• No results found

De verboden op levensbeschouwelijke kentekens in het secundair onderwijs: de argumenten 'pro' en 'contra' onderzocht aan de hand van de rechtsliteratuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verboden op levensbeschouwelijke kentekens in het secundair onderwijs: de argumenten 'pro' en 'contra' onderzocht aan de hand van de rechtsliteratuur"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE

VERBODEN

OP

LEVENS-

BESCHOUWELIJKE KENTEKENS IN

HET SECUNDAIR ONDERWIJS

DE ARGUMENTEN PRO EN CONTRA ONDERZOCHT AAN DE

HAND VAN DE RECHTSLITERATUUR

Aantal woorden: 12.859

Kato De Clercq

Studentennummer: 01407246

Promotor(en): Prof. dr. Tom Decorte, Prof. dr. Eva Brems

Verkorte Educatieve Masterproef (9SP) voorgelegd tot het behalen van de graad van de Educatieve Master in de maatschappijwetenschappen

(2)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 4

Corona Preambule ... 5

Inleiding ... 7

1. Achtergrond van de verboden ... 8

2. Argumenten pro een verbod ... 12

2.1. Neutraliteit ... 12

2.2. Druk van andere leerlingen ... 18

2.3. Familiale druk en druk vanuit de gemeenschap ... 20

2.4. Emancipatie van de moslimvrouw ... 23

2.5. Betekenis hoofddoek: afwijzing Westen ... 25

3. Argumenten contra een verbod ... 28

3.1. Mensenrechten ... 28

3.1.1. Vrijheid van godsdienst en non-discriminatie ... 28

3.1.2. Vrouwenrechten ... 34 3.1.3. Kinderrechten ... 36 3.2. Islamofobie ... 39 3.3. Segregatie ... 41 3.4. Oplossing probleem? ... 43 4. Conclusie ... 46 Bronnenlijst ... 47 Wetgeving ... 47 Verdragen ... 47 Europeesrechtelijke normen ... 47 Grondwet ... 47

Akten van de wetgevende machten ... 47

Voorbereidende documenten ... 48

Rechtspraak ... 49

Europees Hof voor de Rechten van de Mens ... 49

Grondwettelijk Hof ... 49

Raad van State ... 49

Hoven van beroep ... 49

Rechtbanken van eerste aanleg ... 50

Rechtsleer ... 51

Boeken ... 51

Bijdragen in tijdschriften en verzamelwerken ... 51

Andere bronnen ... 53

(3)

3

Overheidspublicaties ... 53

Publicaties en rapporten van organisaties, onderwijsnetten en -koepels ... 54

Infosites ... 54

Journalistieke bijdragen ... 55

Bijlage 1 – Brief scholen ... 59

(4)

4

Voorwoord

Deze masterproef kondigde zich voor mij persoonlijk aan als een serieuze opgave. Bij het schrijven van mijn thesis in de rechtenopleiding had ik plechtig gezworen dat nooit meer opnieuw te doen. Deze eed zou echter al gauw een loze belofte blijken toen ik besloot mij in te schrijven voor de educatieve master.

Zoals me echter vaak overkomt, had ik het idee te sterk gedemoniseerd want al bij al is het een zeer aangename ervaring geworden. Het onderwerp interesseert me mateloos en ik ben blij dat ik nu ook de nodige achtergrond heb verworven om met de nodige kennis een standpunt in te nemen in het debat. Verder heb ik me dit jaar ook altijd goed begeleid gevoeld tijdens de uitwerking. Met andere woorden, deze masterproef is uitgegroeid van een gevreesd onderdeel tot een positief sluitstuk van zes jaar universiteit. Het is mooi geweest.

Ten slotte rest het mij nog een paar mensen te bedanken. Een grote dankuwel…

aan Professor dr. Decorte en Professor dr. Brems, voor hun goede raad en de nuttige feedback;

aan Anke Ingels en Gaëtane Snoeck, om zoveel mogelijk overzicht in dit jaar te brengen en daarbij oog te hebben voor elke student;

aan mijn ouders, om mij de mogelijkheid te geven verder te studeren en er altijd te zijn voor mij;

aan Pieter-Jan, om mij altijd te steunen en te vermaken.

2020 is tot nu toe een vreemd, maar – dankzij jullie – aangenaam jaar geweest. Kato De Clercq

(5)

5

Corona Preambule

Deze preambule werd in overleg tussen de student en de promotor opgesteld en door beide goedgekeurd.

2020 is tot nu toe een uitzonderlijk jaar gebleken. Door de uitbraak van de coronapandemie in België en de rest van de wereld heeft iedereen zich moeten aanpassen. België is in lockdown gegaan op 14 maart en dit heeft ook een weerslag gehad op de academische wereld. Ook deze masterproef is niet gevrijwaard gebleven van de verstrekkende gevolgen. Dit wordt hieronder meer in detail beschreven.

De oorspronkelijke opzet van deze proef, in lijn met de richtlijnen binnen de educatieve master, bestond uit een tweeluik. Enerzijds zouden de argumenten die centraal staan in het debat rond het dragen van levensbeschouwelijke kentekens binnen het secundair onderwijs worden onderzocht aan de hand van de bestaande rechtsliteratuur. Vervolgens zouden de bevindingen worden getoetst aan de beleving van moslimmeisjes die schoollopen in een instelling waar geen verbod van kracht is. Hieronder worden de tijdlijn en de oorspronkelijke methodologie uit de doeken gedaan.

De initiële bedoeling was om twee focusgroepen op te zetten, namelijk één met gesluierde moslimmeisjes en één met moslimmeisjes die geen hoofddoek dragen. Op 11 maart 2020 had ik daaromtrent een afspraak met professor Decorte om dit onderzoek in goede banen te leiden. In de loop van de week verwerkte ik deze afspraak in een draaiboek en een brief die ik naar scholen zou sturen.1 Ik had ook reeds twee scholen gecontacteerd om aan dit onderzoek

deel te nemen. Op 13 maart gaf ik echter mijn laatste stageles dit jaar op een secundaire school, want 16 maart ging het onderwijs in quarantaine. Dit betekende niet alleen het einde van mijn ‘live’ stagelessen, maar zorgde er ook voor dat deze masterproef moest geheroriënteerd worden. Focusgroepen waren niet langer mogelijk en een omschakeling van het empirisch onderzoek bleek moeilijk aangezien er geen representatieve output zou zijn. In

(6)

6 samenspraak met de promotor en conform de richtlijnen van de universiteit is er dan ook voor geopteerd om deze masterproef te wijzigen naar een loutere literatuurstudie. Ik heb deze een stuk uitgebreider gemaakt om het verlies van het empirische onderzoek op te vangen, waardoor deze proef iets lijviger is dan verwacht.

De oorspronkelijke onderzoeksvraag - ‘In hoeverre vinden we de argumenten die centraal staan in het debat rond het dragen van levensbeschouwelijke kentekens in het secundair on-derwijs terug in de beleving van moslimmeisjes die naar een school gaan waar geen verbod van kracht is?’ – kon niet behouden worden. In overleg is deze aangepast naar: ‘Welke argu-menten staan centraal in het rechtswetenschappelijke debat rond het dragen van levensbe-schouwelijke kentekens in het secundair onderwijs?’.

In verschillende voetnoten wordt gerefereerd naar het initiële plan van aanpak. Zo wordt dui-delijk gemaakt in hoeverre een empirisch onderzoek een bijdrage had geleverd aan deze mas-terproef. Daarnaast wordt ook in de bijlagen de opzet van het onderzoek nog verder verdui-delijkt.

Ik hoop dat hiermee de oorspronkelijke opzet verduidelijkt is en dat wat rest een boeiend geschrift is.

(7)

7

De verboden op levensbeschouwelijke kentekens in het secundair onderwijs:

de argumenten pro en contra onderzocht aan de hand van de rechtsliteratuur

Inleiding

Het verbod op levensbeschouwelijke kentekens in het onderwijs vormt reeds verschillende decennia een juridisch en filosofisch heet hangijzer. Sinds de hoofddoek in de jaren ‘90 pro-minenter in het Belgisch straatbeeld kwam, is het iedere verkiezingsperiode een topic dat zwaar politiek beladen is.2 Zo stormde het vorig schooljaar in het Gentse stadbestuur toen de

schepen van onderwijs, Elke Decruynaere, een principiële toelating van de hoofddoek aan-kondigde.3 In het meest recente Vlaamse regeerakkoord wordt er dan weer gewag gemaakt

van een algemene levensbeschouwelijke neutraliteit in de zin van een algemeen verbod op levensbeschouwelijke kentekens in het Gemeenschapsonderwijs en Provinciaal Onderwijs.4

De vraag of dit door de Vlaamse regering kan opgelegd worden voor alle provinciale en GO!-scholen, ongeacht de schoolautonomie, is door het Grondwettelijk Hof in 2011 reeds positief beantwoord.5 Het argument betreffende de godsdienstvrijheid zou echter wel een hindernis

kunnen vormen.6

2 M. MAERTEN, “Hoofddoekzorgen”, Uitgelezen 2004, nr. 1, 3-4.

3 X, “Hoofddoek in Gentse scholen: crisisvergadering na soloslim van Groen-schepen Decruynaere”, Het

Laatste Nieuws 2018, https://www.hln.be/nieuws/binnenland/hoofddoek-in-gentse-scholen-crisisverga-dering-na-soloslim-van-groen-schepen-decruynaere~a8ecfc93/.

