden bij de tonnen afkomstig van de

opgravingen?

De merktekens uit de casus worden na het uitvoeren van het materiaalonderzoek ingedeeld op (sub)type zoals vastgesteld bij deelvraag 8. Deze worden verwerkt in een catalogus die is ingedeeld op (sub)type.

2. Wat is de betekenis van de merktekens afkomstig van de opgravingen?

De betekenis van de 43 merktekens uit de casus wordt waar mogelijk door middel van literatuur- en archiefonderzoek achterhaald.22 Daarbij wordt een selectie uitgelicht. Tijdens

het onderzoek is uitsluitend gebruik gemaakt van beeldmateriaal van de merktekens, omdat een deel van de tonnen gedeselecteerd is en een ander deel momenteel geconserveerd wordt.

3. Op welke onderdelen van de tonnen zijn de merktekens aangetroffen?

Door materiaalonderzoek worden de posities van de merktekens op de ton achterhaald. Hiervoor worden de houtbeschrijvingstabellen en het beeldmateriaal van de drie opgravingsrapporten gebruikt.

4. Welke typen producten kunnen op basis van de inhoudsmaat van de tonnen aangetroffen op de opgravingen worden afgeleid?

Het oorspronkelijke idee was om de inhoudsmaat van de tonnen met beschikbare meetgegevens te berekenen. Om echter daadwerkelijk antwoord te geven op deze

onderzoeksvraag, zou ook zeer uitvoerig archiefonderzoek nodig zijn. Tonnen in secundaire context zijn namelijk zowel geïmporteerd als lokaal gemaakt. Omdat tijdens dit onderzoek maar van twee tonnen kon worden vastgesteld dat ze zijn gemaakt in de stad waarin ze zijn opgegraven, is het berekenen van de inhoudsmaat achterwege gelaten. De inhoud van de tonnen is indien mogelijk vastgesteld aan de hand van de merktekens en maakwijze van de ton.

5. Wat zijn de resultaten van het dendrochronologisch onderzoek dat is uitgevoerd naar de

tonnen afkomstig van de opgravingen?

Informatie over de ouderdom en het groeigebied van het hout wordt uit de

dendrochronologische rapporten van de drie opgravingen gehaald.23 De resultaten hiervan

worden verwerkt in de synthese.

22 Janse 1990; Beukers 2007; van Gangelen/Potze 2017. 23 van Daalen 2018a, van Daalen 2018b, van Daalen 2018c.

(13)

- 12 -

Meso: Vergelijking van merktekens uit vondstcomplexen in Nederland en Vlaanderen

6. Welke parallellen zijn waarneembaar tussen de merktekens op tonnen afkomstig van reeds uitgewerkte opgravingen en de merktekens van Leiden, Katwijk en Leidschendam?

Om deze deelvraag te beantwoorden wordt een visuele vergelijking uitgevoerd met merktekens uit 22 opgravingsrapporten. Aan de hand van deze vergelijkingscollectie wordt gekeken of overeenkomstige merken zijn aangetroffen tijdens reeds uitgevoerde

opgravingen.

Macro: Algemene informatie

7. Wat is de levenscyclus van een ton voordat deze in het bodemarchief terecht komt? De informatie over houtbewerking, houteigenschappen, kuiperijen, en verschillende

vondstcontexten wordt door middel van archief- en literatuuronderzoek achterhaald. Hierbij is vakliteratuur uit het houtambacht en de ecologie gebruikt.24 Het ecologische aspect omvat

de houtsoorten die zijn gebruikt door de kuiper en de herkomstgebieden hiervan. Tijdens de literatuurstudie naar voornamelijk het kuipersambacht zijn vaak oudere bronnen gebruikt. Het kuipwerk en het gebruik van merktekens is (nagenoeg) verdwenen in het dagelijks beeld en werd veelal mondeling overgebracht op een nieuwe generatie. Het aantal bronnen is daardoor ook summier. Het bronmateriaal wordt geparafraseerd en verwerkt tot een inleidende tekst waarin de terminologie vast wordt gelegd.

8. Welke (sub)typen merktekens werden op tonnen aangebracht?

De verschillende (sub)typen merktekens worden geïnventariseerd door middel van

literatuur- en archiefonderzoek.25 Dit wordt direct gekoppeld aan de onderdelen van de ton

waar ze op aangebracht worden en wanneer en door wie ze zijn aangebracht. De indeling op type is een uitbreiding van het onderzoek van Schoute.26

9. Voor welke producten werden tonnen als verpakkingsmateriaal gebruikt?

Door middel van literatuur- en archiefonderzoek wordt geprobeerd te achterhalen welke producten in tonnen werden vervoerd en opgeslagen. Het onderzoek bestaat uit bronnen over kuiperijen en handel.27

10. Hoe komen tonnen na hun gebruik als opslagcontainer in het bodemarchief terecht?

Deze vraag wordt beantwoord door middel van archief- en literatuuronderzoek over beer- en waterputten.28 Hierbij wordt ingegaan op de constructiewijze van verschillende typen putten

en hoe werd omgegaan met de tonnen vanaf het moment dat deze als opslagcontainer werden afgedankt. Hoe dit proces verliep is nog niet duidelijk, terwijl dit het gat tussen een dendrochronologische datering van de ton en het aanleggen van de put kan overbruggen.

2.2 Verantwoording

Tijdens het onderzoeksproces zijn enkele aspecten aangepast. In deze paragraaf worden deze aanpassingen en andere keuzes die invloed hadden op de onderzoeksmethodiek en verslaglegging, kort beschreven en verantwoord.

De termen tonnen en vaten worden zowel in hedendaags onderzoek als in historische documenten door elkaar heen gebruikt. De twee termen zijn in de Nederlandse taal synoniem voor een

cilindervormig voorwerp dat iets kan bevatten en in het midden breder is. In een vat of ton zijn één

24 Kilby 1971; Stichting Hout & Meubel 2001; Weeda et al. 2003; Waelput 2004; Porter 2005. 25 Kits Nieuwenkamp 1955; Janse 1990; van Gangelen/Potze 2017.

