• No results found

Nevenwerkzaamheden : een onderzoek naar de wenselijkheid van een wettelijke regeling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nevenwerkzaamheden : een onderzoek naar de wenselijkheid van een wettelijke regeling"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nevenwerkzaamheden

Een onderzoek naar de wenselijkheid van een wettelijke regeling

Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Master Arbeidsrecht

Begeleider: Dhr. prof. mr. E. Verhulp Datum: 2 maart 2015

Naam: M.E. Raab

(2)

2

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie ten behoeve van de afsluiting van de master Arbeidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Na 4 jaar aan de Universiteit Utrecht gestudeerd te hebben, heb ik met heel veel plezier mijn master in Amsterdam gevolgd.

Met deze scriptie komt ook een einde aan mijn studententijd. Met heel veel plezier ben ik lid geweest bij studentenvereniging Veritas, ben ik bestuurslid van de Juridische Studenten Vereniging te Utrecht (JSVU) geweest en heb ik verschillende leuke bijbanen gehad. Ondanks alle leuke bezigheden, werd het ook een keer tijd om te beginnen met mijn afstuderen. Toen het schrijven van een scriptie in zicht kwam, was de keuze voor dit onderwerp snel gemaakt. Tijdens mijn stage bij de Sociaal-Economische Raad (SER) heb ik onderzoek gedaan naar het combineren van banen. Ik las toen het artikel van mevrouw De Wolff ‘Nevenbesognes. De arbeidsrechtelijke benadering van nevenarbeid door de werknemer voorzien van enkele kritische kanttekeningen’ en was direct enthousiast over dit onderwerp. Het was dan ook erg leuk om haar te spreken tijdens de expertmeeting ‘Combinatiebanen’ die ik mede heb georganiseerd tijdens mijn stage bij de SER.

Ik wil graag mijn familie bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun. Ook wil ik mijn scriptiebegeleider, Evert Verhulp, bedanken voor zijn nuttige feedback gedurende het schrijven van deze scriptie. Daarnaast wil ik mijn huidige werkgever, de ABU, bedanken voor de ruimte en tijd die ik heb gekregen om mijn scriptie af te maken.

Ik wens u veel leesplezier.

(3)

3

Lijst van afkortingen

ArA Arbeidsrechtelijke Annotaties

BW Burgerlijk Wetboek

Cao Collectieve arbeidsovereenkomst

GW Grondwet

Ktr. Kantonrechter

MvT Memorie van Toelichting

SR Tijschrift voor Sociaal Recht

Stb. Staatsblad

Stcrt. Staatscourant

SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAP Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk

TAR Tijdschrift voor Ambtenarenrecht

Vzr. Voorzieningenrechter

Wet AVV Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren

(4)

4

Inhoudsopgave

Inleiding 6

Hoofdstuk 1: Verbod op nevenwerkzaamheden 9

1.1 Inleiding 9

1.2 Aard en inhoud 9

1.3 Belangen voor de werkgever 11

1.4 Belangen voor de werknemer 13

1.5 Conclusie 14

Hoofdstuk 2: Wettelijk kader 15

2.1 Inleiding 15

2.1 Grondrechten 15

2.1.1. Artikel 19 lid 3 Grondwet 15

2.1.2 Beperkingen 16

2.1.3. Horizontale werking 17

2.2 Goed werknemerschap en goed werkgeverschap 18

2.2.1 Goed werknemerschap 18

2.2.2 Goed werkgeverschap 19

2.3 Algemeen verbindend verklaren van verboden 20

2.4 Arbeidstijdenwet 20

2.5 Politiek verlof 21

2.6 Conclusie 22

Hoofdstuk 3: Rechtspraak over nevenwerkzaamheden 23

3.1 Inleiding 23

3.2 Doelstelling van het onderzoek 23

3.3 Onderzoeksmethode 23

3.4 Resultaten 24

(5)

5

3.4.2 Informatieplicht 25

3.4.3 Belangen werkgever 25

3.4.4 Geen contractueel verbod 28

3.4.5 Toestemming 28

3.4.6 Overige omstandigheden 29

3.4.7 Ontslag 30

3.5 Conclusie 31

Hoofdstuk 4: Vergelijking met het concurrentiebeding en de geheimhoudingsplicht 32

4.1 Inleiding 32

4.2 Aard en inhoud concurrentiebeding 32

4.3 Vergelijking nevenwerkzaamheden en het concurrentiebeding 33

4.4 Aard en inhoud geheimhoudingsplicht 34

4.5 Vergelijking nevenwerkzaamheden en geheimhoudingsplicht 36

4.6 Conclusie 37 Hoofdstuk 5: Conclusie 38 Samenvatting 42 Literatuurlijst 42 Jurisprudentielijst 47 Bijlage 1: Jurisprudentieonderzoek 50

(6)

6

Inleiding

Flexibele arbeid is in opmars, zo blijkt uit verschillende onderzoeken en artikelen in kranten.1 Het aantal personen met een flexibele arbeidsrelatie en het aandeel zelfstandigen ten opzichte van de werkzame beroepsbevolking neemt toe, terwijl het aandeel werknemers met een vaste arbeidsrelatie daalt.2 Daarnaast is het aantal mensen met een baan in deeltijd de afgelopen jaren gegroeid, van 44,6% in 2003 naar 50% in 2013.3 Minder bekend is dat een deel van de mensen met een parttimebaan, deze baan met een andere baan combineert.4 In ruim tien jaar tijd is het aantal mensen met een tweede baan toegenomen van 324.000 in 2002 tot 467.000 in 2013.5 Op Europees niveau is Nederland de koploper als het gaat om het combineren van (parttime)banen.6 Daarnaast is de afgelopen jaren meer aandacht voor duurzame inzetbaarheid van werknemers.7

Door de zojuist geschetste ontwikkelingen lijkt het belang voor de werknemer om in staat te zijn en de mogelijkheid te hebben om nevenwerkzaamheden uit te voeren toegenomen.8 Het grote aantal deeltijdbanen, de werkonzekerheid waar werknemers mee kampen, de toegenomen concurrentie lijken belangrijke factoren te zijn voor de werknemer om de mogelijkheid te hebben om nevenwerkzaamheden uit te voeren.9 Een werknemer is zo in staat om te voorzien in een inkomen (indien het betaalde nevenwerkzaamheden betreffen). Daarmee is niet gezegd dat de behoefte aan het verrichten van nevenwerkzaamheden in het algemeen is toegenomen, hier zijn tot op heden geen aanwijzingen voor (gevonden). Enkel het

belang voor de werknemers om de mogelijkheid te hebben tot het mogen verrichten van

nevenwerkzaamheden lijkt toegenomen gezien de huidige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het belang van het mogen verrichten van nevenwerkzaamheden vindt ondersteuning in het aantal uitspraken van de rechter in de afgelopen jaren. De Wolff schreef

1

Centraal Bureau voor de Statistiek, Positie werkkring en arbeidsduur: minder personen met een vaste arbeidsrelatie, 16 september 2014. Zie ook Volkskrant 12 september 2014 ‘Steeds meer vaste banen worden flexibel contract’, NRC 19 mei 2014 ‘Steeds verdere flexibilisering arbeidsmarkt’ en NRC Next 24 september 2014 ‘Van flexwerken word je niet flex; Maar het aantal flexwerkers stijgt juist’.

2

Centraal Bureau voor de Statistiek, Positie werkkring en arbeidsduur: minder personen met een vaste arbeidsrelatie, 16 september 2014.

3

Eurostat 2013, Persons working part-time, age group 15 – 64 and persons with a second job, age group 15 and over. Overigens staat Zwitserland op de tweede plaats met 35,1% parttimers, gevolgd door Noorwegen met 27%.

4

Centraal Bureau voor de Statistiek, Webmagazine 14 november 2014 ‘Aantal werknemers met twee banen neemt toe’.

5 Centraal Bureau voor de Statistiek, Webmagazine 14 november 2014 ‘Aantal werknemers met twee banen neemt toe’. 6

Eurostat 2013, Persons working part-time, age group 15 – 64 and persons with a second job, age group 15 and over.

7

D.J.B. de Wolff, Goedwerknemerschap. Een analyse van de verplichtingen van de werknemer in het licht van redelijkheid en billijkheid, Deventer: Kluwer 2007, p. 145.

8

Dit punt is al eerder aangehaald door D.J.B. de Wolff, in: ‘Nevenbesognes. De arbeidsrechtelijke benadering van nevenarbeid door de werknemer voorzien van enkele kritische kanttekeningen’, SR 2005/59.

9

D.J.B. de Wolff, Goedwerknemerschap. Een analyse van de verplichtingen van de werknemer in het licht van redelijkheid en billijkheid, Deventer: Kluwer 2007, p. 6-7 en p. 145.

(7)

7

in 2005 in haar artikel dat partijen zelden procederen over nevenwerkzaamheden.10 Interessant is dat nu honderden uitspraken uit de database naar voren komen. Dit zou kunnen betekenen dat er sprake is van een probleem.

Wat opvalt is dat geen wettelijke regeling is omtrent het verrichten van nevenwerkzaamheden, ondanks het feit dat het aantal rechterlijke uitspraken lijkt toegenomen. In deze scriptie zal ik onderzoeken of een wettelijke regeling voor nevenwerkzaamheden wenselijk is.

