• No results found

De toepasselijkheid van algemene voorwaarden in (inter)nationale koopovereenkomsten: een ware battle : Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen van toepasselijkheidscriteria en de battle of

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De toepasselijkheid van algemene voorwaarden in (inter)nationale koopovereenkomsten: een ware battle : Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen van toepasselijkheidscriteria en de battle of"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De toepasselijkheid van algemene

voorwaarden in (inter)nationale

koopovereenkomsten: een ware

battle

Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen

van toepasselijkheidscriteria en de battle of forms onder Nederlands recht

en het Weens Koopverdrag

Naam : Melissa Charitos

Master : Privaatrecht (Commerciële rechtspraktijk) Onder begeleiding van : dhr. prof. dr. M.B.M. Loos

(2)

Abstract

In internationale handel bestaat tussen partijen vaak onduidelijkheid over de vraag welke algemene voorwaarden toepasselijk zijn op de koopovereenkomst. Dit is voornamelijk het geval indien meerdere regelingen op die overeenkomst van toepassing kunnen zijn. In Nederland kan kort gezegd het Weens Koopverdrag (WKV) gelden, voor zover partijen de werking daarvan niet hebben uitgesloten, of het Burgerlijk Wetboek (BW). Het doel van dit onderzoek is het verschaffen van duidelijkheid over de onderlinge samenhang van deze regelingen. Daarvoor zal met betrekking tot de battle of forms, een situatie waarin beide partijen naar hun eigen voorwaarden verwijzen, tevens worden gekeken naar de toepassing van dit onderwerp onder het WKV in Duitsland en België. De gehanteerde methode is het literatuur- en jurisprudentieonderzoek. Algemene voorwaarden onder het BW worden gekenmerkt door snelle gebondenheid, maar indien een partij geen redelijke mogelijkheid tot kennisname is geboden, kunnen de voorwaarden vernietigd worden (art. 6:233 BW). Dit artikel is echter niet van toepassing op internationale koopovereenkomsten. Indien het WKV is uitgesloten, geldt voor een battle of forms onder Nederlands recht art. 6:225 lid 3 BW, waarin de first shot rule is neergelegd. Deze regel houdt in dat de voorwaarden van de eerste verwijzer toepasselijk zijn, tenzij zijn wederpartij deze uitdrukkelijk van de hand wijst. Algemeen wordt aanvaard dat, ook al regelt het WKV het onderwerp niet expliciet, de vraag naar toepasselijkheid van algemene voorwaarden wel beantwoord moet worden aan de hand van het WKV bij internationale geschillen. Deze regel volgt uit de uitspraak Vergo/Grootscholten van de Hoge Raad en wordt door Nederlandse rechters gehandhaafd. Het Duitse Bundesgerichtshof bepaalt dat algemene voorwaarden ter hand gesteld dienen te worden voordat deze toepasselijk kunnen zijn. Nederlandse en Belgische rechters volgen (iets) vaker de uitspraak van het Oostenrijkse Oberster Gerichtshof, waarin wordt bepaald dat de wederpartij een redelijke mogelijkheid tot kennisname moet worden geboden. Indien het WKV toepasselijk is, wordt voor een battle gekeken naar art. 19 WKV. Duitsland hanteert de verzachte knock-out rule voor een battle of forms situatie onder het WKV. Dit betekent dat alleen de bepalingen die met elkaar overeenstemmen onderdeel worden van de overeenkomst. Voor België wordt aangenomen dat deze regel ook geldt. Echter, volledige zekerheid daarover is er niet. Voor Nederland ligt dit ook moeilijk, want de Hoge Raad heeft zich nog niet uitgelaten over dit onderwerp. De rechtspraktijk spreekt een duidelijke voorkeur uit om in Nederland uitsluitend de knock-out rule toe te passen, omdat deze regel het beste aansluit bij wilsovereenstemming tussen partijen. De Rechtbank Overijssel heeft de knock-out rule onder

(3)

het WKV al toegepast. De toepassing van de knock-out rule zou tevens in lijn zijn met het advies van de CISG Advisory Council. In ieder geval is duidelijk geworden dat de regels onder het WKV en het BW veel van elkaar verschillen doordat andere regels/criteria worden gehanteerd. De aanbeveling is om de knock-out rule integraal toe te passen, maar daarvoor is belangrijk dat duidelijk wordt verschaft door de wetgevende en/of rechtelijke instanties. Tot die tijd moeten contractspartijen goed opletten welke algemene voorwaarden daadwerkelijk toepasselijk zijn.

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding p. 5

1.1 Introductie p. 5

1.2 Vraagstelling p. 6

1.3 Methodologische verantwoording p. 7

1.4 Opbouw van het onderzoek p. 8

2. De battle of forms onder het Weens Koopverdrag in de buurlanden p. 9

2.1 De battle of forms in Duitsland p. 9

2.2 De battle of forms in België p. 13

2.3 Een uitstapje ter verduidelijking p. 15

3. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het

Weens Koopverdrag in Nederland p. 16

3.1 De toepassing van het Weens Koopverdrag p. 16

3.2 De black letter rules p. 18

3.3 De rechtsliteratuur en de Nederlandse rechter over de

toepasselijkheid onder het WKV p. 21

3.4 De battle of forms onder het Weens Koopverdrag p. 29 3.5 De Nederlandse regeling onder het WKV

omtrent de battle of forms in lijn met de Duitse en Belgische regeling? p. 32

4. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden in Nederland

naar intern Nederlands recht p. 34

4.1 Het begrip algemene voorwaarden p. 34

4.2 De gebondenheid aan algemene voorwaarden p. 35 4.3 De vernietigbaarheid van algemene voorwaarden p. 35

4.4 De battle of forms p. 36 5. Conclusie p. 41 5.1 Resumerend p. 41 5.2 Aanbeveling p. 43 Literatuurlijst p. 44 Jurisprudentielijst p. 49

(5)

1.

Inleiding

1.1 Introductie

In nationale, maar ook internationale commerciële koopcontracten wordt veel gebruik gemaakt van algemene voorwaarden. Echter, niet altijd is duidelijk wiens algemene voorwaarden van toepassing zijn. Om dit te illustreren wordt de volgende hypothetische casus uiteengezet. Een Nederlandse partij verkoopt boormachines aan een Duitse partij. Beide partijen gebruiken algemene voorwaarden en beide partijen zijn van mening dat hun algemene voorwaarden gelden. Beide partijen hebben namelijk hun eigen algemene voorwaarden van toepassing verklaard in de brieven en offertes die zij elkaar gestuurd hebben. Ook hebben partijen een kopie van hun algemene voorwaarden bijgesloten bij die brievenwisseling. In het geval dat beide partijen dezelfde standaardvoorwaarden1 gebruiken, is er weinig aan de hand. Vaak echter is dat niet het geval en ontstaat een spiegelbeeldsituatie.2 Om een voorbeeld te geven: de verkoper hanteert leveringsvoorwaarden waarin hij, door middel van een exoneratieclausule, zijn aansprakelijkheid in vergaande mate beperkt of zelfs geheel uitsluit en de koper hanteert inkoopvoorwaarden waarin garanties zijn opgenomen waardoor de aansprakelijkheid van de verkoper juist wordt uitgebreid. In een dergelijk geval gaat de zogeheten battle of forms spelen. Indien de Nederlandse verkoper boormachines levert die non-conform zijn, zal de Duitse koper de verkoper moeten dagvaarden voor de Nederlandse rechter3 als geen forumkeuzebeding is overeengekomen/is opgenomen in de algemene voorwaarden van de koper (uitzonderingen daargelaten). Indien de Duitse koper voor de Nederlandse rechter niet betwist dat het Nederlandse recht van toepassing is, kunnen de regels met betrekking tot het internationale privaatrecht buiten beschouwing blijven. Voor deze scriptie wordt uitgegaan van een dergelijke situatie. In dat geval zal dus aan de hand van art. 6:225 lid 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moeten worden bepaald wiens algemene voorwaarden geldend zijn. Vereist is dan wel dat partijen de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag (hierna: WKV of Verdrag) op de overeenkomst hebben uitgesloten.

Als partijen in de koopovereenkomst niet hebben opgenomen dat de toepasselijkheid van het WKV is uitgesloten, moet de vraag wiens algemene voorwaarden van toepassing zijn worden beantwoord aan de hand van het WKV, nu het verdrag ex artikel 94 Grondwet boven

1 Hierbij kan worden gedacht aan de Fenex-condities, de BOVAG-voorwaarden etc. 2 Ferrari, in: Kröll, Mistelis & Perales Viscasillas 2011, p. 287-288.

3 Ex art. 4 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).

(6)

de Nederlandse wet gaat. Als ze daarentegen de toepasselijkheid van het WKV wél hebben uitgesloten, moet de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden dus worden bepaald aan de hand van het BW.

