• No results found

Eenzame en sociaal geïsoleerde allochtone ouderen: de interventies en aanbevelingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eenzame en sociaal geïsoleerde allochtone ouderen: de interventies en aanbevelingen"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EENZAME EN SOCIAAL

GEÏSOLEERDE

ALLOCHTONE OUDEREN:

DE INTERVENTIES

EN AANBEVELINGEN

AFSTUDEERPROJECT 2015 - 2016

Geschreven door

Rudo Poell

500638820

Tom Smits

500654184

In opdracht van BOOT Zuidoost

Audrey Netel

Docentbegeleider Hogeschool van Amserdam

Soemitro Poerbodipoero

Aantal woorden

8800

Inleverdatum

(2)

1

VOORWOORD

Dit onderzoek is uitgevoerd door twee studenten ergotherapie: Rudo Poell en Tom Smits in het kader van het afstudeerproject ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam. Het is uitgevoerd in de periode van september 2015 tot januari 2016. Dit verslag beschrijft de aanleiding tot de opdracht, de uitgevoerde methodiek, de uitwerking van het

praktijkonderzoek, samenvattingen en de individuele literatuurstudies, discussie, conclusie en adviezen voor BOOT Zuidoost.

Wij hebben veel plezier beleefd en hard gewerkt aan dit onderzoek en willen graag onze opdrachtgever Audrey Netel bedanken voor de goede samenwerking en het in contact brengen met verschillende organisaties en personen. Daarnaast bedanken wij onze project begeleider Soemitro Poerbodipoero voor de ondersteuning en aanbieden van zinvolle literatuur.

(3)

2

SAMENVATTING

Aanleiding / achtergrond: Niet-westerse allochtonen maken beperkt gebruik van

gezondheidsinstanties. Zij hebben een slechtere gezondheid ten opzichte van autochtonen. Mogelijk komt dit door de relatief slechte gezondheidsvaardigheden van deze doelgroep. Met de huidige ontwikkelingen in de maatschappij wordt de zorgvrager geacht steeds meer regie over de eigen zorg te nemen. Gezondheidsproblematiek wordt gezien als risicofactor van eenzaamheid en sociaal isolement. Eenzaamheid en sociaal isolement verergert vervolgens weer de gezondheidsproblemen. Doordat Nederland steeds meer eenzaamheid kent onder kwetsbare groepen, de groep ouderen en niet westerse allochtone ouderen steeds groter wordt, is er aanleiding hier nu iets aan te doen.

Doel: Het doel van dit onderzoek is een bijdrage leveren aan de opzet van een gezondheidspoli

binnen BOOT Zuidoost en het ontwikkelen en werken aan ergotherapie behandelmogelijkheden bij een doelgroep die de gezondheidspoli wil bereiken: eenzame en sociaal geïsoleerde allochtone ouderen. Dit wordt gedaan door antwoord te geven op de onderzoeksvraag: ‘Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot effectieve ergotherapeutische interventies ter vermindering van

eenzaamheid en sociale isolatie bij allochtone ouderen?’

Methode: Het onderzoek is onderverdeeld in twee literatuurstudies en een praktijkonderzoek. Voor de

literatuurstudies is gezocht in acht elektronische databanken naar relevante wetenschappelijke artikelen. Voor het praktijkonderzoek zijn drie interviews afgenomen met personen die in totaal vier organisaties vertegenwoordigen die werken met deze doelgroep in Amsterdam Zuidoost om in kaart te brengen wat aan eenzaamheid en sociaal isolement wordt gedaan.

Resultaten: Acht artikelen zijn geïncludeerd per literatuurstudie. Er zijn in beide literatuurstudies geen

artikelen gevonden die interventies onderzochten specifiek gericht op allochtone ouderen. Met betrekking tot verminderen van eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen in het algemeen kan worden gezegd dat interventies in groepsverband effectiever zijn dan één-op-één interventies. In effectieve interventies ter vermindering van eenzaamheid worden activiteiten uitgevoerd en wordt educatie gegeven over eenzaamheid en gezondheid. Effectieve interventies ter vermindering van sociaal isolement bestaan uit empowermentinterventies en interventies gericht op de risicofactoren van sociaal isolement. Vanuit het praktijkonderzoek blijkt dat organisaties geen specifieke interventies uitvoeren ter vermindering van eenzaamheid en sociale isolement. Wel worden er activiteiten

georganiseerd die aan vermindering kunnen bijdragen. Ook worden mensen doorverwezen naar andere instanties.

Discussie: In het praktijk onderzoek zijn relatief weinig interviews afgenomen (n=3). De geïnclineerde

artikelen in de literatuurstudies waren niet gericht op allochtone ouderen.

Conclusie / aanbevelingen: Op basis van beide literatuurstudies moet worden geconcludeerd dat

meer onderzoek nodig is om antwoord te geven op deze specifieke vraag. Voor het verminderen van eenzaamheid moeten er groepsinterventies worden gegeven waar in gezamenlijke activiteiten uitgevoerd worden. Hier zouden de deelnemers inspraak over moeten hebben en de interventies zouden educatie onderdelen moeten bevatten over eenzaamheid en gezondheid. Zonder rekening te houden met het diversiteitaspect, zou een interventie ter vermindering van sociaal isolement idealiter worden gegeven in groepsverband, waarbij de interventiegever zelf deelneemt. Er wordt gebruik gemaakt van empowermentprincipes als theoretische achtergrond. Hiernaast zou er rekening gehouden moeten worden met de allochtone doelgroep door taal aan te passen, met respect

omgegaan worden met deze mensen en dat de er een ander beeld van gezondheid kan bestaan dan bij autochtonen. Het is van groot belang een veilige ruimte te creëren en een vertrouwensband op te bouwen.

(4)

3

INHOUD

Samenvatting ... 2 Inleiding ... 4 Terminologie ... 5 Aanleiding ... 5 Doel ... 8 Hoofdvraag ... 8 Methode ... 9 Literatuurstudies ... 9 Praktijkonderzoek ... 9 Literatuurstudies en praktijkonderzoek ... 11 Resultaten ... 12 Resultaten praktijkonderzoek ... 12 Resultaten literatuurstudies ... 17 Discussie ... 18

Overeenkomsten en tegenstellingen van praktijk- en literatuuronderzoek: ... 19

Implicaties voor de praktijk ... 19

Conclusie ... 21

Aanbevelingen ... 22

Interventies vermindering eenzaamheid. ... 22

Interventies vermindering sociaal isolement: ... 23

Bereiken van de doelgroep ... 24

Omgang allochtonen ... 24

Omgang sociaal geïsoleerden en eenzamen ... 25

Bronnen ... 26

Bijlagen ... 29

Bijlage 1: Literatuurstudie interventies eenzaamheid ... 29

Bijlage 2: Literatuurstudie interventies sociaal isolement ... 30

Bijlage 3: Interview professionals ... 31

(5)

4

INLEIDING

Dit project is uitgevoerd in opdracht van BOOT: Buurtwinkel voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling. Via BOOT verbindt de Hogeschool van Amsterdam zich met

Amsterdamse aandachtswijken door studenten in te zetten in die buurten waar de grootstedelijke problemen het grootst zijn en talentontwikkeling het meest nodig is (Hogeschool van Amsterdam, 2015). In ons geval betreft het BOOT Zuidoost.

Ons is gevraagd een bijdrage te leveren aan een ‘gezondheidspoli’. De gezondheidspoli zal een aanvulling worden op het al bestaande initiatief dat BOOT Zuidoost uitvoert binnen de wijk. Hier kunnen bewoners terecht met financiële en gemeentelijke vraagstukken. De gezondsheidspoli zal hier een aanvulling op zijn met als doel de gezondheid te bevorderen en onverzekerde toch te kunnen helpen met zorggerelateerde vraagstukken. Bijvoorbeeld vormgegeven in een gezondheidsspreekuur op de BOOT locatie zelf of in een bus die naar de mensen toe rijdt. Het idee is dat de studenten van verschillende opleidingen en domeinen uitvoerend werk doen. Studenten werken op deze manier in de opleiding aan de

competentie: multidisciplinair werken.

Dit sluit aan bij de verwachte veranderingen voor de ergotherapie genoemd in het Beroepsprofiel Ergotherapeut. Ergotherapeuten zullen in de toekomst veel meer gaan samenwerken met andere disciplines dan die uit de gezondheidszorg (Hartingsveldt et al., 2010). Studenten ergotherapie geven bijvoorbeeld informatie of advies over de gezondheid aan een cliënt die deze gezondheidspreekuren bijwoont. Studenten Recht helpen

bijvoorbeeld dezelfde cliënt bij de aanvraag van verlenging van een verblijfsvergunning. Op deze manier krijgen studenten in hun opleiding al te maken met een soort multidisciplinaire eerstelijns praktijksetting. Uiteraard zal binnen de gezondheidspoli altijd een professional aanwezig zijn om op terug te vallen. De samenwerking met BOOT en andere disciplines in de context van de gezondheidspoli sluit aan bij de ontwikkelingen van ergotherapie benoemd in het Beroepsprofiel Ergotherapie (2010).: ‘Vermaatschappelijking van zorg en door de overheid gestimuleerde individuele maatschappelijke participatie - leidt voor ergotherapeuten tot samenwerking met andere professionals in de zorg, het onderwijs en hulpverlenende instanties.’ Relaties worden gelegd met maatschappelijke sectoren, zoals welzijn, huisvesting, vervoer en ruimtelijke ordening, om een adequaat aanbod van zorg- en dienstverlening te kunnen realiseren. Deze multidisciplinaire organisatievorm, waarvan ergotherapeuten deel uit kunnen maken blijkt effectief binnen de zorg rondom de cliënt” (Hartingsveldt et al., 2010).

