• No results found

Foutenverwerking als voorspeller voor cannabisgebruik onder multi-probleem jongvolwassenen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Foutenverwerking als voorspeller voor cannabisgebruik onder multi-probleem jongvolwassenen"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Foutenverwerking als voorspeller

voor cannabisgebruik onder

multi-probleem jongvolwassenen

Naam: Nora Hulscher

Studentnummer: 10003235 Begeleiders:

- Binnen Programma Groep: Johan Verwoerd

- Externe begeleider(s): Ivanka van Delft/ Reshmi Marhe/ Josjan Zijlmans

Onderzoeksinstelling : Academische Werkplaats/ bij De Nieuwe Kans- VUmc afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie

Masters; Klinische Neuopsychologie en Klinische psychologie Datum: 01-02-2017 T/M 01-08-2017

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 9 Design ... 9 Participanten ... 10 Meetinstrumenten ... 11 Foutenverwerking ... 11 Drugsgebruik ... 13 Procedure ... 13 Data-analyse ... 15 Resultaten ... 16 3.1 Beschrijvende statistiek ... 16 3.2 Gedragsdata foutenverwerking ... 17

3.3 De Correlaties tussen Cannabisgebruik afgelopen 30 dagen op T0 , aantal Jaren gebruik, aantal fouten op de Flanker taak, Reactietijd op de Flanker taak en Post-error slowing. ... 18

3.4. Exploratieve analyses ... 19

3.5 Meervoudige multipele regressie analyses van Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T0, en het Aantal fouten op de Flanker taak, de Reactietijd op de Flanker taak of de Post-error slowing. ... 19

3.6 De correlaties van Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen, op T2, Aantal Jaren gebruik, Aantal fouten op de Flanker taak, Reactietijd op de Flanker taak en Post-error slowing ... 21

3.7 De meervoudige regressie analyses van Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen, op T2, en het Aantal fouten op de Flanker taak, de Reactietijd op de Flanker taak en de Post-error slowing. ... 22

(3)
(4)

Abstract

Multi-probleem jongvolwassenen zijn jongeren tussen 18 en 27 jaar, die diverse problemen hebben, waaronder drugsproblemen. Dit onderzoek werd gedaan binnen H.E.T. onderzoek, waarbij de ‘H’ voor hersenenonderzoek, de ‘E’ voor effectiviteit-onderzoek en ‘T’ voor trajecteffectiviteit-onderzoek staat. In de gemeente Rotterdam worden binnen H.E.T. onderzoek de risicofactoren in kaart gebracht, die de hardnekkigheid van Cannabisgebruik binnen deze doelgroep kunnen voorspellen. In het onderzoek werd gekeken naar de relatie tussen de executieve functie foutenverwerking en

cannabisgebruik. Foutenverwerking staat bekend als al dan niet leren van schadelijk gedrag uit het verleden en het voorkomen van schadelijk gedrag in de toekomst. Vierentachtig jongvolwassen mannen met een gemiddelde leeftijd van 21.9 jaar (SD) werden voor het onderzoek geselecteerd. Foutenverwerking werd gemeten door middel van de Erikson Flanker taak; aan de hand van de gemiddelde Reactietijd, het aantal fouten en de post-error slowing. Cannabisgebruik werd gemeten door middel van de zelfrapportagelijst de MATE (Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie), waarbij specifiek naar het gebruik over de afgelopen 30 dagen werd gekeken De Flanker taak en de MATE werden allebei op het eerste meetmoment (T0) afgenomen. De MATE werd ook 6 tot 8 maanden later afgenomen (T2). Als controlevariabele voor meetmoment 1 werd het aantal jaren gebruik meegenomen en op moment 2 werd gecontroleerd het aantal jaren gebruik en aantal dagen gebruik in de maand voor T0 .

De resultaten lieten geen samenhang zien tussen de 3 maten voor

foutenverwerking en cannabisgebruik op T0 . Tevens bleek dat foutenverwerking geen goede voorspeller was voor cannabisgebruik op T2. Wel werd gevonden dat het aantal jaren dat jongvolwassenen cannabis gebruikten, samen met het cannabisgebruik in de maand voorafgaand aan het onderzoek, 48,3% van de variantie van het

cannabisgebruik, op T2 verklaarde.

Uit het huidige onderzoek valt te concluderen dat geen samenhang lijkt te bestaan tussen foutenverwerking en het cannabisgebruik bij multi-probleem jongvolwassenen. In toekomstig onderzoek zou gekeken kunnen worden naar een betere operationalisatie van cannabisgebruik. Er zou bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar de gebruikte hoeveelheid Tetrahydrocannabinol (THC) om het

(5)

Inleiding

In 2013 vielen in Rotterdam ongeveer 6.000 jongvolwassenen onder de groep multi-probleem jongvolwassenen, dit is 6% van het totaal aantal jongvolwassenen in deze stad (CBS, 2013). Het begrip ‘multi-probleem jongvolwassenen’ wordt gedefinieerd als een groep jongvolwassenen, in de leeftijdscategorie 18 tot 27 jaar, met een

verscheidenheid aan psychosociale problemen (Osgood, Foster & Courtney, 2010) met betrekking tot inkomen, justitiële achtergrond, psychologische problemen en verslaving. Deze jongvolwassenen worden in onderzoeken vaak onder adolescenten (18-21 jaar) of volwassenen (18 jaar en ouder) geschaard (Crone, 2009). Volgens Arnett (2005) is het van belang om apart naar deze leeftijdsgroep te kijken, omdat deze fase een kritieke periode is wat betreft het verder ontwikkelen van executieve functies, het ontwikkelen van het zelfbeeld en zelfexploratie. Tegelijkertijd lijkt dit de periode te zijn waarin jongvolwassen beginnen en experimenteren met drugs (Arnett, 2007). In onderzoeken van het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA; Europees Drugsrapport 2016) en het Trimbos Instituut komt naar voren dat steeds meer

jongvolwassenen drugs gebruiken, waarvan cannabis de meest gebruikte drug is. In dit onderzoek komt naar voren dat 1 op de 80 Nederlanders boven de 18 jaar (bijna) dagelijks cannabis gebruikt. Dit betreft ongeveer 160 duizend mensen, waarvan 40% tussen de 18 tot 29 jaar (Trimbos Instituut, 2016).

Naast het gegeven dat jongvolwassenen in deze periode in grote getalen drugs gebruiken, komt in onderzoek naar voren dat de hersenen in deze leeftijdsgroep

kwetsbaar zijn voor drugs (Monti et al., 2005; Spear et al., 2000, aangehaald in Hanson et al., 2010). Deze kwetsbaarheid maakt dat een paar uur na gebruik al negatieve gevolgen op leren, geheugen, aandacht en het spatiële werkgeheugen te meten zijn (Fried et al, 2005; Harvey et al. 2007). Deze resultaten zijn niet uniek en in veel verschillende onderzoeken komt naar voren dat drugsgebruik een negatieve invloed heeft op het executief functioneren en de cognitieve controle ,zowel op korte termijn ( Jacobus et al., 2005; Grant et al., 2012), als op de lange termijn (Pope et al., 2003; Fried et al., 2005). Verschillende onderzoeken bevestigen dat cognitieve problemen, zoals

aandachtsproblemen, geheugenproblemen en vertraging van psychomotorisch handelen aanwezig blijven, ook na een maand onthouding (Medina et al., 2007; Harvey et al., 2007). Deze gevolgen verminderen pas na drie maanden onthouding (Jacobus et al., 2005; Fried et al., 2005, Jacobus et al. 2009).

(6)

Onderzoek naar verslaving binnen deze doelgroep laat zien dat jongvolwassenen die verslaafd zijn aan drugs zich bewust zijn van de negatieve consequenties van het drugsgebruik, maar de (cognitieve) controle over het compulsieve drugsgedrag kwijt zijn, waardoor zij hierin herhaaldelijk terugvallen (Goldstein &Volkow, 2002; Garavan & Hester, 2007). Volgens de meest recente versie van de DSM(DSM–5; American

Psychiatric Association, 2013) is ;één van de kenmerken van een verslaving; “ een persisterende wens of vergeefse pogingen om het middelgebruik te minderen of in de hand te houden”. Oftewel, het is voor drugsgebruikers moeilijk om te stoppen met drugs en dit vol te houden, wat mogelijk komt door de verminderde cognitieve controle. Drugsgebruikers hebben moeite met het adequaat inhiberen van drugsgerelateerd gedrag. Hierdoor kunnen zij verminderd adaptief leren van eerder schadelijk gedrag (Hajcak, McDonald& Simons, 2003). Het al dan niet leren van schadelijk gedrag uit het verleden en het voorkomen van schadelijk gedrag in de toekomst wordt

foutenverwerking genoemd (Franken et al., 2007). Foutenverwerking is als executieve functie cruciaal voor het controleren van gedrag om verdere problemen in de toekomst te voorkomen. Uit verschillende onderzoeken die naar foutenverwerking kijken door middel van hersenfuncties als event-related potentials (ERP’s) en verschillende

hersenscans als Elektro Encefalo Grafie (EEG), komt echter naar voren dat verminderde hersenactiviteit zichtbaar was in de anterior cingulate cortex, de dorsolateral prefrontal cortex en de orbitofrontale cortex bij mensen die verslaafd waren aan roken (Luijten et al., 2010; Yurgelun- Todd et al. 1999), cocaïne (Franken et al., 2007; Luo et al., 2013; Goldstein et al., 2009; Hester, Simoes-Franklin, Garavan, 2006; Kaufman et al, 2003; Hester & Garavan, 2004; Marhe etal. , 2013) en cannabis (Block et al., 1999; Hester, Nestor en Garavan, 2009; Cousijn et al., 2012). Deze verminderde hersenactiviteit kan gelinkt worden aan componenten in het EEG die gebruikt worden als index voor

verminderde foutenverwerking. Deze bevindingen impliceren dus dat sprake is van een verminderde foutenverwerking in het brein, waardoor de cognitieve controleprocessen bij mensen met een drugsprobleem disfunctioneel zijn. Dit zou de verminderde controle van drugsgerelateerd gedrag kunnen verklaren.

