• No results found

Een troostende arm om je heen, of meteen aanpakken van het probleem : onderzoek naar de reactie die men zoekt bij het delen van de emotie boosheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een troostende arm om je heen, of meteen aanpakken van het probleem : onderzoek naar de reactie die men zoekt bij het delen van de emotie boosheid"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een Troostende Arm om je heen, of Meteen Aanpakken van het Probleem: Onderzoek naar de Reactie die men Zoekt bij het Delen van de Emotie Boosheid.

CAM van Kats Universiteit van Amsterdam

Bachelorproject Sociale Psychologie Studentnummer: 10212205

(2)

Een Troostende Arm om je heen, of Meteen Aanpakken van het Probleem: Onderzoek naar de Reactie die men Zoekt bij het Delen van de Emotie Boosheid.

CAM van Kats Universiteit van Amsterdam

Abstract

Wat voor reactie vindt men wenselijk bij het delen van de emotie boosheid, deze vraag is in dit stuk onderzocht aan de hand van een online vragenlijst onder 50 respondenten. Hierbij werd de emotie boosheid opgeroepen aan de hand van een beschreven scenario, gevolgd door 4 hypothetische reacties. De eerste reactie bevat een socio-affectief element waarbij er wordt getroost en geluisterd, de tweede reactie is meer cognitief waarbij er wordt gerelativeerd. Ook wordt er een reactie met een combinatie van socio-affectief gevolgd door cognitief getest en een reactie met een combinatie van cognitief gevolgd door socio-affectief. Uit de resultaten blijkt dat de socio-affectieve reactie het meest wenselijk gevonden wordt, waarmee de hypothese is bevestigd.

Al van jongs af aan leren mensen hun emoties te delen met anderen, te vertellen hoe zij zich voelen. Dit gebeurt met zowel positieve als negatieve emoties (Rimé, 2009). Naar het delen van emoties, social sharing, is dan ook veel onderzoek gedaan. Zo is er gekeken naar wat voor reacties men krijgt op het delen van emoties, en wat voor reactie effectief is bij het verwerken van emoties. Maar wat voor reactie vinden mensen prettig wanneer zij hun emoties delen? Wat zoeken zij op net na het ontstaan van de emotie. Dat wordt in dit onderzoek nader bekeken. De

(3)

na het ontstaan van een negatieve emotie. Wanneer er meer bekend is over wat men zoekt bij het delen van een emotie, kunnen mensen misschien beter geholpen worden. Zo kan een luisteraar beter inspelen op het verhaal van de verteller om zo meer gepaste hulp te bieden. Dit kan

toegepast worden in verschillende professies waarbij men bezig is met het reguleren van emoties. Deze kennis zou dan gecombineerd moeten worden met de meer objectieve kennis over

effectiviteit van reageren.

Mensen delen zowel positieve als negatieve emoties, in dit onderzoek ligt de focus op negatieve emoties. Negatieve emoties ontstaan vaak wanneer een doel op een bepaalde manier geblokkeerd wordt waardoor het niet behaald kan worden (Rimé, 2009). Het delen van emoties vormt een belangrijk onderdeel van het emotie verwerken. Men trekt hierbij vooral naar intimi. Het fenomeen van social sharing wordt consistent geobserveerd met verschillende procedures, verschillende emoties, verschillende leeftijdsgroepen en in cross-culturele vergelijkingen (Rimé, Mesquita, Boca & Philippot, 1990).

Rimé (2009) kijkt in zijn onderzoek naar de relatie tussen het delen van emoties en herstel van emoties. Volgens Rimé (2009) zijn er bij social sharing grofweg twee manieren waarop de luisteraar kan reageren. Ten eerste de cognitieve respons, waarbij er sprake is van reframing of reappraisal, dus herkaderen en herbeoordelen. Er wordt geprobeerd om het probleem in perspectief te stellen en te relativeren. Dit leidt tot het verwerken van de emotie veronderstelt Rimé (2009). Daarnaast is er de socio-affectieve respons, deze zorgt voor erkenning van het probleem. Er wordt geluisterd, begrepen en gerustgesteld. Het veronderstelde effect van deze respons is een tijdelijke opluchting. Volgens Rimé (2009) ervaren individuen socio-affectieve behoeften, maar zal de cognitieve respons uiteindelijk zorgen voor herstel van de emotie waar de socio-affectieve respons zorgt voor tijdelijke opluchting (Rimé, 2009). Deze stelling is getest in

