Het bepalen van spanningen en rekken, op het moment van
duktiel falen, bij ponsproeven
Citation for published version (APA):
Martijn, S. C. (1988). Het bepalen van spanningen en rekken, op het moment van duktiel falen, bij ponsproeven. (TH Eindhoven. Afd. Werktuigbouwkunde, Vakgroep Produktietechnologie : WPB; Vol. WPA0570). Technische Universiteit Eindhoven.
Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1988
Document Version:
Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl
providing details and we will investigate your claim.
1,,)
WPHClfChl4 Het bepalen van spanningen en rekken. op het moment van duktiel falen. bij ponsproeven .
(onderzoek opdracht) S.C.Martijn
apri 1 1988
o
INHOUDSOPGAVE 1 SYMBOLENLIJST 2 INLEIDING3 PREPAREREN VAN DE PONSBLANKS 4 RASTERPOSITIE
5 UITVOERING VAN DE EXPERlMENTEN
5.1 Opstelling 5.2 Methode 5.3 Kracht-wegkromme 5.4 Arbeid-wegkromme 6 RASTERMETINGEN 7 BEREKENINGEN
7.1 Berekeningen van de materiaalkonstantes 7.2 Berekeningen van de experimentele rekken 7.3 Rekken van de metingen en de simulatie 7.4 Nauwkeurigheid van de metingen
8 FALEN 8.1 Scheurpositie 8.2 Scheuruiterlijk 8.3 Faalpunt 9 KONKLUSIE EN DISKUSSIE 10 BIJLAGES 11 LITERATUURLIJST 1 2 3 4 5 7 8 11 13 14 16 en spanningen 17 18 20 21 22 24 25 26 29
1 SYMBOLENLIJST
b [mm] lengte
bl1.b12 [-1 begin- resp. eindpunt van lijnstuk bl
b21.b22 [-] begin- resp. eindpunt van lijnstuk b2
C (N/mm2] karakteristieke spanning h [mm] lengte 1 (mm) lengte n [-] verstevigingsexponent 0 [mm) lengte r [mm) lengte Sz standaardafwijking van z v [mm1 lengte x [mm] lengte y (mm] lengte a [radJ hoek 8 (radJ hoek C1 (N/mm2] effektieve spanning E (-] eftektieve rek Ex [- J tangentiele rek
2 INLEIDING
Voor het ontwerpen van optimale omvormprocessen zijn
faalkriteria nodig. Met als faalkriterium het duktiele falen
(-mikroscheuren na enige plastische deformatie) zijn een aantal
verschillende omvormprocessen bekeken door P.J.Bolt [1]. Om de
toepasbaarheid van de faalkurve te checken, wordt een ponsproces met een snijspleet van 25% bekeken.
Gepoogd wordt een methode te vinden. om op het moment van
duktiel falen, de spanningen en rekken in het materiaal te kunnen
bepalen. De spanningen en rekken worden vergeleken met die van
een programma, gebaseerd op de eindige elementen methode. van de
firma MARC. Tevens is bekeken: het uiterlijk van de
breuk-oppervlakken. de plaats van de scheur in het produkt en bij
welke kracht-wegkombinatie de scheur optreedt.
Het materiaal dat bij het ponsengebruikt is, zijn plakjes
3 PREPAREREN VAN DE PONSBLANKS Maken van de blanks
Materiaal: staf C22, 025 mm.
Hiervan worden plakjes van 3 mm plakjes aan beide kanten afvlakken. 240.320.400 en 600 papier.
afgedraaid of gevonkt. De Schuren op achtereenvolgens Spanningsvrij gloeien van de blanks
De geschuurde blanks ontvetten door in alcohol te koken. Daarna
de blanks 5 uur op 770·C in een vacuumoven gloeien. Af laten
koelen in vacuum.
Aanbrengen van een raster op een blank
De blanks ontvetten met watten en vim (ev. oxidelaag afschuren ). Blanks in de vloeistof voor de gevoelige laag onderdompelen.
Daarna beide zijden ± 2 min. drogen met de fohn.
Negatief op de blank leggen, dit 1-2 min. onder de hogedruk
kwiklamp leggen (afstand ± 30 cm.). blank keren en nogmaals met
negatief onder de lamp leggen.
Dan van beide zijden. onder een zachte straal water. de
onbelichte delen afspoelen.
De blanks ± ~ min. in de blauwe kleurstof onderdompelen en daarna
afspoelen.
De blanks drogen en de lagen 24 uur laten uitharden. Lichtgevoelige laag: Clichasol en Folio Grotesk mager Kleurstof: Klimsch hartefarbbad (blauw)
4 RASTERPOSITIE
Tijdens het ponsen van een produkt is er een moment dat er
scheuren op gaan treden. Bij die stempelweg ZlJn we
gelnte-resseerd in de rek. Uit voorgaande proeven blijkt dat de scheur optreedt aan de punt van de snijder of aan de rand van de onderplaat. Gepoogd wordt om zo lokaal mogelijk de rek te meten.
