• No results found

Loslaten & leiden : gevolgen van gedereguleerde ontwikkeling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Loslaten & leiden : gevolgen van gedereguleerde ontwikkeling"

Copied!
95
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Loslaten & leiden

2018

HARMKE VLIEK

Gevolgen van gedereguleerde ontwikkeling

(2)
(3)

2

Titel: Loslaten en Leiden

Vak: Bachelor scriptieproject Planologie: Veerkrachtige ontwikkeling van havengebieden

Vak code: 734301500Y

Opdracht: Bachelorscriptie

Instelling: Universiteit van Amsterdam Begeleider: dhr. dr. M. (Mendel) Giezen Tweede lezer: dhr. dr. O. (Ori) Rubin Inleverdatum: 18 juni 2018

Auteur: Harmke Vliek

Studentnummer: 10989137

Plaats: Amsterdam

(4)

3

Voorwoord

Sinds de economische crisis van 2008 is het standaardontwikkelingsproces veranderd. Waar voorheen gemeentes gebieden aanbodgestuurd ontwikkelden neemt het aantal ontwikkelingsprocessen waarbij vraaggestuurd wordt ontwikkeld toe. Enerzijds laten gemeentes hiermee hun regie over de ontwikkeling van gebieden los; anderzijds bestaat de behoefte om het proces in goede banen te leiden.

Dit vraagt om afstemming tussen stakeholders. In dit onderzoek wordt aandacht besteed aan de interactie tussen de verschillende stakeholders en de invloed die deze heeft op lokale politiek. Vervolgens wordt onderzocht welke gevolgen deze manier van ontwikkelen heeft voor de sociale en ecologische veerkrachtigheid van een gebied. Hoe houdt de gemeente de regie over de ontwikkeling wanneer zij stakeholders zo veel mogelijk hun gang willen laten gaan? Heeft dit gevolgen voor de sociale veerkrachtigheid van het ontwikkelgebied? Gaat de ecologie van het gebied ten onder aan de verschillende belangen van stakeholders?

In het kader van het afstuderen van de bacheloropleiding Planologie aan de Universiteit van Amsterdam heb ik getracht een antwoord te vinden op deze vragen. Hierbij heb ik hulp van anderen mogen ontvangen, waar ik zeer dankbaar voor ben. In het bijzonder wil ik dhr. Giezen bedanken voor het begeleiden van dit scriptieproject, en daarnaast eenieder die informatie verschafte middels interviews. Projectleider Visser, meneer Nijland, mevrouw Reijers, Meneer van Lent en bewoners van het Havenkwartier: hartelijk dank dat u tijd heeft geïnvesteerd en medewerking heeft verleend aan dit onderzoek. Uw ervaringen en verhalen hebben mij verschillende perspectieven geboden teneinde het ontwikkelingsproces van het Havenkwartier waardoor ik met trots dit onderzoek kan presenteren.

Harmke Vliek

(5)
(6)

5

Samenvatting

Het Havenkwartier in Deventer is een dynamisch gebied. In plaats van reguliere, aanbodgestuurde ontwikkeling is de herontwikkeling van het voormalig industrieel gebied gaande volgens een vraaggestuurde aanpak. Dit betekent dat stakeholders veel invloed hebben in het ontwikkelingsproces, er wordt immers ontwikkeld op basis van hun vraag. Dit leidt tot een situatie waarin de ontwikkeling van het gebied primair wordt overgelaten aan de stakeholders die in het gebied gevestigd zijn of aspireren zich te vestigen in het gebied. Dat betekent dat de gemeente andere middelen in moet zetten om de eindregie van de ontwikkeling te behouden. Daarnaast heeft deze manier van ontwikkelen gevolgen voor sociale en ecologische veerkracht. De sociale veerkracht ontstaat door het samenspel van stakeholders in het gebied. De ecologische veerkrachtigheid van het gebied wordt gereguleerd door voorwaarden gesteld door de gemeente Deventer.

(7)
(8)

7

Inhoudsopgave

Inleiding ...10

1.1 Leeswijzer ...12

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader ...14

2.1 Gedereguleerde ontwikkeling ...15

2.2 City as a growth machine ...15

2.3 Ecologische veerkracht...17 2.4 Sociale veerkracht...18 2.5 conceptueel model ...20 Hoofdstuk 3 Methodologie ...22 3.1 Deelvragen ...23 3.2 Dataverzameling ...23

3.3 Operationalisering van begrippen ...23

3.3.1 The City as a Growth Machine ...24

3.3.2 Sociale veerkracht ...24 3.3.3 Ecologische veerkracht ...24 3.4 Type onderzoek ...24 3.5 Onderzoeksmethode...25 3.5.1 CAQDAS analyse ...25 3.6 Casus ...26 3.7 onderzoeksmethoden deelvragen...27 3.7.1 deelvraag 1 ...27 3.7.2 deelvraag 2 ...28 3.7.3 deelvraag 3 ...28 3.7.4 deelvraag 4 ...28 3.8 Ethiek...28 Hoofdstuk 4 Casusbeschrijving ...30 4.1 Industriele functie...31 4.2 Broedplaats ...31 4.3 Vlaams Model...31 4.4 OBJECTONE ...32 Hoofdstuk 5 Analyse...34

Welke stakeholders zijn betrokken bij de herontwikkeling van het Havenkwartier?...35

Situatie 2005 ...36

Stakeholdermatrix ...37

(9)

8

Stakeholdermatrix ...39

Hoe komen lobby, organisatie, structurering en manipulatie terug in de herontwikkeling van het Havenkwartier?...40

Lobby ...40

Organisatie ...41

Manipulatie ...42

Structurering ...43

Welk gevolg heeft de invloed van stakeholders voor de sociale veerkrachtigheid van het Havenkwartier?...44

Consequenties van veranderingen ...44

Positieve feedback-lussen in de financiële sector ...45

Technologische doorbraken...46

Welk gevolg heeft de invloed van stakeholders voor de ecologische veerkrachtigheid van het Havenkwartier?...47 Verandering in grondgebruik ...47 Eutrofiëring ...48 Lokale vervuiling ...49 Luchtkwaliteit ...50 Hoofdstuk 6 Conclusie ...50 Hoofdstuk 7 Discussie...54 Hoofdstuk 8 Aanbevelingen ...58 Literatuur ...60 Bijlage I...64 Interviews ...64

Procesmakers (Claasje Reijers)...64

De regie (Marcel van Lent) ...67

Bella Macchina ...73 Gemeente Deventer...78 Bewoner sinds 2005 ...82 Bewoner sinds 2011 ...85 Bijlage II...87 Vragenlijst en richtlijnen...87 Richtlijnen Bryman (2012, p.255): ...89 Bijlage III ...90 Codelijst ...90 Bijlage IV...91 CAQDAS analyse ...91

(10)
(11)

10

Inleiding

“Organisch ontwikkelen is het nieuwe paradigma in stedenbouw.” Voor de economische crisis van 2008 was de standaardaanpak het verwerven en platgooien van oude industriegebieden om deze te herontwikkelen (Donker van Heel 2011). Ontwikkelaars en gemeente faciliteerden deze ontwikkelingen omdat grondprijzen hierdoor stegen (Schuiling 2007). Die tijd is voorbij. Omdat het niet meer vanzelfsprekend is dat gereguleerd herontwikkelde grond meer opbrengt dan voorheen ontstaat er een nieuw paradigma in stedenbouw, gemanifesteerd door boeken als ‘de Spontane Stad’ van Urhan (2010). De Spontane Stad stelt de gebruiker centraal en blijft continu ontwikkelen. Deze ontwikkeling is het resultaat van vraag en aanbod.

Een voorbeeld van deze ontwikkeling is het Havenkwartier in Deventer. In 2006 werd het masterplan voor het Havenkwartier gekenmerkt door ambitie. Het voormalig havengebied zou worden getransformeerd tot een woongebied voor het hoger segment van de bevolking van Deventer. Dit plan werd echter afgekeurd door de gemeenteraad, deels omdat het industriële karakter van het terrein niet in acht werd genomen. Er was echter al een deel van de grond geacquireerd door de gemeente, waardoor zowel ruimtelijk als financieel ontwikkeling een urgente zaak was. De gemeente koos in 2009 uit drie modellen het Vlaams model, dat bestond uit een organisch ontwikkelproces waarbij alle stakeholders in het gebied betrokken zijn. Hierdoor werd de visie op het gebied volledig veranderd. Wat eerst een woonwijk voor de elite zou zijn, werd nu een wijk met ruimte voor ondernemers, horeca en kunst terwijl de wijk in bedrijf blijft als beroepshaven (RVO 2018).

Om herontwikkeling mogelijk te maken heeft de gemeente Deventer verschillende bouwenveloppen gepresenteerd. In deze bouwenveloppen worden mogelijkheden geboden voor stakeholders om bij te dragen aan de ontwikkeling van het gebied en hier hun eigen invulling aan te geven binnen de kaders die de gemeente stelt (Gemeente Deventer 2010). De herontwikkeling van het Havenkwartier is verlopen volgens de richtlijnen van deze bouwenveloppen. Samenwerking tussen gemeente en stakeholders is gerealiseerd volgens vier uitgezette lijnen. Deze lijnen zijn gemeentelijke samenwerking aan de Boerlaan, zelfrealisatie van grond en vastgoed, samen werken aan de herstructurering van het Haveneiland en het samen werken aan de realisatie van de vrijplaats Havenkwartier. Hiermee beoogt de gemeente een levendige stadswijk te vormen die wordt gevoed door spontane creatie en gereguleerd door gezamenlijke ambities. De gemeente Deventer lijkt de stad te zien als een groeimachine, waarin mensen de stad maken. Dit perspectief wordt weergegeven doordat de gemeente Deventer ondernemers ziet als aanjagers van de ontwikkeling van het Havenkwartier. Hiervoor trachten zij condities te creëren waardoor ondernemers hun visie op de ontwikkeling van het gebied samen ten uitvoer brengen. Dit is in lijn met het concept The City

as a Growth Machine (Molotch 1976). Dit concept focust op de rol van ondernemers bij het creëren

van een stad, waarbij de overheid condities moet creëren waardoor de stad kan groeien. Als gevolg van deze omstandigheden wordt de stad veerkrachtig. Deze veerkracht bestaat niet alleen in economie en milieu, maar ook in samenleving en cultuur (Mehmood 2016). Het combineren van deze twee perspectieven op veerkracht toont de rol van innovatie, aanpassingsvermogen en transformatievermogen in sociale en ecologische systemen in relatie tot mensen en hun leefomgeving (Folke et al 2010).

