• No results found

Het inzetten van werkgeheugentraining om cocaïnegebruik te verminderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het inzetten van werkgeheugentraining om cocaïnegebruik te verminderen"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het inzetten van werkgeheugentraining om

cocaïnegebruik te verminderen

Jahmila de Goede

Universiteit van Amsterdam

Vak: Bachelorproject 2015 Studentnummer: 1000762

Begeleider: Mieke Schulte Datum: 23-04-2015 Plaats: Amsterdam Aantal woorden: 3661

(2)

2 Abstract

In dit onderzoek werd de effectiviteit van werkgeheugentraining onderzocht op het gebruik van cocaïne bij 16 deelnemers met een geschiedenis van cocaïnegebruik en een motivatie om het gebruik te stoppen. Werkgeheugentraining bestond uit dagelijkse online sessies van 30-45 minuten voor een totale duur van 25 dagen. Het werkgeheugen werd voorafgaand aan de training en na de training gemeten. Werkgeheugentraining zorgde niet voor een verbetering van het werkgeheugen en niet voor een afname van cocaïnegebruik. Het aantal gemiste trainingssessies onder de deelnemers was hoog. Mogelijk is er geen effect op werkgeheugen gevonden doordat er te weinig trainingen gevolgd zijn om het werkgeheugen te verbeteren. Op basis van het huidige onderzoek lijkt online werkgeheugentraining geen effectieve behandeling om cocaïnegebruik te verminderen vanwege lage compliance van deelnemers aan de training.

Inleiding

Cocaïnegebruik vormt wereldwijd een gezondheidsprobleem en is geassocieerd met negatieve gezondheidsuitkomsten als een verhoogde kans op het ontwikkelen van stoornissen, verkeersongelukken, suïcides en geweld (Degenhardt, & Hall, 2012). Niet alleen gaat

cocaïnegebruik met lichamelijke gezondheidsproblemen gepaard, maar chronische gebruikers laten ook beperkingen zien op cognitief gebied. Met name in het executief functioneren (werkgeheugen, plannen en het richten en switchen van aandacht). De laatste decennia is er dan ook een toegenomen interesse in cognitieve behandelmethodes voor middelenmisbruik en verslavingen.

Vanuit de dual-process theorie wordt er verondersteld dat verslavend gedrag een gevolg is van een verstoring in de balans tussen twee cognitieve systemen (Wiers et al., 2007). Het eerste systeem is een automatisch, impulsief toenaderingssysteem waarin stimuli

(3)

3

automatisch verwerkt worden op basis van hun motiverende en affectieve betekenis.

Afhankelijk van de stimuli wordt het lichaam gepredisponeerd om deze te ontwijken of juist te benaderen (Houben, Wiers, & Jansen, 2011). Wanneer een verslavend middel herhaaldelijk gebruikt wordt, leidt dit tot sensitisatie (een versterking van de reactie op stimuli), wat

vervolgens leidt tot automatische gedragsneigingen naar het verslavende middel toe

(Robinson & Berridge, 2008). Ook wel een appetitieve motivatie om het middel te gebruiken (Wiers et al., 2007). Het tweede systeem is een regulerend executief systeem en heeft

betrekking op de controle die iemand heeft over diens gedrag en de motivatie om bepaald gedrag uit te voeren (Wiers et al., 2007). Een conflict tussen beide systemen ontstaat wanneer het huidige doel (e.g. niet gebruiken) in strijd is met de automatische neiging, zoals het gebruiken van een verslavend middel als alcohol of cocaïne. Bij langdurig gebruik van een verslavend middel is in een dergelijke conflictsituatie de motivatie om het middel te gebruiken hoog, terwijl de controle om dit tegen te gaan laag is. Deze controle wordt ook executieve controle genoemd en is het doelgericht reguleren van mentale processen. Executieve controle speelt dus een belangrijke rol om de automatische neiging om te gebruiken te overkomen, oftewel in zelfregulatie (Wiers et al., 2007).

Onderliggend aan zelfregulatie zijn executieve functies en deze refereren naar hogere-orde-processen (zoals inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit). Executieve functies zijn onder andere nodig voor doelgericht gedrag, het inhiberen en veranderen van een

automatische reactie en het aanpassen aan nieuwe situaties (Prins & Braet, 2014, p. 333). Eén van deze executieve functies is het werkgeheugen; het mentaal verwerken van informatie. De capaciteit van het werkgeheugen heeft te maken met de hoeveelheid informatie die er in een korte tijd verwerkt en (tijdelijk) opgeslagen kan worden (Von Bastian & Oberauer, 2014). Bepaalde cognitieve processen (zoals: het vasthouden en richten van aandacht, het maken van beslissingen en denken), hangen samen met het werkgeheugencapaciteit (WGC; Emery, Hale,

(4)

4

& Myerson, 2008; Hinson, Jameson, & Whitney, 2003; Krumm, Schmidt-Atzert, Buehner, Ziegler, Michalczyk, & Arrow, 2009; Kübler, Murphy, & Garavan, 2005; Wells, Skowronski, Crawford, Scherer, & Carlston, 2011).