Partijen denken dus dat Nederlands recht van toepassing is, maar doordat het BW en het WKV verschillende regels omtrent de battle of forms hanteren, is alsnog onzeker wiens algemene voorwaarden uiteindelijk van toepassing zullen zijn. Daar komt bij dat internationaal bezien, de regels over toepasselijkheid van algemene voorwaarden en de battle

of forms per land verschillen, zelfs indien het WKV van toepassing is.

1.2 Vraagstelling

Uit het bovenstaande blijkt dus dat er sprake is van een spanningsveld waarin voor partijen onduidelijk is welk materieel recht geldt, en daarmee onduidelijkheid over de vraag of hun eigen voorwaarden van toepassing zijn of die van de wederpartij, of helemaal geen algemene voorwaarden. Dit laatste is het geval indien de knock-out rule geldt bij de battle of forms.4 Om erachter te komen hoe het Nederlandse recht omtrent algemene voorwaarden zich in een dergelijk geval verhoudt tot het recht geregeld in het WKV, of de Nederlandse regeling van de battle of forms internationaal bezien gevolgd wordt en welke consequenties de toepasselijkheid van ofwel het BW, ofwel het WKV heeft voor de vraag wiens voorwaarden van toepassing zijn, wordt de volgende onderzoeksvraag gesteld:

Hoe worden algemene voorwaarden van toepassing volgens het interne Nederlandse recht (Burgerlijk Wetboek) en volgens het Weens Koopverdrag en is het mogelijk om tot een uniforme Nederlandse praktijktoepassing te komen?

Ten einde antwoord te kunnen geven op deze onderzoeksvraag dienen de volgende deelvragen beantwoord te worden:

1. Welke regels gelden met betrekking tot de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het Burgerlijk Wetboek?

2. Welke regels gelden met betrekking tot de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag?

3. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de beide rechtssystemen?

4 Loos 2013, p. 46.

(7)

4. Welke regels gelden met betrekking tot de interpretatie van de battle of forms in Duitsland en België indien het Weens Koopverdrag van toepassing is op de overeenkomst?

5. Welke aanbeveling/aanbevelingen voor de Nederlandse praktijk kunnen worden afgeleid uit de toepassing van algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag zoals dat geïnterpreteerd wordt in Nederland, Duitsland en België?

De hierboven geformuleerde deelvragen zijn nodig om voldoende ondersteuning te creëren voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Er wordt voor de volledigheid een theoretisch kader geschetst omtrent de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het BW en het WKV. Dit kader biedt een opstapje naar hetgeen voornamelijk aan de orde zal komen: de battle of forms en de problematiek daaromheen. Een gedeelte van de deelvragen moet duidelijkheid bieden bij de vraag hoe de battle of forms onder het WKV in andere landen wordt opgelost. Gekeken zal worden of de Nederlandse regeling internationaal bezien gevolgd wordt, meer specifiek: of de Nederlandse interpretatie van de battle of forms onder het WKV in lijn is met de in Duitsland en België gehanteerde regels voor een battle of forms onder het WKV. Door het maken van een vergelijking tussen de systemen worden hopelijk inzichten verkregen uit het WKV die ter inspiratie kunnen dienen voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het BW en vice versa. Het antwoord op de onderzoeksvraag kan, aldus gezegd, bijdragen aan duidelijkheid en daarmee aan een uniformere toepassing van algemene voorwaarden in de praktijk, wat vervolgens wellicht leidt tot meer rechtszekerheid voor partijen.

1.3 Methodologische verantwoording

De uitkomst van het onderzoek zal gebaseerd zijn op jurisprudentieonderzoek en literatuuronderzoek. De literatuur die gebruikt zal worden voor de interne rechtsvergelijking zijn voornamelijk wetenschappelijke Nederlandse (hand)boeken, artikelen en jurisprudentie. Zulks is het geval nu er voor dat gedeelte van het onderzoek vanuit zal worden gegaan dat het gaat om ofwel een internationaal koopovereenkomst waarop het WKV van toepassing is, ofwel partijen hebben de toepasselijkheid van het WKV uitgesloten en op grond van artikel 4

(8)

van de Rome I Verordening5 is het Nederlandse recht, en daarmee dus het BW, van toepassing.6

Met name voor het gedeelte over de battle of forms zal tevens globaal worden gekeken naar de toepassing van de battle of forms onder het WKV in Duitsland en België. Hiertoe zal voornamelijk Engelstalige literatuur over het WKV worden geraadpleegd. Aangezien het gaat om een globale vergelijking, zal in beginsel worden volstaan met een aantal Engelstalige handboeken op het gebied van het WKV en de in Duitsland en België, leidende jurisprudentie. De keuze voor Duitsland en België als te onderzoeken landen is gelegen in het feit dat deze twee landen de belangrijkste handelspartners zijn voor Nederland.

1.4 Opbouw van het onderzoek

Het onderzoek is opgebouwd uit een aantal hoofdstukken waarin achtereenvolgend de deelvragen beantwoord zullen worden. Allereerst zal in hoofdstuk 2 worden ingegaan op de

battle of forms onder het WKV in Duitsland en België. Dit, omdat een aantal uitspraken voor

het Nederlandse recht van belang zijn. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 worden stilgestaan bij de toepasselijkheid van algemene voorwaarden in Nederland onder het WKV en de vraag of en hoe de battle of forms onder dit Verdrag geregeld is. Tevens komt in hoofdstuk 3 aan de orde wat de black letter rules zijn en wat deze regels toevoegen aan het recht geregeld in het WKV. Tevens wordt daarbij een vergelijking gemaakt om te kijken of de Nederlandse regeling in lijn is met de regelingen die in de genoemde buurlanden van kracht zijn. In hoofdstuk 4 zal aandacht worden besteed aan de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder Nederlands recht bezien vanuit het BW, de Nederlandse rechtspraktijk en de Nederlandse rechter. Daarnaast wordt gekeken naar de battle of forms zoals beschreven in artikel 6:225 lid 3 van het BW. Ten slotte wordt in hoofdstuk 5, de conclusie, het onderhavige onderzoek samengevat en antwoord gegeven op de gestelde onderzoeksvraag.

5 Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).

(9)

2.

De battle of forms onder het Weens Koopverdrag in de buurlanden

In dit hoofdstuk zal worden gekeken hoe de regeling met betrekking tot de battle of forms onder het Weens Koopverdrag wordt toegepast in Duitsland en België. Zoals gezegd wordt dit onderwerp als eerste behandeld, omdat bepaalde uitspraken ook van belang zijn voor het Nederlandse recht. In de Inleiding is al kort aan bod geweest wat een battle of forms inhoudt. Dit is een situatie waarin beide partijen verwijzen naar hun eigen algemene voorwaarden. 2.1 De battle of forms in Duitsland

Duitsland heeft in 1996 de ‘Wet inzake algemene voorwaarden’ aangepast aan Richtlijn 93/13/EEG. De Duitse regeling (inmiddels opgenomen in § 305-310 Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB)) lijkt daarmee op de regeling uit Afdeling 6.5.3 BW.7 In Duitsland geldt, net als in Nederland, dat aanbod en aanvaarding overeen dienen te stemmen. Bij overeenkomsten tussen twee (of meer) professionele partijen geldt dat gekeken wordt naar de ervaring van de wederpartij in een concreet geval voor de vraag of hij wist of behoorde te weten van de toepassing van de algemene voorwaarden.8 Vereist is dat aan de wederpartij een redelijk mogelijkheid wordt geboden om van deze informatie kennis te nemen. Wanneer beide partijen hun algemene voorwaarden van toepassing verklaard willen hebben, lopen het aanbod en de aanvaarding uiteen en ontstaat het probleem van de battle of forms.9 Deze battle kan volgens Schroeter ook bestaan indien de set voorwaarden van één der partijen zwijgt over een bepaald onderwerp.10 Geen battle bestaat indien beide partijen verwijzen naar dezelfde set voorwaarden.11 Daarbij kan in Nederland worden gedacht aan de Metaalunievoorwaarden, de Fenex-voorwaarden etc.. Een enkeling12 is van mening dat een battle of forms moet worden opgelost aan de hand van het toepasselijke nationale recht (en dus valt buiten de reikwijdte van het WKV13), maar in het algemeen wordt aanvaard dat vragen met betrekking tot tegenstrijdige voorwaarden wel worden beantwoord middels art. 19 WKV.14

7 Wessels & Wissink, in: Wessels, Jongeneel & Hendrikse 2010, p. 30-31. 8 Kruisinga 2010, p. 110.

9 Smits & Wijers 1995, p. 56.

10 Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 364. 11 Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 364.

12 Zie daarvoor Ferarri, in Kröll, Mistelis & Perales Viscasillas 2011, p. 288. Ferarri somt een aantal auteurs op die een dergelijke mening zijn toegedaan.

13 Del Pilar Perales Viscasillas 2002, p. 4.

14 Onder andere: Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 365 en Ferrari, in: Kröll, Mistelis & Perales Viscasillas 2011, p. 289.

