• No results found

Een kwalitatieve analyse van het Comprehensive Model of Information Seeking; Hoe moeders betekenis geven aan het online zoekproces naar gezondheidsinformatie voor hun kind.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een kwalitatieve analyse van het Comprehensive Model of Information Seeking; Hoe moeders betekenis geven aan het online zoekproces naar gezondheidsinformatie voor hun kind."

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een kwalitatieve analyse van het Comprehensive Model of Information Seeking; Hoe moeders betekenis geven aan het online zoekproces naar gezondheidsinformatie voor hun kind.

Birgitta van de Vorst 10408878

Master’s Thesis

Graduate School of Communication

Master’s programme Communication Science mw. dr. N. (Nadine) Bol

(2)

Abstract

In dit onderzoek zijn het online zoekproces naar gezondheidsinformatie en het comprehensive model of information seeking (CMIS) op kwalitatieve wijze benaderd. Vijftien moeders zijn geïnterviewd over hoe zij online zoeken naar gezondheidsinformatie voor hun kind tussen de nul en vijf jaar oud. Dit is gedaan aan de hand van een semigestructureerde interviewmethode.

In de interviews kwamen de verschillende fases van het zoekproces aan bod, waar per fase concepten uit het CMIS werden besproken. Uit de resultaten blijkt dat naast de concepten uit het CMIS ook intuïtie en uiterlijk van de bron een rol spelen bij de beoordeling van moeders tijdens het zoeken naar gezondheidsinformatie. Een toevoeging aan het CMIS zou daarom

zijn om meer aandacht te besteden aan deze nieuwe concepten. Ook blijkt dat het concept betrouwbaarheid van de bron uit het CMIS complexer is dan gedefinieerd in het CMIS. Dit

concept bestaat voor moeders namelijk uit twee onderdelen; de betrouwbaarheid van de identiteit van de bron en de betrouwbaarheid van de informatie van de bron. Daarnaast voegen moeders een fase in het zoekproces toe: het zoeken op afbeeldingen. De resultaten van

dit onderzoek bieden de kans om het CMIS uit te breiden en daarmee zoekgedrag naar online gezondheidsinformatie beter te kunnen voorspellen. Vervolgonderzoek kan uitwijzen of de gevonden resultaten in deze studie ook gelden voor andere demografische groepen die zoeken

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 4

Theoretisch kader 6

Het zoekproces 6

Het Comprehensive Model of Information Seeking (CMIS) 7 De invulling van het zoekproces op basis van het CMIS 9

Methode 15 Respondenten 15 Procedure 16 Metingen 17 Analyse 18 Resultaten 19 Conclusie en discussie 27 Literatuurlijst 30

Bijlage 1; gegevens respondenten 40

(4)

Inleiding

Het internet is veruit de meest gebruikte bron voor het raadplegen van gezondheidsinformatie (Stee & Yang, 2017). Dit is mede toe te schrijven aan de toegankelijkheid van deze bron en de aanzienlijke hoeveelheid informatie die er online te vinden is (Thon & Jucks, 2017). In Nederland heeft 97,1% van de bevolking toegang tot internet en gebruikt 64,4% deze bron voor het zoeken naar gezondheidsinformatie (CBS, 2017). Vrouwen in de leeftijd van 25 – 45 jaar zijn het meest actief op internet als het gaat om het zoeken naar gezondheid gerelateerde informatie (Belt et al., 2013; CBS, 2017). Onder zoeken naar online gezondheid gerelateerde informatie valt ook het zoeken voor een ander (Fiksdal et al., 2014). Voor vrouwen met kinderen kan dit een uitkomst bieden bij het verkrijgen van gezondheid gerelateerde informatie voor hun kind. Zo kan er online gezocht worden voor het verklaren van

symptomen, snel vinden van een oplossing of beoordelen of een bezoek aan de huisarts nodig is (Fiksdal et al., 2014).

De ontwikkelingen op het gebied van online gezondheidsinformatie zorgen enerzijds voor meer onafhankelijkheid en daarmee een versterkte positie van de patiënt (Internet versterkt de positie van de patiënt, 2000). Anderzijds heerst er ook bezorgdheid. Factoren die het internet een krachtig middel maken voor het verspreiden van goede informatie, kunnen tegelijkertijd juist de factoren zijn die het verspreiden van onjuiste en misleidende informatie mogelijk maken (Bates et al., 2006). Dit heeft er, samen met de snelle groei van online informatie, voor gezorgd dat men grote hoeveelheden onjuiste informatie tegenkomt en moet verwerken tijdens het zoeken naar informatie op het internet (Perez et al., 2015). Hoewel het erg belangrijk is dat zoekers de online informatie beoordelen en filteren om tot betrouwbare informatie te komen, wordt dit als een van de moeilijkste taken gezien (Bates et al, 2006;

(5)

Om aanbevelingen te kunnen doen over het beoordelen en filteren van online gezondheidsinformatie moet er eerst kennis vergaard worden over het zoekproces.

In het verlengde hiervan wordt in deze studie door middel van kwalitatief onderzoek getracht tot verdiepende inzichten te komen wat betreft het online zoekproces van moeders naar online gezondheidsinformatie voor hun kind. Het zoekproces naar informatie is het doelgericht verkrijgen van informatie via geselecteerde informatiedragers, oftewel bronnen (Johnson & Meischke, 1993). In dit onderzoek wordt het online zoekproces gezien als een zich herhalend verloop van verschillende fases, totdat de zoeker besluit te stoppen met zoeken (Fiksdal et al., 2014). Het Comprehensive Model of Information Seeking (CMIS) biedt de mogelijkheid om invulling te geven aan hoe moeders de verschillende fases in het zoekproces doorlopen. Het CMIS voorspelt zoekgedrag aan de hand van de concepten informatiekenmerken en het waargenomen nut (Johnson & Meischke, 1993). Het eerste concept heeft betrekking op de daadwerkelijke informatie en de bron, waar het tweede concept betrekking heeft op persoonlijke motivaties van de zoeker (Ruppel, 2016).

Door middel van de kwalitatieve benadering van het CMIS zal deze studie een aantal

contributies leveren aan de huidige wetenschappelijke literatuur. Het CMIS is tegenwoordig een belangrijk model dat door onderzoekers wordt gebruikt om zoekgedrag naar

gezondheidsinformatie te voorspellen, met name met betrekking tot het zoeken naar online en kanker-gerelateerde informatie (Stee & Yang, 2017). Het overgrote deel van deze studies bestaat echter uit kwantitatief onderzoek (e.g. Eyensbach & Kohler, 2002; Fiksdal et al., 2014; Stee & Yang, 2017). Een kwalitatieve analyse van dit model maakt het mogelijk om nieuwe concepten te ontdekken die mogelijk ook een rol spelen bij het voorspellen van zoekgedrag. Daarnaast is deze studie de eerste in zijn soort die onderzoek doet naar het zoekproces naar gezondheidsinformatie voor een gezond persoon. In de meeste gevallen van

(6)

onderzoek rond dit onderwerp worden groepen met een chronische ziekte onderzocht (e.g. Dutta-Bergman, 2005; Kahlor, 2010). In dit onderzoek gaat het om kinderen zonder gediagnosticeerde ziekte of aandoening.

De doelstelling van dit onderzoek zal bereikt worden door de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: Welke rol spelen de waargenomen informatiekenmerken en het waargenomen nut zoals beschreven in het CMIS in het zoekproces naar online gezondheidsinformatie door moeders van kinderen in de leeftijd van nul tot vier jaar?

Theoretisch kader

Het zoekproces en het CMIS leggen de basis voor hetgeen deze studie toevoegt aan de literatuur: de integratie van de twee op kwalitatieve wijze. Om tot een duidelijke integratie van het zoekproces en het CMIS te komen, zal eerst kort toelichting gegeven worden op het zoekproces en het CMIS afzonderlijk.

Het zoekproces

In dit onderzoek heeft het zoekproces betrekking op het online zoeken naar gezondheid gerelateerde informatie. In de eerste fase van het zoekproces, starten op website of zoekmachine en het bepalen/identificeren van de zoekterm(en), dient een aantal keuzes gemaakt te worden door de zoeker. Er wordt een apparaat gekozen waarop gezocht gaat worden, er wordt een browser of app gekozen en vervolgens dient er een keuze gemaakt te worden tussen verschillende online zoekmachines, websites of artikelen (Fiksdal et al., 2014). In het geval van het zoeken op een browser worden er zoektermen bepaald en ingevuld (Mendes et al., 2007). De tweede fase, website/artikel (bron) selecteren, draait om het

(7)

behoort tot de eerste tien zoekresultaten (Eysenbach & Kohler, 2002). Vervolgens wordt fase drie van dit zoekproces bereikt; het raadplegen van de bron. In deze fase wordt de

geselecteerde website of het artikel geraadpleegd (Fiksdal et al., 2014). De bron wordt

beoordeeld op de getoonde informatie en aan de hand van gepersonaliseerde criteria (Johnson & Meischke, 1993). Het vergelijken van websites of het opnieuw invullen van zoektermen valt onder de herhaling van het zoekproces, fase vier; proces herhalen. Het vergelijken van websites wordt ook wel het information shopping proces genoemd (Fiksdal et al., 2014). Het zoekproces is als een vicieuze cirkel, meestal wordt een selectie van websites met elkaar vergeleken om vervolgens weer opnieuw zoektermen in te vullen en andere websites te bekijken (Alsem et al., 2017; Eysenbach & Kohler, 2002). Uiteindelijk stopt deze herhaling en betekent dit het einde van het zoekproces in de vijfde fase; zoekproces beëindigen. (Fiksdal et al., 2014). In een aantal studies is samenhang aangetoond tussen het zoeken naar online gezondheidsinformatie en het brengen van een bezoek aan de huisarts (e.g. Ferraz et al., 2016; Li et al., 2014; McMullan, 2006). Alhoewel dit geen onderdeel is van het online zoekproces, speelt het wel een belangrijke rol in de vertaling van het online zoekproces naar de praktijk. Hoe de informatie na het zoekproces wordt gebruikt wordt daarom in deze studie gezien als een verlengde van het online zoekproces, oftewel fase zes; vertaling naar de praktijk.