Betreffende verslaving hebben verschillende studies een beperking van het executief functioneren gevonden bij personen die verslaafd zijn aan middelen als cocaïne, heroïne, amfetamine en alcohol (Kübler et al., 2005; Madoz-Gúrpide, Blasco-Fontecilla, Baca-García, & Ochoa-Mangado, 2011; Van der Plas, Crone, Van den Wildenberg, Tranel, & Bechara, 2009; Verdejo-García & Pérez-García, 2007). Met name bij een specifiek onderdeel van het executief functioneren, het werkgeheugen, worden beperkingen gevonden. In vergelijking met niet-gebruikers wordt er namelijk door chronische drugsgebruikers lager gescoord op

werkgeheugentaken (Madoz-Gúrpide et al., 2011; Van der Plas et al., 2009, Verdejo-García, Bechara, Recknor, & Perez-Garcia, 2006). Deze resultaten worden ook gevonden wanneer de verschillende componenten van het werkgeheugen (zoals fonologische loop, episodische buffer, visio-spatiële sketchpad en centraal executief functioneren) werden gemeten (Soliman, Gadelrab, & Elfar, 2013).

Niet alleen hebben chronische drugsgebruikers beperkingen in het werkgeheugen, maar daarnaast blijkt er ook een samenhang te zijn tussen de capaciteit van het werkgeheugen en een gedragsbias naar alcohol (of een ander verslavend middel) toe. Probleemdrinkers met een lage WGC hebben namelijk een grotere gedragsbias naar alcohol toe dan drinkers met een hoge WGC (Sharbanee, Stritzke, Wiers, Young, Rinck, & MacLeod, 2013). Verder voorspelt het werkgeheugen alcoholgebruik bij jongeren, waarbij jongeren met een laag WGC meer drinken (Peeters, Monshouwer, Janssen, Wiers, & Vollebergh, 2014; Thush, Wiers, Ames, Grenard, Sussman, & Stacy, 2008). Tot slot hangt een lage WGC samen met een verminderde zelfregulatie in alledaagse situaties. Zo blijkt uit een studie van Hofmann, Gschwendner, Friese, Wiers en Schmitt (2008) dat bij personen met een hoge WGC het gedrag meer bepaald

(5)

5

wordt door doelen die zij gesteld hebben betreffende zelfregulatie (bijvoorbeeld: geen

verleidelijk voedsel eten), dus door een bewuste overweging. Daarentegen werd bij personen met een laag WGC het gedrag juist meer bepaald door de automatische attitudes die de personen over een verleidelijke stimuli hadden, dus het gedrag werd meer geleid door de appetitieve motivatie. Het lijkt erop dat beperkingen in het executief functioneren een verslechterde zelfregulatie tot gevolg kunnen hebben, mogelijk doordat het automatische, impulsieve toenaderingssysteem niet voldoende onderdrukt wordt bij een conflict tussen beide systemen. Beperkingen in het executieve functioneren, waaronder beperkingen in het

werkgeheugen, spelen dus een rol bij het in stand houden van de verslaving (Bartholow, Pearson, Gratton, & Fabiani, 2003).

Het doel van werkgeheugentrainingen is om het werkgeheugen te verbeteren door de WGC te vergroten. Hierdoor neemt de cognitieve controle en daarmee dus ook de

zelfregulatie toe (Klingberg, 2010). Door de toegenomen cognitieve controle en zelfregulatie zal het middelengebruik afnemen indien er een motivatie is om te stoppen (Houben et al., 2011; Wiers et al., 2007). Uit eerder onderzoek is werkgeheugentraining effectief gebleken bij verschillende populaties waarvan bekend is dat zij een verminderd werkgeheugen hebben. Ten eerste blijkt werkgeheugentraining bij ouderen effectief om het werkgeheugen, korte termijngeheugen, inhibitie-controle en verwerkingssnelheid te verbeteren (Borella, Carretti, Riboldi, & De Beni, 2010). Ten tweede blijkt de training bij kinderen met

Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) effectief om het executieve functioneren te

verbeteren, waaronder dus ook het werkgeheugen (Beck, Hanson, Puffenberger, Benninger, & Benninger, 2010; Klingberg et al., 2005). Tot slot blijkt werkgeheugentraining effectief bij probleemdrinkers om het werkgeheugen te verbeteren en in het verminderen van de

alcoholconsumptie en de aandachts-bias naar alcohol toe (Houben et al., 2011). Onderzoek naar de effectiviteit van werkgeheugentraining op middelengebruik is echter nog schaars;

(6)

6

daarom zal onderzoek hiernaar een nuttige bijdrage leveren aan de wetenschap en meer perspectief bieden in effectieve componenten van behandelingen voor verslavingen.