(4)

een onderzoek van Nils & Rimé (2012). Zij onderzochten de effecten van praten over emotionele ervaringen. Hierbij keek de participant naar een film die een bepaalde emotie opwekte,

ondertussen kreeg de vergezellende persoon instructies om een bepaalde respons aan te nemen in zijn rol als luisteraar. Hieruit blijkt dat een cognitieve reactie van de luisteraar zorgt voor een minder grote emotionele impact en een minder negatief affect bij de participant, in vergelijking met reacties zonder cognitief component. Bij een cognitieve reactie blijft het effect van

emotioneel herstel stabiel, zelfs na het opnieuw blootstellen aan emotionele stimuli (Nils & Rimé, 2012). Hoewel cognitieve steun volgens Rimé op de lange termijn effectiever is, is de socio-affectieve respons meer de norm (Burleson, 2008). In dit onderzoek wordt nader bekeken naar welke steun men zelf in eerste instantie op zoek is. Er wordt hierbij gekeken naar

waargenomen voordelen, niet naar daadwerkelijk herstel van het delen van emoties. Gedrag van mensen wordt namelijk beïnvloed door de waargenomen voordelen van het nemen van bepaalde maatregelen (perceived benefits). Deze voordelen hebben betrekking op het belang wat een individu hecht aan de werkzaamheid van uitoefenen van bepaald gedrag, waarbij gedrag wat leidt tot prettige uitkomsten als belonend wordt ervaren, en gedrag wat leidt tot negatieve uitkomsten als niet voor herhaling vatbaar wordt ervaren.Als een individu van mening is dat bepaald gedrag de vatbaarheid voor problemen zal reduceren of de ernst van problemen kan verminderen, dan zal hij of zij dit gedrag waarschijnlijk vertonen, ongeacht de objectieve feiten over het daadwerkelijke effect van gedrag (Rosenstock, 1974). Er wordt in dit onderzoek gekeken naar wat men denkt een fijne reactie te vinden bij het delen van emoties, niet of deze reactie ook daadwerkelijk effectiever is, het gaat hier dus om de perceived benefits.

Naar aanleiding van deze theoretische achtergrond is tot de volgende hypothese

(5)

zijn luisteraar. Door deze reactie zal de intensiteit van de emotie afnemen. Volgens Bippus (2001) heeft men na interactie met een ander persoon namelijk meer het idee dat hij zelf zijn probleem op kan lossen. Dit zou erop kunnen wijzen dat men in eerste instantie behoefte heeft aan een gesprek waarin de emotie gevalideerd wordt. Wanneer de intensiteit van de emotie afneemt, kan men beter omgaan met het probleem en zelf cognitief aan het werk gaan. Volgens onderzoek van Brans, van Mechelen, Rimé & Verduyn (2014) is er namelijk een onderscheid te maken tussen de directe en vertraagde effecten van het delen van emoties. Hierbij verschillen de effecten per emotie. Dit zal dus ook van invloed zijn op de reactie die men zoekt of verwacht bij het delen van een bepaalde emotie. Zo leidt bijvoorbeeld het delen van de emotie boosheid tot verschillende voordelige effecten. Bij directe effecten kan gedacht worden aan het afnemen van de intensiteit van het subjectieve gevoel van de emotie, men kan beter omgaan met het probleem en de emotie, men ziet de toekomst positiever. Deze effecten zijn ook in vertraagde vorm terug te zien, daarnaast is er op langere termijn sprake van het herzien van het doel en het ondernemen van actie (Brans, e.a., 2014). Het afnemen van de intensiteit van de emotie valt onder een van de directe effecten welke bereikt kunnen worden met een socio-affectieve reactie, de vertraagde effecten vergen een meer cognitieve aanpak.