Hoe wij als projectgroep de bijdrage mochten leveren werd bij onszelf neergelegd. Na meerdere gesprekken met de opdrachtgever en advies van onze coach is uiteindelijk gekozen om onderzoek te doen naar ergotherapeutische interventies gelinkt aan een doelgroep die de gezondheidspoli beoogt te bereiken. Volgens de opdrachtgever zijn er binnen de wijk waar BOOT Zuidoost gevestigd is veel allochtone ouderen. Deze ouderen zijn vaak van Ghanese, Nigeriaanse, Antilliaanse of Surinaamse afkomst. Merendeel zijn

zelfstandig wonende mannen. Vaak zijn zij meegereisd naar Nederland met hun kinderen en zijn daarom vaak niet goed ingeburgerd. Tevens zijn sommige mensen vluchteling of hebben om andere redenen geen zorgverzekering. Hierdoor en omdat veel van deze mensen niet goed de Nederlandse taal beheersen, is de drempel om met gezondheidsproblemen naar een zorginstelling te gaan hoog. De opdrachtgever ziet ook dat deze mensen om

(6)

5 mensen sociaal geïsoleerd raken. Om deze reden is gekozen om het onderzoek te richten op eenzame en sociaal geïsoleerde allochtone ouderen.

Het verslag is opgebouwd uit verschillende hoofdstukken. Om te begrijpen hoe bepaalde begrippen worden gebruikt, is ten eerste een stuk terminologie beschreven. Hierop volgt de aanleiding of achtergrond van de problematiek. De maatschappelijke en therapeutische relevantie zal hierin naar voren komen. Uit de probleembeschrijving is een doel

geformuleerd. Het doel is vertaald naar een vraagstelling en de vraagstelling is opgedeeld in deelvragen die met literatuurstudies en een praktijkonderzoek worden beantwoord. Er wordt in detail uitgelegd hoe dit precies is gedaan onder het hoofdstuk ‘methode’. Na de

methodebeschrijving worden de gevonden resultaten benoemd per gevonden thema. De waarde van de resultaten worden aangekaart in de discussie en er volgt een uiteindelijke conclusie van het onderzoek. Tot slot worden binnen de conclusie aanbevelingen gedaan voor de gezondheidspoli. De volledige literatuurstudies en andere relevante documenten zijn te vinden in de bijlagen.

TERMINOLOGIE

Voor de term allochtoon zal de definitie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek worden gehanteerd. Namelijk: Een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2015)

Een niet-westerse allochtoon is iemand met als herkomstgroepering een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2015).

En voor de term eenzaamheid zal de definitie van prof. De Jong Gierveld & Tilburg (2007) worden gehanteerd. Namelijk: “Eenzaamheid is het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties.” (De Jong Gierveld & Tilburg, 2007).

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen eenzaamheid en sociaal isolement. Natuurlijk komt sociaal isolement en eenzaamheid voor een deel bij dezelfde mensen voor. Dan kan er gesproken worden van een meervoudige problematiek. Maar beide verschijnselen kunnen ook afzonderlijk voorkomen. Het is belangrijk dat eenzaamheid en sociaal isolement niet over één kam worden geschoren. Dan wordt er geen recht gedaan aan de eigenheid van ieder verschijnsel en dat belemmert mogelijk het vinden van adequate oplossingen. Sociaal isolement wordt gezien als het ontbreken van ondersteunende relaties in het

persoonlijke leven. Het gaat dan om persoonlijke relaties met familie, vrienden en bekenden waar mensen in geval van nood op terug kunnen vallen (Machielse, 2007).

AANLEIDING

Volgens onderzoek van TNS Nipo (2012). voelt 40% van de Nederlanders zich matig eenzaam en een op de tien sterk tot zeer sterk eenzaam, gemeten middels de

eenzaamheidsschaal, ontwikkeld door Prof. dr. De Jong Gierveld (1999). Eenzaamheid komt voor in alle lagen van de bevolking (TNS Nipo, 2012). Onderzoek van Motivaction (2012) in Nederland bevestigt dit. 21% van jongeren tussen de 18 en 24 jaar gaf aan zich eenzaam te

(7)

6 voelen tegenover 10% van ouderen tussen de 65 en 70 jaar. Het is dus een taboe dat

eenzaamheid alleen bij ouderen voorkomt.

Echter, ouderen worden wel een steeds grotere doelgroep in Nederland en is het belangrijk dat zij niet uit het oog worden verloren. Het aantal 65-plussers groeit tussen nu en 2040 van 2,4 naar 4,6 miljoen. Daarbij is er niet alleen sprake van een snelle vergrijzing, maar ook van dubbele vergrijzing. Binnen de groep 65-plussers neemt het aandeel van de 80-plussers vanaf medio jaren twintig toe van een kwart naar ruim 40 procent in 2050. (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2010)

Deze trend geldt ook voor de niet-westerse allochtonen. De doelgroep heeft anno 2015 een jongere leeftijdsstructuur dan de westerse en autochtone bevolking. Echter, deze

bevolkingsgroep zal de komende decennia verhoudingsgewijs nog veel sterker vergrijzen. Tussen nu en 2060 zal het aandeel 65-plussers onder niet-westerse allochtonen stijgen van 4% naar 22% (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2010). De omgeving rond BOOT Zuidoost kent al relatief veel allochtone ouderen, die veelal bestaat uit alleenstaande mannen (Netel, 2016).

Bij mensen boven de 75 is een toenemende vraag naar welzijn en zorg (Granse et al., 2012). In dit kader zetten volgens Kort et al. (2007) drie veranderingen zich vrijwel zeker door: de langdurende zorg gaat steeds meer bij de zorgvrager thuis plaatsvinden in plaats van in instellingen; de organisatie van de zorg wordt complexer en de taken van professionals verschuiven, zowel tegenover de zorgvrager als tegenover elkaar. De zorgvrager wordt geacht de regie over de zorg meer in eigen hand te nemen.

Deze veranderingen sluiten mogelijk niet goed aan op de behoeftes van niet-westerse allochtonen. Vooral het laatste punt levert mogelijk problemen op voor deze doelgroep, omdat het zorggebruik voor deze doelgroep al op een laag niveau ligt (Nusselder, 2012), evenals de gezondheidsvaardigheden: ‘health literacy’ van allochtonen. Deze zijn namelijk beperkt bij de doelgroep: allochtonen hebben moeite met het verkrijgen van

gezondheidsinformatie en met het begrijpen en het toepassen hiervan. Daardoor hebben zij een groter risico op slechtere gezondheidsuitkomsten (Fransen et al., 2013).

Tevens wijkt de gezondheidssituatie van niet-westerse allochtonen in verschillende

opzichten af van die van autochtonen in Nederland. Zij beleven hun gezondheid als minder goed dan autochtonen, zij sterven vergeleken met autochtonen eerder en er zijn ziektes die bij hen meer voorkomen dan bij autochtonen. In het oog springende gezondheidsproblemen zijn bijvoorbeeld overgewicht, psychische klachten en diabetes. Er zijn verschillende

oorzaken voor de gezondheidsverschillen. Zo hebben veel allochtonen een lage

sociaaleconomische status, wat op zichzelf een risico vormt voor de gezondheid. Daarnaast noemen onderzoekers oorzaken als genetische eigenschappen, sociale isolatie,

taalproblemen en cultuurverschillen (Stronks et al., 1999)(Mackenbach, 2010)(Schouten et al., 2006).

Ondanks deze gezondheidsverschillen wordt door niet-westerse allochtonen weinig gebruik gemaakt van voorzieningen als het ziekenhuis, specialisten, tandarts en thuiszorg. Voor een deel ligt dit aan het feit dat zij minder worden doorverwezen, omdat het voor hulpverleners lastig is om een goede diagnose te stellen, maar volgens Nusselder (2012). komt het

waarschijnlijk ook door de door Fransen et al. (2013) beschreven gezondheidsvaardigheden. Ter illustratie: Een verwijzing komt niet tot stand. Ergens op de weg naar een andere

(8)

7 hulpverlener komt er vaak een kink in de kabel. Bijvoorbeeld doordat de cliënt een afspraak niet nakomt, een brief niet heeft begrepen, of de essentie van een gesprek niet heeft opgepikt (Nusselder, 2012).

Daarbij willen allochtone ouderen, net als autochtone ouderen, het liefst zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen, bij voorkeur aangepaste, woning wonen. Gemeenschappelijkheid, het delen van herinneringen en de eigen cultuur, vormen de rode draad in hun

woonbeleving. De meeste allochtone ouderen willen slechts in het uiterste geval naar een verzorgings- of verpleeghuis (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, 2003).

Deze gezondheidsproblemen die allochtonen kunnen ervaren maar ook

gezondheidsproblemen van iemands partner kunnen eenzaamheid bevorderen. Uit

Nederlands onderzoek bij ruim 1000 getrouwde 65-plussers blijken zowel eigen lichamelijke beperkingen als lichamelijke beperkingen van de echtgenoot of echtgenote een grotere kans op emotionele eenzaamheid te geven dan wanneer men geen beperkingen heeft (Korporaal et al., 2008).

Deze samenhang tussen een minder goede gezondheid en meer eenzaamheid wordt ook bevestigd door onderzoeksgegevens die naast Nederland ook in Bulgarije, Duitsland, Georgië, Frankrijk, Japan en Rusland zijn verzameld. Daaruit blijkt dat personen die hun gezondheid als minder dan 'zeer goed' beoordelen meer risico hebben op emotionele en sociale eenzaamheid (De Jong Gierveld & van Tilburg, 2010).

Vervolgens kan andersom, volgens het Nationaal Kompas Volksgezondheid (2014).,

eenzaamheid weer leiden tot depressie en suïcide, coronaire hartziekten, mogelijk verhoogd risico op alzheimer en hogere kans op overlijden. Ook volgens een onderzoek van Luanaigh en Lawlor (2008). heeft eenzaamheid een sterk verband met depressie. Daarnaast heeft het een significante invloed op de fysieke gezondheid. Het zorgt voor een hogere bloeddruk, slechtere slaap en zelfs verslechterde cognitie bij ouderen.