4 VLAAMSE REGERING, “Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2019-2014”, 16,

https://www.vlaande-ren.be/publicaties/regeerakkoord-van-de-vlaamse-regering-2019-2024; Voorlopig lijkt Ben Weyts, huidig minister van onderwijs, een decretale ingreep wel af te houden. Uit een antwoord in de Commissie voor Onderwijs bleek dat hij de bevoegdheid nog steeds bij de provincies en schoolbesturen legt. Bron: Hand. Vl.Parl. comm. Onderwijs 2019-20, 9 januari 2020, nr. 734, https://www.vlaamsparlement.be/commis-sies/commissievergaderingen/1353785/verslag/1357252.

5 Het Grondwettelijk Hof heeft in 2011 beslist dat het Gemeenschapsonderwijs bevoegd is een dergelijke

neutraliteitsplicht op te leggen aan de instellingen die onder zijn macht vallen. Het Grondwettelijk Hof besliste namelijk dat het aan de Vlaamse overheid toekwam om de inrichtende macht over te dragen aan een autonoom orgaan, zoals het Gemeenschapsonderwijs, die zo ook het pedagogisch project mocht be-palen. A fortiori mag de Vlaamse regering deze neutraliteitsplicht zelf opleggen wanneer het die macht opnieuw bij zichzelf legt. Dit algemeen verbod kan dus niet in strijd komen met de schoolautonomie. Bron: GwH 15 maart 2011, nr. 40/2011, overw. B.9.2. tot B.9.5. en B.15.

(8)

8 Deze masterproef heeft tot doel de verschillende argumenten pro en contra een verbod op levensbeschouwelijke tekens te analyseren aan de hand van de (rechts)literatuur. Eerst zal het verbod gekaderd worden en de huidige situatie in het Vlaamse onderwijs beschreven wor-den en vervolgens worwor-den de voornaamste argumenten uitgediept en geanalyseerd aan de hand van de bestaande rechtspraak en rechtsleer.7

De onderzoeksvraag die in deze masterproef centraal staat, luidt:

‘Welke argumenten staan centraal in het rechtswetenschappelijke debat rond het dragen van levensbeschouwelijke kentekens in het secundair onderwijs?’

1. Achtergrond van de verboden

Eerst en vooral is het belangrijk uit te maken wat een verbod op levensbeschouwelijke kente-kens precies betekent.8 Dit verbod omvat alle zichtbare religieuze symbolen, zoals een keppel,

een tulband en een hoofddoek. In de volksmond wordt vaak over het hoofddoekenverbod gesproken, aangezien voornamelijk moslimmeisjes geraakt zijn door de maatregel en daar-door het vaakst in het nieuws komen.9 Zowel ‘hoofddoekenverbod’ als ‘verbod op

levensbe-schouwelijke kentekens’ zal in deze bijdrage gebruikt worden, met dezelfde betekenis. Deze masterproef bespreekt het verbod in het secundair onderwijs voor leerlingen. Met andere woorden, het verbod voor leerkrachten wordt hier niet besproken, noch andere onderwijs-vormen dan het secundair onderwijs.

7 Deze argumenten zouden oorspronkelijk ook aan de hand van de afgenomen focusgroepen geanalyseerd

worden.

8 Sommige scholen kiezen ervoor geen verbod op levensbeschouwelijke kentekens in te stellen, maar een

verbod op het dragen van hoofddeksels. Mieke Van Hecke, ex-topvrouw van het Katholiek Onderwijs, hekelt dit als een irrationele beslissing en wijst erop dat een hoofddoekenverbod volgens de originele opzet van het Katholiek Onderwijs enkel kan wanneer er een objectieve verantwoording voor bestaat. Bron: S. ANDRIES, “Interview: Mieke Van Hecke over het onuitgesproken hoofddoekenverbod in de ka-tholieke scholen”, De Standaard 2018, https://www.standaard.be/cnt/dmf20180314_03408562.

9 E. BREMS en S. SMET, “Islamitische kledij, neutraliteit en vivre ensemble: een kritische analyse” in G.

(9)

9 Er wordt al jarenlang gedebatteerd over het nut of onnut van een verbod op levensbeschou-welijke tekens. De discussie begon reeds in de jaren ‘80-90, maar kwam in een stroomversnel-ling door twee sterk gemediatiseerde verboden in 2009.10 In de jaren voor 2009 hadden steeds

meer scholen ervoor geopteerd om een verbod in te voeren, waardoor bepaalde scholen het gevoel kregen dat ze een trekpleister werden voor gesluierde moslimmeisjes.11 Twee

Ant-werpse athenea wilden dit vermijden en besloten, omwille van de sociale druk tussen de leer-lingen, eveneens een dergelijk verbod aan te nemen.12 Karin Heremans, directrice van het

Koninklijk Atheneum Antwerpen, verdedigde dit door te zeggen dat dit ‘geen beslissing is te-gen de hoofddoek, maar één voor gelijke kansen’.13 Hierop volgde een periode van zware

pro-testen met als reactie een netoverschrijdend verbod voor de hele stad Antwerpen.14

In september 2009 kondigde het Gemeenschapsonderwijs vervolgens een algemeen verbod op levensbeschouwelijke tekens aan in alle instellingen van het Gemeenschapsonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.15 Dit leidde tot verschillende beroepen bij de Raad van State die

telkenmale nietig werden verklaard wegens gebrek aan belang. Zo stelde de Raad in verschil-lende arresten dat noch een vzw van verenigde sikhs, noch een moslima die inmiddels haar diploma had gehaald het hun berokkende individuele nadeel konden aantonen.16 Verder

be-sliste het Grondwettelijk Hof in maart 2011 dat het Gemeenschapsonderwijs de bevoegdheid heeft om een dergelijk principieel verbod uit te vaardigen, als door de Vlaamse regering

10 De eerste Belgische rechtszaak over de hoofddoek vond reeds plaats in het schooljaar 1989-1990 toen

een aantal leerlingen uit Sint-Jans-Molenbeek het hoofddoekenverbod op hun school aanklaagden. Bron: E. BREMS, “De hoofddoek als constitutionele kopzorg in België, Frankrijk en Duitsland”, Recht Islam 2005, 29; J. VANDENBERGH, “Hoofddoeken verboden in atheneum van Antwerpen en Hoboken”, De Standaard 2009, https://www.standaard.be/cnt/uf2bnnnj.

11 J. VANDENBERGH, “Hoofddoeken verboden in atheneum van Antwerpen en Hoboken”, De Standaard

2009, https://www.standaard.be/cnt/uf2bnnnj.

12 Ibid. 13 Ibid.

14 X, “Vanaf 2010 geldt hoofddoekenverbod in alle Antwerpse scholen”, De Standaard 2009,

https://www.standaard.be/cnt/dmf20090911_078.

15 X, “Gemeenschapsonderwijs voert algemeen hoofddoekenverbod in”, De Standaard 2009,

https://www.standaard.be/cnt/dmf20090911_069.

(10)

10 aangeduid autonoom orgaan.17 Het Gemeenschapsonderwijs heeft het verbod in 2013

op-nieuw bevestigd door het rondsturen van een omzendbrief waarin het het verbod herhaalde en aangaf hoe het precies moest geïnterpreteerd worden.18

In 2014 heeft de Raad van State echter een einde gesteld aan de principiële aanvaarding van een dergelijk algemeen verbod en de specifieke schoolverboden, door zich uit te spreken over de verenigbaarheid van dergelijk verboden met de vrijheid van godsdienst.19 Hoewel het

Grondwettelijk Hof eerder had beslist dat het Gemeenschapsonderwijs als orgaan bevoegd was voor het instellen van een algemeen verbod is dat verbod in dit arrest de facto vernietigd omwille van de onverenigbaarheid van een dergelijke uitgebreide bepaling met de vrijheid van godsdienst.20 De Raad van State heeft bij deze namelijk beslist dat er duidelijke

over-tuigingsstukken moeten voorliggen die een actuele behoefte tot een verbod op levensbe-schouwelijke kentekens rechtvaardigen en er in het kader van de godsdienstvrijheid geen al-gemene beperking voor alle scholen mag worden ingesteld.21

De Raad van State is echter alleen bij machte de verschillende verboden in schoolreglementen te vernietigen, maar mag zich niet uitspreken over de omzendbrief aangezien deze enkel ge-richt is tot de bevoegde organen van het Gemeenschapsonderwijs en niet tot de leerkrachten of leerlingen.22 Dit heeft geleid tot een aantal vernietigingsberoepen, zowel bij de Raad van

State als bij rechtbanken van eerste aanleg, aangezien voor elk verbiedend schoolreglement individueel een beroep moet worden ingesteld.23

17 GwH 15 maart 2011, nr. 40/2011, overw. B.10.1.-B.14.2.

18 RAAD VAN HET GEMEENSCHAPSONDERWIJS, Omz. 2013/1/omz., 1 februari 2013. 19 RvS (9e k.) 14 oktober 2014, nr. 228.752.

20 GwH 15 maart 2011, nr. 40/2011, overw. B.10.1.-B.14.2. 21 RvS (9e k.) 14 oktober 2014, nr. 228.752, overw. 53. 22 Ibid.

23 Bronnen o.a.: Limburg (afd. Tongeren) 23 februari 2018, nr. 2018/524,

https://www.unia.be/files/Documenten/Rechtspraak/Rechtbank_van_eerste_aanleg_Tongeren__23_fe bruari_2018.pdf; Leuven 27 augustus 2019, https://www.unia.be/nl/rechtspraak-alternatieven/rechtspraak/rechtbank-eerste-aanleg-leuven-27-augustus-2019.

