• No results found

In januari 1957 werd de basis gelegd voor een nieuw Amerikaans Midden-Oostenbeleid na het debacle van de Suezcrisis. Het conflict had de spanningen die in het Midden-Oosten speelden blootgelegd en de resulterende instabiliteit had wederom de ingang tot de regio voor de Sovjet-Unie vergroot. De VS was er na de Suezcrisis van overtuigd dat de Russen niet zouden stoppen voordat ze het gebied domineerden. Alleen hulp van buitenaf kon de ‘vrijheid’ van het Midden-Oosten waarborgen en het was nu duidelijk dat de rol van Groot- Brittannië en Frankrijk was uitgespeeld. Ook de VN kon de Sovjet-Unie geen halt toe roepen vanwege het vetorecht dat de Russen zelf in de Veiligheidsraad bezaten. Alleen de VS was volgens Eisenhower in staat om het Midden-Oosten te beschermen.132

Met deze gedachte werd de Eisenhower-doctrine op 5 januari 1957 voorgelegd aan het Amerikaans Congres. Ondanks dat deze term zeer dubieus is in het gebruik en een doctrine in het algemeen zeer lastig te definiëren is, zal ik in dit hoofdstuk wel hieraan refereren om het overzicht te bewaren. Foster gaf een ongenuanceerde definitie van deze doctrine met zijn antwoord op de vraag of het gevoerde beleid geen voortijdige

oorlogsverklaring was: ‘No…it would be a declaration of peace because I do not believe that peace can be preserved unless we make it clear in advance that if aggressors attack the freedom of other countries…we are going to do something about it.’133

Er was veel kritiek op de Eisenhower-doctrine van meet af aan. Tegenstanders claimden de geografische vaagheid waarmee deze werd gepresenteerd en de

mogelijkheid tot verschillende interpretatie die verwarring zaaide. Waar werd de grens getrokken, welke landen werden er wel en niet beschermd? En wat te doen in het geval van een Arabische onderwerping aan Moskou zoals de Sovjet-Unie dat in Oost-Europa zo goed gelukt was? Viel dat ook onder een Sovjetaanval of moest dat toch op een andere manier bekeken worden?134

Deze vragen symboliseren de kritiek en de problemen die de Eisenhower-doctrine, en elke doctrine in het algemeen eigenlijk, te verduren kreeg. Desondanks voerde

Eisenhower, mede dankzij zijn immense populariteit op dat moment, het nieuwe Midden- Oostenbeleid wel in.135 Yaqub heeft in zijn boek veel aandacht besteed aan het

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 88.

132 Ibidem, 93. 133 Ibidem. 134 Ibidem, 94. 135

implementeren van de doctrine en de diplomatieke worstelingen die hiermee gepaard gingen. 


Yagub legt de manier waarop Eisenhower en zijn regering de doctrine wilden gebruiken goed uit, maar hij beschouwd dit beleid in mijn ogen nog te eenduidig. De Eisenhower-doctrine was volgens Yaqub een vastgesteld Midden-Oostenbeleid dat zich in de eerste plaats richtte op samenwerking met pro-Westerse heersers als koning Saud, en tégen anti-Westerse leiders als Nasser. Het Arabisch nationalisme van Nasser zou daarbij onder dezelfde anti-Westerse noemer vallen als het communisme. In de praktijk had de VS zijn strategie vlak na de invoering van de doctrine echter al gewijzigd. Primaire

bronnen tonen aan dat de VS geen eenduidig Midden-Oostenbeleid, zoals de doctrine dat voorschreef, kon voeren vanwege de ambivalente relatie met Nasser en het Arabisch nationalisme.