(10)

Indien een partij het aanbod van de wederpartij aanvaardt, met als vereiste dat de eigen algemene voorwaarden gelden, wordt dit gezien als een nieuw aanbod/tegenaanbod15, doordat het van toepassing verklaren van de eigen algemene voorwaarden als wezenlijke verandering16 van het aanbod wordt gezien.17

Leggen partijen de overeenkomst toch ten uitvoer, ondanks een battle of forms, dan gaat het Duitse Bundesgerichtshof (hierna: BGH) op grond van de redelijkheid en billijkheid toch uit van de geldigheid van die overeenkomst.18 De heersende opvatting lijkt te zijn dat, indien partijen ondanks hun afwijkende voorwaarden de overeenkomst toch nakomen, beide algemene voorwaarden van toepassing zijn, voor zover de bepalingen niet met elkaar botsen.19 Duitsland volgt dus hoofdzakelijk de knock-out rule (ook wel restgültigkeitstheorie genoemd).20

Bij hantering van de knock-out rule betekent het dat de bepalingen die onderdeel geworden zijn van de overeenkomst, de bepalingen zijn die met elkaar overeenstemmen.21 De bepalingen waarover tussen partijen onenigheid bestaat, zijn niet van toepassing geworden. Indien hierdoor een leemte ontstaat, wordt deze opgevuld door een wettelijke regeling.22 Wordt het onderwerp van de “knocked-out” bepalingen geregeld door het WKV, dan zijn die bepalingen uit het WKV van toepassing.23 Is dat niet het geval, dan wordt de leemte opgevuld aan de hand van het toepasselijke nationale recht.24

Echter, Schroeter geeft aan dat, kijkend naar de geschiedenis, (nog) geen overtuigende keuze is gemaakt voor de knock-out rule, temeer omdat het WKV geen bepaling bevat die specifiek het onderwerp battle of forms beslaat.25 Niet geheel duidelijk is waarop Schroeter dit baseert, gelet op de hieronder te bespreken uitspraak waarin vrij duidelijk een voorkeur wordt uitgesproken voor de knock-out rule. Schroeter geeft wel aan dat zijn voorkeur ligt bij de

knock-out rule, omdat deze regel het dichtst aansluit bij de wilsovereenstemming tussen

partijen, wat een uitgangspunt van het WKV is.26

15 § 150 (2) BGB. 16 Art. 19 lid 3 WKV.

17 Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 355-356. 18 Smits & Wijers 1995, p. 56.

19 Smits & Wijers 1995, p. 56.

20 Loos spreekt in een situatie van het vervangen van met elkaar strijdige bepalingen van de ‘verzachte’

knock-out rule. Bij de ‘harde’ knock-knock-out rule worden geen van beide sets voorwaarden toepasselijk. Zie: Loos 2013, p.

46-47.

21 Kruisinga, in: Wessels, Jongeneel & Hendrikse 2010, p. 41. 22 § 306 (1) en (2) BGB.

23 Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 366.

24 Perales Viscasillas, in: Kröll, Mistelis & Perales Viscasillas 2011, p. 134. 25 Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 364-365.

(11)

Met betrekking tot de battle of forms vormt de uitspraak van het BGH van 9 januari 200227 een belangrijke leidraad. In casu waren de algemene voorwaarden van beide partijen deels tegenstrijdig. Het BGH oordeelt eerst dat het WKV van toepassing is op de overeenkomst. Het BGH oordeelt dan dat de overeenkomst toch tot stand is gekomen, nu partijen ondanks de strijdigheid tot nakoming van de overeenkomst zijn overgegaan. Het BGH vervangt vervolgens de buiten toepassing gelaten strijdige bepalingen door de bepalingen van het WKV. Het BGH heeft in casu dus de knock-out rule gebruikt bij de toepassing van het WKV.28 Het BGH geeft echter niet aan hoe de knock-out rule ingepast zou moeten worden in de bepalingen van het WKV, nu deze rule niet uitdrukkelijk uit het WKV volgt.29 In andere Duitse uitspraken van de Oberlandesgerichte (hierna: OLG) van Düsseldorf en Frankfurt en het Amtsgericht van Kehl wordt ook de knock-out rule gehanteerd.30

Het OLG Köln31 gaat gedeeltelijk mee met het BGH, stellende dat bepalingen die met elkaar overeenstemmen van toepassing worden op de overeenkomst. Het OLG stelt echter dat voor de bepalingen die niet overeenstemmen de last shot rule geldt.32 Het OLG voegt daaraan overigens toe dat in casu toepassing van de knock-out rule tot dezelfde uitkomst had geleid. Niet duidelijk is hoe veel waarde gehecht moet worden aan deze opvatting, temeer omdat het BGH over deze specifieke vraag nog niet geoordeeld heeft en in rangorde boven een OLG staat.33

De uitspraak van het OLG Köln brengt ons bij een andere mogelijke oplossing van een battle

of forms: de zogeheten last shot rule. Deze leer gaat uit van toepasselijkheid van de algemene

voorwaarden van de laatste persoon die naar zijn voorwaarden verwijst, indien zijn wederpartij deze voorwaarden niet van de hand wijst.34 Schroeter geeft aan dat deze leer overeen lijkt te stemmen met art. 19 lid 1 WKV, maar het nadeel heeft dat de uitkomst

27 BGH 9 januari 2002, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/020109g1.html. 28 Kröll, in: DiMatteo 2014, p. 370.

29 Kruisinga 2005, p. 9.

30 Amtsgericht Kehl 6 oktober 1995, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/951006g1.html, OLG Düsseldorf 25 juli 2003, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/030725g1.html en OLG Frankfurt 26 juni 2006, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/060626g1.html.

31 OLG Köln 24 mei 2006, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/060524g1.html.

32 Vooruitlopend: hierin is een verschil te zien met Nederland. Bij eventuele leemtes door een niet-overeenstemmende bepaling waarover een bepaling te vinden is in het WKV wordt teruggevallen op die bepaling. Zwijgt het WKV, dan wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen van toepasselijk nationaal recht. 33 Ter illustratie: het BGH zou voor Nederland de Hoge Raad zijn, waar een OLG het hoogste rechtscollege in een Duitse deelstaat is, wat lijkt op een Gerechtshof. Een Amtsgericht is voor Nederland een rechtbank.

(12)

willekeurig en onvoorzienbaar is voor de contractspartijen.35 Het is daarom niet geheel verwonderlijk dat de internationale rechtspraktijk de voorkeur geeft aan de knock-out rule.36 Voorts wordt door Schroeter een overzicht geboden van de rechtspraak waarin door de rechter de last shot rule wordt gehanteerd.

Een belangrijk arrest, ook voor de Nederlandse rechtsorde, is het arrest van het BGH d.d. 31 oktober 2001.37 In dit arrest is door het BGH bepaald dat algemene voorwaarden ter hand gesteld dienen te worden, willen zij van toepassing kunnen zijn. De wederpartij moet een redelijke mogelijkheid hebben om van de voorwaarden kennis te nemen alvorens deze van toepassing kunnen zijn. Hieraan legt het BGH drie redenen ten grondslag, welke kort samengevat op het volgende neerkomen. Allereerst bestaan er grote verschillen tussen de verschillende nationale rechtssystemen en de manier waarop de inhoud van algemene voorwaarden wordt gecontroleerd, waardoor voor de wederpartij onduidelijk kan zijn waarmee hij precies instemt. Ten tweede geeft het BGH aan dat de situatie waarin de wederpartij informatie moet gaan inwinnen bij degene die de voorwaarden toepasselijk wil hebben, voor vertraging kan zorgen bij de sluiting van het contract. Dat is voor beide partijen ongunstig. Ten slotte is het voor degene die zijn algemene voorwaarden van toepassing wil hebben zeer eenvoudig de voorwaarden gewoon bij het aanbod te voegen.

Loos en Schelhaas werpen op dat het BGH waarschijnlijk is beïnvloed door de interne Duitse regeling waarin terhandstelling ook een vereiste is38 en geven aan dat men vraagtekens zou kunnen zetten bij het gegeven dat onder het WKV terhandstelling verplicht, omdat dit uit geen bepaling expliciet blijkt.39 In de Duitse rechtsspraak wordt de lijn die is uitgezet door het BGH in grote mate gevolgd.40 Echter, niet iedereen is het met het BGH eens.41 In de Nederlandse rechtspraktijk ligt dit iets gecompliceerder, waarover in paragraaf 3.3 meer.

35 Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 366.

36 Zie bijvoorbeeld: U. Magnus, ‘Last Shot vs. Knock Out -- Still Battle over the Battle of Forms Under the CISG’, http://www.cisg.law.pace.edu/cisg/biblio/magnus4.html, geraadpleegd op 7 november 2016.

37 BGH 31 oktober 2001, NJW 2002, 1651.

38 Zo ook Van Wechem, in: Wessels & Van Wechem 2011, p. 374-375. 39 Loos & Schelhaas 2013, p. 112.

40 Zie voor een opsomming van de uitspraken: Van Wechem & Spanjaard 2010, p. 36.

41 Zie bijvoorbeeld: M. Schmidt-Kessel, ‘On the treatment of General Terms and Conditions of Business under the UN-Convention on Contracts for the International Sale of Goods’, onder II. INCLUSION "CONTROL" UNDER THE CISG, te raadplegen via http://www.cisg.law.pace.edu/cisg/wais/db/cases2/011031g1.html.