Samengevat maken niet-westerse allochtonen beperkt gebruik van gezondheidsinstanties. Zij hebben een slechtere gezondheid ten opzichte van autochtonen. De doelgroep heeft relatief slechte gezondheidsvaardigheden. Met de huidige ontwikkelingen in de maatschappij wordt de zorgvrager geacht steeds meer regie over de eigen zorg te nemen.

Gezondheidsproblematiek wordt gezien als risicofactor van eenzaamheid en sociale isolatie. Eenzaamheid en sociale isolatie verergert vervolgens weer de gezondheidsproblemen. Doordat Nederland steeds meer eenzamen kent en de groep ouderen en niet-westerse allochtone ouderen steeds groter wordt, is er nu reden hier iets aan te doen.

Er wordt gekozen voor het in kaart brengen van effectieve interventies ter vermindering van eenzaamheid en sociale isolatie bij allochtone ouderen in de context van de ontwikkeling van een gezondheidspoli. Dit doel sluit aan bij de trends die Hartingsveldt et al., (2010). benoemt in het Beroepsprofiel Ergotherapeut: “Er zal adequaat ingesprongen worden op de groeiende vraag naar eerstelijnsergotherapie voor de toenemende doelgroep ouderen, mensen met een chronische aandoening en mensen met een andere sociaal-culturele achtergrond.” En “Ergotherapeuten kunnen zich richten op ouderenpopulaties, waarbij gedacht kan worden aan de preventie van eenzaamheid en het opzetten van een buurtnetwerk voor ouderen.”

(9)

8 DOEL

Het doel van dit project is tweeledig. Er wordt gestreefd naar 1) zowel een betekenisvolle bijdrage leveren aan de opzet van de gezondheidspoli, en 2) het ontwikkelen en werken aan ergotherapie behandelmogelijkheden bij een doelgroep die de gezondheidspoli wil bereiken: eenzame en sociaal geïsoleerde allochtone ouderen. Het eindproduct is een adviesrapport waarin staat welke interventies ergotherapeuten kunnen toepassen om sociale isolatie en eenzaamheid bij allochtone ouderen te verhelpen.

HOOFDVRAAG

Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot effectieve ergotherapeutische

interventies ter vermindering van eenzaamheid en sociale isolatie bij allochtone ouderen? Dit wordt in kaart gebracht in de context van de ontwikkeling van een gezondheidspoli in BOOT Zuidoost

DEELVRAGEN

De hoofdvraag is ontleed in een aantal deelvragen waarvan twee individueel worden beantwoord middels literatuurstudies en de rest middels praktijkonderzoek.

Tom Smits: Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot effectieve

ergotherapeutische interventies ter vermindering van eenzaamheid bij allochtone ouderen? Rudo Poell: Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot effectieve

ergotherapeutische interventies ter vermindering van sociale isolatie bij allochtone ouderen? Praktijkonderzoek: Welke interventies worden op dit moment uitgevoerd ter vermindering van eenzaamheid / sociaal isolement bij allochtone ouderen binnen organisaties die met deze doelgroep werken? (Professionals).

(10)

9

METHODE

Het onderzoek is onderverdeeld in twee literatuurstudies en een praktijkonderzoek. De literatuurstudies zijn individueel uitgevoerd en beantwoorden elk een deelvraag. Het praktijkonderzoek is gezamenlijk uitgevoerd. Hieronder wordt de methodiek van de verschillende onderdelen beschreven.

LITERATUURSTUDIES

Twee studenten hebben elk één deelvraag beantwoord middels een literatuurstudie. Voor het beantwoorden van deze deelvragen is er gekozen voor de wijze van van Hartingsveldt (Hartingsveldt, 2015). Dit houdt in dat in de literatuurstudie volgens een bepaalde

systematiek wordt gewerkt. In de eerste fase wordt een probleemstelling, vraagstelling volgens de PICO-methode (Verhoef & Kuiper, 2008) en deelvragen geformuleerd. In de tweede fase is een zoekstrategie opgesteld en uitgevoerd. Hierin is verwerkt hoe er is gezocht naar relevante bronnen. Er is gezocht in databases Pubmed, Cochrane Library, Cinahl Full text, ASSIA, OTSeeker, Boom Lemma tijdschriften en Scripties Online naar relevante wetenschappelijke artikelen. Er is gebruik gemaakt van beoordelingslijsten als de EBRO RCT-checklist (Cochrane Netherlands, 2015) voor het beoordelen van de artikelen op validiteit en kwaliteit. De derde fase bestond uit het beoordelen en analyseren van de

gevonden informatie en de laatste fase bestond uit het rapporteren (Hartingsveldt, 2015). Een volledige weergave van zoektermen, selectie en beoordeling staat beschreven in de uitgewerkte literatuurstudies. Deze zijn te vinden in bijlage 1 en 2.

PRAKTIJKONDERZOEK

Het praktijkonderzoek is gezamenlijk uitgevoerd. Het praktijkonderzoek is gericht op het beantwoorden van de deelvraag: “Welke interventies worden er op dit moment uitgevoerd binnen organisaties die werken met de doelgroep eenzame / sociaal geïsoleerde allochtone ouderen?” Ter ondersteuning van deze vraag wordt in kaart gebracht wat kenmerkende problematiek is bij de doelgroep, hoe de geïnterviewde de doelgroep bereiken en hoe de doelgroep het beste bereikt kan worden in de context van de gezondheidspoli. Tot slot wordt de geïnterviewde gevraagd hun mening te geven over punten waarop gelet moet worden bij het werken met de doelgroep.

Voor het beantwoorden van de praktijkonderzoeksvraag zijn de ervaringen, meningen en achterliggende ideeën van de geïnterviewden in kaart gebracht. Dit is bereikt door gebruik te maken van interpretatief fenomenologisch referentiekader (Le Granse & Hartingsveldt, 2012). De interpretatieve benadering, komt voort uit de mensenwetenschappen, richt zich op het wezenlijke van verschijnselen, de ervaringen, meningen en achterliggende ideeen van mensen. Bij fenomenologisch onderzoek gaat het om het beschrijven van de ‘doorleefde ervaring’ van mensen ten aanzien van een bepaald fenomeen in de alledaagse

werkelijkheid. Beide deelvragen worden beantwoord, middels het afnemen van

semigestructureerde interviews om belevingen, ervaringen, attitudes en opinies van mensen te weten te komen. (Le Granse & Hartingsveldt, 2012). Dit interviewformat geeft zowel ruimte voor het vertellen van een verhaal, als dat het zich aan de topics houdt. Er zijn drie

interviews afgenomen bij professionals die werken met de doelgroep in de regio van BOOT Zuidoost en er is een interview afgenomen met iemand van de doelgroep. De topiclijst van

(11)

10 de interviews is opgesteld aan de hand van de onderzoeksvraag en aan de hand van eisen van de opdrachtgever. Vervolgens is de topiclijst besproken in de coachinggroep en zijn er aanpassingen gemaakt. Er is een extra college bijgewoond van een gastdocent over kwalitatief onderzoek waarin onze interviewmethode is besproken. De aangepaste versie is nogmaals besproken met de opdrachtgever. Dit werd de definitieve versie en is te vinden in bijlage 3.

PARTICIPANTEN

Het werven van de geïnterviewden is gedaan middels mailcontact met professionals die werken met de doelgroep in BOOT Zuidoost. Deze contacten zijn verkregen via de

opdrachtgever. Zij heeft eerst deze personen gemaild of ze geïnteresseerd waren om mee te werken aan het onderzoek. Als dit het geval was stuurde de opdrachtgever de

contactgegevens door. Al deze personen waren werkzaam bij organisaties gevestigd in Amsterdam Zuidoost. De geïnterviewde cliënt is aangereikt via één van de geïnterviewde professionals. Kenmerken en karakteristieken van de participanten staan beschreven bij de resultaten.

INTERVIEW PROFESSIONALS

Het doel van dit interview is achterhalen welke interventies worden uitgevoerd bij eenzame en/of sociaal geïsoleerde allochtone ouderen. Ook is gevraagd naar de ervaringen en eventuele aanbevelingen voor de gezondheidspoli. Interviews met professionals zijn opgenomen en getranscribeerd: letterlijk uitgeschreven. In eerste instantie worden de interviews ‘open’ gecodeerd. Dit houdt in dat de kern van de beweringen een code krijgt (Boeije, 2005). Ook in de codering komt het referentiekader naar voren: er wordt gekeken vanuit interpretatief en fenomenologisch perspectief. Dit houdt in dat de codes verband houden met de mening en de ervaring van de geinterviewde (Le Granse, Hartingsveldt, 2012). Na deze stap wordt er ‘axiaal’ en ‘selectief’ gecodeerd. Dit houdt in dat er nogmaals wordt gekeken naar de codes in een breder perspectief. Bij elk fragment wordt nagegaan of de juiste codes zijn gebruikt. Codes worden gesplitst of samengevoegd, synoniemen worden gefilterd en er wordt gekeken of er een voldoende beschrijving kan worden gegeven op basis van de fragmenten. Vervolgens worden de codes gecategoriseerd: samenhangende codes worden per interview samengevoegd (Boeije, 2005). Tot slot wordt gekeken of de

categorieen van de interviews verband met elkaar houden om zo tot een viertal thema’s te komen. Deze thema’s vormen de onderwerpen, genoemd in de resultaten (Boeije, 2005). Tevens zijn een aantal thema’s aan bod gekomen die niet zijn gebaseerd op meningen of ervaringen, maar een beschrijvend karakter hebben. Zoals de functieomschrijving van de professionals en eigenschappen van de doelgroep.