Op 16 januari 1958 publiceerde de NSC een document over het Amerikaanse beleid ten opzichte van het Nabije Oosten op de lange termijn.136 Dit document verschaft een heldere kijk op hoe de top van beleidsmakers in de VS hun strategie bepaalden nadat de Suezcrisis de regio had blootgesteld aan nieuwe machtsverhoudingen. In eerste

instantie werd in het document het belang van de regio nog eens helder in kaart gebracht. Er werd een aantal zaken benoemd waaronder uiteraard de rijke grondstoffen,

voornamelijk petroleum, maar ook de geografische ligging die van strategisch belang zou zijn voor de ‘Free World’, een begrip dat in deze context veel gebruikt werd om alle landen mee aan te duiden die niet ten prooi waren gevallen aan het communisme.137

Een belangrijk punt op de agenda waren de groeiende Arabische nationalistische aspiraties. De VS erkenden dat er een grote behoefte aan zelfbeschikking in de Arabische wereld bestond, vooral onder de groeiende ‘semi-educated urban elements’, van de samenleving.138 De naam van Nasser werd ook onmiddellijk hierbij genoemd als de grootste aanjager van dit proces. De staat Israël gold daarentegen als de factor die voor de grootste verdeeldheid zorgde.


Volgens Amerikaanse beleidsmakers gebruikte de Russen de verdeeldheid over Israël als speerpunt in hun strategie jegens het Midden-Oosten. De Westerse steun aan Israël zou erop aansturen om unificatie in het Midden-Oosten tegen te houden. De verdeeldheid zou het in de ogen van Moskou makkelijker maken voor buitenlandse

NSC Long range U.S. policy toward the Near East, FOIA NSA, 16 januari 1958.

136

Ibidem, 1.

137

Ibidem, 2.

mogendheden als de VS om hun invloed over de regio te behouden en de benodigde status quo met het oog op de handelsbelangen te handhaven.139 De NSC maakte een alinea na bovenstaande constatering ook meteen duidelijk dat de VS in zijn

buitenlandbeleid toegewijd bleef aan het waarborgen van de staat Israël.140


De VS bleef ook veel voordelen zien in het ondersteunen van die Arabische leiders die samenwerking met het Westen voorstonden. Aan de andere kant waren Israël en de pro-Westerse Arabische landen volgens de NSC een gemeenschappelijke vijand van zowel de Arabische nationalisten als de communisten. Zo werden, zonder dat de NSC deze twee ideologische groeperingen onder een noemer bracht, deze wel aan elkaar verbonden door gemeenschappelijke pro-Westerse vijanden in de regio. De NSC

benadrukte dat het na de Brits-Frans-Israëlische invasie van 1956 nu de taak van de VS was om de ‘Free World’ tegen deze krachten te beschermen.141

Nu lijkt deze bron aan te geven dat er weliswaar onderscheid werd gemaakt tussen de regionale nationalistische ambities en de externe dreiging van het Sovjetregime uit Moskou, maar dat de strijd daartegen in het Midden-Oosten op dezelfde voet, middels de Eisenhower-doctrine, gevoerd moest worden. Immers, de nationalisten en de

communisten hadden dezelfde doelstelling om de pro-Westerse elementen in de Arabische wereld weg te willen werken. Zo lijken de nationalisten en de communisten gezamenlijk te ageren tegen de Westerse invloed in het Midden-Oosten. Andersom zou je kunnen stellen dat de VS zich met de Eisenhower-doctrine als leidraad ook tegen de eensgezinde nationalistisch-communistische vijand richtte om de Westerse belangen in de regio te verdedigen.


Van die stelling neem ik echter afstand omdat in werkelijkheid de beeldvorming van het Midden-Oosten in Washington niet zo zwartwit is geweest als Yaqub in zijn boek, en de NSC (aanvankelijk) in hun langetermijnstrategie aan lijken te geven. Popp betoogt dat de Amerikaanse regering goed zicht had op het verschil tussen Arabisch nationalisme en communisme en dat de VS wel degelijk een verschillend buitenlandbeleid voerde ten opzichte van Nasser en de avances van de Sovjet-Unie. In zijn artikel vat hij de gangbare opvatting over het nationalistisch-communistische front samen in een uitspraak van

Eisenhower die Nasser omschrijft als een ‘Soviet puppet even though he probably doesn’t

Ibidem, 3. 139 Ibidem, 4. 140 Ibidem, 5. 141

think so’.142 De gedachte dat Nasser een ‘Soviet puppet’ was past volledig bij het beeld dat Washington vreesde dat de grip van de Sovjet-Unie op het Midden-Oosten groeide zolang Nasser aan de macht was.