In het huidige onderzoek zal de hypothese onderzocht worden dat door het volgen van werkgeheugentraining cocaïnegebruik sterker verminderd zal worden dan wanneer er een placebo-werkgeheugentraining gevolgd werd. Gedurende het onderzoek krijgen personen met een cocaïneverslaving gedurende 25 dagen een online (placebo)werkgeheugentraining

aangeboden. De effectiviteit van de training wordt vastgesteld door het cocaïnegebruik (in gemiddelde aantal gram per dag) van de experimentele conditie te vergelijken met de controleconditie. Daarnaast wordt er gekeken of een eventuele toename van werkgeheugen samenhangt met een afname van middelengebruik. Op basis van het onderzoek van Houben et al. (2011), waarin het volgen van werkgeheugentraining gepaard ging met een toename van werkgeheugen en een afname van alcoholconsumptie en aan de hand van de dual-process theorie (Wiers et al., 2007), wordt er verwacht dat de prestatie op de werkgeheugentaak alleen zal verbeteren bij de experimentele conditie en dat dit voor een verbeterde zelfregulatie zorgt. Een verbetering in zelfregulatie moet blijken uit een afname van cocaïnegebruik (in

gemiddelde aantal gram per dag). Daarnaast zal er onderzocht worden of een eventuele afname in cocaïnegebruik bij de nameting gemedieerd wordt door een toename van WGC.

Methode Deelnemers

De deelnemers werden aan de hand van advertenties in het Academisch Medisch Centrum geworven op basis van vrijwillige aanmelding. De 16 aangemelde deelnemers werden random toegewezen aan de experimentele conditie (volgen van een

werkgeheugentraining; n= 10) of de controleconditie (volgen van een

(7)

7

studie werden alle deelnemers aangeboden om de werkgeheugentraining (nogmaals) te volgen.

Inclusiecriteria waren (a) minimaal 18 jaar; (b) geschiedenis van cocaïnegebruik; (c) motivatie om het cocaïnegebruik te stoppen en (d) mannelijk. Exclusiecriteria waren (a) in behandeling zijn voor middelengebruik en (b) eerdere training van werkgeheugen.

Materialen

Taken

Dual Tapping Task (DTT). Deze taak is ontwikkeld op de afdeling psychologie van de

Universiteit van Amsterdam om het werkgeheugen te trainen. Elke sessie bestaat uit 30 trials en duurt tussen de 30 en 45 minuten. De experimentele conditie krijgt op een scherm op een bepaalde locatie een blokje aangeboden waarin twee getallen boven elkaar staan. De correcte locatie van de volgorde waarin de blokjes aangeboden worden en welk getal er hoger was dienen aangegeven te worden. Het minimale aangeboden blokjes is twee en bij elke twee achtereenvolgende correcte antwoorden, komt er een extra blokje bij. Bij twee

achtereenvolgende foutieve responsen wordt er een blokje afgehaald. De deelnemers uit de controleconditie krijgen een aangepaste versie van de DTT (placebo-DTT) welke geen werkgeheugen traint; hierin krijgen de deelnemers blokjes aangeboden in het scherm, met twee getallen boven elkaar. Het minimale aantal aangeboden blokjes is twee en bij twee achtereenvolgende correcte trials komt er een blokje bij en bij twee achtereenvolgende foutieve trials wordt er een blokje afgehaald. Tijdens de trial dient er binnen en bepaalde tijd voor elk blokje aangegeven te worden welk van de twee getallen er hoger is, de reactietijd wordt hierbij gemeten en er wordt feedback per trial gegeven over het aantal correcte antwoorden en de reactietijd.

(8)

8

N-Back (Conway, Kane, Bunting, Hambrick, Wilhelm, & Engle, 2005). Deze taak is

ontwikkelt om het werkgeheugen te meten. Het maken van de taak duurt ongeveer 10 minuten en het bestaat uit vier delen. Tijdens elk deel krijgen de deelnemers een reeks van 15 letters met vijf targets aangeboden. In het eerste deel (0-back) dienen de deelnemers aan te geven of de aangeboden letter overeenkomt met de targetletter. Dit deel dient als baselinemeting voor letterherkenning. In het tweede deel (1-back) dienden de deelnemers aan te geven of de aangeboden letter hetzelfde was als de voorgaande letter. In het derde onderdeel (2-back) moest aangeven worden of de aangeboden letter wel of niet hetzelfde was als de letter van twee letters die daarvoor aangeboden werd. Tot slot moest in het laatste onderdeel (3-back) aangeven worden of de aangeboden letter wel of niet hetzelfde was als de letter die drie letters daarvoor aangeboden werd. Het eerste onderdeel, 0-back, diende als baselinemeting, de

1-back, 2-back en 3-back gaven de mate van cognitieve belasting (respectievelijk: laag,

gemiddeld en hoog) weer. Elke letter werd 2 seconden aangeboden en er is een pauze van 5 seconden tussen de onderdelen. De onderdelen werden in totaal vier keer aangeboden en de lettervolgorde was voor iedere deelnemer hetzelfde. De betrouwbaarheid van de N-back is onvoldoende (Jaeggi, Buschkuehl, Perrig, & Meier, 2010).