26 Schoute 2017.

27 Kilby 1971; Beukers 2007; Waelput 2004; Alberts 2010; Alberts 2016. 28 Debruyne/Ervynck/Haneca 2013; van Oosten 2015.

(14)

- 13 -

of twee bodems aanwezig. Een kuip heeft een rechte duigenkrans en één bodem. In dit onderzoek zal de term ‘tonnen’ worden gehanteerd.29

De dataset was met 43 merktekens te groot om elk individueel merkteken op betekenis te onderzoeken. Dit was wat werkuren betrof niet te verantwoorden. Omdat de uitkomst van dit onderzoek toch afhankelijk was van de betekenis van de merktekens, is ervoor gekozen om een aantal merktekens te selecteren. Het ging vooral om merktekens van de typen ijkmerken en eigendomsmerken. Naar deze selectie is aanvullend literatuur- en archiefonderzoek uitgevoerd. In de dataset van Leiden Garenmarkt stonden twaalf tonnen met merktekens beschreven. Alle tonnen bleken uit eikenhout te zijn gemaakt, met uitzondering van één kleine vierkante

opslagcontainer van naaldhout.30 Omdat dit object wat formaat, ouderdom en houtsoort betreft

sterk afweek van alle tonnen uit de dataset, is ervoor gekozen om deze opslagcontainer niet te behandelen. 29 https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/VATEN#.Xl4wXyFKjIU, geraadpleegd op 23-05-2020; https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/tonnen#.Xl4wnyFKjIU geraadpleegd op 23-05-2020. 30 Verduin 2019, 264-265.

(15)

- 14 -

Hoofdstuk 3 - Levensloop tonnen

In dit hoofdstuk wordt de volledige levensloop van een ton beschreven, van de kap van de boom tot het moment van aantreffen in het bodemarchief. Daarbij wordt stilgestaan bij de kwaliteit van het gebruikte hout, de verschillende toepassingen van de tonnen tijdens het primaire gebruik, het type tonnen, de kuiperij en de bijbehorende terminologie, de route die tonnen aflegden en tot slot de contexten waarin tonnen tijdens archeologische opgravingswerkzaamheden worden aangetroffen.

3.1 Het maken van een ton

Houten tonnen worden al ruim twee millennia gebruikt voor het opslaan en vervoeren van goederen. Volgens Romeinse geschiedschrijvers is de uitvinding van de ton te danken aan de Kelten in West-Europa.31 In de navolgende eeuwen is in West-Europa veelvuldig gebruik gemaakt van tonnen. De

opkomst van de kuipersgilden maakt duidelijk hoe belangrijk deze opslagcontainer was binnen de samenleving. Hoewel het proces in enige mate is geïndustrialiseerd, zijn de technieken die worden toegepast nauwelijks veranderd.32 De vaardigheid die nodig is om goed sluitende tonnen te maken is

hoogstaand en sterk gespecialiseerd.

3.1.1 Houteigenschappen en het werken van hout

Om te begrijpen waarom het maken van tonnen een sterk gespecialiseerd vak was, waarbij kennis over houtsoorten en -eigenschappen vereist was, is het noodzakelijk om stil te staan bij de

eigenschappen van hout. De nadruk is gelegd op de verschillende gebruikte houtsoorten en de herkomst van het hout. Hierbij is de kwaliteit van het hout zeer belangrijk voor de

toepassingsmogelijkheden van de ton. Daarnaast wordt uitleg gegeven over het kloven van boomstammen en over het werken van het hout. Tot slot wordt het droogproces behandeld.

Kwaliteit en gebruikte houtsoorten

Kuipershout moet aan een aantal eisen voldoen:

1. Het hout mag geen negatieve invloed hebben op de smaak van bepaalde goederen. 2. Het hout moet stabiel genoeg zijn om de ton waterdicht of voldoende sluitend te houden. 3. Het hout moet tegen langdurige opslag in kelders bestand zijn.

4. Het hout moet eenvoudig te kloven zijn. 5. Het hout moet buigzaam genoeg.33

Eikenhout is de voornaamste houtsoort geweest voor het maken van waterdichte tonnen. In eikenhout zijn tevens tannines en andere belangrijke stoffen aanwezig die de drank smaak en kleur geven.34 Tevens laat eikenhout zich goed buigen onder stoom. De soorten eikenhout die het meest

zijn gebruikt, zijn wintereik35 en zomereik36. Wintereik groeit traag37, het hout is zeer stabiel en klooft

eenvoudig. De aanwezige tannines zijn zachter en komen langzamer vrij dan die in zomereik. Zomereik groeit echter sneller, is taaier en het hout is iets harder dan het hout van de wintereik. Zomereik is nog makkelijker te kloven dan wintereik, maar wel minder stabiel. Voor de dichtwerker was wintereik de meest geschikte houtsoort, onder andere door de stabiliteit en de langzame afgifte van tannines.38 31 Kilby 1971, 93-101; Work 2014. 32 Waelput 2004, 20-21. 33 Waelput 2004, 46. 34 Waelput 2004, 52. 35 Quercus petraea. 36 Quercus robur. 37 1 mm per jaar. 38 Waelput 2004, 53-54.

(16)

- 15 -

Verspreiding van eikenhout

De kwaliteit van Nederlands eikenhout is zeer warrig van structuur en daardoor moeilijk te kloven.39

Hoewel het niet optimaal was, werd het toch veelvuldig gebruikt in de kuiperijen.40 In Nederland

ontstond een tekort aan geschikt eikenhout, wat werd veroorzaakt door verschillende natuurlijke ontwikkelingen en het ingrijpen van de mens.41 Vanaf 3000 voor Chr. verscheen de beuk als

boomsoort en drong de zomereik vanuit het zuiden terug. Hoewel de oudere bomen konden

doorgroeien, kregen de jonge eikenbomen door het dichte bladerdak van de beuk te weinig zonlicht. De zomereik kon mede daardoor slecht standhouden.42 Wintereik daarentegen was wel bestand

tegen de beperkte lichtdoorval, maar kent een zeer langzame verjonging.43 Verjonging is de

generatiewisseling in bossen waarbij de mens niet aan te pas komt.Daarnaast werd door de bevolkingsgroei in de Late Middeleeuwen de vraag naar brand- , hak- en constructiehout groter. De eikenbossen en woeste gronden werden daardoor over geëxploiteerd.44 Hierdoor moest vooral

constructiehout voor woningen en schepen worden geïmporteerd.45 De productiebossen met

zomereik in Nederland werden na 1500 na. Chr. voor een groot deel vervangen voor veel sneller groeiend naaldhout. De verspreiding, kwaliteit en ouderdom van het Nederlandse eikenhout is hierdoor achteruit gegaan.46