Dit causale verband bestond er in mijn ogen niet en ik schaar me achter Roland Popp die dit beeld, dat onder historici is blijven bestaan, ontkent met de notie dat Eisenhower ook besefte dat de regionale krachten die opspeelden niet zomaar

gemarginaliseerd konden worden. Zo zag hij tegelijkertijd de noodzaak voor de VS om in het reine te komen met de nationalistische tendens in het Midden-Oosten omdat deze onmogelijk teruggedraaid kon worden.143 Sterker nog, als de VS de Arabische doelen zou steunen kon het Arabisch nationalisme zelfs de grootste tegenkracht blijken tegen Sovjet penetratie van het gebied. Zoals Eisenhower het zelf verwoordde: ‘Since we are about to get thrown out of the area, we might as well believe in Arab nationalism.’144


De gebroeders Dulles waren echter niet gemakkelijk te enthousiasmeren voor een toenadering tot het Arabisch nationalisme. Vooral Foster was moeilijk te overtuigen van het feit dat deze herpositionering tegenover Nasser, die hij volgens Popp als een ‘Arab Hitler’ beschouwde, de Amerikaanse belangen in de regio ten goede kwam.145


Een interessante bron uit het CIA archief geeft goed weer hoe de hoogste beleidsmakers in de VS hun informatie inwonnen over de relatie van Nasser met de Sovjet-Unie. Het betreft een verslag van het bezoek dat vicepresident Nixon in 1957 aan het Afrikaanse continent bracht.146 Dit verslag was bedoeld om Eisenhower te voorzien van informatie en advies over spanningen in het gebied. Nixon bezocht een aantal landen waarbij hij inventariseerde hoe de regionale betrekkingen tot elkaar in verhouding stonden.

Zo had hij op 13 maart een ontmoeting in Sudan met premier Abdullah Khalil en de minister van Buitenlandse Zaken, Mohammed Ahmed Mahjub. Een aantal onderwerpen kwam aan bod en deze zijn samengevat in het verslag opgenomen. Eerst werd er over economische samenwerking gepraat en de onderlinge relatie tussen de VS en Sudan, maar al snel ging het gesprek over op de Eisenhower-doctrine, communisme en de relatie met Egypte.

Popp, ‘Accommodating to a working relationship’, 399.

142 Ibidem, 400. 143 Ibidem. 144 Ibidem, 402. 145

Report to the President on the Vice-President’s visit to Africa (February 28 - March 21, 1957).

146

Het lijkt er sterk op dat Nixon tijdens zijn bezoek enorm gefixeerd was op de situatie in het noordelijke buurland en er werd ook uitgebreid over Nasser gepraat. Nixon vroeg de premier hoe hij dacht over de situatie in Egypte en diens regeringsleider. Daarop antwoordde Khalil dat er ambitie bestond om een goede relatie met de Sovjet-Unie te willen onderhouden, maar dat Nasser zich als moslim en leider van een islamitisch land onder geen beding zou laten overheersen door een communistisch regime.147 De wending die het gesprek nam suggereert dat de Amerikaanse vicepresident bezig was af te tasten of de VS de betrekkingen met Nasser niet zou kunnen verbeteren.


Khalil adviseerde Nixon vervolgens om geen verregaande actie te ondernemen om de banden met Nasser te versterken, maar dat de VS met gematigde steun meer zou bereiken. Een te nadrukkelijke poging tot verbetering van de betrekkingen kon de banden van Egypte en Groot-Brittannië in de weg staan terwijl Nasser Khalil persoonlijk verteld zou hebben dat hij die relatie weer op wilde bouwen.148 Tegenstrijdig aan de historiografie werd hier de suggestie gewekt dat de VS bezig was met een strategie die steun aan Nasser zou willen bieden in plaats van tegen hem te strijden. Bovendien werden alle communistische aspiraties van de Egyptische president ontkend door een regeringsleider uit de regio zelf.