Vragenlijst

Timeline Followback (TLFB). Dit is een methode om een kwantitatieve schatting van

middelengebruik te verkrijgen (Sobell & Sobell, 1996). De TLFB wordt online afgenomen en deelnemers worden geïnstrueerd tijdens de eerste sessie om het middelengebruik van

afgelopen maand op een kalender aan te geven. Gedurende de training dient er om de vijf dagen het middelengebruik van deze periode aangegeven te worden. De TLFB heeft een hoge betrouwbaarheid (Fals-Stewart, O'Farrell, Freitas, McFarlin, & Rutigliano, 2000; Robinson, Sobell, Sobell, & Leo, 2014).

(9)

9 Procedure

De informed consent en het onderzoeksopzet waren door de Commissie van Ethiek van de Universiteit van Amsterdam goedgekeurd. Bij de online aanmelding kregen alle deelnemers een informatiebrochure en werd er via de aanmeldingssite vastgesteld of de deelnemers voldeden aan de in- en exclusiecriteria voor het huidige onderzoek. Aan de geschikt gevonden deelnemers werd er uitleg gegeven over de studieprocedure en zij gaven voor deelname aan het onderzoek online hun informed consent.

De deelnemers uit de experimentele conditie volgden gedurende 25 dagen, voor ongeveer 30-45 minuten per dag, een online werkgeheugentraining (DTT). Gedurende de training kregen de deelnemers de TLFB om de vijf dagen aangeboden en bij de eerste en laatste sessie werd het werkgeheugen vastgesteld door middel van de N-back om een

eventuele verandering in het werkgeheugen waar te kunnen nemen. Deze procedure gold ook voor de deelnemers uit de controleconditie, echter kregen zij de placebo-DTT. Tot slot kregen alle deelnemers aan het eind van het onderzoek een debriefing en werden alle deelnemers aangeboden om de online werkgeheugentraining (nog een keer) te volgen.

Statistische analyses

Om te controleren of er voorafgaand aan het onderzoek tussen de deelnemers in beide condities een verschil was in cocaïnegebruik (gemiddelde hoeveelheid cocaïnegebruik in gram per dag, gemeten via de TLFB), leeftijd en werkgeheugenprestaties op de N-back, werd een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Hierin werd de N-back prestatie vastgesteld aan de hand van de gemiddelde reactietijd van de correcte responses (RT) en de proportie correcte responses (accuratesse).

(10)

10

Om te onderzoeken of de training een effect had op N-back prestatie, gemeten in RT en accuratesse, werd een mixed-ANOVA uitgevoerd. Hierbij was de geheugenbelasting de binnen-deelnemer variabele met vier niveaus (0-back, 1-back, 2-back en 3-back) en was de conditie (controle vs. experimenteel) de tussen-deelnemersvariabele. Hierin werd de N-back prestatie per niveau van geheugenbelasting vastgesteld aan de hand van het verschil in RT (voormeting minus nameting) en de accuratesse (nameting minus voormeting). Als covariaat werd het aantal gevolgde trainingssessies toegevoegd.

Om te onderzoeken of de werkgeheugentraining een effect heeft op cocaïnegebruik werd een mixed-ANOVA uitgevoerd. Hierin is de conditie de tussen-deelnemers variabele en is het cocaïnegebruik de binnen-deelnemers variabele met twee niveaus (voor- en nameting). Als covariaat werd het aantal gevolgde trainingssessies toegevoegd.

Resultaten

De 16 aangemelde deelnemers voldeden aan de inclusiecriteria en werden uitgenodigd om aan het onderzoek deel te nemen. Van vier deelnemers ontbraken gegevens betreft de

N-back prestaties (controleconditie = 2; experimentele conditie = 2). Daarnaast ontbraken er

van één deelnemer gegevens betreft cocaïnegebruik van voor en na de training. De gegevens van deze vijf deelnemers werden niet meegenomen in verdere databewerkingen; de gegevens van de overgebleven 11 deelnemers (experimentele conditie = 7; controleconditie = 4) werden wel meegenomen in de databewerkingen. Een belangrijke melding is dat compliance aan de training laag was; van de 25 sessies hadden deelnemers in de controleconditie gemiddeld 12.5 sessies afgerond (SD = 8.74) en deelnemers in de experimentele conditie hadden gemiddeld 12.3 sessies afgerond (SD = 4.57).

Resultaten lieten zien dat er voorafgaand aan de training geen verschil was tussen de controleconditie en de experimentele conditie betreft leeftijd, cocaïnegebruik en

(11)

11

werkgeheugenprestaties (RT en accuratesse) op de vier niveaus van de N-back. Zie voor een overzicht van de gemiddelde leeftijd en het gemiddelde cocaïnegebruik Tabel 1.

Tabel 1

De gemiddelde leeftijd (in jaar) en de gemiddelde hoeveelheid cocaïnegebruik (in

gram/maand) van de experimentele conditie (DTT) en de controleconditie (placebo-DTT) en de bijbehorende significantiewaarde van het verschil tussen de condities tijdens de

voormeting.