(13)

De Duitse rechter stelt strenge eisen aan de taal waarin de algemene voorwaarden ter hand worden gesteld. Hierbij geldt dat, indien de voorwaarden zijn opgesteld in een taal die de wederpartij niet begrijpt, de voorwaarden niet op de overeenkomst toepasselijk worden.42 2.2 De battle of forms in België

Zoals gesteld is het uitgangspunt van het WKV wilsovereenstemming tussen partijen. Deze overeenstemming komt tot stand via aanbod en aanvaarding.43 De bepalingen omtrent dit onderwerp staan in Deel II van het WKV: totstandkoming van de overeenkomst.

Door twee Belgische rechters, de Rechtbank van Koophandel (hierna: RvK) Nivelles en het Hof van Beroep (hierna: HvB) Gent,44 is, in tegenstelling tot de eerdergenoemde uitspraak van het BGH45, bepaald dat terhandstelling van de voorwaarden niet verplicht is voor toepasselijkheid van die voorwaarden; een concrete verwijzing ernaar zou voldoende zijn. Voor die stellingname lijkt aansluiting te worden gezocht bij art. 8 WKV, dat uitgaat van de bedoeling van partijen46 en bij art. 19 lid 2 WKV. Echter, algemene voorwaarden waarmee de wederpartij niet bekend is, kunnen op de overeenkomst niet van toepassing worden, waardoor de bepalingen uit het WKV blijven gelden (tenzij het Verdrag door partijen is uitgesloten).47 Met betrekking tot langdurige handelsrelaties is door het HvB Gent48 bepaald dat niet vereist is dat in de loop der tijd opnieuw uitdrukkelijk naar de voorwaarden wordt verwezen om van toepasselijkheid van die voorwaarden uit te kunnen gaan.

Art. 19 WKV gaat volgens de RvK Ieper uit van volledige wilsovereenstemming.49De RvK Veurne voegt daaraan toe dat de voorwaarden niet louter stilzwijgend geaccepteerd kunnen worden.50 Deze lezing van art. 19 WKV is opmerkelijk, aangezien zulks op gespannen voet staat met de vormvrijheid uit art. 11 WKV.

42 Schmidt-Kessel, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 175-176. 43 Vandekerckhove, in: Van Houtte 2001-2002, p. 18.

44 RvK Nivelles 19 september 1995, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/950919b1.html en HvB Gent 4 oktober 2004, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/041004b1.html.

45 Zie daarover paragraaf 2.1. 46 Spanjaard 2012, p. 110.

47 Vandekerckhove, in: Van Houtte 2001-2002, p. 18.

48 HvB Gent 11 oktober 2004, http://www.eurprocedure.be/cases/2004-10-11.html.

49 RvK Ieper 18 februari 2002, http://www.unilex.info/case.cfm?pid=1&do=case&id=771&step=FullText. 50 RvK Veurne 25 april 2001, http://www.unilex.info/case.cfm?pid=1&do=case&id=953&step=FullText.

(14)

In België geldt in beginsel51 dat, indien er sprake is van battle of forms tussen twee nationale partijen die beide algemene voorwaarden hanteren, de tegenstrijdige bepalingen elkaar als het ware opheffen.52 De rechter zal de strijdigheid aan de hand van de inhoud moeten beoordelen. Is er sprake van een strijdige bepaling dan worden in de plaats van die bepaling de (wettelijke regels) van het algemene contractenrecht geldig.53 In België lijkt de rechter dus ook te kiezen voor de knock-out rule.54 De RvK Brussel doet zulks voor interne gevallen al sinds 1967.55

Met betrekking tot een battle of forms onder het WKV merkt Vandekerckhove echter op dat het “wederzijds voorleggen van algemene voorwaarden telkens [zal, MC] gelden als

een aanbod en een tegenaanbod” in de zin van art. 19 WKV.56 Daarbij is van belang dat de eerste partij die uitvoering geeft aan de overeenkomst het aanbod aanvaardt en dus gebonden zal zijn aan de voorwaarden van zijn wederpartij.57 Vandekerckhove stelt dus eigenlijk dat de

last shot rule geldt. Van geval tot geval zal bekeken moeten worden wie de last shooter is.

Toch lijkt deze zienswijze achterhaald te zijn. Lando58, Pilar Perales Viscasillas59 en Heremans60 stellen namelijk dat de knock-out rule als hoofdregel onder het WKV wordt gebruikt. Zeller geeft aan dat: “the spirit of the CISG suggest that the knock-out rule is the

appropriate rule that ought to be used”.61 Spanjaard geeft ook aan dat de geldende Belgische regel onder het WKV de knock-out rule is.62 Uit de ontstaansgeschiedenis van het WKV blijkt tevens dat België een voorstel tot wijziging van art. 19 WKV heeft gedaan, waardoor een lid zou worden toegevoegd waarin de knock-out rule gekozen werd.63 Dit voorstel is uiteindelijk verworpen, maar geeft wel aan dat België de voorkeur geeft aan de knock-out rule. Schroeter benadrukt dat de bepalingen van beide sets met algemene voorwaarden die niet strijdig zijn met elkaar, onder het WKV deel gaan uitmaken van de overeenkomst.64 De tegenstrijdige bepalingen worden vervangen door regels uit het WKV of, voor onderwerpen die niet worden geregeld door het WKV, door bepalingen uit het toepasselijke nationale recht krachtens art. 7

51 Ter illustratie: de Rb. van Koophandel Brussel heeft d.d. 11 januari 2008 een uitspraak gewezen waarin de last

shot rule wordt gehanteerd. Zie daarvoor: Internationaal Tijdschrift voor Ondernemingsrecht 2008/86, p. 112.

52 Vandekerckhove, in: Van Houtte 2001-2002, p. 22.

53 Kruisinga, in: Wessels, Jongeneel & Hendrikse 2010, p. 41. 54 Spanjaard 2013, p. 38.

55 Rb. van Koophandel Brussel 24 november 1967. 56 Vandekerckhove, in: Van Houtte 2001-2002, p. 22. 57 Vandekerckhove, in: Van Houtte 2001-2002, p. 22. 58 Lando & Beale 2000, p. 184.

59 Pilar Perales Viscasillas, ‘GUIDE TO ARTICLE 19’, zie literatuurlijst voor de zoektermen.

60 Tom Heremans, ‘Inclusion of Ts&Cs’, https://eguides.cmslegal.com/battle_of_forms#belgium, geraadpleegd op 23 december 2016.

61 Zeller, in: DiMatteo 2014, p. 213. 62 Spanjaard 2013, p. 38.

63 Wildner 2008, p. 9.

(15)

lid 2 WKV.65 Of deze regel inderdaad altijd toepassing vindt, is lastig te bepalen gelet op het feit dat rechtspraak over dit onderwerp nagenoeg niet aanwezig is.

2.3 Een uitstapje ter verduidelijking

In paragraaf 2.1 is opgeworpen dat algemene voorwaarden volgens het BGH ter hand gesteld dienen te worden, wil de set toepasselijk kunnen zijn. Echter, het WKV bevat geen specifieke bepaling over de manier waarop algemene voorwaarden toepasselijk worden op een overeenkomst, waardoor in de juridische praktijk discussie woedt over wat het antwoord op deze vraag zou moeten zijn.66 Wat niet meehelpt, is het feit dat de opvatting67 van het Oostenrijkse Oberster Gerichtshof (hierna: OGH), de “Hoge Raad” van Oostenrijk, haaks staat op die van het BGH. In de uitspraak d.d. 6 februari 199668 wordt door het OGH bepaald dat op deze vraag de algemene regels over de totstandkoming van contracten van toepassing zijn, omdat het WKV geen specifieke bepaling bevat. Het OGH stelt dat dit betekent dat de gebruiker van de voorwaarden erop mag vertrouwen dat aan zijn voorwaarden werking toekomt indien zijn wederpartij met de toepasselijkheid daarvan heeft ingestemd, zonder dat daaraan verdere voorwaarden (zoals terhandstelling) verbonden zijn.69 Duidelijk moet wel zijn dat de gebruiker de voorwaarden wil opnemen in het aanbod.70 Bovenstaande overweging wordt door het OGH herhaald in de uitspraak d.d. 17 december 2003.71

Als dan wordt teruggekeken naar het doel van het WKV merken Loos en Schelhaas terecht op dat:

“the clearly opposing views of the OGH and the BGH compromise the aim of CISG

[WKV, MC] of making available a uniform and coherent set of rules regulating international commercial contracts.”72

65 Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 371-372. 66 Loos & Schelhaas 2013, p. 111.

67 Het HvB Gent d.d. 4 oktober 2004 hanteert een soortgelijke opvatting. 68 OGH 6 februari 1996, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/960206a3.html 69 Loos & Schelhaas 2013, p. 111.

