• No results found

Communist of bondgenoot? De ambivalente houding van de VS onder Eisenhower ten opzichte van Nasser en het Arabisch nationalisme, 1953-1958

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Communist of bondgenoot? De ambivalente houding van de VS onder Eisenhower ten opzichte van Nasser en het Arabisch nationalisme, 1953-1958"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1. Een nieuw Midden-Oostenbeleid 10

2. De VS in de Suezcrisis 24

3. De onhoudbaarheid van de Eisenhower-doctrine 37

Conclusie 48

(2)
(3)

Inleiding

Toen de Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower in 1953 aantrad in het Witte Huis was de situatie in het Midden-Oosten een van de meest dringende vraagstukken. In de strijd voor onafhankelijkheid en tegen de imperialistische invloed van Groot-Brittannië en Frankrijk namen de leiders van voormalige koloniën als Egypte het voortouw. De

dekolonisatie van Egypte, die door de staatsgreep van het Egyptische leger in 1952 in een stroomversnelling kwam, werd door Amerikaanse beleidsmakers in eerste instantie

toegejuicht. President Eisenhower vreesde na zijn aanstelling echter dat het Midden-Oosten als gevolg van de onrust in handen van de Sovjet-Unie zou vallen. Het Egyptische staatshoofd Gamal Abdel Nasser werd later zelfs in verband gebracht met het

communisme en de VS nam een vijandige positie in tegenover de voorvechter van het Arabisch nationalisme en de charismatische leider van de toekomstige Verenigde Arabische Republiek (VAR). 
1

Vijf jaar na de Egyptische Revolutie, in 1958, sprak de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles de woorden: ‘in the three situations which most greatly concern the United States today – namely, Indonesia, North Africa, and the Middle East – the directing forces were not Communist, but primarily forces favourable personally to a Sukarno, a Nasser, or the like’. Deze uitspraak strookt niet meer met het beeld van 2

een verkapte communist dat de Amerikaanse regering na 1953 van Nasser had.


Sommige onderzoekers, die hieronder worden besproken, beweren stellig dat het Arabisch nationalisme in de ogen van de VS een verdekte communistische agenda behelsde. Ander onderzoek legt meer de nadruk op de periode na de Suezcrisis in 1956 waarin de Amerikanen juist toenadering zochten tot Nasser. In de huidige literatuur wordt echter niet uitvoerig bestudeerd wat de voornaamste redenen waren voor de VS om zo’n ingrijpende beleidsverandering door te voeren.

De vraag die dan rijst is hoe de VS zijn positionering tegenover Nasser en het Arabisch nationalisme tijdens de eerste termijn van Eisenhower bepaalde. Op grond van welke overtuiging over Nasser en het Arabisch nationalisme werd dit ambivalente beleid gevoerd? Werd hij doorgaans in de VS beschouwd als een antikoloniale vijand van het

Salim Yaqub, Containing Arab Nationalism. The Eisenhower Doctrine and the Middle East (North

1

Carolina 2004) 5.

Roland Popp, ‘Accommodating to a working relationship: Arab Nationalism and US Cold War

2

(4)

Westen met communistische trekken, of werd hij eerder gezien als een mogelijke bondgenoot met panarabische aspiraties?

En was het Arabisch nationalisme een politieke beweging die in Washington aan het communisme gelieerd werd, of was het een tweede zorg voor Amerikaanse

beleidsmakers in het Midden-Oosten naast de al bestaande vrees voor de intrede van de Sovjet-Unie in de regio?

In de historiografie bestaan meerdere relevante handboeken die deze periode beslaan. Het meest bekende voorbeeld daarvan is The Oxford handbook of the Cold War dat vorig jaar is uitgegeven. Dit is een zeer breed overzichtswerk waarin de meest globale 3

aspecten van de Koude Oorlog onder de loep worden genomen. Toch is dit handboek een uitermate geschikte publicatie voor mijn onderzoek. Het hoofdstuk van Salim Yaqub is bijvoorbeeld compleet aan de Koude Oorlog in het Midden-Oosten gewijd en biedt een overzichtelijk beeld van het verloop van de geschiedenis binnen dit thema. Daarbij verschaffen de voetnoten van het hoofdstuk van Yaqub een goed inzicht in de stand van de wetenschap rond dit onderwerp.


The global Cold War. Third World interventions and the making of our times, van de

alom gerespecteerde historicus op dit gebied Odd Arne Westad, belicht al een meer afgebakend thema van de Koude Oorlog. Deze publicatie is een zeer sterke bijdrage op 4

het gebied van internationale geschiedschrijving, mede door het controversiële standpunt. Westad betoogt dat de Westerse liberale idealen in de Derde Wereld werden

geïmplementeerd door middel van Amerikaanse interventie. In feite spreekt Westad dus over het ontstaan van neo-kolonialisme. Ditzelfde gold volgens hem voor de Sovjet-Unie met het ideaalbeeld van de communistische heilstaat. Via deze weg zouden de grote mogendheden vervolgens bewust voor destabilisatie in de betreffende Derde

Wereldlanden gezorgd hebben. Dit beleid, zo stelt Westad, heeft enkele zeer ernstige gevolgen gehad, zoals het Jihadistische terrorisme dat sindsdien steeds meer in opkomst is gekomen.


Een derde overzichtswerk dat ik gebruik is Power, faith and fantasy. America in the

Middle East 1776 to the present van Michael B. Oren. Zijn boek bevat een paragraaf die 5

Richard H. Immerman en Petra Goedde, ed., The Oxford handbook of the Cold War (Oxford

3

2013).

Odd Arne Westad, The global Cold War. Third World interventions and the making of our times

4

(Cambridge 2005).

Michael B. Oren, Power, faith and fantasy. America in the Middle East 1776 to the present (New

5

(5)

de moeizame keuzes van de Amerikaanse regering tussen nationalisme steunen en communisme bestrijden in het Midden-Oosten heel overzichtelijk beschrijft. Steun voor de antikoloniale Nasser impliceerde ook een breuk met de Europese grootmachten die grote belangen in de regio hadden. Daarbij kwam dat de Amerikanen hun nauwe band met Israël belastten door hun steun voor panarabische leiders. Dit boek biedt een heel goed inzicht in dit soort afwegingen en geeft een heldere context voor mijn onderzoek. 


Om dichter bij mijn onderwerp te komen refereer ik ook aan specifiekere literatuur die zich meer toespitst op het Arabisch nationalisme en Nasser zelf. De fluctuaties in de relatie tussen Nasser en de VS worden bestudeerd in het hoofdstuk ‘Abd al-Nasser and the United States’ van David W. Lesch uit het boek Rethinking Nasserism. Het Arabisch 6

nationalisme wordt in dit hoofdstuk uitgediept en het biedt een goede basiskennis van de ideologie van Nasser. Dat de Amerikaanse regering het grote mobiliserende effect van deze ideologie op de Arabische bevolking niet altijd helder voor ogen had, of dat niet wilde hebben, blijkt uit deze studie meer dan eens. In mijn onderzoek kan ik daarbij veelvuldig teruggrijpen op dit boek omdat het de standpunten van Nasser duidelijk weergeeft. Door ook de situatie vanuit Nassers ideeën te bekijken kan mijn onderzoek een breder en interessanter beeld geven van het vroege Midden-Oostenbeleid van Eisenhower.


Maar niet alleen Nasser is een persoon die veel aandacht verdient in dit onderzoek. Ook Secretary of State John Foster Dulles (Foster) en zijn jongere broer Allen W. Dulles (Allen) als directeur van de CIA speelden een enorm belangrijke rol in de vorming van het Amerikaanse Midden-Oostenbeleid onder Eisenhower. Hun visie op de rol van Amerika in de wereld tijdens de Koude Oorlog is doorslaggevend geweest voor de manier waarop Amerikaanse beleidsmakers met o.a. Nasser samenwerkten. Biografisch werk over deze invloedrijke Dulles broers zoals het boek The Brothers van Stephen Kinzer maakt de visie en ideologie van waaruit zij handelden goed inzichtelijk.7

Over Foster zijn meerdere uitgebreide studies verschenen, waarvan John Foster

Dulles. Piety, pragmatism, and power in U.S. foreign policy van Richard H. Immerman een

sterk voorbeeld is. Immerman heeft als zeer gerespecteerd historicus op het gebied van 8

diplomatieke betrekkingen in de Koude Oorlog een aantal omvangrijke boeken over deze

Elie Podeh en Onn Winckler, ed., Rethinking Nasserism. Revolution and historical memory in

6

modern Egypt (Florida 2004).

Stephen Kinzer, The brothers. John Foster Dulles, Allen Dulles, and their secret World War (New

7

York 2013).

Richard H. Immerman, John Foster Dulles. Piety, pragmatism, and power in U.S. foreign policy

8

(6)

fascinerende politicus geschreven. Vandaar dat ik in mijn bevindingen over de

totstandkoming van het Midden-Oostenbeleid onder de hoede van Foster veelal op zijn publicatie zal leunen.

Het boek American Orientalism van Douglas Little geeft de positie van Foster goed weer tijdens de vorming, en niet veel later de afschaffing, van de Eisenhower-doctrine in 9

de vroege jaren van de Arabische Koude Oorlog. Daarbij besteedt Little veel aandacht 10

aan de belangen van de Amerikaanse overheid bij het verkrijgen van olie uit het Midden-Oosten en betrekt deze ook bij de totstandkoming van de diplomatieke relaties met de Arabische wereld destijds. 