Foutenverwerking kan ook gemeten worden door middel van gedragsmaten die te meten zijn met neuropsychologische taken waaronder bijvoorbeeld de Flanker taak (Eriksen& Eriksen, 1974). Bij de Flanker taak wordt aan de proefpersonen gevraagd om te reageren op een targetstimulus (de middelste letter in een rij van vijf letters), die

(7)

omringd wordt door gelijke of andere letters die de verwerking van dit target kunnen verstoren. Foutenverwerking kan hier worden afgeleid door te kijken naar het verschil in de gemiddelde reactietijden, het aantal fouten en de post-error slowing. Post-error

slowing refereert naar het feit dat mensen trager reageren na een fout antwoord (Rabbit,

1966). Post-error slowing is het verschil in reactietijd tussen de post-error trial en de voorafgaande pre-error trial en wordt gemeten door middel van het verschil in reactietijd tussen de twee trials(Dutilh et al., 2012). Een positieve score op post-error

slowing impliceert dat mensen inderdaad trager reageren na een foutief antwoord. Wat

betekent dat als iemand geen problemen heeft met foutenverwerking, iemand vertraagt na het maken van een fout en er sprake is van een correcte post-error slowing. Dit

impliceert, dat als iemand laag scoort op de executie functie foutenverwerking, diegene niet vertraagt na het maken van een fout en daarbij een lage score zal hebben op post

error-slowing in de Flanker taak. Iemand die problemen heeft met foutenverwerking zal

dan ook niet trager reageren na het maken van een fout en laat verminderde post-error

slowing zien. Eveneens is er sprake van een verminderde foutenverwerking wanneer

een proefpersoon een snelle reactietijd (RT) heeft aangezien de proefpersoon dan na een fout antwoord nauwelijks vertraagt bij het geven van het volgende antwoord. Als een proefpersoon een verhoogd percentage fouten (AC) heeft, is er sprake van een verminderde foutenverwerking, aangezien de proefpersoon niet lijkt te leren van zijn fouten, wat inhoudt dat de fouten niet goed verwerkt worden.

Verschillende andere onderzoeken hebben gekeken naar de foutenverwerking op gedragsniveau in relatie tot middelengebruik (Nestor et al., 2011; Kamarajan et al. 2005; Pandey et al., 2012; Li et al., 2009; Hester & Garavan, 2004). Zo ook Luijten et al. (2011) die onderzoek deden bij jongvolwassenen die rookten. Zij vergeleken de hersenen en de gedragsmaten van de Flanker taak van 19 jongvolwassenen die regelmatig rookten met die van 20 jongvolwassenen die nog nooit of nauwelijks (minder dan 10 sigaretten) gerookt hadden. De participanten deden de Flanker taak, terwijl er tegelijkertijd een EEG-onderzoek werd afgenomen. Vervolgens werden de prestaties van de Flanker taak, op basis van het aantal fouten en de post error-slowing, met elkaar vergeleken.

Tegelijkertijd werd er gekeken naar de verschillen op neurologisch niveau. Uit beide analyses kwam naar voren dat jongvolwassenen die rookten niet of nauwelijks

reageerden op het maken van fouten en dat er sprake was van verminderde post

(8)

er sprake was van een verminderde foutenverwerking. Verschillende andere

onderzoeken kwamen tot dezelfde resultaten (Evans et al., 2009; Franken et al., 2010; Galavan et al., 2011; Luijten et al., 2011; Rass, Fridberg & O’Donnell, 2014; de Ruijter et al., 2012).

Een ander onderzoek dat foutenverwerking, op basis van de gedragsmaten van de Flanker taak, bij volwassenen onderzocht was van Franken et al. (2007). Zij

onderzochten of jongvolwassenen die cocaïneverslaafd waren een verminderde foutenverwerking hadden. Dit deden zij door middel van 15 cocaïne verslaafde

jongvolwassenen op basis van de gedragsdata van de Flanker taak en hersenonderzoek te vergelijken met 16 volwassenen die geen cocaïne gebruikten. In dit onderzoek kwam naar voren dat de jongvolwassen die cocaïne gebruikten een hogere reactietijd hadden, meer fouten maakten en een verminderde post-error slowing hadden. Hieruit

concludeerden de onderzoekers dat bij jongvolwassenen cocaïnegebruikers sprake was van verminderde foutenverwerking. Andere onderzoeken vonden dezelfde resultaten bij cocaïne ( Hester & Garavan, 2004; Marhe et al., 2013) en bij andere stimulantia

(Kaufman et al., 2003; Leland et al., 2008), waar cocaïne onder valt.

Tevens komt uit verschillende onderzoeken naar voren dat jongeren die MDMA gebruikten, veelvuldig alcohol nuttigen of cannabis gebruikten niet trager reageren na een fout en dat er waarschijnlijk sprake is van verminderde post-error slowing

(Kamarajan et al, 2006; Karch et al., 2008; Leland et al., 2008). De onderzoekers

concludeerden hieruit dat er sprake was van verminderde foutenverwerking (Forman et al., 2004; Kaufman et al., 2003; Hester et al.2009; de Ruiter et al., 2012).

De verschillende onderzoeken tezamen genomen, lijkt er sprake te zijn van een wederkerige samenhang tussen drugsgebruik en foutenverwerking. Zo suggereren verschillende onderzoeken dat verminderde foutenverwerking samenhangt met (meer) drugsgebruik, zowel op basis van breinonderzoek (Zoals bijv. Cousijn et al., 2012;

Hester, Simoes-Franklin & Garavan, 2006; Luo et al., 2013) als gedragsmaten (Zoals bijv. Goldstein et al., 2009; Hester, Nestor en Garavan, 2009; Marhe, Ben & Franken,2012).Zo constateerden Marhe et al. (2013) dat aan de hand van verminderde activatie in de dorsale anteriore cingulate cortex, het gebied dat gelinkt wordt aan foutenverwerking, het voorspelbaar was of cocaïneverslaafden al dan niet zouden terugvallen. Andere onderzoekers vonden dat drugs een negatieve samenhang heeft met foutenverwerking (o.a. Kaufman et al.2003; de Ruiter et al., 2012; Fried, Watkinson& Gray, 2004). Zo

(9)

vonden Alting von Geusau et al. (2003) een samenhang tussen volwassen mannen die MDMA gebruikten en een verminderde foutverwerking op de Flanker taak. Deze samenhang werd niet gevonden bij volwassenen die geen MDMA gebruikten. Deze resultaten worden ook bij verschillende andere drugs, zoals opiaten, cocaïne, nicotine en cannabis gevonden (Forman et al., 2004; de Ruiter et al., 2012; Tapert et al., 2007).

Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat drugsgebruik een negatieve samenhang heeft met foutenverwerking. Echter, hier zijn alle drugs samengenomen terwijl uit recent onderzoek blijkt dat cannabis één van de meest gebruikte drugs onder

jongvolwassenen in Nederland is (Trimbos Instituut, 2016). Het is dan ook van belang om specifiek naar cannabis te kijken. Wanneer er alleen naar cannabisgebruik gekeken wordt, wordt er een negatieve samenhang gevonden tussen foutenverwerking en cannabisgebruik (Nicholls, Bruno & Matthews, 2015; Abdullaev et al., 2010; Hester, Nestor en Garavan, 2009). Oftewel wanneer iemand een verminderde foutenverwerking heeft er sprake is van meer cannabis gebruik. Zo vonden Kowal et al. (2015) dat de hoeveelheid en de dosis drugs van invloed is op foutenverwerking. Zij deden onderzoek naar jongvolwassenen die verschillende dosis cannabis hadden gebruikt en

concludeerden dat hoe groter de dosis was, hoe groter de invloed op de

foutenverwerking was. Oftewel,hoe meer drugs er werden gebruikt, hoe minder de foutverwerking was. Ook kwam in het onderzoek van Hester, Nestor en Garavan (2009) naar voren dat chronische cannabisgebruikers significant slechter scoorden op

foutenverwerking ,ergeleken met (jong)volwassenen die niet gebruikten. Slechts één onderzoek vond geen verschil tussen cannabisgebruikers en niet-gebruikers ( Tapert et al., 2007). In het onderzoek van Tapert et al. (2007) kwam naar voren dat chronische cannabisgebruikers niet significant verschilden wat betreft foutenverwerking

,vergeleken met (jong)volwassenen die niet gebruikten.

Op basis van de eerder genoemde onderzoeken zou men verwachten dat

volwassenen die drugs gebruiken verminderde foutenverwerking hebben, waardoor de verslaving in stand gehouden wordt. Eventuele behandeling van het drugsgebruik zou door de verminderde foutenverwerking ondermijnd kunnen worden. De eerdere onderzoeken suggereren dat er een samenhang bestaat tussen cannabisgebruik en foutenverwerking. Echter, naar de samenhang tussen de gevolgen van verminderde foutenverwerking en cannabisgebruik is nauwelijks onderzoek gedaan, terwijl dit van belang kan zijn voor het behandelen van cannabisgebruik. Tevens is nog weinig

(10)

onderzoek uitgevoerd naar de jongvolwassenen in de leeftijdscategorie van 18-27 jaar. De reden hiervan is dat deze groep over het algemeen onder andere leeftijdsgroepen wordt geschaard (Crone, 2009), terwijl dit de groep lijkt te zijn die het meeste cannabis gebruikt (Trimbos instituut, 2016). Daarom is dit onderzoek specifiek gericht op deze populatie, waarbij wordt gekeken naar zowel de samenhang tussen recent

cannabisgebruik en foutenverwerking bij multi-probleem jongvolwassenen, voor de start van het dagbestedingstraject, als naar de voorspellende waarde van

foutenverwerking ten opzichte van cannabisgebruik, na de start van het

dagbestedingstraject. De onderzoeksvraag die hierbij beantwoord dient te worden is: “Wat is de relatie tussen foutenverwerking en cannabisgebruik?”. Om deze te kunnen beantwoorden wordt gekeken naar twee deelvragen: “Wat is de relatie tussen

cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen bij multi-probleem jongvolwassenen en foutenverwerking voor de start van een dagbestedingstraject (De Nieuwe Kans)?” en “Wat is de samenhang tussen foutenverwerking bij multi-probleem jongvolwassenen en cannabisgebruik, 6 tot 8 maanden na de start van het dagbestedingstraject (De Nieuwe Kans), rekening houdend met eerder gebruik?”.