Bottom-up initiatieven zijn ontwikkelingsprojecten gekenmerkt door eisen voor meer deelname aan de besluitvorming, meer verantwoording door lokale politici en ambtenaren en toenemende kritiek op technische expertise van ontwikkelaars door stakeholders. Dit betekent dat overheid en stakeholders verantwoordelijkheid voor het project delen (Pissourios 2014). Het bestemmingsplan van het havenkwartier in Deventer toont dat louter de hoofdlijnen van toekomstige ontwikkelingen geschetst zijn (Havenkwartier Deventer 2018). Dit betekent dat er veel ruimte is voor bottom-up initiatieven, waarbij belanghebbenden ideeën kunnen voordragen, projecten kunnen starten en ondernemingen kunnen oprichten zonder dat er voldaan moet worden aan veel regels. De mensen

(12)

11 en instanties die deze bottom-up initiatieven bedenken worden geschaard onder de noemer stakeholders. Het sturen van deze processen is vanuit het perspectief van de overheid erg complex. Enerzijds is er de doelstelling stakeholders zo veel mogelijk vrijheid te bieden, anderzijds moet het resultaat wel voldoen aan de bestaande bestemmingsplannen (Majoor 2013). Tegelijkertijd moet de regulering van deze initiatieven de veerkracht, zowel sociaal als ecologisch, niet beteugelen of doen verminderen.

Deze scriptie zal focussen op de gevolgen van gedereguleerde ontwikkeling voor sociale en ecologische veerkracht. Deze gevolgen zullen worden onderzocht in het Havenkwartier te Deventer. De centrale vraag van deze scriptie is “Wat zijn de gevolgen van gedereguleerde herontwikkeling voor

sociale en ecologische veerkracht in het Havenkwartier in Deventer?” Het beantwoorden van deze

vraag zal worden gedaan met het gebruik van Molotch’s principe ‘the City as a Growth Machine’ (1976). De principes waarop deze theorie gebaseerd is, zijn de organisatie, lobby, manipulatie en structurering van de stakeholders die betrokken zijn bij het proces van herontwikkeling. Het analyseren van deze concepten biedt inzicht in de manier hoe gedereguleerde ontwikkeling leidt tot sociale en ecologische veerkracht.

Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de vraag hoe gedereguleerde ontwikkeling sociale en ecologische veerkracht beïnvloedt in het Havenkwartier te Deventer. Stakeholders zullen worden geïdentificeerd en geanalyseerd middels de concepten gedefinieerd in ‘the City as a Growth

Machine’ (Molotch 1976). Dit kan inzicht bieden in hoe stakeholders zichzelf reguleren wanneer de

overheid regulatie vermindert en eventuele verbeteringen uitwijzen voor toekomstige ontwikkeling van voormalig industriële knooppunten in andere gebieden. Deze scriptie biedt inzicht in de werking en gevolgen van gedereguleerde ontwikkeling.

Deze scriptie is maatschappelijk relevant omdat het Havenkwartier in Deventer een pionier project is in de zin dat erg weinig gemeenten het hebben aangedurfd om de invulling van ruimte te laten gebeuren door bottom-up initiatieven. Het slagen of falen van dit project heeft dus gevolgen voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen: zowel in de gemeente Deventer als op andere plekken. Wanneer dit project overtuigend slaagt, is de kans groot dat meer gemeentes hun grond op dergelijke manier laten herontwikkelen. Indien dit project faalt is deze kans klein. Dit geldt niet alleen voor havengebieden; ook andere braakliggende gebieden binnen gemeentes komen hiervoor in aanmerking wanneer omstandigheden vergelijkbaar zijn.

De wetenschappelijke relevantie van deze scriptie is dat er weinig onderzoek is gedaan naar de invloed van regulatie van bottom-up initiatieven op veerkracht. Deze scriptie tracht hier toe bij te dragen. Het belang van regulatie van bottom-up initiatieven is een reeds erkend academisch punt. Matland (1995) stelt dat “if local bureaucrats are not allowed discretion in the implementation

process with respect to local conditions, then the policy will likely fail” (Matland 1995, pp. 148). Er

moet dus ruimte worden geboden om doelen, strategieën en activiteiten in te zetten met speciale aandacht voor de mensen waarop het beleid rechtstreeks van invloed zal zijn. Daarnaast is het ontstaan van veerkracht, zowel sociaal als ecologisch, door verscheidene auteurs onderzocht. Een voorbeeld hiervan is het concept CVES van Aguinaga (2017). Een CVES is een circular value ecosystem waarin met behulp van lokale stakeholders zonder overheidsinmenging sociale en ecologische veerkracht wordt bevorderd. Een ander voorbeeld is het onderzoek van Johnson en Becker (2015) naar de totstandkoming van veerkrachtige communes als antwoord op klimaatverandering. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar hoe institutioneel beleid deze veerkracht mogelijk maakt. Bestaand onderzoek gaat voornamelijk in op sociale en ecologische veerkracht op een regionaal schaalniveau met het oogpunt op het veranderende klimaat (Carabine 2016). Er is weinig onderzoek gedaan naar lokale casussen. Dit onderzoek biedt de mogelijkheid om meer inzicht te krijgen in hoe gedereguleerde herontwikkeling invloed heeft op het ontstaan van sociale en ecologische veerkracht

(13)

12 en hoe bestaand onderzoek naar het ontstaan van sociale en ecologische veerkracht kan worden verbeterd.

1.1 Leeswijzer

Deze scriptie bestaat uit verschillende delen. Het eerste deel is het theoretisch kader. Hier wordt omschreven wat gedereguleerde ontwikkeling, the urban growth machine en sociale en ecologische veerkracht zijn en wat hierover geschreven is in academische literatuur. Vervolgens worden op basis van deze literatuur onderzoekbare variabelen geïdentificeerd.

Na de academische stand van zaken wordt uiteengezet wat de opzet van het onderzoek is. Allereerst worden de deelvragen geformuleerd. Ten tweede worden de onderzoekbare variabelen geoperationaliseerd. Vervolgens volgt het type onderzoek, de dataverzameling en de analyse. Daaropvolgend wordt uiteengezet op welke wijze de data wordt geanalyseerd en wordt toegelicht hoe de deelvragen worden onderzocht.

In hoofdstuk vier volgt de casusbeschrijving, waarin wordt beschreven wat de huidige situatie is in het Havenkwartier te Deventer.

Aansluitend volgt het hoofdstuk analyse. In dit hoofdstuk worden met behulp van de analysemethode CAQDAS de deelvragen beantwoord waarbij stakeholders worden geïdentificeerd en de urban growth machine wordt beschreven. Daaropvolgend wordt de sociale en ecologische veerkracht geanalyseerd.

Deze analyse leidt tot een conclusie, waarin de hypothese wordt ontkracht of bevestigd en er wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag.

Vervolgens worden de resultaten van het onderzoek getoetst aan het theoretisch kader in de discussie en wordt er daarnaast gereflecteerd op het onderzoek.

Afsluitend worden er in hoofdstuk acht beleidsaanbevelingen gedaan voor het gedereguleerd ontwikkelen.

(14)
(15)

14

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader

Gedereguleerde ontwikkeling City as a growth machine

Ecologische veerkracht Sociale veerkracht Conceptueel model

(16)

15 In dit hoofdstuk wordt de theoretische basis gelegd waarop het onderzoek is gebaseerd. Allereerst wordt het principe van gedereguleerde ontwikkeling uiteengezet. Vervolgens wordt de Urban

Growth Machine verduidelijkt. Daaropvolgend wordt eerst ecologische veerkracht beschreven

waarna sociale veerkracht wordt gedefinieerd. Als laatste wordt een conceptueel model beschreven waaruit de opzet van het onderzoek blijkt en op basis waarvan de onderzoekshypothese opgesteld is.

2.1 Gedereguleerde ontwikkeling

Twee belangrijke stromingen hebben de geschiedenis van ruimtelijke ordening in de afgelopen 50 jaar gemarkeerd. Enerzijds was er een neiging naar centralisme en depolitisering van de besluitvorming en een grotere rol en macht van technische experts. Anderzijds waren er eisen voor meer deelname aan de besluitvorming, meer verantwoording door lokale politici en ambtenaren en toenemende kritiek op technische expertise. Deze twee stromingen zijn bestempeld als de top-down en bottom-up benadering van planning (Murray et al 2009, pp. 444). In deze scriptie ligt de nadruk op de bottom-up benadering van regulering.