Hoewel inlands eiken wel werd gebruikt, werd een groot deel van het eikenhout geïmporteerd.47

Tijdens de Middeleeuwen werden de Rijn, Maas, Waal, Eems en IJssel veel gebruikt voor het

vervoeren van hout.48 In de 13e eeuw kwamen stabiele handelsroutes via kusten en rivieren tot stand

door de oprichting van de Hanze en daarmee kwam hout voor diverse ambachten beschikbaar op de markt. De handel tussen West-Europa en de oostelijke Baltische landen werd hierdoor intensiever. Het eikenhout uit de Baltische landen was van zeer hoogstaande kwaliteit: het groeide langzaam en had daardoor een homogene en fijne nerf. Het hout was daardoor zeer geschikt om te kloven tot panelen en planken.49 Daarnaast kwam de houthandel met Noorwegen op gang in de 15e eeuw en

bereikte zijn hoogtepunt na 1580 na Chr.50

Het kloven van hout

Na het vellen van een boom wordt de stam tot kleinere delen gekloofd. Het resultaat hiervan zijn planken die kwartiers zijn. Dosse planken worden gezaagd. Deze termen geven aan hoe de planken ten opzichte van het jaarringpatroon gepositioneerd zijn (figuur 2). De kwaliteit en de mate van werken lopen sterk uiteen, waardoor ook de toepassingsmogelijkheden verschillen.51 Hout is ook na

het drogen nog onderhevig aan krimp en uitzetting in de richting van de jaarringen. Tevens vindt vervorming plaats haaks op de jaarringen en in de lengterichting van de stam. Dit resulteert in het vervormen van de plank (figuur 3).52 Kwartiers hout is minder onderhevig aan vervorming dan dosse

hout. De kwaliteit van hout hangt daarnaast ook af van hoe regelmatig de nerf is. Hoe regelmatiger de nerf, des te minder vervorming in de plank.53

39 Waelput 2004, 57. 40 Manders 1996, 12-13. 41 Weeda et al. 2003, 118. 42 Weeda et al. 2003, 106. 43 Weeda et al. 2003, 118. 44 Buis 1993, 131.

45 Domínguez-Delmás/van den Berselaar 2009, 14. 46 Weeda et al. 2003, 113.

47 Waeput 2004, 57.

48 Domínguez-Delmás/van den Berselaar 2009, 15. 49 Gérard/Glatigny 1996.

50 Buis 1985, 510. 51 Porter 2005, 18-19.

52 Stichting Hout & Meubel 2001, 7-8. 53 Stichting Hout & Meubel 2001, 7.

(17)

- 16 -

De kuiper die waterdichte tonnen maakte, koos daarom voor langzaam gegroeid kwartiers hout met een regelmatige nerf en zonder gebreken.54 De voorkeur voor kwartiers hout heeft echter wel een

groot houtverlies tot resultaat wanneer de duigen worden gemaakt.55 Dit maakt dat aan het

grondmateriaal van een waterdichte ton een hogere prijs verbonden was dan aan het hout voor een ton die voor de opslag van droge producten werd gebruikt.56

Figuur 2: Twee verschillende manieren om planken uit een boomstam te zagen of kloven, namelijk dosse (boven) en kwartiers (linksonder).

Figuur 3: Schematische doorsnede van een boomstam, waarin zichtbaar is hoe hout vervormt. Midden boven: dosse hout vertoont een sterke vervorming. Linksonder: kwartiers hout blijft relatief stabiel bij krimpen en uitzetten.

54 Waelput 2004, 46-48. 55 Porter 2005, 18. 56 Waelput 2004, 54.

(18)

- 17 -

Het droogproces

Het droogproces gebeurde op natuurlijke wijze, namelijk in de open lucht of door het hout in water te leggen.57 Dit zogenaamd wateren van het hout voorkwam scheuren en droogrot, omdat het vocht

in het hout langzaam kon verdampen.58 Het drogen in open lucht had hetzelfde doel. Door het

aanbrengen van latjes tussen de gekloofde planken werd houtrot voorkomen en kon het hout langzaam drogen door de wind. Het drogingsproces had nog een tweede functie: het hout rijpt, waarbij schimmels nog langzaam in het natte hout kunnen ontwikkelen. Deze schimmels geven smaak af aan drank. Ook behoudt het hout zijn vorm beter.59 Voor het drogen van een 25 mm-dikke,

goed gestapelde en geventileerde plank is gemiddeld een jaar nodig is.60 Om de aroma’s vrij te laten

komen wordt echter een droogtijd van 36 maanden aangehouden.61

3.1.2 Verschillende soorten kuipers

Binnen de kuiperij wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende specialisaties: witwerk, natwerk en dichtwerk. Elk van deze specialistische kuiperijen produceerde hun eigen soorten tonnen.62

De witwerker

De term witwerker is gebaseerd op de lichte kleur van de gebruikte houtsoorten: beuk63, grenen64, en

wilg65. Wanneer de kuiper geen rekening hoefde te houden met de afgifte van smaak en giftige

stoffen uit het hout, werd ook vuren66 en het hout van de tamme kastanje67, taxus68, plataan69 en es70

gebruikt.71 Hiervan werden opslagcontainers gemaakt die voor eenmalig gebruik bedoeld waren. Ze

waren eenvoudiger om te maken dan de tonnen van nat- en dichtwerkers. De ton hoefde namelijk niet volledig waterdicht te zijn. In de tonnen werden droge en halfdroge producten vervoerd zoals granen, kruiden, tabak en pelsen. De witwerkers waren voornamelijk werkzaam in de havendokken. De dorpskuiper verrichtte echter ook veel witwerk.72

De natwerker

Natte producten zoals siroop, kruiden in azijn en gepekelde groente, vis, boter en vlees werden opgeslagen in tonnen gemaakt door de natwerker. Omdat deze tonnen waterdicht moesten zijn en werden hergebruikt, werden ze gemaakt van eikenhout. Een uitzondering hierop waren de

haringtonnen van vurenhout, waar lagere eisen aan werden gesteld.73

De dichtwerker

De meest zorgvuldig gemaakte tonnen werden gemaakt door de dichtwerker. Hierin werden wijn, olie, bier, cognac en andere duurdere alcoholische drank opgeslagen. De kwaliteit en houtsoort is 57 Waelput 2004, 74; Manders 1996, 15. 58 Manders 1996, 15. 59 Waelput 2004, 74-75. 60 Porter 2005, 17. 61 Waelput 2004, 74-75. 62 Waelput 2004, 24-25. 63 Fagus silvatica.