Methode

Design

Het huidige onderzoek was onderdeel van een groter cohortonderzoek; ‘H.E.T.

onderzoek’, waarbij de ‘H’ voor hersenenonderzoek, de ‘E’ voor effectiviteit-onderzoek en ‘T’ voor trajectonderzoek staat. Gedurende dit onderzoek werden jongvolwassen mannen uit Rotterdam met problemen op meerdere vlakken onderzocht. Hierbij werd gekeken naar neurobiologische kenmerken bij multi-probleem jongvolwassenen (H), wat het effect is van dagbehandelingen in Rotterdam (E) en welke trajecten zij hebben doorlopen (T) (de Academische Werkplaats bij de Nieuwe Kans, 2015). Deze studie is goedgekeurd door de Medisch Etische Toetsingcommissie (METC, NL4696.029.13).

(11)

In de huidige studie werd gekeken naar de samenhang tussen executief functioneren, uitgedrukt via de maat foutenverwerking van de Flanker taak en cannabisgebruik.

Gedurende het onderzoek waren er vier meetmomenten; voorafgaand aan het traject (T0), gedurende het traject (T1), na afloop van het traject (T2) en een follow up (T3). De data die in dit onderzoek werd gebruikt, werd op twee verschillende meetmomenten geworven; aan het begin van het onderzoek (T0), wat voorafgaand aan het traject was, en na 6 tot 8 maanden (T2), wat na afloop van het traject was. Gedurende T0

werden zowel de Flanker taak (Eriksen & Eriksen, 1974), waarmee de gedragsdata gemeten wordt, als de MATE (Schipper, Broekman & Buchholz,201 1), een

zelfrapportage vragenlijst die drugsgebruik meet, afgenomen. De Flanker taak en de MATE op T0 werden niet op dezelfde dag afgenomen, aangezien de Flanker taak in het Behavioral Lab van de Erasmus Universiteit moest worden afgenomen. De Flanker taak werd gemiddeld een dag later alsnog afgenomen. De jongvolwassenen mochten direct voorafgaand aan de Flanker taak geen drugs hebben gebruikt; hadden ze dit wel dan werden ze uitgesloten van het onderzoek. Op T2 werd alleen de MATE nog een keer afgenomen (zie Figuur 1; Verschillende meetmomenten).

De jongvolwassenen volgden gedurende dit onderzoek een traject bij de Nieuwe Kans. Dit traject is om hen opnieuw te leren deelnemen aan de maatschappij, zonder interventies. De jongvolwassenen werden verplicht om vier dagen in de week bij de Nieuwe Kans aanwezig te zijn om lessen en cursussen te volgen, met betrekking tot maatschappijleer en sociale vaardigheden. Tegen het eind van het traject volgen de jongeren cursussen en lopen zij stage om de kans op een baan te vergroten. Dit traject duurt gemiddeld 6 tot 8 maanden.

(12)

Gedurende dit onderzoek wordt gekeken naar de samenhang tussen de prestatie op foutenverwerking, en het cannabisgebruik van de afgelopen 30 dagen zowel op T0 als T2. In de huidige studie is sprake van een correlationeel design.

Participanten

In totaal heeft het onderzoek 696 deelnemers, waarvan 127 participanten ook de neurologische en neuropsychologische testen hebben doorlopen. In dit onderzoek wordt naar deze 127 participanten gekeken. Van deze 127 participanten zijn er nog 5 uitgesloten van onderzoek omdat zij voorafgaand aan het afnemen van de

neurobiologische of neuropsychologische taken drugs hadden gebruikt. Uiteindelijk zijn er 122 jongvolwassenen meegenomen in het huidige onderzoek. Deze participanten hebben een minimumleeftijd van 18 jaar en een maximum leeftijd van 26 jaar (M = 21,97, SD = 2,39). De participanten werden geworven bij het Jongerenloket of bij de Nieuwe Kans. Door middel van de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM, Lauriks, Buster, de Wit, van de Weerd, Tigchelaar & Fassaert, 2012) werd er bepaald of de jongvolwassen tot de multi-probleem jongvolwassenen behoorde. Deze werd standaard afgenomen gedurende de intake bij zowel de Nieuwe Kans als het Jongerenloket.

Wanneer de jongvolwassene voldeed aan de inclusie-eisen: man tussen de 18 en 27 jaar met voldoende kennis van de Nederlandse taal en met een multi-problematische score op de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM), werd hij doorverwezen naar het H.E.T. onderzoek. De ZRM bestaat uit elf domeinen, te weten: Financiën, Dagbesteding, Huisvesting, Huiselijke relaties, Geestelijke Gezondheid, Lichamelijke Gezondheid, Verslaving, Activiteiten Dagelijks Leven, Sociaal Netwerk, Maatschappelijk Participatie, en Justitie. Op ieder domein kan een score van één (niet zelfredzaam) tot vijf (volledig zelfredzaam) worden behaald (Lauriks, Buster, de Wit, van de Weerd, Tigchelaar & Fassaert, 2012). De participant diende een score van één of twee op Financiën én

Dagbesteding te hebben, met daarnaast een score van één, twee of drie op minimaal één van de volgende domeinen: Justitie, Verslaving, Geestelijke Gezondheid of Sociaal

netwerk. Tevens moest een score van drie, vier of vijf op Lichamelijke Gezondheid worden gescoord om in aanmerking te komen voor het onderzoek. Wanneer hier aan is voldaan, is er sprake van een problematische score. Een belangrijk gegeven is dus dat desbetreffende jongere op het moment van deelname te maken had met

(13)

multi-problematiek en daardoor onder de populatie multi-probleem jongvolwassene geschaard kon worden, waarbij sprake is van problemen op minimaal twee

afzonderlijke domeinen. Ook mocht de jongvolwassene niet voldoen aan de volgende exclusie-eisen; 1. De participant had al zorg gedurende de intake op het Jongerenloket. 2. Hij had geen specialistische zorg nodig. 3. Hij had zelf dagbesteding gevonden (werk of school). 4. De jongen werd direct verwezen naar een instantie voor werkbemiddeling. 5. Hij had een MBO 4 opleiding of hoger afgerond. 6. Hij kreeg geen hulp van het

Jongerenloket. 7. Wanneer geen gegevens met betrekking tot het intelligentieniveau bekend waren.

De participanten die bij de Nieuwe Kans werden geworven moesten eveneens voldoen aan de inclusie eisen. Hier werd de ZRM gedurende de intake bij de Nieuwe Kans afgenomen. De eerste 150 jongvolwassenen die de informed consent hadden getekend deden mee aan het neurobiologische en neuropsychologische deel van dit onderzoek.

De participanten die voorafgaand aan de Flanker taak drugs hadden gebruikt zijn uitgesloten van het onderzoek (N=5). De participanten die voorafgaand aan de MATE drugs hadden gebruikt, werden niet uitgesloten van het onderzoek, omdat dit niet van invloed zou zijn op het onderzoek. Daarnaast werden 16 participanten van wie de scores lager dan 50% correct was op de Flanker taak uitgesloten van het onderzoek, vanwege niet betrouwbaar te interpreteren gegevens.

Voor alle deelnames kregen de jongvolwassenen geld. Voor de vragenlijsten van T0 en T3 kregen de participanten 20 euro, voor T1 en T2 kregen de participanten 10- euro. Voor de verschillende onderdelen van het biologische deel van T0 kregen de participanten geld zowel voor de fMRI als de EEG kregen de particpanten 15 euro. In totaal kon dit neerkomen op 30 euro voor het neurobiologische deel van T0. De bedragen werden berekend naar de hoeveelheid tijd die het de deelnemer kostte.

Meetinstrumenten

Foutenverwerking

De Eriksen Flanker taak (Eriksen & Eriksen, 1974) wordt veel gebruikt in onderzoek voor het in kaart brengen van neuropsychologische factoren en blijkt doeltreffend te zijn om aandacht en executieve functies te testen (Eriksen 1995). In dit

(14)

onderzoek wordt de Eriksen Flanker taak gebruikt om de foutenverwerking van de jongvolwassenen te meten. De stimuli bestaan uit letterreeksen van 5 letters (HHHHH, SSSSS, HHSHH, SSHSS). De proefpersoon wordt gevraagd zich te focussen op de middelste letter. Hier krijgt de

proefpersoon 150 milliseconden voor. Als de middelste letter een ‘S’ is, dan moet de proefpersoon met zijn linker wijsvinger een knop indrukken. Is de middelste letter een ‘H’, dan moet de deelnemer een knop indrukken met zijn rechter wijsvinger. Voor het reageren op de stimuli krijgt de proefpersoon 648 ms. Vervolgens krijgt de

proefpersoon feedback door middel van symbolen; ziet de proefpersoon een (+) dan heeft hij correct gehandeld, ziet hij een (-) dan incorrect en ziet hij een (!) dan was hij te laat met reageren. In totaal worden 400 trials afgenomen, verdeeld over 5 blokken. Participanten die te veel fouten maken(meer dan 50%) worden niet meegenomen in de analyse, vanwege de mogelijke gokkans. Wanneer de proefpersoon te laat reageerde werd dit als een missing value meegenomen. In het huidige onderzoek heeft de Flanker taak een Cronbach Alpha van 0,989.