Om de rek te kunnen meten wordt een raster OP de blanks
aangebracht. Methode 1
De blank wordt doormidden wordt na het schuren. een worden tegenelkaar aan tek .1)
W<.1
Methode 2
gezaagd en op het ontstane oppervlak.
raster aangebracht. De twee helften
geperst en onder de pers gelegd.(zie
F
"
...
--
- ...!l
F
Op de blank wordt aan de boven- en onderzijde een raster
aangebracht.(zie tek.2)
Nadelen methode 1
Positioneren moet erg nauwkeurig geschieden om het midden van de snijder exact boven de zaagsnede te krijgen.
Als de scheuren niet als eerste optreden in het oppervlak van het raster. vraagt deze methode veel blanks.
De mogelijkheid bestaat dat, alhoewel de twee helften tegenelkaar
aangeperst worden. bij een bepaalde stempelweg. de twee helften
F
,
Nadelen van methode 2
De scheur (dus de bijbehorende
buitenoppervlak. aan de boven onstaan .
rek). wordt verondersteld aan het of onderkant van de blank te Langs de randen van de snijder
verwijderd. wordt het raster plaatselijk
Omdat methode 2 het eenvoudigst te realiseren is. is besloten
dit uit te proberen. Na verschillende metingen met verschillende
rasters. blijkt een raster bestaande uit vierkantjes van .2 rom.
bij .2 mm. het beste te voldoen. Bij grot ere rasters wordt het gebied waarin de (dan niet meer zo) lokale rek gemeten wordt, te globaal. Kleinere rasters dan .2 mm. waren niet aanwezig.
5.1 Opste 11 ing
Snijder 0 10 mm .. snijspleet is 25 % van de blankdikte (=0.75 mm.)
Snijplaat 0 11.5 Mm. I
r
1
I I•
Ii
l I•
I L"'~
I_-..~_-,
I
•I
Ij
I
~
~----~~+---~ •I
I
r
I
•
I I I • • I • .J·I~"I I I I t I tek~ I-,
\
I I I I•
I I I L_~_I II
I I I I I II
•
I
I I r II
I , I: I :
I
De kracht wordt gemeten via een drukdoos, die zich aan de
bovenzijde van het gereedschap bevindt.
Het punt waar de snijder op de blank rust. wordt als nulpunt
voor de wegmeting genomen. De wegopnemer is star bevestigd aan de
bovenzijde van het gereedschap. Beide grootheden worden via
versterkers op een x-y schrijver uitgezet als de kracht-wegkromme (zie grafieken 1 en 3).
5.2 Methode
Eerst worden een aantal blanks helemaal doorgeponst. om de
reproduceerbaarheid van de kracht-wegkromme te bekijken.
De krommes hebben in het eerste gedeelte vrijwel dezelfde
rich-tingskoeficient. en ZlJn vrlJ eenvoudig te vergelijken (zie
grafiek 1) omdat de afstanden tussen de grafieken konstant moet
ZlJn. De verschillen die tussen de krommes te zien. zijn te
wijten aan dikteverschil van de blanks en aan het gebrek aan stijfheid van het statief van de wegopnemer.
Daarna worden reeksen blanks geponst met toenemende stempelweg.
De ponsprodukten worden op scheuren onderzocht. Er wordt
vast-gesteld bij welke stempelweg voor het scheurtjes optreden. Dan worden er nieuwe blanks geponst in reeksen, waarvan de stempel-wegverschillen kleiner zijn. dan van de voorgaande reeksen. Deze reeksen koncentreren zich rond de stempelweg waar scheurtjes
waargenomen ZlJn. V~~r scheuronderzoek zie hoofdstuk 8. De
stempelweg wordt ook op een andere manier gemeten. De
pons-produkten worden OP een busje gelegd en met een meetklok wordt
het diepste punt opgezocht (zie tek.5). Het diepste punt van het eerste ponsprodukt van de serie wordt als nulpunt genomen .
. G!k.S·
Een nadeel van deze methode is dat niet aIleen het stempelweg-verschil gemeten wordt. maar ook het diktestempelweg-verschil. Tevens wordt verondersteld dat van het eerste ponsprodukt een korrekte stem-pelweg gemeten wordt.
Een voordeel van deze methode is dat het statief minder snel
aanleiding zal geven tot meetfouten. door een betere
bereik-baarheid. t.o.v. de wegopnemer en dat mogelijke scheefstand van het statief sneller te zien is. Een duidelijk voorbeeld van een fout van de wegopnemer zie grafiek 1 nr.D7. Hier is de richtings-koefficient in het begin van de grafiek duidelijk groter dan bij
1-:
C'r: .;-_. '-r
c--I
.1___ ._ .. _1
i T~=~T'"';i .. ,
-i--~..
~.. :.
-7".--.-... --.-+,--~.-... _ .... ..+-_ _ ...;...:._ •. _ _ _ .... _ _ _ _ _ . _ . ' - - _i
! ! I ; ; ' i i r t· .. :- -~ . ~ ... ! - : j " ' : ''1"
! . : ~:; r '[kN]
;.·---T~:~-l p _ _ t-.-.-~~-..
r.-r --...