In deze scriptie zal ik de volgende hoofdvraag beantwoorden:

In hoeverre is een wettelijke regeling omtrent nevenwerkzaamheden wenselijk gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt?

Het antwoord op deze vraag ligt nog helemaal open: ik wil met deze vraag niet impliceren dat er een regeling moet komen. Na onderzoek kan blijken dat een wettelijke regeling niet wenselijk is. Uit deze scriptie zou bijvoorbeeld kunnen volgen dat het in de praktijk al voldoende geregeld is of dat het niet noodzakelijk is omdat er weinig problemen voorkomen. De conclusie zou dan kunnen zijn dat het niet wenselijk is om een wettelijke regeling in het leven te roepen.

In hoofdstuk 1 ga ik in op de vraag wat nevenwerkzaamheden zijn en wat een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden inhoudt. Hoofdstuk 2 vormt een beschrijving van het wettelijke kader omtrent nevenwerkzaamheden. Daarna zal ik in hoofdstuk 3 ingegaan op hoe de rechter nevenwerkzaamheden beoordeelt en of hier een lijn in te vinden is. Hiertoe is onderzoek gedaan naar 56 uitspraken die betrekking hadden op nevenwerkzaamheden waarbij het verrichten nevenwerkzaamheden de aanleiding vormde voor een ontslagprocedure. Dit zou een indicatie kunnen zijn voor het feit dat het verrichten van nevenwerkzaamheden een probleem oplevert.

In hoofdstuk 4 maak ik een vergelijking tussen nevenwerkzaamheden en het concurrentiebeding en een vergelijking tussen nevenwerkzaamheden en de geheimhoudingsplicht. Tenslotte volgt in hoofdstuk 5 de conclusie. Dit hoofdstuk vormt een analyse van hoofdstuk 1 tot en met 4. Het beschrijvende deel van hoofdstuk 1 en 2 (wat is al geregeld op het gebied van nevenwerkzaamheden), zal ik combineren met het onderzoek van hoofdstuk 3 (de praktijk, waar lopen werknemers tegen aan) en het rechtsvergelijkende van

10

(8)

8

hoofdstuk 4 (een vergelijking met het concurrentiebeding en de geheimhoudingsplicht) om zo tot een conclusie te komen of er een wettelijke regeling moet komen of niet.

(9)

9

Hoofdstuk 1: Verbod op nevenwerkzaamheden

1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ik antwoord gegeven op de vraag wat nevenwerkzaamheden inhouden en wat de verschillende verboden inhouden. Tevens zal ik een beeld schetsen van welke verboden zich in de praktijk voordoen. Daarnaast zal ik ingaan op welke belangen een werkgever heeft bij een verbod en welke belangen een werknemer heeft om nevenwerkzaamheden te verrichten. Aan het eind volgt een conclusie.

1.2 Aard en inhoud

In de literatuur wordt de term nevenwerkzaamheden omschreven als: ‘Alle (al dan niet bezoldigde) activiteiten die de werknemer naast zijn arbeidsovereenkomst verricht en die van invloed kunnen zijn op hoofdwerkzaamheden’.11

Niet van belang is om welke activiteiten het precies gaat, van belang is of de activiteiten invloed kunnen hebben op de hoofdwerkzaamheden. De woordenboek Van Dale omschrijft het woord ‘neven’ als aanvullend, van ondergeschikt belang en het betreft niet de hoofdzaak.

Drie vormen van een verbod op nevenwerkzaamheden zijn te onderscheiden: het voorwaardelijk verbod, het absoluut verbod en het specifieke verbod.12 Een voorwaardelijk verbod houdt in dat tussen partijen een verbod geldt, maar dat de werknemer toestemming aan de werkgever moet vragen om nevenwerkzaamheden te mogen verrichten. Het absoluut verbod kent twee varianten: het strenge absolute verbod en het milde absolute verbod. Het strenge absolute verbod verbiedt alle nevenactiviteiten, het milde absolute verbod slechts de werkzaamheden die de hoofdwerkzaamheden zouden kunnen beïnvloeden. Tenslotte betreft het specifieke verbod een verbod op het verrichten van werkzaamheden die de werkgever heeft opgenomen in de arbeidsovereenkomst.

Niet alleen in arbeidsovereenkomsten komen deze vormen van een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden voor, maar ook in veel cao’s zijn verschillende vormen van een

11

S.K. Schreurs en O. van der Kind, Werk naast werk: baas boven (eigen) baas?, ArbeidsRecht 2006/39. Deze definitie wordt ook gehanteerd door: S.W.G. Wolters, De grenzen en mogelijkheden van het verbod van nevenactiviteiten. Een toetsingskader aan de hand van de redelijkheid en billijkheid, TAP april 2010, nummer 4, p. 105.

12

S.W.G. Wolters, De grenzen en mogelijkheden van het verbod van nevenactiviteiten. Een toetsingskader aan de hand van de redelijkheid en billijkheid, TAP april 2010, nummer 4, p. 105.

(10)

10

verbod opgenomen.13 Zo staat er in artikel 1.27 van de horeca-cao dat voor de werknemer een schriftelijke meldplicht geldt indien de werknemer van plan is om een eigen onderneming te starten, of van plan is om in loondienst van een andere werkgever te gaan werken of van plan is het werk voor een andere werkgever te gaan uitbreiden.14 In dit artikel staat ook een verplichting voor de werkgever opgenomen. De werkgever moet er op toezien dat de werknemer voor hem en voor andere werkgevers niet meer uren werkt dan is toegestaan op grond van de Arbeidstijdenwet. Dit geldt uiteraard niet alleen op grond van de cao, voor een werkgever bestaat die verplichting al op basis van de Arbeidstijdenwet. Uit de cao volgt dat de werkgever nevenarbeid mag verbieden als dit de naleving van wetten en regels in de weg staat. Hier is sprake van een gemotiveerd verbod. De werkgever beroept zich op naleving van de Arbeidstijdenwet en heeft de mogelijkheid om op die grond nevenwerkzaamheden te verbieden.

Een aantal cao’s maken onderscheid tussen werknemers die fulltime werken en werknemers die parttime werken. Zo staat in artikel 4 lid 3 in de cao dagrecreatie dat de fulltimer gehouden is de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen in loondienst van een andere werkgever arbeid te gaan verrichten dan wel voornemens is om het aantal arbeidsuren uit te gaan breiden bij die werkgever, dan wel als zelfstandige een bedrijf te voeren.15 Uit artikel 6b van de cao beveiliging volgt dat het de werknemer verboden is tegen beloning voor derden of voor eigen rekening arbeid te verrichten, tenzij de werkgever daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven. In deze cao is sprake van een voorwaardelijk verbod. Dit verbod niet geldt voor de werknemer die de arbeid verricht in deeltijd of op basis van een oproepcontract.16 De Wolff vindt dit onderscheid opmerkelijk aangezien bij zowel een fulltime dienstverband als een parttime dienstverband, de werknemer normaliter de Arbeidstijdenwet niet zal overschrijden.17

In de cao voor ziekenhuizen is het de werknemer niet toegestaan een al dan niet gehonoreerde nevenfunctie te vervullen of al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden te verrichten die redelijkerwijs geacht kunnen worden onverenigbaar te zijn met zijn functie dan wel met de

13 Ik beoog niet om volledig te zijn, ik beoog slechts een beeld te schetsen hoe de vormen van het verbod op het verrichten

van nevenwerkzaamheden in de praktijk tot uitdrukking komt. Van de 31 onderzochte cao’s, bevatten 30 cao’s een artikel over nevenwerkzaamheden.

14

Cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf, 1 augustus 2012 – 1 december 2013.

15

Cao dagrecreatie, 1 april 2013 – 1 januari 2015.

16

Cao beveiliging, 1 april – 1 oktober 2014.

17

D.J.B. de Wolff, ‘Nevenbesognes. De arbeidsrechtelijke benadering van nevenarbeid door de werknemer voorzien van enkele kritische kanttekeningen’, SR 2005/59. In paragraaf 2.4 ga ik uitgebreider in op de Arbeidstijdenwet.

(11)

11

belangen of het aanzien van de instelling.18 De werkgever verwacht van de werknemer dat bij twijfel over de (on)verenigbaarheid van nevenfunctie(s) hij vooraf overleg pleegt met de werkgever, aldus lid 2 van artikel 3.2.13.19 In de rechtspraak zijn een aantal voorbeelden te vinden waarin sprake is van onverenigbaarheid van functies.20

Uit artikel 3 lid 3 volgt dat de werknemer die onder de schoonmaakcao valt, net als in de horeca cao en in de cao voor ziekenhuizen een meldplicht heeft indien de werknemer ook voor een andere werkgever werkt.21 Uit lid 4 volgt dat een werknemer niet als zelfstandige een eigen schoonmaakbedrijf mag voeren, dit is een streng absoluut verbod. Artikel 3 lid 3 heeft de Minister algemeen verbindend verklaard.22 Artikel 3 lid 4 is niet algemeen verbindend verklaard, hetgeen ook logisch is aangezien het een niet-gemotiveerd verbod betreft.23

Daarnaast maakt een aantal cao’s onderscheid tussen betaalde en onbetaalde nevenwerkzaamheden. Uit artikel 10.5 lid 1 cao voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie volgt dat de werknemer een meldplicht heeft ten aanzien van het aanvaarden van een dienstverband, dan wel van alle andere werkzaamheden waarvoor hij salaris, dan wel anderszins inkomen uit arbeid ontvangt.24 Deze meldplicht ziet dus op betaalde nevenwerkzaamheden, onbetaalde nevenwerkzaamheden laat de cao buiten beschouwing. Het betreft hier een specifiek verbod.