De vormgeving van het zoekproces, door middel van deze zes fases, legt de ondergrond voor de eerste deelvraag; Hoe geven moeders vorm aan het online zoekproces naar

gezondheidsinformatie, met betrekking tot de aanwezigheid- en volgorde van de verschillende fases in het zoekproces?

Het CMIS

(8)

verschillende fases uit het zoekproces is het Comprehensive Model of Information Seeking (CMIS: Johnson & Meischke, 1993). Dit model kwam in 1993 tot stand in een onderzoek dat destijds gericht was op vrouwen, gediagnosticeerd met borstkanker, en hun zoekproces naar gezondheidsinformatie in tijdschriften (Johnson & Meischke, 1993). Het CMIS gaat ervan uit dat mensen actief op zoek zijn naar informatie en dat persoonsgebonden kenmerken, zoals demografische gegevens en overtuigingen, van invloed zijn op dit zoekgedrag (Ruppel, 2016). Daarnaast stelt het CMIS twee belangrijke constructen voor die informatie zoekgedrag

voorspellen: informatiekenmerken van de bron en het waargenomen nut van de bron voor de zoeker (Johnson & Meischke, 1993; Ruppel, 2016).

De informatiekenmerken worden gedefinieerd als kenmerken van de bron (Johnson & Meischke, 1993). De concepten schrijfstijl en begrijpelijkheid van de tekst vallen onder de informatiekenmerken en hebben beiden directe betrekking op de getoonde informatie

(Johnson & Meischke, 1993). De concepten betrouwbaarheid van de bron en intenties van de bron vallen ook onder informatiekenmerken maar hebben door hun betrekking op de bron een redactionele ondertoon (Ruppel, 2016). Uit recent onderzoek blijkt dat schrijfstijl en

begrijpelijkheid van de tekst ondanks hun directe betrekking op de informatie ook een rol spelen bij het beoordelen van de betrouwbaarheid en intenties van de bron (Thon & Jucks, 2017).

Het waargenomen nut wordt gedefinieerd als de mate waarin informatie van een bron voldoet aan de behoeften van de persoon die ernaar op zoek is en bestaat uit persoonlijk belang, persoonlijke relevantie en persoonlijke actualiteit (Johnson & Meischke, 1993). Hierbij bestaat een directe relatie tussen de waargenomen informatie en de behoeften van de zoeker.

(9)

Op basis van het waargenomen nut voor de zoeker wordt besloten wat voor vervolgstappen er worden genomen in het zoekproces (Johnson & Case, 2012).

Samen met de informatiekenmerken wordt het waargenomen nut gezien als een belangrijke voorspeller van online zoekgedrag (e.g. DeLorme et al, 2011; Johnson & Meischke, 1993; Rains, 2007). Om deze reden wordt in dit onderzoek ook gekeken naar de rol van deze twee constructen in het zoeken naar online gezondheidsinformatie. De tweede deelvraag is daarom als volgt: Welke rol spelen de informatiekenmerken en het waargenomen nut in het

zoekproces naar gezondheidsinformatie door moeders van jonge kinderen? Daarnaast, omdat er mogelijk ook andere motivaties of redenen meespelen bij het beoordelen van online

gezondheidsinformatie, wordt er met de volgende deelvraag ruimte gelaten voor het mogelijk ontdekken van andere voorspellers van online zoekgedrag. De derde deelvraag luidt: Welke mogelijke andere concepten, die niet in het CMIS staan, komen naar voren in het zoekproces naar gezondheidsinformatie door moeders van jonge kinderen?

De invulling van het zoekproces op basis van het CMIS

Enkele concepten uit het CMIS zijn reeds onderzocht in verband met het beoordelen van bronnen (Bates et al., 2006; Sousa & Almeida, 2016). De beoordeling van een bron kan in verband gebracht worden met fase twee en drie van het zoekproces; het selecteren van de bron en het raadplegen van de bron. Dit geeft echter geen volledigheid weer wat betreft het zoekproces in combinatie met het CMIS, er zijn namelijk nog andere fases en concepten met elkaar in verband te brengen. In dit onderzoek vindt een volledige integratie plaats van de informatiekenmerken, het waargenomen nut en de zes fases uit het zoekproces.

(10)

Fase I; starten op website of zoekmachine en het bepalen/identificeren van de zoekterm(en). In de eerste fase van het zoekproces, het opstarten, wordt er nog niets waargenomen. Er lijkt daarom in deze fase nog geen directe connectie te zijn met het CMIS. Een integratie met het CMIS in deze fase kan echter wel interessant zijn, wellicht spelen concepten uit dit model een rol bij bijvoorbeeld het maken van een keuze tussen webbrowsers of zoekmachines. Uit de bestudeerde literatuur blijkt dat voornamelijk zoekmachines worden gebruikt om gezondheid gerelateerde informatie te zoeken. De meeste mensen die zoeken via een zoekmachine, starten het zoekproces op Google (Fiksdal et al., 2014; Grace, 2016). Medische portals of websites van medische genootschappen of bibliotheken worden nauwelijks als uitgangspunt gebruikt (Eysenbach & Kohler, 2002). Ook bij het bepalen van zoektermen speelt het CMIS wellicht een rol. Voor het invullen van de zoekterm(en) geldt namelijk hoe specifieker en uitgebreider de gebruikte zoekterm, hoe hoger de kwaliteit van de informatie die Google aanbiedt (Yaqub & Ghezzi, 2015). Toch gebruikt enkel 35% van de zoekers meer dan één zoekterm

(Eysenbach & Kohler, 2002). Wellicht betekend dit dat zoekers meer bezig zijn met het proberen te verkrijgen van persoonlijk relevante (i.e., waargenomen nut) informatie, dan het verkrijgen van kwalitatieve informatie.

Fase II; bron(en) selecteren.

In de tweede fase, het selecteren van bronnen, lijken betrouwbaarheid van de bron en het

waargenomen nut een rol te spelen. Over het algemeen worden alleen de meest populaire sites

die te vinden zijn via algemene internetzoekmachines geselecteerd (Bates et al., 2006). Zoekers baseren hun keuze voor de selectie van een bron vaak op twee factoren: naamsbekendheid en aanbeveling (Fiksdal et al., 2014). Hieruit blijkt dat de bron een belangrijke rol speelt bij het selecteren van een website of artikel. Vanuit het CMIS staat de

(11)

1993). Betrouwbaarheid van de bron speelt in deze fase van het zoekproces mogelijk een rol, aangezien een bron als onder andere betrouwbaar wordt gezien wanneer deze

naamsbekendheid heeft (Fiksdal et al., 2014). Ook wordt een bron als betrouwbaar ervaren als deze een erkende deskundige is (Bates et al., 2006; Bromme & Thomm, 2016). De

interpretatie van deskundigheid is echter voor iedereen anders. Voor de een is een teken van deskundigheid visueel, bijvoorbeeld in de vorm van een logo, voor de ander wijst het gebruik van medische termen in de tekst op deskundigheid (Bromme & Thomm, 2016). Naast

betrouwbaarheid van de bron, lijkt ook het waargenomen nut een rol te spelen bij het

selecteren van een website. Wanneer een bron voldoet aan de behoeften van de zoeker, zoals het persoonlijk belang, persoonlijke relevantie en persoonlijke actualiteit, zal deze namelijk eerder worden geselecteerd (Cline & Haynes, 2001).

Fase III; raadplegen van de bron.

In de derde fase, het raadplegen van de bron, komen alle concepten onder het construct informatiekenmerken aan bod en speelt tegelijkertijd ook het waargenomen nut een rol bij het raadplegen van de bron. Vanuit het CMIS wordt gesproken over de betrouwbaarheid van de bron. Een andere definitie van betrouwbaarheid; het vertrouwen dat iemand heeft in de juistheid van informatie, geeft echter weer dat de grens tussen de bron en de daadwerkelijke informatie die de bron verschaft onduidelijk is (Matthes & Kohring, 2008). Dit is wellicht een reden dat tijdens het raadplegen van de bron zoekers vaak weinig aandacht besteden aan de betrouwbaarheid van de bron (e.g Benotsch, Kalichman & Weinhardt, 2004; Morahan-Martin, 2004; Walther, Wang & Loh, 2004). Deze aanname wordt bevestigd door het feit dat indeling van informatie en gebruikerservaring het meest invloedrijk blijken op de beoordeling van betrouwbaarheid (Sousa & Almeida, 2016). Deze nieuwe concepten lijken namelijk

(12)

eerder verband te houden met de getoonde informatie en interface vanuit de bron, dan de identiteit van de bron.