Conditie

Variabelen Experimenteel (n= 7) Controle (n= 4) Sig.

M (SD) M (SD) p

Leeftijd 41.0 (8.33) 40.0 (6.16) .840 Cocaïnegebruik 12.5 (9.21) 2.88 (2.39) .075

Betreft het effect van werkgeheugentraining op de N-back prestaties, laten de

resultaten zien dat hier geen effect van was. Bij de analyse van de RT indiceerde Mauchly’s test dat er niet voldaan werd aan de assumptie van sfericiteit, χ2

(5) = 13.07, p = .024, de vrijheidsgraden werden daarom gecorrigeerd middels Huynh-Feldt schattingen voor sfericiteit (ε = .936). De resultaten laten zien dat er geen significant hoofdeffect was van

geheugenbelasting, F(2.8, 27) = 1.20, p = .329. De binnen-deelnemerscontrasten laten zien dat er een interactie-effect was van geheugenbelasting en conditie, F(1,9) = 5.71, p = .041. Om te onderzoeken waar dit verschil tussen de condities zit, werd er per niveau van de RT per geheugenbelasting een mixed-ANOVA uitgevoerd. De resultaten lieten zien dat de condities alleen op het derde niveau (2-back) en vierde niveau (3-back) een lagere RT hadden op de nameting dan op de voormeting, F(1,9) = 6.33, p = .033 en F(1,9) = 11.46, p = .008. Op de 2-back laten beide condities een even sterke verbetering zien in RT, F(1,9) = .314, p = .589 en

(12)

12

op de 3-back laat de controleconditie een sterkere verbetering van reactietijd liet zien dan de experimentele conditie, F(1,9) = 7.15, p = .025. Zie Tabel 2 voor een overzicht van de N-back prestaties, gemeten in gemiddelde RT op de vier verschillende niveaus van

geheugenbelasting.

Tabel 2.

De N-back prestatie van de experimentele (training) en de controleconditie (placebo),

gemeten in gemiddelde RT (in milliseconde) met bijbehorende SD op de verschillende niveaus van geheugenbelasting (0-back, 1-back, 2-back, 3-back), tijdens de voor- en nameting.

Conditie Meetmoment RT 0-back RT 1-back RT 2-back* RT 3-back**

M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) Placebo (n = 4) Voor Na 510 (47.4) 484 (30.6) 501 (65.4) 442 (66.2) 543 (76.2) 439 (77.2) 520 (84.7) 374 (87.7) Training (n = 7) Voor Na 466 (35.8) 402 (23.2) 467 (49.4) 454 (50.0) 544 (57.6) 479 (58.4) 465 (64.0) 448 (66.3) p = .080 p = .058 p = .033* p = .008**

* geen significant verschil tussen de condities (p = .589); ** significant verschil tussen de condities (p = .025)

Omdat er grote verschillen zijn in het aantal gevolgde trainingssessies, werd er gecontroleerd voor het aantal gevolgde sessies. Zowel op de 2-back als op de 3-back

verschillen de N-back prestaties (in RT) niet significant wanneer het aantal gevolgde sessies als covariaat werd toegevoegd in de mixed-ANOVA analyse, F(1,8) = 1.17, p = .311 en

(13)

13

Bij de analyse van de accuratesse indiceerde Mauchly’s test dat er niet voldaan werd aan de assumptie van sfericiteit, χ2

(5) = 14.51, p = .013, de vrijheidsgraden werden daarom gecorrigeerd middels Greenhouse-Geisser schattingen voor sfericiteit (ε = .473). De resultaten laten zien dat er geen significant hoofdeffect was van geheugenbelasting, F(1.4, 27) = .862, p = .409. Ook niet wanneer er gecontroleerd werd voor het aantal gevolgde trainingssessies,

F(3,24) = .532, p = .665. Zie Tabel 3 voor een overzicht van de accuratesse van de condities,

tijdens de voor- en nameting, met verschillende niveaus van geheugenbelasting. Deze resultaten komen niet overeen met de verwachting dat deelnemers uit de experimentele conditie in tegenstelling tot deelnemers uit de controleconditie een verbeterde prestatie laten zien op de N-back taak, zowel in accuratesse als RT.

Tabel 3.

De N-back prestatie van de experimentele (training) en de controleconditie (placebo), gemeten in gemiddelde accuratesse (proportie correct) met bijbehorende SD op de verschillende niveaus van geheugenbelasting (0-back, 1-back, 2-back, 3-back), tijdens de voor- en nameting.