In dit onderzoek wordt gekeken naar de gedragsdata van de Flanker taak om foutenverwerking te kunnen meten. De gedragsdata die gebruikt worden zijn de gemiddelde reactietijd (RT), percentage fouten en post-error slowing. Reactietijd wordt gemeten door te kijken naar de gemiddelde reactietijd over alle 400 trials, exclusief de gemiste trials. Het percentage fouten wordt gemeten door middel van het aantal fouten over de 400 trials, exclusief de gemiste trials. Post-error slowing wordt berekend over de twee trials na de gemaakte fout, aangezien uit het onderzoek van Dutihl et al. (2012) bleek dat dit een adequate weergave is van de post-error slowing. Dit zou betekenen voor de foutenverwerking dat wanneer een proefpersoon een snelle reactietijd (RT) heeft, er sprake is van een verminderde foutenverwerking , omdat de proefpersoon dan na een fout antwoord nauwelijks vertraagt bij het geven van het volgende antwoord. Als

(15)

een proefpersoon een verhoogd percentage fouten (AC) heeft, is er sprake van een verminderde foutenverwerking, aangezien de proefpersoon niet lijkt te leren van zijn fouten, wat inhoud dat de fouten niet goed verwerkt worden. Tevens is sprake van een verminderde foutenverwerking wanneer een verminderde post-error slowing(PES) is waargenomen; er zit dan nauwelijks verschil tussen de post- error trial en de

voorafgaande pre-error trial. Dit betekent dat er geen vertraging ontstaat na het maken van een fout, waardoor de fout niet goed verwerkt wordt. Post-error slowing werd als volgt berekent; de twee post-error trials werden samengenomen en gemiddeld en deze gemiddelde reactietijd werd vergeleken met de pre-error reactietijd. Wanneer de post

error reactietijd gemiddeld trager was dan de pre-error reactietijd was er sprake van post-error slowing.

Drugsgebruik

Om het drugsgebruik van de participanten te bepalen, is gebruikgemaakt van de MATE (Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie; Schippers, Broekman, Buchholz - 2007). De MATE is een zelfrapportage vragenlijst over het middelengebruik van de participanten. In deze test worden verschillende middelen als alcohol, cannabis, cocaïne en dergelijke uitgevraagd. De MATE bestaat uit 4 delen, waarin zowel ‘gebruik in de afgelopen 30 dagen’, hoeveelheid, chronisch gebruik en probleemstof worden

uitgevraagd. Het ‘gebruik in de afgelopen 30 dagen’ wordt uitgevraagd door middel van het aantal dagen gebruik in de afgelopen 30 dagen. De hoeveelheid cannabis werd uitgevraagd door middel van de hoeveelheid joint of gram wiet of hasj de participanten gemiddeld gebruikten op een normale dag. Het chronisch gebruik werd uitgevraag door middel van het aantal jaar regelmatig gebruik, waarbij regelmatig gebruik meer dan een keer per week is. De probleemstof werd uitgevraagd door middel van de vraag of de participanten het idee hadden of er een middel was waarmee ze niet zouden kunnen stoppen. Tevens wordt ‘gebruik in de afgelopen uren’ uitgevraagd. De MATE wordt zowel op T0 als op T2 afgenomen. De MATE heeft een goede validiteit en

betrouwbaarheid en kan gebruikt worden in verschillende heterogene populaties (Schippers, Broekman, Buchholz, Koeter & Van den Brink, 2010). Gedurende dit onderzoek wordt specifiek gekeken naar twee gebruiksmaten: het chronische gebruik van cannabis en het recente gebruik. Bij Recent gebruik werd aan de jongvolwassenen gevraagd hoeveel dagen zij de afgelopen 30 dagen cannabis hadden gebruikt, bij een

(16)

schaal van 0 tot 30 dagen. Bij Chronisch gebruik werd gevraagd hoeveel jaren de jongvolwassenen regelmatig cannabis gebruikten. Hier werd met regelmatig gebruik minstens 1 keer per week bedoeld. De schaal hiervan is van 0 tot 20 jaar. Beide

variabelen zijn meegenomen als continue variabelen. Recent gebruik is de afhankelijke variabele en voor chronisch gebruik wordt gecorrigeerd.

Procedure

Alle jongvolwassenen die voldeden aan de inclusie-eisen zijn geworven bij het Jongerenloket en de Nieuwe Kans. Jongvolwassenen tussen de 18 en 27 jaar, kunnen hier terecht wanneer zij problemen ondervinden op één of meerdere leefgebieden (Spies et al., 2016). Tijdens de intake op zowel het Jongerenloket als bij de Nieuwe kans werd de ZRM (Lauriks, Buster, de Wit, van de Weerd, Tigchelaar & Fassaert, 2012) bij de jongvolwassene afgenomen. Nadat de jongvolwassene geschikt werd bevonden, vertelde de onderzoeker in het kort wat het H.E.T. onderzoek inhield. Ook werd

uitgelegd dat het meedoen aan het onderzoek vrijwillig is, dat het volledig anoniem is, dat er niemand ingelicht zou worden over de uitkomsten en wat de vergoeding is die de participant na afloop van een afspraak zal ontvangen. Als de jongvolwassene besloot mee te doen aan het onderzoek werd een afspraak gemaakt voor het eerste

meetmoment (T0 ), waarbij de vragenlijsten behorende bij T0 werden afgenomen, waaronder de voor huidige studie belangrijke MATE (Schippers, Broekman & Buchholz ,2011). Daarnaast werden er twee afspraken gemaakt voor de neuropsychologische en neurologische testen, die afgenomen worden bij de Erasmus Universiteit. Deze

afspraken waren gelijk of een paar dagen na het afnemen van T0 en bevat onder andere de voor deze studie belangrijke Flanker taak. Bij aanvang van T0 werd nogmaals uitleg gegeven over het onderzoek en werden de toestemmingsformulieren, informed constent, getekend. Gedurende de eerste afspraak werd er zowel een autonomic nervous system

(ANS) onderzoek als een elektro-encefalografie(EEG) onderzoek afgenomen. Tijdens de

EEG werd de Flanker taak afgenomen. De tweede afspraak bestond uit het functional

Magnetic Resonance Imaging (fMRI)-onderzoek. Beide afspraken duurden ongeveer 1

uur. Na afloop van beide sessies ontvangen de participanten de vergoeding.

Het tweede meetmoment (T1) vond twee maanden na het begin van het traject plaats, mits de jongvolwassene deelnam aan een traject. Wanneer de jongvolwassene niet gestart was met een traject, werd T1 vier maanden na T0 afgenomen. De laatste

(17)

twee meetmomenten werden acht maanden (T2) en 14 maanden (T3) na T0

afgenomen. De meetmomenten waar in dit onderzoek naar gekeken werd, zijn T0 en T2. De afnames, in duur variërend van ongeveer een uur (T1, T2 en T3) tot drie uur (T0 ) werden over het algemeen bij het Jongerenloket of op de Academische Werkplaats afgenomen. Als dit niet mogelijk was voor de jongvolwassene dan vond de afname plaats op een openbare plaats die voor de participant makkelijk te bereiken was. Voor alle afnames ontvingen de participanten een vergoeding.

Data-analyse

De analyses worden uitgevoerd met het programma Statistical Package for the

Social Sciences (SPSS, versie 19). De afhankelijke variabele in dit onderzoek is

cannabisgebruik, zowel op T0 als op T2, waarbij gecorrigeerd wordt op leeftijd, IQ en aantal jaren cannabisgebruik, omdat op basis van gevonden literatuur werd verwacht dat dit van invloed zou kunnen zijn op de resultaten. De onafhankelijke variabelen zijn: Reactietijd (RT), percentage fouten (AC), post-error slowing (PES) tijdens de Flanker Taak.

Naast de beschrijvende analyses worden de afzonderlijke deelvragen getoetst; Wat is de relatie tussen cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen bij multi-probleem

jongvolwassenen en foutenverwerking voor de start van een dagbestedingstraject (De Nieuwe Kans)?” en “Wat is de samenhang tussen foutenverwerking bij multi-probleem jongvolwassenen en cannabisgebruik, 6 tot 8 maanden na de start van het

dagbestedingstraject (De Nieuwe Kans), rekening houdend met eerder gebruik?”. Aan de hand van meervoudige regressie-analyses wordt getoetst of er een samenhang bestaat tussen drugsgebruik en foutenverwerking.

Er zijn zes meervoudige hiërarchische regressieanalyses gebruikt om te

onderzoeken in hoeverre de onafhankelijke variabelen gerelateerd konden worden aan de afhankelijke variabele, het cannabisgebruik op T0 en T2. De hoeveelheid gebruikte cannabis op T0 en T2 werd op basis van een continuüm bekeken.

Bij de eerste deelvraag zijn; “Wat is de relatie tussen cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen bij multi-probleem jongvolwassenen en foutenverwerking voor de start van een dagbestedingstraject (De Nieuwe Kans)?” zijn er drie aparte regressieanalyses uitgevoerd aangezien er sprake was van een hoge correlatie tussen de 3 onafhankelijke variabelen. Bij de eerste analyse werd er gebruik gemaakt van de onafhankelijke

(18)

variabele reactietijd en als afhankelijke variabele cannabisgebruik op T0. Bij de tweede analyse percentage fouten (AC) en bij de derde analyse post-error slowing (PES). Reactietijd is als maat voor foutenverwerking in de eerste regressie toegevoegd, omdat op basis van gevonden literatuur werd verwacht dat dit de belangrijkste voorspeller zou zijn.

De multiple regressie werd als volgt uitgevoerd: in de eerste stap werd gekeken naar het aantal jaren cannabisgebruik, waarmee getoetst werd of het aantal jaren drugs in het verleden de mate van cannabisgebruik voorspelt. Tevens werd in stap 1 het IQ en leeftijd toegevoegd, waarmee getoetst werd of aan de hand van intelligentie of leeftijd de mate van cannabisgebruik op T0 voorspeld kon worden. Deze variabelen werden

afhankelijk van de correlatie met de uitkomstvariabele als controle variabelen

meegenomen. In de tweede stap werd de Reactietijd (RT), of het percentage fouten (AC) of post-error slowing (PES) toegevoegd, waardoor getoetst werd of cannabisgebruik op T0 voorspeld kon worden aan de hand van deze variabelen.