64 Hout uit het geslacht Pinus. 65 Salix alba.

66 Hout van de fijnspar (Picea abies). 67 Castanea sativa.

68 Taxus baccata.

69 Platanus orientalis L./occidentalis L. 70 Fraxinus excelsior.

71 Kilby 1971, 69; Waelput 2004, 25. 72 Waelput 2004, 25-27.

(19)

- 18 -

zeer bepalend voor de kwaliteit van de drank. Daarom werd eikenhout gebruikt.74 De dichtwerker

moest ook voldoende kennis in huis hebben over het distilleerproces.75 De tonnen van de nat- en

dichtwerker werden na gebruikt schoongemaakt en waar nodig hersteld, zodat ze opnieuw konden worden gevuld met producten.76

3.1.3 Onderdelen van een ton

Hoewel de wit-, nat- en dichtwerker tonnen van verschillende kwaliteit en houtsoorten leverden, waren deze in constructiewijze wel gelijk. Elke ton bestaat uit een duigenkrans met gebogen duigen, twee bodems en hoepels van ijzer of hout. In figuren 4 en 5 zijn een vooraanzicht en doorsnede van een geassembleerde ton en een doorsnede van een bodem weergegeven met de bijbehorende terminologie. Gedurende het onderzoek zijn deze termen aangehouden.

Figuur 4: Vooraanzicht en doorsnede van een ton met houten hoepels. De doorgesneden delen zijn in grijs weergegeven. Begrippen uit Waelput 2004.

74 Waelput 2004, 31. 75 Waelput 2004, 31-32. 76 Waelput 2004, 28-31.

(20)

- 19 -

Figuur 5: Bovenaanzicht en doorsnede (A) van een tonbodem. De doorsnede is grijs gearceerd. In dit voorbeeld is een combinatie gemaakt van één middenplank, twee zijplanken en twee maanplanken. Een bodem kan echter ook een andere

samenstelling hebben. Begrippen uit Waelput 2004.

3.1.4 Het maken van een ton

Nadat de kuiper het hout van juiste soort en kwaliteit heeft geselecteerd, wordt de stam gekloofd tot planken en gedroogd. Wanneer de gewenste droogtegraad is bereikt, kan worden begonnen met het maken van de ton. In figuren 6 en 7 zijn de stappen schematisch weergegeven.

De eerste stap is het verwerken van het ruwe hout tot duigen. De kuiper maakt met een steekmes op een kuiperspaard de buitenzijde van de duig bol. Vervolgens holt hij met een haalmes de binnenzijde uit waarbij de duig bij de buik dunner wordt dan bij de kop. Deze handeling maakt dat de duig tijdens het buigen makkelijker plooit.77 Een uitzondering hierop is de bomduig. In deze doorgaans bredere

duig wordt in een later stadium een gat geboord of gezaagd. Door deze duig dikker te houden wordt de kans op breken verkleind. De bomduig blijft echter de meest kwetsbare duig in de ton.78 Daarna

worden de zijdes van de duigen passend gemaakt. De tweede stap is het voegen van de duigen. Deze handeling wordt uitgevoerd op een voegbank. Om te controleren of de zijdes sluiten, wordt een voegmal gebruikt. De ton zal niet waterdicht zijn wanneer een voeg niet goed is.79

Vervolgens kan de ton worden samengesteld. De eerste stap in dit proces is het uitleggen van de duigen om de juiste buikdiameter te bereiken. Hierbij worden smalle en bredere duigen afgewisseld totdat de gewenste diameter is bereikt.80 De tweede stap is het samenstellen van de duigenkrans.

Met behulp van een opzetband worden de duigen in juiste volgorde rechtop gezet. Met een tweede en derde opzetband worden de duigen op hun plaats gehouden. Deze opzetbanden worden

77 Waelput 2004, 114. 78 Kilby 1971, 18.

79 Kilby 1995, 21; Waelput 2004, 114-118. 80 Waelput 2004, 122-123.

(21)

- 20 -

naderhand vervangen voor dunnere hoepels van hout of metaal.81 De duigenkrans is klaar om te

worden gebogen wanneer alle duigen naadloos sluiten en niet uitsteken.82 De duigenkrans wordt

over een klein en gelijkmatig gestookt vuur gezet en aan de buitenkant bevochtigd met water. Hierdoor worden de houtvezels buigzaam. Deze methode wordt verkozen boven het water- of stoomvat, waarbij de duigenkrans volledig wordt ondergedompeld en gekookt. Het koken heeft een nadelige werking op de tannines en lignines in het hout en is daarom ongewenst voor het maken van wijn- en andere dranktonnen.83 Kilby schrijft echter dat het stomen en koken van hout wel een

geschikte methode is om het hout te buigen.84

Als de duigenkrans de juiste temperatuur en buigzaamheid bereikt, wordt de duigenkrans

‘gevangen’. Hierbij wordt een band tot over de helft van de duigenkrans geplaatst en zo ver mogelijk naar beneden gedreven.85 De eerste opzetband blijft op zijn plek. De andere opzetbanden worden

stapsgewijs naar beneden geslagen, waardoor de duigen beginnen te buigen en bij de kop enigszins sluiten. Dit is het moment waarop een flexibele band rondom de kop wordt aangetrokken, waardoor de duigen volledig sluiten. Dit kan met één van de volgende gereedschappen worden gedaan: de kuipersvijzel of knevelband (bij dunne duigen).86 De duigen worden met een hamer in hun definitieve

positie geklopt.87

De gesloten duigenkrans kan desgewenst aan de binnenzijde worden geschroeid met vuur. Dit laagje houtskool heeft een beschermende functie tegen inwerking van zuur. Wijntonnen worden niet of zeer licht geschroeid.88 Oneffenheden aan de binnenzijde worden weggewerkt met een schaaf,

haalmes en schraapstaal.89 De gesloten duigenkrans wordt afgemaakt door met een dissel de kim aan

te brengen. Deze schuine rand vermindert de wrijving tijdens het verplaatsen van de tonnen en daarmee de kans op beschadigingen.90 Daarna kan de ton klaar worden gemaakt voor het

aanbrengen van de bodems. De koppen van de duigen worden aan de binnenzijde ietwat dunner gemaakt met een blaaimes. Dit proces maakt het eenvoudiger om de bodems op hun plek te krijgen. De laatste stap in dit proces is het krozen. De kroosgroef kan worden aangebracht met twee

gereedschappen: de stokkroos en de kroosschaaf. De bodemrand valt in deze sponning.91