Een bron wordt als onbetrouwbaar gezien wanneer deze concurrerende belangen heeft (Bates et al., 2006; Bromme & Thomm, 2016). Deze bewering laat zien dat de waargenomen

intenties van de bron ook een rol spelen in deze fase. Als individuen ervaren dat een bron andere motieven heeft dan het enkel verstrekken van informatie, dan zal dit zwaar wegen bij hun beoordeling van de bron (Johnson & Meischke, 1993). Bronnen met commerciële intenties worden beoordeeld als onbetrouwbaar (Fiksdal et al., 2014). Deze intenties hebben betrekking op de bron, maar zouden wel waargenomen kunnen worden via informatie in de vorm van tekst.

De concepten schrijfstijl en begrijpelijkheid van de tekst spelen ook een rol bij het raadplegen van de bron. Bronnen die een alledaagse, goed te begrijpen schrijfstijl gebruiken, worden gezien als personen met een hogere integriteit (Thon & Jucks, 2017). Integriteit verwijst naar oprechtheid, eerlijkheid en rechtvaardigheid, en heeft daarmee een positieve invloed op de beoordeling van de bron. Deze bevinding geldt wel enkel voor informatie van een

gecrediteerde bron, oftewel een deskundige (Thon & Jucks, 2017). In een ander onderzoek komt juist naar voren dat een complexere tekst de voorkeur had omdat dit juist zou verwijzen naar een deskundige bron (Mendes et al., 2017).

Daarnaast speelt het waargenomen nut een aanzienlijke rol bij het raadplegen van een bron. Aan de hand van bepaalde criteria tijdens het zoeken wordt informatie wel of niet nuttig bevonden (DeLorme et al., 2011; Fiksdal et al., 2014; Grasso & Bell, 2015). Persoonlijke

(13)

motivaties, die in dit onderzoek worden blootgelegd, spelen hier een belangrijke rol bij (Hartoonian et al., 2014).

Fase IV; herhaling van het zoekproces.

In de vijfde fase, het herhalen van het zoekproces, zijn betrouwbaarheid van de bron,

begrijpelijkheid van de tekst en het waargenomen nut van belang. Vertrouwen in de juistheid van informatie wordt vaak bevestigd door bronnen met elkaar te vergelijken (Fiksdal et al., 2014). Betrouwbaarheid van de bron speelt daarom een rol bij de herhaling van het

zoekproces. Zodra verschillende bronnen dezelfde informatie verschaffen over een bepaald onderwerp, verhoogt dit de betrouwbaarheid van zowel de bron als de informatie (Matthes & Kohring, 2008). Over het algemeen wordt de begrijpelijkheid van de tekst boven de

deskundigheid van een tekst verkozen (Thon & Jucks, 2017). Zodra een tekst vol staat met medische termen, maar de zoeker de tekst hierdoor niet kan begrijpen, wordt een website weggeklikt (Thon & Jucks, 2017). Daarnaast zijn spelfouten ook een reden om op zoek te gaan naar een andere bron. Spelfouten worden als een onbetrouwbaar aspect van de bron gezien (Eysenbach & Köhler, 2002). Als laatste is het waargenomen nut een reden om het zoekproces te herhalen. Zoekers vergelijken verschillende bronnen op overeenkomstige informatie om deze te vergelijken met hun persoonlijke criteria, zoals het persoonlijk belang, persoonlijke relevantie en persoonlijke actualiteit (e.g. Fiksdal et al., 2014).

Fase V; zoekproces beëindigen.

In de laatste fase, het beëindigen van het zoekproces, lijkt enkel het concept betrouwbaarheid van de bron een rol te spelen. Dat komt omdat deze fase niet zozeer met het waarnemen van informatie te maken heeft, maar met het doel om te zoeken naar gezondheidsinformatie in het algemeen. Het doel om bepaalde informatie te vinden wordt wel of niet behaald (Mendes et

(14)

al., 2017). Betrouwbaarheid speelt echter wel een rol bij het stoppen met zoeken; het proces van informatie vergelijken en filteren herhaalt zich totdat dezelfde informatie meerdere keren terugkomt en daarmee als betrouwbaar wordt gezien (Matthes & Kohring, 2008). Andere redenen om te stoppen met zoeken zijn verwarring door de overweldigende hoeveelheid aan informatie die online te vinden is en vermoeidheid van de zoeker (Fiksdal et al., 2014).

Fase VI; vertaling naar praktijk.

In deze laatste fase van het zoekproces, de vertaling naar de praktijk, speelt het CMIS wellicht een rol in de vorm van betrouwbaarheid- en intenties van de bron. Waar internet de meest gebruikte bron is voor het zoeken naar gezondheidsinformatie, wordt de zorgverlener nog steeds gezien als de meest betrouwbare bron (Bates et al, 2006; McMullan, 2006). Het kan voorkomen dat er geen voldoening wordt gehaald uit het online zoeken naar

gezondheidsinformatie of dat naar aanleiding van het zoeken zelfs angst is ontstaan

(Zegelgezond Nederland monitor, 2012). Betrouwbaarheid speelt daarom wellicht een rol bij het meenemen van gevonden online informatie in het gesprek met een arts. Er bestaat

inmiddels enige bezorgdheid over de manier waarop artsen kunnen reageren op patiënten die via het internet verkregen gezondheidsinformatie naar de onderzoekskamer meenemen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat sommige artsen het meenemen van online

gezondheidsinformatie als negatief ervaren (Lee & Lin, 2016). Uit recenter onderzoek blijkt dat de informatie die mensen uiteindelijk meenemen naar hun bezoek aan de (huis)arts vaak een effect heeft op de relatie tussen de patiënt en de (huis)arts. Terwijl accurate informatie een positief effect kan hebben, is onjuiste informatie vaak schadelijk voor deze relatie (Fiksdal et al., 2014).

(15)

Dit onderzoek zal de kennis over de verschillende fases uit het zoekproces in combinatie met concepten uit het CMIS uitbreiden aan de hand van de volgende en laatste deelvraag: Hoe geven respondenten invulling aan het online zoekproces naar gezondheidsinformatie, met betrekking tot de besproken concepten uit het CMIS?

Methode

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van semigestructureerde diepte-interviews. Er is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode om achterliggende motivaties en de besproken constructen uit het CMIS in het zoekproces naar gezondheidsinformatie bloot te leggen. Diepte-interviews zijn hiervoor, door hun gespreks- en doorvraag mogelijkheden, een geschikte methode (Turner, 2010). Om bewoordingen van motivaties kracht bij te kunnen zetten, werd de respondent gevraagd het online zoekproces te laten zien op een computer of mobiel toestel. Het kracht bijzetten van woorden door voorbeelden te laten zien helpt om een goed beeld van de realiteit te krijgen (Brinkmann, 2014). De respondent deed dit aan de hand van vragen die werden gesteld door de onderzoeker. Ook kon de onderzoeker vervolgens vragen stellen aan de hand van wat de respondent liet zien. Daarnaast is er in deze studie gekozen voor interviews in plaats van focusgroepen, omdat het onderzoek zich verdiept in een individueel (zoek)proces.

Respondenten

Voor deze studie zijn 18 mensen benaderd en in totaal 15 interviews afgenomen met een gemiddelde interviewtijd van 43 minuten. Het benaderen van respondenten is op diverse manieren gedaan. Ten eerste zijn er respondenten benaderd uit het sociale netwerk van de onderzoeker. Dit is gedaan door aan vrienden en familieleden te vragen of zij moeders met kinderen in de leeftijd van nul tot vijf jaar in hun kennissenkring hebben. Vervolgens werden

(16)

deze respondenten persoonlijk benaderd met meer informatie over het onderzoek en de vraag of zij deel zouden willen nemen aan het onderzoek. Wanneer de persoon instemde met deelname, werd een afspraak gemaakt voor de datum, tijd en locatie van het onderzoek. Ten tweede zijn mogelijke respondenten benaderd op zaterdagochtend tijdens de peuterlessen in een dansschool in Amsterdam West. De respondenten zijn daar persoonlijk aangesproken met een korte uitleg over het onderzoek en de vraag of zij hun emailadres of telefoonnummer aan de onderzoeker willen geven om wat meer informatie te ontvangen over deelname aan het onderzoek. Deze respondenten zijn vervolgens benaderd via email met een uitgebreide uitleg over het onderzoek en de vraag of zij deel zouden willen nemen aan het onderzoek. Wanneer de persoon instemde met deelname, werd een afspraak gemaakt voor de datum, tijd en locatie van het onderzoek.