(11)

11 Hoewel het arrest van de Raad van State duidelijk is, leidt dit niet tot veranderingen in de praktijk. Enkel de leerlingen die hun beroep hebben gewonnen mogen hun hoofddoek op-nieuw dragen op school, maar noch het algemeen verbod, noch het aangevochten schoolre-glement worden voor andere ‘getroffen’ leerlingen aangepast. Meer nog, de verboden lijken zich uit te breiden naar andere kledingstukken zoals lange rokken.24 Raymonda Verdyck,

afge-vaardigd bestuurder van het GO!, gaf in het verleden aan slechts na een uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de verenigbaarheid van een dergelijk verbod met de neutraliteit een aanpassing te overwegen.25 J. Vrielink, professor discriminatierecht aan de Université

Saint-Louis, noemde de houding van het GO! reeds ongelooflijk cynisch en deloyaal.26

In andere koepels en netten is er op dit moment geen sprake van een algemeen verbod. Zij laten de keuze aan de individuele scholen. In de praktijk merkt men echter weinig verschil, aangezien de meeste scholen van deze vrijheid gebruik hebben gemaakt om een verbod in te schrijven in hun eigen schoolreglement.27 Dit maakt dat deze masterproef ook voor deze

net-ten en koepels relevant is.

Hoe het komt dat een uitspraak van de Raad van State in die mate aan de kant wordt gescho-ven, heeft in grote mate te maken met de argumenten die aan de basis liggen van dergelijke verboden. Deze worden in het volgende deel nader bekeken.

24 E. BREMS, C. HERI, S. OUALD CHAIB en L. VERDONCK, “Head-Covering Bans in Belgian Courtrooms and

Beyond: Headscarf Persecution and the Complicity of Supranational Courts”, HUMAN RIGHTS QUARTERLY 2017, nr. 4, 893.

25 S. GRYMONPREZ, “Moslima mag hoofddoek op school dragen, oordeelt Leuvense rechtbank”, De

Standaard 2019, https://www.standaard.be/cnt/dmf20190827_04577166.

26 S. GRYMONPREZ, “Interview Jogchum Vrielink grondwetspecialist”, De Standaard 2019,

https://www.standaard.be/cnt/dmf20190827_04577733.

27 C. VAN DEN HEYNING, “Hoofddoeken in de Vlaamse scholen: zoektocht naar middle ground”, SAMPOL

(12)

12

2. Argumenten pro een verbod

“Een school is zoals een thuis: je moet je daar vrij voelen. Een hoofddoek hoort daar dus niet.” Dit is een uitspraak gedaan door de toenmalige staatssecretaris voor Gelijke Kansen.28 Met

deze uitspraak alludeerde ze op de argumenten betreffende neutraliteit en het vermijden van druk op andere leerlingen, die vaak worden aangevoerd in het debat in het voordeel van een verbod. In wat volgt, worden de meest voorkomende argumenten ten gunste van een verbod tegen het licht gehouden. Achtereenvolgens komen de neutraliteitsplicht, het vermijden van druk tegenover bepaalde leerlingen, de ongelijkheid tussen man en vrouw en de betekenis van de hoofddoek aan bod.

2.1. Neutraliteit

Een eerste argument dat vaak wordt aangebracht, is het neutraliteitsargument. In art. 24 van de Grondwet staat onder meer te lezen: “De gemeenschap richt neutraal onderwijs in. De neutraliteit houdt onder meer in, de eerbied voor de filosofische, ideologische of godsdien-stige opvattingen van de ouders en de leerlingen.”29 Dit argument is duidelijk minder praktisch

van aard, maar leidt tot een filosofische strijd tussen twee concepten, namelijk de vrijheid van godsdienst en de neutraliteit. Afhankelijk van wat men begrijpt onder dit laatste zal men aan een andere kant van de strijd staan. Dit heeft te maken met het onderscheid tussen exclusieve en inclusieve neutraliteit dat later aan bod komt.30

28 X, “Demir: ‘hoofddoek hoort niet thuis op school’”, Knack 2018,

https://www.knack.be/nieuws/belgie/demir-hoofddoek-hoort-niet-thuis-op-school/article-normal-1189055.html.

29 Art. 24, § 1, derde lid Gw.

30 E. BREMS en S. SMET, “Islamitische kledij, neutraliteit en vivre ensemble: een kritische analyse” in G.

(13)

13 Artikel 24 geldt enkel voor het Gemeenschapsonderwijs, maar ook de andere scholen van het officieel onderwijs onderschrijven deze neutraliteitsplicht.31 Hiertoe behoren de scholen

inge-richt door de steden en gemeenten en de scholen ingeinge-richt door de provincies. Zij komen hier onder meer aan tegemoet door alle erkende godsdiensten, waaronder ook niet-confessionele zedenleer, aan te bieden van zodra er één leerling naar een school gaat die een dergelijke godsdienst aanhangt. Dit was tevens één van de vier centrale beginselen van het zwaarbe-vochten Schoolpact uit 1958.32 De grootste koepel van Vlaanderen, het Katholiek Onderwijs,

behoort anderzijds tot het vrij onderwijs en heeft deze plicht tot neutraliteit niet. Het biedt in zijn scholen dan ook enkel de katholieke godsdienst aan.33

Al dan niet verplicht zijn tot neutraliteit leidt echter niet tot een duidelijke tweedeling inzake het verbod op levensbeschouwelijke tekens. Zo zijn er binnen het Provinciaal Onderwijs en de Onderwijsvereniging van steden en gemeenten bepaalde gemeenten en provincies die een verbod hebben op levensbeschouwelijke tekens op basis van de neutraliteitsplicht, terwijl er anderen dit verbod veroordelen op basis van diezelfde plicht.34 Dit hangt vaak samen met de

politieke partijen die aan de macht zijn.35 In het katholiek onderwijs, niet onderhevig aan de

neutraliteitsplicht, mag elke school zelf kiezen of ze al dan niet een verbod invoert. De topman van het Katholiek Onderwijs, directeur-generaal Lieven Boeve, heeft echter al gepleit tegen

31 VLAAMSE OVERHEID, “Officieel en vrij onderwijs, onderwijsnetten en koepels”,

https://www.vlaande- ren.be/onderwijs-en-vorming/organisatie-van-het-onderwijs/structuur/officieel-en-vrij-onderwijs-on-derwijsnetten-en-koepels.

32 L. FRANKEN en P. LOOBUYCK, “Schoolpactwet: 50 jaar later”, SAMPOL 2009, nr. 5, 47-55.

33 Alhoewel deze regeling wel ten gepaste tijde in vraag gesteld wordt en er stemmen opgaan om ook in het

vrij onderwijs een kennismaking met andere levensbeschouwingen te voorzien. Bron: L. FRANKEN en P. LOOBUYCK, “Schoolpactwet: 50 jaar later”, SAMPOL 2009, nr. 5, 47-55.

34 In het provinciaal onderwijs Antwerpen is er een verbod op levensbeschouwelijke tekens, terwijl er in het

provinciaal onderwijs Oost-Vlaanderen geen verbod is. In het Vlaams regeerakkoord staat echter dat het verbod moet veralgemeend worden voor het provinciaal onderwijs. Bron: VLAAMSE REGERING, “Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2019-2014”, 16, https://www.vlaanderen.be/publicaties/regeerakkoord-van-de-vlaamse-regering-2019-2024.

35 Dit zie je ook terug in de huidige praktijk. De schepen van onderwijs van Gent, Elke Decuynaere, verzet

zich tegen het hoofddoekenverbod, gesteund door haar partij Groen, terwijl de N-VA het hoofddoeken-verbod wil uitbreiden naar het Provinciaal Onderwijs en de Onderwijsvereniging van de Steden en de Gemeenten en dit ook liet inschrijven in het Vlaamse regeerakkoord. Bron: X, “N-VA wil niet af van hoofd-doekenverbod in gemeenschapsonderwijs”, Knack 2014, https://www.knack.be/nieuws/belgie/n-va-wil-niet-af-van-hoofddoekenverbod-in-gemeenschapsonderwijs/article-normal-137703.html.

(14)

14 een verbod en pleit voor het Brits model, waar ambtenaren bijvoorbeeld de tulband mogen dragen.36

Verschillende uitkomsten, allemaal op basis van hetzelfde principe. Voorgaande toont aan dat neutraliteit, en de daarmee samenhangende scheiding van Kerk en staat, geen eenduidig be-grip is en vatbaar is voor interpretatie. België zit gewrongen tussen het voornoemde Britse model en het Franse model, laïcité, met een actuele trend richting deze laatste.37 Hieronder

bespreekt deze masterproef wat hier precies mee bedoeld wordt.