Een meer recente publicatie van dezelfde Salim Yaqub is het boek Containing Arab

Nationalism. The Eisenhower Doctrine and the Middle East. Deze uitgebreide studie gaat 11

heel gedetailleerd in op het anticommunistische beleid van Eisenhower (de Eisenhower-doctrine) en het gelijktijdig bedwingen van nationalistische sentimenten in het Midden-Oosten. Volgens Yaqub was Eisenhower overtuigd van een pro-communistische agenda in de plannen van Nasser en zijn panarabische bondgenoten. Zo keerde de Eisenhower-doctrine zich ook tegen het Egyptische staatshoofd. 


Er zijn bij deze stelling echter vraagtekens te zetten want de historiografie toont aan dat de Amerikanen ook toenadering zochten tot Nasser. Een artikel in Cold War History uit 2010 over het Arabisch nationalisme tijdens de Koude Oorlog, legt dat goed uit. In

‘Accommodating to a working relationship: Arab Nationalism and US Cold War policies in the Middle East, 1958–60’ weerlegt Roland Popp de stelling van Yaqub. Hij ziet een heel ander Midden-Oostenbeleid van Eisenhower ten opzichte van de politieke situatie in de regio na de Suezcrisis. De VS zocht volgens Popp in dit stadium juist toenadering tot 12

radicaal nationalistische groeperingen om stabiliteit te bevorderen. Een Amerikaanse overeenkomst met de VAR van Nasser moest stabiliteit brengen en bijdragen aan het terugdringen van de groei van Sovjetinvloed. 


Deze recente publicaties tonen aan dat er nog voldoende ruimte is voor debat op dit gebied. Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de precieze betekenis van het ambivalente beleid van de VS ten opzichte van het Arabisch nationalisme in de Koude

De Eisenhower-doctrine behelst een anticommunistische strategie en wordt uitvoeriger uitgelegd

9

in hoofdstuk drie.

Douglas Little, American Orientalism. The United States and the Middle East since 1945 (North

10

Carolina 2002).

Yaqub, Containing Arab Nationalism.

11

Popp, ‘Accomodating to a working relationship’.

(7)

Oorlog. Tot op heden hebben historici nog geen eenduidige verklaring gevonden voor de veranderende Amerikaanse positionering ten opzichte van Nasser en de Arabisch

nationalistische beweging.

Een vraag die voor mij onbeantwoord blijft na het bestuderen van het

wetenschappelijke debat is of beleidsmakers in de VS er in 1953 daadwerkelijk van overtuigd waren dat Nasser communistische ambities had. Het feit dat de Amerikaanse overheid zijn positie tegenover het Arabisch nationalisme tussen 1953 en 1958 zo drastisch kon veranderen lijkt die stelling te ontkrachten. Natuurlijk vreesde Washington voor Russische expansie en bood elke vorm van instabiliteit in het Midden-Oosten een mogelijke ingang voor de Sovjet-Unie. Zeker toen de Britse hegemonie in Egypte vanaf 1953 afbrokkelde, en daarmee de Westerse controle over de regio sterk daalde, leken de kansen voor communistische invloeden te stijgen.


Aanvankelijk leken Nasser en het opkomende nationalisme een dreiging voor de stabiliteit in het Midden-Oosten te vormen en werd hij door Amerikaanse beleidsmakers als vijand beschouwd. In een later stadium draaide de VS volledig bij en behoorde een samenwerking met de VAR tot de mogelijkheden om de regio tegen Sovjetinvloeden te beschermen, zoals duidelijk wordt uit het artikel van Popp. 


Om in deze positiewisseling van de Amerikaanse regering en de beweegredenen daarachter meer duidelijkheid te verschaffen is het van belang om in mijn onderzoek terug te gaan naar de primaire bronnen en het Amerikaanse beleid te verklaren aan de hand van vrijgegeven archiefmateriaal. Hieronder zal ik de vier archieven benoemen die ik heb geraadpleegd om meer inzicht te krijgen in de overwegingen van de beleidsmakers destijds. 


De eerste bronnencollectie is het Foreign Relations of the Unites States (FRUS) archief. Hierin bevinden zich documenten van het buitenlandbeleid van de VS teruggaand tot 1800. In dit onderzoek zijn een aantal memoranda geraadpleegd die het eerste bezoek van Foster aan premier Naguib en de nieuwe regering van Egypte in 1953 nauwekeurig beschrijven.

Het archief van de CIA dat door de Freedom of Information Act (FOIA) voor mijn periode 1953-1958 volledig inzichtelijk is via de websites foia.state.gov en archives.gov beschikt over een aantal interessante stukken. Verschillende memoranda en notulen van belangrijke ontmoetingen tussen relevante actoren bieden de nodige informatie om tot nieuwe inzichten te komen in de context van dit onderzoek.

Eveneens beschikbaar gemaakt door de FOIA is de collectie van de National Security Archives, toegankelijk via nsarchive.chadwyck.com. Hier heb ik twee zeer

(8)

relevante rapporten van de National Security Council kunnen bekijken die de wisselingen in het gevoerde Midden-Oostenbeleid uitstekend weergeven.

Een vierde archief bevindt zich in het Roosevelt Study Center (RSC) in Middelburg. Hier is, behalve een grote hoeveelheid fysieke archiefstukken uit de Eisenhower periode, ook een online database beschikbaar waarin veel beleidsdocumenten gedigitaliseerd op te vragen zijn. In beide gevallen bood het RSC uitkomst in het vinden van documenten die van grote waarde bleken in het kader van mijn onderzoek.

De periode die ik beschrijf, 1953-1958, beslaat net iets meer dan de eerste termijn van Eisenhower. In mijn onderzoek zal ik deze periode over het algemeen chronologisch behandelen. In het eerste hoofdstuk probeer ik in kaart te brengen hoe Eisenhower en zijn regering in eerste instantie het Midden-Oostenbeleid vormden. De rol van de gebroeders Dulles zal hier belangrijk in zijn alsmede de positie van Nasser destijds.


In hoofdstuk twee wil ik de Suezcrisis en de spanningen van de Koude Oorlog daaromtrent zo helder mogelijk beschrijven. Hier zal ik veel voortborduren op secundaire literatuur en daar primaire bronnen naast leggen om tot conclusies te komen. De grote ommezwaai in de positionering van de VS t.o.v. Nasser en het Arabisch nationalisme krijgt in deze periode zijn vorm en is dus cruciaal in dit onderzoek. Hier zal ik vooral de nadruk leggen op de vraag waarom die verandering plaatsvond. Welke (geo)politieke redenen waren er voor de VS om in deze cruciale fase Nasser al minder als vijand te beschouwen?


Hoofdstuk drie zal vooral de Eisenhower-doctrine en het fundamentele verschil in beleidsvoering na de Suezcrisis omvatten. De afloop van de Suezcrisis was een zeer bepalend moment in het licht van mijn scriptie en daarom zal dit een groot deel van dit hoofdstuk beslaan. Twee jaar na de Suezcrisis zijn de Amerikanen in 1958 van plan om samenwerking met Nasser te bevorderen. Mijn doel is om het motief achter die nieuwe beleidsvoering aan te tonen. 


De herpositionering tegenover Nasser was een weloverwogen besluit geweest en ik wil in dit onderzoek aantonen hoe die beleidsverandering rond de Suezcrisis tot stand kwam. Wetenschappelijke auteurs hebben deze opvallende omwenteling wel opgemerkt, maar nog niet overtuigend genoeg verklaard. Door het gebruik van primaire bronnen zal ik de denkwijze van een aantal Amerikaanse beleidsmakers kunnen achterhalen en deze omwenteling in een beter perspectief plaatsen. 


Het primaire bronmateriaal dat ik over deze periode heb gevonden laat daarbij heel duidelijk zien dat de VS er allerminst gerust op was dat de Sovjet-Unie zich terughoudend zou opstellen in het Midden-Oosten. Zo bleef het stramien van de Koude Oorlog

(9)

gedurende deze cruciale periode van Amerikaanse betrekkingen met Egypte, en de gehele regio, continu zijn stempel drukken op het Midden-Oostenbeleid van de VS.

(10)

1. Een nieuw Midden-Oostenbeleid

Om te begrijpen hoe het Amerikaanse Midden-Oostenbeleid zich vanaf 1953 ontwikkelde, is het belangrijk om de ontwikkeling hiervan voorafgaand aan de machtsgreep van Nasser te kennen. En om de aanloop naar de moeilijke besluitvorming rond het Midden-Oosten van Eisenhower volledig in kaart te brengen moeten we terug gaan tot 1945. In dit onderzoek zal ik vooral de nadruk leggen op het Arabisch nationalisme, dat vooral in Egypte zijn oorsprong vond. Voor de interpretatie van het Amerikaanse

Midden-Oostenbeleid in de vroege jaren 1950 kan echter de stichting van de staat Israël, en de gevolgen daarvan voor de stabiliteit in de regio, niet buiten beschouwing blijven.

Na WOII markeert de steun voor Israël een groot keerpunt in het Amerikaanse Midden-Oostenbeleid. Voorheen waren de betrekkingen tussen de VS en de Arabische 13

wereld gericht op stabiliteit in de regio om de economische belangen, vooral de toevoer van Arabische olie, veilig te stellen. De Amerikaanse steun voor Israël zette echter 14

kwaad bloed bij de Arabische olielanden die voorheen goede (economische) banden met de VS onderhielden. Zij zagen de stichting van Israël als een prolongatie van Westers imperialisme in het Midden-Oosten. 