Bij het selecteren van respondenten is er gelet op verdeeldheid in leeftijd en beroepsgroep, om een zo realistisch mogelijke vertegenwoordiging van de doelgroep na te streven.

Tegelijkertijd is er een selectie gemaakt op basis van relevantie voor het onderzoek (Silverman, 2013). De respondenten moesten aan twee voorwaarden voldoen: (1) de

respondenten moesten vrouw zijn en (2) een kind tussen de nul en vijf jaar oud hebben. Het kind diende tussen de nul en vijf jaar te zijn, aangezien moeders met kinderen in deze leeftijd gemiddeld vaker een huisarts bezoeken dan moeders met kinderen die ouder zijn (CBS, 2016). In Tabel 1 worden relevante gegevens van de respondenten die hebben meegewerkt aan het onderzoek weergegeven. In Bijlage 1 is een tabel met alle verzamelde gegevens van de respondenten te vinden.

(17)

Voorafgaande aan het onderzoek gaf de onderzoeker uitleg over de procedure van het onderzoek en is er aangegeven dat de respondent te allen tijde zonder enige verantwoording mocht stoppen met het interview. Alle respondenten stemden in met het onderzoek, inclusief audio-opname van het interview, middels het tekenen van een toestemmingsverklaring. Het onderzoek vond plaats bij de respondenten thuis of op een andere rustige plek, zodat het gesprek goed kon worden opgenomen met een audiorecorder. Alle interviews zijn individueel afgenomen door dezelfde onderzoeker en werden geleid aan de hand van een interviewguide. Het onderzoek begon met de vraag na te denken over de laatste keer dat de respondent op zoek ging naar gezondheidsinformatie voor haar kind. Aan de hand van deze instructie is de respondent tijdens het onderzoek online gaan zoeken naar gezondheidsinformatie, zodat de respondent haar antwoorden op de vragen kracht kon bijzetten door voorbeelden te laten zien. Naast de gestructureerde interviewvragen, mocht de respondent altijd onderwerpen relevant voor het zoekproces of CMIS toevoegen. Hierbij kan gedacht worden aan bepaalde

aanvullende motivaties of persoonlijke criteria waarop wordt gelet tijdens het zoekproces.

Metingen

De interviewguide is gebaseerd op de fases uit het zoekproces en de concepten uit het CMIS, omdat deze belangrijk zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. De structuur van de interviews berust op de fases uit het zoekproces. Per fase werden eerst een paar vragen gesteld over het zoekproces, waarna er per concept twee tot drie vragen werden gesteld. Daarnaast is ruimte gecreëerd voor eventuele eigen toevoegingen, zowel wat betreft de fases uit het zoekproces als concepten. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van besproken concepten per fase, met een aantal voorbeeldvragen uit de interviewguide. De volledige interviewguide is te vinden in Bijlage 2.

(18)

De interviewguide draagt zowel aan de betrouwbaarheid als validiteit van het onderzoek bij. De betrouwbaarheid wordt verhoogd, aangezien een interviewguide de onderzoeker helpt om dezelfde onderwerpen te bespreken met verschillende respondenten (Turner, 2010). De validiteit is daarnaast gewaarborgd door de abstracte concepten uit het theoretisch kader te vertalen naar begrijpelijke vragen in de interviewguide. Doordat de interviewguide echter enkel een hulpmiddel is voor de onderzoeker, belemmert het de respondent niet in wat zij wil vertellen. De onderzoeker laat de respondent zo vrij mogelijk in haar beantwoording en let tegelijkertijd op of het interview binnen de kaders van het onderzoek blijft voor het

beantwoorden van de onderzoeksvragen (Kvale, 2008). Daarmee wordt de validiteit van het onderzoek gewaarborgd.

Analyse

Na afloop van de dataverzameling zijn de interviews door de onderzoeker met behulp van het online programma Otranscribe getranscribeerd en in het programma Atlas.ti gecodeerd. Aan de hand van open coderen zijn de transcripten in segmenten opgedeeld en voorzien van codes. Dit gebeurde in eerste instantie op basis van de theorie, maar daarnaast was er ruimte om nieuwe concepten aan het licht te brengen. De analyse is gedaan op basis van de fases uit de Grounded Theory (Glaser & Strauss, 1967). In de eerste fase zijn de transcripten opgedeeld in segmenten waarvan de inhoud samenhang vertoonde en zijn aan elk segment codes

toegevoegd. In grote lijnen zijn de segmenten bepaald aan de hand van fases uit het zoekproces, de codes op basis van het CMIS. Deze codes bestaan zowel uit thematische codes, variatie codes en in vivo codes. Thematische codes beschrijven het thema dat in het segment wordt besproken, variatie codes beschrijven wat er wordt gezegd over dit onderwerp en in vivo codes zijn letterlijke quotes van de respondent (Glaser & Strauss, 1967). Ten

(19)

gezet. Op deze manier konden codes worden vergeleken met elkaar en werden

overeenkomsten en verschillen genoteerd. In de laatste fase, het selectief coderen, is gezocht naar uitzonderingen op gevonden codes (Charmaz, 2006). Ook dit werd gedaan aan de hand van het vergelijken van overeenkomstige segmenten.

Betrouwbaarheid van de analyse is gewaarborgd door drie interviews te laten coderen door een andere expert op het gebied van kwalitatief onderzoek en de codes te vergelijken. Op basis van de intercodeerbaarheid kon geconcludeerd worden dat de resultaten van deze interviews op dezelfde wijze werden geïnterpreteerd. Daarnaast is een aantal respondenten gevraagd om via een email te reageren op de geïnterpreteerde resultaten, de zogeheten

member check (van der Goot et al., 2012). Vijf van de zes respondenten kon zich hier volledig in vinden, waarmee de validiteit van de analyse ook als voldoende kan worden beschouwd.

Resultaten

De resultaten zullen worden besproken aan de hand van de verschillende fases in het

zoekproces. Binnen deze fases wordt aan de hand van de data van de respondenten besproken welke concepten uit het CMIS een rol spelen bij het zoekproces.

Fase I; Start zoekproces en zoektermen

De meeste respondenten startten hun zoekproces op hun smartphone (80%), sommigen (ook) op hun laptop of tablet. Elke respondent begon het zoekproces vervolgens op Google.

Redenen voor het gebruik van Google bij het zoeken zijn vooral praktisch. Het zoeken via Google wordt verwoord als makkelijk en een gewoonte. Daarnaast geven moeders aan Google fijn in gebruik te vinden en het idee te hebben veel relevante informatie te zien te

(20)

krijgen via deze zoekmachine. Een aantal respondenten beschikten over gezondheidsapps, maar gaven aan daar eigenlijk weinig tot nooit gebruik van te maken.

De keuze voor zoektermen werd voornamelijk gebaseerd op persoonlijke relevantie (i.e., waargenomen nut). Zo werd voornamelijk in oplossingen gezocht, naar diagnoses en ervaringen van anderen. Daarnaast bestonden zoektermen voornamelijk uit symptomen en eigen veronderstellingen wat betreft diagnoses. Bij het zoeken werd door een aantal

respondenten ook gebruik gemaakt van zoektermen die naar aanleiding van de eigen zoekterm door Google werden gegeven. In bijna alle gevallen werd de leeftijd van het kind toegevoegd aan de zoekterm. Respondent 2 (40 jaar; dochter, 4 jaar) licht dit toe: ‘[Mijn dochter] heeft bijvoorbeeld ook heel veel last van groeipijnen, nou en dan ga ik wel echt op d'r leeftijd zoeken, want ja voor een kind van 4 is het anders dan een kind van 15 of een volwassene.’

Naast het zoeken van tekstuele informatie op Google, wordt er door moeders ook gezocht op afbeeldingen. Dit wordt gedaan in gevallen waarbij een kind een aandoening heeft die aan het uiterlijk te zien is. Daarnaast geven verschillende moeders af en toe op Google Scholar of PubMed te zoeken.

Fase II; Zoekresultaten beoordelen en bron selecteren

Ten eerste beoordelen de meeste moeders de zoekresultaten aan de hand van persoonlijke relevantie. Er wordt beoordeeld of de tekst in de titel en samenvatting overeenkomt met de ingevoerde zoekterm. Op basis hiervan wordt een selectie aan relevante bronnen gemaakt. Enkele respondenten selecteerden op basis van de getoonde informatie al een bron, zonder naar de naam van de bron te kijken. Vervolgens is het beoordelen van de betrouwbaarheid

(21)

van bekendheid met de bron, bijvoorbeeld door eigen ervaring, advies van bekenden of de huisarts. Anderzijds gaat het beoordelen van de betrouwbaarheid op gevoel. Hierbij speelt onder andere de naam van de bron een rol. Respondent 2 (40 jaar; dochter, 4 jaar) zegt hierover:

Nou, gezondheidsnet stond eronder, dus ja, dat klinkt alweer betrouwbaar. (…) dat is een gevoel.’ En respondent 10 (37 jaar; zoon, 2 jaar): ‘En een site die een rare naam heeft, een naam waarvan ik denk het is gewoon ergens Pietje in Groningen en heeft in zijn vrije tijd een site gebouwd. Die klik ik niet aan.