INTERVIEW CLIËNT

Het doel van het interview met de cliënt diende ter indicitatie in welke mate eenzaamheid en sociaal isolement een voorkomend probleem is bij allochtone ouderen in de omgeving van BOOT Zuidoost. Daarnaast diende dit interview ook om informatie in te winnen over het bezoeken van zorginstellingen en een eventuele gezondheidspoli. De interview dienen ter ondersteuning van de relevantie van het probleem en is niet het hoofddoel van het

(12)

11 Om een indicatie te krijgen of eenzaamheid voorkomt bij deze doelgroep hebben wij gebruik gemaakt van de UCLA schaal (Russell, 1996) en De Rijks Diagnostische

Eenzaamheidsvragenlijst (z.d.). Uit deze twee instrumenten is gekeken welke vragen het beste ingaan op wat voor ons belangrijk is en hoe wij dit het beste kunnen scoren. Hieruit zijn de vragen opgesteld. Uiteindelijk is een interview afgenomen met een bewoner van

Koorhorst. Het interviewformat kan worden gevonden in bijlage 4. LITERATUURSTUDIES EN PRAKTIJKONDERZOEK

De uitkomsten van het literatuur- en praktijkonderzoek worden naast elkaar gelegd. Er wordt gekeken welke overeenkomsten en welke tegenstellingen er zijn. De verschillen worden vervolgens benoemt in de discussie. Op basis van de gezamenlijke uitkomsten wordt het adviesrapport: de aanbevelingen geschreven. De uitkomsten van het literatuuronderzoek zijn in de hiërarchie evidence-based medicine (Kuiper et al., 2008) van nivea 1. De mening van deskundigen zijn van niveau 5. Omdat de uitkomsten van het literatuuronderzoek van het hoogste evidence niveau zijn, zullen deze leidend zijn voor het advies.

(13)

12

RESULTATEN

RESULTATEN PRAKTIJKONDERZOEK

Er zijn drie interviews afgenomen met professionals die werken met de doelgroep. Een van de professionals waar een interview bij is afgenomen was werkzaam bij twee verschillende organisaties namelijk: Koorhorst en Samendoen. Zij heeft hier verschillende functies en heeft per organisatie verschillende antwoorden gegeven. In totaal zijn er dus drie interviews

afgenomen die in totaal vier organisaties vertegenwoordigen: Koornhorst, SamenDoen, BOOT en Samenwonen, Samenleven.

Onderstaand worden eerst de functie en taken van de professionals beschreven. Deze informatie is in de interviews vergaard. Deze informatie, evenals karakteristieken van de doelgroep waarmee wordt gewerkt door de professionals, zijn in een tabel beschreven, omdat zij van een beschrijvend karakter zijn.

TABEL 1: FUNCTIE / TAKEN PROF ESSIONALS

De eerste geinterviewde is werkzaam bij twee verschillende organisaties: Koornhorst en het SamenDoen team. In beide gevallen wordt er met de doelgroep gewerkt. Voor dit interview zijn alle vragen van het interview twee keer gesteld en heeft de geinterviewde de vragen vanuit haar visie en ervaringen vanuit Koorhorst en SamenDoen beantwoord. Koornhorst is een seniorencomplex waar ouderen zelfstandig wonen. Er is een medisch centrum aanwezig en activiteiten voor ouderen worden georganiseerd op deze locatie. De geïnterviewde is hier woonbegeleider en is het

aanspreekpunt voor de bewoners. Alle bewoners kunnen bij haar terecht voor organisatorische en persoonlijke zaken. Haar taken zijn onder meer mensen eenmalig helpen bij financiële of

gezondheid gerelateerde vraagstukken. Wanneer dit structurele kwesties zijn verwijst zij de bewoners door naar andere instanties. Ook is een taak achterhalen waar bewoners in

geïnteresseerd zijn en ze proberen te stimuleren acties te ondernemen of activiteiten bij te wonen. Bij Samen Doen team werkt de geinterviewde als ‘generalist’ en begeleidt zij multiprobleem- gezinnen of alleenstaanden. Haar eerste taak is achterhalen of deze mensen hulp nodig hebben. Daarnaast bijvoorbeeld helpen bij het verkrijgen van een verblijfsvergunningen of andere

gemeentelijke of financiële problemen. Zij heeft hierbij een coachende rol. Het is haar taak om mensen te stimuleren tot zelf de regie te nemen.

De tweede geïnterviewde is coördinator bij BOOT Amsterdam Zuidoost. Zoals eerder beschreven vertalen zij vraagstukken vanuit de buurt naar opdrachten voor HvA Studenten. BOOT zet voor opdrachten studenten in uit alle zeven domeinen van de Hogeschool van Amsterdam. Studenten van het domein maatschappij en recht voeren de maatschappelijke en juridische spreekuren uit. Studenten van het domein economie en management voeren de financiële spreekuren uit. Dit houdt in dat studenten hulp bieden bij het oplossen van praktische vraagstukken. Zoals bijvoorbeeld hulp met contacten met deurwaarders, aanvragen van verblijfsvergunning, schrijven van een

bezwaarschrift en helpen bij verzamelen van papieren om trajecten te kunnen starten.

De derde geïnterviewde is coördinator bij “Samenwonen, Samenleven”. Hier worden

basiscursussen vertrouwenspersoon gegeven en verdiepingsprogramma’s gegeven gericht op sociaal isolement/eenzaamheid, schuldhulpverlening en psychische problematiek. Zij is werkzaam in buurthuis het Odensehuis. Dit is een project van Samenwonen, Samenleven en is een

laagdrempelige inloopvorm voor dementie en mantelzorg. Zij is hier vertrouwenspersoon en heeft als taak activiteiten- clubs / groepen begeleiden. Hierbij begeleidt en stimuleert zij mensen om elkaar te helpen. Tevens wordt er geprobeerd taboe’s bespreekbaar te maken.

(14)

13

TABEL 2: DOELGROEP

De doelgroep betreft bij alle geïnterviewden voornamelijk allochtonen. De afkomsten variëren, maar het zijn voornamelijk mensen uit centraal Afrika Zuid-Amerika. Twee van de drie geïnterviewden geven aan dat er onder de bewoners van Amsterdam Zuidoost veel alleenstaande mannen zijn. Twee van de vier organisaties werken specifiek met de ouderen doelgroep. Deze groep is vaak op latere leeftijd naar Nederland gekomen of gevlucht.

Volgens één geïnterviewde beheersen de mensen vaak de Nederlandse taal niet goed. Één

organisatie werkt met gezinnen en alleenstaande mannen en een organisatie werkt met voornamelijk mensen tussen de 30 en 60 jaar. De geïnterviewden geven aan te merken dat het zorgaanbod niet goed aansluit bij deze mensen. Door het niet goed beheersen van de Nederlandse taal weten zij niet goed waar zij terecht kunnen. ‘Er zijn altijd mensen in Zuidoost, waar jullie misschien ook mee aan de

slag gaan, die buiten de boot vallen en de weg niet weten en passende ondersteuning en zorg nodig hebben hier in Zuidoost’.

Alle geinterviewden geven aan dat eenzaamheid en sociale isolatie voorkomt bij de doelgroepen waarmee ze werken en dat dit voorkomt bij allochtone ouderen wonende in Amsterdam Zuidoost. Ook hebben alle geinterviewde binnen hun werk te maken met eenzame of sociaal geisoleerde allochtone ouderen.

PROBLEMATIEK DOELGROEP EENZAME/SOCIAAL GEÏSOLEERDE ALLOCHTONE OUDEREN

Alle geïnterviewden geven aan dat depressie veel voorkomt binnen deze doelgroep. Volgens twee geinterviewden ondernemen de mensen weinig en komen zij woning niet vaak uit. Ook geven alle geinterviewden aan dat eenzaamheid voorkomt. Een van de geinterviewde geeft aan dat meer problemen voorkomen maar is eenzaamheid een onderliggend probleem. In de interviews komt sterk naar voren dat bij deze doelgroep vertrouwen erg belangrijk is. Er komt naar voren dat deze doelgroep vaak wantrouwig is voor mensen maar ook zorginstellingen en het nederlandse zorgstelsel. Dit is volgens een van de geinterviewde een oorzaak voor eenzaamheid en het komen in een sociaal isolement.

“Ja.. ..ik denk het wel omdat zij ook wel regelmatig teleur gesteld zijn in mensen. En dat is ook

logisch. Ik bedoel bij maten je ouder word kom je daarmee in aanraking. Je komt met mensen in aanraking met mensen die jouw pijn doen en van alles beloven en dat dan niet doen. En dan op een gegeven moment denk je: laat maar ik doe het wel alleen”

Bij alle drie de geinterviewde komt naar boven dat deze mensen hun problemen niet erkennen. Ook wanneer dit eenzaamheid of sociaal geisoleerd zijn. Volgens een van de geinterviewde praten Hindustanen en Afrikanen eigenlijk niet openlijk over hun problemen.

‘De manier van erover praten. Bij de Hindoestanse mensen, daar is dat natuurlijk veel minder. Daar is het gebruikelijk dat je daar niet over praat. Op wat voor manier dan ook. Je klaagt niet. Bij

Afrikaanse mensen is het je klaagt echt sowieso niet. Als je naar buiten gaat moet je er picobello er uit zien. Dus niemand mag weten dat er iets met jou is’.

Volgens de geinterviewde is om deze reden het vertrouwen een probleem en moet er voor de mensen hun problemen te uiten en erkennen eerst een goede vertrouwingsband zijn. Een van de geinerviewde geeft aan dat de dleogroep vaak een lage eigenwaarde heeft. Dit is volgens haar ook een oorzaak en gevolg van eenzaamheid.

(15)

14

INTERVENTIES

Alle vier geinterviewde organisaties hebben geen vooropgestelde interventies of

programma’s specifiek gericht op vermindering van sociaal isolement of eenzaamheid. Er wordt wel aan het probleem gewerkt en dit gebeurt op verschillende manieren. Twee organisaties organiseren diverse activiteiten. Zo is er een koor, zijn er dagactivititeiten en, kaart-, bingo-, handwerk-, bingo-, koersbal- en wandelclubs. Het idee hierachter is dat door activiteiten te ondernemen en onder de mensen te zijn, het gevoel van eenzaamheid vermindert, mensen nieuwe sociale contacten maken en hierdoor uit hun sociaal isolement komen.