In overlap met de mogelijke effecten van het delen van emoties, hebben mensen verschillende motieven om emoties te delen. Hierbij kan gedacht worden aan het zoeken naar verduidelijking, oefening, het hart luchten, aandacht wekken, informeren, hulp of ondersteuning zoeken, en het zoeken naar advies en oplossing (Duprez, Christophe, Rimé, Congard & Antoine, 2014). Bij de socio-affectieve respons ontstaat er meer affectie tussen de persoon die vertelt over zijn emotie en de luisteraar (Rimé, 2009; Baumeister, e.a., 1995) Deze respons zorgt ervoor dat verteller en luisteraar zich meer verbonden voelen met elkaar (Brans, e.a. 2014). Dit sluit aan op

(6)

de behoefte van toebehoren (need to belong). Mensen hebben namelijk de fundamentele drang om een minimaal aantal waardevolle, duurzame, interpersoonlijke contacten te hebben. Een van de voorwaarden hierbij is positieve interactie. Wanneer men emoties deelt met intimi wordt de affectie tussen individuen dus verhoogd en de behoefte tot toebehoren vervuld. Hierbij leidt geaccepteerd worden tot positieve gevoelens en afgestoot worden tot negatieve emoties

(Baumeister, e.a. 1995). Men is erop gericht deze behoefte te vervullen, en wil geaccepteerd en dus begrepen worden. Men is er op gericht dat zijn emotie gevalideerd wordt door de ander, en zoekt daarom in eerste instantie begrip bij zijn luisteraar. Dit begrip van de ander bij het delen van emoties is ook terug te zien in onderzoek van Wetzer, Zeelenberg & Pieters, (2007) naar de emotie-respons congruentie hypothese. De respons die men prefereert bij social sharing hangt af van de emotie die gedeeld wordt. Uit zijn onderzoek blijkt dat de uitkomsten van social sharing vaak worden beïnvloed door congruentie tussen de respons die men krijgt en de emotie die men deelt. Bij het bevestigen van een emotie in een socio-affectieve reactie, zorgt dit bijvoorbeeld bij boosheid voor een verhoogd zelfbeeld (Wetzer, e.a., 2007), men voelt zich begrepen.

Dat mensen in eerste instantie graag een socio-affectieve reactie willen, blijkt niet alleen uit hun motieven om emoties te delen, maar ook uit de theorie van ego depletion. Het reguleren van emoties kost namelijk energie, met het verwerken van de eerste intensiteit van een emotie, ontstaat er depletion, anders gezegd ‘moeheid’. Emoties zijn nu moeilijker te reguleren, en prestaties op andere taken nemen af (Johns, Inzlicht, Schmader, 2008). Volgens de theorie van ego depletion hebben individuen zelfcontrole, de mentale capaciteit om onder andere emoties te reguleren (Baumeister, e.a. 1995). Wanneer iemand gebruik maakt van zelfcontrole, neemt de innerlijke capaciteit af en ontstaat er vermoeidheid. In deze staat hebben verdere inspanningen die zelfcontrole vereisen een grote kans om te falen (Inzlicht & Schmeichel, 2008). Zo ook de

(7)

cognitieve taak om een probleem op te lossen. Daarom kan men niet meteen cognitief in actie komen. Dit idee wordt ondersteund door studies die aantonen dat wanneer men zijn emoties moet reguleren, dit de prestatie op andere taken doet afnemen, bijvoorbeeld het oplossen van een moeilijke puzzel (Muraven, Tice & Baumeister. 1998). Wanneer de intensiteit van de emotie afneemt door het delen van de emotie (Brans, e.a.2014) is er weer ruimte om cognitief na te denken over het probleem. Men heeft na interactie meer het idee dat hij zelf zijn problemen op kan lossen (Bippus, 2001). Hiervoor is een moment van afname van intensiteit nodig,

bijvoorbeeld door gevoel van erkenning bij een socio-affectieve respons (Rimé, 2009).

Dit onderzoek is onderdeel van een groter onderzoek wat naar 5 negatieve emoties kijkt, namelijk boosheid, verdriet, spijt, zorgen en algemeen negatief affect. Dit onderzoek richt zich echter slechts op boosheid, daarom zullen de andere emoties verder buiten beschouwing gelaten worden. Er wordt geprobeerd een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag door middel van het beschrijven een scenario waarbij de emotie boosheid opgeroepen wordt. Hierop volgen verschillende hypothetische reacties. De proefpersonen zullen middels een vragenlijst aangeven in hoeverre zij zich kunnen vinden in deze reacties. Er wordt hierbij verondersteld dat men in eerste instantie vooral behoefte heeft aan een socio-affectieve reactie.