Conditie Meetmoment 0-back 1-back 2-back* 3-back**

M (SD) M (SD) M (SD) M (SD) Placebo (n = 4) Voor Na .92 (.10) .98 (.02) .63 (.18) .53 (.19) .70 (.24) .63 (.34) .62 (.27) .50 (.31) Training (n = 7) Voor Na .93 (.03) .90 (.07) .69 (.07) .72 (.05) .83 (.07) .78 (.05) .77 (.09) .80 (.08) p = .734 p = .427 p = .248 p = .267

(14)

14

De analyses van het effect op werkgeheugentraining op cocaïnegebruik lieten zien dat er geen significant effect was van conditie, F(1,9) = 2.95, p = .120 en dat er geen significant verschil is in cocaïnegebruik tussen de voor- en nameting, F(1,9) = 3.09, p = .113. Wanneer er gecontroleerd werd voor het aantal gevolgde trainingssessies werd er geen significant verschil in gebruik gevonden tussen de condities, F(1,8) = 2.63, p = .144 en geen verschil in

cocaïnegebruik tussen de voor- en nameting, F(1,8) = .771, p = .405. Dit komt niet overeen met de verwachting dat deelnemers uit de experimentele conditie na het volgen van de DTT minder cocaïnegebruik laten zien en dat deelnemers uit de controleconditie dit niet laten zien. Omdat er geen effect gevonden is van werkgeheugentraining op WGC en cocaïnegebruik kon er geen mediatieanalyse uitgevoerd worden.

Discussie

In het huidige onderzoek werd het effect van werkgeheugentraining op werkgeheugen en cocaïnegebruik onderzocht. In het onderzoek is dit effect niet gevonden; uit de nameting blijkt namelijk dat er bij alle deelnemers geen sprake is van een afname van cocaïnegebruik. Daarnaast blijkt werkgeheugentraining ook niet te leiden tot een verbetering van het

werkgeheugen.

De hypothese dat werkgeheugentraining zal leiden tot een toename van werkgeheugen en een afname van cocaïnegebruik werd niet bevestigd door de resultaten. Een verklaring voor deze resultaten is dat het merendeel van de deelnemers tien of meer (van de 25) trainingssessies gemist hadden. Dit heeft waarschijnlijk een negatief gevolg gehad op de effectiviteit van de training . Klingberg (2010) stelt namelijk dat er met name drie factoren cruciaal zijn voor een effectief trainingsprogramma voor het werkgeheugen. Allereerst is het van belang dat er tijdens de training geen specifieke strategieën geleerd worden om informatie te onthouden. Als tweede dient het trainingsprogramma specifiek gefocust zijn op

(15)

15

werkgeheugentaken en tot slot is het van belang dat het programma zowel adaptief als intensief is, waarbij er rond de 20 trainingssessies gevolgd dienen te worden van elk 30-60 minuten om het werkgeheugen te verbeteren. Aan de laatste factor is tijdens dit onderzoek niet voldaan. Het is hierdoor aannemelijk dat het werkgeheugen niet intensief genoeg getraind is tijdens de studie om het werkgeheugen te verbeteren. Uit het onderzoek van Houben et al. (2011) blijkt dan ook dat wanneer een werkgeheugentraining intensief gevolg wordt (>20 sessies), het werkgeheugen wel toenam. In een vervolgonderzoek is het daarom van belang om deelnemers te motiveren om de training dagelijks te volgen door middel van

aanmoediging, ondersteuning en wellicht een beloning in de vorm van een vergoeding. Daarnaast zouden er motiverende interview (MI) technieken in een eerste contact met de cliënt geïntegreerd kunnen worden. Ondanks dat MI-technieken op zichzelf geen positieve effecten hebben op een afname van drugsgebruik, heeft het wel een positieve invloed op het blijven volgen van de behandeling (Carroll et al., 2006).

Een andere verklaring voor de resultaten en tevens een beperking aan het onderzoek, is dat de werkgeheugentaak (DTT) relatief nieuw ontwikkeld is en dat deze nog niet bewezen effectief is gebleken. Een eerste optie is dat deze taak niet het werkgeheugen traint, dit is echter onwaarschijnlijk omdat de taak voldoet aan de drie criteria voor een effectieve

werkgeheugentraining: het is adaptief, intensief en is specifiek gefocust op het trainen van het werkgeheugen (Klingberg, 2010). Een andere optie is dat de training relatief saai of te

intensief is, waardoor deelnemers eerder stoppen met de training. Een suggestie voor een vervolgonderzoek is dan ook om de training iets aantrekkelijker te maken. Dit zou

bijvoorbeeld kunnen door een toevoeging van een beloningssysteem. Verder is het mogelijk dat de verschillen tussen de deelnemers niet naar voren kwamen tijdens de meting van het werkgeheugen. Uit onderzoek blijkt dat de N-back geen goed meetinstrument is om

(16)

16

individuele verschillen tussen deelnemers te meten, wegens een onvoldoende betrouwbaarheid (Jaeggi et al., 2010).