“We proberen hier heel veel te doen. We hebben door de week allerlei, bijvoorbeeld een wandelclubje, kaartclubjem, bingo. Maar we hebben een handwerk club koers ballen, koor, dat wordt allemaal gedaan. Mensen vinden op deze manier aansluiting en sociale contacten.”

Bij drie van de vier organisaties, wanneer iemand zich eenzaam of sociaal geisoleerd voelt, wordt er verwezen naar andere instanties, zoals vrijwilligersorganisaties of buurthuizen. Het probleem wordt daar verder opgepakt en dit gebeurt wederom in de vorm van (aansluitende) activiteiten in zowel één-op-één contact, als in groepsverband.

“Ik heb een specifieke casus waarbij een man heel erg eenzaam is, dan hebben wij hem vervolgens aan vrijwilligerswerk geholpen bij de kinderboerderij die heel dichtbij zit, zodat hij op die manier sociale contacten kan onderhouden.”

Eén van de organisaties koppelt mensen aan elkaar, wanneer eenzaamheid wordt gesignaleerd, hierbij wordt gestimuleerd tot elkaar helpen.

Wat overeen komt bij alle organisaties is dat bij het werken met eenzamen of sociaal

geïsoleerden daadwerkelijk wordt geluisterd naar de mensen. Het gesprek wordt aangegaan en er wordt in kaart gebracht waar de cliënt behoefte aan heeft. In samenspraak worden oplossingen bedacht. Vervolgens gebeurt dit in de vorm van aansluitende activiteiten, clubs, een maatje of doorverwijzing naar een andere instantie.

“Wij denken met die mensen mee, van je kan daarnaar toe, activiteiten of buurthuizen, buurtkamers, dagactiviteiten.. ..Wij proberen echt met de mensen mee te denken, van wat past nou echt bij u? Wat vindt u leuk om te doen?”

ADVIES VOOR W ERKEN MET DE DOELGROEP: EENZAMEN/SOCIAAL GEÏSOLEERDEN

Aansluitend op het hier bovenstaande, benoemen alle geïnterviewden het belang van het opbouwen van een vertrouwensband. Er wordt door een geïnterviewde benoemt dat eenzamen en sociaal geïsoleerden het contact niet durven te leggen. Het vertrouwen naar anderen is vaak laag.

“Ik denk dat gebrek aan vertrouwen een oorzaak is voor eenzaamheid. Ik denk, omdat zij ook wel regelmatig teleurgesteld zijn in mensen. En dat is ook logisch. Ik bedoel bij maten je ouder wordt, kom je daarmee in aanraking. Je komt met mensen in aanraking met mensen die jouw pijn doen en van alles beloven en dat dan niet doen. En dan op een gegeven moment denk je: laat maar ik doe het wel alleen.”

Mensen moeten zich veilig voelen en hun verhaal durven vertellen. Hier moet eerst aan worden gewerkt, voordat er daadwerkelijk aan interventies kan worden gewerkt die sociaal

(16)

15 isolement of eenzaamheid verminderen. Het opbouwen van een dergelijke relatie waarin dit gevoel van veiligheid kan worden gewaarborgd, wordt gedaan door goed naar de mensen te luisteren. Mensen hun verhaal laten vertellen in een veilige omgeving en niet oplossingen invullen is hierbij van belang.

“Ik denk dat het en best wel grote stap is om contact te zoeken. Op een of andere manier doen ze of durven ze het niet. Dus als ze dan eenmaal die stap maken is het belangrijk dat je heel goed luistert naar wat ze zeggen daar ook goed de tijd voor te nemen. Ook ervoor zorgen dat het in een veilige omgeving gebeurd.”

Één van de geïnterviewde adviseert om de krachten van de persoon uit te lichten. Dit wordt gedaan om eigenwaarde terug te krijgen.

ADVIES VOOR W ERKEN MET DE DOELGROEP: ALLOCHTONEN

Twee van de drie geïnterviewden geven hun mening met betrekking tot het werken met de allochtone doelgroep. Wat in beide gevallen overeenkomt is dat respectvolle omgang centraal staat. Dit lijkt vanzelfsprekend bij alle doelgroepen, maar allochtonen hechten hier nog meer waarde aan dan autochtonen. Respectvolle omgang wordt bereikt door

belangstelling te tonen, attent te zijn en mensen aan te spreken met ‘u’.

“De mensen aanspreken met u. Dat is erg belangrijk voor ze. Niet doen alsof je met ze op school gezeten hebt maar echt het respect hè voor ouderen. Dat is enorm belangrijk. Echt U!”

Één van de geïnterviewden benoemt dat rekening moet worden gehouden met het feit dat allochtonen skeptisch kunnen zijn over blanken of buitenstaanders.

“Er zijn ook wel heel veel mensen die, als je kijkt naar, als je bijvoorbeeld in de lift staat in Zuidoost, ik kom wel is ergens, dan wordt er aan je gevraagd: bent u van de belastingdienst? Bent u van de kinderbescherming? Wat komt u hier doen? Ze zijn heel skeptisch.

Er moet ook op gelet worden dat het taalgebruik aansluit op de beheersing van het taalniveau van de allochtoon: er moet niet met te moeilijke woorden gesproken worden.

“Ik denk dat je moet letten op de taal. Jip en janneke taal is vaak belangrijk.”

In het kader van de gezondheidspoli moet er rekening gehouden worden met met het feit dat allochtonen een ander beeld hebben van gezondheid dan veel autochtonen.

“Sommige mensen zijn ook best wel spiritueel. Alternatieve geneeswijzen enzo, daar zijn mensen best wel mee bezig.”

BEREIKEN VAN DE DOELGROEP

Over het algemeen kan worden gezegd dat de doelgroep wordt bereikt op twee manieren: via officiële instanties en op diverse officieuze wijzes. Dit lijkt te verschillen per organisatie. Zo komt één van de vier organisaties in contact met de doelgroep door doorverwijzingen van het DWI (Dienst Werk en Inkomen), de huisarts of het consultatiebureau. De andere

organisaties bereiken de doelgroep via mond op mond reclame: de organisaties hebben al naamsbekendheid opgebouwd. De mensen worden bereikt, doordat er middels één-op-één contact bij hen wordt langsgegaan of zij nemen zelf het initiatief om langs te komen.

“Bij ons komen best wel veel bewoners elke keer terug met ja ik heb een brief ontvangen en dat gaat dan bijvoorbeeld over dat de A9 het weekend dicht is. Dat weten zij waarschijnlijk ook wel op

(17)

16

dat moment, maar het is gewoon meer even dat sociale contact en ook gewoon soms in de

wachtkamer zitten. Oh hey hoe gaat het met jou? Gewoon elkaar spreken. Niet alleen ons maar ook andere wachtende mensen. Er ontstaan best wel veel gesprekken bij ons.”

Ook wordt benoemd hoe de doelgroep bereikt zou moeten worden in het kader van de gezondheidspoli. Alle geïnterviewden noemen het belang van naamsbekendheid. Hoe de naamsbekendheid moet worden gecreëerd verschilt. Alle geïnterviewden benoemen dat er moet worden geflyerd. Één van de twee geeft aan dat er verbinding moet worden gemaakt op plekken waar de doelgroep al bekend is. Bijvoorbeeld een buurthuis of het lokale winkelcentrum. Hier zou kunnen worden geflyerd. Twee van de drie benoemen dat de doelgroep gevoelig is voor het aanbieden van iets gratis.

“Bijvoorbeeld onder het genot van een kopje koffie of een kopje thee of in de zomer wat verfrissing of een koekje of een cakeje of weet ik veel. ‘Gratis’ dat woord gratis is ook altijd heel belangrijk.”

Tot slot wordt door één geïnterviewden benoemt dat door te doen, mensen komen: als een gezondheidspoli eenmaal loopt, dan komen er vanzelf meer mensen.

“Eigenlijk is het echt allemaal via mond op mond reclame. Er zijn wel flyers, maar hoe mensen komen is eigenlijk altijd via via. Ik heb van die en die gehoord dat ik die basiscursus kan doen. Hier komen mensen die het van anderen hebben gehoord.”

Zij benoemt ook dat het stigmatiseren van het probleem afschrikkend kan werken en dat benaderen of werven via mail contact in haar ervaring nooit effect heeft gehad.

TABEL 3: INTERVIEW MET CLIËNT

Ter illustrutratie van de problematiek van eenzaamheid en sociaal isolement is een interview afgenomen met een bewoner uit Koornhorst. Uit de opgestelde vragen blijkt dat deze persoon zelf eenzaamheid ervaart en benoemt dit in het interview:

“Ik ben zelf soms ook heel eenzaam. Ik zie mijn vrienden bijna niet meer en er is hier in de buurt ook bijna niets te doen.”

Ook geeft hij zelf aan dat veel mensen in zijn omgeving eenzaam of sociaal geisoleerd zijn en dat dit in Zuidoost veel voorkomt. Dit komt volgens hem omdat er veel verschillende culturen zijn binnen de wijk en dat deze moeilijk met elkaar mengen.

“Mensen durven bijna niets tegen elkaar te zeggen.”

Deze persoon herkent ook dat veel bewoners van Amsterdam zuidoost niet snel naar zorginstellingen gaan. Hij verteld dat veel mensen niet verzekerd zijn en dat zorg erg duur is. Voor veel mensen is het betalen van eigenricico al teveel. Ook is volgens deze persoon de zorg tegewoordig minder goed dan vroeger. Dit komt volgens hem door de bezuinigingen en hierdoor hebben mensen minder

vertrouwen in de Nederlandse zorg. Deze persoon vertelt dat voor een gezondheidspoli het vooral belangrijk is dat het goed toegankelijk is. Met een busje meegaan om bij de gezondheidspoli te komen kost te veel geld en is vaak lastig. Daarom zou het in de buurt moeten zijn bijvoorbeeld aan de overkant van de straat.