~----..
i---~--.-;---..:....;...-.:...-'-- --'--t-
--'--:-~
. .. -.; . , :L+:: . ;.
30 ...rJ·;
t=t·
T
-1--L ..
1
: • I _. __ 4--_,_~ ..,---...:-:.... ..
. • ' . . • j , ---.-.--.--~-.-.:....--,
-~---'---.-.... -+----'i_.
---,.-~A:::::·~;;;P,~.l
Di':t:
i
:§1)~.Qo~Ol~':s:· fP\l~: ~O~')
.: ..
~!
.! .. . .
'~~~~III"""J-. . _~ ___ .. _l ___ · - ~-i 1- ... ! I
.
.. .... -1. _
L---'-___ -+--c~" , " i "-:-.. ---;-,._---.----, .. -_._--_. --- . ; . -10 --_ .•.''',-'_'
- - ; - - - ---_.---'-- --..:....-.:..--:.-i i -.-.. ---,~--+--'-~--~ -.~.-.---~ H .-r--... -... -_ .... - - - - .... 1 - - _ : ...lIQIW!5cm:.a:m~· .:.-_ _ .... ':.. -0
0 -0.0% +0.08 .. 0.18 +o.ce ..f.O.lt "o.2S +0.21 +0.25 .. O~ 1.15 1.13 1.2 1.22 1.2.5 1.15 1.31 1.31 1·31 1.31
04 05 Db
0+
ORfiJ
OtoOtt
0'2-
013
andere ponskrommes. Dit heeft als effekt dat de hele ponskromme
naar links opschuift. Daardoor zal het stempelwegverschil •
gemeten met de wegopnemer kleiner zijn dan het
stempelwegver-schil gemeten met de meetklok. De ponskromme D7 is al duidelijk
over het krachtsmaximum heen. terwijl D8. die volgens de
wegopne-mer een grotere stempelweg heeft. het krachtsmaximum nog niet
bereikt heeft. Het zal duidelijk zijn, dat de methode met de meetklok in dit geval relevanter is dan de methode met de wegop-nemer. alhoewel deze nodig blijft om de 'absolute' stempelweg te kunnen bepalen. De methode met de meetklok en de methode met wegopnemer worden dus naast elkaar gebruikt.
5.3 Kracht-wegkromme
De berekende krachtweg-kromme moet gekorrigeerd worden met de
gereedschapstijfheidskromme om deze te kunnen vergelijken met de
experimentele kromme (zie grafiek 2). Van aIle experimentele
ponskrommes is een gemiddelde ponskromme gemaakt. (zie grafiek
3). De experimentele kromme ligt lager en·de kracht neemt na een
bepaalde stempelweg af. wat bij de berekende kromme niet gebeurt.
De experimentele kromme zal lager Iiggen omdat de berekende
kromme uitgaat van een blank van exact 3 mm. In praktijk zal de
blank iets dunner (± .1mm.> ZlJn omdat de blanks na het
afdraaien nog afgevlakt en geschuurd wordt.
Het eindige elementen programma is uitgevoerd zonder
scheur-kriterium. Dit zou het verschil in de vorm van de
krachtweg-krommes verklaren. Bij het optreden van scheuren. zal het
spanningsdragend oppervlak kleiner worden en daarnaast zal er
een belnvloeding zijn van de spanningsverdeling rond de scheuren. Ais de richtingskoefficienten van beide ponskrommes (afgeleides)
uitgezet zijn. blijkt dit interessant te zijn met betrekking tot
scheurinitiatie. omdat bij de stempelweg, waar de afgeleides
opnieuw uitelkaar gaan lopen, scheurtjes optreden (zie grafiek
4) .
:- "l'" :
.' "l"-~""~l.-; I ,t,~ '. . .J .... -_. . :1 i : I . 1'; , . • . . . J .• ;,_~ , . . . _ : : 'I .;j'
:1 .:
I:
--j , : .!~.~~~~~~~~~=t~~
.. ; . 0 ---j"-'-+--~:-l---+I--t--:--tl--+---i---+-~-:---I\-1 -1 ~~;-ri ~~l~+-~.
~~. .
.!.
I __ ., ...0-..-... ; _ _ _ .~;~--~--~l~ 1 ._._ ... ___ . _____ .. J ...j : - ; • I , t-~- •
-:
---~;
r---L -.;--,{
:~..., '. ~L ... ~;:, , -:z I :'--,
•
..J.o-~---
::-1:t---
~.--t-j---.
"T
'
!'--,.:._-, , ' ' , ' j : , ' --~~ :~ i -" - , , .. -.,_.,-."-".-; __
, 1_,
-1 -, I", ..,
--, t~ :":f
,.'
i 2.0 .. -,,-~-,-j __ ' . ____ ... _, ,L .. I i ! _ _ _ ':""' __ , . ___ •. _w_ •• _ .J.-,. _ _ ~_~_:._. ' _ _ ._. .. '" i ,. ... -i 10 1 , ' ~---;---,.---....