De VS was altijd fel gekant tegen het Westerse kolonialisme, maar zag de staat Israël geenszins als een neo-imperialistisch verschijnsel. De stichting van een thuisland voor de Joodse bevolking stond voorafgaand aan WOII in de VS ter discussie en de meningen hierover waren verdeeld. Nadat de bevrijding van de vernietigingskampen in Oost-Europa de gruwelijkheden van de genocide aan het licht bracht bestond er echter geen twijfel meer bij de meeste Amerikanen. Er moest een Joodse staat gevestigd worden in het Midden-Oosten. 


Douglas Little trekt zelfs de vergelijking met de Puriteinen die drie eeuwen eerder ook vanwege religieuze vervolging hun thuisland ontvlucht waren en in Amerika, hun beloofde land, een betere toekomst zochten. Veel Amerikanen identificeerden zich 15

volgens Little op die manier met de Joodse vluchtelingen. Morele overtuiging en

inlevingsvermogen speelden een doorslaggevende rol in het pro-Israëlische beleid van de VS na WOII.

Thomas A. Bryson, American diplomatic relations with the Middle East, 1784-1975: A survey

13

(Metuchen 1977) 161. Ibidem.

14

Little, American Orientalism, 24.

(11)

Hier is voor het eerst een verschuiving waar te nemen van de politieke neutraliteit die de VS tot het eind van WOII in het Midden-Oosten wilde behouden. Deze verschuiving 16

markeert het begin van een langdurige strijd om Amerikaanse politieke invloed in het Midden-Oosten en is van cruciaal belang voor het verloop van de periode die hier centraal staat.


Truman was zich bewust van het gevaar dat de steun voor Israël zou kunnen betekenen voor de betrekkingen met het Midden-Oosten. De Arabisch-Israëlische 17

spanningen zouden de Westerse toegang tot olie op het spel kunnen zetten en een mogelijke politieke of militaire ingang tot de regio creëren voor de Sovjet-Unie.

Na de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948 maakte de VS zich zorgen ten opzichte van het Palestijnse vluchtelingenprobleem. Ondanks de steun voor Israël voelde de VS zich ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van de Palestijnen en schoot hen te hulp. De VS betaalde meer dan de helft van de totale som die de VN toezegde voor

vluchtelingenhulp. Maar niet alleen was er zorg voor de Palestijnen, ook voor andere 18

Arabische onderontwikkelde landen zag de VS zich als nieuwe wereldmacht genoodzaakt om de bevolking te helpen in hun moeizame weg naar zelfredzaamheid.


Met deze gedachte introduceerde Truman in 1950 het ‘Point Four Program’. Dit 19

was erop gericht om wereldwijd hulp te bieden aan landen die zich in economische crisissituaties bevonden. Door met het technologisch geavanceerde Amerika samen te werken, kon de economische tegenspoed worden gestuit en kon het betreffende land uit de problemen geraken. Ook zou dit programma moeten bijdragen aan de bevrijding van de bevolking van het Midden-Oosten van het juk van kolonialisme en moeten aansturen op onafhankelijkheid. Truman benadrukte dat dit beleid paste in de anticommunistische strategie van de Truman-doctrine. Door zelfbestuur te bevorderen kon de VS de landen in de ‘vrije wereld’ tegen het communisme beschermen.20

De Amerikanen probeerden met economische hulp hun invloed in het Midden-Oosten uit te breiden en het Westerse machtsvacuüm, dat zich met de dekolonisatie tijdens de Koude Oorlog voltrok, op te vullen. Dit leidde echter tot grote onvrede bij de

Bryson, American diplomatic relations with the Middle East, 161.

16

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 25.

17

Bryson, American diplomatic relations with the Middle East, 176.

18

Ibidem.

19

Ibidem.

(12)

Arabische nationalisten die zich steeds harder verzetten tegen elke vorm van Westerse aanwezigheid.

Door de dekolonisatie en de opkomst van het Arabisch nationalisme slonk de invloedrijke positie van de Britten in Egypte na WOII aanzienlijk. Al in 1947 kwamen de 21

Egyptenaren met de Britten overeen dat alle Britse troepen zich op korte termijn uit Caïro en Alexandrië teruggetrokken zouden hebben. Ze hielden zich aan hun woord, maar een 22

groot deel van de troepen bleef achter op de militaire basis bij het Suezkanaal. De Britten waren namelijk niet van plan om hun machtspositie zomaar op te geven en deden een voorstel om alle Britse troepen pas in 1956 te evacueren en de Suez basis nadien door Britse burgers te laten besturen. De troepen die zich zouden vestigen in de basis moesten vervolgens worden samengesteld uit een mix van Engels-Egyptische militairen. Egypte weigerde op het voorstel in te gaan. 
23

De spanningen liepen hoog op tussen de Britten, die hoopten dat koning Faroek hun positie bij het Suezkanaal kon waarborgen, en Egyptische nationalisten die dit juist met alle macht probeerden te voorkomen. Ondertussen keken de Amerikanen 24

aandachtig naar deze onderhandelingen. Voor de VS stonden grote economische

belangen op het spel door de almaar toenemende toevoer van Arabische olie die via het Suezkanaal naar de Europese markt werd gevoerd. Vanwege de toename van 25

Amerikaanse belangen in Arabische olie, vanwege het daaraan verbonden groeiend Amerikaans belang in vrije doorvaart door het Suezkanaal, en vanwege de steeds grotere dreiging van de Sovjet-Unie in de regio, besloten minister van Buitenlandse Zaken Dean Acheson en minister van Defensie George C. Marshall tot het opzetten van een

defensieplan voor het Midden-Oosten. 
26

De beoogde alliantie tussen de VS en Egypte, verenigd in een defensieorganisatie volgens het model van de NAVO, liep echter spaak. Door de toenemende druk van

Egyptische nationalisten op Groot-Brittannië om in zijn geheel uit Egypte te vertrekken dreigde de situatie rond het Suezkanaal uit de hand te lopen. Op 8 oktober 1951 verbrak premier Mustafa Nahas een Brits-Egyptisch verbond uit 1936 en sommeerde de Britten

Ibidem, 178. 21 Ibidem. 22 Ibidem. 23

Little, American Orientalism,163.

24

Bryson, American diplomatic relations with the Middle East, 178.

25

Ibidem, 179.

(13)

om zich per direct uit Suez terug te trekken. 
27

Door de strijd tussen Egypte en Groot-Brittannië ontvouwde zich voor de

Amerikanen het dilemma van het kiezen tussen een oude Westerse bondgenoot of voor samenwerking met het Egyptische regime om zo de stabiliteit in de regio te waarborgen. In het laatste geval moest de VS een bondgenootschap met de Britten verloochenen voor het eigen belang in het Midden-Oosten. Acheson verwoordde dit in een ontmoeting met

Churchill en Eden als twee geliefden die elkaar krampachtig vasthielden in een roeiboot die zich richting de Niagara Falls bewoog. 
28

Met deze metafoor poogde hij duidelijk te maken dat als de Amerikanen en de Britten zich te veel op hun bondgenootschap beriepen, de situatie in Egypte alleen maar kon escaleren, met als grootste gevaar dat de hele regio ten prooi zou vallen aan het communisme. De Amerikanen drongen de Britten erop aan om zich terug te trekken uit het onrustige Egypte en een slechte situatie niet nóg slechter te maken. Revolutie lag in de ogen van Amerikaanse beleidsmakers op de loer en ze kregen geen ongelijk.

In de vroege ochtend van 23 juli 1952 werd er op de deur gebonsd van Tahia Gamal Abdel Nasser, de vrouw van de toekomstige president. Een gezant kwam de boodschap leveren dat de militaire staatsgreep was geslaagd. De groep van 29

zelfbenoemde “Vrije Officiëren” had onder leiding van Generaal Mohammed Naguib de macht in Caïro gegrepen en stuurde Egypte richting de revolutie. Het bewind van koning 30

Faroek was omver geworpen en het Arabisch nationalisme zegevierde. 


De doelstellingen van de Vrije Officiëren waren in eerste instantie bescheiden en zeer overzichtelijk. Ze wilden een eind maken aan de corruptie, een complete

terugtrekking van Britse troepen en een herstel van de waardigheid van de natie. Zowel 31

Douglas Little als Salim Yaqub beschrijven de reactie van de Amerikanen als positief op de ontwikkelingen in Egypte in 1952. Little beschrijft de hoopvolle woorden van Acheson waarmee hij de nieuwe leiders succes wenste in het bestrijden van de interne problemen van hun land. Natuurlijk koesterde hij vooral de hoop dat de anticommunistische houding 32

van de nationalisten een weg naar nauwere samenwerking met de VS kon betekenen.

Little, American Orientalism, 163.

27

Ibidem, 164.

28

Tahia Gamal Abdel Nasser, Nasser. My husband (Caïro 2011) 53.

29

Little, American Orientalism, 163.

30

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 26.

31

Little, American Orientalism, 165.

(14)

Yaqub constateert dat ook en schrijft vooral het anticommunisme van de nieuwe Egyptische machthebbers toe aan het initiële optimisme in Washington. 33

Maar wat kunnen andere auteurs ons over de Amerikaanse reactie op de coup d’état van de Vrije Officiëren vertellen? Het lijkt enigszins paradoxaal dat er in 1952 een dergelijk optimisme was voor de Egyptische Revolutie terwijl een jaar eerder de dreiging daarvan als grootste gevaar voor de stabiliteit in de regio werd gezien.