Het Britse model gaat uit van inclusieve neutraliteit, terwijl het Franse model exclusieve neu-traliteit voorstaat. Het grote verschil tussen beide begrippen is dat exclusieve neuneu-traliteit niet enkel discriminerende handelingen, maar ook elke schijn van partijdigheid als ontoelaatbaar beschouwt in de publieke sfeer.38 Het dragen van een levensbeschouwelijk teken, zoals de

hoofddoek, is volgens deze strekking nefast voor die onpartijdigheid. Deze exclusieve neutra-liteit, in Frankrijk vertaald in de fundamentele waarde laïcité, maakt ook in België een opmars. Dit zie je niet enkel in het onderwijs, maar ook in de overheid of zelfs bij private bedrijven.39

Dit is merkwaardig, aangezien België en Frankrijk op het vlak van godsdienstvrijheid een heel andere geschiedenis en ook constitutie hebben. In de Belgische geschiedenis en grondwet ligt er namelijk veel meer nadruk op (religieus) pluralisme en staatsneutraliteit, terwijl in Frankrijk godsdienst altijd als een privéaangelegenheid werd beschouwd die zo weinig mogelijk in het openbaar moest worden gebracht.40 In Frankrijk is het bijvoorbeeld ondenkbaar om een vak

36 T. YSEBAERT, “Lieven Boeve: ‘Verbod op hoofddoek moet overal weg’”, De Standaard 2015,

https://www.standaard.be/cnt/dmf20150208_01518524.

37 E. BREMS en S. SMET, “Islamitische kledij, neutraliteit en vivre ensemble: een kritische analyse” in G.

COENE en M. VAN DEN BOSSCHE (eds.), Vrij(heid) van religie, Brussel, VUBPress, 2015, 205-206.

38 Ibid.

39 X, “Hoofddoek op het werk of niet? Hoe zit het onder meer bij ING, Colruyt, UZ Leuven of H&M?”, Radio

1 2017, https://radio1.be/hoofddoek-op-het-werk-niet-hoe-zit-het-onder-meer-bij-ing-colruyt-uz-leuven-hm.

40 J. DE GROOF en G. LAUWERS, “Niemand kan het recht op (een eigen identiteit in) onderwijs worden

ont-zegd. Juridische knelpunten omtrent het vrij uiten van godsdienstopvatting in het onderwijs middels de hoofddoek.”, TORB 2004-2005, nr. 1, 3-7 en 10-14.

(15)

15 rond levensbeschouwing op school te krijgen.41 Het Britse model, waarbij ook de gelijke

be-handeling van indrukken en expressies duidelijk verankerd zijn, lijkt verlaten.

Volgens het Grondwettelijk Hof is een dergelijke opvatting van neutraliteit echter niet in strijd met de eerbied voor filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen zoals beschreven in artikel 24 Gw.42 Het Hof geeft aan dat de wetgever neutraliteit niet als een statisch begrip

bedoeld heeft, maar dat het wel een bepaalde minimuminhoud heeft. Deze neutraliteit ver-biedt onder meer aan het Gemeenschapsonderwijs “om filosofische, ideologische of gods-dienstige opvattingen te benadelen, te bevoordelen of op te leggen.”43 Een algemeen verbod

op levensbeschouwelijke kentekens geeft volgens het Grondwettelijk Hof weliswaar een nieuwe wending aan het neutraliteitsbegrip, maar die wending is niet strijdig met de neutra-liteitsplicht in het licht van de bestaande maatschappelijke evoluties.44

Bepaalde auteurs zijn het hier echter niet mee eens. Zo betoogt B. Verbeeck dat neutraliteit in het onderwijs vandaag als een vorm van structurele nuldiversiteit kan gezien worden, door het zerotolerancebeleid ten opzichte van diversiteit.45 Het Gemeenschapsonderwijs vermeldt

onder andere op zijn site dat er geen plaats is voor het “grootste gelijk” van een bepaalde levensbeschouwing en kadert hun verbod binnen een pluralistische basishouding.46 Dit is

41 Over het dragen van hoofddoeken in het secundair onderwijs is echter ook in Frankrijk een uitgebreid

debat gevoerd waarbij de Conseil d’État het principe laïcité tolerant interpreteert. De Conseil d’État stelde namelijk dat een schoolverbod geen algemeen verbod op religieuze kentekens mag bevatten en dat sanc-ties enkel mogen gebaseerd zijn op het specifieke gedrag van een draagster. Hiermee gaat de Conseil d’État zelfs verder dan de Belgische Raad van State, aangezien een algemeen verbod op kentekens in België wel in een schoolreglement mag ingeschreven worden als de omstandigheden dit rechtvaardigen. Men heeft zich ook in Frankrijk niet bij deze rechtspraak neergelegd waardoor het een hot topic blijft. Op vandaag bestaat er een wet die opvallende religieuze symbolen verbiedt binnen het onderwijs. Bron: E. BREMS, “De hoofddoek als constitutionele kopzorg in België, Frankrijk en Duitsland”, Recht Islam 2005, 3-7; G. COENE en C. LONGMAN, “Gendering the diversification of diversity: The Belgian hijab (in) question”, ETHNICITIES 2008, nr. 3, 311.

42 GwH 15 maart 2011, nr. 40/2011, overw. B.9.2.-B.9.5. en B.15. 43 Ibid., overw. B.9.5.

44 Ibid., overw. B.15.

45 B. VERBEECK, “Neutraal en toch divers. Een te moeilijke evenwichtsoefening voor het onderwijs in

Vlaan-deren?”, Ethiek & Maatschappij 2008, nr. 3, 21-22.

(16)

16 strijdig met het zogenaamde ‘actief pluralisme’ dat ze als opvoedingsproject hanteert.47

Ver-der kan men zich nog de vraag stellen wat er neutraal is aan verboden op religieuze tekens als die in de praktijk bijna uitsluitend op moslimmeisjes, en in de ruimere maatschappij ook mos-limvrouwen, worden toegepast.48 Neutraliteit is volgens bepaalde auteurs niet meer dan een

gemakkelijke drogreden om het onderliggende ongemak met publieke uitingen van religie, voornamelijk de hoofddoek, niet toe te moeten geven.49 Dit verklaart dan ook de populariteit

van dit argument.

Zoals gesteld door E. Brems en S. Smet: “De neutraliteit functioneert als een onverzettelijk principe dat, gehuld in een aura van objectiviteit, elk type hoofddoekenverbod lijkt te kunnen rechtvaardigen, net omwille van haar veronderstelde objectiviteit.”50 Dit terwijl de

zoge-naamde objectiviteit gesteund wordt op tal van subjectieve redenen, zoals ongemak. Grond-rechten van de minderheid mogen echter niet afhangen van de perceptie van de meerder-heid.51

Het Gemeenschapsonderwijs kadert hun opvatting en toepassing van de neutraliteit binnen de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, zoals begrepen onder artikel 9.2 EVRM.52 De Raad van State bevestigde in zijn arrest van 2014 dat de doelstelling om iedereen

gelijke onderwijskansen aan te bieden weliswaar binnen de reikwijdte van dit artikel valt, maar dat het niet inziet hoe een dergelijk stringent neutraliteitsbeleid hiertoe kan bijdragen.53

De Raad stelt letterlijk dat “het recht van de ouders om passend onderwijs te kiezen voor hun kinderen, volgens wat zij legitiem mogen verwachten van het neutraal onderwijs dat de

47 RvS (9e k.) 14 oktober 2014, nr. 228.752, overw. 34.

48 E. BREMS en S. SMET, “Islamitische kledij, neutraliteit en vivre ensemble: een kritische analyse” in G.

COENE en M. VAN DEN BOSSCHE (eds.), Vrij(heid) van religie, Brussel, VUBPress, 2015, 203.

49 Ibid., 211. 50 Ibid., 211.

51 M. FOBLETS en J. VELAERS, “De hoofddoek, het onderwijs en de antidiscriminatiewet”, RW 2006-2007,

nr. 4, 127-132; Infra 3.1.1. en 3.2.

52 RvS (9e k.) 14 oktober 2014, nr. 228.752, overw. 35. 53 Ibid., overw. 36.

(17)

17 verwerende partij verstrekt, niet het ‘recht’ omvat te mogen eisen dat hun kinderen niet geconfronteerd worden met levensbeschouwelijke kentekens van andere leerlingen.”54

Dit zou enkel het geval zijn wanneer de dragers van dergelijke tekens dit op een provocerende, proselitische manier zouden doen en dus daadwerkelijk de rechten van anderen in gevaar zouden willen brengen. De Raad van State wijst het neutraliteitsargument finaal af met de woorden: “Er valt voorts niet in te zien hoe het loutere dragen van levensbeschouwelijke kentekens door leerlingen – buiten de zo-even opgesomde omstandigheden – het Gemeenschapsonderwijs zou verhinderen om een objectief en pluralistisch on- derwijscurriculum aan te bieden dat de leerlingen in staat stelt een kritische geest te ontwikkelen en aan te scherpen, ook met betrekking tot ideologische, filosofische en godsdienstige aangelegenheden.”55 Met andere woorden, een dergelijke ruime beperking op

de godsdienstvrijheid kan niet gerechtvaardigd worden op basis van het neutraliteitsargument.

De meeste rechtbanken hebben zich in de jaren erna naar die rechtspraak geschikt. Eind 2019 heeft het Hof van Beroep te Antwerpen echter onverwacht afstand genomen van de beslissing van de Raad van State door te stellen dat het algemeen verbod van het Gemeenschapsonderwijs wel degelijk verzoenbaar is met de godsdienstvrijheid.56 Het Hof

stelde onder andere dat er van leerlingen en ouders toegevingen mogen verwacht worden ter bescherming van het neutraliteitsprincipe.57 Het Hof verwees naar eerdere incidenten op

GO!-scholen om te stellen dat “open pluralisme niet opgewassen was tegen de uitdagingen die gepaard gaan met de toenemende religieuze diversiteit in de samenleving”.58 Er is echter veel

kritiek gekomen op deze beslissing vanuit rechtsleer, mede door de gebrekkige

54 Ibid. 55 Ibid.

56 Antwerpen (1e k.) 23 december 2019, nr. 2018/AR/789,

https://www.kennisplein.be/sites/Jeugd- recht/Documents/arrest%20levensbeschouwelijke%20kentekens%20op%20school%202019-12-23%20(2)%20(1).pdf.