Een volgende beperking van het huidige onderzoek is dat er sprake was van een kleine steekproefgrootte (N = 11). Doordat de deelnemers waren verdeeld over twee condities, werden er statistische analyses gedaan over condities met daarin slechts enkele deelnemers. In eerste instantie zorgt dit ervoor dat verschillen tussen de deelnemers meer betekenis krijgen, waardoor de ruis groter wordt en ten tweede bemoeilijkt een kleine steekproefgrootte het om resultaten te generalieren naar een gehele populatie. Voor een vervolgonderzoek naar het effect van werkgeheugentraining op cocaïnegebruik is het van belang dat de steekproefgrootte groot genoeg is om de bevindingen te kunnen generaliseren naar een grotere populatie. Een andere mogelijkheid is om in een pilotstudie de effecten van de werkgeheugentraining te onderzoeken op N = 1 niveau, hierin is het wel cruciaal dat er voor een langere periode een baselinemeting gedaan wordt en dat er tijdens en na de training ook voldoende momenten zijn waarin het werkgeheugen (en middelengebruik) gemeten wordt.

Concluderend kan er niet met zekerheid gezegd worden dat de werkgeheugentraining ineffectief is, het is aannemelijk dat er niet genoeg trainingen gevolgd zijn om effecten op het werkgeheugen te vinden. Echter lijkt de training op basis van het huidige onderzoek niet effectief in te zetten te zijn als interventie om middelengebruik te laten afnemen, door de lage compliance aan de trainingen. Een toekomstige uitdaging is dan ook om te onderzoeken welke factoren er bijdragen aan een succesvolle afronding van de training en op welke manier deelnemers gemotiveerd blijven om de training te voltooien.

(17)

17 Literatuurlijst

Bartholow, B. D., Pearson, M. A., Gratton, G., & Fabiani, M. (2003). Effects of alcohol on person perception: a social cognitive neuroscience approach. Journal of personality

and social psychology, 85(4), 627.

Beck, S. J., Hanson, C. A., Puffenberger, S. S., Benninger, K. L., & Benninger, W. B. (2010). A controlled trial of working memory training for children and adolescents with ADHD. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 39(6), 825-836.

Borella, E., Carretti, B., Riboldi, F., & De Beni, R. (2010). Working memory training in older adults: evidence of transfer and maintenance effects. Psychology and aging, 25(4), 767.

Conway, A. R. A., Kane, M. J., Bunting, M. F., Hambrick, D. Z., Wilhelm, O., & Engle, R. W. (2005). Working memory span tasks: A methodological review and user’s guide.

Psychonomic Bulletin & Review, 12(5), 769786.

Carroll, K. M., Ball, S. A., Nich, C., Martino, S., Frankforter, T. L., Farentinos, C., ... & National Institute on Drug Abuse Clinical Trials Network. (2006). Motivational interviewing to improve treatment engagement and outcome in individuals seeking treatment for substance abuse: A multisite effectiveness study. Drug and alcohol

dependence, 81(3), 301-312.

Degenhardt, L., & Hall, W. (2012). Extent of illicit drug use and dependence, and their contribution to the global burden of disease. The Lancet, 379(9810), 55-70.

Emery, L., Hale, S., & Myerson, J. (2008). Age differences in proactive interference, working memory, and abstract reasoning. Psychology and aging, 23(3), 634.

Fals-Stewart, W., O'Farrell, T. J., Freitas, T. T., McFarlin, S. K., & Rutigliano, P. (2000). The timeline followback reports of psychoactive substance use by drug-abusing patients: psychometric properties. Journal of consulting and clinical psychology, 68(1), 134.

(18)

18

Hinson, J. M., Jameson, T. L., & Whitney, P. (2003). Impulsive decision making and working memory. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition,

29(2), 298.

Hofmann, W., Geschwendner, T., Friese, M., Wiers, R. W., & Schmitt, M. (2008). Working memory capacity and self-regulatory behavior: toward an individual differences perspective on behavior determination by automatic versus controlled processes.

Journal of personality and social psychology, 95(4), 962.

Houben, K., Wiers, R. W., & Jansen, A. (2011). Getting a grip on drinking behavior training working memory to reduce alcohol abuse. Psychological Science.

Jaeggi S. M., Buschkuehl M., Perrig W. J., & Meier B. (2010). The concurrent

validity of the N-back task as a working memory measure. Memory 18:394–412. Klingberg, T. (2010). Training and plasticity of working memory. Trends in cognitive

sciences, 14(7), 317-324.

Klingberg, T., Fernell, E., Olesen, P. J., Johnson, M., Gustafsson, P., Dahlström, K., ... & Westerberg, H. (2005). Computerized training of working memory in children with ADHD-a randomized, controlled trial. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 44(2), 177-186.

Krumm, S., Schmidt-Atzert, L., Buehner, M., Ziegler, M., Michalczyk, K., & Arrow, K. (2009). Storage and non-storage components of working memory predicting

reasoning: A simultaneous examination of a wide range of ability factors. Intelligence,

37(4), 347-364.

Kübler, A., Murphy, K., & Garavan, H. (2005). Cocaine dependence and attention switching within and between verbal and visuospatial working memory. European Journal of

Neuroscience, 21(7), 1984-1992.