1.3 Belangen voor de werkgever

Ondanks dat het een werkgever ook ten goede kan komen dat een werknemer nevenwerkzaamheden verricht,25 heeft een werkgever verschillende belangen om een verbod op nevenwerkzaamheden op te nemen in de arbeidsovereenkomst. De werkgever zal zijn bedrijfsbelang willen beschermen en willen voorkomen dat bij de werknemer

18 Cao ziekenhuizen, 1 maart 2011 – 1 maart 2014. 19

Dit artikel is algemeen verbindend verklaard door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zie: Stcrt. 2012, 4000, p. 10.

20

Hoge Raad 18 oktober 1985, NJ 1986, 340 (Kwist/Pro Juventute), Ktr. Emmen 29 november 2000, JAR 2001/4 waar een onderwijsassistent daarnaast ook nog een lectuurhal annex seksshop exploiteerde, Ktr. Zwolle 28 november 2005, RAR 2006/48 waar een notaris tevens makelaar was, Ktr. Rotterdam 5 november 2003, JAR 2003/288 waar een buurtmeester van een woningcorporatie 240 hennepplanten in zijn woning teelde.

21

Collectieve arbeidsovereenkomst in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf, 1 januari 2014 – 31 december 2016.

22

Stcrt. 2014, 23638, p. 22-23.

23

Zie over het algemeen verbindend verklaren van verboden paragraaf 2.3.

24

Cao beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, 1 augustus 2014 – 30 juni 2015.

25

Denk hierbij aan het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van de werknemer, bijvoorbeeld indien de werknemer een fysiek zware baan combineert met een fysiek minder zware baan. Tevens kan de werknemer kennis die hij opgedaan heeft in de ene baan, gebruiken in de andere baan.

(12)

12

belangenverstrengeling ontstaat.26 Dit bedrijfsbelang zit in de doelstelling van het bedrijf, bijvoorbeeld het behalen van een zo groot mogelijke omzet en winst of wat het bedrijf wil uitdragen. Daarnaast wil de werkgever ongewenste concurrentie tegengaan.27 Ook kan de werknemer de goede naam van de werkgever aantasten28 of het integriteitsbeleid van de werkgever aantasten.29

De werkgever dient ook het aantal uur dat de werknemer werkt te kunnen controleren om zo de Arbeidstijdenwet te kunnen naleven.30 De werkgever is tevens beperkt in de mogelijkheden om overwerk op te kunnen dragen.31 De werknemer is immers minder flexibel als hij nog elders verplichtingen heeft.

Een ander belangrijk aspect betreft de gezondheid van de werknemer.32 Tot op heden is nog niet uit onderzoek gebleken dat het combineren van werkzaamheden schadelijk is voor de werknemer.33 Wat wel denkbaar is, is dat de werkgever een fysiek zware baan naast zijn hoofdwerkzaamheden heeft.34 De werkgever is er bij gebaat dat zijn werknemers gezond zijn. Mocht de werknemer uitvallen wegens gezondheidsklachten, dan ziet de werkgever zich geconfronteerd met de loondoorbetalingsverplichting, artikel 7:629 BW.

De Wolff noemt tevens nog ‘het alleenrecht op de ‘exploitatie’ van werknemers met bijzondere talenten te kunnen garanderen’.35

26

F.R. Boelhouwer, ‘Werkgever, werknemer en vrije tijd’ in: L. Betten et al (red.), Ongelijkheidscompensatie als roode draad in het recht, Deventer: Kluwer 1997. Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 29 juli 2010 ECLI:NL:CRVB:2010:BN3514 waarbij de Raad mogelijke belangenverstrengeling aanwezig achtte.

27

D.J.B. de Wolff, ‘Nevenbesognes. De arbeidsrechtelijke benadering van nevenarbeid door de werknemer voorzien van enkele kritische kanttekeningen’, SR 2005/59. Zie ook D.J.B. de Wolff, Goedwerknemerschap. Een analyse van de verplichtingen van de werknemer in het licht van redelijkheid en billijkheid, Deventer: Kluwer 2007, p. 145 en F.B.J. Grapperhaus, Werknemersconcurrentie. Beperkingen aan concurrerende activiteiten van de ex-werknemer ten opzichte van zijn voormalig werkgever (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 1995, p. 9. Zie ook Kantonrechter Amsterdam 15 januari 2004, JAR 2004/35 waar een werknemer op staande voet werd ontslagen omdat hij een met de werkgever concurrerende onderneming dreef.

28

F.R. Boelhouwer, ‘Werkgever, werknemer en vrije tijd’ in: L. Betten et al (red.), Ongelijkheidscompensatie als roode draad in het recht, Deventer: Kluwer 1997. Zie ook Ktr. Amsterdam 4 april 2012, RAR 2012/103 waar een accountmanager van Het Parool betrokken was bij (legale) raamprostitutie. Volgens de kantonrechter was het begrijpelijk dat Het Parool hier niet mee geassocieerd wilde worden en dat het niet past bij het gewenste imago van de krant gezien het feit dat de krant zich kritisch had uitgelaten over raamprostitutie. Zie bijvoorbeeld ook Ktr. Leeuwarden 1 februari 2011, JAR 2011/80 waarbij een hotel niet geassocieerd wilde worden met erotisch getinte film die tegen betaling te zien was op een erotische website.

29

Rechtbank Arnhem, 5 april 2012 ECLI:NL:RBARN:2012:BW4404.

30

D.J.B. de Wolff, ‘Nevenbesognes. De arbeidsrechtelijke benadering van nevenarbeid door de werknemer voorzien van enkele kritische kanttekeningen’, SR 2005/59. Zie paragraaf 2.4 over de Arbeidstijdenwet.

31

D.J.B. de Wolff, ‘Nevenbesognes. De arbeidsrechtelijke benadering van nevenarbeid door de werknemer voorzien van enkele kritische kanttekeningen’, SR 2005/59.

32

Idem.

33

L. Dorenbosch, O. Boneschansker, J. Sanders en L. Koppes, (2013). Redenen voor het combineren van meerdere banen, Economisch Statische Berichten, 98 (4666), p. 480 – 482.

34

Zo is mij een man bekend die een fulltime aanstelling heeft bij een grote koffieproducent, en daarnaast op zaterdag zijn eigen klusbedrijf heeft.

35

D.J.B. de Wolff, Goedwerknemerschap. Een analyse van de verplichtingen van de werknemer in het licht van redelijkheid en billijkheid, Deventer: Kluwer 2007, p. 145.

(13)

13

1.4 Belangen voor de werknemer

De werknemer kan meerdere belangen hebben bij het verrichten van nevenwerkzaamheden. Een eerste reden voor het verrichten van bezoldigde nevenwerkzaamheden zou kunnen zijn dat de werknemer de mogelijkheid heeft om meer uren te werken en zo een hoger inkomen kan verdienen. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn bij werknemers die een parttimebaan hebben, maar waarbij de werkgever geen mogelijkheden ziet om het urenaantal uit te breiden.36 Daarnaast kan het van belang zijn om het risico te spreiden. Indien een deel van de werkzaamheden komt te vervallen, kan de werknemer terugvallen op de andere werkzaamheden en is hij (gedeeltelijk) in staat te voorzien in zijn onderhoud. Het verrichten van nevenwerkzaamheden kan zo de inkomenszekerheid ten goede komen.37

Het verrichten van nevenwerkzaamheden, al dan niet in de vorm van zelfstandig ondernemerschap, biedt een uitkomst voor een werknemer met een eenzijdige functie en weinig functievariatie. Hierdoor ontstaat voor een werknemer meer afwisseling in het werk en heeft de werknemer meer werkplezier. Een werknemer kan op deze manier ook zijn arbeidsvermogen optimaal benutten en ook groeien in zijn persoonlijke ontwikkeling.38 Binnen de verschillende werkplekken ontstaat kennisoverdracht omdat een werknemer meer kennis opdoet die hij in zijn andere werkzaamheden weer kan gebruiken.39 Ook een groter netwerk aan collega’s vergroot de kans op het vinden van een nieuwe (vaste) baan. Tevens kan een tweede baan een opstap zijn naar zelfstandig ondernemerschap of een opstap van een tijdelijke naar een vaste baan.40 Dit bevordert de arbeidsmobiliteit.

Het verrichten van nevenwerkzaamheden kan ook een betere balans tussen werk en privé opleveren omdat de mogelijkheid bestaat om flexibiliteit in de werkuren in te bouwen door meerdere parttimebanen te nemen die (beter) in het privéleven in te passen zijn.

Daarnaast staat een werknemer sterker tegenover een werkgever indien een werknemer de mogelijkheid behoudt om in vrijheid zijn keuze te kunnen maken. Een werknemer heeft zo

36

Zie CBS, Statline Werknemers; meer/minder willen werken, 14 oktober 2014. 627.000 werknemers gaven in 2013 aan graag meer uren te willen werken.

37 R. Huiskamp, J. Sanders, S. Van den Bossche, Meerdere banen: noodzaak of uitdaging?, Tijdschrift voor

Arbeidsvraagstukken 2011 (27) 2.