57 Ibid., overw. 4.2.2.11. 58 Ibid., overw. 4.2.2.9.

(18)

18 proportionaliteitstoets die het Hof in dit arrest heeft doorgevoerd.59 Zo geeft het Hof nergens

in het arrest aan waarom een algemeen verbod de minst vrijheidsbeperkende maatregel is, noch geeft het bewijs of verdere uitleg over de uitgeoefende druk. De toekomst zal uitwijzen of dit arrest navolging gaat krijgen in andere rechtspraak.

Samengevat blijft neutraliteit een moeilijk begrip en het recht biedt geen sluitend juridisch antwoord over de te volgen interpretatie.60 Met andere woorden, ideologische overwegingen

en politieke beslissingen maken het beleid uit en bepalen in hoeverre levensbeschouwelijke kentekens in verschillende contexten zijn toegelaten.61 Over één ding is het hoogste

admini-stratief rechtscollege in België echter duidelijk; een algemeen verbod in het secundair onder-wijs op het dragen van dergelijke tekens op basis van neutraliteit kan niet.

2.2. Druk van andere leerlingen

Druk van leerlingen met een hoofddoek op andere moslimmeisjes om er toch één te dragen is hét argument geweest voor de verboden die vandaag in Vlaanderen het overwicht heb-ben.62 Het is dus belangrijk om uit te zoeken wat deze druk precies inhoudt.

Volgens bepaalde rechtsleer en rechtspraak is dit argument het enige dat in bepaalde scholen een verbod kan rechtvaardigen.63 Het feit dat er proselitisch gedrag wordt gesteld kan echter

niet leiden tot een algemeen verbod op levensbeschouwelijke tekens in een volledig net of

59 J. VERNIMMEN en J. LIEVENS, “Antwerpse hof van beroep bevestigt hoofddoekenverbod: eerste schot in

rechterlijke schoolstrijd?”, Leuven blog for public law 2020, https://www.leuvenpubliclaw.com/ant-werpse-hof-van-beroep-bevestigt-hoofddoekenverbod-eerste-schot-in-rechterlijke-schoolstrijd/.

60 S. SMET, “"Hoofddoekenverbod": is het standpunt van Groen écht in strijd met de grondwet? (bis)”,

VRTNWS 2018, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/10/29/opinie-stijn-smet-neutraliteit-grondwet-hoofddoeken/.

61 Ibid.

62 Hoewel niet duidelijk was in hoeverre die druk reëel en wijdverspreid was; Supra 1.

63 Antwerpen (6e k.) 14 juni 2005, nr. 2004/AR/2811,

https://www.unia.be/files/Documenten/Recht-spraak/2005_06_14__Antwerpen__A.Ismail_t._provinciebestuur_van_Limburg.pdf; M. FOBLETS en J. VE-LAERS, “De hoofddoek, het onderwijs en de antidiscriminatiewet”, RW 2006-2007, nr. 4, 127-132.

(19)

19 koepel, maar moet van school tot school afgewogen worden.64 In principe hebben leerlingen

namelijk het recht om religieuze tekens te dragen op school als onderdeel van hun recht op godsdienstvrijheid. Dit recht kan alleen beperkt worden wanneer het bij wet is bepaald en noodzakelijk is in een democratische samenleving voor de openbare orde, gezondheid of ze-delijkheid of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van een ander.65 Deze

rechts-leer en rechtspraak hechten geen waarde aan argumenten omtrent de ongelijkheid van man en vrouw of de symboliek van de hoofddoek, maar beargumenteren dat enkel concrete om-standigheden een verbod kunnen rechtvaardigen.

Wanneer het toelaten van religieuze tekens, en meer bepaald de hoofddoek, leidt tot prose-litisch gedrag waarbij er druk ontstaat tussen meisjes die de hoofddoek dragen en anderen in die mate dat het ordeverstorend werkt, kan er dus gepleit worden voor een verbod op het dragen van religieuze tekens. M. Foblets en J. Velaers benadrukken echter dat er sprake moet zijn van voldoende ernstige feiten vooraleer zo’n verbod gerechtvaardigd is.66 Wanneer het

gaat om kleinere feiten zal er namelijk niet voldaan zijn aan het evenredigheidscriterium. Het Hof van Beroep van Antwerpen gaf eerder aan in een arrest dat het moet gaan om “ernstige ordeverstoring respectievelijk verstoring van het normale verloop van onderwijsactivitei-ten.”67

Hoe vaak en hoe ernstig dergelijke sociale druk op de Belgische scholen voorkomt, blijkt op dit moment niet duidelijk uit wetenschappelijke literatuur. Meer nog, de Raad van State stelde in 2014 dat het Gemeenschapsonderwijs geen enkel bewijs kon geven van het verdringings-effect in Vlaamse scholen, hetgeen doet vermoeden dat dergelijk bewijs niet voorhanden

64 RvS (9e k.) 14 oktober 2014, nr. 228.752, overw. 50-52. 65 Art. 9, 2 EVRM.

66 M. FOBLETS en J. VELAERS, “De hoofddoek, het onderwijs en de antidiscriminatiewet”, RW 2006-2007,

nr. 4, 127-132.

67 Antwerpen (6e k.) 14 juni 2005, nr. 2004/AR/2811, overw. 2.2.2,

(20)

20 was.68 Een algemeen verbod op levensbeschouwelijke kentekens kan echter niet

gerechtvaar-digd worden wanneer er geen bewijzen zijn van het voornaamste argument pro een verbod.69

Verder kan zich ook de vraag gesteld worden of een verbod de beste oplossing is voor derge-lijke druk. Dit wordt later besproken.70

2.3. Familiale druk en druk vanuit de gemeenschap

Naast de sociale druk is ook de familiale druk en de druk vanuit de gemeenschap voor vele voorstanders van een verbod één van de voornaamste argumenten om de godsdienstvrijheid in te perken. Zo zegt D. Safai, N-VA-politica, dat niemand op een gegeven leeftijd de behoefte voelt om uit zichzelf een hoofddoek te dragen en dat dit altijd gebeurt onder invloed van de ouders, gemeenschap en cultuur.71 Zij noemt dit niet minder dan kindermisbruik, aangezien

het meisje zo op jonge leeftijd geseksualiseerd wordt.72

Opdat een dergelijk argument aanvaard kan worden, moet er bewijs gevonden worden van dergelijke druk. Er kwam bijvoorbeeld veel kritiek op de beslissing van het Europees Hof van de Rechten van de Mens in de zaak Leyla Şahin t. Turkije om zonder enig bewijs de argumen-tatie van Turkije rond de druk van islamitische groeperingen op vrouwen te aanvaarden.73

Leyla Şahin zelf gaf aan de hoofddoek uit vrije wil te dragen en het Hof bracht geen

68 RvS (9e k.) 14 oktober 2014, nr. 228.752, overw. 52-53.

69 In het onderzoek was het de bedoeling de aanwezigheid van sociale druk te onderzoeken, voornamelijk

in de focusgroep met niet-gesluierde moslimmeisjes.

70 Infra 3.4.

71 D. SAFAI, “’De hoofddoek is niet zomaar een onschuldige expressie van een religieuze identiteit’”, Knack

2018, https://www.knack.be/nieuws/belgie/de-hoofddoek-is-niet-zomaar-een-onschuldige-expressie-van-een-religieuze-identiteit/article-opinion-1408083.html.

72 Ibid.

73 EHRM 10 november 2005, nr. 44774/98, Leyla Şahin/Turkije; T.J. GUNN, “Religious Symbols in Public

Schools: The Islamic Headscarf and the European Court of Human Rights Decision in Şahin v. Turkey” in W.C. DURHAM, R. TORFS, D.M. KIRKHAM en C. SCOTT (eds.), Islam, Europe and Emerging Legal Issues, Farnham, Ashgate, 2012, 111-146.

(21)

21 wetenschappelijk bewijs, noch verklaringen van andere vrouwen aan die de argumentatie van Turkije op dit punt kon steunen.74

Hoewel het Hof in de zaak Leyla Şahin geen bewijs aanbracht van dergelijke druk is uit vroe-gere onderzoeken binnen Europa wel degelijk al gebleken dat dit voorkomt. In een onderzoek in Frankrijk gaf de meerderheid van de gesluierde adolescenten en preadolescenten aan dit te doen wegens druk vanuit de familie.75 Uit andere onderzoeken bleek echter dat de

meer-derheid van de vrouwen aangaf de hoofddoek uit vrije wil te dragen.76 Zelfs bij de nikab

(‘boerka’), de ultieme vorm van onderdrukking volgens sommigen77, bleek uit Belgisch

onder-zoek dat de meeste vrouwen dit uit vrije wil deden. Meer nog, sommige vrouwen gaven aan dit te doen tegen de wil van hun man of familie in.78

Een vraag die men zich kan stellen is of de aanwezigheid van dergelijke druk tegenover be-paalde vrouwen een verbod rechtvaardigt tegenover vrouwen die deze uit vrije wil dragen. Zij worden hierdoor namelijk blootgelegd aan de druk om geen hoofddoek te dragen, hetgeen ingaat tegen hun godsdienstvrijheid.79 Auteurs vragen zich verder ook af of een dergelijke

maatregel de druk op deze vrouwen wel verlicht.80 In de zaak rond Leyla Şahin kan men zich

afvragen of deze vrouwen niet zullen gedwongen worden weg te blijven van de universiteit

74 T.J. GUNN, “Religious Symbols in Public Schools: The Islamic Headscarf and the European Court of Human

Rights Decision in Şahin v. Turkey” in W.C. DURHAM, R. TORFS, D.M. KIRKHAM en C. SCOTT (eds.), Islam, Europe and Emerging Legal Issues, Farnham, Ashgate, 2012, 111-146.