(19)

19

Executive dysfunction in chronic cocaine users: an exploratory study. Drug and

alcohol dependence, 117(1), 55-58.

Peeters, M., Monshouwer, K., Janssen, T., Wiers, R. W., & Vollebergh, W. A. (2014). Working Memory and Alcohol Use in At‐Risk Adolescents: A 2‐Year Follow‐Up.

Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 38(4), 1176-1183.

Prins, P., & Braet, C. (2014). Handboek klinische ontwikkelingspsychologie (2de druk). Bohn Stafleu van Loghum.

Robinson, T. E., & Berridge, K. C. (2008). Review. The incentive sensitization theory of addiction: some current issues. Philosophical Transactions of the Royal Society of

London. Series B, Biological Sciences, 363(1507), 3137-3146.

Robinson, S. M., Sobell, L. C., Sobell, M. B., & Leo, G. I. (2014). Reliability of the Timeline Followback for cocaine, cannabis, and cigarette use. Psychology of addictive

behaviors, 28(1), 154.

Sharbanee, J. M., Stritzke, W. G., Wiers, R. W., Young, P., Rinck, M., & MacLeod, C. (2013). The interaction of approach-alcohol action tendencies, working memory capacity, and current task goals predicts the inability to regulate drinking

behavior. Psychology of addictive behaviors, 27(3), 649.

Sobell, L. C., & Sobell, M. B. (1996). Timeline follow back: A calendar method for assessing alcohol and drug use (Users Guide). Toronto: Addiction Research Foundation.

Soliman, A. M., Gadelrab, H. F., & Elfar, R. M. (2013). Working memory subsystems are impaired in chronic drug dependents. Acta Neuropsychiatrica, 25(03), 144-154. Thush, C., Wiers, R. W., Ames, S. L., Grenard, J. L., Sussman, S., & Stacy, A. W. (2008).

Interactions between implicit and explicit cognition and working memory capacity in the prediction of alcohol use in at-risk adolescents. Drug and alcohol dependence, 94(1), 116-124.

(20)

20

Van der Plas, E. A., Crone, E. A., van den Wildenberg, W. P., Tranel, D., & Bechara, A. (2009). Executive control deficits in substance-dependent individuals: a comparison of alcohol, cocaine, and methamphetamine and of men and women. Journal of clinical

and experimental neuropsychology, 31(6), 706-719.

Verdejo-García, A., Bechara, A., Recknor, E. C., & Perez-Garcia, M. (2006). Executive dysfunction in substance dependent individuals during drug use and abstinence: an examination of the behavioral, cognitive and emotional correlates of addiction.

Journal of the International Neuropsychological Society, 12(03), 405-415.

Verdejo-García, A., & Pérez-García, M. (2007). Ecological assessment of executive functions in substance dependent individuals. Drug and alcohol dependence, 90(1), 48-55. Von Bastian, C. C., & Oberauer, K. (2014). Effects and mechanisms of working memory

training: A review. Psychological research, 78(6), 803-820.

Wells, B. M., Skowronski, J. J., Crawford, M. T., Scherer, C. R., & Carlston, D. E. (2011). Inference making and linking both require thinking: Spontaneous trait inference and spontaneous trait transference both rely on working memory capacity. Journal of

Experimental Social Psychology, 47(6), 1116-1126.

Wiers, R. W., Bartholow, B. D., van den Wildenberg, E., Thush, C., Engels, R. C., Sher, K. J., ... & Stacy, A. W. (2007). Automatic and controlled processes and the development of addictive behaviors in adolescents: a review and a model. Pharmacology Biochemistry

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

OPTA PUBLICEERT DISCUSSIENOTA OVER TOEGANG TOT INTERNET 4 OPTA WIL ‘112’ TOEKENNEN AAN KPN 7 OPTA BEGINT ONDERZOEK NAAR CONCURRENTIE OP HUURLIJNEN- MARKT 10 OPTA

De Verenigde Staten staan be- kend om hun kleine overheid, het Verenigd Koninkrijk zou veel ge- privatiseerd hebben en Frankrijk kent juist een grote staat.. In wer- rr

In de begroting 2014 en verder zijn tevens de kosten opgenomen voor de uit- voering van de integrale jeugdgezondheidszorg voor de acht deelnemende Drentse gemeenten. De hoogte van

De inkomsten die de overheid op deze manier verkrijgt, zouden gebruikt moeten worden voor een campagne ter stimulering van gezonde eetgewoonten.. De eigenaren van

Onderzoek heeft aangetoond dat als de academicusbelasting op 6% van het inkomen van ex-studenten wordt vastgesteld, de overheid alle uitgaven voor het hoger onderwijs

• Je kunt deze uitspraken niet zonder meer als een ‘koude oorlog‘ stemming voor beide blokken beschouwen, want hoewel de mening van Stalin wel voor het Sovjetblok geldt, is

Overheidsbelangen zijn de efficiency en de effectiviteit van het overheidsoptreden, het openhouden van de informatiestroom (geheimhouding en organisatiebelang), de betrouw-

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van