"t---'~---'---, -- ... ...:..--.:.
i o 0.5 ______ - ' - - ' -__ "l..-"";' _ _ ; _ " ' : ' _ _ ~ _ _ _ - ' -_ _ _ _ : _ _ _ _ _ _ _ " ' - _ _ _ _ _ ~' - , - __ "5.4 Arbeid-wegkromme
Uit de kracht-wegkrommes zijn eenvoudig arbeid-wegkrommes te
berekenen. De experirnentele kromme geeft na een zekere stijging
een knik te zien, de berekende arbeid-wegkromme niet (zie grafiek
5). Ook hier is waarschijnlijk het verschil aan het einde van de
sternpelweg. te wijten aan het ontbreken van een scheurkriteriurn bij het sirnulatieprogramrna.
; I
:!
II
': ,:
.,1
.!·I'C:::: :.::
h:t
'}I.:,
I
::,:1 ;
1-;
I /::-:I
1::1: , I I., '!
","'1" '" : .: ..
,:·1 .... t··
I •·I~l: :"I~'!'
.'h,
:--'1' - ---;
"'j~~!l-:;'
:..; ... '" ;·· ..
'1·
i .• , . I . . ," .. ,I· .. ·I .... · '"
1"'1, . 1 ,.. .. .... ,. • · . ' i . : : ! . !. - : : .:;; ,: : ' i : I 1"'40 ... ..,.... .• '" _ . .,_. ~1 , -4---:< .. ". . ·• ..r
k • ~.~ . • . . . _.i __ ... , ... j .••• , t I I ' I I"'~' 0 , . I I.\
: ' 'i ;: "I::
! ...
~". ","
!;.
~:'
. ! ' ; ., . :. I ' : i ... i ... j ! . j . . . .. I . . ..I. ..
J .... ,. __ . . .8+..
I. .. .. _ .. 1 'j' '-_. ..j ... _..J ._/j ' !
"1
1 ' : , I .'1', . '"
:"1 ;:.
1< ·1 .. ·. :/
:
I Ir
. :. :. ..'" ' : .;"
:I J! : I .. ' I ! " . .. ... .. · .... 1. "h" .... l~...
"'r .
"1'" "'r'" ; ... [ ... \ ... \ .. .. I , ' .l:~ ".:I:;4.~i .:.~ .~.,
:L. <. ;' ...~I/
..
j.: ,;" .. :. .1. i ,£" :; . '1.:: . i .. , : ;, . i , . ' : 3 ·1 . . . .. j ... ; . . . . - ,.- ".;~:: ",'" - _. "7·' . T'" , .. ;._ .. ..i-'· ...
!
l!
··i··Li:,
,+,i
:H·i--,
/li:·i~:II
..
I·· ..
1
J. ,.j 1· : " 1 : .. 1" .. ,. " ' , . I
I'
' ..
!'I
39
.1.. . ' .. , .. ;1. ,I.. ,I... '1'",.l ...
:L
.".j ....
~
....
:1
'I":
.;
II.
'.'.' I 1 I I ; : 111::. . , : I I . .. ' , : I .. ,.
L.:
.,.:,:;j; '"I":
tV; ..
:~
...
I ..
! . j ',I ,,;.I
I "i ..1.:' ' ..
:~:;
.1:."Ii;;; ...
1.:.:. : .. , j;',!
..
!..
·1
1'" " " j i-.-'f':
·-f· ..
,J/
'~!F .l;~
···r--"I
"!.
''''1'
. I IIi
t·
i ! . .!
" ' 1 : : • . I, .. ' ::1. , . , . : .!'.'
I,,':i \ ..
'l~T;··i
"','
Jt.. ...
"I .II ..
:'!"
·1' "!'. ':•
I'
I ,::"1:'
: ; j ; . ! ..-~-
. --...
J •••.. I . " • • • • t--. . . ~I ' '; : I 1 • !
i
1 "I":'I' ... :
--~:-'~. ;~I'-'
'
2h '.1
.:
"l,:! . ,
II":: ...
[1:.:: ...
H'
1'"
'''I
I :,I
T'I : ..
i ...~
i i l
i:::i .. ,;', :, ' :'
:,":
'f . : ~I
'1 .i l .. I ! . I. . , • • " i.r,. ,;". : ... ::: ali ..;.;1···!r·· ...
1 .... ~.1·: ..1·· .' ....
1 .. "" .. 1 ;I' ',::
' I : : : , ,', j • : ~.; i I _ "I" . i .. i.·1
, ' . I .. l .".,,, . . . : : . I .. :. ! .::. .I
I 'jJ',
I J
..
:
I : ' : . "'j'" :'"j"--' .... , .•• , "r'~ -'1"" . ' ; " : ' ' ' j ' ' '''T 1 I ! . . . . . . . . t . ; . I! : .. '(' ".
;ll·
.J,'"
f;"':
I .... "
i::·:
'1", .
.~
1 ' I i ':j".... ",' .. , ... , ... 1 ' •r"::
'j , .:+.:. ''''::'. ,: . !.. :-\ ... :;J,. ...
1 :,"~II-.:
:.;:.1..
'1.:.1"1':"':: '--.