75 E. HOWARD, “Islamic veil bans: the gender equality justification and empirical evidence” in E. BREMS (ed.),

The Experiences of Face Veil Wearers in Europe and the Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2014, 211.

76 Ibid., 212.

77 M. VANDE REYDE, “'Gezichtsbedekkende kledij als boerka of nikab is een aanslag op onze vrijheid, geen

bewijs ervan'”, Knack 2019, https://www.knack.be/nieuws/belgie/gezichtsbedekkende-kledij-als-boerka-of-nikab-is-een-aanslag-op-onze-vrijheid-geen-bewijs-ervan/article-opinion-1494069.html.

78 E. BREMS, Y. JANSSENS, K. LECOYER, S. OUALD CHAIB, V. VANDERSTEEN en J. VRIELINCK, “The Belgian

‘burqa ban’ confronted with insider realities” in E. BREMS (ed.), The Experiences of Face Veil Wearers in Europe and the Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2014, 84-85.

79 T.J. GUNN, “Religious Symbols in Public Schools: The Islamic Headscarf and the European Court of Human

Rights Decision in Şahin v. Turkey” in W.C. DURHAM, R. TORFS, D.M. KIRKHAM en C. SCOTT (eds.), Islam, Europe and Emerging Legal Issues, Farnham, Ashgate, 2012, 111-146.

(22)

22 waardoor ze in een nog penibelere situatie terechtkomen.81 Verboden kunnen ertoe leiden

dat bepaalde meisjes en vrouwen het huis niet langer mogen verlaten, noch voor school, noch om te gaan werken.82 Zo stelt Van Gulik dat onderzoek aantoont dat een verbod meer de

exclusie dan de inclusie steunt.83 Niet alleen de vrouwen die onder druk een hoofddoek

dra-gen, maar ook de vrouwen die dit uit vrije wil doen zullen minder geneigd zijn zich nog in de maatschappij te vertonen.84

Een laatste punt met betrekking tot de schoolverboden betreft de vraag hoe zwaar eraan het opleggen van een hoofddoek door familie kan getild worden.85 Op welke manier verschilt dit

van kledingvoorschriften die andere ouders opleggen aan hun kinderen? Zo gaven schoolmeis-jes in Londen aan dat ze zeker niet gedwongen waren tot het dragen van een hoofddoek en dat ze beseften dat er een verschil was tussen parentale druk en ouderlijke begeleiding. Zij zagen de wens van hun ouders tot het dragen van een hoofddoek als een teken van hun liefde.86 De verplichting van ouders aan hun dochters om een hoofddoek te dragen zal verder

maar zelden aanleiding geven tot een mensenrechtenschending aangezien zij het recht heb-ben om de godsdienstige opvoeding van de kinderen te bepalen.87 Wanneer het echter gaat

om andere situaties waarbij er dwang wordt uitgeoefend op islamitische meisjes om de hoofd-doek te dragen is er wel degelijk sprake van een mensenrechtenschending en moet dit dus beteugeld worden.

81 Ibid.

82 E. HOWARD, “Islamic veil bans: the gender equality justification and empirical evidence” in E. BREMS (ed.),

The Experiences of Face Veil Wearers in Europe and the Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2014, 212.

83 Ibid., 213. 84 Ibid., 213.

85 Ook bij dit stuk was het de bedoeling de geïnterviewde meisjes te bevragen over eventueel ervaren druk

in het gezin.

86 E. HOWARD, “Islamic veil bans: the gender equality justification and empirical evidence” in E. BREMS (ed.),

The Experiences of Face Veil Wearers in Europe and the Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2014, 211.

87 Art. 14 verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, United Nations Treaty Series, vol.

(23)

23 Samenvattend kan gesteld worden dat indien het verbod geen efficiënte maatregel is om deze druk te verlichten, de rechtvaardigingsgrond wegvalt.

2.4. Emancipatie van de moslimvrouw

De gelijkheid tussen man en vrouw, een belangrijk grondrecht dat uitdrukkelijke bescherming krijgt in de Grondwet, is een volgend argument dat vaak wordt opgeworpen.88 Dit argument

betreft niet enkel de leerlingen van het secundair onderwijs, maar is een meer algemene aan-klacht tegen de hoofddoek aangezien enkel van vrouwen ‘verwacht’ wordt dat ze bepaalde delen van hun lichaam verbergen omwille van hun godsdienst. Zo verdedigde Fons Duchateau, voormalig schepen van diversiteit in Antwerpen, het boerkiniverbod door te stellen dat hij het nooit zou accepteren ‘dat vrouwen zich als minderwaardige wezens moeten wegsteken onder een boerkini.’89 Ook over de hoofddoek wordt dit argument vaak aangehaald.90

Sommige onderzoekers bekritiseren deze zienswijze als een koloniale aanname waarbij mos-limvrouwen moeten gered worden uit de handen van barbaarse en onderdrukkende man-nen.91 Het platform BOEH! (acroniem voor Baas Over Eigen Hoofd!) zette een campagne op

met als slogan ‘Hoofddoek? De vrouw beslist.’ Dit is een feministische organisatie ontstaan uit de samenwerking tussen autochtone vrouwen en vrouwen met Vlaams-Marokkaanse achter-grond in de strijd tegen hoofddoekenverboden. Zij klagen aan dat gesluierde moslimvrouwen worden voorgesteld als beschermenswaardig, terwijl autochtone vrouwen het te volgen

88 Art. 10, derde lid Gw.

89 X, “Godsdienstvrijheid is belangrijker dan gelijkheid man-vrouw”, De Standaard 2015,

https://www.standaard.be/cnt/dmf20150923_01883519.

90 Zo gaf Zuhal Demir, in haar toenmalige functie van staatssecretaris van Gelijke Kansen, reeds aan dat ze

de hoofddoek vrouwverbergend vindt en voor ongelijkheid zorgt. Ook het voorstel van decreet ingediend door leden van het Vlaams Belang stelt dat de hoofddoek het symbool bij uitstek is dat de ongelijkheid tussen man en vrouw en de minderwaardigheid van de vrouw binnen de Islam aantoont. Respectievelijk: X, “‘Hoofddoek hoort niet thuis op school’: Zuhal Demir wil dat volgende regering verbod invoert”, Het Nieuwsblad 2018, https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20180824_03682134; Voorstel van decreet (A. VAN DERMEERSCH e.a.) houdende een verbod op het dragen van hoofddoeken in de instellingen van het officieel onderwijs, Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1622/1.

91 N. VAN DEN BRANDT, “Feministen eisen verandering in beleid ten aanzien van de hoofddoek: interventies

(24)

24 voorbeeld zijn en de gids op de weg naar emancipatie.92 Sommige auteurs stellen zich de vraag

of nauwe rokken en hakschoenen niet evengoed een vorm van onderdrukking zijn.93 Zo staat

het minirokje zowel symbool voor de emancipatie van de vrouw als voor de onderdrukking van diezelfde vrouw.94 BOEH! pleit ervoor (vrouwen-)emancipatie en religie niet als

tegenge-stelden te zien en de keuzevrijheid van vrouwen te waarborgen.95

In de naam van het feminisme klinken er echter ook negatieve geluiden tegenover de hoofd-doek.96 Zo zien ook zij vaak de hoofddoek als een teken van onderdrukking en vinden zij onder

meer dat de sluier de vrouw reduceert tot prooi, met de man als jager.97 Ze percipiëren de

sluier als ultiem symbool van het patriarchaat en dus als onderdeel van een systeem waar ze reeds jarenlang tegen vechten.98

Het Europees Hof van de Rechten van de Mens heeft in zijn veelbesproken arrest S.A.S. t. Frankrijk het argument van gendergelijkheid echter resoluut afgewezen.99 De Franse overheid

had dit aangevoerd ter verdediging van het ingevoerde boerkaverbod. Het Hof stelde echter dat een lidstaat geen gendergelijkheid mag aanvoeren om een praktijk te verbieden die wordt verdedigd door de vrouwen zelf.100 Sommigen hebben hieruit afgeleid dat het Hof

godsdienst-vrijheid laat primeren boven gendergelijkheid.101 Dat is echter niet het geval; het Hof bevestigt

in zijn arrest dat gendergelijkheid een belangrijk doel vormt voor de lidstaten van de Raad van

92 Ibid.

93 C. OLIHA en N. CHARKAOUI, “Hoofddoeken…”, SAMPOL 2004, nr. 5, 28-36. 94 Ibid.

95 N. VAN DEN BRANDT, “Feministen eisen verandering in beleid ten aanzien van de hoofddoek: interventies

in het Vlaamse hoofddoekendebat”, RAFFIA 2012, nr. 1, 30.