Methode Deelnemers

Er zijn in totaal 75 mensen begonnen aan de vragenlijst. Hiervan zijn er 20 afgevallen omdat zij de vragenlijst niet afgemaakt hebben. Vervolgens zijn er op basis van outliers nog 5 mensen uitgesloten. Het aantal respondenten was uiteindelijk 50. Hiervan waren 18 mannen en 32 vrouwen. De deelnemers kwamen niet uit een specifieke populatie, maar zijn door middel van

(8)

snowball-sampling geworven door 5 studenten, er was hierbij geen sprake van beloning. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 33 jaar met een range van 18 tot 62.

Materiaal

Voor dit onderzoek is er een vragenlijst opgesteld. Bij aanvang werden hierbij wat algemene vragen gesteld zoals geslacht, leeftijd en opleiding. Ook werd hier de controlevraag voor humeur gesteld. Men kon aan de hand van een 7-punts-schaal aangeven in hoeverre hij zich negatief of positief voelde. Vervolgens was er een tekst te lezen waarin de emotie boosheid werd opgeroepen, zie bijlage 1 voor scenario. Of het scenario over boosheid de juiste emotie oproept is getest aan de hand van een kleine pilot. Vooraf is een pilot gedaan met 21 mensen, zij konden 3 mogelijke antwoorden geven van het soort emotie wat voor hen naar voren kwam uit het scenario. In totaal zijn er 52 antwoorden gegeven. Door middel van free labelling bleken er 6 antwoorden niet op de target emotie uit te komen. Dit betekent dat 89% van de gegeven antwoorden wel tot de target emotie konden worden gerekend.

Bij het onderzoek werden na het lezen van het scenario vier mogelijke reacties

beschreven: een socio-affectieve reactie, een cognitieve reactie, een combinatie waarbij er eerst socio-affectief en vervolgens cognitief wordt gereageerd en tot slot een combinatie waarbij er eerst cognitief en vervolgens socio-affectief wordt gereageerd, zie bijlage 2 voor de volledige reacties. Hierbij werd de socio-affectieve reactie gekenmerkt door een luisterend en troostend element, de cognitieve reactie juist door een meer relativerend element. De volgorde van deze reacties is gerandomiseerd. De deelnemers konden aangeven in hoeverre ze de reactie wenselijk vonden aan de hand van verschillende wenselijkheidsvragen op een 7-punts-schaal.

(9)

7-punts-schaal kon aangeven in hoeverre men zich bijvoorbeeld kon inleven in het scenario, waarbij een score van 1 stond voor helemaal niet, en een score van 7 voor heel erg.

Procedure

De deelnemers konden de eerder beschreven vragenlijst invullen op de computer. Aan de hand van een informed consent werd men geïnformeerd over het onderzoek, en kon men

toestemming geven voor deelname en gebruik van gegevens. Hierbij is het doel vooraf beschreven, namelijk nagaan wat voor reacties mensen graag ontvangen van anderen bij het delen van emoties. Vervolgens is de deelnemers gevraagd zich in te leven in een scenario waarbij boosheid opgeroepen wordt, waarna hypothetische reacties beschreven zijn van anderen. Er werd de deelnemers gevraagd in hoeverre zij deze reacties wenselijk vonden. Ook werd hen duidelijk gemaakt dat zij voor vragen altijd contact op kunnen nemen met de onderzoeker. Het onderzoek nam per deelnemer zo’n 10 minuten in beslag.

Analyse-plan

Een repeated measure ANOVA zal worden uitgevoerd om te toetsen of een bepaalde reactie meer gewenst is dan anderen. Hiervoor worden de verschillende wenselijkheidsitems per reactie samengenomen, waarbij wenselijkheid de afhankelijke variabele is met de 4 mogelijke reacties als within-subject variabelen. Met post-hoc testen kan daarna gekeken worden waar deze mogelijke verschillen wat betreft wenselijkheid voor een bepaalde reactie zitten. Middels een regressie-analyse zal hierna exploratief gekeken worden of er verschillen bestaan qua gewenste reactie wat betreft sekse, humeur & opleiding.

(10)

Resultaten

Van de 55 respondenten die de vragenlijst volledig hadden ingevuld zijn de Z-scores aangevraagd van de totale tijdsduur van het invullen van de vragenlijst. Wanneer iemand 3 maal de Z-score boven of onder het gemiddelde deed over het invullen van de vragenlijst werd deze niet betrouwbaar bevonden. Dit zorgt voor uitval van 2 deelnemers die te lang over de vragenlijst hebben gedaan. Op basis van de manipulatievraag in hoeverre men zich kon inleven in het scenario zijn 3 deelnemers verwijderd. Omdat zij geen realistische antwoorden konden geven. Aangezien zij zich helemaal niet of niet konden inleven in het scenario. Verder is er

gecontroleerd voor humeur, tijdsduur per vraag en continu dezelfde antwoorden geven, dit heeft niet gezorgd voor verdere outliers. De overgebleven gegevens zijn gebruikt voor de analyses.