Volgens Vatikiotis hoopten de Amerikanen in eerste instantie een vredige revolutie onder koning Faroek te kunnen bewerkstelligen zodat een grotere volksopstand voorlopig uitbleef. Kermit Roosevelt, een hooggeplaatste CIA beambte, was de taak toebedeeld 34

om dit te voorkomen. Hij kwam er echter snel genoeg achter dat dit geen realistisch streven was. Roosevelt had ondertussen wel nauwe banden met de Vrije Officiëren onderhouden en was ervan overtuigd dat als zij een coup zouden plegen, deze geen schadelijke gevolgen zou hebben voor de Westerse belangen in het Midden-Oosten. Zo 35

hadden de Vrije Officiëren zich op hun beurt verzekerd van Amerikaanse neutraliteit jegens de geplande machtsovername. 
36

In de literatuur is dit cruciale moment in de geschiedenis van Amerikaanse

betrekkingen met het Midden-Oosten sterk onderbelicht. Laila Amin Morsy is een van de weinigen die zich in haar artikel afvraagt waarom de Amerikanen de coup van 1952 in het begin hadden gesteund. 
37

Morsy erkent het aanvankelijke optimisme van de VS met betrekking tot de Egyptische staatsgreep. De verwoede pogingen van weleer om Egypte, en daarmee de hele regio, te betrekken in een defensieplan met de Britten stuitte eerder op te veel verzet. Volgens Morsy was de interesse van de VS in de regio echter puur op de eigen veiligheid gericht, dus was het noodzakelijk om Egypte, als centrale spil hierin, toch te werven voor een alliantie met het Westen. De coup van de Vrije Officiëren bracht wellicht nieuwe 38

mogelijkheden voor de VS om zijn doeleinden in het Midden-Oosten toch te bereiken, met

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 27.

33

P.J. Vatikiotis, Nasser and his generation (New York 1978) 108.

34

Ibidem.

35

Ibidem.

36

Laila Armin Morsy, ‘American support for the 1952 Egyptian coup: why?’, Middle Eastern

37

Studies, Vol. 31, No. 2 (1995) 307-316.

Ibidem, 309.

(15)

nadruk op een dergelijk defensieplan. 
39

Met militaire steun aan Naguib kon de VS, nu de Britten op hun retour waren, aan populariteit winnen bij de Arabische gemeenschap. De Amerikanen kwamen met het voorstel voor de Middle East Defense Organization (MEDO). Dit zou volgens Morsy de grootste winst voor de VS in het Midden-Oosten in de vroege jaren 1950 betekenen. De steun aan Naguib en de Vrije Officiëren werd door Washington gezien als een methode om dit te bereiken. Vandaar dat de VS de Egyptische Revolutie optimistisch benaderde.40

Deze conclusie van Morsy schiet echter tekort omdat de betrekkingen met Naguib uiteindelijk een kort leven beschoren waren. In de literatuur is beschreven hoe de VS al snel tot de conclusie kwam dat er meer spelers op het toneel waren en dat het winnen van Amerikaanse steun niet zo gemakkelijk was als men vlak na de Egyptische coup had verwacht. Vooral de dekolonisatie en de invloed van kolonel Gamal Abdel Nasser spelen hierbij een belangrijke rol. Op de tegenstellingen tussen Naguib en Nasser kom ik in een later stadium terug.

Hieronder wil ik eerst de belangrijkste Amerikaanse actoren behandelen die verantwoordelijk waren voor de Amerikaanse betrekkingen met Egypte vanaf 1953. De termijn van Truman liep immers ten einde en het was aan Eisenhower en zijn regering om te reageren op de nieuwe machtsverhoudingen in het Midden-Oosten en het buitenlandse beleid hierop aan te laten sluiten.

Toen Eisenhower op 20 januari 1953 aan zijn eerste presidentiële ambtstermijn begon sprak hij in zijn openingsrede: ‘Forces of good and evil are massed and armed and opposed as rarely before in history. Freedom is pitted against slavery, lightness against the dark.’ De tegenstelling tussen het Westen en het Sovjetblok waren nog nooit zo hoog 41

opgelopen, zeker niet zo hoog als in de ogen van de nieuwe Amerikaanse regering. 
 Dit had niet op de laatste plaats te maken met de aanstelling van Allen en Foster Dulles als directeur van de CIA en Secretary of State. Nooit eerder waren de openbare en geheime kant van het Amerikaanse buitenlandse beleid in handen van naaste

familieleden. De machtspositie van deze twee broers was uitzonderlijk en heeft voor een 42

zeer groot deel het verloop van de Koude Oorlog in deze periode bepaald.

Ibidem.

39

Ibidem, 314.

40

Kinzer, The brothers, 109.

41

Ibidem.

(16)

Met de komst van Eisenhower en Foster werd de politieke positionering van de VS in het Midden-Oosten nog steviger verankerd dan onder Truman al gebeurd was. Hier, in de vroege jaren 1950 van de Koude Oorlog, vindt het Midden-Oostenbeleid van de

Amerikanen, zoals dat tot op de dag van vandaag zichtbaar is, zijn oorsprong. Toch zijn er maar weinig geleerden die een gerichte studie naar die eerste jaren onder Eisenhower gedaan hebben.

De reactie van Eisenhower op de crisis in Egypte is goed te verklaren door eerst de ideologie van de gebroeders Dulles, die in essentie overeenkomstig was, in kaart te

brengen. De uitstekende studie naar de achtergrond en beweegredenen van deze uitzonderlijke broers van Stephen Kinzer biedt op dit vlak goede inzichten.43

De Dulles broers meenden volgens Kinzer dat de hele wereld verzeild was geraakt in een conflict tussen goed en kwaad waarin alleen onder leiding van Amerika het goede als winnaar uit de strijd kon komen. Deze offensieve houding werd in 1952 al duidelijk toen Foster zich in gesprek met Eisenhower uitliet over het gevoerde beleid van Truman. Hij beschuldigde de Democraten ervan een lafhartig beleid te hebben gevoerd, dat alleen gericht was op het inkapselen van het communisme. De Republikeinen zouden het offensief nemen, zo verklaarde Foster aan de presidentskandidaat. 
44

In de ogen van de gebroeders Dulles was het communisme een kwaad dat

indruiste tegen de morele wetten van de mensheid. Niet geheel onverwacht was het in 45

hun ogen de taak van de VS om dit kwaad te stoppen, desnoods met geweld. Allen was minder religieus en ethisch in zijn overtuigingen, maar voelde dezelfde behoefte aan daadkracht als zijn broer. Hij wilde de geschiedenis niet de vrije loop laten, maar deze vormgeven. 
46

Met deze voornemens namen Allen en Foster hun posities onder Eisenhower in en ze waren als intimi niet van plan om lang te discussiëren over elke beslissing. ‘With a glance, a nod, and a few words, without consulting anyone other than the president, the brothers could mobilize the full power of the United States anywhere in the world’. 47

Ibidem. 43 Ibidem, 103. 44 Ibidem. 45 Ibidem, 109. 46 Ibidem. 47

(17)

Foster werd voorafgaand aan zijn benoeming binnen de Republikeinse partij als voornaamste adviseur van buitenlands beleid beschouwd. Het beeld dat Foster het 48

buitenlandse beleid van de nieuwe regering domineerde heeft lang bestaan, maar onderzoek heeft uitgewezen dat Eisenhower op beslissende momenten leidend was hierin. Dat het Midden-Oostenbeleid vanaf 1953 grotendeels door Eisenhower in

samenwerking met de gebroeders Dulles werd gevormd is wel duidelijk. In dit onderzoek zal ik daarom de standpunten en besluitvorming van de VS voornamelijk aan de hand van deze drie actoren in kaart brengen.


Op 11 mei 1953 arriveerde Foster in Caïro om na de Egyptische Revolutie de Amerikaanse betrekkingen in de regio veilig te stellen. Hij was de eerste minister van 49

Buitenlandse Zaken die ooit een officieel bezoek aan het Midden-Oosten had gebracht. 50

Foster had eerst een ontmoeting met premier Naguib, die de eerste jaren na de revolutie aan de macht was. Er werd gesproken over de feodale band met de Britten die moest stoppen en Naguib benadrukte in hetzelfde gesprek dat er geen vriendschap met de Russen bestond.51

In de FRUS database zijn uitgebreide memoranda te raadplegen waarin deze ontmoeting gedetailleerd staat beschreven. De prangende kwestie rond de voortdurende Britse bezetting bleek voor premier Naguib van doorslaggevend belang in zijn

onderhandelingen met de VS:

‘The Prime Minister returned to the point made several times earlier. He said no government in any Arab country can now go against the will of the people, who “hate the British” and feel bitter against the US (and to some extent France) for helping the UK. The Prime Minister asked rhetorically, “Free us from the British occupation and we can then negotiate in good faith”. At present, however, “All our minds and feelings” are aroused against the UK. This same energy could be turned to making arrangements for Egypt’s defense. The Prime Minister said that no

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 28.

48

Little, American Orientalism, 166.

49

Morsy, ‘American support for the 1952 Egyptian coup: why?’, 307.

50

Little, American Orientalism, 166.

(18)

country can stand alone and thus it will behoove Egypt to look about for friends. “Russia is not our friend”.’52

Uit deze woorden sprak de welwillendheid van Naguib om toenadering tot de VS te

zoeken in ruil voor Amerikaanse steun tegen de Britse aanwezigheid in Egypte. Dat laatste was echter niet een besluit dat Foster zonder problemen kon maken. In eerste instantie vanwege de nauwe banden die de VS met het VK onderhield, maar in deze kwestie vooral vanwege Amerikaanse zorgen om de kwetsbaarheid van Egypte.