96 M. MAERTEN, “Hoofddoekzorgen”, Uitgelezen 2004, nr. 1, 3-4. 97 Ibid.

98 Ibid.

99 EHRM 1 juli 2014, nr. 43835/11, S.A.S./Frankrijk. 100 Ibid., overw. 119.

101 H. VUYE en V. WOUTERS, “'Godsdienstvrijheid boven gelijkheid man-vrouw? Dit cultuurrelativisme luidt

doodsklok mensenrechten'”, Knack 2015, https://www.knack.be/nieuws/belgie/godsdienstvrijheid- boven-gelijkheid-man-vrouw-dit-cultuurrelativisme-luidt-doodsklok-mensenrechten/article-opinion-612283.html.

(25)

25 Europa, maar dat gendergelijkheid niet kan ingeroepen worden wanneer vrouwen zelf niet de perceptie hebben dat iets onderdrukkend is.102

Het argument rond de emancipatie van de moslimvrouw moet dus met argusogen bekeken worden aangezien het vaak uitgaat van een bepaalde Westerse blik op die vrouwen, waarbij hun eigen perceptie niet in vraag wordt gesteld.

2.5. Betekenis hoofddoek: afwijzing Westen

Ten slotte voeren sommige voorstanders van een verbod aan dat moslima’s door het dragen van een hoofddoek een bepaalde - negatieve - betekenis willen overdragen. Sommige politici beweren namelijk dat moslima’s door het dragen van de hoofddoek de westerse democrati-sche waarden afwijzen en de sharia boven de wet stellen.103 Deze vrouwen zouden niet

wen-sen te integreren in onze samenleving.104 N. Van den Brandt vat deze gevoelens samen door

te stellen dat de hoofddoek volgens die zienswijze het ultieme symbool van verzet wordt te-gen de moderniteit.105

Vooreerst is het hierbij belangrijk de precieze betekenis van ‘integratie’ scherp te stellen. In-tegratie is een wederkerig en evenwichtig proces waarbij de immigrant zich zowel identificeert

102 EHRM 1 juli 2014, nr. 43835/11, S.A.S./Frankrijk, overw. 119; In de focusgroepen was het de bedoeling te

polsen naar de ervaringen van de moslimmeisjes rond gendergelijkheid binnen de islam. Dit kwam onder meer aan bod aan tijdens de stellingen waarbij de meisjes op een schaal moeten aanduiden in hoeverre ze het eens zijn met het standpunt om daarna over te gaan tot een gesprek. Eén stelling ging in op de mate waarin in ze het gevoel hebben dat er van jongens meer getolereerd wordt dan van meisjes binnen hun geloof.

103 Voorstel van decreet (A. VAN DERMEERSCH e.a.) houdende een verbod op het dragen van hoofddoeken

in de instellingen van het officieel onderwijs, Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1622/1; Ook in het betoog van Etienne Vermeersch kan dit gelezen worden wanneer hij spreekt over kliekjes die ontstaan op scholen die er een bepaald wereldbeeld op nahouden, bijvoorbeeld over de gelijkheid man-vrouw, de aanvaarding van homoseksualiteit enz. Hij verbindt deze denkbeelden heel nadrukkelijk aan het dragen van een hidjab. Bron: E. VERMEERSCH, “De islam en de hoofddoek in België: een brede benadering”, De Standaard 2010, https://www.standaard.be/extra/pdf/vermeersch.pdf.

104 BOEH!, “Uiterlijke levensbeschouwelijke kentekens in het onderwijs”, 2011, 5,

http://boeh.be/wp-con-tent/uploads/2018/02/BOEH-Uiterlijke-levensbeschouwelijke-kentekens-in-het-Onderwijs.pdf.

105 N. VAN DEN BRANDT, “Feministen eisen verandering in beleid ten aanzien van de hoofddoek: interventies

(26)

26 met de nieuwe samenleving als een blijvende identificatie heeft met de eigen cultuur.106

Zo-wel de immigrant als de autochtone gemeenschap past zich aan, waarbij die laatste blijvend onderzoek doet naar een goede manier van omgang met de veranderende samenleving.107 De

politici van vandaag hebben het echter vaak over assimilatie in plaats van integratie, waarbij de immigrant de eigen cultuur loslaten en volledig opgaan in de nieuwe samenleving.108 Dit

betekent ook het verdwijnen van religieuze verschillen.109 Een voorbeeld hiervan is het

op-stellen van een Vlaamse canon waarin de Vlaamse cultuur en levenswijze op onveranderlijke wijze wordt vastgelegd.110 Sommigen noemen het verbieden van de hoofddoek een

onmis-kenbare assimilatiestrategie.111

Verder is het belangrijk te benadrukken dat de hoofddoek geen eenduidige betekenis heeft. M. Foblets en J. Velaers benadrukken dat “de loutere perceptie bij een deel van de bevolking dat de hoofddoek haaks staat op het waardenpatroon van de democratische samenleving, nog niet volstaat om een algemeen verbod te verantwoorden, zeker niet wanneer die percep-tie berust op vooroordelen, stereotypen en amalgamen allerhande.”112

Op dit moment volgt het EHRM het insider-perspectief van de hoofddoekdraagster en aan-vaardt het Hof niet dat er aan de hoofddoek een negatieve betekenis wordt toegekend.113 De

argumentatie dat de hoofddoek een symbool van afwijzing van het Westen vormt, toont ech-ter sech-terke gelijkenis met het samenleven-argument dat Frankrijk aanvoerde in de zaak S.A.S.

106 D. GELDOF, Superdiversiteit: hoe migratie onze samenleving verandert, Leuven, ACCO, 2015, 123-127. 107 Ibid.

108 Ibid., 125. 109 Ibid.

110 A. VAN VLIERDEN, “Van collaboratie en Guldensporenslag tot frietjes en F.C. De Kampioenen: dit hoort

volgens u thuis in de "Vlaamse canon"”, VRTNWS 2019, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/08/13/wat-hoort-volgens-u-thuis-in-de-vlaamse-canon/; F. LEFEVERE, “Historicus KU Leuven: "Vlaamse canon neigt naar superioriteits-denken"”, VRTNWS 2019, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/08/13/canon/.

111 D. WILDEMEERSCH, “Een pedagogisch antwoord op het hoofddoekenverbod”, Apache 2010,

https://www.apache.be/2010/03/22/een-pedagogisch-antwoord-op-het-hoofddoekenverbod/.

112 M. FOBLETS en J. VELAERS, “De hoofddoek, het onderwijs en de antidiscriminatiewet”, RW 2006-2007,

nr. 4, 127-132.

(27)

27 t. Frankrijk en door het Hof aanvaard is.114 Het Hof besloot in deze zaak namelijk dat de boerka

de interactie tussen burgers te sterk beperkte en het daardoor onmogelijk maakte om op een goede manier samen te leven.115 Er is echter veel kritiek gekomen op deze uitspraak. Het Hof

werd verweten de angstcultuur van de meerderheid van de bevolking boven de godsdienst-vrijheid te zetten en zo islamofobie vrij spel te geven.116 Het is maar de vraag of het Hof inzake

het hoofddoekendebat in de toekomst ook de vivre ensemble-kaart zal trekken of het insider-perspectief voorrang zal blijven geven.

114 België was trouwens tussenkomende partij in deze zaak en bracht ook dit samenleven-argument naar

voren door te stellen dat de boerka een signaal was van de draagster naar de rest van de maatschappij dat ze wenste niet actief deel te nemen aan de samenleving. Bron: EHRM 1 juli 2014, nr. 43835/11, S.A.S./Frankrijk, overw. 87 en 141.

115 Ibid., overw. 141.

116 X, “'Mensenrechtenhof slaat plank mis met goedkeuring boerkaverbod'”, Liberties 2015,

(28)

28

3. Argumenten contra een verbod

Niet alleen de argumenten ten gunste van een verbod verdienen de aandacht, maar ook die van de tegenstanders moeten tegen het licht gehouden worden. In wat volgt worden verschil-lende mensenrechten, de islamofobie in de hedendaagse samenleving en de segregatie tussen scholen verder bekeken. Ten slotte wordt er ook onderzocht of een verbod op levensbeschou-welijke kentekens een oplossing kan vormen voor de geobserveerde problemen.

3.1. Mensenrechten

3.1.1. Vrijheid van godsdienst en non-discriminatie

Het eerste argument van de tegenstanders van een verbod is uiteraard de godsdienstvrij-heid.117 Dit hangt samen met het discriminatieverbod op basis van geloof en overtuiging dat

later wordt besproken. De godsdienstvrijheid is een fundamenteel grondrecht dat bescher-ming vindt in verschillende bronnen. Het is enerzijds te vinden in de Grondwet, waar ze onder de vrijheid van meningsuiting is ondergebracht,118 maar staat duidelijker beschreven in het

EVRM. Art. 9 EVRM bepaalt dat eenieder het recht heeft op vrijheid van godsdienst en dat dit onder andere inhoudt dat men deze godsdienst mag belijden en tot uitdrukking mag brengen in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.119

Beperkingen erop moeten bij wet voorgeschreven zijn en noodzakelijk zijn voor het bereiken van een legitiem doel.120 Dit is ook wat de Raad van State heeft toegepast in het arrest uit

2014.121

117 E. BREMS, “De hoofddoek als constitutionele kopzorg in België, Frankrijk en Duitsland”, Recht Islam 2005,

37.