'itl
rl:
j ', :'l~
· ..
·1'·- ...
j ... .1.'" ... :.,; .... !. I q I . , .1 I ! ' I: 'I:! ' "':'.: .• r ':i 1 , ::1 ; ' ::," ". J :"f" ;.::
.;:~
..
j'j:::
.::;1
:1' .
::..!
"~
, :.
J. .:"':~
• 71' . ,'rr
( . . '''1-': I " . : I'" j.+ ... :.-
I-';"-1'~
.* " i; ; .. , ,! ., .. ' , .•. ~ " • I I ' . i · I , . . '.: ',':' ,": t·
r ..
"'T~':
"'r': ..
-1':~' .
-+
~;':::'
"!'
I' .': ...
I : / ' : .... :' : 'j. ' , ; ! .;!. . : . I I ".":";1 .:...
!.... . : . , !" t , . . · , t ; . . "-1 .. ,·
(!F~"
.'+.;. ,.
..4.-:-...
_L..
J.+ /(,.; .,
··:~t!-t:.,
·l·
_I'.
. " , t • • ,~.I ~ I I' ! 05 I ! I '1 i . I 1156 RASTERMETING
De rasters worden gemeten op een Zeiss meetmikroskoop met een
vergroting van 40x (schematische weergave zie tek.6). De
meet-waardes worden digitaal uitgelezen. De kruisdraden van de
mikroskoop staan niet loodrecht op elkaar , (zie tek.8), waardoor
de exakte positie van een kruispunt van twee rasterlijnen
moeilijk te bepalen is (zie tek.8b).
Plaats van de rastermeting: De metingen ZlJn uitgevoerd
plaatsen waar de tangentiele richtingsvektor van de
ongeveer parallel ligt aan de lijnen van het raster. Dit
de kleinst mogelijke fout de tangentiele rek (Ex) te
op de cirkel om met kunnen . bepalen (zie tek.7).
<1
4
I t ..,----+-fD~c=t>
----1--
..-t~ ~ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ - JHet meten van de rek:
~
, I • I I '\,
,
\ I \ \ I \ I \ I I...
....
f-f--~l_
IWerkwijze (zie tek.8a) :De vertikale kruisdraad wordt tegen een
vertikale lijn uit het raster gelegd. Het snijpunt van de
kruisdraden wordt tegen de hoek van een rastervierkant gelegd
(1). Uitlezing op nul zetten. Verplaatsen naar punt 2. De
afgelegde wegin y-richting uitlezen (el), van 2 naar 3 uitlezen
(-bl). bij 4 uitlezing OP nul zetten, van 4 naar 5 (-b2). van 5
naar 6 C-r). uitlezing op nul zetten. van 6 naar 7 (-01), bij 8
Verder moeten h en v opgemeten worden (zie tek.9). V kan opgemeten worden opgemeten door de blank op z'n kant te zetten. Aan de tegenoverliggende zijde de metingen nog een keer uitvoeren
(voor het geval dat de blank scheef uitgeponst wordt). De
h-waarde is niet met 01 en 02 meegemeten omdat 01 onder een hoek
7.1 Berekenen van materiaalkonstantes
Uit grafiek 6 worden de specifieke
verstevigingsexponent bepaald. Grafiek 6
waarvan het gebied na insnoering gekorrigeerd
a-C voor E-l. C-770 ± 5 N/mm2. Door de best bepalen kan de verstevigingsexponent bereke~d
spanning en de is de trekkromme is met Sibel [1]. passende kromme te worden. E 0.05 0.1 0.15 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 1.0 Voor n I i j
.
-, r a a(n-.21) a(n-.215) 405 410 404 472 475 469 515 517 512 550 549 545 590 598 594 630 635 632 665 666 663 690 692 690 720 714 713 745 735 734 760 753 753 770 770 770 is genomen n-.215 ± .005 I I a(n-.22) 398 464 507 540 591 629 661 688 712 733 752 770 I , _ i9'J ....
I r~,
j .1I
i1
i . I .'" :'1·' .;- .
;...-~ ~~ I.I'·
j I I ....-·-1'"
-1 ; ; ,: . '!"--.'
i
I :
l
Ir
i~
..
: .j
.: . ..j._. j .. .0 L ;.. \.
":+'~
..
~
'l·t
·J·t .. :
I'··1·
.
I ij !
II
I'
i
' I I
I
ii
1· ·'1'+"'" "1" j .\. " jI I
I ..1- ;. -
-4···:·j:·L.:
.j.. 'i···~·L:"
;
.1· ;.j ....
,i ' : ; . ~ . :.! ~ '" . ~!:
i I . ... ! !. -.;._~!_,-t-L., . . . ! .. ~-t·~··..
L. i ..LJ. .
I . I l .: ··'··1·i
I . l : i ;t .
! 1... r' ....
1- .i .. -l- : l .... ~-: . .. ,i. ..·: ..·t
j. ,,-~ .. _;.+--..
L .-. J- ; ... - ' ... ; ' .. ; , i 'I'·:' ; .. I , : ' I I ; ' ! .i ~. : ; i ~ . 1 : I " ! )·1'1:'1.