38

D.J.B. de Wolff, Goedwerknemerschap. Een analyse van de verplichtingen van de werknemer in het licht van redelijkheid en billijkheid, Deventer: Kluwer 2007, p. 145.

39

Een voorbeeld dat mij bekend is, is een leraar op het Voorgezet Onderwijs die tevens werkzaam is als beleidsmedewerker Voortgezet Onderwijs bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

40

R. Huiskamp, J. Sanders, S. Van den Bossche, Meerdere banen: noodzaak of uitdaging?, Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 2011 (27) 2.

(14)

14

ook de mogelijkheid om voor een andere werkgever te kiezen. Een werknemer blijft zo een gelijkwaardige contractspartij en heeft op die manier een sterkere economische positie.41

1.5 Conclusie

Niet alleen arbeidsovereenkomsten bevatten een vorm van een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden, ook veel cao’s bevatten een vorm van dit verbod. Opvallend is dat in veel cao’s een meldplicht staat opgenomen. Daarnaast valt op dat de verschillende cao’s onderscheid maken tussen werknemers die fulltime werken en werknemers die parttime werken en dat andere cao’s onderscheid maken tussen bezoldigde en onbezoldigde nevenwerkzaamheden.

Duidelijk is dat een werkgever zijn bedrijfsbelang zal willen beschermen en zal willen voorkomen dat een werknemer hem beconcurreert, terwijl een werknemer zich graag wil ontplooien en wil voorzien in een inkomen. De tegengestelde belangen die een werkgever en een werknemer hebben, leiden in de praktijk nog wel eens tot een treffen bij de rechter.

41

F.B.J. Grapperhaus, Werknemersconcurrentie. Beperkingen aan concurrerende activiteiten van de ex-werknemer ten opzichte van zijn voormalig werkgever (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 1995, p. 94.

(15)

15

Hoofdstuk 2: Wettelijk kader

2.1 Inleiding

Een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden is niet wettelijk geregeld, in het civiele recht is dit niet expliciet opgenomen.42 In het onderstaande ga ik in op wat al wel wettelijk geregeld is. Ik zal achtereenvolgens de grondrechten bespreken, goed werknemerschap en goed werkgeverschap, algemeen verbindend verklaren van verboden, de Arbeidstijdenwet en tenslotte zal ik stilstaan bij het politiek verlof. Ik eindig dit hoofdstuk met een conclusie.

2.1 Grondrechten

Artikel 19 lid 3 Grondwet (hierna: GW) bepaalt dat iedere Nederlander recht heeft op vrije keuze van arbeid, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. Hieronder ga ik in op dit grondrecht. Ik zal behandelen waar dit grondrecht op ziet, of dit grondrecht beperkt kan worden en in hoeverre dit grondrecht horizontale werking toekomt.

2.1.1. Artikel 19 lid 3 Grondwet

Sinds 17 februari 1988 bevat de Grondwet artikel 19 lid 3 dat ziet op een verbod van dwangarbeid en verplichte arbeid.43 Artikel 19 lid 3 GW bevat twee componenten: a. Niemand mag gedwongen worden arbeid te verrichten die niet vrij gekozen of aanvaard is; b. Niemand mag worden belemmerd om bepaalde arbeid te kiezen en de gekozen arbeid te (blijven) verrichten. Dit artikel geeft de burger primair een recht op niet-inmenging van de overheid op de vrije arbeidskeuze. Het begrip ‘arbeid’ dient ruim te worden uitgelegd. De notitie Grondrecht van vrijheid van arbeidskeuze schrijft hierover het volgende: ‘Vrijheid van arbeidskeuze heeft zowel betrekking op zelfstandige arbeid in bedrijf en beroep, als op arbeid in dienstbetrekking; zowel op arbeid in de particuliere sector als op arbeid in overheidsdienst (ambtenaren en arbeidscontractanten); zowel op betaalde als op onbetaalde arbeid; zowel op hoofdberoep als op nevenwerkzaamheden’. Ook het begrip ‘keuze’ legt minister Rietkerk ruim uit. De keuze ziet niet alleen op de mogelijkheid om zelf een keuze te maken, maar ook op de mogelijkheid om deze keuze te realiseren en te herzien.44

42

F.B.J. Grapperhaus, Werknemersconcurrentie. Beperkingen aan concurrerende activiteiten van de ex-werknemer ten opzichte van zijn voormalig werkgever (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 1995, p. 99.

43

Notitie Grondrecht van vrijheid van arbeidskeuze, Kamerstukken II 1985/86, 19 736 nr. 2 p. 3.

44

(16)

16 2.1.2 Beperkingen

Het recht op vrije arbeidskeuze kan bij of krachtens de wet worden beperkt.45 Met wet bedoelt de wetgever een wet in formele zin. Bij beoordeling of het recht aan beperkingen onderhevig is, zijn het motief van de regeling, de proportionaliteit van de beperking in verhouding tot het nagestreefde doel en het feitelijk effect van de beperking van belang. Volgens toenmalig minister Rietkerk kan het motief van de regeling verschillende oogmerken dienen, bijvoorbeeld wat betreft verschillende aspecten van kwaliteitsbewaking: voorkomen van schade voor de dienstvervulling, volledige beschikbaarheid voor de functie en voorkoming van overbelasting voor de werknemer. Deze motieven treffen de vrijheid van arbeidskeuze niet.

Dit recht geeft een burger geen garantie als werknemer om iedere vrije arbeidskeuze ook daadwerkelijk te realiseren. De sociaal-economische situatie en beperkingen van de algemene handelingsvrijheid kunnen maken dat het recht aan begrenzingen onderhevig is. Daarnaast gelden voor bepaalde vormen van arbeid en beroep een aantal voorschriften, bijvoorbeeld ten aanzien van opleiding, kennis van zaken, leeftijd en zedelijk gedrag.46

Wat nu indien een werknemer zelf instemt met een (tijdelijke) beperking? Boelhouwer stelt dat de werknemer met de werkgever een arbeidsovereenkomst overeenkomt en daarmee instemt met een beperking op dit grondrecht, het zogenaamde autonomiebeginsel.47 Ook Verhulp stelt dat partijen dit in beginsel overeen mogen komen. In principe geldt tussen partijen contractsvrijheid. Maar mocht de beperking onevenredig zijn, dan zal door de rechter een belangenafweging plaatsvinden. Mocht blijken dat de beperking onevenredig is, dan zal de beperkende bepaling buiten beschouwing moeten worden gelaten. Het is aan de rechter om te bepalen wat onevenredig is.48 Grapperhaus formuleerde de volgende regel: 'een inperking op het recht van vrijheid van arbeidskeuze in horizontale verhoudingen is slechts rechtens toegestaan, indien en voor zover het werkgeversbelang zodanige inperking naar duur en bereik rechtvaardigt, waarbij die inperking in geen geval zover mag gaan dat horizontale

45

Notitie Grondrecht van vrijheid van arbeidskeuze, Kamerstukken II 1985/86, 19 736 nr. 2 p. 4 en J. van Drongelen, ‘Over nevenwerkzaamheden, de schrijvende ambtenaar-wetenschapper en de vrijheid van drukpers’, ArbeidIntegraal (12/1) 2008, p. 158.

46 Notitie Grondrecht van vrijheid van arbeidskeuze, Kamerstukken II 1985/86, 19 736 nr. 2 p. 5. 47

F.R. Boelhouwer, ‘Werkgever, werknemer en vrije tijd’ in: L. Betten et al (red.), Ongelijkheidscompensatie als roode draad in het recht, Deventer: Kluwer 1997. Zie ook F.B.J. Grapperhaus, Werknemersconcurrentie. Beperkingen aan concurrerende activiteiten van de ex-werknemer ten opzichte van zijn voormalig werkgever (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 1995, p. 97.

48

E. Verhulp, Vrijheid van meningsuiting van werknemers en ambtenaren (diss. Amsterdam UvA), Den Haag: Sdu 1996, p. 42 en 43. En: F.B.J. Grapperhaus, Werknemersconcurrentie. Beperkingen aan concurrerende activiteiten van de ex-werknemer ten opzichte van zijn voormalig werkgever (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 1995, p. 58.

(17)

17

uitoefening van dat grondrecht naar omstandigheden praktisch illusoir wordt'.49 Ik ben van mening dat partijen uiterste zorgvuldigheid dienen te betrachten omdat de werknemer vaak wordt gezien als de zwakkere partij. Een werkgever zou zijn werknemer op de juridische gevolgen moeten wijzen indien een werknemer instemt met een beperking op het recht van vrije arbeidskeuze.

