University of Groningen
Onmiddellijke voorzieningen en hun externe werking Faber, Alice
DOI:
10.33612/diss.127069186
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date: 2020
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
Faber, A. (2020). Onmiddellijke voorzieningen en hun externe werking: conflicten met contractuele verplichtingen van de rechtspersoon. Wolters Kluwer. https://doi.org/10.33612/diss.127069186
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
1
Stellingen bij het proefschrift Onmiddellijke voorzieningen en hun externe werking van A.C. Faber
1. De pragmatische, op het bestendige succes van ondernemingen gerichte aard van het enquêterecht en de daarmee samenhangende bijzondere inrichting van de enquêteprocedure brengen mee, dat de Ondernemingskamer bij beslissingen over onmiddellijke voorzieningen – ruimhartiger dan de gewone burgerlijke feitenrechter – juridische grenzen verkent.
2. Uitbreiding van de enquêterechtelijke competentie van de Ondernemingskamer tot
vermogensrechtelijke geschillen vermindert de doeltreffendheid van de
enquêteprocedure en is niet in het belang van de verwerende rechtspersoon.
3. Vernietiging door de Hoge Raad van een onmiddellijke voorziening behoort geen aansprakelijkheid van de verzoeker van die voorziening op grond van redelijkheid en billijkheid in het leven te roepen, voor schade die een wederpartij van de rechtspersoon door de voorziening lijdt.
4. Oordelen van de Ondernemingskamer over de bezoldiging van een door haar geschorste bestuurder dienen als onmiddellijke voorziening in het dictum te worden vermeld en niet als suggestie aan de OK-bestuurder in de overwegingen.
5. Nakoming van een contractuele verplichting door de rechtspersoon is niet in rechte afdwingbaar, zolang die nakoming bij wijze van onmiddellijke voorziening is verboden.
6. Het primaat van het belang van de rechtspersoon in het enquêterecht beperkt de Ondernemingskamer in de beslissing of een onmiddellijke voorziening moet worden getroffen maar biedt haar veel ruimte bij de selectie van een voorziening.
7. De rechtspersoon die een dochter verkoopt en wegens een onmiddellijke voorziening niet nakomt, heeft geen beroep op overmacht tegenover de koper die hem aanspreekt tot schadevergoeding, als de voorziening is getroffen in het kader van een enquête naar de inhoud van zijn besluitvorming over de koopovereenkomst.
2
8. Een verwijt aan de geschorste bestuurder over de (financiële) noodtoestand van de rechtspersoon volstaat niet als grondslag voor een onmiddellijke voorziening waarbij aan de bestuurder zijn aanspraak op bezoldiging tijdelijk wordt ontzegd.
9. De in 1972 door J.A. Faber geformuleerde stelling “Het gevoel van machteloosheid tegenover de grote wereldproblemen van onze tijd – zoals milieuvervuiling, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en welvaartskloof tussen arme en rijke landen – is minstens zo gevaarlijk als die verschijnselen zelf” toont aan dat de tijden minder veranderen dan we geneigd zijn te denken.
10. Hoewel de Nederlandse taal beschikt over het adequate ‘ofschoon’, en ofschoon ‘hoewel’ een fraai alternatief is, rukt het omslachtige ‘ondanks het feit dat’ op.