.-'''
: ·1.,'" " ; 1
ii
I
:' j jI
I .; I . .; ii
..~
.. [ .. : II . .! ... :
I
I
,- i"·+··;··j' : :
I " ' : I... ; !
":1:;
! 1 ! j I , I j , ij".'
\ " ! t·· !17 7.2 Berekening van experimentele rekken en spanningen
Opmeten van het raster in x-richting (tangentieel)
x=(r+l)/2 (zie tek .10)
Omdat van het lijnstuk dat in de tangentiele richting ligt. de verlenging niet op te meten is. zijn de dichtsbijzijnde parallele
lijnstukken. een op de ponsdop en een op de rand van het
ponsprodukt (I en r) opgemeten. Het gemiddelde van deze twee
waardes wordt verondersteld in de buurt van de werkelijke waarde van de lengte van het lijnstuk te leggen.
Opmeten van het raster in y-richting (radieel)
y-(b1+b2+o1+o2+2v+2h)/4 (zie tek.l0)
Ex-ln(x/.2)
Ex blijkt zeer klein te zijn (zie bijlage 3). wat in over-eenstemming is met de aanname dat het voornaamste deforma-tieproces. afschuiving is (zie ook 8.2). Bij de berekening van E wordt Ex verwaarloosd. E-tan[acs[.2/y]]/~3
Om een benadering te geven voor
de mate van afschuiving in het produkt. wordt een fiktieve hoek acs[.2/y]-r ingevoerd (zie tek.ll). De gemeten lengte in y-richting (-ol+o2+v+h). heeft als uitgangstoestand (- de niet
gedeformeerde toestand) altijd de lengte van twee rasterhokjes.
Met behulp van C en n vinden we
voor de effektieve spanning:
[ ] .215 ac 770* tan[acs[.2/y]]/~3 ~i\:gon~
6\& ..
~~rd12k
11L __ _
... A-A A---L
•
,
tek.1O7.3 Vergelijking van rekken van de metingen en de simulatie
*
Rekken van de experimenten (zie grafiek 7)Meetnr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 E [-] .613 .665 .598 .676 .662 .803 .774 .814 .823 .594 .672 .428 .375 .442 .483 a [N/mm2] stempelweg [mm.] 688 1.1 704 1.1 687 1.2 705 1. 2 712 1.3 736 1.3 727 1.3 736 1. 3 737 1.3 685 1. 0 705 1.0 639 0.7 620 0.8 642 0.9 656 0.9
* Rekken van de simulatie zie tekening 12
Het hier toegepaste raster is vrij grof. indien een er een fijner
raster gebruikt wordt. zal de maximale rek die optreedt.
toene-men.
De rek gemeten in experimenten. komt redelijk overeen (zelfde
ordegrootte) met de gemiddelde, berekende rek over globaal
hetzelfde gebied. j
---
~
-
..,t"
~~aJ-lV
_plad:si~: min: 0 rmm.~ rYm= 1.1 b [tnm .. AX:::"99(rnm]ReI<:
min;
3.8 E-LJI\tl)( ..
7.
Bo E.·1 tE 2.00E-1 2.4.00 E-'l 3: 6.00£-1 4e a.OOE-1 5'.1.00O,!. - -.-.---.;.... , ! "
0"'"
W 1·· .. -···_ .. · ...,
._ .... "-:--. Q.5 1 .. ---... ... . -. -f- . 0.15 ? 1.1'... _._ .... _
.. _. ___ . ___ ._ ...
~... _ .. :.._ ... ______ . ___ ..
~.. ______ ... _____
~_____ *'"pe,weg
("""l-:::!:!'"
,
i
"" ... ; ~,, :: _ _ . _ l .1 I ... I . I ----... --.. ---.~ ... - . t·· .. _ .. l. -9.'57.4 Nauwkeurigheid van de metingen
Van de gemeten en berekende grootheden zijn de standaardafwijking en de gemiddelde relatieve fout bepaald.
Sh2 -Sb122 +Sb2P SEx2 - (l/x) 2 * SX2
aanname Sr1-Sr2-S11-S12
(zie bijlage 1 tabel 1) (zie bijlage 1 tabel 1) (zie bijlage 1 tabel 1)
[ ]
,215 [ ]-1.57
So2- tan[aes[.2/y]]/~3 *Se2+ tan[aes[,2/y]]/~3 *SE2*
[ ] .43 * tan[aes[.2/y]]/~3 Sx2 -1.5 exp-5 SoP -SbP -1 .8 S022-Sb22-5.4 Sh2_4.2 exp-5 Sv2-4.2 exp-5 Sy2-3.1 exp-5 Se2 -5 Sn2-2.5 exp-5 Sa2-1.9 exp-2 SB2-1.5 exp-4 [mrn2 ] exp-5 [mrn2] exp-5 [mrn2 J [mrn2 J [mrn' ] +(01+b1)*2.2 exp-2 [ (N/mrn2 ) 2 1 [ -] [ -] [- ]
*
gemiddelde nauwkeurigheid x ± 2% y ± 12% tussen 5 en 18% Ex ± 70% tussen 49 en 106% E ± 19% tussen 7 en 31% o ± 4% tussen 2 en 7%(zie bijlage 1 tabel 3)
+v281.3 exp-6 [mrn2]
(zie bijlage 1 tabel 2) (zie bijlage 2 tabel 4)
21 S.l Scheurpositie
De ponsprodukten worden onder een loep op scheurtjes onderzocht.