118 Art. 19-21 Gw. 119 Art. 9, 1 EVRM. 120 Art. 9, 2 EVRM.

(29)

29 Vooraleer deze masterproef dieper ingaat op dit argument, moet onderzocht worden of de hoofddoek wel degelijk onder de vrijheid van godsdienst valt. Sommige politici en rechters zijn namelijk van mening dat de hoofddoek geen religieus symbool uitmaakt waardoor art. 9 EVRM niet van toepassing is.122 Zo argumenteerde het Vlaams Belang in 2018 in het Voorstel

van decreet houdende een verbod op het dragen van hoofddoeken in de instellingen van het officieel onderwijs dat “het hoofddoekgebod (sic) immers geen religieus symbool is, maar een strikt vestimentair voorschrift dat uitsluitend opgelegd wordt aan vrouwen.” Ook Etienne Ver-meersch verwees hiernaar in zijn manifest over de hoofddoek. Hij stelde dat de hoofddoek binnen de Islam slechts een secundair voorschrift vormt en dat er nergens in de Koran be-schreven staat dat men de hals en het haar moet bedekken.123 Verder schreef hij ook dat “de

moslimgemeenschap een positieve bijdrage zou leveren tot het vreedzaam samenleven in een geseculariseerde maatschappij, indien zij - zoals de Marokkaanse overheid - afstand zou ne-men van de opvatting dat de hoofddoek, en met name de hidjab, een goddelijke verplichting is.”124 Vermeersch pleitte voor onthouding op het vlak van veruiterlijkingen van geloof en

opi-nie in de openbare ruimte om het samenleven te vergemakkelijken.

Deze zienswijze stelt de (religieuze) betekenis van het symbool zelf in vraag. Indien dat argu-ment aanvaarding zou vinden in rechtspraak en wetgeving zou een verbod dus niet langer een schending van een grondrecht betekenen. Meer nog, dit zou betekenen dat een hoofddoe-kenverbod niet langer als een verbod op levensbeschouwelijke kentekens moet verpakt wor-den, maar gewoon als een hoofddeksel kan verboden worden op de scholen.125 Dan is er de

facto geen verschil meer tussen een pet en een hoofddoek.

122 Voorstel van decreet (A. VAN DERMEERSCH e.a.) houdende een verbod op het dragen van hoofddoeken

in de instellingen van het officieel onderwijs, Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1622/1; Een kortgedingrechter besliste onder andere in 1994 dat de hoofddoek geen godsdienstige verplichting inhield aangezien de koran hierover geen duidelijkheid verschaft en er ook binnen de Islam geen eenduidigheid over bestaat. Deze rechter werd teruggefloten in hoger beroep. Bron: E. BREMS, “De hoofddoek als constitutionele kopzorg in België, Frankrijk en Duitsland”, Recht Islam 2005, 30.

123 E. VERMEERSCH, “De islam en de hoofddoek in België: een brede benadering”, De Standaard 2010,

https://www.standaard.be/extra/pdf/vermeersch.pdf.

124 Ibid.

(30)

30 Het Europees Hof van de Rechten van de Mens volgt deze argumentatie echter niet. In Leyla Sahin t. Turkije stelde het Hof namelijk dat het feit dat de verzoekster zelf vond dat het dragen van een hoofddoek gemotiveerd werd door haar geloof voldoende was om de hoofddoek als een religieuze uiting te beschouwen.126 Het insider-perspectief primeert dus boven de eigen

interpretatie van eventuele rechters.127 Deze visie wordt bijgestaan door de rechtsleer,

aan-gezien een andere beslissing zou getuigen van een gebrekkige kennis van de Islam die geken-merkt wordt door talloze strekkingen en een gebrek aan respect voor de vele islamitische vrouwen die de hoofddoek dragen als uiting van hun onderwerping aan en geloof in God.128

De hoofddoek valt, als onderdeel van de islamitische godsdienst, dus wel degelijk onder artikel 9 EVRM. Hieronder wordt dit argument verder uitgespit.

Voorstanders van het verbod voeren aan dat de godsdienstvrijheid niet absoluut is. Zo stelt Bart De Wever, voorzitter van N-VA en burgemeester van Antwerpen, dat godsdienst tot de private cultuur van mensen behoort en daarom dus ondergeschikt kan worden aan regels van de publieke cultuur.129 Hij geeft onder meer aan dat scholen het recht hebben om de

reli-gieuze identiteit van individuen te beperken.

Met andere woorden, er is hier duidelijk sprake van een botsing tussen verschillende grond-rechten, waaraan een verschillend gewicht wordt gegeven naargelang de actor die aan het woord is. Bart De Wever heeft het voornamelijk over neutraliteit, maar er kan onder meer ook gedacht worden aan allerhande druk. Deze argumenten worden in andere delen van deze

126 EHRM 10 november 2005, nr. 44774/98, Leyla Şahin/Turkije, overw. 78.

127 Ibid.; Dit insider-perspectief vormde ook het uitgangspunt van de focusgroepen. Ik vond het in het kader

van deze masterproef zeer belangrijk om de betrokkenen zelf aan het woord te laten. Hierbij zou onder andere gefocust worden op de betekenis van de hoofddoek voor de meisjes in kwestie en in hoeverre ze het beschouwen als een religieuze plicht.

128 E. BREMS, “De hoofddoek als constitutionele kopzorg in België, Frankrijk en Duitsland”, Recht Islam 2005,

28; Zo stelt M. Foblets dat het hoofddoekenverbod in publieke ruimten geïnspireerd is door de overtuiging dat het dragen van de hoofddoek westerse basiswaarden in het gedrang brengt. De hoofddoek is geëvo-lueerd naar “een totem die een wij aftekent tegen een zij”. Bron: M. FOBLETS, J. VRIELINCK en J. BILLIET, Multiculturalisme ontleed: een staalkaart van onderzoek aan de K.U. Leuven, Leuven, Universitaire Pers, 2006, 52.

(31)

31 masterproef uitvoerig belicht.130 Uit de rechtspraak blijkt echter dat de godsdienstvrijheid van

de hoofddoekdraagsters maar heel zelden beperkt wordt in het licht van andere grondrechten aangezien de beperking op dat grondrecht meestal zwaarder doorweegt dan de beperkingen op andere grondrechten die in het geding zijn.131

Ook andere actoren waarschuwen voor beperkingen op de godsdienstvrijheid. Het Hoog Com-missariaat voor de Mensenrechten heeft in een rapport reeds aangegeven dat het beperkin-gen erop zeer restrictief bekijkt en dat deze niet mobeperkin-gen ingevoerd worden op een discrimine-rende manier. Een bepaalde beperking mag verder niet gebaseerd zijn op een principe dat afkomstig is uit één enkele traditie.132 Hieruit kan afgeleid worden dat een concept zoals

ex-clusieve neutraliteit waarschijnlijk te weinig universeel is om een dergelijke beperking op de godsdienstvrijheid te rechtvaardigen.

Het Commissariaat wijst hiernaast ook op het belang van de rechten van minderheden. Gods-dienstige minderheden, zoals de moslims in België, mogen niet het recht ontzegd worden om hun cultuur en religie te belijden.133 Dit staat expliciet vermeld in het BUPO-Verdrag en vormt

een bijkomend argument voor de tegenstanders van een verbod.134 Minderheden bevinden

zich namelijk vaak in een inferieure positie waardoor de staat hen vaak extra bescherming en ondersteuning – tot het nemen van positieve discriminatiemaatregelen toe – moet bieden om een gelijke positie met de meerderheid tot stand te brengen.135 Het invoeren van een

hoofd-doekenverbod heeft echter het averechtse effect, aangezien dit het juist moeilijker maakt voor de minderheden om hun cultuur te beleven. Verder heeft Ahmed Shaleed, de speciale VN-rapporteur voor vrijheid van godsdienst of overtuiging, reeds aangegeven dat een

130 Supra 2.1. en 2.2.

131 E. BREMS, “De hoofddoek als constitutionele kopzorg in België, Frankrijk en Duitsland”, Recht Islam 2005,

37-50.

132 OHCHR, “Human Rights of Women Wearing the Veil in Western Europe full report”, 2019-2020, 6. 133 OHCHR, “Human Rights of Women Wearing the Veil in Western Europe full report”, 2019-2020, 4-5. 134 Art. 27 BUPO-Verdrag.

135 K. MAERTEN, “De rechten van etnische, culturele en religieuze minderheden”, Jura Falconis 2002-2003,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Civil marriages under the age of eighteen are no longer celebrated in the Netherlands; a conclusion which is different with respect to marriages between

accountantskantoren hebben de auteurs van dit artikel de probleemstelling ‘Hoe een juiste portefeuillestrategie in werking te stellen zonder aan rendement in te boeten uitgaande

Dat betekent dat alvorens het derde argument voor het bij- zonder onderwijs in het geding kan worden gebracht (het is een product van privaat initiatief) men eerst

Het besluit van het Vlaams Parlement biedt een doekje voor het bloeden: de omroep zou voortaan zelf aandacht besteden aan levensbeschouwelijke thema's.. Wij twijfelen eerlijk

“Als mensen weten dat er een potentiële werkgever in de zaal zit, zijn ze er niet meer om elkaar te helpen, maar om zichzelf goed voor te

X Zit een pastor zelf niet goed in zijn vel, dan onthoudt hij zich beter van elke aanraking?.

nodigt de regering uit ook voor leerlingen die rechtstreeks geplaatst worden in het regulier onderwijs faciliteiten ter beschikking te stellen voor de werkzaamheden, die de

Men kan echter ook plezier hebben in de auto – weet je bijvoorbeeld uit welk land de andere voertuigen komen en hoe de hoofdstad van dit land