Gedereguleerde ontwikkeling is een concept dat op nog niet veel plekken is toegepast. Het belang van regulatie van bottom-up initiatieven is een reeds erkend punt. Matland (1995) stelt dat “if local

bureaucrats are not allowed discretion in the implementation process with respect to local conditions, then the policy will likely fail” (Matland 1995, pp. 148). Er moet dus ruimte worden geboden om

doelen, strategieën en activiteiten in te zetten met speciale aandacht voor de mensen op wie het beleid rechtstreeks van invloed zal zijn. Het inzetten van gedereguleerde ontwikkeling is echter ongewoon, de gemeente geeft immers een deel van de controle over het ontwikkelingsproces op. Een belangrijk punt is de angst dat milieu- en natuurbelangen opzij worden gezet ten behoeve van economische ontwikkeling (Buijze 2014). Een voorbeeld hiervan is in het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk is meer bezig met gedereguleerde ontwikkeling. Londen heeft bijvoorbeeld lokale overheden de mogelijkheid geboden om zogenoemde enterprise zones in te stellen, waar extra wordt ingezet op ontwikkeling en economische groei. Lokale autoriteiten kunnen ervoor kiezen in de

enterprise zones de regeldruk verder te verminderen. Bedrijven kunnen daar gemakkelijker

vergunnin gen krijgen (Buijze 2014). Hierbij wordt economisch belang dus boven ecologisch belang gesteld.

Een ander voorbeeld is de stad Manchester. Hier werd rondom het vliegveld een zone aangewezen waar gedereguleerd werd gebouwd. Deze aanpak bracht een sterke economische impuls. In Manchester zijn er echter ook negatieve effecten van deze aanpak. Er worden geen innovatieve duurzaamheidsmaatregelen genomen omdat de stadsregio en het vliegveld in relatieve isolatie hun groeistrategie uit kunnen voeren, waarbij zij nauwelijks worden gehinderd door regulatie. Gedereguleerde ontwikkeling leidt in dit geval dus niet tot duurzame initiatieven. Een gedereguleerde ontwikkelingsbenadering leidt niet tot een duurzaam resultaat als de betrokkenen zich niet aan duurzaamheid geconformeerd hebben. Wellicht is deze benadering te redden door criteria te stellen waar het ontwikkelingsproces aan moet voldoen, om te voorkomen dat er een situatie zoals in Manchester ontstaat waarbij bepaalde belangen en belanghebbenden systematisch van besluitvormingsprocessen worden uitgesloten. Juist de instituties die zijn opgericht om economische groei te bevorderen hebben de meeste invloed op de besluitvorming (Buijze 2014).

2.2 City as a growth machine

Het concept ‘the city as a Growth Machine’ (Molotch 1976) behelst het idee dat steden geen open plekken land zijn die worden gekenmerkt door menselijk handelen, maar dat steden stukken land zijn die worden gekenmerkt door specifieke associaties als handel of sentimentaliteit. Het concept is dus gebaseerd op grondbezit en de commodificatie van de grond in kwestie. Vooral belangrijk bij het vormgeven van steden zijn de vastgoedbelangen van diegenen wiens eigendommen waardevol

(17)

16 worden wanneer groei plaatsvindt. Deze actoren vormen samen de ‘local growth machine’. Molotch (1976) stelt dat steden moeten worden onderzocht op basis van de organisatie, lobby, manipulatie en structurering van de actoren die de ‘local growth machine’ vormen.

Er zijn echter ook grenzen aan de groeimachine. Wanneer de optimale grootte van de stad wordt overschreden, kost het stakeholders te veel om de groeimachine in stand te houden. Molotch (1976) neemt de private ondernemingen niet op in de groeimachine, maar beschouwt het eerder als een buitenstaander die bij zijn zoektocht naar een aantrekkelijke locatie reageert op lokaal overheidsbeleid. Logan (1976) betoogt dat dit niet juist is. De rol van private ondernemingen is juist groot. Ten eerste omdat de onderneming, wanneer eenmaal gevestigd, veel invloed heeft op lokaal beleid door het wijzigen van de belastingstructuur en bestaande wetgeving. Ten tweede zijn particuliere bedrijven en vakbonden en andere stakeholders georganiseerd en actief in de regionale, nationale en nationale politiek om de voorwaarden voor groei te bevorderen; niet in een bepaalde gemeente, maar in het algemeen in de regio of in de staat. Het is dus de vraag of politiek wel lokaal geanalyseerd kan worden.

De concepten waarmee volgens Molotch (1976) gedereguleerde ontwikkeling geanalyseerd kunnen worden zijn derhalve als volgt:

Indicator Verduidelijking

organisatie van stakeholders De organisatie van stakeholders definieert op welke manier stakeholders met elkaar samenwerken of dat ze elkaar juist tegenwerken. De manier waarop interactie tussen stakeholders verloopt toont de organisatie van stakeholders (Molotch 1976). lobby van stakeholders Stakeholders proberen op verschillende

manieren invloed uit te oefenen op beleidsvorming. De verschillende manieren waarop dit gebeurt wordt geïdentificeerd als de lobby van stakeholders (Molotch 1976).

manipulatie door stakeholders Strategische manipulatie door stakeholders houdt in dat “organizations can actively influence the social expectations by means of persuading or even manipulating.” (Scherer et al 2010, p. 6). Het succes van strategische manipulatie komt terug in het feit dat onderhandelingsstrategie beheersbaar is. Kosten zijn te overzien, de organisatie controleert de uitvoering en de tijdspanne. De stakeholder past in wezen de wensen van andere stakeholders aan zichzelf aan (Hoogland 2012; Molotch 1976).

structurering van stakeholders De structurering van stakeholders relateert aan de machtspositie die stakeholders bezitten. De invloed van sommige stakeholders binnen netwerken waar beslissingen worden genomen is groter dan de invloed van andere stakeholders. De vorm die de structurering van actoren aantoont, geeft de invloed van stakeholders weer op dit politieke proces (Molotch 1976).

(18)

17

2.3 Ecologische veerkracht

Veerkracht is het vermogen van een systeem om bestand te zijn tegen en zich aan te passen aan veranderingen om binnen de kritieke drempels van het huidige regime te blijven (Holling 1973). Drempels zijn plotselinge grote, niet-lineaire veranderingen in een eigenschap van een systeem als consequentie van een continue verandering in een variabele die deze beïnvloedt (Muradian 2001). Het nieuwe regime kan stabiel zijn of variatie vertonen rond een attractor. Sociaal-ecologische systemen worden geconfronteerd met verschillende soorten drempels die op complexe manieren met elkaar interacteren. Wanneer de veerkracht van een ecosysteem voldoende wordt aangepast of verstoord door externaliteiten, bestaat er een grote kans dat het bestaande systeem verschuift naar een ecosysteem waarin de omstandigheden ongewenst zijn. Ecologische drempels vertegenwoordigen de toestand waarin een ecosysteem zich bevindt waarbij kleine veranderingen in het ecosysteem leiden tot verschuivingen in de toestand waarin het ecosysteem zich bevindt (Sasaki et al 2015). Kritieke ecologische drempels bestaan dus wanneer een soepele verandering in een variabele plotseling een ecosysteem omschakelt in een alternatieve staat met ingrijpende sociale gevolgen. Karakteristieke mechanismes die ten grondslag liggen aan deze drempels zijn veranderingen in zowel biotische als abiotische interacties en terugkoppelingen.

Het wordt verondersteld dat voornamelijk biotische veranderingen leiden tot verstoringen in het ecosysteem zoals concurrerende acties tussen planten en herbivoren (Sasaki et al 2015). Terwijl de degradatie van het ecosysteem plaatsvindt worden drempels overschreden als respons op abiotische veranderingen. Voorbeelden van deze abiotische veranderingen zijn klimaatverandering en bodemerosie. Deze veranderingen leiden tot een verdere degradatie van het ecosysteem en het naderen van het omslagpunt waarna het ecosysteem niet meer herstelt. Het bewijs voor het bestaan van deze kritieke drempels is reeds geleverd (Scheffer en Carpenter 2003). Veranderingen in het gebruik van ecosystemen impliceren verschuivingen in belangrijke ecosysteemfuncties en diensten van een ecosysteem (Carpenter et al 2001). Omdat dergelijke verschuivingen vaak kostbare herstelinspanningen vragen moeten de lokale overheden in de eerste plaats proberen deze ingrijpende verschuivingen te voorkomen (Briske et al 2006). Voorbeelden van categorieën van economische activiteiten die de samenleving over kritieke ecologische drempels kunnen stoten zijn uitputting van niet-hernieuwbare hulpbronnen, vervuiling, verlies van habitat, ecosysteembeheer en het faciliteren van de verspreiding van invasieve soorten (Farley 2016).

Onderzoek stelt voornamelijk verstoringen veroorzaakt door menselijke acties als de overschrijding van een ecologische drempel in een ecosysteem (Sasaki et al 2015). Verstoringen veroorzaakt door menselijk handelen zijn echter onderdeel van de oorzaak van het overschrijden van een drempel, niet de aanstichter. Menselijk handelen valt samen met natuurlijke oorzaken die onregelmatig voorkomen waardoor ze moeilijk te voorspellen zijn. Een voorbeeld hiervan is de verandering in decompositieprocessen door een samenloop van antropogene verstoringen en klimaatprocessen (Collins et al 2011). Gezien deze omstandigheden vormen ecologische drempels een goed kader om ecologische veerkracht te meten. Kritiek hierop is echter dat natuurlijke verstoringen moeilijk te voorspellen zijn en dat er te veel variabelen zijn om een volledige analyse te vormen (Briske et al 2006).

In deze scriptie wordt gefocust op de antropogene acties die verstoringen in het ecosysteem veroorzaken. Dit wordt gedaan volgens de onderstaande indicatoren (Sasaki et al 2015).