2.1.3. Horizontale werking

Een belangrijk aspect betreft de vraag in hoeverre dit grondrecht horizontale werking heeft. Mocht aan dit grondrecht horizontale werking worden toegekend, dan zou dit betekenen dat de rechter in een procedure het recht op vrije arbeidskeuze expliciet dient mee te wegen.50 Minister Rietkerk beantwoordde deze vraag met: ‘Ik meen dat de vraag in hoeverre aan het grondrecht horizontale werking toekomt, en hoe zwaar in concreto het rechtsbelang van vrijheid van arbeidskeuze dient te wegen ten opzichte van andere in het geding zijnde belangen vooralsnog aan de rechter kan worden overgelaten’. Volgens Rietkerk bieden de privaatrechtelijke regels voldoende ruimte om tot een belangenafweging te komen.51 Verhulp geeft aan dat volgens hem de grondrechten indirecte en directe werking toekomen in horizontale relaties.52 Alkema schrijft in zijn noot onder HR 17 oktober 1980: 'Van deze bepaling (toevoeging MR: artikel 19 lid 3 GW) valt de rechtstreekse werking niet te ontkennen. Evenmin kan men stellen dat zij geen private of derdenbeding zou hebben.'53 Grapperhaus zijn bij de wijze waarop horizontale werking plaatsvindt de aard van de dienstbetrekking, de aard van het grondrecht en het beginsel van evenredigheid van belang.54 Een aantal auteurs kent dus aan het recht op vrijheid van arbeidskeuze horizontale werking toe, maar de Hoge Raad oordeelde daarover anders. De Hoge Raad heeft zich in het arrest Kolkman/Cornelisse uitgelaten over de vraag of aan grondrechten horizontale werking toekomt.55 De Hoge Raad overweegt: ‘Onderdeel 1 strekt primair ten betoge dat men zijn in art. 19 lid 3 Grondwet neergelegde 'recht op vrije keuze van arbeid' in verbinding met het aan een ieder toekomend algemeen persoonlijkheidsrecht voor zover dat een 'recht op beroepsmatige ontplooiing' insluit, weliswaar contractueel kan beperken, maar dat zulks

49

F.B.J. Grapperhaus, Werknemersconcurrentie. Beperkingen aan concurrerende activiteiten van de ex-werknemer ten opzichte van zijn voormalig werkgever (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 1995, p. 99.

50 Idem, p. 8 en 9. 51

Notitie Grondrecht van vrijheid van arbeidskeuze, Kamerstukken II 1985/86, 19 736 nr. 2 p. 17.

52

E. Verhulp, Vrijheid van meningsuiting van werknemers en ambtenaren (diss. Amsterdam UvA), Den Haag: Sdu 1996, p.53 e.v.

53

Hoge Raad 17 oktober 1980, NJ 1981, 141 met noot E.A. Alkema.

54

F.B.J. Grapperhaus, Werknemersconcurrentie. Beperkingen aan concurrerende activiteiten van de ex-werknemer ten opzichte van zijn voormalig werkgever (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 1995, p. 89.

55

(18)

18

slechts mogelijk is in de vorm van een schriftelijk aangegane overeenkomst waarin zodanige beperking uitdrukkelijk is overeengekomen. Deze stelling kan evenwel in haar algemeenheid niet als juist worden aanvaard omdat zij aan deze grondrechten een verdergaande horizontale werking toekent dan daaraan toekomt’.

2.2 Goed werknemerschap en goed werkgeverschap

Artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) beschrijft het goed werknemerschap en het goed werkgeverschap. Ondanks dat het hier een wettelijke regeling betreft, is er sprake van een open norm.56 De huidige formulering is sinds 1997 opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Het betreft een normatief begrip, want wat valt er onder ‘goed’? Daarnaast is dit artikel een betamelijkheidsnorm en kan het aanvullende, rechtsvormende en derogerende werking hebben.57

2.2.1 Goed werknemerschap

De werknemer heeft op grond van artikel 7:611 BW een informatieplicht.58 Deze informatieplicht is wat betreft het verrichten van nevenwerkzaamheden geëxpliciteerd in artikel 5:15 lid 6 Arbeidstijdenwet.59 Een werknemer is volgens De Wolff verplicht om nevenwerkzaamheden te melden aan een werkgever indien dit kan leiden tot schending van werkgeversbelangen.60

Deze informatieplicht is ook terug te vinden in de rechtspraak. Zo oordeelde de kantonrechter Amsterdam dat het welbewust achterhouden van informatie leidt tot schending van het goed werknemerschap.61 In de praktijk houdt een door een werkgever gegeven ontslag op staande voet op grond van het schenden van de informatieplicht niet altijd stand. In een zaak waar een leerling-kok in een erotische film speelde oordeelde de kantonrechter dat dit zich afspeelde in de privésfeer, dit niets van doen had met haar functie, zij geen contact met klanten had en dat het vroegtijdig afbreken van de arbeidsovereenkomst gevolgen zou kunnen hebben voor het

56

Tekst en Commentaar Arbeidsrecht, commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 611, prof. mr. A.R. Houweling en mr. dr. I.P. Quist.

57

Idem.

58

D.J.B. de Wolff, Goedwerknemerschap. Een analyse van de verplichtingen van de werknemer in het licht van redelijkheid en billijkheid, Deventer: Kluwer 2007, p. 148-149. Ook J.H.J. Terstegge en H.H. De Vries wijzen hier op in Privacy in arbeidsverhoudingen, Den Haag 1994, p. 155. En ook: Gerechtshof Amsterdam 12 juli 2007, JAR 2008/9.

59

Tekst en Commentaar Arbeidsrecht, commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 611, prof. mr. A.R. Houweling en mr. dr. I.P. Quist. Zie hoofdstuk 2.4 over de Arbeidstijdenwet.

60

D.J.B. de Wolff, Goedwerknemerschap. Een analyse van de verplichtingen van de werknemer in het licht van redelijkheid en billijkheid, Deventer: Kluwer 2007, p. 148-149. Zie ook voor eenzelfde opvatting S.K. Schreurs en O. van der Kind, ‘Werk naast werk: baas boven (eigen) baas?’, ArbeidsRecht 2006/39.

61

Ktr. Amsterdam 4 april 2012, RAR 2012/103 waar een accountmanager van Het Parool betrokken was bij (legale) raamprostitutie. De rechter ontbond de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van C=0,25.

(19)

19

kunnen afronden van haar opleiding.62 In een andere zaak had een werknemer slechts gemeld dat hij zou gaan poseren in herenondergoed.63 Toch was het nalaten van het informeren van zijn werkgever onvoldoende voor ontslag op staande voet aangezien volgens de kantonrechter ‘vanuit de hedendaagse televisieprogramma’s, reclames, e.d. niet valt in te zien dat de model- en stripactiviteiten een probleem vormen om als docent naar behoren te functioneren’. Daarnaast had de werknemer zijn stripactiviteiten gestaakt en waren zijn leeftijd, het dertig jaar durende dienstverband en de financiële gevolgen van het ontslag op staande voet factoren die meespeelde.

2.2.2 Goed werkgeverschap

Mag een werkgever van zijn werknemer verlangen dat hij geen nevenwerkzaamheden verricht indien de werkgever een werknemer slechts een deeltijdbaan kan aanbieden? Op deze vraag is geen eenduidig antwoord te geven, in de literatuur en jurisprudentie wordt weinig geschreven over het toestaan van nevenwerkzaamheden indien de werknemer een deeltijdbaan heeft. Indien een werknemer toestemming heeft om nevenwerkzaamheden uit te voeren is deze toestemming niet onbeperkt. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de toestemming om nevenwerkzaamheden te mogen verrichten een arbeidsvoorwaarde is die de werkgever niet zomaar eenzijdig mag wijzigen, maar bijzondere omstandigheden kunnen er toe leiden dat het onredelijk is om de werkgever hier aan te houden.64 De werkgever is gerechtigd de toestemming weer in te trekken indien de werknemer handelt in strijd met het goed werknemerschap door bijvoorbeeld zijn werkgever te beconcurreren.65 Ook De Wolff is deze mening toegedaan.66 Ik ben van mening dat een werkgever die een werknemer slechts een deeltijdbaan kan aanbieden, een werknemer de mogelijkheid moet bieden om nevenwerkzaamheden te verrichten zolang de werknemer niet in strijd handelt met goed werknemerschap. Gedacht kan worden aan het maken van afspraken over op welke dagen een werknemer werkt, zodat een werknemer in staat is om op andere dagen andere werkzaamheden te verrichten.

62 Zie Ktr. Leeuwarden 1 februari 2011, JAR 2011/80. 63

Zie Vzr. Ktr. Amsterdam 29 januari 2013, JAR 2013/76 waar een muziekdocent tevens werk verrichtte als stripper en naaktmodel.

64

Gerechtshof Amsterdam 12 juli 2007, JAR 2008/9. In gelijke zin Kantonrechter Alkmaar, 24 maart 2009, JAR 2009/149.

65

Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 oktober 2013, JAR 2013/277 waarbij een werknemer zwart bijkluste maar de werkgever dit gedoogbeleid later introk. Zie ook Gerechtshof Amsterdam 12 juli 2007, JAR 2008/9.

66

D.J.B. de Wolff, Goedwerknemerschap. Een analyse van de verplichtingen van de werknemer in het licht van redelijkheid en billijkheid, Deventer: Kluwer 2007, p. 153.