Voor het ponsen wordt. iedere keer op dezelfde plaats ten
opzichte van het gereedschap, een merkteken op de buitenrand
aangebracht. Na vergelijking van diverse ponsprodukten. kan
worden gekonkludeerd dat de scheur een vaste positie heeft ten
opzichte van het aangebrachte merkteken. De ponsprodukten worden
daarom OP een vaste plaats doorgeslepen zodat de kans om
scheur-begin in het ponsprodukt OP te sporen, maximaal is.
A A
tek.13
Naderhand is de snijder bekeken en bleek dat de afrondingsstraal van de snijder niet overal gelijk is (zie tek.13). Tevens bleek dat de scheur altijd optrad aan de scherpe kant van de snijder.
Maken van preparaten: Om het ontstaan van de scheur te kunnen
bekijken, worden er ponsprodukten met verschillende
stempel-indringdiepte doorgeslepen en ingebed. lnbedmateriaal: Technovit 4000
Mengen: 1 deel vloeistof bevattende methylmethacarylaat+3% nndi-methyltoluidin
2 delen vloeistof bevattende methylmethacrylaat-styrol 2 delen poeder
Preparaten in een plastic vormpje plaatsen. Mengsel hierin gieten. Laten uitharden 10+15 min. Uithardtemperatuur lOS-C.
Warmtebestendig tot 130·C. Preparaten schuren: 240. 320. 400.
600. Polijsten: 6 um, 1 um, ~ um. Eventueel etsen.
=';.
_____ •. 1
- ____ ..
,1.--fA'
22 8.2 Scheuruiterlijk
Van een geheel doorgeponst produkt. wordt het breukoppervlak onder een elektronenmikroskoop bekeken (zie foto's) .. Hier blijkt duidelijk dat er afschuiving heeft plaatsgevonden.· Nadat er holtes ontstaan zijn. zijn de oppervlakken niet loodrecht op het
breukoppervlak van elkaar afgetrokken. De holtes hebben een
duidelijk ovale vorm. zodat kan worden aangenomen dat dit het
gevolg is van afschuiving (zie tek 15). .~~
j'olo1
~:t(X)(»(
0: 1O}J"\.
8.3 Faalpunt
Na het bekijken van de ponsprodukten blijkt dat scheuren optreedt
bij een stempelweg die ligt tussen 0.8 en 1.0 mm. (zie grafiek
8). Om het faalpunt exacter te bepalen. zal de wegmeting op een
25 9 KONKLUSIE EN OISKUSSIE
In het verslag is er van uit gegaan dat het proces dat optreedt
in de deformatiezOne. afschuiving is. Een reden om aan te nemen
dat de deformatie voornamelijk beheerst wordt door afschuiving is, dat Ex (tangentiele rek) klein is t.o.v E (zie bijlage 3). Ook uit de foto's is op te maken dat het hier om afschuiving gaat.
Bij het vergelijken van de globale rekken uit de experimenten en uit de simulatie. blijken de rekken van dezelfde ordegrootte te zijn. Een nadeel van dit ponsproces is dat de gemiddelde rek en dus de gemiddelde spanning niet bepaald kunnen worden en het faalpunt niet in de faalkurve kan worden geplaatst.
Een eenduidige manier om de stempelweg te bepalen zou kunnen
gebeuren door opmeten van gepolijste oppervlakken. Oit heeft als
voordeel dat vergeleken bij de statief wegmeting geen meetfouten veroorzaakt kunnen worden door het statief. oppervlakteruwheid,
gereedschapstijfheid enz. Probleem hierbij is dat het oppervlak
dat door een scheur gevormd is. verandert doordat het gereedschap langs het werkstuk wrijft. Hierdoor zou de indringing groter lijken dan deze in werkelijkheid is. Een mogelijk proces waarbij dit waarschijnlijk niet optreedt is "guillotining" (zie tek.16), omdat het afgesneden deel wegdraait van de rest van het werkstuk. Een ander voordeel van dit proces is dat het raster eenvoudig op de zijkant aangebracht kan worden en bij een gereedschap met een
snijkant. die onder een hoek staat. zal scheurlnitiatie altijd
plaatsvinden in het vlak van het raster (zie tek.17).
Een nauwkeuriger raster zou voor verdere metingen niet overbodig zijn. en waarschijnlijk zijn rasters bestaande uit cirkels beter te gebruiken omdat de rasterlijnen konstanter van dikte zullen zijn dan bij het raster bestaande uit vierkantjes.