Een herhaalde meting ANOVA is uitgevoerd met wenselijkheid als afhankelijke variabele en de 4 mogelijke reacties als within-subject variabelen. De aanname van sphericiteit wordt geschonden want Mauchly’s test = .66, p < .005, er wordt daarom gekeken naar Greenhouse Geisser Conservative F-test bij het beschrijven van de resultaten. De resultaten laten zien dat er significante verschillen zijn wat betreft wenselijkheid voor een bepaalde reactie,

F(2.31, 112,97) = 17.73, p < .001. Er wordt daarom gekeken naar post hoc testen om te kijken waar de verschillen zitten. Er is gekozen voor bonferroni, dit is de strengst mogelijke

correctiemethode ter bestrijding van het probleem van kans kapitalisatie, waarbij er een

(11)

Tabel 1

Verschillen tussen de wenselijkheidsreacties Reactie (I)-(J) Gemiddelde verschil (I-J) 1- 2 3 4 1.89* .79 .89* 2- 1 3 4 -1.89* -1.20* -1.00* 3- 1 2 4 -.79 1.10* .10 4- 1 2 3 -.89* 1.00* -.10 Noot. * wanneer significant (p < .01).

Zoals verwacht, werd de socio-affectieve reactie als het meest wenselijk ervaren. Deze verschilde significant van de cognitieve (p =.000) en de cognitieve-socioaffectieve reactie (p = .006). Er is geen significant verschil tussen de socio-affectieve en de

(12)

socioaffectieve-significant van de socio-affectieve maar ook niet van de cognitieve-socioaffectieve reactie. De cognitieve reactie verschilt significant van alle andere reacties, deze reactie is dan ook het minst wenselijk, zie tabel 2.

Tabel 2

Gemiddelde wenselijkheid per reactie

Reactie Gemiddelde wenselijkheid Gemiddelde afwijking Socio-affectief 4.62 .21 Cognitief reactie 2,73 .21

Socio-affectief gevolgd door cognitief 3.83 .25 Cognitief gevolgd door socio-affectief 3.72 .20

Door middel van exploratieve analyses wordt gekeken naar verschil in sekse. Er wordt een herhaalde meting ANOVA gedaan met sekse als between subject factor. Het effect van sekse op wenselijkheid is niet significant met F(1,48) = 4.02, p = .052 Wel zijn er verschillen te zien bij de gemiddelden waar bij mannen op alle mogelijke reacties lager scoren. Ook wordt er gekeken of er andere factoren zijn die invloed hebben op wenselijkheid voor een bepaalde reactie. Bij zowel de regressieanalyse met humeur als de regressieanalyse met opleiding als predictor wordt er geen effect gevonden op de afhankelijke variabele wenselijkheid.

Discussie

In dit onderzoek is gekeken wat voor reactie men wenselijk vindt bij het delen van de emotie boosheid. Duidelijk bleek dat er een verschil bestaat wat betreft voorkeur voor een

(13)

het delen van hun emotie. Dit bevestigd de hypothese. Er is hier echter een kleine kanttekening bij te plaatsen, want als er gekeken wordt naar verschillen tussen de reacties, verschilt de socio-affectieve reactie niet significant van de reactie die bestaat uit de combinatie van socio-affectief en cognitief. Al is het gescoorde gemiddelde op socio-affectief hoger.