Een abrupte beëindiging van de aanwezigheid van Britse specialisten in de Suez basis kon een verzwakking van de Egyptische defensie betekenen waar de Sovjet-Unie, in de ogen van Foster immer expansionistisch, gretig gebruik van kon maken. In hetzelfde gesprek met premier Naguib werden de zorgen van Foster over de Suez basis duidelijk:

‘So far as the Suez Base is concerned the Secretary had discussed this in Washington with Mr. Eden in March. The previous Administration had done the same thing. In Washington the US agreed with the UK that there must be a prompt change in the situation which would recognize the sovereignty of Egypt over the Suez Base in theory as well as in fact.

One consideration seemed very important to the US: The change in the status of the base should not affect its usability in war on short notice. No one could afford to have a power vacuum in the base. The Secretary hoped that Egypt would feel, as the US feels, that the technical maintenance must be at a high level of efficiency. The Base contains vast quantities of stores and “unless we are careful in the way we make the change, the value of the base might be destroyed at a very critical moment”.’53

De Amerikaanse zorgen rond de Britse terugtrekking uit Egypte waren dus vooral gestoeld op de dreiging van de Sovjet-Unie in de regio. Stephen Kinzer herkent deze tendens ook in zijn boek over de gebroeders Dulles. De nieuwe machthebbers in Egypte zochten vooral een weg om de Britse invloed om te buigen en volgens Kinzer bood dit zowel een

FRUS,1952–1954 Volume IX, Part 1, The Near and Middle East (In two parts), Document 4,

52

Memorandum of Conversation, Prepared in the Embassy in Cairo, 11 mei 1953. Ibidem.

(19)

mogelijkheid voor de Amerikanen om met de Egyptische revolutionairen in zee te gaan alsmede het grootste gevaar om de regio uit handen te geven aan de Russen. Door het wegvallen van de Britse troepen was Egypte in de ogen van de VS kwetsbaar en als Egypte zich niet aansloot bij het Westen, dan zou de weg vrij zijn voor een inval van de Sovjet-Unie. Een verzwakte legerbasis bij Suez zou de problemen alleen maar dichterbij brengen.

Voor Amerikaanse beleidsmakers gold deze zwart-wit redenatie als basisregel voor de politiek in de Koude Oorlog. Zeker de gebroeders Dulles waren ervan overtuigd dat de wereld in tweeën werd gedeeld en dat elk land vroeg of laat een keuze moest maken. Het was in hun ogen de taak van de VS om de hele wereld, en zeker ook het Midden-Oosten in de vroege jaren 1950, tegen het kwaad van het communisme te beschermen. 
54

Vanuit dit oogpunt sprak Foster ook met kolonel Nasser in 1953. Foster was op zijn hoede voor deze bekwame jonge nationalist, maar hij had goede hoop met hem te kunnen

werken.

In de ontmoeting tussen Foster en Nasser, toen nog voorzitter van de

Revolutionaire Commando Raad (RCC), bleek Nasser echter verre van volgzaam. Nasser wilde niets weten van het Koude Oorlogsparadigma en koos tot frustratie van Foster voor een route van politieke neutraliteit. Toen Foster hem waarschuwde voor de dreiging van 55

de Sovjet-Unie, antwoordde Nasser met de mededeling dat de Sovjets zijn land nog nooit hadden bezet, maar dat de Britten dat gedurende de afgelopen zeventig jaar wel hadden gedaan.56

Little schrijft hierover dat toen Foster de Sovjets als een veel grotere bedreiging noemde voor de Egyptische vrijheid dan de Britten, Nasser als gebeten antwoordde: ‘The population of Egypt would think crazy anybody saying this.’ Hij vervolgde met de notie dat de RCC en het volk van Egypte het over een ding met elkaar eens waren: ‘British

influence must entirely disappear.’57

De eensgezindheid op dit punt van de RCC met het Egyptische volk was voor Nasser van groot belang. Hij betoogde dat de RCC volledig moest kunnen rekenen op medewerking van het volk om zich te kunnen handhaven. Waarop Foster antwoordde dat hij zeer goed begreep dat geen regering sterk staat zonder de steun van het volk, maar

Immerman, John Foster Dulles, 40-41.

54

Kinzer, The brothers, 211-212.

55

Ibidem, 211.

56

Little, American Orientalism, 166.

(20)

dat aan de andere kant de regering er is om het volk te beïnvloeden. Hierop antwoordde Nasser: ‘We can influence the people on every point except this’.58

Nasser bleek onverbiddelijk in het vervullen van zijn wens om onder zijn bewind de Britten totaal uit het Egyptische grondgebied te evacueren. Het was voor de jonge

generaal van de RCC duidelijk dat een dergelijk gebaar hem ongekende populariteit onder de Egyptische bevolking zou opleveren. De totale terugtrekking van Britse militairen, inclusief de technici die gestationeerd waren in de Suez basis, bleek een prestatie

waaraan Nasser in een later stadium voor een groot deel zijn onbetwiste leiderschap zou ontlenen.


De toon was gezet. Foster waarschuwde Eisenhower dat Washington snel moest anticiperen en druk op Londen moest uitoefenen om een Engels-Egyptische

overeenkomst over de Suez basis te bereiken. Onder invloed van Nasser leek er namelijk geen discussie mogelijk over de aanwezigheid van de Britse troepen daar. Ook kon Foster zijn baas melden dat generaal Naguib niet de sterke leider van Egypte bleek, maar dat de militairen van de RCC, en Nasser in het bijzonder, op de achtergrond de effectieve macht in handen hadden.59

In deze periode noemde Foster tevens voor het eerst de mogelijkheid van

Amerikaanse financiering voor de Aswandam, een project dat het hele gebied rond de Nijl geschikt zou maken voor agrarische productie. De bouw van deze ‘High Dam’ was een van de pijlers van de nieuwe Egyptische machthebbers en Foster hoopte dat hij door dit te bekostigen Egypte tot een bondgenootschap over kon halen. 
60

Wederom kon hij niet op Nassers medewerking rekenen omdat men het niet eens werd over de gestelde voorwaarden. Om de financiering van de dam te verkrijgen moest Egypte de wapenhandel met Tsjechoslowakije, onderdeel van het Sovjetblok, stop zetten, de aankoop van wapens limiteren aan de eigen economische draagkracht en openlijke onderhandelingen met Israël aangaan. Nasser was niet van plan om hieraan mee te werken en wilde zich niet aan Westerse belangen conformeren. Bovendien was het Arabisch nationalisme dat Nasser voorstond erop gebaseerd om zich te verzetten tegen de grote machten. De inmenging van zowel Groot-Brittannië als de VS of Rusland waren in zijn ogen een vorm van neokolonialisme en moest worden bestreden. 


FRUS,1952–1954 Volume IX, Part 1, The Near and Middle East (In two parts), Document 5,

58

Memorandum of Conversation, Prepared in the Embassy in Cairo, 12 mei 1953. Little, American Orientalism, 166.

59

Kinzer, The brothers, 212.

(21)

Om de positie van Nasser en het Arabisch nationalisme te begrijpen, is het zinvol om iets uitgebreider naar zijn opkomst te kijken. Hierin biedt de biografie van Robert Stephens een goede leidraad. Nassers rise to power kwam volgens Stephens vooral voort uit een 61

tweedeling tussen aanhangers van Naguib en Nasser binnen het leger en de publieke opinie. Door een combinatie van grotere macht binnen het leger en politiek vernuft wist 62

Nasser uiteindelijk als winnaar uit deze strijd te komen en diende Naguib zijn ontslag in. 63

Om niet te veel van mijn onderwerp af te wijken verwijs ik voor de precieze methodiek van Nasser in deze politieke patstelling naar de biografie van Stephens.

Nassers charisma en immense populariteit onder de bevolking bracht hem naar voren als de absolute leider van Egypte, en voor sommigen, inclusief hemzelf, de hele Arabische wereld. Dit beeld van Nasser zou volgens Leonard Binder, in zijn hoofdstuk over de iconologie van het Nasserisme, hebben bestaan tot 1961. Voor het gemak zal ik dit 64

beeld van Nasser als charismatische Arabische leider, ondanks tegenstrijdig bewijsmateriaal, grofweg aanhouden in dit onderzoek. 


Maar wat maakte hem dan zo populair? Welke successen heeft hij onder de vlag van het Arabisch nationalisme behaald? In het kort had hij de volksgunst in het begin vooral te danken aan zijn afrekening met de Britse bezetting. Al voorafgaand aan de coup waren er nationalistische slogans te horen die de volledige terugtrekking van Britse

troepen eisten. Nasser was echter de man die, na lang overleg, op 19 oktober 1954 een akkoord bereikte met de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Anthony Nutting, over het eind van de Britse aanwezigheid.65

Uiteraard zorgde dit voor een enorme opluchting onder de Egyptische bevolking. Na tweeënzeventig jaar van bezetting was Egypte eindelijk bevrijd. Voor sommige

nationalisten ging dit echter nog niet ver genoeg. Zij vreesden dat Nasser niet neutraal kon blijven in de Koude Oorlog en zich na deze overwinning alsnog zou aansluiten bij het Westen. Het plan voor een Westerse defensieorganisatie voor het Midden-Oosten (MEDO), dat voor de VS destijds zo belangrijk was, lag immers nog steeds op tafel. 66

Vooral de moslimbroederschap had grote moeite met deze mogelijke toenadering. Nasser

Robert Stephens, Nasser. A political biography (Londen 1971).

61

Ibidem, 123.

62

Ibidem, 125.

63

Podeh en Winckler, Rethinking Nasserism, 45.

64

Stephens, Nasser, 134.

65

Ibidem, 135.