(18)

17 RESULTATEN LITERATUURSTUDIES

RESULTATEN LITERATUURSTUDIE EENZAAMHEID

Op basis van de literatuurstudie met betrekking tot vermindering van eenzaamheid, te vinden in bijlage 1kan het volgende worden geconcludeerd. In de literatuurstudie zijn acht artikelen geincludeerd. Een van de artikelen betreft een kwalitatief onderzoek waar geen interventie werd onderzocht, maar waarin naar de ervaring van eenzame ouderen gevraagd werd om een advies te kunnen geven voor interventies.

Alle artikelen beschrijven eenzame ouderen als onderzoeksgroep, maar er zijn geen

allochtonen onderzocht.De gevonden literatuur toont aan dat groepsinterventies het meest effectief zijn voor het verminderen van eenzaamheid bij ouderen. Deze interventies zouden moeten bestaan uit educatieve onderdelen over eenzaamheid en gezondheid en de

deelndemers zouden de mogelijkheid moeten geven om inspraak te hebben over de invulling van de bijeenkomsten. Tevens is het belangrijk dat er activiteiten uitgevoerd worden om sociale contacten op te bouwen en te onderhouden. Ook helpt het samen uitvoeren van activiteiten op zich om eenzaamheid te verminderen. Deze activiteiten zouden bijvoorbeeld koken voor anderen, tuinieren, zingen, dansen en wandelen kunnen zijn.

Een op een interventies lijken geen effect te hebben op het verminderen van eenzaamheid. Wel kan een persoon geadviseerd worden om zelfstandig een keer per week contact te maken met dierbaren via social media, mits ze hiermee bekend zijn.

RESULTATEN LITERATUURSTUDIE SOCIAAL ISOLEMENT

Op basis van de literatuurstudie met betrekking tot vermindering van sociaal isolement, te vinden in bijlage 2kan het volgende worden geconcludeerd. Met betrekking tot concrete interventierichtingen ter vermindering van sociaal isolement kan op basis van één onderzoek worden geconcludeerd dat empowermentinterventies een positief effect hebben op de vermindering van sociaal isolement. Deze empowermentinterventies zouden op basis van twee andere onderzoeken gericht kunnen worden op vermindering van de risicofactoren die bijdragen aan sociaal isolement. Zo kunnen interventies mogelijk gericht zijn op het

overwinnen van, of omgang met angst voor de omgeving en angst voor vallen. Ook kan gewerkt worden aan het creëren van zelfvertrouwen, het verminderen en bestrijden van al bestaande ziekte en mensen stimuleren tot het helpen van elkaar.

Met betrekking tot de vorm van de interventies ter vermindering van sociaal isolement, kan worden geconcludeerd, dat interventies in groepsverband effectiever zijn dan één-op-één interventies. Interventies waarbij de interventiegever deelneemt (participatory interventions) zijn effectiever dan wanneer de interventiegever niet deelneemt. Ook zijn interventies het effectiefst als er gewerkt wordt vanuit een theoretische achtergrond. Idealiter zou een

interventie worden gegeven in groepsverband, waarbij de interventiegever zelf deelneemt. Er wordt gebruik gemaakt van empowermentprincipes als theoretische achtergrond. Middels deze empowermentinterventies wordt gewerkt aan het creëren van zelfvertrouwen, het verminderen en bestrijden van al bestaande ziekte en er wordt gestimuleerd tot het helpen van elkaar. Ook zijn deze groepsbijeenkomsten gericht op het overwinnen van, of cooping met angst voor de omgeving en angst voor vallen.

(19)

18

DISCUSSIE

In totaal zijn relatief weinig participanten geïnterviewd: drie professionals en een cliënt.Met betrekking tot de interviews met professionals kan worden gezegd dat in elk interview overlap was in verkregen informatie, maar ook elk interview gaf nieuwe inzichten. Idealiter was er doorgeïnterviewd totdat het punt van informatieverzadiging was bereikt. In het onderzoek is dit niet behaald. Het is dus mogelijk dat extra relevante informatie of adviezen niet ontdekt zijn, waardoor de gevonden resultaten beperkt te generaliseren zijn. Dit schaadt waarde van de gevonden resultaten.

Ondanks dat slechts drie interviews zijn afgenomen, is de verkregen informatie afkomstig uit vier verschillende organisaties (één van de geïnterviewde vertegenwoordigde twee

organisaties) die allen te maken hebben met exacte de doelgroep die BOOT Zuidoost met de gezondheidspoli acht te bereiken. De vier organisaties zijn allen gevestigd in Amserdam Zuidoost. De adviezen voortgekomen uit de inderviews zijn sluiten naadloos aan en zijn toepasbaar op de doelgroep. Om deze reden zijn gegeven adviezen over het werken met de doelgroep van grote waarde.

Bij het transcriberen van de interviews kwamen de onderzoekerstot de conclusie dat op elk onderwerp vaker kon worden doorgevraagd. Er werden beweringen gedaan en adviezen gegeven die de onderzoekersaannamen voor wat het was. Echter, er ontbrak in sommige gevallen de waarom-vraag: de reden waarom dit werd gedaan. Ter illustratie: Twee

organisaties organiseerde diverse activiteiten, ter vermindering van sociaal isolement en eenzaamheid. Hoe dit sociaal isolement en eenzaamheid vermindert benoemt slechts één geïnterviewde. “Het idee hierachter is dat door activiteiten te ondernemen en onder de mensen te zijn, het gevoel van eenzaamheid vermindert, mensen nieuwe sociale contacten maken en hierdoor uit hun sociaal isolement komen.” Bij de andere geïnterviewde die activiteiten organiseerde is de reden achter het organiseren van activiteiten niet expliciet genoemd. Hier had op kunnen worden doorgevraagd. Aan de andere kant is de waarom-vraag, de onderzoeksvraag die middels literatuurstudies is beantwoord.

Met betrekking tot de deelvragen die zijn uitgezocht in de literatuurstudies kan worden geconcludeerd dat de gevonden resultaten van beperkte waarde zijn, omdat van de geïncludeerde artikelen er geen artikelen waren gericht op allochtone ouderen. Er is naar dergelijke artikelen gezocht, maar deze zijn simpelweg niet gevonden. De resultaten uit de literatuurstudies sluiten dus niet goed aan op de doelgroep. Om deze reden zijn conclusies uit de literatuurstudies niet zo maar generaliseerbaar naar allochtone ouderen. Er zal altijd rekening gehouden moeten worden met verschillen in normen, waarden, gewoontes en cultuur. De gevonden resultaten kunnen slechts gebruikt worden als handvatten voor het opzetten van een interventieprogramma in de gezondheidspoli.

Met betrekking tot de deelvraag: ‘Welke interventies worden er op dit moment uitgevoerd ter vermindering van eenzaamheid / sociaal isolement bij allochtone ouderen binnen

organisaties die met deze doelgroep werken?’ kwam uit het praktijkonderzoek naar voren dat de organisaties geen specifieke interventies of programma’s hebben ter vermindering van eenzaamheid of sociaal isolement. Echter, alle organisaties gaven wel degelijk aan iets te doen aan de problematiek. De manier waarop er iets wordt gedaan komt in zekere mate overeen met de uitkomsten van het literatuuronderzoek, het uitvoeren van activiteiten in groepsverband.

(20)

19 OVEREENKOMSTEN EN TEGENSTELLINGEN VAN PRAKTIJK- EN

LITERATUURONDERZOEK:

Hoewel de organisaties geen specifieke interventies voor vermindering van eenzaamheid of sociaal isolement aanbieden, wordt er wel aandacht aan besteed. Uit de literatuur blijkt dat van interventies gericht op het verminderen van eenzaamheid en sociaal isolement, groepsinterventies het meeste effectief zijn. De organisaties geven aan sociale

bijeenkomsten en groepsactiviteiten te organiseren, met als doel nieuwe sociale contacten te maken en te onderhouden. Uit de literatuur over verminderen van eenzaamheid blijkt ook dat het uitvoeren van activiteiten in groepsverband effectief blijkt te zijn en word dit ook gebruikt om nieuwe sociale contacten aan te gaan en te onderhouden. De organisaties geven aan de interesse van de cliënten te achterhalen en hier hun activiteiten op aan te passen. Dit sluit aan bij de literatuur voor het verminderen van eenzaamheid, omdat hieruit blijkt dat

interventies waar de deelnemers inspraak hebben op de invulling en activiteiten effectief zijn. Uit de literatuur voor het verminderen van sociaal isolement blijkt dat groepsinterventies effectiever zijn wanneer de interventiegever zelf deelneemt aan de interventie. Dit komt overeen met de werkwijze van de organisaties. De organisaties geven aan de mensen te stimuleren om zelf actie te ondernemen. Dit wordt in de literatuur bij het verminderen van sociaal isolement benoemt als onderdeel van enpowermentinterventies en blijkt effectief te zijn.

Uit de literatuur bij verminderen van sociaal isolement blijkt dat bij het geven van interventies gewerkt moet worden vanuit een theoretische achtergrond. Dit word bij de organisaties niet gedaan. Ook worden de interventies bij de organisaties niet gericht op de risicofactoren die sociaal isolement veroorzaken of versterken. Dit blijkt in de literatuur wel effectief te zijn. Uit de literatuur bij het verminderen van eenzaamheid blijkt dat de interventies educatieve onderdelen moeten hebben over eenzaamheid en gezondheid. Dit wordt bij de organisaties niet specifiek gedaan.