70 Kruisinga 2010, p. 109.

71 OGH 17 december 2003, http://cisgw3.law.pace.edu/cases/031217a3.html. 72 Loos & Schelhaas 2013, p. 113.

(16)

3.

De toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het Weens

Koopverdrag in Nederland

Nu duidelijk is hoe de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het WKV in Duitsland en België werkt, kan gekeken worden naar de situatie waarin het WKV in Nederland op de overeenkomst van toepassing is. Tevens zal worden gekeken wat de rechtsliteratuur en de Nederlandse rechter over de toepasselijkheid zegt en zal worden ingegaan op een aantal inhoudelijke aspecten voor algemene voorwaarden onder het WKV aan de hand van de zogeheten black letter rules. Ten slotte wordt gekeken hoe men in Nederland omgaat met een battle of forms onder het WKV.

3.1 De toepassing van het Weens Koopverdrag

De gevallen waarin het Verdrag van toepassing is, kan men vinden in art. 1 lid 1 WKV, luidende:

“Dit Verdrag is van toepassing op koopovereenkomsten betreffende roerende zaken

tussen partijen die in verschillende Staten gevestigd zijn: a) wanneer de Staten verdragsluitende Staten zijn; of

b) wanneer volgens de regels van internationaal privaatrecht het recht van een Verdragsluitende Staat van toepassing is.”

Een bespreking van de gevallen onder art. 1 lid 1 onder b WKV gaat het bestek van dit werk te buiten. In een dergelijk geval zal gekeken moeten worden naar de Rome I-Verordening.73 Het materiële toepassingsgebied van het WKV wordt beheerst door de artt. 2 en 3 WKV. Daarover heel beknopt het volgende: het WKV is van toepassing op internationale koopovereenkomsten van roerende zaken, tenzij er sprake is van een consumentenkoop.74 Een aantal andere koopovereenkomsten wordt in art. 2 WKV ook van de toepasselijkheid van het Verdrag uitgesloten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de koop van een zeeschip.

Voor het formele toepassingsgebied van het WKV wordt gekeken naar de artt. 1 en 6 WKV.75 In beginsel geldt dat in een situatie waarin beide partijen bij een internationale koopovereenkomst gevestigd zijn in landen die partij zijn bij het WKV, de rechtsverhouding

73 Zie voetnoot 2.

74 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 195. 75 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 183.

(17)

tussen partijen wordt beheerst door het WKV.76 De overeenkomst moet tevens gesloten zijn op of na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag (art. 100 WKV).

Het WKV is van toepassing, tenzij partijen de werking hiervan hebben uitgesloten (een zogeheten opt-out).77 De toepasselijkheid van het WKV kan geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten op grond van art. 6 WKV, aangezien het WKV voor het overgrote deel regelend recht bevat78 dat aanvullend werkt.79 Een uitsluiting van het WKV kan uitdrukkelijk geschieden, maar ook stilzwijgend indien dit voldoende duidelijk blijkt.80

Tevens is het mogelijk om het WKV van toepassing te verklaren op een overeenkomst waarop het Verdrag niet rechtstreeks van toepassing is. Een dergelijke situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen bij een koop tussen een Nederlands en een Engels bedrijf, waarbij geen rechtskeuze voor het Nederlandse recht is gemaakt.81 Van Wechem merkt op dat deze

opt-in van bepalingen uit het WKV alleen mogelijk is ten aanzien van

niet-dwingendrechtelijke bepalingen van het eigenlijk toepasselijke nationale recht.82 Op deze situatie zal verder niet worden ingegaan.

In het geschetste voorbeeld uit de Inleiding wordt gesproken over een Nederlandse en een Duitse partij (een situatie ex art. 1 lid 1 onder a WKV), waardoor het Verdrag toepasselijk is (tenzij partijen dit hebben uitgesloten).

Het WKV beoogt voor de bij het verdrag aangesloten lidstaten uniform kooprecht te bieden.83 Aangezien het Verdrag berust op een compromis van bepalingen uit verschillende landen zijn er tegenstrijdigheden te vinden. Van belang is dan art. 7 WKV: het Verdrag moet zo uniform mogelijk worden uitgelegd en geïnterpreteerd.84 Tevens dient rekening te worden gehouden met het internationale karakter van het WKV.85 Dit brengt onder andere mee dat de begrippen die voorkomen in het Verdrag een autonome definitie hebben.86 Dat wil zeggen dat de

76 Van Wechem, Spanjaard & Kruisinga 2013, p. 278. 77 Spanjaard 2012, p. 110.

78 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 187. 79 Kruisinga, in: Wessels e.a. 2007, p. 223. 80 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 188. 81 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 110.

82 Van Wechem, in: Wessels & Van Wechem 2011, p. 379-380. 83 Van Wechem & Spanjaard 2010, p. 34.

84 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 178-179. 85 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 197. 86 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 197.

(18)

begrippen in het Verdrag daarin thans gedefinieerd worden en niet worden uitgelegd aan de hand van het nationale recht van de verdragsluitende partijen. Op die wijze wordt geprobeerd het Verdrag zo eenvormig mogelijk te hanteren.

Van Wechem en Spanjaard betogen echter dat de nagestreefde uniformiteit berust op

persuasive authority, omdat er geen supranationaal hof (of iets dergelijks) is dat garandeert

dat de rechtspraak consistent is.87 Persuasive authority houdt in dat een nationale rechter bereid is eerdere vonnissen met betrekking tot het WKV (hetzij uit Nederland, hetzij uit een ander WKV-land) te respecteren. Indien deze rechter een andersluidend oordeel wil vellen dan een collega-rechter heeft gedaan, dan moet de rechter motiveren waarom wordt afgeweken.88 Kruisinga stelt dat Van Wechem en Spanjaard verzuimen te vermelden dat het WKV wel enige regels geeft met betrekking tot de uitleg, zoals art. 7 lid 1 WKV.89 Daarbij stelt zij dat art. 7 lid 1 WKV meer is dan een aanbeveling; ze stelt dat “deze bepaling moet

worden opgevat als een expliciete opdracht aan rechters en arbitrale tribunalen die het verdrag toepassen” om het verdrag zo uit te leggen dat eenvormigheid wordt bevorderd. 90

Het WKV, zijnde eenvormig privaatrecht91, zet als het ware het nationale recht “opzij”, aangezien het ex art. 94 Grondwet voor nationale wetgeving gaat.92 Indien het WKV van toepassing is, zal moeten worden gekeken in de Verdragsbepalingen en komt aan het Nederlandse recht geen werking toe.93 Hetzelfde geldt voor een eventuele rol van het internationaal privaatrecht.94 Met andere woorden: aan het WKV wordt voorrang verleend. Dit is anders, indien het WKV een bepaald onderwerp niet regelt. In een dergelijk geval zal wel worden teruggegrepen op het op de overeenkomst van toepassing zijnde nationale recht.95

Belangrijk is nog dat, ingeval van een met het WKV strijdige bepaling in de algemene voorwaarden, de bepaling uit de algemene voorwaarden voorgaat.96

3.2 De black letter rules

Van belang is tevens Opinie 1397 van de CISG (WKV, MC) Advisory Council (hierna: AC), waarin wordt ingegaan op algemene voorwaarden en het WKV. De AC “is een

87 Van Wechem & Spanjaard 2010, p. 35. 88 Van Wechem & Spanjaard 2010, p. 35. 89 Kruisinga 2010, p. 108.

90 Kruisinga 2010, p. 108.

91 Van Wechem, in: Wessels & Van Wechem 2011, p. 363. 92 Kruisinga 2005, p. 5.

93 Het WKV is dan het toepasselijke materiele recht. 94 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 214.

95 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 183. 96 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 188.

(19)

adviescommissie voor de uitleg en toepassing van” het WKV.98 De AC is dus geen wetgevend orgaan, maar een privaat initiatief bestaande uit deskundigen op het gebied van het WKV. De AC heeft dus ook geen formele status. Als adviesorgaan verstrekt de AC opinies over de interpretatie van het WKV.99 Opinie 13 bestaat uit tien black letter rules, welke de problematiek proberen aan te pakken omtrent algemene voorwaarden. De reden dat Opinie 13 hier toch besproken wordt, is gelegen in het feit dat door Nederlandse rechters veel gewicht wordt toegekend aan deze opinies100 en vaak daarop teruggrijpen (zoals verderop duidelijk zal worden). Hieronder zal worden ingegaan op een aantal van de voor dit onderwerp belangrijke bepalingen.

De AC stelt in black letter rule 2 dat algemene voorwaarden van toepassing zijn indien de partijen daarover overeenstemming hebben bereikt of aan de wederpartij een redelijke mogelijkheid tot kennisname is geboden van de voorwaarden die van toepassing moeten worden. De AC geeft in Opinie 13 onderdeel 2 vier voorbeelden waarvan kan worden gesteld dat een partij een redelijke mogelijkheid tot kennisname heeft gehad.