Namen waarin een organisatie, ziekenhuis of het woord gezondheid voorkomt worden vaak als betrouwbaar gezien, terwijl namen met de woorden ouder(s) vaak als onbetrouwbaar worden gezien. Zo vertelt respondent 13 (39 jaar; dochter, 1 jaar): ‘Eh, nou zelfzorg zou ik dus wel aanklikken, thuisarts ook. Oudersenzo zou ik niet meteen aanklikken (…). Ja ouders enzo (…) eigenlijk wijst dat al meteen uit dat dat geen artsen zijn.’ In de beoordeling van de bron spelen intenties van de bron ook een rol. Advertenties die naar voren komen in de

zoekresultaten worden meestal niet aangeklikt. Als reden hiervoor geven moeders dat deze bronnen commerciële belangen hebben en daarom niet betrouwbaar zijn. Een aantal respondenten klikt websites aan van een merk om informatie in te winnen. Dit wordt wel gedaan met een kritische blik:

Omdat [prioderm] shampoos aanbieden die ehm die luizen bestrijden, dus dan zou ik kijken wat hun advies ook is. (…) Maargoed, het is wel een beetje dat ik daarbij denk, dit is een commerciële instelling (…), dus daar zou ik zeker wel kritisch mee zijn. Respondent 7 (39 jaar; zoon, 2 jaar)

(22)

Tijdens het raadplegen van de bron spelen het waargenomen nut en alle informatiekenmerken een rol. Het waargenomen nut speelt tijdens deze fase een belangrijke rol. Zodra moeders een website openden begonnen zij namelijk direct met het lezen en beoordelen van de informatie op persoonlijke relevantie. De tekst wordt gescand op zoek naar overeenkomsten met de ingevoerde zoektermen. Het bieden van kopjes en een overzichtelijke indeling van informatie vinden moeders daarbij nuttig. Respondent 2 (40 jaar; dochter, 4 jaar): ‘Ja dus ik ben een beetje aan het scrollen en lezen, maar kijk eerst even of het relevant is voor wat ik zoek, die kopjes zijn wel handig dan hiervoor (…)’

De betrouwbaarheid van de bron krijgt tijdens deze fase van het zoekproces een andere betekenis dan tijdens het selecteren van de bron (fase II). Tijdens het raadplegen van de bron zou eerder gesproken kunnen worden over de betrouwbaarheid van de informatie. Sommige respondenten konden zich de bron niet meer herinneren, maar richtten zich volledig op de inhoud van de bron. Spelfouten, slecht taalgebruik en een amateuristisch uiterlijk van de website maken, volgens de moeders, een bron onbetrouwbaar. Een overzichtelijke indeling van de website, een logo van een organisatie of ziekenhuis, medische termen in een

begrijpelijke tekst en een formeel uiterlijk maken een website betrouwbaar. Respondent 11 (37 jaar; zoon en dochter, 1 en 2 jaar): ‘Gewoon een suffe naam of suffe layout ofzo dan vind ik het onbetrouwbaar. Of bijvoorbeeld een layout dan denk ik dat ziet er wel heel

professioneel uit dus dan vertrouw je dat meer, maar dat is onzin natuurlijk.’

Ten tweede komen intenties van de bron aan bod. Reclame op een website wordt vaak als vervelend ervaren, maar daar blijft het ook bij. Zodra de reclame zich mengt met de informatie, in de vorm van gesponsorde informatie, worden de intenties van de bron als

(23)

negatief ervaren. Dit heeft ook invloed op hoe de betrouwbaarheid van de bron beoordeeld wordt:

Ja ik vind het gewoon als je betrouwbare informatie wilt geven, ik vind het niet betrouwbaar als je een reclame in de tekst stopt. Dan weet je oh het wordt dus

gesponsord door dat merk ehh in hoeverre weet ik of die crème dan wel of niet werkt. Respondent 6 (27 jaar; zoon, 10 maanden)

Ten derde komen de schrijfstijl en begrijpelijkheid van de tekst aan bod. Aangezien moeders tijdens het raadplegen van de website erg gefocust zijn op de verschafte informatie, spelen deze een belangrijke rol. Schrijfstijl en begrijpelijkheid van de tekst hebben in deze fase een duidelijke connectie met de betrouwbaarheid van de bron. Naast de eerder besproken

spelfouten en medische termen, geven moeders aan het prettig te vinden als een tekst kort en duidelijk is.

Afknapper is wel als er taalfouten in zitten, grammatica. Dan vertrouw ik dat meteen al niet meer. (…) [medische termen] is voor mij niet snel een afknapper. Het kan misschien voor iemand wel het geval zijn. (…) Als [mijn zoon] iets heeft dan wil je gewoon snel weten: wat is het en hoe lang duurt het en wat kan ik eraan doen. Dus dan wil je gewoon een kort duidelijk verhaal, maar ja ook weer niet te kort want je wil wel genoeg informatie ervoor. Het moet een beetje in evenwicht daartussen denk ik. Respondent 9 (33 jaar; zoon, 6 maanden)

Fase IV; Herhaling van het zoekproces

Bij de herhaling van het zoekproces komen drie thema’s naar boven: het wegklikken van de bron, bronnen vergelijken en het aanpassen van de zoekterm. Na het wegklikken van een bron volgt altijd nog een andere stap in het zoekproces, het daadwerkelijk stoppen met zoeken

(24)

wordt besproken in de volgende fase. Bij de herhaling van het zoekproces komen het

waargenomen nut en alle informatiekenmerken naar voren. Het waargenomen nut speelt een grote rol bij de beslissing om een website weg te klikken en de zoekterm(en) aan te passen. Zodra een moeder een aantal websites bekeken heeft en niet de informatie vindt waar zij naar op zoek was, is de kans groot dat ze haar zoekterm aanpast. Respondent 14 (39 jaar; dochter, 3 jaar):

Ja nee ik zou het scannen en zou het wegklikken want ik weet helemaal niet of de pijn in haar heup komt door het afglijden van de heupkop. Denk dat is misschien alweer een beetje te veel. Misschien moet ik (…) andere zoektermen gebruiken.

Elke respondent geeft daarnaast aan meerdere bronnen te raadplegen tijdens een zoekproces. Dit wordt gedaan om de betrouwbaarheid van de waargenomen informatie te bevestigen en heeft daarmee te maken met de betrouwbaarheid van de bron. Zodra dezelfde informatie op meerdere websites verschaft wordt, wordt dit beoordeeld als betrouwbare informatie.

Respondent 9 (33 jaar; zoon, 6 maanden) vertelt: ‘Over het algemeen is mijn strategie meer: lees verschillende sites waarvan ik het gevoel heb dat ze betrouwbaar zijn of waar ik al eerder een goede ervaring mee heb gehad en kijk of die allemaal hetzelfde zeggen (…)’

Wanneer respondenten het gevoel hebben of zien dat een tekst gesponsord is, wordt dit als negatieve intenties van de bron ervaren. Dit is voor moeders een reden om de website weg te klikken. Ook schrijfstijl en begrijpelijkheid van de tekst spelen een rol bij het wel of niet wegklikken van een website. Zodra er spelfouten in de tekst staan wordt de informatie als onbetrouwbaar beoordeeld en is dit een reden om de website direct weg te klikken om

(25)

als onbetrouwbaar, maar wel als onhandig en is vaak ook een reden om een website weg te klikken.

Ehh, ja dat speelt ook wel een grote rol als je denkt wat zeggen ze nou allemaal daar snap ik niks van, dan ga je weer weg, dan ga je weer naar een andere site. Het is handig als ze meedenken en als ze denken van we zetten het er gewoon duidelijk op, zodat iedereen het kan lezen en iedereen het begrijpt in plaats van ehh ja.

Respondent 1 (31 jaar; dochter, twee jaar)

In deze fase van het zoekproces werd door de respondenten ook een nieuw concept

geïntroduceerd; de interface van de website. Dit concept komt niet voor in het CMIS, maar blijkt wel belangrijk te zijn bij de herhaling van het zoekproces. Onoverzichtelijkheid, te veel tekst, te veel in het oog springende (bewegende) reclames of een amateuristisch uiterlijk zijn redenen om een website weg te klikken. Twee moeders lichten dit toe.

Ja, ik vind het wel prettiger als [reclame] er niet is, gewoon voor de rust op de site. En als het er is vind ik het niet zo erg als het maar niet enorm knippert, dat vind ik heel afleidend. Zit je een verhaal te lezen terwijl er een bewegende reclame naast zit. Respondent 9 (33 jaar; zoon, 6 maanden). Daarnaast vertelt respondent 13 (39 jaar; dochter, 1 jaar): (…) gewoon echt slecht gedesignd, slechte afbeeldingen, heel lelijk font. Toen dacht ik nee, dit is, dat wil ik niet. Weet je dan krijg je inderdaad echt een beetje het Viva forum gevoel, weetje het was nog net geen Comic Sans, maar het was wel ehh, het zag er gewoon niet goed uit.