Indicator Verduidelijking

verandering grondgebruik Grondgebruik betekent het gebruik van land door mensen. Verandering van landgebruik is een variatie op de voormalige vorm van landgebruik. Voorbeelden hiervan zijn bosklaring, groei van steden en renaturatie van

(19)

18 voormalige industriële locaties. Hoe de bodem wordt gebruik heeft gevolgen voor de staat waarin de bodem verkeert.

Eutrofiëring Vermesting of overbemesting verrijkt het milieu met voedingsstoffen, met name met fosfor en stikstof. Dit wordt eutrofiëring genoemd. Te veel voedingsstoffen in de bodem tast de soortenrijkdom van planten en bomen aan. Vooral arme of schrale bodems zijn gevoelig voor eutrofiëring (VROM 2007).

lokale vervuiling Lokale vervuiling geeft aan tot in welke mate de fysieke omgeving op een bepaalde plaats verontreinigd is.

Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit geeft aan tot in welke mate de lucht op een bepaalde plaats verontreinigd is.

2.4 Sociale veerkracht

Sociale veerkracht is wetenschappelijk gezien een relatief nieuw begrip. Ecologische veerkracht bestond reeds langer. Eind jaren negentig kwam een bredere definitie van veerkracht waar sociale veerkracht onderdeel van uitmaakte. Deze verandering werd veroorzaakt door internationale erkenning van het feit dat acties van de mens één van de belangrijkste oorzaken is van veranderingen in diverse ecosystemen (Tempels et al 2013). Vanuit deze overweging ontstond de ‘Resiliance Alliance’ (www.resalliance.org) die de veerkracht benadering hanteert als overkoepelend kader voor het onderzoek naar de dynamiek tussen sociale en ecologische systemen (Cote en Nightingale 2012). Onderzoek naar sociale veerkracht wordt voornamelijk pas sinds het laatste decennium gedaan. Voorbeelden hiervan zijn studies die de sociale veerkracht van sociaal-ecologische systemen onderzoeken in relatie tot maatschappelijke en/of demografische uitdagingen zoals migratie (Adger et al., 2002; Locke et al., 2000). Deze analyses verlopen binnen het kader van het vigerende systeem en maken voornamelijk gebruik van het begrippenkader uit de ecologie (Tempels 2013).

Onderzoekers van complexe adaptieve systemen beschrijven sociale veerkracht als het adaptief en lerend vermogen van individuen, groepen en instellingen om zichzelf te organiseren op een manier die bestaande systemen onderhoudt bij verandering (Maclean et al 2013). Kulig, Edge, en Guernsey (2005) en Maguire en Hagan (2007) beschrijven sociale veerkracht als het vermogen van sociale groepen en gemeenschappen om te herstellen van en/of positief te reageren op een crisis, evenals de elementen van de gemeenschap die deze positieve aanpassing mogelijk maken (Manyena 2006). Kortom, de sociale veerkracht van individuen, gemeenschappen en een bredere samenleving zijn nauw verbonden met hun aanpassingsvermogen (Maclean et al 2013).

Veerkracht is een behoudens- en consensusgericht concept dat vanuit de ecologische dimensie werd overgebracht naar de sociale dimensie (Marcuse 1998). Dit is overeenkomstig met het gebruik van het woord duurzaamheid. Marcuse stelt dat duurzaamheid heden ten dage een ambigu begrip is. Hij toont middels het analyseren van stedelijke ontwikkelingsprogramma’s aan dat sociaal-ruimtelijk beleid verschillende dimensies kent en dat een duurzaam programma dus niet automatisch een programma is dat alle belangen behartigt. Daarnaast is de definitie van duurzaam “weinig aan slijtage of bederf onderhevig” (VanDale 2018). Sociaal gezien is dit geen ideale situatie. Marcuse betoogt naar aanleiding van deze argumenten het duurzaamheidsconcept niet lichthartig te gebruiken. “Duurzaamheid behoort een voorwaarde te zijn voor sociaal beleid, geen einddoel” (Marcuse 1998). De overeenkomst tussen veerkracht en duurzaamheid loopt af in de sociale dimensie van beide begrippen. Van oorsprong is veerkracht een ecologisch concept, waardoor sociale rechtvaardigheid

(20)

19 geen rol speelt bij de waardering van het concept. Het concept duurzaamheid impliceert deze voorwaarde wel (Tempels 2013).

Een veel voorkomend punt van kritiek op veerkracht is dat veerkracht, evenals duurzaamheid, wordt gebruikt als een top-down strategie door beleidsmakers (Tempels et al 2013). Hierdoor ontstaat

community resilience; de verantwoordelijkheid voor het opvangen van externaliteiten wordt bij

lokale gemeenschappen gelegd (Mackinnon en Derickson 2013). Mackinnon en Derickson (2013) pleiten voor een aanpak gebaseerd op het concept ‘resourcefullness’. Dit is een concept waarbij wordt gefocust op de ongelijke verdeling van middelen binnen en tussen gemeenschappen, uitgaande van de beschikbare capaciteiten van de gemeenschap in kwestie. Om een gemeenschap sociaal weerbaar te maken moet er optimaal gebruik worden gemaakt van de bestaande capaciteit. Een voorbeeld van deze lokale capaciteiten is de aanwezigheid van onbenutte lokale kennis. Kennis is immers niet alleen academisch, leden van de gemeenschap hebben ieder hun eigen practical

knowledge (Wamsler et al 2012). Deze benadering wordt beaamd door Innes (1990). Zij beoogt een

inclusief, interactief model van kennisoverdracht opdat de gemeenschap volgens een coproductief model wordt versterkt. Dit is een bottom-up benadering in tegenstelling tot de top-down benadering die een punt van kritiek vormt.

Sociale veerkracht gaat uit van het principe dat de systemen van een dergelijke aard zijn dat ze kunnen veranderen gedurende verschillende perioden, met of zonder een externe verstoring (Davoudi 2012). Veerkracht is vanuit dit perspectief geen terugkeer naar een ‘normale’ toestand. Het wordt eerder gezien als het vermogen van complexe sociale systemen om zich aan te passen aan de omstandigheden en uiteindelijk te transformeren als reactie op externe invloeden en druk (Carpenter et al 2005).

Er zijn drie soorten sociaal-economische drempels. De eerste bestaat wanneer een verandering in de hoeveelheid van een essentieel goed of een essentiële dienst grote gevolgen heeft voor de individuele mens of de economie als geheel. Een tweede type economische drempel wordt veroorzaakt door positieve feedback-lussen in de financiële sector. Het derde type economische drempel is een grote technologische doorbraak. Zulke doorbraken kunnen de economie in een nieuwe en gunstige dynamiek veranderen of voorkomen dat een economische of ecologische drempel wordt overschreden (Farley 2016).

De indicatoren voor sociale veerkracht zijn derhalve als volgt.

Indicator Verduidelijking

consequenties van veranderingen Deze drempel bestaat wanneer veranderingen in de hoeveelheid van een essentieel goed of een essentiële dienst grote gevolgen heeft voor de individuele mens of de economie als geheel (Farley 2016). Voorbeelden van essentiële goederen of diensten zijn watervoorziening, sociale zekerheid en elektra. Bij deze drempel wordt dus gekeken naar de toe- of afname van essentiële diensten en goederen en welk effect deze verandering heeft op de gemeenschap. positieve feedback-lussen in de financiële

sector Feedback is een proces waarbij de uitkomst van het proces opnieuw wordt gebruikt voor de start van het proces. Positieve feedback-lussen in de financiële sector zijn dan ook een vorm van actie – reactie. Organisatorische en financiële prestaties kunnen op directe wijze de

(21)

20 externe omgeving beïnvloeden (Farley 2016). technologische doorbraak Technische doorbraken zijn oplossingen die op

een innovatieve manier voorkomen dat economische of ecologische drempels worden overschreden (Farley 2016). Een voorbeeld hiervan is online medische monitoring waardoor de druk op de zorgsector wordt verlicht.

2.5 conceptueel model

Bovenstaande afbeelding toont het conceptueel model van deze scriptie. Het conceptueel model biedt een weergave van de verwachte oorzaak-gevolgrelatie in het onderzoek. Dit model verwacht dat gedereguleerde herontwikkeling invloed zal hebben op sociale en ecologische veerkracht. Hiermee is niet gezegd of deze invloed positief of negatief zal zijn. De concepten organisatie, manipulatie, lobby en structurering worden gebruikt om deze invloed te kunnen definiëren. Zodoende bestaat er een manier om deze invloed weer te kunnen geven op een overzichtelijke wijze. Mijn hypothese is dat de analyse van de organisatie, lobby, manipulatie en structurering van de stakeholders die betrokken zijn bij het proces van herontwikkeling van het Havenkwartier inzicht zal bieden in hoe en door wie het gebied wordt gereguleerd en op welke manier dit vervolgens tot ecologische en sociale veerkracht leidt. Deze oorzaak-gevolg relatie wordt naar mijn idee gekenmerkt door de invloed die stakeholders op elkaar uitoefenen die vervolgens consequenties heeft op de sociale veerkracht van het gebied; samenwerkende stakeholders zijn immers veerkrachtiger dan stakeholders die elkaar tegenwerken. Hierbij verwacht ik dat de sociale veerkracht zal toenemen omdat er veel stakeholders zijn die belang hebben bij de instandhouding van het gebied. De ecologische veerkracht zal echter lijden onder de gedereguleerde herontwikkeling omdat de focus van stakeholders naar alle waarschijnlijkheid niet primair op het in stand houden van het ecosysteem ligt. Sociale veerkracht Ecologische veerkracht Gedereguleerde ontwikkeling Structurering Lobby Manipulatie Organisatie

(22)
(23)

22

Hoofdstuk 3 Methodologie

Deelvragen Dataverzameling Operationalisering begrippen Type onderzoek Onderzoeksmethode Casus Ethiek Auteur (2018) Auteur (2018)

(24)

23 In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet van deze scriptie uiteengezet. Allereerst wordt getoond welke deelvragen zullen worden onderzocht en waarom deze relevant zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag. Vervolgens worden de belangrijkste begrippen geoperationaliseerd. Daarna wordt de onderzoeksmethode en bijbehorende casus uiteengezet, waarna wordt uitgelegd op welke manier de deelvragen worden onderzocht.