Na deze bewerkingen kan de kuiper beginnen aan het maken van de bodems. Deze worden samengesteld uit twee maanstukken, één middenstuk en twee of meer zijstukken (figuur 5).92

Wanneer er een tapgat in één van de planken geboord moest worden, dan moest de betreffende plank sterk genoeg zijn om de druk in de ton te kunnen weerstaan.93 Na het selecteren van de

planken wordt een V-vormig paringsmerk aangebracht met behulp van krijt.94 In de regel worden de

delen verbonden met hardhouten deuvels95, maar bij het onderzoek naar het 17e-eeuwse wrak van

de Vasa zijn ook zestien maanplanken zonder deuvelgaten en vijf losse bodems uit één stuk hout aangetroffen. Deze losse bodems hebben een maximale diameter van 22 cm en hoorden

81 Manders 1996, 23. 82 Manders 1996, 23; Waelput 2004, 125-128. 83 Waelput 2004, 130-132. 84 Kiby 1971, 26. 85 Kilby 1971, 26-27. 86 Manders 1996, 23; Waelput 2004, 135-136. 87 Waelput 2004, 134-137. 88 Waelput 2004, 142. 89 Waelput 2004, 144; Kilby 1971, 34-35. 90 Manders 1996, 24. 91 Manders 1996, 25; Waelput 2004, 144-149. 92 Waelput 2004, 152. 93 Kilby 1971, 38. 94 Waelput 2004, 152. 95 Manders 1996, 29.

(22)

- 21 -

oorspronkelijk bij kleinere tonnen. De betreffende maanplanken zijn vermoedelijk zonder verbinding in de kroosgroef geplaatst. De bodem bleef door de druk tussen de bodemdelen waterdicht.96 Tussen

de voegen van de bodemdelen en duigen kunnen ook biezen worden aangebracht om lekken te voorkomen.97 De gewenste bodemdiameter wordt met een bodempasser berekend, getekend op de

samengestelde bodem en uitgezaagd. De rand van de uitgezaagde bodem wordt met een blokschaaf of een bodemtandschaaf afgeschuind om in de kroosgroef te passen. De meest voorkomende randsoort is de vanaf twee kanten aangesneden bodemtand. De schuine kant aan de buitenkant is doorgaans smaller dan die aan de binnenkant (figuur 5).98 Bij de tonnen uit de Vasa zijn echter zes

typen bodemtanden aangetroffen.99 De bodem wordt vervolgens opgekuist en gecontroleerd op

maatvoering. Een te grote bodem zorgt ervoor dat de duigkoppen open blijven staan, een te kleine bodem zorgt voor loszittende bodems. De kroosgroef wordt ingesmeerd met lijmpap van roggemeel en in enkele gevallen wordt bies aangebracht. De bodem wordt verticaal in de ton gezet en

gekanteld. Vervolgens wordt gecontroleerd of de bodem goed in de kroosgroef past en verankerd door de banden weer strakker te slaan. De tweede bodem wordt tevens verticaal aangebracht, maar het op zijn plaats zetten vergt het gebruik van een bodemtrekker.100

De laatste stap is de afwerking. De buitenwand wordt met behulp van een spookschaaf glad

geschaafd. Voor de fijne afwerking kan een schraapstaal worden gebruikt. Na het afwerken worden de slagbanden vervangen door de definitieve banden. Bij ijzeren banden wordt de omtrek

opgemeten en uitgezet op een strook bandijzer. Deze wordt met klinknagels aan zichzelf

verankerd.101 Houten hoepels waren echter het meest gebruikte sluitingsmiddel van tonnen tot het

einde van de 19e eeuw.102 Hiervoor worden jonge takken van de hazelaar103, wilg, populier104 en

berk105 gebruikt. De takken moeten groen106 zijn, of in water worden opgeslagen om ze soepel te

houden. De hoepelmaker splijt de takken met een splitpen of een kloofhout. De gespleten zijde wordt met een mes een beetje schuin aangezet, zodat deze beter op de schuine duigwand zal aansluiten. De hoepel wordt gebogen op de plooibank en gedroogd. Voor gebruik moeten ze echter weer vochtig worden gemaakt.107 De hoepels krijgen aan de uiteinden een las en worden

vastgemaakt met behulp van wijmen108, krammetjes of ijzeren haakjes. Wijmen zijn gemaakt van de

bast van wilgentenen en worden gebruikt om de las op te binden.109

Bij tonnen waarin wijn of alcohol wordt bewaard, kan een bodemklamp worden aangebracht (figuur 48). Dit beschermt de bodem tegen de hoge druk in de ton. Bij eikenhouten tonnen wordt hout van een zachtere soort gebruikt, zodat insecten niet de ton maar de bodemklamp aanvreten. De

kroosgroef moet daarbij enkele centimeters verder richting de buik van de ton worden aangebracht. Een klamp wordt met behulp van spieën verankerd in de kroosgroef.110 Daarnaast bestaan ook

96 Ratcliffe 2012, 93. 97 Manders 1996, 29. 98 Waelput 2004, 152-158. 99 Ratcliffe 2012, 89. 100 Kilby 1971, 41; Waelput 2004, 159-160. 101 KIlby 1971, 41; Waelput 2004, 166-168. 102 Waelput 2004, 185. 103 Corylus avellana. 104 Populus sp. 105 Betula sp.