(22)

had echter geen hoge pet op van de moslimbroeders vanwege hun verstrengeling van geloof en politiek. Nasser was zelf een praktiserend moslim, maar zijn nationalistische 67

opvattingen waren sterk seculier en hij wilde religie en politiek gescheiden houden.68

Op 14 november 1954 werd Naguib definitief uit het presidentschap van de republiek gezet. Naguib was nog steeds erg geliefd onder meerdere groeperingen in het land, waaronder de moslimbroeders, de radicale nationalisten, maar ook de

communisten. Nasser was in de ogen van deze activisten, maar ook de leiders van 69

omliggende landen, een militaire dictator die tot een compromis wilde komen met de Westerse vijand. Twee zaken die zijn populariteit onder hen niet ten goede kwamen. Nasser bleek echter als jonge 36 jarige nationalist volhardend in zijn politieke opvattingen. Hij had al enige moeilijkheden op zijn pad overwonnen, waaronder een aanslag op zijn leven, en het gevoel van macht smaakte naar meer. Weinigen hadden echter kunnen zien aankomen dat hij binnen achttien maanden zowel de centrale figuur in een van de grootste internationale crises sinds WOII, als de held van de Arabische wereld en de schurk voor het Westen zou worden. In hoofdstuk twee zal ik verder op die 70

ontwikkelingen ingaan.


Hieronder zal ik eerst de reactie van Eisenhower en de gebroeders Dulles op de komst van Nasser beschrijven. Zoals eerder aangegeven waren Foster en Eisenhower op hun hoede toen de militaire junta van Nasser meer macht bleek te hebben dan premier Naguib. Toch geloofde Washington dat een samenwerkingsverband tot de mogelijkheden behoorde. Het voorstel voor de MEDO stond nog overeind, maar Nasser wilde vooralsnog niet toetreden. Het Arabisch-Israëlische conflict, dat hoog was opgelopen tijdens de Britse terugtreding, zorgde bovendien voor een stijging in anti-Westerse sentimenten in de Arabische wereld. 71

Michael B. Oren noemt in zijn overzichtswerk twee hoofdredenen waarom Nasser zich niet kón aansluiten bij de MEDO. Ten eerste was hij een ambitieuze weg in geslagen door voorop te gaan in de inter-Arabische politiek. Dit blokkeerde de mogelijkheid op een vredesverdrag met Israël, de aartsvijand van de Arabische wereld. Ten tweede wilde hij een bevoorrechte positie binnen de beweging van ongebonden landen of de nonaligned

Ibidem. 67 Ibidem. 68 Ibidem, 136. 69 Ibidem, 139. 70

Oren, Power, faith and fantasy, 513.

(23)

movement, een groep van landen die zich afzijdig hield van de powerplay in de Koude

Oorlog. Dit maakte het anderszins onmogelijk om Egypte bij de MEDO te voegen. 
72

Nasser geloofde meer in een eigen inheems en inter-Arabisch defensieplan. In zijn ogen zou dat zelfs de banden met het Westen ten goede komen, omdat op die manier de Arabische massa geen verdenkingen meer zou hebben van een Westers imperialistisch plan. Simpel uitgedrukt dacht Nasser dat er zo een vriendschap op voet van gelijkheid kon bestaan zonder verdachte verdragen. Een vriendschap die onmogelijk zou zijn als de 73

Arabische staten zich bij het Westen zouden voegen in een militaire alliantie. 


Ondertussen had de Sovjet-Unie in de gaten dat er ook een Russisch Midden-Oostenbeleid mogelijk was. In de eerste jaren van de Koude Oorlog was men in Moskou gedemotiveerd om vriendschappelijke banden met de Arabische staten aan te gaan

vanwege de Westerse invloed in de regio en de Arabische aversie van het communisme. 74

Na de dood van Stalin in 1953 kwam hier echter verandering in. Volgens Yaqub werden de Arabische onvrede over de Westerse steun aan Israël en de mislukte Engels-Amerikaanse pogingen tot een regionale defensieorganisatie door de Sovjet-Unie uitgebuit en zagen de Russen hun kans schoon om zich te mengen in de strijd om het Midden-Oosten. 
75

De nachtmerrie van Eisenhower en de Dulles broers leek werkelijkheid te worden. In Washington waren er tegelijkertijd steeds grotere zorgen over het Nasserisme, vooral het neutrale aspect hiervan. Beleidsmakers in de VS vreesden dat het Arabische

neutralisme uiteindelijk kon leiden tot een Sovjet overwinning in het Midden-Oosten of, in het geval dat niet slaagde, dat de Westerse toegang tot de strategische posities en de olie in de regio werd versperd. Daarbij lag de Suezcrisis in het verschiet en werden de 76

geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten andermaal op scherp gezet.

Ibidem, 513-514.

72

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 32.

73 Ibidem, 33. 74 Ibidem. 75 Ibidem, 34. 76

(24)

2. De VS in de Suezcrisis

Nadat Fosters pogingen om met de financiering van de Aswandam Egypte bij het Westen te betrekken geen resultaat hadden opgeleverd was hij niet van plan om Nasser op andere manieren te hulp te schieten. Toen Nassers verzoek om Amerikaanse wapenleveranties niet werd gehonoreerd leek hij zijn wapens te willen halen bij de Sovjets. Foster noemde dit dreigement ‘surely a bluff - the Soviets just don’t have that kind of surplus to sell or give away.’ Desalniettemin gingen alle alarmbellen af in Washington en moest er actie 77

ondernomen worden. Foster was echter zo gepikeerd geraakt door deze poging tot chantage dat hij niet op Nassers verzoeken in wilde gaan.78

Op 19 juli 1956 besloot Foster om de druk op Nasser op te voeren door zijn aanbod van de financiering van de Aswandam terug te trekken. In gesprek met de Egyptische 79

ambassadeur Hoessein beweerde laatstgenoemde het Russische aanbod voor de bekostiging van de dam al op zak te hebben. ‘Well then’, antwoordde Foster, ‘as you already have the money, you have no need of our support, The offer is withdrawn.’ De 80

reactie van Nasser bracht een internationale crisis teweeg die Eisenhower, Allen en Foster Dulles niet hadden kunnen voorzien.


Precies vier dagen later op 23 juli verbaasde Nasser de hele wereld door de nationalisatie van het Suezkanaal aan te kondigen. Nasser wilde met de inkomsten van 81

het kanaal, zo’n 100 miljoen dollar per jaar, de dam zelf bekostigen. ‘At the moment’, 82

concludeerde Nasser, ‘-the sons of Egypt, are now taking over the Egyptian Suez Canal Company-. We have taken this decision to restore part of the glories of the past and to safeguard our national dignity and pride.’83

De tolgelden van het Suezkanaal werden tot dat moment door de Suez Canal Company geïncasseerd. De grootste aandeelhouders van dit bedrijf waren de Fransen en Britten. Egypte had wel een klein aandeel in het bedrijf, maar de opbrengsten van de waterweg gingen vooral richting Europa. Nasser bracht hier in 1956 verandering in en

Kinzer, The brothers, 212.

77 Ibidem. 78 Ibidem. 79 Ibidem. 80

Oren, Power, faith and fantasy, 514.

81

Stephens, Nasser, 196.

82

Ibidem, 197.

(25)

vanaf de nationalisatie, die overigens pas compleet was in 1962, gingen alle inkomsten van het Suezkanaal naar de staatskas van Egypte.84

De Amerikanen hadden inmiddels genoeg van Nassers politieke manipulaties en begonnen een forse anti-Nasser strategie op te stellen. Nasser was volgens Britse beleidsmakers een geduchte speler aan het worden en had de Amerikanen en Britten geen andere optie gelaten dan de financiële steun voor de Aswandam in te trekken. In 85

de ogen van de VS en GB was Nassers antikoloniale beleid doorgeslagen naar een

compleet anti-Westers beleid en Eisenhower vreesde de Russen. ‘We were going to wake up some morning', zei de Amerikaanse president in 1956, ‘and find that Egypt - had

slipped behind the Iron Curtain.’86

Ongeveer een maand voor de nationalisatie, op 17 mei 1956 bereikte het nieuws Washington dat Egypte de Volksrepubliek China had erkend. Nasser leek zich

voorafgaand aan de Suezcrisis dus al meer richting het communistische blok te bewegen en deze daad was hoogst alarmerend voor Amerikaanse beleidsmakers. Ook Foster was furieus en de VS begonnen vanaf dat moment de betrouwbaarheid van Nasser zeer sterk te betwijfelen. De eerste tekenen van een vijandige houding tegen Nasser waren dus al tijdens de aanloop naar de Suezcrisis waar te nemen.


Op 26 juli sprak Nasser ten overstaan van een groot publiek in Alexandrië over de nationalisatie van het Suezkanaal. Hij zei onder meer: ’Arab nationalism has been set on fire from the Atlantic Ocean to the Persian Gulf.’ Zijn actie werd in de gehele Arabische 87

wereld lovend ontvangen en Nasser voelde aan dat hij de absolute leider van de

Arabische wereld zou kunnen worden. Voor Nasser was de revolutie niet opgehouden na 1952 en was de Egyptische strijd voor onafhankelijkheid gelijk aan die van de hele

Arabische wereld. Het verlangen naar vrijheid van de Egyptenaren stond volgens Nasser 88

symbool voor een groter verlangen naar Arabische eenheid en sociale gelijkheid. De 89

nationalisatie van het kanaal was ‘a round fired in the battle for national dignity and Arab unity’. 
90

http://www.suezcanal.gov.eg/

84

Little, American Orientalism, 169.

85

Ibidem, 170.

86

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 47.

87

Vatikiotis, Nasser and his generation, 279.

88

Ibidem.

89

Ibidem, 280.