(20)

20

2.3 Algemeen verbindend verklaren van verboden

In paragraaf 1.2 schreef ik reeds dat veel cao's een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden bevatten. Op grond van artikel 2 Wet AVV kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid cao-bepalingen algemeen verbindend verklaren. Op grond van paragraaf 5.3.A van het Toetsingskader AVV verklaart de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid cao-bepalingen waarin een absoluut verbod of een verbod zonder motivering tot het verrichten van nevenwerkzaamheden niet algemeen verbindend.67 Verboden die wel voor algemeen verbindend verklaren in aanmerking komen zijn verboden die een duidelijke motivering bevatten. Op deze manier is het voor partijen direct duidelijk op welke gronden een werkgever zijn werknemer beperkingen op kan leggen voor wat betreft het verrichten van nevenwerkzaamheden. Ook een tijdelijk verbod voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld de werkgever die zijn werknemer verbiedt tijdens zijn vakantie nevenwerkzaamheden te verrichten, dient de werkgever te motiveren. De beleidsregel noemt een aantal voorbeelden van bepalingen die wel voor algemeen verbindend verklaren in aanmerkingen komen: indien sprake is van concurrerende arbeid, overschrijding van de Arbeidstijdenwet, onverenigbaarheid van beide functies, belemmering van goede arbeidsprestaties en schending van de gerechtvaardigde belangen van de werkgever.

2.4 Arbeidstijdenwet

In artikel 4:1 Arbeidstijdenwet is opgenomen dat de werkgever bij de vaststelling van arbeidspatronen rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden en verantwoordelijkheden van de werknemer buiten de arbeid. Hier gaat het om een verantwoordelijkheid aan de zijde van de werkgever. Artikel 5:15 Arbeidstijdenwet vermeldt de verantwoordelijkheid van de werknemer, als het gaat om de arbeidstijden. Op grond van artikel 5:15 lid 6 Arbeidstijdenwet is de werknemer die bij meer dan één werkgever arbeid verricht, verplicht om ieder van die werkgevers uit eigen beweging tijdig de nodige inlichtingen betreffende zijn arbeid te verschaffen. Zo stelt de werknemer de werkgever in de gelegenheid om te beschikken over de noodzakelijke inlichtingen zodat de werkgever in staat is om de wet na te leven.68 Mocht de werknemer dit nalaten, dan riskeren beide werkgevers indien bij beide het aantal arbeidsuren wordt overschreden, een boete op grond van artikel 10:1 jo. artikel 10:7 lid 1 Arbeidstijdenwet. Schreurs en Van der Kind wijzen er nog op dat deze verplichting alleen geldt voor werknemers die werkzaamheden verrichten bij een andere

67

Beleidsregel Praktische Handreiking Nevenarbeid.

68

(21)

21

werkgever.69 De werknemer die daarnaast arbeid verricht als zelfstandige, valt immers niet onder de Arbeidstijdenwet.

In een aantal cao’s geldt de verplichting om toestemming te vragen aan de werkgever alleen voor werknemers met een voltijdbaan omdat de werkgever zich dan geconfronteerd ziet met een mogelijke overschrijding van het aantal arbeidsuren dat de werknemer wettelijk gezien mag werken.70 Dit is enerzijds begrijpelijk omdat het verrichten van nevenwerkzaamheden de gezondheid van een werknemer kan schaden indien een werknemer meer uren werkt dan toegestaan is op grond van de Arbeidstijdenwet. Anderzijds kan het discriminatie met werknemers met een deeltijdbaan opleveren aangezien een werknemer de maximaal toegestane arbeidsuren per week nog lang niet overschrijdt.71 De werkgever heeft namelijk naast het riskeren van een boete nog een ander belang bij het naleven van de Arbeidstijdenwet, te weten een werknemer die te weinig rust kan oververmoeid raken en kan daardoor wellicht minder goed presteren. Dit zou uiteindelijk tot gevolg kunnen hebben dat de werknemer uitvalt. Daarnaast is de kans op een bedrijfsongeval aanwezig en zal de werkgever moeten voldoen aan de loondoorbetalingsplicht tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 BW.

2.5 Politiek verlof

Op 2 juli 1980 voerde de wetgever artikel 7:643 BW in.72 Dit artikel geeft een werknemer die gekozen is als lid van de Eerste Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraad het recht om met zijn werkgever afspraken te maken over het krijgen van onbetaald verlof voor het bijwonen van vergaderingen van deze organen.73 Partijen dienen zelf overeen te komen hoeveel uur een werknemer aan deze politieke werkzaamheden mag besteden. Soms komen partijen hier samen niet uit en is het aan de rechter om op grond van artikel 7:643 lid 2 BW het aantal verlofuren vast te stellen. Zo oordeelde de kantonrechter ’s-Hertogenbosch dat een werknemer die manager werkvoorbereiding was voor 36 uur per week en daarnaast wethouder in zijn gemeente, recht had op 12 uur verlof per week in plaats van de door werknemer gevraagde 28 uur.74 Ook aan wethouders, leden van het dagelijks bestuur van een waterschap, veenschap of polderschap komt het recht op politiek verlof toe, ook als zij niet

69

S.K. Schreurs en O. van der Kind, ‘Werk naast werk:baas boven (eigen) baas?’ Arbeidsrecht 2006 6/7, p. 31-32.

70 D.J.B. de Wolff, ‘Nevenbesognes. De arbeidsrechtelijke benadering van nevenarbeid door de werknemer voorzien van

enkele kritische kanttekeningen’, SR 2005/59. Overigens zegt De Wolff hierover dat bij zowel een fulltime dienstverband als een parttime dienstverband, de werknemer normaliter de Arbeidstijdenwet niet zal overschrijden.

71

D.J.B. de Wolff, ‘Nevenbesognes. De arbeidsrechtelijke benadering van nevenarbeid door de werknemer voorzien van enkele kritische kanttekeningen’, SR 2005/59.

72

Stb. 1980, 531.

73

Tekst en Commentaar Arbeidsrecht, commentaar op artikel 643 boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, prof. mr. E. Verhulp.

74

(22)

22

volledig betaald worden voor de politieke werkzaamheden. Blijkbaar vond de wetgever met het oog op het actief en het passief kiesrecht in de Grondwet belangrijk om politiek verlof wettelijk te regelen. De werkgever mag in ieder geval op deze grond niet de arbeidsovereenkomst opzeggen, zo volgt uit artikel 7:670 lid 6 BW.

In sommige gevallen gaat het verrichten van politieke werkzaamheden niet samen met een baan. Het Hof ’s-Gravenhage oordeelde dat van geval tot geval zal moeten worden bezien of een journalistieke functie verenigbaar is met een politieke functie in het openbaar bestuur. In deze zaak ging het om een eindredacteur van AD de Dordtenaar, een krant die in dezelfde gemeente verspreid werd als waar de werknemer als gemeenteraadslid wilde gaan werken. De rechter woog hier het grondrecht om het passieve kiesrecht uit te oefenen tegenover het belang van de krant om zich objectief en onafhankelijk te profileren. Het laatste prevaleerde. De door de werknemer gevorderde verklaring voor recht dat hij als gemeenteraadslid mocht gaan werken zonder dat dit consequenties zou hebben voor zijn functie als journalist, wees het Gerechtshof af.75

2.6 Conclusie

Een regeling omtrent het verrichten van nevenwerkzaamheden is niet wettelijk geregeld. Toch heeft de wetgever in verschillende wetten wel rekening gehouden met de mogelijkheid dat werknemers nevenwerkzaamheden verrichten naast hun (hoofd)baan, bijvoorbeeld in de Arbeidstijdenwet en bij het politiek verlof. Met het oog op het passief kiesrecht vond de wetgever het blijkbaar belangrijk om het mogelijk te maken politiek verlof aan te vragen. Maar uit de jurisprudentie blijkt dat dit recht in sommige gevallen niet elke individuele werknemer toekomt, indien bij het combineren van de functies sprake lijkt te zijn van onverenigbaarheid van deze functies.

Wat opvalt bij het recht op vrije arbeidskeuze is dat een aantal auteurs aan dit grondrecht horizontale werking toekent, terwijl de Hoge Raad in de zaak Kolkman/Cornelisse tot een ander oordeel kwam. Toch kunnen partijen overeenkomen dat een werknemer afstand doet van zijn recht op vrije arbeidskeuze. Partijen dienen hierbij de uiterste zorgvuldigheid te betrachten.

75

Gerechtshof ’s-Gravenhage 28 september 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0124, JAR 2010/310, Prg. 2011/11, RAR 2011,5 JIN 2010/796.

(23)

23

Hoofdstuk 3: Rechtspraak over nevenwerkzaamheden

3.1 Inleiding

De Wolff schreef in 2005 in haar artikel dat werkgevers en werknemers zelden procederen over nevenwerkzaamheden.76 Vanaf 2006 lijkt het aantal uitspraken toegenomen te zijn. Via de database heb ik 74 uitspraken gevonden die zien op nevenwerkzaamheden.77 Het is interessant om te zien dat het aantal uitspraken over nevenwerkzaamheden lijkt toegenomen omdat dit zou kunnen betekenen dat het belang van nevenwerkzaamheden is toegenomen en partijen vaker de gang naar de rechter maken.

3.2 Doelstelling van het onderzoek

Zoals vermeld heeft de wetgever geen regeling omtrent het verrichten van nevenwerkzaamheden opgenomen in de wet. Het is daarom interessant om te kijken in hoeverre nevenwerkzaamheden in de praktijk tot problemen leiden. Daarom zal ik de uitspraken van de rechter bestuderen om te kijken hoe de rechter het verrichten van nevenwerkzaamheden beoordeelt en of hier een lijn in te vinden is.