Bij het vergelijken van de experimentele en de berekende kromme
blijkt dat de richtingskoefficienten. na een wat verschillend
begin. praktisch hetzelfde te zijn. Bij een wat grotere
stempel-weg lopen ze weer uiteen. precies in dat gebied treden er
zichtbare scheurtjes op. Het zou interessant ZlJn na te gaan of
dit geldt voor ponsen in het algemeen. De vraag is dus of
scheuren gemarkeerd wordt door het uiteenlopen van de richtings-koefficienten van de verschillende ponskrommes.
10 BIJLAGE 1
tabel 1 Metingen aan de reproduceerbaarheid van rastermetingen
b11-b22 [rom) b12 [rom] b21 (rom]
0 0 0 0.0014 0.0019 0.0110 0.0065 0.0026 0.0040 0.0102 0.0017 0.0081 0.0067 0.0052 0.0143 0.0116 0.0016 0.0083 0.0082 0.0080 0.0004 0.0077 0.0047 0.0084 0.0033 0.0023 0.0181 gem. 0.0062 0.0023 0.0081
tabel 2 Bepaling van de gemiddelde hoek a .
x [rom] a [-] 0.042 0.40 0.043 0.41 0.115 0.86 0.113 0.85 0.114 0.85 0.116 0.86 0.078 0.66 0.084 0.67 0.100 0.79 0.087 0.72 0.074 0.64 0.069 0.60 1ek.18 gem. 0.69
tabel 3 Meting van de reproduceerbaarheid van v
v1 [mmJ
o
0.009 0.006 0.005 0.012 0.010 0.010 0.010 0.010 gem. 0.008 v2 [mmJo
0.002 0.002 0.005 0.007 0.002 0.013 0.013 0.013 0.006 (zie tek .10) SblP -1.5 exp-5 Sb122 -2.5 exp-6 Sb2P -3.9 exp-5 Sa2 -1. 9 exp-2 SvP -1.4 exp-5 Sv22 -2.8 exp-5 Sv2-4.2 exp-527 10 BIJLAGE 2
tabel 4 Bepaling van de gemiddelde hoek
B
k [rom] g [rom] d(rom]
B[-]
24.90 25.20 2.85 0.05 24.90 25.25 2.90 0.06 25.00 25.20 2.85 0.04 25.00 25.35 2.70 0.06 25.00 25.15 2.70 0.03 24.90 25.10 2.70 0.04 25.00 25.15 2.70 0.03 24.80 25.10 2.70 0.06 24.75 25.05 2.70 0.06 24.95 25.20 2.70 0.05 25.00 25.25 2.70 0.05 gem. 0.05 l:e.k.'20
10 BIJLAGE 3
tabel 5 Meetwaardes (voorbeeld)
D4a D4b D5a D5b D6a D6b D7a D7b . D8a D8b
x .205 .205 .204 .209 .207 .208 .207 .205 .204 .206 Y .283 .301 .302 .309 .295 .306 .285 .332 .292 .317 01 .045 .117 .146 .108 .174 .146 .121 .088 .122 .056 bi .051 .118 .133 .008 .157 .128 .120 .078 .108 .058 v .230 .288 .276 .280 .312 .313 .311 .360 .276 .305 Ex .024 .023 .019 .040 .035 .035 .033 .023 .019 .029 E .578 .647 .653 .679 .626 .669 .587 .764 .613 .711 0 685 701 702 708 696 706 687 726 693 716 Sx .004 .004 .004 .004 .004 .004 .004 .004 .004 .004 Sy .015 .035 .042 .029 .049 .041 .036 .025 .036 .018 SEx .019 .019 .019 .019 .019 .019 .019 .019 .019 .019 SE .062 .136 .160 .112 .193 .156 .145 .091 .137 .066 So 17 32 37 25 46 36 37 19 34 15 %x 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 %y 5 12 14 10 17 13 13 8 12 6 %Ex 79 83 101 47 54 54 57 83 101 65 %E 11 21 24 16 31 23 25 12 22 9 %0 2 5 5 4 7 5 5 3 5 2
11 LlTERATUURLIJST [1] (2] [ 3] (4] [5J [6J [ 7] [8] [9] P.J.Bolt J.A.G.Kals J.H.Dautzenberg W.P.Romanovski E.Lloyd A.G.Atkins J. Wi lIes J.A.H.Ramaekers L.J.A.Houtackers P.B.G.Peeters B.Dodd Y.Bai K.Lange M.T.Watkins 29 Prediction of ductile failure in forming Proceedings '2nd international
conference on technology of plasticity' ed by K.Lange 385-391
Springerverlag Ber,lin 1987
Handboek voor de moderne stanstechniek Kluwer. Den Haag 1966
An introduction to some metal-forming, theory.principles and practice
Portcullis Press Ltd. 1986
Surface produced by guillotining Philosophical Magazine. vol.43. no.3. 627-641.1981
Deep drawing
Butterworths scientific publications London 1954
Plastisch bewerken van metalen. proces-beheersing in de onderdelenfabricage OMTEC 1987
Ductile fracture and ductility. with applications to metalworking
Academic Press 1987
Handbook of metal forming McGraw Hill Book Company 1985
Metal forming II. pressing and related processes