106 Groen hout is vers gekapt hout, waarin alle sappen nog aanwezig zijn. 107 Waelput 2004, 186-192.

108 Andere benaming: wissen. 109 Waelput 2004, 186-192. 110 Waelput 2004, 175-176.

(23)

- 22 -

voorbeelden waarbij kleine gaten door de kop van de duigen worden geboord, waarna de bodemklamp met pennen wordt bevestigd.111

Om verschillende redenen worden doelbewust gaten in tonnen aangebracht. Het grootste gat is het bomgat. Hiervoor wordt tijdens het samenstellen van de duigenkrans een bredere en dikkere duig gebruikt, de bomduig. Het bomgat is rond of vierkant en dient om de ton te kunnen vullen. Tijdens het vullen wordt een passende stop in het gat aangebracht. Daarnaast wordt in één van de

bodemplanken met een boor een tapgat aangebracht. Dit gebeurt enkele centimeters boven de rand. Hier wordt de tapkraan in geslagen. Tot slot wordt in de bodem met een zwikboor een klein gaatje geboord om gistingsgassen te laten ontsnappen of luchttoevoer tijdens het tappen mogelijk te maken. Dit heet het zwikgat. Dit gat is afgesloten met een houten pennetje, een zwik genoemd. De gaten kunnen ook op duigen worden aangetroffen, maar een bodem met tap- en zwikgat geeft de belangrijkste aanwijzing dat een ton als opslagvat voor vloeistoffen is gebruikt.112

Industrialisatie

Het kuipersambacht is vanaf de 19e eeuw voor een groot deel overbodig geworden door de

industrialisatie en de ontwikkeling van nieuwe opslagmogelijkheden. Het gebruik van machines in kuiperijen is echter zeer beperkt gebleven, omdat het kuipen vraagt om maatwerk. Machines werden wel veelvuldig gebruikt bij het witwerken, omdat aan deze tonnen lagere eisen gesteld werden omtrent de waterdichtheid. Tot op heden wordt nog gebruikt gemaakt van deels handgemaakte tonnen voor de bereiding van diverse soorten drank. Dit is omdat het hout de smaak van de drank positief beïnvloed, in tegenstelling tot bijvoorbeeld metaal of plastic.113

111 Manders 1996, 49. 112 Waelput 2004, 172-174. 113 Waelput 2004, 196-197.

(24)

- 23 -

Figuur 6: Processtappen bij het maken van een ton. Figuren 1 tot en met 3 het bewerken van de duigen; figuren 4 tot en met 6 het samenstellen van de duigenkrans; figuren 7 en 8 het buigen en samenbinden van de ton.

(25)

- 24 -

Figuur 7: Het vervolg van processtappen bij het maken van een ton. Figuren 1 tot en met 4 het samenstellen en lijmen van de bodems; figuur 5 het aanbrengen van de bodemtand; figuren 6 tot en met 8 het inbrengen van de bodems met verschillende bodemsamenstellingen; figuren 9 tot en met 13 het maken en aanbrengen van een bodemklamp met spieën;

figuren 18 en 19 de voltooide ton met definitieve hoepels en gaten; figuren 21 tot en met 28 de verschillende typen hoepeluiteinden.

(26)

- 25 -

3.2 Tonnen in omloop

Nadat de kuiper zijn werk had voltooid, kon de ton in gebruik worden genomen. In deze paragraaf wordt gekeken naar de verschillende inhoudsmaten en handelswaren, welke personen bij het gebruik van tonnen betrokken waren en welke reparaties werden uitgevoerd tijdens deze gebruiksfase.

3.2.1 Inhoudsmaten en handelswaren

Tonnen hebben door de eeuwen heen verschillende inhoudsmaten, constructiewijzen en

gebruikstoepassingen gekend. Elke stad hanteerde zelf vastgestelde maten die onderling verschilden en door de jaren heen konden veranderen.114 Het verschil tussen de inhoudsmaten in Europa wordt

ook zichtbaar in tabellen 1 tot en met 3 met inhoudsmaten115 en typen tonnen uit Engeland tussen

1688 en 1803 na Chr. en Zweden in de 17e eeuw. Vanaf de 14e tot en met de 16e eeuw werd een

aantal maten binnen het Hanze netwerk algemeen aanvaard, waardoor onder andere Gouda, Schiedam en Wijk bij Duurstede deze maten aan gingen houden. Dit gold voor het grofvat en het smalvat. Het grofvat was de Nederlandse variant op een ton van 129 liter die in Hamburg en Bremen voor de bierexport werd gemaakt. De kleinere versie hiervan was het smalvat met een inhoud van 105 tot 121 liter en was een variant van de zogenaamde travelton die in de steden Lubeck, Rostock en Wismar werden gebruikt. Waar in de 14e eeuw het smalvat nog de voorkeur genoot voor het

transporteren van bier, verschoof deze in de 15e eeuw naar het grotere grofvat. Deze tendens voor

universele vergroting van maatvoering kwam vanuit Noord-Duitsland.116

Naam maateenheid Inhoudsmaat Inhoudsmaat (L)

1 firkin 8½ gallons 39,28

1 kilderkin 2 firkins 78,56

1 barrel 2 kilderkins 157,1

1 hogshead 1½ barrels (51 gallons) 235.7

1 puncheon 2 barrels (68 gallons) 314,2

1 butt 2 hogsheads (102 gallons) 471,4

1 tun 3 puncheons (204 gallons) 942,8

Tabel 1: Engelse maateenheden van ale, bier en porter, daterend van 1688 tot 1803 na Chr.

Naam maateenheid Inhoudsmaat Inhoudsmaat (L)

1 rundlet 18 gallons 68,14

1 barrel 31½ gallons 119,3

1 tierce 42 gallons 159

1 hogshead 2 barrels (63 gallons) 238,5

1 puncheon 2 tierces (84 gallons) 318

1 pipe of butt 2 hogsheads of 3 tierces (126 gallons)

477

1 tun 2 pipes of 3 puncheons

(252 gallons)

954

Tabel 2: Engelse maateenheden van wijn, sterke drank, azijn, olie en honing, daterend van 1688 tot 1803 na Chr.

114 Alberts 2016, 134.

115 De Engelse standaardmaat is een gallon. Een gallon heeft echter verschillende maten afhankelijk van wat

gemeten wordt.

(27)

- 26 -

Naam maateenheid Inhoudsmaat Inhoudsmaat (L) Goederen

Kanna117 2,62 Verschillende goederen

Kagge 12 kannor118 30 Vis?