3.3 Onderzoeksmethode

Uit de database komen veel uitspraken naar voren.78 Gezien de hoeveelheid uitspraken, heb ik besloten enkele selectiecriteria aan te brengen. Allereerst zal ik de uitspraken van de Hoge Raad en de hoven grondig bestuderen omdat deze uitspraken de lijn van de uitspraken van kantonrechters weergeven. Ik laat de uitspraken waarbij het verrichten van nevenwerkzaamheden een bijkomende omstandigheid vormde voor een werkgever om een rechtszaak te starten buiten beschouwing. Ook zal ik niet ingaan op de zaken waarbij sprake was van een werknemer die zich ziek meldde bij de ene werkgever, maar wel aan het werk ging bij een andere werkgever of aan het werk ging als zelfstandige. Voor een werknemer geldt immers een wettelijke plicht om mee te werken aan re-integratie en een wettelijke regeling voor het verrichten van nevenwerkzaamheden zou hier geen verschil in maken.79

76

In haar artikel uit 2005 haalt ze 22 uitspraken aan.

77

Ik heb gezocht via Rechtspraak.nl en uiteindelijk van deze 74 uitspraken 56 uitspraken behandeld in dit hoofdstuk.

78

Idem.

79

Zie bijvoorbeeld Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 1 mei 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5206 waar een werknemer een eigen bedrijf begon in Duitsland; Ktr. Leeuwarden 15 november 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:7149 waar een monteur voor dakgoten tijdens ziekte bijkluste als DJ.

(24)

24

In een tabel, die is opgenomen in de bijlage, bekijk ik de volgende punten per onderzochte uitspraak:

1. Verbod: Partijen kunnen in een arbeidsovereenkomst of cao een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden overeen komen. De vraag die ik hier zal beantwoorden is: Geldt tussen partijen een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden?

2. Uitspraak: Wat is de uitspraak van de rechter omtrent het verrichten van nevenwerkzaamheden?

3. Beroep: Het beroep van de werknemer of ambtenaar kan van belang zijn om te bepalen of het verrichten van nevenwerkzaamheden toegestaan is. Bij een docent, politieagent of arts kan het wellicht zijn dat een rechter het verrichten van nevenwerkzaamheden anders beoordeelt omdat wellicht (eerder) sprake is van onverenigbaarheid van functies. De vraag die ik hier zal beantwoorden is: Is het beroep van de werknemer of ambtenaar van belang?

4. Beding: Geldt tussen partijen een concurrentiebeding of een geheimhoudingsplicht?

Naast de uitspraken van de Hoge Raad en de hoven zal ik ook uitspraken van kantonrechters betrekken in het onderzoek. Ik pas hier dezelfde selectiecriteria toe zoals zojuist beschreven, om zo een volledig beeld te krijgen van de rechtspraak over nevenwerkzaamheden.80

3.4 Resultaten

Hieronder zal ik ingaan op de resultaten die ik heb gevonden in mijn jurisprudentieonderzoek.

3.4.1 Algemeen

In het algemeen valt op dat in de onderzochte rechtspraak betrekkelijk weinig uitspraken zien op de mogelijkheid om nevenwerkzaamheden te blijven verrichten.81 Ook zijn in de onderzochte rechtspraak betrekkelijk weinig uitspraken te vinden waar een werkgever intrekking vordert van de eerder verleende toestemming om nevenwerkzaamheden te

80

In totaal heb ik voor dit hoofdstuk 56 uitspraken over nevenwerkzaamheden bestudeerd.

81

Mij zijn slechts enkele zaken bekend: Gerechtshof ’s-Gravenhage 28 september 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0124 waar een journalist van AD de Dordtenaar gemeenteraadslid wilde worden; Gerechtshof Amsterdam 12 juli 2007, JAR 2008/9 waar een adviseur Werk en Inkomen CWI tevens zelfstandig loopbaanbegeleiding en re-integratietrajecten aanbood; Centrale Raad van Beroep 1 juni 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX8722 waar brandweermannen naast hun functie binnen de brandweer een eigen bedrijf uitoefenden, gericht op het adviseren bij de opstelling van interne bedrijfsveiligheidsplannen; Centrale Raad van Beroep 2 augustus 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB1512 waar twee ambtenaren tevens een adviesbureau hadden; Ktr. Alkmaar 24 maart 2009, JAR 2009/149 waar een verzekeringsarts voor het UWV tevens huisarts was in hetzelfde gebied; Vzr. Rechtbank Amsterdam 11 april 2002, ECLI:NL:RBAMS:2002:AE1364 waar een presentator van RTL tevens als acteur wilde werken.

(25)

25

verrichten.82 Bij veel rechtszaken vordert een werkgever namelijk ontbinding van de arbeidsovereenkomst nadat een werkgever een werknemer ontslag op staande voet heeft gegeven. Daarnaast voert een werkgever in betrekkelijk weinig rechtszaken het argument aan om nevenwerkzaamheden te verbieden op grond van overschrijding van de Arbeidstijdenwet.83 Tevens valt op dat in weinig rechtszaken een concurrentiebeding of geheimhoudingsplicht wordt genoemd of dat een rechter daarop aanhaakt. De zaken zien enkel op nevenwerkzaamheden.84 In weinig zaken doet een werknemer een beroep op de vrije arbeidskeuze.

3.4.2 Informatieplicht

In de rechtspraak komt duidelijk naar voren dat een werknemer de plicht heeft om nevenwerkzaamheden te melden aan zijn werkgever. Zo oordeelde de kantonrechter Amsterdam dat het welbewust achterhouden van informatie leidt tot schending van goed werknemerschap85 en kan het schenden van de informatieplicht leiden tot een vertrouwensbreuk.86 In cassatie was het niet van belang dat de werknemer de dubbelfunctie al had beëindigd voordat het ontslag op staande voet plaatsvond. Volgens de Hoge Raad was tussen partijen een vertrouwensbreuk ontstaan en vormde dat aanleiding om het ontslag op staande voet rechtsgeldig te achten.

3.4.3 Belangen werkgever

De belangen van een werkgever zoals genoemd in hoofdstuk 1.3 komen duidelijk naar voren in de rechtspraak. Een werknemer zal zijn nevenwerkzaamheden dienen te melden indien de belangen geschaad kunnen worden.87 Mochten de belangen van een werkgever niet geschaad

82

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 oktober 2013, JAR 2013/277 waar een installatiebedrijf aanvankelijk gedoogde dat werknemers ‘zwart’ bijklusten en gebruik maakten van materialen van hun werkgever.

83

Rechtbank Arnhem 26 november 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BG6155 waar een ambulancechauffeur tevens diensten verrichte voor een uitzendorganisatie voor ambulancepersoneel.

84

Voor zaken waar wel een concurrentiebeding was overeengekomen zie: Gerechtshof Arnhem 17 november 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BL6947 waar een werknemer van een brandbeveiligingsbedrijf concurrerende werkzaamheden verrichten tijdens zijn arbeidsovereenkomst; Gerechtshof Arnhem 3 november 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BL6827 waar de statutair directeur van Sprekersplatform concurrerende activiteiten zou hebben verricht.

85

Ktr. Amsterdam 4 april 2012, RAR 2012/103 waar een accountmanager van Het Parool betrokken was bij (legale) raamprostitutie. De rechter ontbond de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van C=0,25.

86

Hoge Raad 18 oktober 1985, NJ 1986, 40 (Kwist/Pro Juventura); Centrale Raad van Beroep 19 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7288 waar een werknemer van het UMC Utrecht niet open was geweest over zijn nevenwerkzaamheden; Ktr. Eindhoven 8 oktober 2001, JAR 2001/206 waar een werknemer werkzaamheden verricht voor een ander bedrijf onder werktijd en daar zelfs benoemd is tot statutair directeur.

87

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 april 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ7097 waar een werknemer van DHL onder werktijd handelde in (illegale) autobanden; Rechtbank Arnhem 31 oktober 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:BY2378 waar een senior account manager zonder medeweten van zijn werkgever verzekeringsovereenkomsten bij een soortgelijk bedrijf onderbracht; Rechtbank Arnhem 5 april 2012 ECLI:NL:RBARN:2012:BW4404 waar een senior vastgoedadviseur het integriteitsbeleid schond door niet te melden dat hij zelf panden in zijn bezit had.

(26)

26

of bedreigd zijn, dan is de rechter minder snel geneigd om aan te nemen dat een werknemer niet voldaan heeft aan zijn meldplicht.88

De rechter toetst of sprake is van belangenverstrengeling bij een werknemer. Daarbij gaat het niet zozeer om met de onderneming concurrerende activiteiten die een werknemer verricht, als wel om de schijn van belangenverstrengeling die een werknemer kan wekken.89 De belangenverstrengeling kan ook aanwezig zijn indien een werknemer functies combineert die onverenigbaar zijn,90 zelfs als het gaat om de uitoefening van een grondrecht.91 Uit het jurisprudentieonderzoek volgt dus dat de aard van de nevenfunctie van belang is in de afweging die de rechter maakt. Dit volgt indirect uit artikel 61 Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), waarin staat dat het de ambtenaar ‘verboden is nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd’.92

88

Rechtbank Arnhem 17 februari 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP6964 waar een bemiddelaar van werk voor arbeidsbeperkten tevens re-integratietrajecten leidde; Rechtbank Leeuwarden 1 februari 2011, ECLI:NL:RBLEE:2011:BP4009 waar een leerling-kok meewerkte aan een erotisch getinte film; Ktr. Groningen 17 februari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:834 waar een docent opleiding Beveiliging die tevens beveiliger in de horeca was en via zijn eigen bedrijf daar leerlingen en docenten voor inzette.