Fase V en VI; Zoekproces stoppen en vertaling naar de praktijk

In het theoretisch kader werden deze fases afzonderlijk van elkaar besproken. In de praktijk blijken het stoppen van het zoekproces en de vertaling naar de praktijk met elkaar verweven

(26)

te zijn, daarom worden deze gezamenlijk besproken. Voor het stoppen van het zoekproces worden meerdere redenen gegeven. Het zien van dezelfde informatie op meerdere websites of bevestiging van een eigen veronderstelling of gevoel worden gezien als positieve redenen om het zoekproces te beëindigen. Wat echter vaker voorkomt is dat moeders blijven twijfelen en geen voldaan gevoel hebben na het zoeken. Betrouwbaarheid van de bron speelt hier een belangrijke rol bij, maar heeft meer betrekking op het internet in zijn geheel.

Bij de vertaling van het zoekproces naar de praktijk komen twee thema’s naar boven: gevoelens na het zoeken en het raadplegen van andere offline bronnen. In enkele gevallen komt het voor dat moeders voldoening halen uit het zoeken, maar dit geldt enkel voor het zoeken naar simpele informatie, zoals praktische tips en oplossingen. Wanneer moeders op zoek zijn naar complexere informatie (zoals symptomen en diagnoses), dan ontstaan na het zoeken vaak gevoelens van verwarring, ongerustheid en onvoldaanheid.

Ik voel me zelden tevreden. (…) Het is niet zo bevredigend dat ik denk van yes ik heb het opgezocht en weet het. Het blijft toch altijd wel onzeker of je er echt iets mee kan. Of je het echt serieus moet nemen. Respondent 10 (37 jaar; dochter, 2 jaar)

In veel van de gevallen wordt daarom na het zoeken op internet nog een of meerdere andere offline bronnen geraadpleegd. Vaak is dit de huisarts, maar ook familie en vrienden worden genoemd.

Als ik wel tevreden ben omdat dat meer gewoon informatie was die ik wilde om gewoon informatie op te doen of meer achterliggende gedachtes bij te hebben dan sla ik dat gewoon op in mijn hoofd, dan doe ik er wat mee of doe ik niet er wat mee. En als ik juist meer ongerust ben geworden en het ligt er een beetje aan hoe ongerust en

(27)

hoe belangrijk ik denk dat het is dan bel ik toch wel de dokter. Respondent 5 (28 jaar; zoon, 4 maanden)

Conclusie en discussie

Met dit onderzoek is getracht meer inzicht te verkrijgen in het online zoekproces naar gezondheidsinformatie van moeders voor hun kind. Dit is gedaan met behulp van het comprehensive model of information seeking (CMIS; Johnson & Meischke, 1993). Aan de hand van kwalitatief onderzoek zijn in vijftien diepte-interviews de fases uit het zoekproces en concepten uit het CMIS besproken. Uit dit onderzoek blijken zowel de

informatiekenmerken als het waargenomen nut een rol te spelen in de fases van het zoekproces. De zes fases uit het zoekproces kwamen allemaal naar voren in de resultaten. Daarnaast zijn er ook een extra fase en nieuwe concepten uit de resultaten naar voren gekomen. Een toevoeging aan het zoekproces van moeders is het zoeken op afbeeldingen. Respondenten zoeken via Google vaak op afbeeldingen bij visuele aandoeningen of

symptomen. Dit zou als een extra fase in het zoekproces beschouwd kunnen worden, omdat het hierbij gaat om een handeling.

Naast deze nieuwe fase, kunnen er ook een aantal nieuwe concepten met betrekking tot het selecteren- en beoordelen van de bron uit de resultaten opgemaakt worden. Ten eerste het concept intuïtie. Uit de resultaten blijkt namelijk dat in zowel fase twee als drie, het selecteren en raadplegen van de bron, intuïtieve gevoelens een groot aandeel hebben in hoe moeders te werk gaan. Ten tweede het uiterlijk van de bron. Moeders blijken visueel ingesteld te zijn tijdens fase drie; het raadplegen van de bron. Er wordt niet alleen beoordeeld op

betrouwbaarheid- en intenties van de bron, schrijfstijl en begrijpelijkheid van de tekst, ook visuele aspecten spelen mee. De interface van de website speelt een belangrijke rol bij de

(28)

herhalen of niet. Uit eerder onderzoek bleek al dat de interface van websites invloed had op de beoordeling van betrouwbaarheid, dit wordt nu specifiek bevestigd voor moeders die zoeken naar gezondheidsinformatie voor hun kind (Sousa & Almeida, 2016). Ten derde viel het tijdens het onderzoek op dat het concept betrouwbaarheid van de bron complexer is dan in het CMIS wordt beschreven (Johnson & Meischke, 1993). Tijdens fase twee, het selecteren van de bron, speelde voor moeders namelijk vooral de betrouwbaarheid van de identiteit van de bron een rol. Tijdens fase drie, het raadplegen van de bron, lag de focus van beoordeling voor moeders vooral op de betrouwbaarheid van de informatie van de bron. Het concept betrouwbaarheid van de bron bestaat dus eigenlijk uit twee onderdelen: de betrouwbaarheid van de identiteit van de bron en de betrouwbaarheid van de informatie van de bron. Door in vervolgonderzoek deze nieuwe concepten te gebruiken kunnen respondenten beter aangeven waar zij hun beoordeling op baseren en krijgen onderzoekers de kans om zo de validiteit van hun onderzoek te vergroten. De moeders uit dit onderzoek richtten zich wat betreft het waargenomen nut ook vooral op de informatie die de bron verschafte. In voorgaande literatuur wordt gesproken over het waargenomen nut in verband met de bron, maar

onderscheid tussen de identiteit van de bron en de informatie van de bron werd daarbij niet gemaakt (DeLorme et al., 2011; Grasso & Bell, 2015).

Ten eerste is het op basis van deze bevindingen een toegevoegde waarde voor het CMIS om meer aandacht te besteden aan intuïtie, uiterlijk van de bron, identiteit van de bron en informatie van de bron. Kwantitatief vervolgonderzoek kan door deze concepten te testen uitwijzen of deze daadwerkelijk een rol spelen in het zoekproces. Als dit het geval is kan het CMIS uitgebreid worden en kan zoekgedrag daarmee beter voorspelt worden. Ten tweede is het waardevol om andere doelgroepen te onderzoeken, aangezien de doelgroep van dit

(29)

onderzochte doelgroep, waardoor een kloof tussen de bestudeerde literatuur en de resultaten van dit onderzoek is ontstaan. Deze kloof kan kleiner gemaakt worden door de resultaten van dit onderzoek weer toe te passen op andere doelgroepen.

Als er wordt gekeken naar de praktijk is het internet de bron waar moeders het snelste en eerste naar grijpen, maar vervolgens niet op vertrouwen. In de meeste gevallen wordt toch de huisarts gebeld. Dit laat zien dat er meer behoefte is aan manieren om informatie op het internet zo te kunnen beoordelen dat moeders het gevoel hebben erop te kunnen vertrouwen. Op basis van de kennis die uit dit onderzoek is voortgekomen kan een strategie ontworpen worden om moeders te begeleiden bij het beoordelen van de vele gezondheidsinformatie en juiste keuzes te maken als het gaat om het filteren van gezondheidsinformatie voor hun kind (Eysenbach & Kohler, 2002; Fiksdal et al., 2014; Perez et al., 2015). Aangezien moeders de huisarts nog steeds als meest betrouwbare bron zien, zou het zeer effectief zijn om via huisartsenpraktijken een voorlichtingscampagne op te zetten wat betreft het online zoeken naar gezondheidsinformatie voor je kind.

(30)

Literatuurlijst

Alsem, M. W., Ausems, F., Verhoef, M., Jongmans, M. J., Meily-Visser, J. M. A., &

Ketelaar, M. (2017). Information seeking by parents of children with physical disabilities: an exploratory qualitative study. Research in Developmental Disabilities, 60, 125-134.

Brinkmann, S. (2014). Interview. In Encyclopedia of Critical Psychology, 1, 1008-1010.

Bates, B. R., Romina, S., Ahmed, R., & Hopson, D. (2006). The effect of source credibility on consumers' perceptions of the quality of health information on the Internet. Medical

Informatics and the Internet in Medicine, 31(1), 45-52.

Blumler, J. G., & Katz, E. (1974). The uses of mass communications: current perspectives on gratifications research. Sage Annual Reviews of Communication Research Volume III.

Benotsch, E. G., Kalichman, S., & Weinhardt, L. S. (2004). Hiv-Aids patients' evaluation of health information on the internet: the digital divide and vulnerability to fraudulent

claims. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 72(6), 1004.

Bromme, R., & Thomm, E. (2016). Knowing who knows: laypersons' capabilities to judge experts' pertinence for science topics. Cognitive Science, 40(1), 241-252.

Charmaz, K. (2006). Constructing grounded theory: a practical guide through qualitative

(31)

Cline, R. J., & Haynes, K. M. (2001). Consumer health information seeking on the internet: the state of the art. Health Education Research, 16(6), 671-692.