Om de tweede hulpvraag “Wat is de samenhang tussen foutenverwerking bij multi-probleem jongvolwassenen en cannabisgebruik, 6 tot 8 maanden na de start van het dagbestedingstraject (De Nieuwe Kans), rekening houdend met eerder gebruik?” te kunnen beantwoorden, werd een tweede reeks van 3 hiërarchische regressies

uitgevoerd. Deze multipele hiërarchische regressieanalyses werden gebruikt om te onderzoeken in hoeverre de onafhankelijke variabelen gemeten op T0 gerelateerd konden worden aan de afhankelijke variabele ‘het cannabisgebruik op T2’. De

hoeveelheid gebruikte cannabis in de afgelopen 30 dagen op T2 werd op basis van een continuüm bekeken. Bij de eerste analyse werd er gebruik gemaakt van de

onafhankelijke variabele reactietijd en als afhankelijke variabele cannabisgebruik op T0. Bij de tweede analyse percentage fouten (AC) en bij de derde analyse post-error slowing (PES). Ook hier werd reactietijd als eerste variabele geanalyseerd, omdat op basis van gevonden literatuur werd verwacht dat dit de belangrijkste voorspeller zou zijn. De multiple regressie werd als volgt uitgevoerd: in de eerste stap werd gekeken naar het aantal jaren cannabisgebruik, waarmee getoetst werd of er een verband is tussen het aantal jaren drugsgebruik in het verleden en de mate van cannabisgebruik op T2. Daarbij werd in stap 1 het IQ en leeftijd toegevoegd, waarmee getoetst werd of aan de hand van intelligentie of leeftijd de mate van cannabisgebruik op T2 voorspeld kon worden. Deze variabelen werden, afhankelijk van de correlatie met de

(19)

uitkomstvariabele, als controle variabelen meegenomen. In de tweede stap werden de Reactietijd (RT), het percentage fouten (AC) of post-error slowing (PES) toegevoegd, waardoor getoetst kon worden of cannabisgebruik op T2 te voorspellen was aan de hand van deze variabelen.

Resultaten

3.1 Beschrijvende statistiek

Van het oorspronkelijke aantal proefpersonen (N=122) zijn twee en twintig deelnemers uitgesloten van het onderzoek ,vanwege het niet op komen dagen op T2 of omdat de proefpersoon heeft aangegeven niet langer deel te willen nemen aan het onderzoek. Vervolgens zijn nog 16 proefpersonen uitgesloten van het onderzoek, vanwege een te groot percentage fouten op de Flanker taak (meer dan 50% was foutief beantwoord). Het aantal proefpersonen dat meegenomen is in de analyses is 84 (N=84).

De gemiddelde leeftijd van de jongvolwassenen was aan het begin van het onderzoek 21,9 jaar (SD=2,5, max=26, min=18). De tweede afname werd gemiddeld 219,91 dagen na T0 afgenomen (SD=43,52, max=367, min=170), wat neerkomt op gemiddeld 6,62 maanden (SD= 1,51, max= 12, min= 5).

De gemiddelde IQ-score van de participanten was 83,82 (SD = 10,4 max = 107, min = 65). Volgens de normscores van Wechsler (2000) bleek 41,2% van de

participanten laag begaafd en in sommige gevallen licht tot matig verstandelijk gehandicapt te zijn (IQ-score tussen 35 en 79). Van de participanten had 28,2% een beneden gemiddeld intelligentieniveau (IQ-score tussen 80 en 89), 30,6% van de participanten scoorde gemiddeld of hoger (IQ-score 90 of hoger) op de WAIS-III-verkorte versie (Blyler et al., 2000).

Van de overgebleven jongvolwassenen (N=86), rookten 36,5 % de maand voorafgaand aan de T0 meting dagelijks cannabis, tegenover 28,2% die helemaal geen cannabis rookten gedurende de maand voorafgaand aan het onderzoek. Op T2 rookten 30,9% van de jongvolwassenen in de maand voorafgaand aan het meetmoment

dagelijks cannabis, tegenover 35,8 % die helemaal geen cannabis rookten.

Als gevraagd werd naar cannabisgebruik in de afgelopen 24 uur voorafgaand aan de vragenlijsten op T0 had 20,7% cannabis gebruikt, tegenover 20,5% op T2. Deze vraag werd ook gesteld voorafgaand aan de Flanker taak. De jongvolwassen die hier positief op reageerden zijn uitgesloten van het onderzoek.

(20)

Het aantal jaren dat de jongvolwassenen voorafgaand aan het onderzoek T0 regelmatig cannabis gebruikten was gemiddeld 4,48 jaar (SD = 3,77 max = 14, min = 0). Met regelmatig gebruik wordt minstens 1 keer per week bedoeld. Een percentage van 25,3% van de jongvolwassenen had nooit regelmatig cannabis gebruikt.

3.2 Gedragsdata foutenverwerking

Vervolgens werd gekeken naar de gedragsdata van de Flanker taak . Gemiddeld maakten de proefpersonen 69,75 fouten gedurende de 400 trials (SD= 47,07, max= 197, min= 12). Percentueel zou dit gemiddeld neerkomen op 17,4% fout (SD= 11,74). De gemiddelde reactietijd was 463 milliseconden (SD=47, max=536, min= 254). De gemiddelde post-error slowing reactietijd was 467 milliseconden (SD=57,15,

max=555,667, min=214,46). Op basis van dit gemiddelde lijkt binnen de huidige sample geen sprake te zijn van post-error slowing.

3.3 De Correlaties tussen Cannabisgebruik afgelopen 30 dagen op T0 , aantal

Jarengebruik, aantal fouten op de Flanker taak, Reactietijd op de Flanker taak en

Post-error slowing.

Allereerst werd gekeken of het gemiddeld aantal fouten op de Flanker taak, de gemiddelde reactietijd op de Flanker taak, de gemiddelde post-error slowing en de controle variabele ‘aantal jaren gebruik’ correleren met ‘Cannabisgebruik van de afgelopen 30 dagen’ op T0. Zoals te zien is in Tabel 1 correleerde geen enkele

gedragsmaat van de Flanker taak met het Cannabisgebruik van de afgelopen 30 dagen, op T0 . Alleen de controlevariabele ‘Aantal jaren Cannabisgebruik’ correleert significant met het ‘Cannabisgebruik van de afgelopen 30 dagen’ op T0 (r (84)=.533, p<.001). Verder correleerden, naar verwachting, de Flanker taak schalen allemaal significant met elkaar (p’s<.001, Tabel 1). Tenslotte correleerden geen van de Flanker taak schalen met het aantal jaren gebruik.

(21)

Tabel 1

Correlaties van het gemiddeld aantal dagen Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen, aantal Jaren gebruik, Leeftijd bij T0 , IQ, Gemiddeld aantal fouten op de Flanker taak, Gemiddelde reactietijd op de Flanker taak en Gemiddelde Post-Error Slowing.

T0 Jaren gebruik Leeftijd T0 IQ score Aantal fouten Reactietijd Post- Error Slowing T0 _ 30 dagen ,533*** -,013 ,034 -,119 ,136 ,149 T0 _Jaren gebruik ,408** * -,026 -,041 ,043 ,150 Leeftijd T0 ,050 -,179 ,009 ,081 IQ score -,293** -,004 ,063 Aantal fouten -,389*** -,497*** Reactietijd ,932*** **p<.05 ***p<.01 3.4. Exploratieve analyses

Tevens werd exploratief gekeken of de leeftijd op T0, IQ en gebruik op T0 correleren met de gedragsdata van de Flanker taak en Cannabisgebruik van de

afgelopen 30 dagen op T0. Zoals te zien is in Tabel 1, correleerden de leeftijd op T0 niet met het Cannabisgebruik van de afgelopen 30 dagen op T0 en met geen enkele

gedragsdata van de Flanker taak. ‘Leeftijd’ en ‘Aantal jaren Cannabisgebruik’ correleerden wel significant met elkaar (r= .408, p<.001). Zoals te zien is in Tabel 1, correleerde IQ niet met het Cannabisgebruik van de afgelopen 30 dagen op T0, maar wel met het gemiddelde aantal fouten op de Flanker taak (r=-.293, p<.005), oftewel deze correlatie suggereert dat een hogere IQ score samengaat met minder fouten en dus een

(22)

beter ontwikkelde mate van foutenverwerking als executieve functie. Het gebruik op T0 correleerde met geen van de gebruikte variabelen significant.

Daarnaast werd nog exploratief gekeken naar het effect van het aantal jaren gebruik op foutenverwerking. Dit correleerde niet significant, zoals in Tabel 1 te zien is.

3.5 Meervoudige multipele regressie analyses van Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T0, en het Aantal fouten op de Flanker taak, de Reactietijd op de Flanker taak of de Post-error slowing.

Door middel van drie regressie analyses werd gekeken naar de relatie tussen de afhankelijke variabele ‘het Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T0’ en de

onafhankelijke variabelen ‘het aantal fouten op de Flanker taak’, ‘de Reactietijd op de Flanker taak’ en de ‘Post-error slowing’, waarbij gecontroleerd werd voor het aantal jaren cannabisgebruik.

Drie verschillende multipele regressies zijn gebruikt vanwege de hoge correlatie die de Flanker taakmaten onderling hadden. Daarnaast zijn de controlevariabelen ‘IQ’, ‘leeftijd’ en ‘huidig gebruik op T0’ te komen vervallen omdat er geen correlaties werden gevonden tussen deze controlevariabelen en de gebruikte variabelen. De invloed van deze variabelen leek hierdoor verwaarloosbaar klein.