IMPLICATIES VOOR DE PRAKTIJK

Met de opgestelde aanbevelingen die zijn gebaseerd op de resultaten van zowel het literatuur- als het praktijkonderzoek, zijn wij, als onderzoekers, van mening dat studenten ergotherapie een interventieprogramma ter vermindering van eenzaamheid en sociale isolatie bij allochtone ouderen, zouden kunnen opzetten en uitvoeren binnen de het concept van de gezondheidspoli in BOOT Zuidoost. Dit kan worden bereikt in de vorm een stage of een semesterbreed project. Idealiter zou dit een volgende stap zijn in de ontwikkeling van de gezondheidspoli: het daadwerkelijk starten met de gezondheidspoli. Binnen BOOT Zuidoost is hier de ruimte voor en behoefte aan. Evenals visievorming tussen studenten met een zorg achtergrond en studenten van andere domeinen die al in BOOT Zuidoost werken, zoals studenten Recht. Hier is behoefte aan, zodat studenten kunnen leren van elkaars perspectieven en expertises. Dit kan worden bereikt door het geven van workshops aan elkaar en door bijwonen van de al bestaande financiële spreekuren. Het bijwonen van de spreekuren van de ergotherapiestudenten kent meerdere doelen. Ten eerste kennismaking met en opbouwen van een band met de cliënten. Ten tweede het signaleren van

gezondheidsproblemen bij de cliënten en tot slot het kennismaken met de visie van andere disciplines of domeinen.

(21)

20 Het zou aansluiten bij de in het Beroepsprofiel Ergotherapeut benoemde trends:

“Ergotherapeuten zullen in de toekomst veel meer gaan samenwerken met andere disciplines dan die uit de gezondheidszorg.” & “Ergotherapeuten kunnen zich richten op ouderenpopulaties, waarbij gedacht kan worden aan de preventie van eenzaamheid en het opzetten van een brtnetwerken voor ouderen (Hartingsveldt et al., 2010).”

Wij denken dat BOOT Zuidoost zich zal onderscheiden ten opzichte van andere organisaties in Amsterdam Zuidoost, door een interventieprogramma aan te bieden specifiek gericht op allochtone ouderen met deze problematiek, gebruikmakend van de aanbevelingen. Andere organisaties hebben geen specifieke interventies gericht op deze doelgroep en op deze problematiek.

(22)

21

CONCLUSIE

In de conclusie wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag: ‘Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot effectieve ergotherapeutische interventies ter vermindering van eenzaamheid en sociale isolatie bij allochtone ouderen in de context van de ontwikkeling van een gezondheidspoli in BOOT Zuidoost?’

Vooropstaand moet, op basis van beide literatuurstudies, worden geconcludeerd dat meer onderzoek nodig is om antwoord te geven op deze specifieke vraag. Literatuur met

betrekking tot interventies die specifiek gericht zijn op allochtone ouderen is afwezig.

Onderstaande aanbevelingen zijn conclusies gebaseerd op onderzoeken die geen rekening hebben gehouden met de diversiteit die de allochtone doelgroep met zich meebrengt. De beweringen geven hooguit handvatten, en zijn niet klakkeloos generaliseerbaar naar de betreffende doelgroep. Er zal altijd rekening gehouden moeten worden met de verschillen in normen, waarden, gewoontes en cultuur. Uit de literatuurstudies kunnen wel conclusies worden getrokken over interventies voor verminderen van eenzaamheid en sociale isolatie met betrekking tot ouderen in het algemeen.

Vanuit het praktijkonderzoek kan worden geconcludeerd dat de geïnterviewde organisaties geen specifieke programma’s of interventies gericht op vermindering van eenzaamheid en sociaal isolement aanbieden. Wel worden diverse activiteiten georganiseerd die een bijdrage kunnen leveren aan vermindering van eenzaamheid en sociaal isolement. Er wordt ook doorverwezen naar andere organisaties. Deze acties worden altijd uitgevoerd in

samenspraak met de eenzame en/of sociaal geïsoleerde zelf. Ook zijn verschillende adviezen gegeven voor het werken met en het bereiken van de doelgroep.

(23)

22

AANBEVELINGEN

Om de resultaten concreet en bruikbaar te maken voor het opzetten van de gezondheidspoli zijn hieronder de resultaten gepresenteerd als concrete aanbevelingen. De aanbevelingen zijn geordend in tabellen. Deze tabellen zijn gebaseerd op de resultaten van de

literatuuronderstudies en de overeenkomende thema’s uit het praktijkonderzoek. De aanbevelingen zijn voorzien van een toelichting.

INTERVENTIES VERMINDERING EENZAAMHEID.

 Geef interventies in

groepsverband.(Pettigrew & Roberts, 2012)(Pitkala et al., 2009)(Bond et al, 2005)(Hagan et al., 2014)

Interventies in groepsverband blijken effectiever dan interventies die in aan-op-een worden uitgevoerd bij het verminderen van eenzaamheid.

 Richt interventies op samen

activiteiten ondernemen zoals: koken voor anderen, tuinieren, wandelen, dansen, zingen en andere activiteiten (Pettigrew & Roberts, 2012)(Bond et al., 2005)(Hagan et al, 2014)

Volgens de literatuur helpen deze activiteiten bij het maken en onderhouden van sociale contacten en geven deelnemers van het onderzoek van Pettigrew & Roberts (2012) aan dat deze activiteiten helpen tegen het gevoel van eenzaamheid.

 Richt interventies en activiteiten op het maken van nieuwe sociale contacten en onderhouden van contacten (Hagan et al., 2014)

Door het maken en onderhouden van nieuwe contacten kunnen mensen na de interventies zelf activiteiten ondernemen met deze nieuwe contacten.

 Includeer educative onderdelen gericht op eenzaamheid en gezondheid (Bond et al, 2005)

Dit is te bereiken door mensen uit te leggen wat eenzaamheid precies inhoud en wat de negatieve gevolgen hiervan zijn. Ook is het van belang mensen te vertellen wat de negatieve gevolgen op de gezondheid zouden kunnen zijn en wat zij zelf kunnen doen om eenzaamheid te verminderen. Het kan zijn dat mensen hier geen weet van hebben en hier educatie over te krijgen kan helpen het probleem onder ogen te zien, de mensen te motiveren het probleem aan te pakken en mensen zelf oplossingen te laten bedenken.

 Adviseer de deelnemers contact maken en onderhouden met famillie bijvoorbeeld door het gebruik van social media.(Hagan et al, 2014)

Veel ouderen hebben vaak weinig contact met familie en denken dat dit veel moeite kost. Ook kan het zijn dat ze denken dat de familie geen tijd of zin heeft om met hen te praten of vinden ze het niet hun taak om zelf contact met familie leden op te nemen. Echter, spreekt deze manier van contact onderhouden bij jongeren meer aan en helpt dit volgens Hagan et al. (2014) juist bij het verminderen van eenzaamheid

 Zorg ervoor dat deelnemers inspraak hebben over de activiteiten die

Door de deelnemers inspraak te geven over de activiteiten zijn zij meer gemotiveerd om

(24)

23 worden uitgevoerd. (Pitkala et al.,

2009)(Bond et al., 2005)(Hagan et al., 2014)

mee te doen en kunnen zij meer het gevoel krijgen meer regie over hun

veranderingsproces te hebben.

INTERVENTIES VERMINDERING SOCIAAL ISOLEMENT:  Gebruik empowermentprincipes

(Nicholson & Shellman, 2013).

Een aantal technieken staan hierbij centraal: 1) ‘Reminiscentie therapie’: Praat met individuen over positieve ervaringen in hun leven op momenten wanneer zij socialer betrokken waren. Op deze manier wordt de waarde van sociaal contact herinnnerd. 2) ‘Coaching’: Door het constant aanmoedigen van sociale integratie en sociaal

gerelateerde doelen en door positieve kanten te benadrukken motiveer je de individu tot sociale integatie. 3)

‘Discussievoering over sociaal isolement’: Door het onderwerp bespreekbaar te maken kan de individu gemotiveerd raken tot het zoeken naar oplossingen. 4) ‘Modeling’. Door persoonlijke ervaringen te delen over sociaal gedrag kan duidelijk worden wat gewenst sociaal gedrag is. Het doel hierbij is dat individuen het gedrag overnemen.

 Richt interventies op aanpak van de risicofactoren van sociaal isolement (Hemingway & Jack, 2013)(Grenade & Boldy, 2008).

Risicofactoren voor sociaal isolement zijn het hebben van een klein sociaal netwerk, angst voor de omgeving, angst voor vallen en het hebben van ziekte: zowel op fysiek gebied als op mentaal gebied. Het tegengaan van deze factoren kan een direct effect hebben op de mate van sociaal isolement.

 Stimuleer tot het helpen van elkaar (Hemingway & Jack, 2013)

Twee grote voordelen zijn er bij individuen die elkaar helpen. 1) Iemand wordt geholpen door iemand uit de eigen omgeving. Dit betekent dat een probleem wordt opgelost vanuit de eigen community. 2) De persoon die de ander heeft een belangrijke rol of taak. Dit creeert eigenwaarde.

Met betrekking tot de vorm:

 Geef bij voorkeur interventies in groepsverband (Dickens et al., 2011)

Interventies in groepsverband blijken effectiever dan een-op-een interventies.

 Participeer zelf in de interventie (Dickens et al., 2011)

Participitory interventions, ook wel:

interventies waarin de interventiegever zelf deelneemt aan de interventie, blijken effectiever dan interventies waarbij dit niet gebeurd.

(25)

24 achtergrond (Dickens et al., 2011) theoretische achtergrond blijken effectiever

dan interventies zonder theoretische basis. Met een theoretische achtergrond wordt bedoeld dat interventies niet zelf worden verzonnen, maar altijd gebasseerd zijn op bepaalde theorieen of principes, bijvoorbeeld de empowermentprincipes.

BEREIKEN VAN DE DOELGROEP  Bouw naamsbekendheid op

(In het kader van opzet gezondheidspoli)

Dit kan worden bereikt door flyeren en je gezicht laten zien op plekken waar de doelgroep al bekend is, bijvoorbeeld in winkelcentra of buurthuizen.

 Bied gratis iets aan Door bijvoorbeeld gratis koffie, thee of een koekje aan te bieden worden mensen als het ware gelokt naar de gezondheidspoli. De doelgroep is hier gevoelig voor.