DeLorme, D. E., Huh, J., & Reid, L. N. (2011). Source selection in prescription drug information seeking and influencing factors: applying the comprehensive model of

information seeking in an American context. Journal of Health Communication, 16(7), 766-787.

de Sousa, A. P., & Almeida, A. M. (2016). Habits and behaviors of e-health users: a study on the influence of the interface in the perception of trust and credibility. Procedia Computer

Science, 100, 602-610.

Door de huisarts geregistreerde contacten; leeftijd en geslacht (2016, Juni 3). Verkregen van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=80191NED&LA=NL.

Dutta-Bergman, M. J. (2006). Media use theory and internet use for health care. The Internet

and Health Care: Theory, Research, and Practice, 83-103.

Eysenbach, G., & Köhler, C. (2002). How do consumers search for and appraise health information on the world wide web? Qualitative study using focus groups, usability tests, and in-depth interviews. BMJ, 324(7337), 573-577.

Ferraz, M., Almeida, A. M., Matias, A., & Farine, D. (2016). The influence of the web on health related decision-making processes: a survey with Portuguese women during

(32)

Flaherty, M. G. (2016). From google to medlineplus: the wide range of authoritative health information provision in public libraries. Library & Information Science Research, 38(2), 101-107.

Fiksdal, A. S., Kumbamu, A., Jadhav, A. S., Cocos, C., Nelsen, L. A., Pathak, J., & McCormick, J. B. (2014). Evaluating the process of online health information searching: a qualitative approach to exploring consumer perspectives. Journal of Medical Internet

Research, 16(10).

Grasso, K. L., & Bell, R. A. (2015). Understanding health information seeking: a test of the risk perception attitude framework. Journal of Health Communication, 20(12), 1406-1414.

Grace, G. W. (2016). The linguistic construction of reality. Routledge.

Glaser, B., & Strauss, A. (1967). Grounded theory: the discovery of grounded theory. Sociology the Journal of the British Sociological Association, 12, 27-49.

Hartoonian, N., Ormseth, S. R., Hanson, E. R., Bantum, E. O., & Owen, J. E. (2014). Information-seeking in cancer survivors: application of the comprehensive model of information seeking to HINTS 2007 data. Journal of Health Communication, 19(11), 1308-1325.

Hesse, B. W., Nelson, D. E., Kreps, G. L., Croyle, R. T., Arora, N. K., Rimer, B. K., & Viswanath, K. (2005). Trust and sources of health information: the impact of the Internet and

(33)

its implications for health care providers: findings from the first Health Information National Trends Survey. Archives of Internal Medicine, 165(22), 2618-2624.

Internet; toegang, gebruik en faciliteiten. (2017, November 10). Verkregen van

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=83429ned&D1=0-69&D2=0,3-6&D3=0&D4=a&VW=T.

Internet versterkt de positie van de patiënt. (2000, 20 Maart). Verkregen van https://www.raadrvs.nl/actueel/item/Internet-versterkt-de-positie-van-de-patient.

Johnson, J. D., & Meischke, H. (1993). A comprehensive model of cancer‐related information

seeking applied to magazines. Human Communication Research, 19(3), 343-367.

Johnson, J. D. (1983). A test of a model of magazine exposure and appraisal in India. Communications Monographs, 50(2), 148-157.

Johnson, J. D., & Case, D. O. (2012). Health information seeking. New York, NY: Peter Lang.

Kvale, S. (2008). Doing interviews. London, England: Sage.

Kahlor, L. (2010). PRISM: A planned risk information seeking model. Health

(34)

Lambert, S. D., & Loiselle, C. G. (2007). Health information - seeking behavior. Qualitative

Health Research, 17(8), 1006-1019.

Lee, S. T., & Lin, J. (2016). A self-determination perspective on online health information seeking: the internet vs. face-to-face office visits with physicians. Journal of Health

Communication, 21(6), 714-722.

Li, N., Orrange, S., Kravitz, R. L., & Bell, R. A. (2014). Reasons for and predictors of patients’ online health information seeking following a medical appointment. Family

Practice, 31(5), 550-556.

Matthes, J., & Kohring, M. (2008). The content analysis of media frames: toward improving reliability and validity. Journal of Communication, 58(2), 258-279.

Mendes, Á., Abreu, L., Vilar-Correia, M. R., & Borlido-Santos, J. (2017). “That should be left to doctors, that’s what they are there for!” - exploring the reflexivity and trust of young

adults when seeking health information. Health Communication, 32(9), 1076-1081.

Morahan-Martin, J. M. (2004). How internet users find, evaluate, and use online health information: a cross-cultural review. CyberPsychology & Behavior, 7(5), 497-510.

McMullan, M. (2006). Patients using the internet to obtain health information: How this affects the patient – health professional relationship. Patient Education and Counseling, 63(1), 24-28.

(35)

Pew Research Center. (2016). Health fact sheet. Vekregen van http:// www.pewinternet.org/fact-sheets/health-fact-sheet/.

Perez, S. L., Paterniti, D. A., Wilson, M., Bell, R. A., Chan, M. S., Villareal, C. C., ... & Kravitz, R. L. (2015). Characterizing the processes for navigating Internet health information using real-time observations: a mixed-methods approach. Journal of Medical Internet

Research, 17(7).

Rains, S. A. (2007). Perceptions of traditional information sources and use of the world wide web to seek health information: findings from the health information national trends

survey. Journal of Health Communication, 12(7), 667-680.

Rosenstock, I. M., Strecher, V. J., & Becker, M. H. (1988). Social learning theory and the health belief model. Health Education Quarterly, 15(2), 175-183.

Ruppel, E. K. (2016). Scanning health information sources: applying and extending the comprehensive model of information seeking. Journal of Health Communication, 21(2), 208-216.

Suijlekom-Smit, L. W. A., Bruijnzeels, M. A., van der Wouden, J. C., Velden, J., Visser, H. K. A., & Dokter, H. J. (1995). Voor welke gezondheidsproblemen bij kinderen wordt de huisarts geconsulteerd en hoe vaak?

Silverman, D. (2013). Doing qualitative research: a practical handbook. SAGE Publications Limited.

(36)

Thon, F. M., & Jucks, R. (2017). Believing in expertise: how authors’ credentials and

language use influence the credibility of online health information. Health

Communication, 32(7), 828-836.

Turner III, D. W. (2010). Qualitative interview design: a practical guide for novice investigators. The Qualitative Report, 15(3), 754.

Van de Belt, T. H., Engelen, L. J., Berben, S. A., Teerenstra, S., Samsom, M., & Schoonhoven, L. (2013). Internet and social media for health-related information and communication in health care: preferences of the Dutch general population. Journal of

Medical Internet Research, 15(10).

Van Der Goot, M., Beentjes, J. W., & Van Selm, M. (2012). Meanings of television in older adults' lives: an analysis of change and continuity in television viewing. Ageing &

Society, 32(1), 147-168.

Van Stee, S. K., & Yang, Q. (2017). Online cancer information seeking: applying and extending the comprehensive model of information seeking. Health Communication, 1-10.

Walther, J. B., Wang, Z., & Loh, T. (2004). The effect of top-level domains and

advertisements on health web site credibility. Journal of Medical Internet Research, 6(3). Pagina nummers?

(37)

according to their classification and the type of intervention described. Frontiers in Public

Health, 204(3).

Zegelgezond Nederland monitor 2012. (2012). Verkregen van

(38)

Tabel 1

Kenmerken van de respondenten (N = 15)

Variabele n % Leeftijd moeder 25 - 30 3 20.0 31 - 35 4 26.7 36 - 40 7 46.6 41 - 45 1 6.7 Leeftijd kinderen 0 3 18.7 1 3 18.7 2 7 43.7 3 1 6.3 4 2 12.6 Aantal kinderen 1 9 60.0 2 5 33.3 3 1 6.7

Zoekproces uitgevoerd via…

Telefoon 12 80.0

(39)

Tabel 2

Overzicht van besproken thema’s tijdens interviews

Noot: De tabel laat per fase de besproken concepten uit het CMIS en een aantal voorbeeldvragen zien. De gehele interviewguide is te vinden in Bijlage 2.

Fase Concepten Vraag

I - Waargenomen nut - Waarom gebruikt u deze zoektermen? II - Informatiekenmerken;

betrouwbaarheid bron - Waargenomen nut

- In hoeverre speelt de betrouwbaarheid van de bron een rol bij uw keuze?

- Waar moet deze website/bron aan voldoen? III - Informatiekenmerken;

betrouwbaarheid bron, intenties bron, schrijfstijl

& begrijpelijkheid tekst - Waargenomen nut

- Wat verstaat u onder een betrouwbare bron? - Wat vindt u belangrijk als u let op de schrijfstijl van de gepresenteerde informatie? - Op wat voor manier let u tijdens het lezen op of

deze informative voor u relevant is? IV - Informatiekenmerken;

betrouwbaarheid bron, schrijfstijl & begrijpelijkheid tekst - Waargenomen nut

- Wat zijn redenen voor u om andere online bronnen te raadplegen?

- Wat zijn redenen voor u om een website weg te klikken en uw zoekproces te vervolgen?