Wanneer gekeken werd naar de relatie tussen Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T0 en het aantal jaren cannabisgebruik op T0, bleek dat het model met het aantal jaren cannabisgebruik op T0 28,4% van het cannabisgebruik in de afgelopen 30 dagen op T0 verklaarde; F(1, 80)= 31.71, p<.001 (zie Tabel 2)

Het toevoegen van de Reactietijd van de Flanker taak, een gedragsmaat voor het meten van foutenverwerking, leidde niet tot een significante toevoeging in verklaarde variantie in cannabis gebruik op T0, wanneer gecontroleerd werd voor aantal jaren gebruik, t (84), =.845 , p =.401 (Tabel 2).

Het toevoegen van het aantal fouten van de Flanker taak leidde niet tot een significante toevoeging in verklaarde variantie in cannabisgebruik op T0 wanneer gecontroleerd werd voor aantal jaren gebruik, t (84)=-.767 , p=.445 (Tabel 2).

Het toevoegen van de post-error slowing leidde tenslotte eveneens niet tot een significante toevoeging in verklaarde variantie in cannabis gebruik op T0, wanneer gecontroleerd werd voor aantal jaren gebruik, t (84), =.357, p = .722 (Tabel 2).

(23)

Dit lijkt erop te duiden het aantal jaren cannabisgebruik dan ook een betere voorspeller is voor het cannabisgebruik in de afgelopen 30 dagen dan de Reactietijd, aantal fouten en post-error slowing op de Flanker taak.

Tabel 2

Resultaten van de 3 Meervoudige Regressie analyses waarbij Cannabisgebruik de

afgelopen 30 dagenop T0 werd voorspeld uit Aantal fouten op de Flanker taak, Reactietijd op de Flanker taak en Post-Error Slowing, met aantal jaren gebruik als controle variabele.

Standardized Coefficients (β) t P T0 _ Aantal jaren ,533 5,631 <.001** .284 Aantal fouten -,073 -,767 ,445 .005 Reactietijd ,080 ,845 ,401 .006 Post- Error Slowing ,034 ,357 ,722 .001 *p<.05 **p<.001

3.6 De correlaties van Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen, op T2, Aantal Jaren gebruik, Aantal fouten op de Flanker taak, Reactietijd op de Flanker taak en

Post-error slowing

Allereerst werd gekeken of gemiddeld aantal fouten op de Flanker taak, gemiddelde reactietijd op de Flanker taak en gemiddelde Post-error slowing en de controle variabelen ‘aantal jaren cannabisgebruik’ en ‘Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T0’ met het ‘Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen’ op T2 correleerden. Zoals te zien is in Tabel 3, correleerde geen enkele gedragsmaat van de Flanker taak met Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T2. Naar verwachting correleren de Flanker

(24)

taak schalen allemaal significant met elkaar (p<.001). Daarnaast correleren de twee meetmomenten van het Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen (T0 en T2) significant met elkaar (p<.001) en correleerden de beide meetmomenten van het Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen en Aantal jaren cannabisgebruik op T0 significant met elkaar (p<.001).

Tabel 3

Correlaties tussen cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen, op T2, aantal Jaren gebruik, leeftijd bij T0 , gemiddeld aantal fouten op de Flanker taak, gemiddelde reactietijd op de Flanker taak en gemiddelde Post-Error Slowing

T0 Aantal jaren T0 30 dagen Aantal fouten Reactietijd Post- Error Slowing T2_30 dagen gebruik ,396** ,694** -,070 ,135 ,130 T0 _ Aantal jaren ,533** -,041 ,043 ,150 T0 30 dagen -,095 ,103 ,113 Aantal fouten -,353** -,471** Reactietijd ,920** *p<.05 **p<.001

3.7 De meervoudige regressie analyses van Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen, op T2, en het Aantal fouten op de Flanker taak, de Reactietijd op de Flanker taak en de Post-error slowing.

Door middel van een drietal meervoudige regressies werd gekeken naar de relatie tussen Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T2, en het aantal fouten op de Flanker taak, de reactietijd op de Flanker taak en de Post-error slowing, waarbij

(25)

gecontroleerd werd voor cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T0, en het aantal jaren cannabisgebruik op T0 .

Wanneer gekeken werd naar de relatie tussen Cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T2, het aantal jaren cannabisgebruik op T0 en het cannabisgebruik de

afgelopen 30 dagen op T0 kwam naar voren dat het model met het aantal jaren cannabisgebruik op T0 en het cannabisgebruik de afgelopen 30 dagen op T0 samen 48,3% van de variantie verklaarden. Dit was significant meer dan alleen het aantal jaren cannabisgebruik; F(2, 79)= 36,867 p<.001 (Zie Tabel 4). Het toevoegen van de Reactietijd van de Flanker taak leidde niet tot een significante toevoeging in verklaarde variantie in cannabisgebruik op T2, wanneer gecontroleerd werd voor aantal jaren gebruik en gebruik in de periode voorafgaand aan T0 , t (84), =.064 , p= .787(Tabel 4).

Het toevoegen van het aantal fouten van de Flanker taak leidde ook niet tot een significante toevoeging in verklaarde variantie in cannabisgebruik op T2, wanneer gecontroleerd werd voor aantal jaren gebruik en gebruik in de periode voorafgaand aan T0, t (84), =-.005, p =-.057 (Tabel 4).

Het toevoegen van de Post-error slowing maat voor foutenverwerking leidde eveneens niet tot een significante toevoeging in verklaarde variantie in cannabisgebruik op T2, wanneer gecontroleerd werd voor aantal jaren gebruik en gebruik in de periode voorafgaand aan T0 , t (84), =.049 , p = .597 (Tabel 4).

(26)

Tabel 4

Resultaten van de 3 Meervoudige Regressie analyses waarbij Cannabisgebruik de

afgelopen 30 dagen, op T2, werd voorspelt uit Aantal fouten op de Flanker taak, Reactietijd op de Flanker taak en Post-Error Slowing, met aantal jaren gebruik en gebruik in de

maand voor T0 als controle variabelen.

Standardized Coefficients (β) T P (delta) R² Controlevariabelen : T0 _ Aantal jaren ,396 3,858 <.001** 48.7 T0 _ 30 dagen ,697 80,135 <.001** Reactietijd ,064 ,787 ,434 .004 Aantal fouten -,005 -,057 ,955 .000

Post- Error Slowing ,049 ,597 ,552 .002

*p<.05 **p<.001

Discussie

Gedurende dit onderzoek is getracht een antwoord te geven op de vraag wat de relatie is tussen foutenverwerking en cannabisgebruik bij multi-probleem-jongvolwassenen. De relatie tussen foutenverwerking en cannabisgebruik is eerderonderzocht, maar alleen aan de hand van neurobiologische factoren en niet aan de hand van

neuropsychologische gedragsmaten. Daarnaast was er ook nog geen onderzoek gedaan bij deze specifieke doelgroep (Multi-probleem jongvolwassenen).

(27)

Gedurende het huidige onderzoek werd gebruikgemaakt van twee

meetmomenten; voorafgaand aan het onderzoek en na afloop van het traject bij de Nieuwe Kans. Dit is een traject om de jongvolwassenen weer opnieuw te leren deelnemen aan de maatschappij en bevat geen (drugs)interventies. Dit traject duurt afhankelijk van de medewerking van de jongvolwassenen gemiddeld 6 tot 8 maanden.

Uit de resultaten komt naar voren dat er bij de huidige doelgroep geen relatie is gevonden tussen foutenverwerking en cannabisgebruik. Zo werd geen samenhang gevonden tussen foutenverwerking en cannabisgebruik voor de start van een traject en bleek dat foutenverwerking geen goede voorspeller was voor cannabisgebruik op de lange termijn, na afloop van het traject. Wel werd gevonden dat het aantal jaren cannabisgebruik, samen met cannabisgebruik kort voorafgaand aan het traject, voor 48,3% het cannabisgebruik na 6 tot 8 maanden verklaarde. Ook werd gevonden dat het aantal jaren gebruik bij de jongvolwassenen samenhing met het gebruik over de

afgelopen 30 dagen. Daarnaast werd geen samenhang gevonden tussen het aantal jaren dat jongvolwassen cannabis gebruikten en verminderde foutenverwerking.

Wanneer gekeken wordt naar de verschillende hypotheses, dan valt het op dat er geen bewijs gevonden wordt voor zowel de eerst hypothese; dat een hoger percentage fouten, langere reactietijd en verminderde post- error slowing samenhangt met meer cannabisgebruik voorafgaand aan het onderzoek, als voor de tweede hypothese; een hoger percentage fouten, een langere reactietijd en verminderde post- error slowing hangen samen met meer cannabis gebruik op de lange termijn. Dit in tegenstelling tot eerder onderzoek (Nicholls, Bruno & Matthews, 2015; Abdullaev et al.,2010; Kowal et al., 2015), waar de relatie tussen foutenverwerking, gemeten door middel van voorgaande gedragsmaten, en cannabisgebruik meerdere malen is aangetoond. Dit zou kunnen komen, doordat in het huidige onderzoek, het cannabisgebruik getest werd door middel van een zelfrapportagelijst over drugsgebruik. In verschillende onderzoeken komt naar voren dat er 50% kans is dat mensen sociaal wenselijke antwoorden geven op

zelfrapportagelijsten (Herbert et al., 1995; van de Mortel et al., 2008). Tevens blijkt uit deze onderzoeken dat mannen hier over het algemeen minder gevoelig voor zijn (Herbert et al., 1995; van de Mortel et al., 2008). Echter, uit een ander onderzoek blijkt dat wanneer mannen behoren tot etnische minderheden, zij wel degelijk gevoelig zijn voor het geven van sociaal wenselijke antwoorden op zelfrapportagelijsten (Bardwell & Dimsdale, 2001). Een groot deel van de geteste jongvolwassenen in het huidige

(28)

onderzoek behoorde tot de etnische minderheden. Als gevolg van hun achtergrond zouden de jongvolwassenen sociaal wenselijke antwoorden kunnen hebben gegeven, waardoor het cannabisgebruik dat werd gerapporteerd een onderschatting is van het daadwerkelijke gebruik.