 Mond op mond reclame Door te starten met een gezondheidspoli, verspreidt informatie door de mensen die er al zijn geweest.

 Probeer problematiek niet te stigmatiseren

Een label plakken aan de problematiek kan afschrikkend werken, omdat voor sommige mensen de onderwerpen een taboe zijn.

OMGANG ALLOCHTONEN

 Ga respectvol met de mensen om mensen aanspreken met u, belangstelling tonen

Dit kan worden bereikt door mensen aan te spreken met ‘u’ en door oprechte

belangstelling te tonen. Respectvolle

omgang is van belang bij iedereen, maar bij allochtonen moet er in het bijzonder op worden gelet, dat de omgang niet te amikaal is.

 Houd rekening met het feit dat allochtonen skeptisch kunnen zijn over blanken of buitenstaanders

De betreffende doelgroep heeft mogelijk negatieve ervaringen met blanken of buitenstaanders (door bijvoorbeeld de belastingdienst, deurwaarders of

kinderbescherming). Voor de betreffende doelgroep is het niet vanzelfsprekend dat jij met goede bedoelingen te werk gaat.

 Laat taalgebruik aansluiten op taalniveau van cliënt

Spreek niet met te moeilijke woorden.

 Houd rekening met het feit dat allochtonen een ander beeld van gezondheid kunnen hebben ten opzichte van autochtonen

Er wordt bij gezondheid niet per se gedacht over volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn. De betreffende doelgroep kan gezondheid zien als de afwezigheid van wonden of koorts. Tevens

(26)

25 zijn veel spiritueel. Zij geloven in alternatieve geneeswijzen.

OMGANG SOCIAAL GEÏSOLEERDEN EN EENZAMEN

 Bouw een vertrouwensband op Dit is te bereiken door gemaakte afspraken na te komen, geen informatie van mensen te verspreiden en door een veilig sfeer te creeren. De veilige sfeer wordt gecreerd door een goede locatie te kiezen voor de interventies waar weinig externe prikkels zijn en conflicten tussen deelnemers uit te spreken.

 Laat mensen hun verhaal vertellen Dit is te bereiken door de mensen uit te laten praten en oprechte interesse te tonen. Vul geen oplossingen in, maar probeer in samenspraak mogelijkheden te bedenken. Wanneer oplossingen al worden ingevuld hebben de deelnemers niet het gevoel regie te hebben over hun eigen

veranderingsproces. Tevens kan het zijn dat mensen zich afkeren tegen oplossingen die voor hen worden ingevuld.

 Krachten / positieve punten van de persoon benadrukken/uitlichten

De betreffende doelgroep denkt vaak negatief over zichzelf en heeft moeite positieve punten te zien. Door de punten te benadrukken waar zij goed in zijn, raken mensen gemotiveerd.

(27)

26

BRONNEN

Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek Amsterdam: Boom Onderwijs Bond,J., Cattan,M., Learmouth, A., White, M. (2005). Preventing social isolation and

loneliness among older people: a systematic review of health promotion interventions. Aging and Society, 25, 41-68.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2010). Bevolkingsprognose 2010–2060: sterkere vergrijzing, langere levensduur

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015). Begrippen. Allochtoon. Verkregen op 18 oktober 2015, van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=37

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015). Begrippen. Niet westerse allochtoon. Verkregen op 18 oktober 2015, van

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=1013

Cochrane Netherlands. (2015). Beoordelingsformulieren en andere downloads. Geraadpleegd op 12 december 2015, verkregen via

http://netherlands.cochrane.org/beoordelingsformulieren-en-andere-downloads

Dickens, A. P., Richards, S. H., Hawton, A., Taylor, R. S., Greaves, C. J., Green, C., . . . Campbell, J. L. (2011). An evaluation of the effectiveness of a community mentoring service for socially isolated older people: A controlled trial. BMC Public Health, 11, 218-2458-11-218. doi:10.1186/1471-2458-11-218 [doi]

Cochrane Netherlands. (2015). Beoordelingsformulieren en andere downloads. Geraadpleegd op 1 december 2015, Verkregen via

http://netherlands.cochrane.org/beoordelingsformulieren-en-andere-downloads

DSP Groep (2011). Samen sterk Eenzaamheid en sociaal isolement en de rol van gemeenten Amsterdam. Retrieved from

http://www.dsp-groep.nl/getFile.cfm?file=16aleenz_Eindrapport_Samen%20Sterk_september_2011%20pdf. pdf&dir=rapport

Eenzaamheid Informatie Centrum. (z.d.) De Rijks Diagnostische Eenzaamheidsvragenlijst. Geraadpleegd op 12 december 2015, verkregen via

http://www.eenzaamheid.info/diagnostische-eenzaamheidsvragenlijst

Fransen, PM., Harris, VC., Essink-Bot, M. (2013). Stand van Zaken: Beperkte

gezondheidsvaardigheden bij patiënten van allochtone herkomst. Nederlands Tijdschrift Geneeskunde. 2013;157:A5581

Granse, M. le., Hartingsveldt, M. van., Kinèbanian, A. (2012). Grondslagen van de Ergotherapie (3e druk). Amsterdam: Reed Business.

Gierveld, J., Tilburg, T. (1999). Manual of the Loneliness Scale. Amsterdam, VU University Gierveld, J., Tilburg, T. (2007). Uitwerking en definitie van het begrip eenzaamheid. In: Tilburg T van, Jong Gierveld J de, editors. Zicht op eenzaamheid: achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: Van Gorcum, 7-14.

(28)

27 Gierveld, J., Tilburg, T. (2010). The De Jong Gierveld short scales for emotional and social loneliness: tested on data from 7 countries in the UN generations and gender surveys. Eur J Aging, 2010; 7: 121-30.

Grenade, L., & Boldy, D. (2008). Social isolation and loneliness among older people: Issues and future challenges in community and residential settings. Australian Health Review : A Publication of the Australian Hospital Association, 32(3), 468-478. doi:ahr_32_3_468 [pii]

Hagan,R., Manktelow,R., Taylor,B.J., Mallett,J.(2014) Reducing Loneliness amongst older

people: a systematic search an narrative review. Aging & Mental Health, 18, 683-693. Hartingsveldt, M. (2015). Hoorcollege Literatuurstudie schrijven. Amsterdam.

Hartingsveldt, M. van., Logister-Proost, I., Kinébanian, A. (2010). Beroepsprofiel Ergotherapeut. Utrecht: Ergotherapie Nederland/Boom Lemma uitgevers.

Hemingway, A., & Jack, E. (2013). Reducing social isolation and promoting well being in older people. Quality in Ageing and Older Adults, 14(1), 25-35.

doi:http://rps.hva.nl:2851/10.1108/14717791311311085

Hogeschool van Amsterdam. (2015). Over BOOT. Geraadpleegd op 18 oktober 2015 , van http://www.hva.nl/boot/over-boot

Huber, M. (2014). Maastricht University. Nieuwe definitie van gezondheid ontwikkeld. Geraadpleegd op 18 oktober 2015, van

http://www.maastrichtuniversity.nl/web/Main1/SiteWide/SiteWide4/NieuweDefinitieVanGezon dheidOntwikkeld1.htm

Kinébanian, A., & Stomph, M. (2009). Diversity matters: Guiding principles on diversity and culture. World Federation of Occupational Therapists Bulletin, 5-13.

Korporaal, M., Groenou, B., Tilburg, T. (2008). Effects of own and spousal disability on loneliness among older adults. J Aging Health, 2008; 20(3): 306-25.

Kort, H., Cordia, A. & Witte, L. de (2007). Langdurende zorg en technologie. Den Haag: Lemma.

Luanaigh, C., & Lawlor, B. (2008). Loneliness and the health of older people. Int. J. Geriat. Psychiatry International Journal of Geriatric Psychiatry, 1213-1221. doi:10.1002/gps.205422 Machielse., A. (2007). Onkundig en onaangepast. Een theoretisch perspectief op sociaal isolement. Utrecht: Jan van Arkel.

Mackenbach, JP., (2010). Ziekte in Nederland, gezondheid tussen politiek en biologie. Amsterdam: Mouria

Nationaal Kompas Volgsgezondheid (2011). Etniciteit: Wat zijn de verwachtingen? Verkregen op 18 oktober 2015, van

http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/etniciteit/toekomst/

Nationaal Kompas Volksgezondheid (2014). Eenzaamheid: Wat is de relatie met ziekten?. Geraadpleegd op 24 september 2015, van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Heeft u levenservaring, kunt u goed luisteren en bent u beschikbaar voor langere tijd (minimaal 1 jaar), doe dan mee?. Als vrijwilliger wordt u begeleid door een gees-

Dankzij hun onderscheidende expertise weten sociaal werkers voor ouderen de juiste snaar te treffen, de eigen mogelijkheden te versterken en zo nodig de juiste hulptroepen in

Het bijzondere aan de interventie Gouden Mannen is dat het gaat om een doelgroep die moeilijk bereikbaar is voor andere hulpverleners en zich niet of nauwelijks laat helpen?. Dankzij

Via casestudies in diverse gemeenten hebben we vervolgens onderzocht of gemeenten beleid voeren op het voorkomen en bestrijden van eenzaamheid en sociaal isolement, op

De verschillende netwerken die mensen bezitten zijn typerend voor sociaal kapitaal (Scheepers & Janssen, 2001) deze netwerken kunnen in het bijzonder voor ouderen

sociale participatie Typen interventies Gericht op sociale participatieNiet (duidelijk) gericht op sociale participatie Dreigend isolement ActievenGeborgenenBelemmeringen

‘alleen sa- men kunnen we bereiken dat omgaan met geld geen last wordt voor mensen, maar een voorwaarde voor een zelfredzaam leven’. dat is de leidende gedachte in het leven van

Aan de ene kant zie je dat er steeds meer een beroep gedaan wordt op om mekaar te helpen, in de zorg en zo, het moet steeds meer gebeuren, aan de andere kant is, ja, omdat de