Dit verslag van Nixons reis, dat direct in handen van Eisenhower kwam, bevestigt de stelling van Popp dat er zeer aandachtig werd gekeken naar de regionale

ontwikkelingen door Amerikaanse beleidsmakers en dat Nasser niet zomaar als ‘puppet’ van Moskou werd beschouwd. Het inwinnen van informatie over Nasser en diens banden met het communisme werd zelfs door de vicepresident uitgevoerd. Dit geeft aan dat Washington deze kwestie niet lichtzinnig behandelde en geen voorbarige conclusies trok over de positie van de Egyptische president.


Nog geen jaar later begon de NSC met het opstellen van weer een nieuw plan voor het grillige Midden-Oosten dat bedoeld was om de initiële paniekerige aanpak van de Eisenhower-doctrine te herzien.149 Zelfs de doelstellingen van het Arabisch nationalisme van Nasser, betoogde de planmakers, waren te verzoenen met de belangen van de VS. Men realiseerde zich dat de pogingen om de nationalistische opmars tegen te houden

Ibidem, Tab E, 5.

147

Ibidem.

148

Popp, ‘Accommodating to a working relationship’, 401.

meer kwaad dan goed hadden gedaan en de Eisenhower-doctrine, zoals deze in eerste instantie was geformuleerd, bleek een jaar na de invoering al ‘out of date’.150

Hetzelfde rapport van de NSC, dat eerder in dit onderzoek de evenredige vijandige positie van Washington ten opzichte van Nasser én het communisme in het Midden- Oosten leek te bevestigen, geeft ook blijk van de mogelijkheid om juist met het Arabisch nationalisme samen te werken. Een apart onderdeel van het rapport is gewijd aan ‘Arab Nationalist Aspirations’ en daarin zijn een aantal zeer opvallende punten terug te lezen.151

Ten eerste opent het stuk met de melding dat de VS onterecht beschuldigd werd van het belemmeren van de Arabische nationalistische aspiraties. Dit is een hele aparte stellingname gezien Nasser als onmiskenbare vijand werd beschouwd in de korte geschiedenis die aan dit rapport voorafging. De NSC doet hier echter een beroep op de veel langere geschiedenis waarin het claimt dat de VS altijd een sterk voorstander is geweest van Arabische eenheid, mits het niet indruiste tegen Amerikaanse belangen in de regio.152


Buiten het feit dat de loop der geschiedenis hier zeer vertekend werd aangehaald, is het wel interessant dat de NSC in het volgende punt heel duidelijk aangaf dat de VS bereid was om aan samenwerking te denken:

‘It would be useful for us to examine how we could best use this clear historical record in our informational and other activities to demonstrate our acceptance of a peaceful evolution of the Arab world toward a unit or units of greater size, strength an potentiality based on the popular will’153

Uit deze bron blijkt dat al heel snel na de vijandige positie die de VS innam met het

presenteren van de Eisenhower-doctrine, de beleidsmakers in Washington zich bedachten en realiseerden dat het Arabisch nationalisme sterker bleek dan verwacht. De fusie van Egypte en Syrië die op 1 februari 1958 werd beklonken in de Verenigde Arabische Republiek gaf daar alleen maar meer blijk van.154 Het feit dat deze fusie een grote klap voor de Syrische communisten was maakte het voor de VS des te meer mogelijk om

Ibidem.

150

NSC Long range U.S. policy toward the near east, FOIA NSA, 16 januari 1958, 17.

151

Ibidem.

152

Ibidem.

153

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 187.

stappen te zetten in de richting van een vriendschappelijke band met Nasser. Nasser was immers nog steeds een felle anticommunist en de communisten in Syrië zouden het zwaar te verduren krijgen in de VAR.155 


Zo werd er een grote beleidsverandering weer teruggedraaid en kwamen Eisenhower en zijn adviseurs tot de conclusie dat zij het Arabisch nationalisme op een totaal andere manier moesten benaderen dan zij voorheen gedaan hadden. David Lesch vat deze opvatting mooi samen in zijn hoofdstuk over Nasser en de VS:

‘In fact, the Eisenhower administration had come full circle. At the beginning of the year, with the introduction of the Eisenhower Doctrine, Nasser was the enemy. By the end of the year, the administration was tacitly working with Nasser in a budding relationship that helped pave the way for the formation of the UAR. In other words, considering the failures of U.S. policy to contain Soviet influence in the Middle East to date, it finally dawned on pertinent policy makers that maybe Arab nationalism in the form of Nasserism could be something of an ally in the area against Soviet expansionism. This new line of thinking would be formalized in 1958 and carried out in earnest under the Kennedy administration, but its seeds were already sown at the end of the American-Syrian crisis.’156