Black letter rule 3 ziet op de elektronische ‘terhandstelling’ van voorwaarden. De AC stelt dat

het tegenwoordig gebruikelijk is voor commerciële partijen om een website te hebben waarop de algemene voorwaarden van die partij (veelal) te raadplegen zijn. Voldoende om te voldoen aan de informatieverplichting (c.q. de wederpartij de redelijke mogelijkheid te bieden kennis te nemen van de voorwaarden) zou zijn dat een partij verwijst naar zijn website, indien deze voor de wederpartij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst “generally accessible” is. Indien wordt verwezen naar meerdere sets algemene voorwaarden, kan voor de wederpartij niet duidelijk zijn welke set van toepassing zal worden en wordt niet gesproken van “reasonably available”. De wederpartij hoeft niet te gokken welke set zijn wederpartij van toepassing wil verklaren en hoeft dit ook niet na te vragen, aldus de AC.101 Kruisinga102 en het Gerechtshof Den Haag103 sluiten zich hierbij aan. Tevens is van belang dat de voorwaarden downloadbaar moeten zijn, waardoor deze kunnen worden opgeslagen voor latere inzage. Voor de onderhandeling via e-mail wordt gezegd dat veelal zal kunnen worden volstaan met 97 CISG-AC Opinion No. 13 Inclusion of Standard Terms under the CISG, http://www.cisg.law.pace.edu/cisg/CISG-AC-op13.html, geraadpleegd op 15 oktober 2016.

98 Van Wechem, Spanjaard & Kruisinga 2013, p. 266. 99 Van Wechem, Spanjaard & Kruisinga 2013, p. 266. 100 Spanjaard 2016, p. 21-22.

101 De HR komt tot een soortgelijk oordeel in HR 28 november 1997, NJ 1998, 705 (Visser/Avéro). 102 Kruisinga 2010, p. 110.

(20)

een bijlage waarin de voorwaarden zijn bijgesloten of een hyperlink leidend naar de voorwaarden. Wordt hieraan niet voldaan, dan zijn de voorwaarden niet van toepassing.

Black letter rule 5 gaat verder over de verwijzing naar de voorwaarden. De partij heeft de

verplichting om te verwijzen naar de toepasselijkheid van zijn algemene voorwaarden op een manier die duidelijk is voor “a reasonable person of the same kind as the other party and in

the same circumstances” dat de partij zijn voorwaarden van toepassing wil hebben.

De wederpartij moet de algemene voorwaarden natuurlijk wel kunnen begrijpen. Uit black

letter rule 6 zou kunnen worden opgemaakt dat de voorwaarden moeten zijn

opgesteld/beschikbaar moeten zijn in een taal die voor de wederpartij begrijpelijk is.104 De AC geeft aan dat de taal waarin het contract is opgesteld, de taal waarin is onderhandeld en de taal die de wederpartij gewoonlijk spreekt, gezien moeten worden als de taal/talen waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat de wederpartij deze begrijpt.105 De AC geeft ook aan dat voor “wereldtalen” (denk bijvoorbeeld aan Engels) niet zonder meer geldt dat deze voor de wederpartij begrijpelijk zijn. Wordt niet voldaan aan dit vereiste, dan kunnen de algemene voorwaarden niet van toepassing worden. De voorwaarden worden ook geen onderdeel van de overeenkomst als ze niet “readable” zijn, bijvoorbeeld omdat het lettertype veel te klein is.106 Op grond van black letter rule 7 kan het tevens voor komen dat een wederpartij zich kan beroepen op het feit dat niet alle bepalingen tegenover hem gelden indien er sprake is van een

surprising or unusual clause. Voor een gerechtvaardigd beroep mag de wederpartij met de

bepaling niet bekend zijn. In Schlechtriem & Schwenzer wordt opgemerkt dat de “verrassende” bepalingen geen onderdeel worden van het contract, zelfs indien de resterende bepalingen wel onderdeel zijn geworden.107

Bij uitleg over een beding waarvan twijfelachtig is wat de betekenis van dat beding is, geldt de uitleg die het gunstigst is voor de wederpartij. Dit blijkt uit black letter rule 9.

104 De AC stelt dat bepalend is welke talen de partijen voldoende beheersen. 105 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 218.

106 Perales Viscasillas, in: Flechtner, Brand & Walter 2008, p. 316. 107 Schmidt-Kessel, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 177-178.

(21)

3.3 De rechtsliteratuur en de Nederlandse rechter over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het WKV

Indien in het WKV gezocht wordt naar een regeling omtrent algemene voorwaarden, komt men er bekaaid vanaf nu dit onderwerp niet expliciet geregeld is.108 Toch wordt aanvaard dat het WKV ook van toepassing is bij vragen met als onderwerp ‘algemene voorwaarden’, terwijl dit onderwerp dus niet expliciet geregeld is.109 Dit, omdat aangenomen wordt dat het vraagstuk moet worden beantwoord door de bepalingen in het WKV inzake de totstandkoming van overeenkomsten.110 De artt. 14-24 van het WKV gaan, net als de Nederlandse wet, uit van aanbod en aanvaarding. Art. 23 WKV bepaalt dat het tijdstip waarop een overeenkomst tot stand komt, het tijdstip is “waarop een aanvaarding van een aanbod

van kracht wordt in overeenstemming met het bepaalde in dit Verdrag.”

Aanbod en aanvaarding dienen volledig overeen te stemmen krachtens art. 19 WKV. Kruisinga111 en Van Wechem112 spreken in dit verband van een mirror-image rule. Een verwijzing naar de eigen algemene voorwaarden door de wederpartij wordt gezien als een wezenlijke wijziging van het aanbod, en geldt dus als een tegenaanbod.113 Aanbod en aanvaarding stemmen dan dus niet overeen.

Voor de wederpartij van degene die de algemene voorwaarden van toepassing wil verklaren op de overeenkomst moet duidelijk zijn dat zijn wederpartij de eigen voorwaarden toepasselijk wil zien.114 Art. 8 lid 1 WKV bepaalt dat: “Voor de toepassing van dit Verdrag

(WKV, MC) dienen verklaringen afgelegd door en andere gedragingen van een partij te worden uitgelegd in overeenstemming met haar bedoeling, wanneer de andere partij die bedoeling kende of daarvan niet onkundig kon zijn”. Er wordt dus uitgegaan van de

subjectieve betekenis van een verklaring van één der partijen.115 In het geval dat de subjectieve betekenis niet kan worden vastgesteld, biedt art. 8 lid 2 WKV uitkomst. Er wordt dan gekeken naar de objectieve betekenis van de verklaring en er wordt bepaald dat een verklaring of gedraging moet worden uitgelegd “overeenkomstig de zin die een redelijk

persoon van gelijke hoedanigheid als de andere partij in dezelfde omstandigheden hieraan zou hebben toegekend”. Bij de bepaling welke algemene voorwaarden van toepassing zijn,

108 Van Wechem & Spanjaard 2010, p. 35. 109 Kruisinga 2005, p. 5.

110 Schroeter, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 364-365. 111 Kruisinga 2005, p. 6.

112 Van Wechem 2007, p. 179.

113 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 210. 114 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 214. 115 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 201.

(22)

kan ook worden gekeken naar welke handelswijze tussen de partijen gebruikelijk zijn (art. 8 lid 3 WKV). De manier van totstandkoming van de overeenkomst is vormvrij ex art. 11 WKV, net als de aanvaarding van een gedaan aanbod.116 Met het oog op eventuele bewijsvoering is het aan te raden om de overeenkomst schriftelijk te sluiten, met een duidelijke verwijzing naar de toepasselijke algemene voorwaarden.

De Hoge Raad (hierna: HR) heeft in het Vergo/Grootscholten arrest117 bepaald dat vragen met betrekking tot de toepasselijkheid van algemene voorwaarden moeten worden beantwoord aan de hand van het WKV. De HR formuleert dit in r.o. 3.3.2 als volgt:

“Tot de door het Weens Koopverdrag geregelde onderwerpen behoort de vraag of een partij haar toestemming heeft verleend tot de totstandkoming van een koopovereenkomst en daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden.”

De HR verwijst hierbij naar art. 7 lid 2 WKV. Dit artikel biedt uitkomst bij de opvulling van onderwerpen die in het WKV niet uitdrukkelijk geregeld zijn, wat ook wel gap-filling wordt genoemd.118 Janssen geeft, in lijn met de HR, terecht aan dat een gap opgevuld dient te worden door (de algemene beginselen die ten grondslag liggen aan) het WKV, indien het onderwerp wel bestreken wordt door het WKV, maar niet expliciet geregeld is. Slechts indien zulks niet mogelijk is, mag worden teruggevallen op het toepasselijke nationale recht.119

De AC heeft als black letter rule 1 een soortgelijke regel geformuleerd: “the question

on whether terms are included in the contract or not, is an issue which falls squarely within the scope of the CISG (WKV, MC)”.120 Het punt waarop de AC afwijkt van Vergo/Grootscholten is dat de AC het antwoord op de vraag of algemene voorwaarden toepasselijk zijn zoekt in het Verdrag zelf121 en niet door middel van gap-filling122 ex art. 7 lid 2 WKV.123

116 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 209.