Het gevonden effect, dat men in eerste instantie meer op zoek is naar een socio-affectieve reactie bij het delen van de emotie boosheid, bevestigd de hypothese. Aannemelijk zou kunnen zijn dat men zich bevindt in een staat van ego-depletion, waarbij er door de intensiteit van de emotie sprake is van vermoeidheid. In deze staat hebben andere inspanningen die zelfcontrole vereisen, zoals het reguleren en verwerken van emoties, een grote kans om te falen (Inzlicht, e.a., 2008). Wanneer iemand een socio-affectieve reactie ontvangt, wordt een groot gevoel van

opluchting ervaren. Toch zorgt een social sharing proces via de socio-affectieve route zonder enig cognitief element ervoor dat het opluchtingsgevoel tijdelijk is. Dit komt omdat de socio-affectieve respons de effecten van een negatieve ervaring niet geheel opheft (Rimé, 2009). Wel neemt de intensiteit van de emotie af dankzij de socio-affectieve reactie waarbij er wordt geluisterd en gerustgesteld. Men heeft na interactie met een ander persoon meer het idee dat zij zelf hun problemen op kunnen lossen (Bippus, 2001). Dit zou kunnen betekenen dat men eerst socio-affectieve steun nodig heeft, om vervolgens zelf cognitief aan het werk te gaan. Aangezien cognitieve steun volgens onderzoek van Nils & Rimé (2012) effectiever is voor het verwerken van de emotie. Men lijkt op basis van dit onderzoek in eerste instantie behoefte te hebben aan socio-affectieve steun. De effectiviteit en wenselijkheid van de combinatie waarbij men eerst dankzij de socio-affectieve respons de intensiteit van de boosheid af laat nemen waarna men cognitief aan de slag kan met het probleem, zou verder onderzocht kunnen worden.

(14)

Aangezien er dit onderzoek enkel nog gebruik is gemaakt van een vragenlijst, zullen de gevonden resultaten aan de hand van andere soorten van onderzoek bevestigd moeten worden om zo sterkere statements te kunnen maken. Zo was het doen van manipulatiechecks in dit onderzoek lastig aangezien er geen sprake was van een experimentele conditie en een controle conditie, waardoor er geen twee groepen met elkaar vergeleken konden worden. Daarom is er wel goed gekeken naar andere vormen van outliers, deze zijn voor het doen van de analyses verwijderd. De participanten zijn geworven via random sampling & snowball sampling, en vervolgens random verdeeld over zowel de verschillende emotie condities, als de verschillende reactie condities. Door deze manieren van random sampling en random toewijzen is geprobeerd een representatieve steekproef te creëren waardoor generaliseren van resultaten mogelijk wordt. Random toewijzen zorgt voor een hogere interne validiteit, wat het trekken van causale

conclusies mogelijk maakt. Random sampling zorgt ervoor dat de externe validiteit wordt

versterkt. De construct validiteit is wat lager, aangezien er gebruik is gemaakt van een vragenlijst met een beschreven scenario. Hierdoor kan niet zeker gemaakt worden dat iedereen zich goed kan inleven. Dit is geprobeerd op te lossen door participanten te verwijderen uit de dataset wanneer zij zich totaal niet konden inleven.

De kennis over wat voor reactie men in eerste instantie opzoekt bij het delen van de emotie boosheid, zou gebruikt kunnen worden om mensen in gesprekken beter te begrijpen en zo betere hulp te bieden. Aangezien cognitieve hulp uit eerder onderzoek op de langere termijn effectiever lijkt te zijn bij het verwerken van emoties (Rimé, 2009; Nils & Rimé, 2011), is het belangrijk dat mensen uiteindelijk wel zelf op een cognitieve manier met hun problemen aan de slag gaan. Met deze kennis kan er geprobeerd worden mensen eerst op een socio-affectieve manier te benaderen, zo zal de intensiteit van de emotie afnemen (Brans, e.a. 2014). Hierdoor

(15)

staan zij daarna misschien meer open voor cognitieve hulp en kunnen zij de cognitieve taak aan om hun probleem zelf op te lossen. Dit zal verder onderzocht moeten worden. Hierbij kan er gedacht worden aan het laten zien van een filmfragment waarbij een bepaalde emotie

opgeroepen wordt, gevolgd door een rollenspel waarin verschillende reacties nagebootst worden. Op deze manier zal men zich waarschijnlijk sterker kunnen inleven in de emotie.

Ondanks een nieuwe blik op social sharing waarbij voorkeur voor een socio-affectieve reactie bij het delen van boosheid duidelijk wordt, zal er meer onderzoek gedaan moeten worden naar de combinatie van socio-affectieve reacties gevolgd door cognitief aanpakken van het probleem. Waarbij wenselijkheid en mogelijke effectiviteit gecombineerd worden. Om zo mensen in gesprekken beter te kunnen behandelen, en uiteindelijk misschien beter te begeleiden bij het verwerken van hun emoties.

Referenties

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117, pp. 497–529.