(26)

In reactie op de nationalisatie van het Suezkanaal kwamen meningsverschillen onder Westerse mogendheden aan het licht die ik hieronder kort samenvat. Om het overzichtelijk te houden benoem ik de vijf landen die de meest centrale rol hebben gespeeld hierin, namelijk de VS, Engeland, Frankrijk, Israël en Egypte zelf. De positie van de Sovjet-Unie blijft even buiten beschouwing in het kader van dit onderzoek al speelt de Russische dreiging natuurlijk wel een grote rol in het standpunt van de VS. 


In de VS stonden tijdens de Suezcrisis, naast de Russische dreiging die nog altijd bestond, de economische belangen op het spel. Met de volledige Egyptische controle over het Suezkanaal kwam de toegang tot Arabische olie in het geding. Eisenhower twijfelde er niet aan dat als het Arabisch nationalisme de Westerse toegang tot olie zou blokkeren de gevolgen dramatisch zouden zijn. Bovendien was Fosters houding ten opzichte van 91

Nasser al behoorlijk bekoeld vanwege de Egyptische toenadering tot het communistische China. 
92

De Britse premier Eden reageerde woedend op het nieuws van de Egyptische overname van het Suezkanaal. Tijdens een spoeddebat met het Britse kabinet, dat tot ver na middernacht duurde, kwam hij met zijn collega’s overeen dat de Britse belangen in het ergste geval met militaire interventie in Egypte verdedigd moesten worden. ‘Failure to hold the Suez Canal would lead inevitably to the loss one by one of all our interests and assets in the Middle East’, aldus Eden. 
93

Ook in Frankrijk stond men klaar om de wapens op te nemen en een militaire operatie tegen Nasser op touw te zetten. De Fransen bezaten grote aandelen in het kanaalbedrijf en wenste niet zomaar afstand te doen van die inkomsten. Bovendien was de Franse onvrede jegens Egypte al eerder aangewakkerd toen Nasser besloot om de Algerijnse rebellen in hun strijd tegen Frans imperialisme te steunen. Frankrijk ging mee in het Britse plan om militair in te grijpen in Egypte. 94

Nassers ambitie om Egypte en de Arabische wereld sterker te maken had zich in eerste instantie tegen Europees imperialisme gekeerd, maar nadat de Britten hun sterke positie in de regio hadden verloren keerde Nasser zich vooral tegen Israël. Het

antizionisme werd een van de pijlers van het Nasserisme en Israël was er allerminst

Little, American Orientalism, 172.

91

Bryson, American diplomatic relations with the Middle East, 191.

92

Little, American Orientalism, 172.

93

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 47.

(27)

gerust op dat het Egyptische staatshoofd zich gedeisd hield. Daarbij kwam nog dat de 95

Israëlische handel voor een groot deel van het Suezkanaal afhankelijk was. Nu de volledige controle hiervan in handen kwam van de vijandige Nasser had ook Israël een motief om de aanval op Egypte te openen.


De militaire ambitie van de drievoudige alliantie plaatste de Amerikanen wederom voor een lastige keuze: of steun leveren aan een nationalistisch regime dat zich bij de ongebonden landen had aangesloten edoch ogenschijnlijk steeds sterkere banden met Moskou en Beijing had, of aansluiting zoeken bij twee voormalig imperialistische Westerse bondgenoten die de beste papieren bezaten om het Midden-Oosten in handen te houden ten koste van een militair offensief. 
96

In een eerder stadium hadden de Amerikanen strategie boven ethiek verkozen toen de VS in samenwerking met de Britten via een geheime operatie (codenaam AJAX) de anti-Westerse Iraanse premier Mossadegh af wist te zetten. In de Egyptische situatie 97

was het de ideologie die standhield. Eisenhower en Foster bleven elke vorm van militaire interventie met betrekking tot de crisis in Egypte tegenstaan. De literatuur is hier vrij eenduidig over.

Primaire bronnen laten echter zien dat de realiteit op het moment anders was. De VS had wel degelijk in het geheim een militair scenario in het hoofd. In een memorandum aan Foster geeft Allen op Fosters verzoek de mening van de CIA over een mogelijke reactie van de Sovjet-Unie op een Westerse militaire ingreep in Egypte.

‘In the event of Western military action against Nasser, we believe that the USSR would make every effort to avoid direct involvement, but short of that would intensify its efforts to give aid to Nasser, including possible covert introduction of military advisors and specialists and would capitalise on this situation in the UN and in the Arab and neutralist world’98

Allen gaf hiermee beknopt de mening van de CIA over de eventuele gevolgen van

Amerikaanse actie tegen Nasser. Uit dit zeer korte bericht kunnen echter wel interessante

Podeh en Winckler, Rethinking Nasserism, 181-182.

95

Oren, Power, faith and fantasy, 515.

96

Ibidem.

97

Memorandum for the acting secretary of state. Freedom of Information Act (FOIA) CIA Archives,

98

(28)

conclusies getrokken worden. Ten eerste wordt duidelijk dat de VS tot op het allerhoogste niveau aan militaire interventie in Egypte dacht. Zoals eerder aangegeven ging de macht van de gebroeders Dulles ver genoeg om dit ook binnen een korte tijd te realiseren. Vandaar dat de correspondentie van deze aard tussen precies die twee actoren van grote waarde is. 


Deze bron geeft ook aan dat Washington zeer bevreesd was voor een Russische tegenreactie in het geval dat de Westerse landen zouden binnenvallen. Ook al waren de Russen volgens Allen niet direct van plan om directe militaire betrokkenheid te

bewerkstelligen, er waren genoeg andere manieren om druk uit te oefenen op de situatie en deze ook uit te buiten in hun voordeel.


De VS bleef publiekelijk gekant tegen een gewapende oplossing, vermoedelijk vanwege de angst voor bovenstaande acties van de Sovjet-Unie. Een Frans-Britse aanval werd echter een steeds reëlere optie en nu Frankrijk en Engeland in Israël een derde partij hadden gevonden die welwillend stond tegenover een gewapende strijd, was een drieledig offensief in de maak.

Nasser had de wrok die nog bestond onder de Europese imperiale machten

onderschat. Volgens Stephens gaf hij jaren later toe dat hij de Franse verbittering over de Egyptische steun aan Algerije niet had verwacht en dat hij zich niet had gerealiseerd hoezeer Eden hem al als persoonlijke vijand had bestempeld. Ook had Nasser niet 99

voorzien dat de crisis een uitgelezen mogelijkheid bood aan Ben Gurion om diens plannen van een preventieve oorlog tegen de groeiende macht van Egypte te verwezenlijken.100


Het plan van de Egypte vijandig gezinde coalitie van drie landen was om het Israëlische leger de eerste zet te laten doen. De strijd tussen Israël en Egypte maakte de weg vrij voor de Frans-Britse troepen om binnen te vallen en de essentiële waterweg te ‘beschermen’.101 En zo werd de lucht boven de Mitla bergpas in de Sinaï woestijn, zo’n 60 kilometer van het kanaal, op 29 oktober 1956 gevuld met Israëlische paramilitairen.102 Een hevige strijd volgde en verder naar het noorden braken vanuit Gaza Israëlische troepen door de linies van het Egyptische leger. 


De Franse en Britse legers stonden volgens plan klaar om binnen te vallen als de troepen van zowel Egypte als Israël het gebied rond het Suezkanaal niet zouden verlaten.

Stephens, Nasser, 198.

99

Ibidem, 199.

100

Oren, Power, faith and fantasy, 515.

101

Ibidem.

(29)

Israël was van tevoren overeen gekomen hieraan te gehoorzamen. Egypte weigerde, zoals verwacht, om hierop in te gaan en de Europese troepen bereidden zich voor op de aanval.

De VS zag de situatie met lede ogen aan en in Washington was men druk in de weer om een plan van aanpak te smeden. De reactie van de VS op de escalatie in het Midden-Oosten hing opmerkelijk genoeg samen met een gelijktijdig Russisch offensief in Oost-Europa om de Hongaarse Revolutie te bestrijden. De Europese militaire ingreep in de Suezcrisis was volgens Bernd Stöver, schrijver van het hoofdstuk over Oost-Europa in

The Oxford handbook of the Cold War, de hoofdreden voor de Sovjet-Unie om de

Hongaarse opstand met militaire middelen neer te slaan.103 Deze ‘draconian response’ kwam volgens Stöver voort uit een Sovjetversie van de ‘dominotheorie’ in de nasleep van de Brits-Frans-Israëlische aanval op Egypte en de Hongaarse ambitie om uit het

Warschaupact te stappen.104 Zo rechtvaardigden de Russen hun strijd om Hongarije met de Europese interventie in Egypte.

Net voor zonsopgang op 4 november openden Sovjet tanks het vuur op lichtbewapende anticommunistische milities in Budapest en beschoten Russische

vliegtuigen het Hongaarse parlementsgebouw.105 Toen Eisenhower diezelfde ochtend op de hoogte werd gesteld van dit nieuws vreesde hij op zijn beurt weer voor een grotere dreiging van Russische militaire expansie naar het Midden-Oosten nu duidelijk was geworden dat de Sovjet-Unie niet schuwde om in Europa de gewapende strijd aan te gaan.


Terwijl de wereld nog moest bekomen van de bloedige ingreep in de straten van Budapest, was Eden zijn aanval op Egypte aan het doorzetten. Het bestrijden van het Arabische revolutionaire nationalisme was in zijn ogen noodzakelijk als niet de hele regio voor Nasser wilde bezwijken. Eden zag Nasser als een soort islamitische Mussolini en vreesde dat de Britse belangen in het Midden-Oosten verloren gingen als Nasser aan de macht bleef.106


In Washington was men het ermee eens dat Nasser een serieuze dreiging voor de pro-Westerse regimes in de regio begon te vormen. Een bericht aan Eisenhower uit Moskou deed het tij van de Suezcrisis echter keren. Nikolai Bulganin opteerde via de VN

Immerman en Goedde, The Oxford handbook of the Cold War (Oxford 2013).