Ankare 15 kannor 39,25 Vloeistoffen

Spann 72 Graan

Halvtunna 2 ankare 73,25 Droog of vloeistoffen

Heringband 120 Vis

Tunna (tjära) 48 kannor 125,6 Teer

Tunna (lakegods) 48 kannor 125,6 Op azijn gezette waren

Spannmålstunnan 56 kannor 146,6 Graan

Oxhuvud 70-90 kannor 183 – 236 Wijn of olie

Tabel 3: Zweedse maateenheden bestemd voor verschillende soorten goederen, daterende uit de 17e eeuw.

Wanneer wordt gekeken naar de goederen die in de tonnen werden opgeslagen, is een duidelijk onderscheid tussen de producten van de wit-, nat- en dichtwerker. Een overzicht van de goederen die in de verschillende soorten tonnen konden worden verpakt, is te zien in tabel 4.

Tabel 4: De verschillende soorten kuipers en de waren die in de verschillende soorten tonnen werden opgeslagen.

Onderzoek naar de tonnen uit het wrak van de Vasa wees uit dat in de tonnen resten van schapen en koeien, haring, kabeljauw, granen, erwten, muskethagel en persoonlijke eigendommen waren opgeslagen. De inhoud is echter maar bij een zeer klein aantal tonnen vastgesteld, omdat slechts zeventien monsters uit de inhoud van de tonnen zijn genomen. Na de analyse kon van zes tonnen de inhoud worden vastgesteld.119 In twee tonnen werd een combinatie van twee producten

aangetroffen.120

Fawsitt stelt dat bij de tonnen van de Drogheda en het Scheurrak S01 indicaties zijn die wijzen op het hergebruik van de tonnen. Het is opvallend dat deze tijdens het hergebruik zijn gevuld met een ander materiaal. In het geval van de Drogheda wijzen bom- en tapgaten op het vermoedelijke eerste gebruik als wijn-, olie- of drankton. Tijdens het hergebruik zijn ze als harington gebruikt. Ook bij het onderzoek naar de tonnen uit het Scheurrak S01 is niet uitgesloten dat de wijn- of biertonnen zijn hergebruikt voor de opslag van zout.121

117 Kanna is Zweeds voor ‘kan’.

118 Kannor is Zweeds voor ‘kannen’ en meervoud van kanna.

119 Tonnen met persoonlijke eigendommen zijn niet bemonsterd. Ratcliffe 2012, 150. 120 Ratcliffe 2012, 151.

121 Fawsitt 2010, 59.

Soort tonnen Toepassing en goederen

Witwerker

Doel: transport over land en zee, eenmalig gebruik

Huishoudelijk gebruik

Pakvat: lakens, granen, tabak, kruiden, zaden, zout, zeep, bloem, ertsen, pelsen

Natwerker

Doel: Meerdere malen gebruikt voor conserven

Inlegvaten voor conserven: haring, jam, siroop, kruiden in azijn, vlees, vis, boter, vet, water Dichtwerker

Doel: hoogwaardige tonnen voor opslag voor langere tijd, hergebruik

Wijn, bier, cognac, sherry, port, whisky, spirits (‘edele’ drank)

(28)

- 27 - 3.2.2 Betrokken partijen tijdens de primaire gebruiksfase

Nadat de kuiper zijn werk had voltooid, kon de ton worden gebruikt om producten in op te slaan en te vervoeren. Daarvoor moesten de tonnen echter eerst worden gekeurd. De ijkmeester of schout nam de inhoudsmaat van de ton om te bepalen of deze voldeed aan de eisen die namens de

desbetreffende stad waren gesteld.122 De route die een ton vervolgens aflegde was sterk afhankelijk

van het type product en het doel. Anderzijds werden tonnen ook zeer lokaal gebruikt, waarbij ze na de ijking direct werden gevuld en de goederen lokaal verhandeld werden. Dit verschil in

omloopgebied maakt ook dat er verschillen zijn in de hoeveelheid partijen die bij het product in de ton waren betrokken. Hierbij kan worden gedacht aan schippers, vissers, producenten, handelaren en kooplui. Wanneer geïmporteerde goederen op stapelplaatsen zoals Dordrecht aankwamen, werd de inhoud van wijn-, olie- en drankvaten gepeild door de zogenaamde wijnroeier. Deze functionaris bepaalde op basis van de inhoud van de ton de accijns die betaald moest worden.123 In hoofdstuk 4

wordt meer uitleg gegeven over de partijen die betrokken waren. 3.2.3 Reparaties

Behalve het schoonmaken van de tonnen, werd beoordeeld of het loonde om tonnen te repareren. Een ton was immers duur om te maken door het hoge houtverlies en de houtkwaliteit. Bij goed onderhoud ging een ton lang mee. De behoefte om tonnen te hergebruiken had te maken met de hoge productiekosten. Daarom werden retourregelingen getroffen.124 Een ton moest dan terug

worden gebracht naar de kuiper. Indien dit niet gebeurde, leidde dat tot hoge boetes. In Amersfoort betrof de hoogte van de boete een zesde deel van de prijs van een gevulde bierton.125 De meest

uitgevoerde reparaties waren:

 Het opnieuw opbinden van tonnen: het aanslaan of losser maken van banden of hoepels om de ton weer met voldoende druk dicht te binden;

 Een nieuwe bodem aanbrengen;

 Een nieuwe kim en/of kroosgroef aanbrengen: dit dunne uiteinde was gevoelig voor beschadiging. Koppen braken geregeld af bij de kroosgroef. De koppen konden in dit geval net onder de kroosgroef worden afgezaagd. De koppen werden opnieuw gekimd, geblaaid en vervolgens werd een nieuwe kroosgroef aangebracht;

 Het uitzetten van een ton: de duigen lagen niet meer vlak tegen elkaar. Ze werden dan van binnenuit weer gelijk geslagen;

 Duigen vervangen: de bomduig was door de aanwezigheid van het grote bomgat de meest kwetsbare duig. Tevens werden vervormde en rotte duigen vervangen. Hiervoor werden bij voorkeur oude duigen voor hergebruikt, omdat verse duigen teveel druk veroorzaakten.126

3.3 Van handel naar het bodemarchief

De contexten waarin tonnen tijdens archeologische opgravingen worden aangetroffen, zijn in twee soorten onder te verdelen. De eerste is de context waarin de tonnen worden gevonden die werden gebruikt voor het opslaan en transporteren van handelsgoederen. Ze worden doorgaans

aangetroffen in maritieme context tijdens onderzoek naar scheepswrakken. In de tweede context worden tonnen aangetroffen die zijn hergebruikt en meestal niet meer fungeren als opslagcontainer. 3.3.1 Context 1 - primair gebruik

Het aantal scheepsarcheologische publicaties waarin tonnen wordt behandeld is klein. Het

aantreffen van tonnen in scheepswrakken heeft als voordeel dat de tonnen direct aan het originele 122 https://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/IJkmeesters, geraadpleegd op 23-05-2019. 123 Beukers 2007, 36-37. 124 Alberts 2016, 347. 125 Alberts 2010, 134. 126 Waelput 2004, 179-182.