3.1 Deelvragen

Om de hoofdvraag “Wat zijn de gevolgen van gedereguleerde herontwikkeling voor sociale en

ecologische veerkracht in het Havenkwartier in Deventer?” te beantwoorden zal gebruik worden

gemaakt van verschillende deelvragen.

1. Welke stakeholders zijn betrokken bij de herontwikkeling van het Havenkwartier?

Deze vraag zal een overzicht bieden van de stakeholders die betrokken zijn bij de herontwikkeling van het gebied. Hierbij zullen de wensen en belangen van stakeholders geïdentificeerd worden.

2. Hoe komen lobby, organisatie, structurering en manipulatie terug in de herontwikkeling van het Havenkwartier?

Deze vraag zal inzicht bieden in de relaties en de interacties tussen de stakeholders die betrokken zijn bij de herontwikkeling van het havengebied.

3. Welk gevolg heeft de invloed van stakeholders voor de sociale veerkrachtigheid van het Havenkwartier?

Deze vraag zal aantonen hoe de manieren waarop stakeholders zich opstellen invloed hebben op de sociale veerkrachtigheid van het gebied. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de drempels die beschreven zijn in het theoretisch kader om te bepalen hoe de stakeholders invloed uitoefenen.

4. Welk gevolg heeft de invloed van stakeholders voor de ecologische veerkrachtigheid van het Havenkwartier?

Deze vraag zal aantonen hoe de manieren waarop stakeholders zich opstellen invloed hebben op de ecologische veerkrachtigheid van het gebied. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de drempels die beschreven zijn in het theoretisch kader om te bepalen hoe de stakeholders invloed uitoefenen.

3.2 Dataverzameling

De data gebruikt in deze scriptie komt voort uit interviews en beleidsdocumenten. De beleidsdocumenten die worden gebruikt zijn als volgt. Verbindingen en zichtbaarheid Havenkwartier

(2008), Memo doorontwikkeling broedplaats (2009), ontwikkelingsplan ruimte voor ideeën (2010), Ontwikkelingsscenarios (2009), Beeldkwaliteitplan Havenkwartier (2011), Vaststellingsbesluit Havenkwartier (2012), Zelfbouw (2017), en de milieu en ro- aanpak Havenkwartier (2010). De zes

interviews zijn afgenomen met stakeholders die betrokken zijn bij het havengebied. Een hiervan is meneer Nijland, eigenaar van Bella Macchina, een ondernemer die in het Havenkwartier zit sinds 2006 en er zijn ambacht beoefent. Meneer I. Visser is projectleider van het Havenkwartier namens de gemeente Deventer. Meneer van Lent van de Regie, een adviesbureau voor zelfbouw, legde contact tussen toekomstige bewoners van het Havenkwartier en de gemeente bij de start van de ontwikkeling. Mevrouw Reijers van het bureau Procesmakers was onderdeel van een van de inschrijvingen voor de tender van ObjectONE. Tenslotte zijn er twee bewoners van het gebied geïnterviewd: iemand die er voor 2005 en dus voor de herontwikkeling reeds woonde en iemand die tijdens de herontwikkeling gedurende de zelfbouw in 2011 het gebied is gekomen.

3.3 Operationalisering van begrippen

In deze paragraaf worden de belangrijkste begrippen uit deze scriptie gedefinieerd. Enkele van deze begrippen zijn eerder gedefinieerd in het theoretisch kader, deze worden echter voor de duidelijkheid opnieuw verklaard.

(25)

24

3.3.1 The City as a Growth Machine

Dit concept focust op de rol van ondernemers bij het creëren van een stad, waarbij de overheid condities moet creëren waardoor de stad kan groeien. Als gevolg van deze omstandigheden wordt de stad veerkrachtig. Deze veerkracht bestaat niet alleen in economie en milieu, maar ook in samenleving en cultuur (Mehmood 2016). Het combineren van deze twee perspectieven op veerkracht toont de rol van innovatie, aanpassingsvermogen en transformatievermogen in sociale en ecologische systemen in relatie tot mensen en hun leefomgeving (Folke et al 2010). De indicatoren die dit begrip weergeven worden als volgt onderzocht.

Indicator Bronnen

organisatie van stakeholders interviews, beleidsdocumenten

lobby van stakeholders Interviews

manipulatie van stakeholders Interviews

structurering van stakeholders interviews, beleidsdocumenten

3.3.2 Sociale veerkracht

Sociale veerkracht is het zelfherstellend/ontwikkelvermogen van sociale groepen of gemeenschappen in het licht van steeds veranderende omstandigheden (Telos 2014). Deze omstandigheden zijn afhankelijk van zaken als werkeloosheid, ziekte, vergrijzing en technologische vernieuwing. De indicatoren die dit begrip weergeven worden als volgt onderzocht.

Indicator Bronnen

consequenties van veranderingen interviews, beleidsdocumenten positieve feedback-lussen in de financiële

sector interviews, beleidsdocumenten

technologische doorbraak Interviews

3.3.3 Ecologische veerkracht

Ecologische veerkracht is het zelfherstellend/ontwikkelvermogen van sociale groepen of gemeenschappen in het licht van steeds veranderende omstandigheden (Telos 2014). Deze omstandigheden zijn afhankelijk natuurrampen, veranderende ecosystemen en klimaatverandering. De indicatoren die dit begrip weergeven worden als volgt onderzocht.

Indicator Bronnen

verandering grondgebruik interviews, beleidsdocumenten

eutrofiëring beleidsdocumenten

lokale vervuiling interviews, beleidsdocumenten

luchtkwaliteit Beleidsdocumenten, luchtmonitor

3.4 Type onderzoek

Deze scriptie is een beschrijvend onderzoek waarin wordt onderzocht naar de invloed van gedereguleerde ontwikkelingen op sociale en ecologische veerkracht. Momenteel is er geen wetenschappelijke literatuur die antwoord inzicht biedt in dit proces.

Het onderzoek is een kwalitatieve case study van het Havenkwartier in Deventer. De aanpak van dit onderzoek zal deductief zijn (Bryman 2012), gezien het feit dat de theorie van ‘the city as a Growth

Machine’ wordt gebruikt om het proces van herontwikkeling te analyseren. Hierbij zal er een

(26)

25 cases onderzoeken fenomenen die eerder niet bestonden (Bryman 2012). Deventer is een nationale koploper in het werken volgens een nieuw, organisch herontwikkelingsmodel (Platform31 2018). Dit betekent dat dergelijke aanpak van grondontwikkeling niet eerder is gebruikt, en dus weinig onderzocht zal zijn.

Het onderzoek is kwalitatief omdat er gebruik wordt gemaakt van zowel literatuuronderzoek als interviews. De literatuur bestaat uit beleidsdocumenten van verschillende stakeholders welke worden geanalyseerd via een CAQDAS analyse. Aan de hand van deze analyse worden interviews gehouden met verschillende stakeholders. In deze interviews zal gevraagd worden naar de impact van gedereguleerd herontwikkelen op de veerkracht in de omgeving. Deze interviews zullen semigestructureerd zijn. Dit betekent dat er vragen zijn voorbereid maar dat er wordt doorgevraagd op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft (Bryman 2012). Bij semigestructureerde interviews moet in acht worden genomen dat de wijze waarop vragen gesteld worden antwoorden in een bepaalde richting kunnen sturen. Om dit te voorkomen worden de vragen opgesteld door gebruik te maken van de richtlijnen in het boek Social Research Methods (Bryman 2012, pp. 255-259). De vragenlijst is opgenomen in bijlage II.

3.5 Onderzoeksmethode

In deze paragraaf zal worden uiteengezet op welke manier de verkregen data zal worden geanalyseerd en welke gevolgen dit heeft voor de validiteit van dit scriptieonderzoek.

3.5.1 CAQDAS analyse

De verkregen data zal worden geanalyseerd middels een CAQDAS analyse. Deze analyse zal worden uitgevoerd met behulp van het programma ATLAS.ti, dat quotes uit de beleidsdocumenten en de getranscribeerde interviews zal ordenen. CAQDAS is computersoftware dat het analyseren van kwalitatieve data vergemakkelijkt. Het codeert en categoriseert data waardoor het coderen en terugvinden van data makkelijker wordt. Uitkomsten worden niet geïnterpreteerd, dit moet door de onderzoeker zelf worden gedaan (Bryman 2012).

3.4.1.1 coderingen

Er zijn twee manieren waarop een codering tot stand kan komen. Deze manieren zijn bottom up coderen en top down coderen. Bij bottom up coderen worden coderingen gevormd uit de te analyseren teksten. Top down coderen, oftewel deductief onderzoek, wordt gedaan middels van te voren gedefinieerde codes. Deze codes komen voort uit wetenschappelijke theorie, en dus uit het theoretisch kader (Leeronderzoek 2017).

In deze scriptie wordt zoals eerder gesteld onderzoek gedaan naar een fenomeen dat niet vaker is onderzocht. In deze scriptie zal gebruik worden gemaakt van top-down coderen. De coderingen zullen dus uit het theoretisch kader worden gehaald. Dit betekent dat de verkregen data wordt gelezen met als doel relevante passages te selecteren, waarna deze passages een code krijgen die van tevoren opgesteld is. Deze code bestaat uit een begrip dat de inhoud van de tekst omschrijft (Leeronderzoek 2017). De coderingen die uit het theoretisch kader zijn opgesteld vormen een codelijst die bestaat uit coderingen onderverdeeld in verschillende groepen. Deze codelijst is opgenomen in bijlage III.