89

Gerechtshof Amsterdam 12 juli 2007, JAR 2008/9 waar een adviseur Werk en Inkomen CWI tevens zelfstandig loopbaanbegeleiding en re-integratietrajecten aanbood; Centrale Raad van Beroep 22 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN3473 waar een ambtenaar van de Arbeidsinspectie, in-companytrainingen ging verzorgen op hetzelfde terrein als waarop hij bij de Arbeidsinspectie werkzaam was; Centrale Raad van Beroep 6 augustus 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5658 waar een kadastermedewerker tevens appartementstekeningen vervaardigde; Centrale Raad van Beroep 1 juni 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX8722 waar brandweermannen naast hun functie binnen de brandweer een eigen bedrijf uitoefenden, gericht op het adviseren bij de opstelling van interne bedrijfsveiligheidsplannen; Rechtbank ’s-Hertogenbosch 9 maart 2011, TAR 2011/104 waar een senior beleidsmedewerker van de afdeling maatschappelijke en stedelijke ontwikkeling van de gemeente Veldhoven tevens een eigen bureau had waar hij adviseerde op het gebied van bestuursrecht en ruimtelijke ordening.

90

Hoge Raad 18 oktober 1985, NJ 1986, 340 (Kwist/Pro Juventute); Centrale Raad van Beroep 5 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW1000 waar een ambtenaar van de gemeente Rotterdam betrokken was bij illegale verhuur van panden; Rechtbank Haarlem 6 juli 2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3873 waar een gemeente-ambtenaar van de afdeling vastgoed tevens een eigen bouwbedrijf had; Rechtbank Utrecht 2 juni 2006, ECLI:NL:RBUTR:2006:AX7222 waar een milieu-inspecteur van een gemeente externe adviesbureaus begeleidde bij het uitvoeren van milieucontroles terwijl ze zelf als freelancer in het adviesbureau van haar broer die milieucontroles binnen de gemeente uitvoerde. Ktr. Zwolle 28 november 2005, RAR 2006/48 waar een notaris tevens makelaar was; Ktr. Rotterdam 5 november 2003, JAR 2003/288 waar een buurtmeester van een woningcorporatie 240 hennepplanten in zijn woning teelde; Ktr. Emmen 29 november 2000, JAR 2001/4 waar een onderwijsassistent daarnaast ook nog een lectuurhal annex seksshop exploiteerde.

91

Gerechtshof ’s-Gravenhage 28 september 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0124, JAR 2010/310, Prg. 2011/11, RAR 2011/5, JIN 2010/796. De door de werknemer gevorderde verklaring voor recht dat hij als gemeenteraadslid mocht gaan werken zonder dat dit consequenties zou hebben voor zijn functie als journalist, wees het Gerechtshof af.

92

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels omtrent dit verbod worden gesteld. De rechter toetst of de goede functionering van de openbare dienst in gevaar is. Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 10 mei 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA5906 waar een ambtenaar van de Vreemdelingenpolitie tevens eigenaar was van een reisbureau en de middelen die hem ter beschikking stonden bij de Vreemdelingenpolitie, gebruikte voor zijn reisbureau; Rechtbank Arnhem 26 november 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BG6155 waar een ambulancechauffeur tevens diensten verrichte voor een uitzendorganisatie voor ambulancepersoneel.

(27)

27

Wanneer een werknemer met de onderneming van een werkgever concurrerende activiteiten verricht, stelt de rechter een werkgever vaak in het gelijk.93 Een werknemer zal dan zijn concurrerende activiteiten moeten staken en voor een werknemer heeft het verrichten van concurrerende activiteiten zelfs ontslag tot gevolg. Indien sprake is van activiteiten die slechts in zeer geringe mate concurrerend zijn, zal de rechter niet snel de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden.94

Daarnaast houdt de rechter ook rekening met het feit dat een werknemer het integriteitsbeleid van een werkgever kan aantasten95, of de goede naam van een werkgever.96 Hierbij mag rekening gehouden worden van de fraudegevoeligheid van een branche.97 Daarnaast moet een instantie met een controlerende, inspecterende en sanctionerende taak te allen tijde onafhankelijk kunnen optreden.98 Een ander belang van de werkgever, het voorkomen van oververmoeide werknemers, is ook terug te zien in de rechtspraak, zij het dat dit argument niet vaak wordt aangevoerd.99

Een werkgever zal moeten aantonen dat een werknemer zijn belangen schaadt indien een werknemer nevenwerkzaamheden verricht of zal blijven verrichten en dient een werkgever zijn belang bij een dergelijk verbod heel concreet aannemelijk te maken.100 Van belang is dat de activiteiten van de werknemer voldoende concreet zijn, sprake moet zijn van meer dan

93

Gerechtshof Arnhem 31 juli 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BX4601 waar ontslag op staande voet rechtsgeldig werd geacht omdat verwarmingsmonteur aan klanten van zijn werkgever aanbood om voor eigen rekening voor een lager bedrag dan gebruikelijk was bij zijn werkgever op zaterdag werkzaamheden te verrichten; Ktr. Amsterdam 6 januari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:35 waar een werknemer van Weisz gedurende lange tijd voorbereidingen had getroffen om horloges te gaan verkopen voor een directe concurrent en zelfs al een businessplan had opgezet bij de concurrent; Ktr. Amsterdam 15 januari 2004, JAR 2004/35 waar een schoonmaker een schoonmaakbedrijf start en benadert daarbij klanten van zijn werkgever.

94

Hoge Raad 22 mei 1987, NJ 1988, 40 (Van Esch/Leijten) waar werknemer Leijten in dienst bij hoveniersbedrijf Van Esch gedurende ‘wateroverlastverlet’ voor eigen rekening werkzaamheden voor een derde in een bos had verricht; Ktr. Rotterdam 10 juli 1996, KG 1996/357 waar een werknemer concurrerende activiteiten uitvoert tijdens de arbeidsovereenkomst.

95

Rechtbank Arnhem 5 april 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:BW4404 waar een senior vastgoedadviseur het integriteitsbeleid schond door niet te melden dat hij zelf panden in zijn bezit had; Rechtbank Amsterdam 19 juni 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ1399 waar een hoofdagent tevens werkzaam was voor een escortbureau; Ktr. Amsterdam 30 november 2009, JAR 2010/40 waar een verzekeringsarts van het UWV tevens besnijdenissen uitvoerde in een kliniek.

96

Ktr. Amsterdam 4 april 2012, RAR 2012/103 waar een accountmanager van Het Parool betrokken was bij (legale) raamprostitutie.

97

Centrale Raad van Beroep 18 januari 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AB0064 waar een ambtenaar van de Belastingdienst tevens werkte in het schoonmaakbedrijf van haar man; Rechtbank Maastricht 17 maart 2010, ECLI:NL:RBMAA:2010:BL7927 waar een ambtenaar van de Belastingdienst betrokken was bij de verhuur van panden waar een bordeel zou starten.

98

Centrale Raad van Beroep 22 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN3473 waar een ambtenaar van de Arbeidsinspectie, in-companytrainingen ging verzorgen op hetzelfde terrein als waarop hij bij de Arbeidsinspectie werkzaam was.

99

Hoge Raad 18 oktober 1985, NJ 1986, 140 (Kwist/Pro Juventute, waar Kwist twee fulltimefuncties had; Ktr. Nijmegen 20 december 2007, JAR 2008/46 waar een werknemer bij de ene werkgever 38 uur per week werkte en bij de andere werkgever 32 uur per week; En in diezelfde zaak: Ktr. Nijmegen 31 januari 2008, JAR 2008/65.

100

Vzr. Ktr. Sittard-Geleen 13 april 2011, ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ1142 waar een journalist meewerkte aan een boek over een zaak, waarover ook in twee kranten van de werkgever artikelen zijn gepubliceerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de volgende zinnen heeft iemand een hoop onzin bedacht.. Markeer de zin- volle zinnen met een „J“ en de onzinnige met

De Nationale ombudsman geeft in zijn rapport Burgerbrieven 2007 aan ongerust te zijn over de invoering van de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen, omdat deze mogelijk leidt

Zo heeft Rock for Specials brede houten paden en veel tafels en stoelen voor het podium, maar ook een lage voortoog voor elk kraam waar vrijwilligers de tijd

Zo heeft de werknemer de zekerheid dat hij niet aan zijn concurrentiebeding wordt gehouden als hij weggaat gedurende zijn proeftijd en heeft de werkgever de zekerheid dat

Zich aangesproken weten om goed te doen, gewetensvol in het leven staan en zich hierbij mogelijk laten inspireren door mensen die God ontdekken in de kwetsbare

De kandidaat die deelneemt aan de stage voor de categorieën A, C of D geeft zelf minimaal twintig klokuren volledige praktische rijlessen aan een leerling die wordt opgeleid voor

- Vrouwelijke burgemeesters tenderen meer naar de sociale kant van het ambt, mannen meer naar de kant van planning/control en ordening. - Meer dan mannelijke burgemeesters

Know ledgePlaza Professional Services BV Onderzoek "Zoekdienst of Zoekmachine" 1.1 6 /52 21 april 2012 het eind van de looptijd van de zoekdienst de