117 HR 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4837, r.o. 3.3.2. 118 Van Wechem & Spanjaard 2010, p. 35.

119 Janssen 2005, p. 904-905.

120 Van Wechem, Spanjaard & Kruisinga 2013, p. 267.

121 Van belang daarbij zijn de artt. 8 lid 2, 9, 14, 18, 19 en 23 WKV.

122 Van Wechem is van mening dat de HR het WKV analoog had kunnen toepassen en dat daardoor aan

gap-filling niet toe had hoeven komen. Zie daarvoor verder: Van Wechem 2007, p. 117-119.

(23)

Met betrekking tot de manier van verwijzen, geeft de Rechtbank Rotterdam124 een handvat. De rechter oordeelt, onder verwijzing naar Vergo/Grootscholten, weer dat de vraag óf algemene voorwaarden deel zijn gaan uitmaken van een overeenkomst, beoordeeld moet worden aan de hand van het WKV. Pas daarna kan worden gekeken of de toepasselijkheid van het WKV wordt uitgesloten in die voorwaarden. Naar de algemene voorwaarden moet worden verwezen op een manier dat “de wederpartij van die verwijzing niet onkundig kon

zijn.” De rechtbank hanteert hierbij de maatstaf van een redelijk persoon ex art. 8 lid 2 WKV.

Algemeen wordt dus aanvaard dat het WKV van toepassing is bij vragen omtrent de toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Waarover echter geen overeenstemming is, is de eventuele verplichting tot terhandstelling. Hieronder zullen beide opvattingen belicht worden. Door de Rechtbanken Zutphen125, Utrecht126, Rotterdam127 en Amsterdam128, alle daterend uit 2009, is geconcludeerd tot verplichte terhandstelling voor toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Door de Rechtbank Den Haag129 wordt bepaald dat geen redelijke mogelijk tot kennisname wordt geboden indien een partij haar voorwaarden niet toezendt, maar slechts vermeldt dat deze gedeponeerd zijn bij de Rechtbank.130 De rechtbank zoekt ter onderbouwing aansluiting bij de black letter rules. Dit betekent dat deze uitspraken in lijn zijn met de in paragraaf 2.1 behandelde uitspraak van het BGH over terhandstelling.

Van Wechem en Spanjaard betogen dat BGH 31 oktober 2001 onjuist en niet maatgevend is ter zake de uitleg van het WKV. Zij stellen dat de regel inzake toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het WKV zou moeten zijn “dat een correcte en voor een redelijke

handelende partij begrijpelijke verwijzing daarvoor afdoende is”.131 De hiervoor uiteengezette uitspraken die de lijn van het BGH wel volgen, verdienen volgens Van Wechem dan ook geen navolging.132 Dit strookt tevens met de hiervoor in paragraaf 2.3 besproken opvatting van het OGH.

124 Rb. Rotterdam 1 oktober 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:8295. 125 Rb. Zutphen 14 januari 2009, NJF 2009, 244.

126 Rb. Utrecht 21 januari 2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BH0723. 127 Rb. Rotterdam 25 februari 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BH6416. 128 Rb. Amsterdam 3 juni 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BK0976. 129 Rb. Den Haag 10 juni 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:6512.

130 M.i. geldt ditzelfde indien de voorwaarden gedeponeerd zijn bij de Kamer van Koophandel. 131 Van Wechem & Spanjaard 2010, p. 38.

(24)

In onderstaande uitspraken wordt ook geoordeeld dat een redelijke mogelijkheid tot kennisname voldoende is voor toepasselijkheid; terhandstelling wordt niet als vereiste aangenomen.

De Rechtbank Zeeland-West-Brabant133 oordeelt dat het WKV toepasselijk is, indien is voldaan aan de vereisten ex art. 1 lid 1 onder a WKV en partijen het Verdrag niet hebben uitgesloten. De rechtbank verwijst daarbij naar Vergo/Grootscholten. De rechtbank kijkt vervolgens systematisch naar de volgende punten:

1. Het WKV regelt niets over toepasselijkheid, daarom moet worden gekeken naar de artikelen over de totstandkoming en uitleg van overeenkomsten.134

2. In r.o. 4.3.2 verwijst de rechter naar art. 7 lid 1 WKV, waarin staat dat bij uitlegkwesties rekening dient te worden gehouden met het internationale karakter van het WKV en het feit dat het Verdrag eenvormig moet worden uitgelegd.

3. De rechter oordeelt in r.o. 4.3.3, onder verwijzing naar Opinie 13, dat algemene voorwaarden onder het WKV toepasselijk worden, indien wordt voldaan aan twee voorwaarden:

“(1) partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend met de toepasselijkheid van de voorwaarden hebben ingestemd en (2) de wederpartij van de gebruiker van de voorwaarden een redelijke gelegenheid heeft gehad van die voorwaarden kennis te nemen (onderstreept, MC).”

De Rechtbank Rotterdam135 grijpt in de Schrijvershofzaak terug op art. 7 lid 2 WKV en Vergo/Grootscholten voor de vraag of voorwaarden toepasselijk zijn. Het antwoord op deze vraag wordt gezocht in Deel II van het WKV. Verder wordt verwezen naar een uitspraak van het Hof Den Haag136, stellende dat partijen de toepasselijkheid van algemene voorwaarden uitdrukkelijk of stilzwijgend kunnen overeenkomen, maar de wederpartij wel een redelijke mogelijkheid tot kennisname moet hebben gehad. In casu wordt voorts bepaald dat gedaagde een redelijke mogelijkheid heeft gehad om van de voorwaarden kennis te nemen, omdat de

133 Rb. Zeeland-West-Brabant 27 mei 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3423. 134 Artt. 14-24 WKV.

135 Rb. Rotterdam 2 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:8716. 136 Hof Den Haag 22 april 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1341.

(25)

voorwaarden naar aanleiding van een verwijzingstekst in de algemene voorwaarden makkelijk vindbaar en downloadbaar zijn. De rechtbank stelt dat

“Niet valt in te zien op welke grond de verwijzing naar een website onvoldoende zou

zijn in gevallen waarin het op zichzelf ook praktisch mogelijk geweest zou zijn de algemene voorwaarden mee te sturen.”

Een soortgelijk oordeel kwam eerder al van de Rechtbank Amsterdam137, onder verwijzing naar Opinie 13. De rechtbank oordeelt dat de voorwaarden van de eiseres “onderdeel kunnen

uitmaken van het aanbod van Kapiteyn (eiseres, MC) als die voorwaarden toegankelijk waren voor de wederpartij ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst.” Daarbij bepaalt de

rechtbank dat aan verweerster een redelijke mogelijkheid tot kennisneming is geboden, doordat de set met voorwaarden raadpleegbaar en downloadbaar was op de website van eiseres. Eiseres heeft naar deze voorwaarden wel verwezen op de orderbevestigingen.

De rechtbank Overijssel138 heeft in 2016, net als de HR in Vergo/Grootscholten, bepaald dat een leemte in de bepalingen van het WKV opgelost moet worden met de algemene beginselen waarop het Verdrag berust (art. 7 lid 2 WKV), en bij gebrek daarvan, aan de hand van het toepasselijke nationale recht139. Eén van de leemtes in het WKV is de toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Of gedaagde heeft ingestemd met de voorwaarden van eiseres hangt dus af van de algemene beginselen waarop het WKV berust. De rechtbank verwijst daarna naar Opinie 13 van de AC. Daar volgt uit dat gedaagde een redelijke mogelijkheid moet hebben gehad van de voorwaarden kennis te nemen. De rechtbank stelt dat daarvan sprake is, “indien partijen in het verleden vaker overeenkomsten zijn aangegaan onder dezelfde

algemene voorwaarden”. De rechter bepaalt dat gedaagde bekend moet zijn geweest met de

voorwaarden van eiseres, aangezien partijen sinds 2008 zaken met elkaar doen onder toepasselijkheid van die voorwaarden. De rechtbank gaat daarbij voorbij aan het feit dat niet is vast te stellen of de voorwaarden bij de eerste overeenkomst zijn toegezonden. Dit is volgens de rechtbank niet van belang140, omdat voor gedaagde in de jaren daarna duidelijk is geweest dat eiseres louter wilde contracteren onder haar eigen voorwaarden.

137 Rb. Amsterdam 8 januari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:7. 138 Rb. Overijssel 23 maart 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1140.

139 Dat moet worden bepaald aan de hand van Rome I. In casu was het toepasselijk recht het Belgische recht. 140 Andersluidend: Rb. Rotterdam 29 september 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BO2404 en Hof ’s-Hertogenbosch 29 mei 2007, ECLI:NL:GHSHE:2007:BA6976.