3.5.2 transparantie

Om de transparantie van de CAQDAS analyse te waarborgen zal in de bijlage de codelijst en de codering van de citaten worden weergegeven. Tevens worden de scriptie in de scriptie gebruikte resultaten geplaatst bij de kop in de analyse die gelijk is aan de code waarmee het citaat werd gecodeerd. Daarnaast zal er in de bijlagen een weergave van de gecodeerde teksten worden

(27)

26 getoond. Hierbij worden zinnen rondom de specifieke tekst gecodeerd zodat er geen context verloren gaat.

3.5.3 interne validiteit

De Internal validity van een casus toont de mate waarin de observaties van onderzoeker en de gebruikte theorie overeenkomen (Bryman 2012). De internal validity van deze casus zal naar verwachting hoog zijn. Het is mijn hypothese dat de analyse van de organisatie, lobby, manipulatie en structurering van de stakeholders die betrokken zijn bij het proces van herontwikkeling van het Havenkwartier inzicht zal bieden in hoe en door wie het gebied wordt gereguleerd en hoe dit vervolgens tot ecologische en sociale veerkracht leidt. Hierbij wordt verwacht dat de sociale veerkracht toe zal nemen omdat er veel stakeholders zijn die belang hebben bij de instandhouding van het gebied, terwijl de ecologische veerkracht zal lijden onder de gedereguleerde herontwikkeling omdat de focus van stakeholders naar alle waarschijnlijkheid niet primair op het in stand houden van het ecosysteem ligt.

3.5.4 externe validiteit

De external validity van een casus toont de mate waarin de bevindingen van het onderzoek generaliseerbaar zijn (Bryman 2012). De external validity van deze case is matig. Omdat het een van de weinige projecten is waarmee op deze manier bestemming wordt gegeven aan grond is het moeilijk te generaliseren, aangezien er niet veel projecten zijn om mee te vergelijken. Aan de andere kant kan de structuur van deze case wel als voorbeeld dienen voor toekomstige ontwikkelingen. Daarnaast gelden de resultaten van dit onderzoek niet alleen voor havengebieden, ook andere gebieden met een industrieel verleden kunnen op een dergelijke manier ontwikkeld worden.

3.5.5 valkuilen

Iedere analysemethode is gevoelig voor valkuilen. De valkuilen bij een CAQDAS analyse zijn achtereenvolgens grounded theory vaak toegepast zonder uitleg of legitimering, diepere betekenis van tekst gaat verloren, interpretatie van onderzoeker bij coderen, fragmentatie van tekst, niet systematisch, niet transparant, theoretische generalisering en de vraag of de methode goed is toegepast (Bryman 2012).

In deze scriptie wordt op de volgende manier getracht met de valkuilen van een CAQDAS analyse om te gaan. De hypothese van deze scriptie; de toename van sociale veerkracht en de afname van ecologische veerkracht, is gebaseerd op het theoretisch raamwerk. De diepere betekenis van een tekst zal niet verloren gaan doordat niet alleen het betekenisvolle woord wordt gecodeerd, ook de zin eromheen wordt meegenomen zodat de context niet verloren gaat. De interpretatie van de onderzoeker bij het coderen zal getracht te worden ondervangen door het bewustzijn van deze valkuil en door zo volledig mogelijk te verwijzen naar de oorsprong van het citaat dat geïnterpreteerd wordt. De systematiek van de scriptie zal gewaarborgd worden door het stappenplan voor een CAQDAS analyse te volgen. Het is gebruikelijk om eerst categorieën te vormen, waarna subcategorieën gevormd worden en het programma een netwerk maakt op basis van verbanden tussen deze verschillende categorieën (Bryman 2012, pp. 591). Deze aanpak waarborgt tevens de valkuil welke beschrijft of de methode op de juiste manier wordt gebruikt. De transparantie van deze scriptie zal zo hoog mogelijk gehouden worden door de code te vermelden waarmee het citaat is gecodeerd in de tekst van de analyse. De valkuil theoretische generalisering betreft de vraag of de bevindingen alleen voor de wetenschappelijk relevant zijn of ook voor de praktijk. Indien dit het geval is zullen er beleidsaanbevelingen worden gedaan. Als de theorie niet relevant is voor de realiteit zullen er geen aanbevelingen gedaan worden op basis van de analyse in deze scriptie.

3.6 Casus

(28)

27 Dit onderzoek zal een kwalitatieve case study van het Havenkwartier in Deventer zijn. Er is gekozen voor het Havenkwartier omdat de ontwikkelingen op dit stuk grond een voorbeeld zijn van een kentering in de Nederlandse planning. De ontwikkelingen worden namelijk niet aangestuurd door de gemeente maar door de stakeholders. Hierdoor ontstaat een organisch ontwikkelproces (Havenkwartier 2018).

In het begin van de eenentwintigste eeuw had de gemeente een bestemmingsplan voor ogen waarbij het industrieel havengebied werd getransformeerd tot woongebied met woningen voor het hoger segment van de beroepsbevolking. Dit plan was niet haalbaar door de beperkingen die de omliggende industrie het plan oplegde (RVO 2018). De grond was echter al wel aangekocht. Ontwikkeling was dus van essentieel belang. De gemeenteraad koos voor een plan dat organische ontwikkeling vooropstelde. Alle stakeholders in het gebied werden betrokken bij de ontwikkeling. Om dit te faciliteren heeft de gemeente het bestemmingsplan omgevormd tot een resultaatgericht plan, waarbinnen alle gebiedsontwikkelingen worden vormgegeven door lokale stakeholders en stakeholders die in het gebied willen investeren. Hierbij wordt zo veel mogelijk ruimte vrijgelaten voor eigen inbreng en zal de gemeente een louter faciliterende rol aannemen. Dit betekent dat er veel vrijheid is voor de mensen die het

gebied in willen richten, zo lang ze zich aan de vier doelstellingen houden. Dit betekent echter niet dat de gemeente alle touwtjes uit handen gaf. Die zette een scala aan instrumenten in om de ‘organische’ groei te begeleiden, waaronder een inspirerend strategisch plan, een verleidend beeldkwaliteitsplan en een flexibel bestemmingsplan uit 2012. De uitdaging: balanceren tussen het bieden van ruimte en vrijheid aan een veelheid van functies en het recht doen aan de belangen van de aanwezige ondernemers en omwonenden (Platform31 2018). De beoogde ontwikkeling van het gebied is inmiddels gerealiseerd maar zal blijven doorgaan om te blijven voldoen aan wensen van

zowel bewoner als gebruiker (Havenkwartier 2018). Figuur 1,

Havenkwartier Deventer (Havenkwartier 2018)

3.7 onderzoeksmethoden deelvragen

In deze paragraaf zal worden uitgelegd hoe de verschillende deelvragen worden onderzocht.

3.7.1 deelvraag 1

Welke stakeholders zijn betrokken bij de herontwikkeling van het Havenkwartier?

Deze vraag zal worden beantwoord middels de geanalyseerde beleidsdocumenten en het interview met de gemeentemedewerker. Deze zal de belangrijkste stakeholders benoemen, waarna deze zullen worden geïnterviewd om inzicht te krijgen in hun standpunten en perspectief op de ontwikkelingen in het Havenkwartier.

(29)

28

3.7.2 deelvraag 2

Hoe komen lobby, organisatie, structurering en manipulatie terug in de herontwikkeling van het Havenkwartier?

Deze vraag zal worden beantwoord middels de interviews met de stakeholders. Hierbij zal specifiek gevraagd worden naar deze aspecten, waarna deze zullen worden geanalyseerd en gecodeerd middels een CAQDAS analyse.

3.7.3 deelvraag 3

Welk gevolg heeft de invloed van stakeholders voor de sociale veerkrachtigheid van het Havenkwartier?

Deze vraag zal worden onderzocht middels beleidsdocumenten en interviews. Deze zullen worden geanalyseerd en gecodeerd. Daarnaast zal er in de interviews specifiek worden gevraagd naar het perspectief van stakeholders op de sociale veerkrachtigheid van het gebied.

3.7.4 deelvraag 4

Welk gevolg heeft de invloed van stakeholders voor de ecologische veerkrachtigheid van het Havenkwartier?

Deze vraag zal worden onderzocht middels beleidsdocumenten en interviews. In de interviews zal er specifiek worden gevraagd naar het perspectief van stakeholders op de sociale veerkrachtigheid van het gebied. Daarnaast worden verschillende milieurapporten geanalyseerd en gecodeerd.

3.8 Ethiek

De ethiek van het onderzoek beschrijft of het onderzoek op een academisch verantwoorde manier is opgezet. Er zijn verschillende richtlijnen opgezet ten aanzien van de ethiek van een onderzoek (Baarda et al 2013).

De respondenten worden bij aanvang van het onderzoek op de hoogte gesteld van de doel- en werkwijze van de onderzoeker ten aanzien van hun medewerking. De gegevens van de respondenten worden anoniem gehouden indien zij dat wensen (Baarda et al 2013). Deze respondenten worden aangeduid met hun rol in het ontwikkelingsproces en het jaar waarin zij het Havenkwartier betraden. De namen die toegewezen zijn, zijn als volgt: bewoner 2005 en bewoner 2011. Respondenten kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld ten aanzien van hun uitspraken (Baarda et al 2013). Tevens worden de transcripties voorafgaand aan de opname in het onderzoek toegestuurd naar de respondenten, waardoor zij de kans krijgen het transcript waar nodig te corrigeren. Vervolgens wordt toestemming gevraagd voor publicatie.