V - - Wat zijn redenen voor u om het zoekproces te beëindigen?

VI - Informatiekenmerken; betrouwbaarheid bron &

intenties bron

- In hoeverre neemt u wat u vindt op internet mee in een gesprek met de huisarts?

(40)

Bijlage 1

Interview Leeftijd Woonplaats Beroep Aantal

kinderen

Leeftijd kinderen

Zoekt op..

1 31 Vreeland Freelance fotograaf 1 2 jaar Laptop

2 40 Leidschendam Financieel

Medewerker

2 4 en 15 jaar Telefoon

3 32 Leidschendam Schoonheidsspecialiste 2 2 en 4 jaar Telefoon

4 28 Amsterdam Beleidsadviseur 1 6 maanden Telefoon

5 28 Badhoevedorp Barista 1 4 maanden Laptop

6 27 Amsterdam Huismoeder 1 10 maanden Telefoon

7 39 Amsterdam Campaign director 2 2 en 5 jaar Telefoon

8 31 Huizen Pedagogisch

medewerker

1 1 jaar Telefoon

9 33 Amsterdam Docent hogeschool 1 6 maanden Telefoon

10 37 Amsterdam Docent voortgezet

onderwijs

2 2 en 8 jaar Telefoon

11 37 Amsterdam Dermatoloog 2 1 en 2 jaar Telefoon

12 37 Amsterdam Jurist 1 2 jaar Telefoon

13 39 Amsterdam Copywriter 1 1 jaar Telefoon

14 39 Diemen Seksuoloog 3 3, 8 en 10

jaar

Laptop

(41)

Bijlage 2

Introductie

- Voorstellen

- Doel van onderzoek; korte uitleg over onderwerp masterscriptie - Informed consent; laten lezen en tekenen

- Persoonlijke gegevens laten invullen

- Overzicht onderwerpen; onderdelen van het interview kort bespreken - De antwoorden zijn subjectief, er is geen fout of goed

- Werkwijze; combinatie zoeken op computer en pauzeren voor vragen

- Tijdsduur; niet langer dan anderhalf uur, ik let op tijd vs voortgang interview - Vragen?

(*voor lezer) Vragenlijst aan de hand van het zoekproces; zoekproces gedefinieerd door middel van verschillende wetenschappelijke studies gecombineerd met het onderwerp van dit onderzoek:

1. Starten op website of zoekmachine (Fiksdal et al., 2014)

2. Zoektermen bepalen/identificeren (Mendes et al., 2007; Johnson & Meischke, 1993) 2.1 Zoektermen bepalen op basis van persoonlijke motivaties (Johnson & Meischke, 1993)

3. Website/artikel (bron) selecteren (Mendes et al., 2007; Johnson & Meischke, 1993) 3.1 Bron selecteren op basis van betrouwbaarheid en intenties (Johnson & Meischke,

1993)

3.2 Bron selecteren op basis van persoonlijke motivaties (Johnson & Meiscke, 1993) 4. Raadplegen website/artikel (Fiksdal et al., 2014)

(42)

4.1 Bron beoordelen (info dragende karakteristieken; betrouwbaarheid en intenties) (Johnson & Meischke, 1993)

4.2 Informatie beoordelen (info dragende karakteristieken; schrijfstijl en begrijpelijkheid tekst) (Johnson & Meischke, 1993)

4.3 Bron en informatie beoordelen op basis van persoonlijke motivaties

(waargenomen nut; belang, relevantie en actualiteit) (Johnson & Meischke, 1993) 5. Proces herhalen (Fiksdal et al., 2014)

6. Zoekproces beëindigen (Fiksdal et al., 2014)

Context: de respondent is voorafgaande aan het onderzoek na te denken over de laatste keer dat ze online op zoek ging naar gezondheidsinformatie voor haar kind. Op basis hiervan zal de moeder tijdens het onderzoek online zoeken naar gezondheidsinformatie. Na elke stap uit het zoekproces zullen de zoekactiviteiten gepauzeerd worden zodat de onderzoeker haar vragen kan stellen.

Op basis van het doel van dit onderzoek mogen er door de respondent altijd (zolang het relevant is binnen het onderwerp van het onderzoek) stappen of concepten worden toegevoegd!

(Start zoekproces)

- Waar start u uw zoekproces als u het internet raadpleegt voor gezondheidsinformatie? - Waarom start u hier uw zoekproces?

(43)

- Herhaling vragen tot alle ‘start’ bronnen zijn besproken.

Als respondent zijn zoekproces begint op een website ipv zoekmachine: - Bespreek de vragen onder stap 4.

- Wilt u nog iets toevoegen wat we niet hebben besproken? - Wat is het volgende wat u doet?

(Zoektermen bepalen/identificeren) - Wat voor zoektermen gebruikt u? - Waarom gebruikt u deze zoektermen?

- Wilt u nog iets toevoegen wat we niet hebben besproken?

- Wat is het volgende wat u doet nadat u op deze zoektermen heeft gezocht?

(Website/artikel selecteren)

- Op basis waarvan selecteert u vervolgens een website of artikel (bron)? - Waar moet deze website/bron aan voldoen?

- Waarom selecteert u uw bron op basis hiervan?

- In hoeverre speelt de betrouwbaarheid van de bron een rol bij uw keuze?

Wilt u nog iets toevoegen wat we niet hebben besproken?

(44)

- Waar begint u mee als u een website/artikel heeft geopend? - Waarom doet u dat?

- Wat doet u vervolgens? - Waarom doet u dat?

- Waar let u op tijdens uw bezoek aan de website/het artikel in het algemeen? - Waar let u op tijdens het lezen van de tekst?

(Bron beoordelen op basis van informatiekenmerken)

- Wanneer is een bron een ‘goede’ bron voor u? Waar moet deze bron/website voor u aan voldoen als u online aan het zoeken bent naar gezondheidsinformatie voor uw kind? - In hoeverre bent u tijdens het zoeken naar gezondheidsinformatie voor uw kind werkelijk bezig de betrouwbaarheid van de bron?

- Wat verstaat u onder een betrouwbare bron? Aan welke criteria moet deze bron voor u voldoen als u online aan het zoeken bent naar gezondheidsinformatie voor uw kind?

(Informatie beoordelen op basis van informatiekenmerken) - Op basis waarvan (welke criteria) beoordeelt u de informatie?

- Op wat voor manier speelt schrijfstijl een rol voor u bij het lezen van de informatie? - Op wat voor manier speelt begrijpelijkheid van de tekst een rol voor u bij het lezen van de informatie?

- Beïnvloeden de schrijfstijl en begrijpelijkheid van de tekst uw beoordeling van de bron? - Beïnvloeden de schrijfstijl en begrijpelijkheid van de tekst uw beoordeling van

betrouwbaarheid van de bron?

(45)

(Bron en informatie beoordelen op basis van persoonlijke motivaties)

- Op wat voor manier let u tijdens het lezen op of deze informatie voor u van belang is? - Op wat voor manier let u tijdens het lezen op of deze informatie voor u relevant is? - Op wat voor manier let u tijdens het lezen op of deze informatie voor u actueel is?

Wilt u nog iets toevoegen wat we niet hebben besproken?

(Proces herhalen)

- Wat zijn redenen voor u om een website weg te klikken en uw zoekproces te vervolgen?? - Wat zijn redenen voor u om andere online bronnen te raadplegen?

- Wat zijn redenen voor u om een nieuwe zoekterm in te typen?

Wilt u nog iets toevoegen wat we niet hebben besproken?

(Zoekproces beëindigen)

- Wat zijn redenen voor u om het zoekproces te beëindigen? - Hoe voelt u zich na zo’n zoekproces?

- Wat zouden redenen voor u zijn om op basis van de gevonden informatie naar de huisarts te gaan?

- Wat voor rol speelt online informatie voor u bij een bezoek aan de huisarts?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

( 75 ) fed mangosteen pericarp extract (85% α- mangostin; 25 mg/day) to rats in addition to a high-fat diet and compared changes in oxidative stress and mitochondrial activity

De sociale waarde orientatie van een individu modereert de relatie tussen waargenomen diversiteit en innovatief gedrag; de relatie is positief wanneer het individu een

Consumenten die intern zijn overgestapt (hun verzekerde zorg veranderd hebben) noemen significant minder vaak als reden om niet over te stappen naar een

Min of meer gelijkaardige en relatief recente waarnemingen werden gedaan op 31 oktober 2010 in het stadspark van Lokeren (Oost-Vlaanderen) waar Leen Gaublomme een achtervolging

In het geval dat de twee detectoren boven elkaar liggen, wordt hetzelfde deeltje in beide scintillato- ren gedetecteerd of worden de extra deeltjes die gemaakt werden in

Bovendien kan een toevertrouwd belang volgens de memorie van toelichting niet alleen zijn gelegen in rechtstreeks uit de wet verkregen taken, maar even- eens in

They saw manufacturing as a dying industry and the north east as a dying region: London's innovative services were the future!. The UK was creating a trading system to

As individuals selected on their expected CVD burden have, on average, a higher expected burden than individuals selected on their pre- dicted risk, burden-based selection increases