(26)

In Rechtbank Gelderland141 wordt door eiseres gesteld dat geen redelijke mogelijkheid tot kennisname is geboden, waarop door gedaagde niet wordt gereageerd. De rechter verklaart deze stelling daarom juist, waardoor de voorwaarden van gedaagde niet toepasselijk zijn. De rechter verwijst daarbij nog kort naar Opinie 13.

Een ietwat vreemde eend in de bijt is de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (2016).142 De rechtbank moet onderzoeken of de voorwaarden van eiseres Dibalex toepasselijk zijn geworden. Er wordt verwezen naar Vergo/Grootscholten, stellende dat uitlegkwesties opgelost moeten worden “aan de hand van de algemene beginselen waarop het verdrag berust.” Het WKV regelt immers niets over toepasselijkheid. De rechtbank verwijst naar de

artikelen 14-24 voor de vraag of de voorwaarden deel zijn gaan uitmaken van de overeenkomst. De rechtbank hanteert dezelfde toets als de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (punt 3). Met betrekking tot de redelijke gelegenheid wordt aangehaakt bij Opinie 13. De rechtbank wijkt in r.o. 3.19 met de volgende passage af van hetgeen dezelfde Rechtbank in de Schrijvershofzaak heeft bepaald, maar daar wordt niets verder over gezegd.

“Indien inderdaad, ten tijde van de onderhandelingen en de contractsluiting de MV-voorwaarden in het Engels, immers de voertaal tussen partijen, of het Duits, de taal van Delta, konden worden gelezen en gedownload, dan heeft Dibalex aan Delta genoegzame gelegenheid geboden om van de inhoud van die voorwaarden kennis te nemen. Delta behoefde, immers, slechts op de website van Dibalex de MV-voorwaarden na te lezen. De omstandigheid dat Dibalex niet uitdrukkelijk had vermeld (onderstreept, MC) dat de MV-voorwaarden op haar website konden worden nagelezen en gedownload, maakt dat oordeel niet anders. Daarbij merkt de rechtbank op dat Delta naar aanleiding van de in de offertes geschreven opmerking dat de MV-voorwaarden waren bijgesloten, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval was, bij Dibalex navraag had kunnen doen (onderstreept, MC). Van Delta mocht wel enige activiteit worden verwacht.”

Deze uitspraak wijkt af van de eerder besproken uitspraken, waarin wordt gesteld dat op zijn minst een verwijzing nodig is voor toepasselijkheid. De rechter bepaalt daarnaast dat van gedaagde een actieve houding wordt verwacht, iets wat in de overige uitspraken ook niet

141 Rb. Gelderland 14 oktober 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:7269. 142 Rb. Rotterdam 29 juni 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:4913.

(27)

terugkomt. Niet duidelijk is welke waarde moet worden toegekend aan deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam.

Kruisinga stelt dat de uitspraak van het BGH gevolgd zou moeten worden, omdat deze wél de heersende leer weergeeft.143 Met andere woorden: aan deze uitspraak komt persuasive

authority toe. De redenering daarachter is dat Van Wechem en Spanjaard uitspraken

gebruiken die dateren van vóór 2001 en dat op basis van de door hen aangehaalde uitspraak van het HvB Gent (zie paragraaf 2.2) niet een conclusie kan worden getrokken over de uitleg van het WKV met betrekking tot de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.144 Tevens stipt Kruisinga aan dat in de literatuur een discussie bestaat over art. 8 WKV, waarover Van Wechem en Spanjaard niets vermelden.145 De discussie is gelegen in de vraag of uit art. 8 WKV volgt dat een enkele verwijzing naar de voorwaarde voldoende is of de partij die zijn algemene voorwaarden wil gebruiken verplicht is deze aan zijn wederpartij ter hand te stellen.146 Kruisinga voegt een nuance toe. Zij stelt dat de toepasselijkheid van algemene voorwaarden tevens “kan voortvloeien uit onderhandelingen of uit tussen partijen ontstane

gebruiken”.147 Dat zal in ieder geval het geval zijn indien sprake is van een langdurige handelsrelatie. Het kan ook voorkomen dat de bepalingen van het WKV opzij worden gezet door de gebruikelijke handelswijze tussen partijen ontstaan uit een langdurige handelsrelatie (art. 9 WKV).148 Indien partijen echter voor de eerste keer een overeenkomst sluiten, acht Kruisinga terhandstelling van de algemene voorwaarden aan de wederpartij verplicht.149 Zoals hierboven geïllustreerd volgen Nederlandse rechters de uitspraak van het BGH omtrent terhandstelling. In paragraaf 2.5 van Opinie 13 oordeelt de AC dat de hierboven geschetste interpretatie door het BGH, zoals gevolgd door o.a. de Rechtbanken Utrecht (2009) en Rotterdam (2009)150 te strikt is. Niet vereist is “that the terms themselves should be handed

over or sent to the offeree at the time of contracting”. Voldoende zou zijn dat de wederpartij

een redelijke mogelijkheid tot kennisname wordt geboden. In deze paragraaf is duidelijk geworden dat veel Nederlandse rechters inderdaad uitgaan van dit criterium.

143 Kruisinga 2010, p. 108.

144 Kruisinga 2010, p. 109. 145 Kruisinga 2010, p. 109.

146 Schmidt-Kessel, in: Schlechtriem & Schwenzer 2016, p. 173. 147 Kruisinga 2010, p. 111.

148 Bertrams & Kruisinga 2014, p. 203. 149 Kruisinga 2010, p. 110-111. 150 Zoals hierboven besproken.

(28)

De AC stelt in paragraaf 2.5 van Opinie 13 dat:

“It would, for instance, suffice where the reference to the inclusion of the standard

terms refers to the offeror’s website where the terms are available.”

Toch prefereert de AC de benadering van het BGH boven de Belgische benadering (zoals wordt besproken in paragraaf 2.2).151

De AC sluit hiermee tevens aan bij de Dienstenrichtlijn152, welke regel voor Nederland gecodificeerd is in art. 6:230c BW. Een uitvoerige bespreking van de Dienstenrichtlijn gaat het bestek van deze scriptie echter te buiten.

Voor de vraag wanneer verwezen moet worden naar algemene voorwaarden, geeft de volgende uitspraak enkele handvaten. In de zaak die dient voor het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch153 ontstaat een geschil omtrent aansprakelijkheid. Appellante wijst de aansprakelijkheid van de hand met een beroep op haar algemene voorwaarden. Geïntimeerde betwist de toepasselijkheid van die voorwaarden en stelt zich op het standpunt dat geen van beide voorwaarden gelden. Over de toepasselijkheid van het WKV bestaat in casu geen discussie.154 Het hof oordeelt dat de voorwaarden van appellante niet gelden. Door appellante is ná het sluiten van de overeenkomst pas verwezen naar haar algemene voorwaarden, en het hof acht dat, onder verwijzing naar paragraaf 3.6 van Opinie 13, te laat. Geïntimeerde heeft ook telkens naar haar eigen voorwaarden verwezen op de bestelformulieren. Het hof stelt daarover in r.o. 2.32:

“De enkele omstandigheid dat een partij op de hoogte kan zijn van het feit dat een

wederpartij algemene voorwaarden hanteert, betekent nog niet dat die partij ook op de hoogte is van de inhoud van die voorwaarden, noch dat die partij bij het aangaan van een specifieke overeenkomst de toepasselijkheid van dergelijke voorwaarden heeft aanvaard.”

151 Voor de reden daarachter zie paragraaf 2.4 van de Opinie.

152 Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.

153 Hof ’s-Hertogenbosch 24 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:606.

154 Het geschil omvat veel meer dan alleen de vraag welke voorwaarden volgens het WKV gelden, maar daartoe zal in deze worden beperkt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast blijft de Wederpartij aansprakelijk voor alle overige dientengevolge door 123Bouwdroger geleden schade (zoals bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend:

In het geval van strijdigheid tussen de inhoud van deze algemene voorwaarden en een tussen opdrachtgever en Social Media Junkie gesloten overeenkomst, heeft de inhoud van de

Bij niet naleving van de (betalings-)verplichtingen door de koper, is Certo bvba gerechtigd alle hiermee gepaard gaande (buiten-) gerechtelijke kosten van welke aard dan ook

Opdrachtgever behoudt zich het recht voor de indeling van de Website (incl. zoekopties et cetera) te allen tijde en naar eigen inzicht te wijzingen zonder dat Deelnemer recht heeft

9.1 ScriptieScreening is slechts aansprakelijk jegens de klant voor een toerekenbare tekortkoming in de nakoming en uitvoering van de uit de overeenkomst

Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen Jan Koster Handelsonderneming (ook handelende onder Koster haardhout& pellets) hierna te

7.1 Noortje Teurlings is bevoegd de nakoming van de verplichtingen op te schorten of de overeenkomst te ontbinden, indien Opdrachtgever de verplichtingen uit de overeenkomst

Westerduin Hypotheekadvies niet worden gebruikt voor of verstrekt aan derden voor andere doeleinden dan ten behoeve van de uitvoering van de aan haar verstrekte opdracht of door