(29)

- 28 -

gebruik zijn te koppelen. Tevens worden in de regel complete tonnen gevonden. De vondsten van kuipersgereedschappen en losse, onbewerkte duigen wijzen erop dat een kuiper aanwezig was aan boord, die tonnen monteerde en/of repareerde.127

Tijdens opgravingswerkzaamheden onder water worden zowel gemonteerde als gedemonteerde tonnen aangetroffen. De tonnen van het schip de Drogheda zijn geassembleerd aangetroffen. Hoewel de hoepels na het zinken los zijn geraakt en de duigen daardoor los van elkaar kwamen, waren de tonnen op het moment van vergaan gevuld met goederen. Deze tonnen zijn op basis van aanwezige resten geassocieerd met de haringhandel.128 Van de Kamperkogge wordt gezegd dat deze

met opzet is afgezonken, maar de aanwezigheid van een groot aantal onderdelen van tonnen spreekt dit mogelijk tegen. Na het groeperen van de los aangetroffen duigen kon worden vastgesteld dat nog minstens 24 tonnen op het schip aanwezig waren op het moment van zinken. De twaalf aangetroffen bodems konden niet aan individuele tonnen worden gekoppeld, omdat ze in alle gereconstrueerde duigkransen pasten.129

3.3.2 Context 2 - secundair gebruik

Tonnen worden bij opgravingen op land vrijwel uitsluitend aangetroffen als bekisting in beer- of waterputten. Na het in onbruik raken van de ton, werd deze hergebruikt als bekisting van de schacht. De duigenkrans moest hierbij soms gerepareerd en uit duigen uit meerdere tonnen samengesteld worden.130 Een groot voordeel van het gebruiken van hout, waaronder tonnen, was dat het minder

kosten met zich meebracht dan de aanleg van een put met bijvoorbeeld baksteen.131

De aanleg van beer- en waterputten kan op twee hoofdmanieren worden uitgevoerd: met behulp van een insteek of door middel van schachtbouw. Bij putten met een brede insteek is eerst een diep gat gegraven, waarin naderhand de bekisting is geplaatst. Of dit mogelijk is, is afhankelijk van de dichtheid van de omliggende bebouwing en van de ondergrond. Bij stabielere bodems als klei en leem was bijvoorbeeld een minder brede insteek nodig dan bij zandbodems.132 Hoe dichter de

bebouwing op elkaar stond, des te smaller de insteek van de put moest zijn. Dit bracht de nodige veiligheidsrisico’s met zich mee. Men koos dan vaak voor schachtbouw, waarbij de put van binnenuit werd aangelegd. Hierbij stond men in de ton en werd deze van binnenuit ondergraven, waardoor deze naar beneden zakte.

Deze zogenoemde schachtbouw werd op drie manieren uitgevoerd. Bij de eerste methode werden de tonnen één voor één ondergraven. Hierbij werden tonnen met ongeveer dezelfde diameter gebruikt. Wanneer de eerste ton diep genoeg gezakt was, werd de volgende ton erbovenop geplaatst. De tweede methode bestond uit het aanbrengen van een vierkante bakstenen bekisting, waarna een ton werd afgezakt. De derde methode, ook wel de telescoopmethode genoemd, maakte gebruik van tonnen met verschillende diameters. Na het aanbrengen van de eerste ton met de breedste diameter, werd vervolgens een ton met kleinere diameter afgezakt. Het toepassen van de schachtmethode had als voordeel dat af kon worden gezien van het aanleggen van een insteek; de bekisting beschermde de gravers tegen instorting.133

127 Kilby 1971, 31-49. 128 Fawsitt 2010, 14. 129 Schoute 2017, 56-57. 130 Vossen/Loopik 2019, 85. 131 van Oosten 2015, 72. 132 Debruyne/Ervynck/Haneca 2013, 12. 133 van Oosten 2015, 92-94.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vervolgens knip je van de raffia in naturel willekeurig veel stroken (ongeveer 10 cm) af, neemt er steeds 2 bij elkaar en knoopt deze aan het geweefde stuk!. Nu verkort je

De ‘risicoduur’ om een scheiding van de ouders mee te maken is groter voor oudere dan voor jongere kinderen, wat hun hoger aandeel wonend bij een alleenstaande

„Het wegval- len van een inkomen in een ge- zin heeft gevolgen voor de ma- nier waarop kinderen en jongeren hun vrije tijd invullen en vrien- den maken.. Het

Dat hij de vrouw kort na de bestreden beschikking, maar nog voor het instellen van hoger beroep, bij brief van zijn advocaat van 29 april 2019 heeft laten weten dat de vrouw

Beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die bij de gemeenteraad een zienswijze heeft ingediend over het ontwerp bestemmingsplan alsmede een belanghebbende die

Amsterdam stonden aangegeven aan mijn studenten voor te leggen en stelde daarbij de vraag of Amsterdam in hun ogen een groene stad is.. De vraag leidde aanvankelijk

Een klein gedeelte van de leerkrachten (4%) geeft aan dit niet zelf te verzorgen, maar dat zijn of haar ‘duo- collega’ het afstandsonderwijs verzorgt (voor alle duidelijkheid: op

“Het levert je ook veel onverwachte dingen op zoals goede vriendschappen en veel sociale contac- ten.” Nina steekt heel veel tijd in haar vrijwilligerswerk: “Ik heb niet het gevoel