Een andere verklaring kan zijn dat in de voorgaande onderzoeken gekeken is naar chronische gebruikers, wat inhield dat gemiddeld 24 joints in een week werden gerookt (Abdullaev et al., 2010), en naar hoeveelheden Tetrahydrocannabinol (THC)

(Kowal et al., 2015). Zo deden Kowal et al. (2015) onderzoek bij jongvolwassenen met een gemiddelde leeftijd van 21,3 jaar, en onderzochten of een effect merkbaar was van een dosis THC op foutenverwerking. Foutenverwerking werd gemeten aan de hand van de Flanker taak en door middel van neurobiologische factoren die hersenactiviteit meten zoals Error-Related Negativity (ERN). Kowal et al. (2015) vergeleken drie

categorieën met elkaar; placebo, lage dosis THC en hoge dosis THC. De dosis THC werd toegediend door middel van THC-tabletten. In tegenstelling tot het huidige onderzoek werd de THC hoeveelheid door de onderzoekers vastgesteld en gecontroleerd. In het huidige onderzoek werd gebruikgemaakt van de hoeveelheden cannabis die de jongvolwassenen zelf rapporteerden door naar het aantal dagen gebruik te vragen, waardoor het gebruik niet gecontroleerd was. Als gevolg hiervan gebruikten niet alle jongvolwassenen evenveel cannabis voorafgaand aan het onderzoek. Voor het in kaart brengen van cannabisgebruik had bij dit onderzoek een andere operationalisatie gebruikt moeten worden; zoals bijvoorbeeld de dosis THC, zoals Bolla et al. (2002) en Kowal et al. (2015) hebben gedaan. In het huidige onderzoek is ervoor gekozen om de dosis THC niet te gebruiken, omdat deze onvoldoende bekend was, aangezien alleen bekend was hoeveel joints de jongvolwassenen rookten en niet welke vorm van cannabis. De hoeveelheid THC verschilt per cannabissoort , waardoor geen standaard hoeveelheid THC per joint vast te stellen was. Echter, wanneer in het huidige onderzoek gekeken was naar het percentage THC in het bloed of urine, in plaats van een

zelfrapportagelijst, had men een beter beeld gekregen van de mate van cannabisgebruik bij de jongvolwassen. De financiële middelen en de populatie lieten dit echter niet toe. In het vervolgonderzoek is het aan te bevelen om het cannabisgebruik niet te testen door een zelfrapportagelijst, maar door een snelle drugstest. Tegenwoordig gebruikt de politie een drugstest die meteen oordeelt of de bestuurder drugs heeft gebruikt

(29)

(Rijksoverheid, 2017). Deze testen lijken drugsgebruik te kunnen meten tot 14 uur geleden ( www.drugs-check.nl/speekseltest-drugs-in-het-nieuws).

Naast het feit dat Kowal et al. (2015) THC gebruik controleerden, werd ook gekeken naar het effect van THC op foutenverwerking op de korte termijn en Bolla et al. (2002) keken zowel naar het effect van THC op foutenverwerking op korte termijn als het effect van THC op foutenverwerking op de lange termijn na 28 dagen onthouding. Beide studies onderzochten dus het effect van cannabisgebruik op foutenverwerking, maar onderzochten niet of aan de hand van foutenverwerking cannabisgebruik in de toekomst te voorspellen was, wat in het huidige onderzoek wel is gedaan. Dit zou kunnen verklaren waarom Bolla et al. (2002) en Kowal et al. (2015) wel een effect vonden.

Naast eerder genoemde verklaring dat de operationalisatie van cannabisgebruik een limiterende factor zou kunnen zijn, zijn verschillende andere verklaringen voor het feit dat de verwachte verbanden in het huidige onderzoek niet werden gevonden . Zo zijn er ook een aantal kanttekeningen te zetten bij de operationalisatie van

foutenverwerking via de Flanker taak. Daarbij is ervoor gekozen om de proefpersonen een tijdsraam van 700 ms te geven om te reageren. Werd er niet binnen deze tijd gereageerd, dan werd de trial als te laat beoordeeld en kregen de jongvolwassenen een bericht dat ze te laat waren en werd deze trial fout gerekend. Dit terwijl uit eerder onderzoek van Davelaar en Stevens (2009) blijkt dat jongvolwassenen zonder bekend drugsverleden, 80% van de trials binnen de tijd konden beantwoorden, wanneer

gebruik werd gemaakt van een tijdsraam van 1.000 tot 1.500 ms. Wanneer dit tijdsraam kleiner was, werden minder trials beantwoord (Davelaar & Stevens, 2009). Uit het onderzoek van Davelaar en Stevens blijkt tevens dat een groot verschil zichtbaar is in reactietijd wanneer gekeken wordt naar de congruente (HHHHH)en incongruente (HHSHH) trials van de Flanker taak en de volgorde van de trials. Wanneer een

incongruente trial (HHSHH) gevolgd werd door een congruente trial was de reactietijd veel langer, wat het Grafton-effect genoemd wordt (Davelaar & Stevens, 2009). In het huidige onderzoek kwam naar voren dat de jongvolwassenen bij de incongruente trials een veel langere reactietijd hadden dan de congruente trials. Echter, wanneer de

incongruente trials gevolgd werden door een congruente trial was de reactietijd ook trager. Als gevolg hiervan werden in het huidige onderzoek meer missings geobserveerd bij de incongruente trials en de congruente trials die volgden op de incongruente trials,

(30)

aangezien de reactietijd langer dan 700 ms was. Een mogelijke verklaring voor het niet of te laat beantwoorden van deze trials zou kunnen zijn dat de 700 ms een te klein tijdsraam was voor de jongvolwassenen om te kunnen reageren.

Tegelijkertijd blijkt uit eerder onderzoek dat jongvolwassenen die geregeld cannabis gebruiken een vertraagde reactietijd hebben (Nicholls, Bruno & Matthews, 2015; Abdullaev et al.,2010; Hester, Nestor en Garavan, 2009), wat ertoe zou kunnen leiden dat de jongvolwassenen nog trager reageerden, waardoor het tijdsraam van 700ms te klein was en dan met name bij de incongruente trials en de congruente trials die volgden op een incongruente trials. Wanneer jongvolwassenen meer dan 50% van de trials fout of te laat beantwoorden werden ze uitgesloten van het onderzoek (N=16), aangezien dit onder de gokkans is en in de handleiding van de Flanker taak (Eriksen & Eriksen, 1974) staat dat een percentage onder de gokkans niet meer goed te interpreteren is.

Daarnaast kan het zijn dat sprake was van post-error slowing waardoor de reactietijd langer dan 700 ms werd. Echter, uit het huidige onderzoek blijkt dat er niet tot nauwelijks verschil zit tussen de reactietijd van de pre-error trials en de post-error trials. Dit zou kunnen komen doordat vele post-error trials zijn komen te vervallen doordat de reactietijd langer was dan 700 ms. Hierdoor is de post -rror slowing geen betrouwbare maat voor foutenverwerking meer.

Vanwege het feit dat het huidige onderzoek onderdeel is van een groter

cohortonderzoek (de Academische Werkplaats, bij de Nieuwe Kans, 2015) kon gebruik worden gemaakt van een grote steekproef. Dit is uitzonderlijk, aangezien met deze multi-problematische doelgroep het maken en nakomen van afspraken niet

vanzelfsprekend is. Twintig van de participanten viel af voorafgaand aan T2, waardoor de MATE op T2 niet bij hen is afgenomen. De reden hiervoor was dat de participanten niet bereikt konden worden voor het derde meetmoment (T2) of omdat de

participanten niet meer mee wilden doen. Bewust is gekozen om de MATE van de derde meting (T2) te nemen en niet de MATE die bij T3 afgenomen is om meer uitval te

voorkomen. De analyses in het huidige onderzoek zijn daarom ook uitgevoerd zonder deze uitgevallen groep.

In vervolgonderzoek is het interessant om te onderzoeken of foutenverwerking herstelt na maanden onthouding. Het kan van belang zijn om te weten of de onderliggende hersenfuncties die foutenverwerking bewerkstelligen, verstoord zijn geraakt door veelvuldig cannabisgebruik en of deze hersenfuncties mogelijk kunnen

(31)

herstellen. Uit eerder onderzoek blijkt dat verschillende cognitieve functies na drie maanden onthouding hersteld lijken te zijn (Jacobus et al., 2005; Fried et al., 2005, Jacobus et al. 2009). Echter, de vraag is of dit na langdurig cannabisgebruik ook het geval is bij foutenverwerking. Daarnaast zou het interessant zijn om het effect van de hoeveelheden cannabis op foutenverwerking te onderzoeken. In het huidige onderzoek werd gekeken naar het aantal jaren gebruik. Maar ook de dagelijkse frequenties van hoeveelheden zouden van invloed kunnen zijn en daarom zinvol v om te onderzoeken. In het huidige onderzoek is de wekelijkse frequentie geprobeerd in kaart te brengen door te kijken naar het aantal dagen in de maand dat iemand cannabis gebruikt. Wellicht zou het ook interessant kunnen zijn om te onderzoeken of de dagelijkse hoeveelheid cannabis van invloed is op foutenverwerking; heeft 1 joint per dag een minder effect op foutenverwerking dan 5 joints of maakt dit geen verschil? Ook de eerder genoemde Tetrahydrocannabinol (THC) hoeveelheden zouden onderzocht kunnen worden, aangezien uit eerder onderzoek blijkt dat deze van invloed zijn op verschillende cognitieve functies zoals onder andere foutenverwerking (Bolla et al., 2002; Kowal et al., 2015). Tegelijkertijd zouden de hoeveelheden Cannabidiol (CBD) en het aantal gram cannabis meegenomen kunnen worden.