De ruwe data, de beleidsdocumenten en de academische literatuur gebruikt in dit onderzoek worden opgenomen in bijlage I en de literatuurlijst. Tevens worden screenshots van onderdelen van de analyse opgenomen in de bijlage IV. Daarnaast wordt de betrouwbaarheid en de validiteit van het onderzoek gedefinieerd in hoofdstuk drie en hoofdstuk zeven; de discussie.

(30)
(31)

30

Hoofdstuk 4 Casusbeschrijving

Industriële functie Broedplaats Vlaams Model ObjectONE Auteur (2018) Auteur (2018)

(32)

31 In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de huidige situatie is waarin het Havenkwartier verkeert. Bij deze beschrijving wordt gebruik gemaakt van verscheidene openbare beleidsdocumenten opgesteld door de gemeente Deventer. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van krantenartikelen die betrekking hebben op het Havenkwartier en de openbare facebookpagina van het Havenkwartier.

4.1 Industriele functie

Het Havenkwartier is onderdeel van industriegebied de Bergweide. De binnenhaven werd in 1925 in gebruik genomen, waarna verscheidene bedrijven zich er vestigden. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Bernardsluis aangelegd, waardoor de haven een goede vestigingsplek werd voor bedrijven. Deze bedrijven waren niet alleen gericht op de haven, ook andere bedrijven vestigden zich in het gebied waaronder de postzegelfabriek van DAVO en de kofferfabriek (Het Oversticht 2007). De Bergweide is onderverdeeld in vijf delen, waarvan deel 1 en 2 bekend zijn als het Havenkwartier. Bergweide 3 ligt naast het Havenkwartier aan de kant van de Hanzeweg, het gebied waar Roto Smeets gevestigd is. Bergweide 4 ligt hier tegenover. Bergweide 5 ligt aan de IJssel. Hier is AKZO NOBEL gevestigd (Parkmanagement 2013). Zoals blijkt uit de bedrijven Roto Smeets en AKZO is er in het industriegebied Bergweide nog zware industrie aanwezig. In het Havenkwartier is dit echter niet het geval. In 2006 kondigde de Gemeente Deventer aan dat de bestemming van het Havenkwartier werd getransformeerd naar een woon/werk milieu. Aanvankelijk werd een plan bedacht waarbij kantoren woningen omringden aan de randen en hiermee een buffer vormden. Dit plan werd afgewezen vanwege bezwaar door de bedrijven AKZO NOBEL en Roto Smeets (Visser 2018).

4.2 Broedplaats

Het Havengebied is in 2005 door de gemeente Deventer bestempeld als broedplaats (Gemeente Deventer 2010). Broedplaatsen zijn plekken waar een creatieve klasse zich kan ontwikkelen. Er is geen eenduidige definitie van broedplaatsen. De kenmerken die in de verschillende definities terugkomen zijn een complex waar creatievelingen kunnen produceren onder de juiste financiële en facilitaire condities. Hierbij worden woonfunctie en disciplinemenging omschreven als versterkend voor de functionering van een dergelijke broedplaats (Eckhardt 2007). Deze plekken trekken dan ook kunstenaars en creatievelingen aan. De gemeente Deventer beoogde de ontwikkeling van een creatieve klasse waardoor het Havengebied een uitnodigend imago verkreeg (Gemeente Deventer 2010). De broedplaats in het Havenkwartier wordt gekenmerkt door het feit dat er van wordt uitgegaan dat de ondernemers gevestigd in het gebied middels de broedplaats deel gaan uitmaken van een bedrijvennetwerk en dat alle participanten erop uit zijn vormen van samenwerking na te streven die ertoe bijdragen dat zij van elkaars expertise kunnen profiteren en het geheel meer waard is dan de som der delen: een dynamische en creatieve bedrijfssector (Gemeente Deventer 2009). De broedplaats wordt omschreven als een aanjager voor creatieve ontwikkeling.

4.3 Vlaams Model

In 2009 zijn er drie opties opgesteld voor de doorontwikkeling van de broedplaats Havenkwartier. Deze opties waren het Vlaams Model, waarbij maximaal wordt ingezet op behoud en hergebruik van gebouwen en een mix van functies in het gebied; het Hollandse Model, waarbij het oorspronkelijke “woonplan” uit het Masterplan een vertaling heeft gekregen naar hedendaagse uitgangspunten en het exit-scenario, waarbij de gemeente door verkoop van bezittingen zoveel mogelijk van de investeringen terug probeert te verdienen, zonder visie op een toekomstige gebiedsontwikkeling van het Havenkwartier (Bureau Andries Geertsen 2009). Het Vlaams Model bood de meeste kansen. In de onderstaande figuur wordt weergegeven op welke manier creativiteit, innovatie en nieuw talent de ruimte krijgen. De gemeente Deventer heeft gekozen het Vlaams Model ten uitvoer te brengen.

(33)

32 Figuur 2, voorbeeldontwikkeling Vlaams Model (Gemeente Deventer 2009)

4.4 OBJECTONE

Op 21 juni 2016, nadat de herontwikkeling van het Havenkwartier grotendeels was gestart, werd een particuliere prijsvraag uitgeschreven voor de ontwikkeling van ObjectONE. ObjectONE is een particulier opdrachtgeverschap in een gestapelde werkvorm. Het ontwerp voor dit object moest ‘smart’ zijn. Het gebouw moest in staat zijn de meest uiteenlopende wensen van toekomstige bewoners en gebruikers te kunnen herbergen. Hierbij moest maximale keuzevrijheid werden gegeven in het ontwikkelingsproces. Het kavel ligt in de eerste havenarm en heeft een grootte van 600 vierkante meter (Space&Matter 2017).

Na het uitschrijven van de tender heeft de gemeente Deventer gekozen voor het ontwerp van Hegeman Ontwikkeling in samenwerking met Space&Matter, PHI Vastgoed en Lucassen. Hun ‘smart frame’ biedt ongekende mogelijkheden voor toekomstige bewoners en kan stapsgewijs worden gerealiseerd. Dit frame bestaat uit een reeds geplaatste structuur waarbinnen geïnteresseerden zelf hun beoogde ruimte ontwikkelen. Individuele wensen bepalen hierdoor het architectonische beeld. Dat beeld kan gedurende het ontwikkelproces dus nog veranderen. Dit past goed bij het Leitmotiv van het Havenkwartier, aldus de gemeente Deventer. De grond voor ObjectONE wordt momenteel gereed gemaakt voor bebouwing.

(34)
(35)

34

Hoofdstuk 5 Analyse

Stakeholderanalyse

Lobby, structurering, manipulatie, organisatie Sociale veerkracht

Ecologische veerkracht

(36)

35 In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten geanalyseerd. Allereerst zullen de stakeholders in het Havenkwartier worden gedefinieerd. Vervolgens wordt duidelijk gemaakt welke vorm hun lobby, manipulatie, organisatie en structurering heeft. Hierna zullen de sociale en ecologische veerkracht van het Havenkwartier worden onderzocht.

Welke stakeholders zijn betrokken bij de herontwikkeling van het Havenkwartier?

Het Havenkwartier is een dynamisch gebied waarin verschillende bedrijven en bewoners gevestigd zijn die allerlei verschillende belangen hebben. Deze belangen zijn gedurende de tijd verschoven. Vanwege deze reden zijn er twee stakeholderanalyses gedaan, één van de situatie in 2005 en een van de situatie in 2011. Deze jaartallen zijn gekozen omdat deze de perioden voor en na het Vlaams Model weergeven. De stakeholderanalyse wordt gedaan aan de hand van een stakeholdermatrix (Mitchell et al 1997). De stakeholdermatrix staat hieronder afgebeeld in figuur 4.

Figuur 4, stakeholdermatrix (Mitchell et al 1997)

De matrix is gebaseerd op macht, legitimiteit en urgentie. Deze drie variabelen leiden tot zeven verschillende rollen die stakeholders kunnen aannemen. Wanneer een stakeholder macht heeft is deze in staat besluitvorming te beïnvloeden. Wanneer een stakeholder legitiem is, heeft deze stakeholder het recht aan zijn kant staan. Wanneer een stakeholder urgentie ervaart probeert deze stakeholder het proces te beïnvloeden en versnellen omdat de uitkomst van het proces noodzakelijk is voor deze stakeholder (Mitchell et al 1997). De matrix identificeert verscheidene soorten stakeholders en hun positie. De dormant stakeholder beschikt over de macht om zijn wil op te leggen, maar door geen legitieme relatie of een dringende claim te hebben blijft zijn macht ongebruikt. De discretionary stakeholder bezit legitimiteit, maar heeft niet de macht om de besluitvorming te beïnvloeden en heeft geen dringende eisen. De demanding stakeholder is de stakeholder die wel urgente eisen heeft maar geen macht of legitimiteit om te eisen dat deze worden gestaafd. De dominant stakeholder bezit zowel macht als legitimiteit, waardoor zijn invloed in het besluitproces verzekerd is. De dependent stakeholder bezit geen macht maar heeft legitieme urgente eisen. De dangerous stakeholder bezit geen legitimiteit maar wel urgentie en macht. Een definitive stakeholder bezit zowel macht als legitimiteit als urgentie (Mitchell et al 1997).

De verschillende stakeholders die een rol spelen in het Havenkwartier worden aan de hand van beleidsdocumenten en interviews ingedeeld in de stakeholdermatrix. Deze stakeholders zijn

(37)

36 geïdentificeerd aan de hand van reeds genoemde beleidsdocumenten, interviews en krantenartikelen.