Desondanks bleef ook de Sovjet-Unie de VAR steunen en bleef Nasser militaire en economische steun uit Moskou ontvangen.157 Een reden voor regionale pro-Westerse leiders om Nasser en zijn panarabische plannen te blijven wantrouwen. Zo bleef het zeer lastig voor Amerikaanse beleidsmakers om iedereen tevreden te houden met een

eenduidige krachtige stellingname. Het Midden-Oosten was zo sterk verdeeld dat steun aan de ene Arabische leider ook meteen zorgde dat er problemen ontstonden met een andere. Datzelfde probleem gold ook voor de Sovjet-Unie, maar in dit onderzoek staat de vorming van het Midden-Oostenbeleid van de VS, met alle hindernissen die daar inherent aan waren, centraal. 


De tegenstellingen in de Arabische wereld maakten het praktisch onmogelijk voor de VS om de Eisenhower-doctrine, met al zijn onduidelijkheden, vol te houden. Het bleek echter ook niet mogelijk om een vriendschappelijke relatie met Nasser en de VAR op touw

Ibidem.

155

Podeh en Winckler, Rethinking Nasserism, 213-214.

156

Yaqub, Containing Arab Nationalism, 201.

te zetten zonder dat de pro-Westerse Arabische leiders hun wantrouwen uitten. Deze onmogelijke situatie is wat mij betreft tekenend voor de Koude Oorlog in het Midden- Oosten in de vroege jaren 50 van de vorige eeuw.

Dat Amerikaanse beleidsmakers gedurende de Koude Oorlog in het Midden-Oosten altijd op hun hoede bleven voor het communisme bewijst een verslag van Eric Johnston, speciale gezant van Eisenhower, over zijn ontmoeting met Nikita Chroesjtsjov op zes oktober 1958.158 Johnston verweet de Sovjets ervan dat zij revoluties in het Midden- Oosten aanmoedigden om deze vervolgens van een communistische inslag te voorzien. Chroesjtsjov ontkende deze aantijging stellig en in zijn ogen was bijvoorbeeld Nasser absoluut geen communist. Sterker nog, communisme was in Egypte verboden en Chroesjtsjov refereerde aan de grote hoeveelheid gevangengenomen communisten.


Uit deze bron valt op te maken dat de Sovjet-Unie in zijn communicatie met het Westen elke vorm van samenzwering met Egypte en/of andere landen in het Midden- Oosten ontkende en zich fel tegen het Amerikaanse beleid in de regio keerde. Ook werd duidelijk dat de VS, hier gerepresenteerd door Johnston, nog steeds achterdochtig waren met betrekking tot de communistische invloeden in het Midden-Oosten. 


Chroesjtsjov zal in dit gesprek ongetwijfeld geen open kaart gespeeld hebben en gezien de belangen die op het spel stonden zou dat ook geen tactische zet geweest zijn. Opvallend is wel dat Chroesjtsjov de onpartijdigheid van Nasser en de nationalistische, ongebonden landen in het Midden-Oosten erkende, terwijl de VS hierin heel zwartwit bleef. Egypte kon in de ogen van de Amerikanen óf pro-Westers óf communistisch zijn, maar een eigen agenda leek niet tot de mogelijkheden te behoren. In andere bronnen is dit beeld vaak niet anders. De visie van de Amerikaanse beleidsmakers lijkt te sterk

beïnvloed te zijn door de tweedeling van de Koude Oorlog. Als Egypte niet de toenadering tot het Westen zocht, wat het in deze fase ook niet direct deed, dan bleef de mogelijkheid groot dat Nasser dat vroeg of laat wel tot de Sovjet-Unie zou doen, met alle gevolgen van dien.

Dat betekent echter niet dat er geen apart beleid werd gevoerd ten opzichte van communistische dreiging en nationalistische aspiraties. Amerikaanse beleidsmakers