De klinische relevantie van het huidige onderzoek is gebaseerd op eerder onderzoek waaruit blijkt dat foutenverwerking klinisch relevant is voor bijvoorbeeld de cocaïne gebruikende populatie (Marhe et al., 2013). Marhe et al. (2013) vonden dat verminderde foutenverwerking geassocieerd kon worden met meer cocaïne gebruik na terugval. Verder blijkt uit eerder onderzoek dat er een associatie is tussen foutenverwerking en terugval na onthouding; verminderde foutenverwerking wordt geassocieerd met een grotere kans op terugval (Garavan & Weierstall, 2012). Tevens wordt gesuggereerd dat foutenverwerking een betere aanwijzing is voor terugval dan verlangen (Marhe, Luijten & Franken, 2013). Geen eerder onderzoek heeft gekeken naar de gevolgen van onthouding voor foutenverwerking. Wel blijkt uit eerder onderzoek dat cognitieve functies na drie maanden onthouding hersteld lijken te zijn (Jacobus et al., 2005; Fried et al., 2005, Jacobus et al. 2009). Hierbij is niet specifiek naar foutenverwerking gekeken. Dit zou van belang kunnen zijn om te onderzoeken, omdat wanneer foutenverwerking hersteld na onthouding, de kans op terugval verkleind zou kunnen worden. Vanwege het feit dat hier nauwelijks onderzoek naar gedaan is, is aan te raden om bovenstaand onderzoek te repliceren en een onthoudingstraject en een

(32)

follow-up-meeting, waarin foutenverwerking getest wordt, toe te voegen. Daarbij zou van tevoren vastgesteld moeten worden, door middel van een controlegroep, dat er sprake is van verminderde foutenverwerking. Hiermee zou de relatie tussen foutenverwerking, onthouding en terugval in kaart kunnen worden gebracht.

Ondanks dat verschillende bruikbare resultaten uit het huidige onderzoek zijn gekomen, zijn er ook een aantal beperkingen. Allereerst is de maat die voor het cannabisgebruik gebruikt is mogelijk minder geschikt om goed in kaart te brengen hoeveel cannabis er is gebruikt. Er is alleen gekeken naar het aantal dagen gebruik in de afgelopen 30 dagen, maar niet naar de frequentie of de hoeveelheden van het gebruik. Tevens is er volledig afgegaan op het woord van de participant of er cannabis is gebruikt. Mogelijk zijn sommige jongvolwassenen hier niet volledig eerlijk over geweest, waardoor er de nodige discrepanties kunnen zitten tussen het genoemde gebruik en het daadwerkelijke gebruik. In vervolgonderzoek zou het daarom van belang zijn om cannabisgebruik beter te operationaliseren bijvoorbeeld door middel van THC onderzoek of door meer gegevens over het gebruik, zoals frequentie, mee te nemen. Als gevolg hiervan zouden betrouwbaardere conclusies getrokken kunnen worden over het cannabisgebruik bij de multi-probleem jongvolwassene populatie.

De tweede beperking is dat alleen mannelijke, multi-probleem jongvolwassenen mee hebben gedaan aan het huidige onderzoek, waardoor de resultaten niet te generaliseren zijn naar de populatie in het algemeen. Aangezien veel psychosociale factoren van invloed zijn op de multi-probleem jongvolwassen populatie, kunnen er verstorende factoren zijn, evenals de verstorende invloed van andere drugs of stoffen die de deelnemers kunnen hebben gebruikt.

Concluderend, in het huidige onderzoek is geen relatie gevonden tussen foutenverwerking en cannabisgebruik bij multi-probleem jongvolwassenen. Echter werd wel een associatie gevonden tussen aantal jaren cannabisgebruik en foutenverwerking: wanneer het aantal jaren cannabisgebruik toenam, kon dit worden gelinkt aan verminderde foutenverwerking. Dit suggereert dat verminderde foutenverwerking cannabisgebruik in stand houdt. De causaliteit hiervan valt echter niet te bewijzen. Een voorspellende waarde is gevonden van het aantal jaren cannabisgebruik en cannabisgebruik op het eerste meetmoment, voor het voorspellen van cannabisgebruik na 6 tot 8 maanden. Dit suggereert hoe langer cannabis wordt

(33)

gebruikt, hoe kleiner de kans is dat iemand stopt en hoe groter de kans op terugval. Dit laatste is nog niet bewezen, omdat het moeilijk is om hier te spreken van causaliteit, aangezien er nog meer factoren meespelen. De gevonden resultaten kunnen klinisch relevant zijn, omdat uit eerder onderzoek bleek dat een verminderde foutenverwerking een aanwijzing kan zijn voor eerder terugval. Om dit uit te kunnen wijzen is er meer onderzoek op dit gebied nodig.

(34)

Referenties

1. Abdullaev, Y., Posner, M. I., Nunnally, R., & Dishion, T. J. (2010). Functional MRI evidence for inefficient attentional control in adolescent chronic cannabis abuse.

Behavioural Brain Research, 215(1), 45–57.

http://doi.org/10.1016/j.bbr.2010.06.023

2. Academische Werkplaats bij De Nieuwe Kans [AW-DNK] (2014). Multiproblem Young Adults: a study on service use trajectories, neurobiological mechanisms and treatment effect in young adults with severe criminal, psychiatric and social problems. Research Protocol for Institutional Review Board VUmc. Amsterdam, The Netherlands.

3. American Psychiatric Association. (1994). Diagnostic and statistical manual of

mental disorders (4th ed.). Washington, DC: Author.

4. Arnett, J.J.(2005). The Developmental Context of Substance Use in Emerging Adulthood. Journal of Drug Issues, 0022-0426, 235-254

5. Arnett, J.J. (2007). Emerging Adulthood: What Is It, and What Is It Good For? Child Development Perspectives, 1(2), 68–73.

6. Bolla, K.I., Brown, K., Eldreth, D., Tate, K. & Cadet, J.L (2002). Dose-related neurocognitive effects of marijuana use. Neurology, 59 (9), 1337-1343.

7. Cousijn, J., Goudriaan, A.E., Ridderinkhof, K.R., van den Brink, W., Veltman, D.J., & Wiers, R.W. (2012). Neural responses associated with cue-reactivity in frequent cannabis users. Addiction Biology, 18(3), 570-580.

8. Dutilh, G., Van Ravenzwaaij, D., Nieuwenhuis, S., Van der Maas, H.L.J, Forstmann, B.U., & Wagenmakers, E-J. (2012). How to measure post-error slowing: A

confound and a simple solution. Journal of mathematical Psychology, 56, 208-216.

9. Ehrenreich, H., Rinn, T., Kunert, H.J., Moeller, M.R., Poser, W., Schillings, L.,

Gigerenzer, G., & Hoehe, M.R. (1999). Specific Attentional Dysfunctional in Adults Following Early Start of Cannabis Use. Psychopharmacology, 142, 295-301.

10. Eriksen, C.W. (1995). The Flanker taak and response competition: A useful tool for investigating a variety of cognitive problems. Visual cognition, 2, 101-118.

(35)

11. Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA) (2016), Europees Drugsrapport 2016: Trends en ontwikkelingen, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg.

12. Franken, I. H. A., van Strien, J. W., Franzek, E. J., & van de Wetering, B. J. (2007). Foutenverwerking deficits in patients with cocaine dependence. Biological

Psychology, 75(1), 45–51. http://doi.org/10.1016/j.biopsycho.2006.11.003

13. Field, M., Marhe, R. & Franken, I.H.A. (2013) The clinical relevance of attentional bias in substance use disorders. CNS Spectrum.

14. Forman, S.D., Dougherty, G.G, Casey, B.J., et al. (2004). Opiate addicts lack

error-dependent activation of rostral anterior cingulate. Biological Psychiatry, 55(5), 531–537.

15. Fried, P. A., Watkinson, B., & Gray, R. (2006). Neurocognitive consequences of cigarette smoking in young adults-a comparison with pre-drug performance.

Neurotoxicology and Teratology, 28(4), 517–525.

http://doi.org/10.1016/j.ntt.2006.06.003

16. Fried, P. A., Watkinson, James, D., Gray, R. (2002). Current and former marijuane use: preliminary findings of a longitudinal study of effects on IQ in young adults.

Canadian Medical Association Journal, 166, 887-891.

17. Fridberg, D.J., Skosnik, P D., Hetrick, W.P., & O’Donnell, B.F. (2013). Neural correlates of performance monitoring in chronic cannabis users and cannabis-naïve controls. Journal of Psychopharmacology, 27(6), 515–525.

18. Garavan, H. & Hester, R. (2007) The role of cognitive control in cocaine dependence. Neuropsychology Revalidation, 17, 337–45.

19. Garavan, H., Ross, T. J., Kaufman, J., & Stein, E. A. (2003). A midline dissociation between foutenverwerking and response-conflict monitoring. NeuroImage,

20(2), 1132–1139. http://doi.org/10.1016/S1053-8119(03)00334-3

20. Garavan, H., & Weierstall, K. (2012). The neurobiology of reward and cognitive control systems and their role in incentivizing health behavior. Preventive

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze 15 personen zijn in 2008 goed voor 20% van alle ingevoerde waarnemingen van algeme- ne roofvogels (Buizerd, Sperwer en Torenvalk), maar omdat meer waarnemers hun waarnemingen

Ten aanzien van de auto heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een schenking van [onder bewind gestelde] aan [appellante] maar dat ook deze schenking onder invloed van

▪ Medische besluitvorming waarbij onvoldoende aandacht is voor de context van de patiënt, kan heel verkeerd uitpakken (contextuele errors).. Presenteert de patiënt

Die moet natuurlijk de juiste boom voor een bepaalde plek kiezen, of andersom: de juiste plek voor specifieke boom.. Om te bepalen welk exemplaar het best past in die winkelstraat,

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl

“Want alle heiligen en uitverkorenen van God zijn verzameld, voorafgaand aan de verdruk- king die zal komen, en worden naar de Heer gebracht opdat zij de verwarring niet zien die de

2 Het enige antwoord dat zij hebben is dat vermits zij WETEN dat de fossielen miljoenen jaren oud zijn, het daarom mogelijk moet zijn voor biomateriaal om miljoenen jaren bewaard

De serie wordt niet meer gebruikt door Jehovah’s Getuigen omdat vrijwel alle leerstellingen van Russell zijn verworpen (zoals zijn opvattingen over piramidologie) of