Situatie 2005

In 2005 was het Havenkwartier een broedplaats. Verscheidene kunstenaars en ondernemers vestigden zich in het gebied, gelokt door lage huren en een omgeving waarin veel mogelijk was. De stakeholders in 2005 zijn onderverdeeld in verschillende groepen. Deze zijn kunstenaars, creatieve ondernemers, bewoners, industrie rondom het Havenkwartier en bestuurlijke organen. Allereerst zal worden uitgezet welke rol stakeholders speelden in 2005 en wat hun belangen waren. Vervolgens zullen de stakeholders worden ingedeeld in de stakeholdermatrix.

Kunstenaars

In 2005 was het Havengebied broedplaats voor kunstenaars en creatieve ondernemers. De broedplaats werd gezien als een motor voor gebiedsontwikkeling en economische vernieuwing in de rest van het havenkwartier en de stad (Gemeente Deventer 2009). Kunstenaars speelden hier een grote rol in. Door de continue samenwerking tussen kunstenaars en creatieve ondernemers ontstond er een dynamische, creatieve bedrijfssector. Voor de kunstenaars was het belangrijk dat de huren laag bleven (Visser; Nijland 2018). Daarbij kregen zij subsidie van de provincie Overijssel. Deze zorgde ervoor dat meer kunstenaars zich in het Havenkwartier konden vestigen (Gemeente Deventer et al 2009). Daarnaast was de open bebouwing erg van belang, deze zorgde ervoor dat ongedwongen interactie kon plaatsvinden waardoor intensieve samenwerking ontstond (Gemeente Deventer 2009; Nijland 2018).

Creatieve ondernemers

De creatieve ondernemers vormden samen met de kunstenaars de belangrijkste elementen van de broedplaats. Zij vormen dan ook samen met de kunstenaars een buurtvereniging die problemen adresseert bij de gemeente. Zij kregen geen subsidie van de provincie Overijssel (Nijland 2018). Dat betekende dat het essentieel was dat het Havenkwartier goed bereikbaar was voor klanten teneinde een goede omzet te behalen. Daarnaast profiteerden zij van de samenwerking met kunstenaars omdat zij innovatieve ideeën hadden betreffende de producten van de creatieve ondernemers (Nijland 2018). Gezien het feit dat veel vergunningen op basis van tijdelijkheid waren afgegeven moesten de ondernemers hun succes bewijzen. Het onmiddellijk slagen van hun onderneming was dus een voorwaarde om door te kunnen gaan.

Bewoners

De bewoners van het Havenkwartier in 2005 kwamen af op de ruwheid van het gebied. Het idee van een haven in werking trok ze aan, evenals de ongelijke straten en de loodsen die in het gebied stonden. De belangen van de bewoners waren het doorzetten van de haven en het doorzetten van de broedplaats omdat vele bewoners kunstenaars waren die bij hun atelier woonden of mensen die in nauw contact stonden met de creatievelingen in het Havenkwartier (Bewoner 2005, 2018).

Industrie rondom het Havenkwartier

Op industrie Bergweide is sprake van zware industrie. Voorbeelden van dergelijke zware industrie zijn drukkerij Roto Smeets en verf- en chemicaliënproducent Akzo Nobel. Deze bedrijven bevinden zich in een mileucontour waarbinnen zware industrie toegestaan is. Indien woningen in de buurt van deze cirkel komen wordt wetgeving betreffende overlast en vervuiling strenger (Visser 2018). Industriele bedrijven pleiten dan ook voor minder woningen in het Havenkwartier, en alleen woningen aan de kant van de eerste havenarm.

(38)

37

Bestuurlijke organen

De bestuurlijke organen in het Havenkwartier zijn de gemeente Deventer en de provincie Overijssel. De gemeente Deventer ziet het Havenkwartier als motor voor gebiedsontwikkeling en economische vernieuwing in de rest van het havenkwartier en de stad, waarbij tevens het cultureel aanbod vergroot wordt. De gemeente ziet dus potentie in de ontwikkeling van het Havenkwartier en wil deze blijven doorzetten. Daarnaast bezit de gemeente het grootste deel van de grond in het Havenkwartier. De provincie Overijssel ziet potentie in de doorontwikkeling van een broedplaats om de culturele waarde van het gebied te verhogen (Visser 2018). Hiervoor subsidiëren zij kunstenaars die willen vestigen en exposeren in het Havenkwartier.

Stakeholdermatrix

De stakeholders bezitten allemaal verschillende hoeveelheden macht, legitimiteit en urgentie. Deze worden geïdentificeerd waarna de stakeholders in de stakeholdermatrix geplaatst worden. De kunstenaars hebben individueel geen macht en legitimiteit. Urgentie is wel aanwezig omdat zij de huren laag willen houden en hun subsidie van de provincie Overijssel willen behouden. Voor de creatieve ondernemers geldt hetzelfde. Hun urgentie is groot omdat zij moeten presteren om hun vergunning te behouden. Beiden zijn dus demanding stakeholders. De bewoners in het gebied bezitten tevens geen macht en geen legitimiteit. Wel willen zij graag hun leefomgeving behouden. Dit betekent dat ook zij demanding stakeholders zijn. De industrie rondom het Havenkwartier bezit geen legitimiteit. Echter beschikken zij wel over macht en urgentie. Macht omdat zij de gemeente Deventer veel opleveren, waardoor de gemeente hun vestigingslocaties niet wenst kwijt te raken. Urgentie omdat zij hun activiteiten willen voorzetten zonder strengere maatregelen. Zij zijn dus

dangerous stakeholders. De bestuurlijke organen bezitten zowel macht als legitimiteit als urgentie.

Zij bezitten macht omdat het grootste deel van de grond in hun bezit is; zij reguleren en zij subsidiëren. Zij zijn legitiem omdat zij gesteund worden door wetgeving. Urgentie is aanwezig omdat het gebied ontwikkeld moet worden in de ogen van zowel gemeente als provincie. Bestuurlijke organen zijn dus definitive stakeholders. De stakeholdermatrix ziet er dus uit als in onderstaande figuur 5.

(39)

38 Figuur 5, stakeholdermatrix 2005 (Mitchell et al 1997).

Situatie 2011

In 2009 besloot de gemeente Deventer het Vlaams Model te implementeren. Dit leidde ertoe dat er veranderingen werden aangebracht in de openbare ruimte in het Havenkwartier. Daarnaast veranderde het ondernemersbestand. Huren stegen waardoor sommige ondernemers de voordelen van het Havenkwartier niet meer zagen opwegen tegen de nadelen. De stakeholders in 2011 zijn onderverdeeld in verschillende groepen. Deze zijn kunstenaars, creatieve ondernemers, bewoners, ontwikkelaars en bestuurlijke organen. Allereerst zal worden uitgezet welke rol stakeholders speelden in 2011 en wat hun belangen waren.

Kunstenaars

De oorspronkelijke broedplaats is veranderd. Er zitten nog steeds veel kunstenaars in het Havenkwartier maar de huren zijn gestegen en de subsidie van provincie Overijssel is gestopt. De kunstenaars die er nu zijn bevinden zich voornamelijk in het Kunstenlab. Dit zijn natuurlijk niet alle kunstenaars, SpaceCowboys zitten bijvoorbeeld nog wel in hun voormalig industrieel pand (Nijland 2018). De belangen van kunstenaars zijn nu dat ze in het Havenkwartier kunnen blijven, zowel wonend als werkend. Doordat er steeds meer mensen wonen is de spontane interactie tussen kunstenaars en ondernemers verminderd, hoewel ze nog wel van elkaars expertise profiteren.

Creatieve ondernemers

Met de toename van de woonfunctie is de omzet van creatieve ondernemers in het Havenkwartier afgenomen (Nijland 2018). Er bestaat minder interactie tussen kunstenaars en ondernemers omdat er minder kunstenaars in het gebied aanwezig zijn. Hoewel de bereikbaarheid van het gebied vergroot is, is het klantenbestand niet toegenomen (Nijland 2018). Het aantal creatieve ondernemers in het gebied is niet afgenomen, in tegenstelling tot de kunstenaars. Dit wordt veroorzaakt doordat ondernemers geen subsidie kregen van de provincie Overijssel en daarom zelf geïnvesteerd hebben. Het belang van ondernemers is het profiteren van hun investering en de contacten die zijn

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het vermogen om tegenslagen op te vangen wordt met andere woorden een veel te groot beroep gedaan, maar erger, sociale veerkracht wordt als excuus gebruikt om de koers van

Voor de verdere procedure van het bestemmings- en exploitatieplan Groote Veen is het noodzakelijk dat de gemeente Tynaarlo beschikt over een verordening ‘doelgroepen

Solvent extraction and separation of hafnium from zirconium using Ionquest 801 Zr:Hf ratio 1:1–100:1 with all feed solutions containing 0.2 g/l Hf and the corresponding amount of

Op deze manier kunnen de scholen, peuterspeelzalen en de kinderopvang de kinderen die risico op achterstanden lopen een rijke leer- en speelomgeving blijven bieden zodat ook

Kind van de rekening Korten op het budget is vol- gens Van Drielen onterecht en schadelijk: “Als die kinderen in het begin niet de kansen krij- gen, werkt dat door in hun hele

Persoonlijke hulpbronnen Sociale hulpbronnen Omgevingshulpbronnen 1 Geluk 2 negatieve levens- gebeurtenissen 3 Sociaal contact 4 Veranderings- bereidheid 5 Cohesie (buurt)

Hierin wordt kwetsbaarheid gezien als een voorstadium van maatschappelijke uitval en bepaald door een opeenstapeling van factoren in zeven domeinen, te weten: inkomen,

Welke invloed zal de opdrachtrelatie tussen ondernem ingsbestuur en accountant kunnen hebben op de positie van onafhankelijke controledeskundige, w anneer de kring