103

Ibidem, 3.

104

Little, American Orientalism, 179.

105

Ibidem.

(30)

voor een Sovjet-Amerikaanse vredesmissie in het Midden-Oosten en vermeldde daarbij dat, mochten de Amerikanen weigeren hieraan mee te werken, het Kremlin verregaande actie zou ondernemen.107


Met de Russische verplettering van de Hongaarse Revolutie in het achterhoofd wilde Eisenhower hoe dan ook de Britten en de Fransen overhalen om de wapenstilstand van de VN te accepteren zodat het conflict in Egypte niet zou escaleren tot een

grootschalige confrontatie tussen de grootmachten.108 Als de Russen hun militaire macht het Midden-Oosten zouden uitoefenen kon een Amerikaanse interventie niet uitblijven. Op 6 november, de dag dat Eisenhower werd herkozen voor een tweede termijn als president, hoorde hij tot zijn grote opluchting het goede nieuws dat de Britten de wapenstilstand hadden geaccepteerd en dat de Fransen in hun voetspoor zouden volgen.109

Op dit punt werd duidelijk dat niet de oude Britse, of Franse, koloniale machten de scepter zwaaiden in het Midden-Oosten, maar dat de VS de meeste Westerse invloed op de regio kon uitoefenen. Nasser werd geroemd om zijn -ogenschijnlijke- overwinning op de Europese imperialisten. De Amerikanen konden rekenen op enige sympathie uit de

Arabische wereld nu zij een vredesakkoord hadden geforceerd en zich daarbij tegen de eigen post-koloniale bondgenoten hadden gekeerd. Dit gold echter ook voor de Russen omdat zij in het vredesakkoord een gelijkwaardige rol leken te spelen.

Hoewel beide grootmachten door hun samenwerking in de VN de hoop deden opleven dat de Koude Oorlogsspanning wat zou afnemen, was het tegendeel waar. De VS was bezorgder dan ooit over een inval van het Sovjetleger in het Midden-Oosten. De conclusie in het Westen was -wederom- dat de VS de leiding moest nemen in het redden van de Westerse belangen in de regio.110 Details over de spanningen die de Suezcrisis in Washington opriepen belicht ik in de volgende passages aan de hand van primaire

bronnen


De National Security Council (NSC) liet op 29 november 1956 in een briefing zijn licht schijnen op de situatie in het Nabije Oosten.111 Als vierde punt op de agenda, vanwege dringendere onrust in Syrië, kwam het conflict in Egypte aan bod. De NSC liet blijken dat er zorgen waren over de vastberadenheid waarmee de Britten koers bleven

Ibidem, 180.

107

Ibidem.

108

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 53.

109

Ibidem, 55.

110

NSC briefing Near East situation, FOIA National Security Archives (NSA), 29 november 1956.

(31)

zetten naar het kanaal. Er werden zelfs al kleinere Britse schepen gemobiliseerd om tot halverwege het kanaal te kunnen komen.112

Het regime van Nasser was volgens de NSC vooral bezig met het terugdringen van de Britse, Franse en Israëlische troepen terwijl de Egyptische economie drastisch

kelderde. Het Egyptische volk was ook verdeeld. Er bleken indicaties te zijn dat Nasser zijn troef om de Sovjet-Unie om assistentie te vragen, niet in zou zetten. Dit kon een manier zijn om de steun van zijn volk terug te winnen. Desondanks erkende de NSC dat Nasser nog steeds onaangetast aan de top bleef staan en dat er geen zichtbare oppositie bestond.113

Een tweede bron die de zorgen van de Amerikaanse overheid duidelijk weergeeft is een speciale dreigingsinschatting van de CIA over het probleem in het Midden-Oosten, gedateerd op 10 november 1956.114 Deze ‘special’ staat volledig in het teken van de verwachte doelstellingen van de Sovjet-Unie in de regio en de gevaren daarvan voor de Amerikaanse nationale veiligheid. Het rapport van de veiligheidsdienst opent met twee hoofdstellingen waar speciale aandacht voor nodig werd geacht:

‘THE PROBLEM

To estimate Soviet objectives and probable courses of action in the Middle East, particularly with respect to the Suez Canal and Arab-Israeli controversies.

ASSUMPTION

That the U.K., France and Israel evidence their clear intention to comply with the UN resolution with respect to the withdrawal of their forces.’115

Hieruit wordt meteen duidelijk dat de VS zich in de eindfase van het conflict in Egypte vooral richtte op mogelijke acties vanuit Moskou. De mogelijkheid dat GB, Frankrijk of Israël zich niet aan de resolutie zou houden bestond nog wel, maar de grootste dreiging kwam volgens de CIA in deze fase uit de Sovjet-Unie.

Ibidem.

112

Ibidem.

113

Special National Intelligence Estimate. Soviet Actions in the Middle East, FOIA NSA, 10

114

november 1956. Ibidem, 1.

(32)

Om tot een daadkrachtig besluit te komen was het volgens de inlichtingendienst voor Amerikaanse beleidsmakers waardevol om aan te nemen dat het hoofdstuk rond de Europees-Israëlische interventie was afgerond. Zo kon men verder kijken naar datgene wat men als het echte gevaar voor de regio zag, de uitbreiding van Sovjetinvloed naar het Midden-Oosten.


Voor dit onderzoek is het relevant om te kijken welke punten van vermoede Russische actie de CIA benadrukt en of dit ook verbanden had met het Arabisch

nationalisme van Nasser. In het verslag worden in totaal dertien punten genoemd waarvan de eerste zes over algemeen Sovjetbeleid gaan en de overige zeven over ‘Probable

Soviet courses of action - Assuming no further hostilities in the area116. Ik wil deze laatste punten hieronder bekijken en relateren aan het Nasserisme. 


Eerst werd de verwachte wijze van handelen van de Sovjet-Unie ten opzichte van Egypte aangestipt. De belangrijkste boodschap uit deze bron is dat naar verwachting de Russen de positie van Nasser in stand wilden houden zodat hij zich hard kon opstellen tegen Israël en ten opzichte van de situatie rond het kanaal.117 Volgens de Amerikaanse inlichtingendienst zou de Sovjet-Unie proberen om elke economische sanctie van het Westen tegen Nasser te pareren en Egypte de controle over het kanaal te laten

behouden.118 In de ogen van de CIA probeerde het Kremlin op die manier via Nasser de Westerse toegang tot olie te dwarsbomen zodat de Sovjet-Unie daar in de publieke opinie niet direct bij betrokken werd.119 


Een logische veronderstelling zou zijn dat de Russen hun invloedssfeer richting het Midden-Oosten wilden uitbreiden door het voor Nasser en zijn panarabische bondgenoten op te nemen in de strijd voor Arabisch nationalisme. De CIA zag dit echter anders en neigde meer te denken dat de Russen met hun steun aan Nasser vooral de Westerse belangen in de regio wilden dwarsbomen en verder geen eigen belang leken te hebben in het Midden-Oosten.

Zo paste de Russische strategie helemaal in het kader van de Koude Oorlog en leek Nasser een spil te zijn in deze grote machtsstrijd. Steun voor Nasser, het Arabisch nationalisme en de strijd tegen imperialisme werd door de Sovjets gebruikt als dekmantel voor een bredere agenda van anti-Westers Koude Oorlogsbeleid. Het belang voor Moskou

Ibidem, 2. 116 Ibidem. 117 Ibidem. 118 Ibidem. 119

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ﺔﻴدﻨﻝوﻬﻝا سرادﻤﻝا ﻲﻓ ﺔﻴﻐﻴزﺎﻤﻷا ﺔﻐﻠﻝا 1 ﺔﻴﻐﻴزﺎﻤﻷا ﺔﻴﻝﺎﺠﻝا نﻤ رﻴﺒﻜ ددﻋ دﺠاوﺘ "ادﻨﻝوﻫ" فرﻌﺘ ﺔﻴﺒرﻐﻤﻝا ﻤﻝا ةرﺠﻬﻝا ﺔﺠﻴﺘﻨ "ﻎﻴزﺎﻤﻸﻝ" ﺔﻔّﺜﻜ ﺔﺒرﺎﻐﻤﻝا وﻫ ﻰﻝإ نﻴﻨﺴ

Naar aanleiding van de reactie van de Turken in Nederland op de gebeurtenissen in Turkije in het laatste jaar is ‘integratie van de Turkse gemeenschap in Nederland’ een

'Zihin Sağlığı Vakfı'nın araştırmasına göre, yararlı yağların, vitamin ve minerallerin eksik alınması ile fast food tarzı beslenme bazı hastalıklara neden

Natuurlijk zijn 'druk' en 'stress' subjectieve begrippen en zeggen peilingen niet alles, maar het is toch opvallend dat scholieren en studenten beiden zeggen hier in toenemende

[r]

The relationship between total score and risk of recurrence (1-survival probability) was presented graphically. Finally, the total score was subdivided into the categories

De waarnemingen werden gespreid in het vegetatieseizoen verricht en iedere soort werd gekarteerd op het tijdstip waarop hij het best te herkennen is en zijn (binnen een jaar

This chapter showed the different approaches to protecting signs used in the course of trade in France, Germany, the UK and the Netherlands. It shows that the EU trade mark