Bippus, A. M. (2001). Recipients’ criteria for evaluating the skillfulness of comforting communication and the outcomes of comforting interactions. Communication Monographs, 68, pp. 301–313.

Brans, K., van Mechelen, I., Rimé, B., Verduyn, P. (2014). To Share, or Not to Share? Examining the Emotional Consequences of Social Sharing in the Case of Anger and Sadness. Emotion, 14(6), pp. 1062-1071.

(16)

Burleson, B. R. (2008). What counts as effective emotional support? Explorations of individual and situational differences. In M. T. Motley (Ed.), Studies in Applied Interpersonal Communication (pp. 207–227). Thousand Oaks, CA: Sage.

Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congard, A., Antoine, P. (2014). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal Relationships 2014, pp. 1-31.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS (4th Ed.). Thousand Oaks: Sage Publications. Inzlicht, M., & Schmeichel, B. J. (2012). What Is Ego Depletion? Toward a Mechanistic

Revision of the Resource Model of Self-Control. Perspectives on Psychological Science, 7, pp. 450-463.

Johns, M., Inzlicht, M., Schmader, T. (2008). Stereotype Threat and Executive Resource Depletion: Examining the Influence of Emotion Regulation. Journal of Experimental Psychology, 137(4), pp. 691-705.

Muraven M., Tice D. M., Baumeister R. F. (1998). Self-control as a limited resource: Regulatory depletion patterns. Journal of Personality and Social Psychology,74, pp. 774–789. Nils, F., Rimé, B. (2012). Beyond the myth of venting: Social sharing modes determine the

benefits of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, 42, pp. 672 681.

Rimé, B. (2009). Emotion Elicits the Social Sharing of Emotion: Theory and Empirical Review. Emotion Review, 1(1), pp. 60-85. SAGE Publications and The International Society for Research on Emotion.

Rimé, B., Mesquita, B., Boca, S., Philippot, P. (1990). Beyond the emotional event: Six studies on the social sharing of emotion. Cognition & Emotion, 5(5), 1991.

(17)

Rosenstock, I. (1974). "Historical Origins of the Health Belief Model". Health Education Behavior, 2(4), pp. 328–335.

Starreveld, P. A. (Ed.). (2012). Verslaglegging van psychologisch onderzoek (3e druk). Amsterdam: Boom.

Wetzer, I.M., Zeelenberg, M., Pieters, R. (2007). Consequences of socially sharing emotions: Testing the emotion-response congruency hypothesis. European Journal of Social Psychology, 37, pp. 1310–1324.

(18)

Bijlagen Bijlage 1:

Scenario boosheid + instructie

In het volgende scherm zult u een scenario te lezen krijgen. Lees dit scenario alstublieft

aandachtig door. Het is erg belangrijk voor het onderzoek dat u zich zo goed mogelijk inleeft in deze situatie.

“Een vriendin smeekt je of ze je auto een avondje mag lenen. Ze wil heel graag naar een feestje, maar dit is buiten de stad waar jullie wonen. Je gaat ermee akkoord op voorwaarde dat ze de auto op tijd weer terug voor de deur zal zetten. Je hebt deze de volgende ochtend namelijk nodig om naar een belangrijk sollicitatiegesprek te gaan. Ze belooft je dat het goed komt, grist de sleutels uit je handen en gaat er vandoor. Als je de volgende ochtend de deur uit gaat, staat de auto er niet! Net op dat moment piept je telefoon, je opent een berichtje van haar: “te veel gedronken om nog terug te komen rijden, sorry”. Weer is ze haar afspraken niet nagekomen. Dit betekent dat je nooit meer op tijd zult kunnen komen op je gesprek.”

(19)

Bijlage 2

Reacties op scenario + instructie

U zult nu verschillende hypothetische reacties te lezen krijgen van deze vriend(in). Lees deze alstublieft aandachtig door. Na elke reactie zult u gevraagd worden hier een aantal vragen over te beantwoorden.

Socio-affectieve reactie:

Wat vervelend dat je nu niet op tijd op je gesprek kunt komen. Ik snap hoe je je voelt. Wat je vriendin doet is echt niet oké, ze wist hoe belangrijk dit voor je was.

Cognitieve reactie:

Kan gebeuren, je krijgt vast weer een andere kans. Probeer het te zien als een leermoment. Voortaan kun je beter het zekere voor het onzekere nemen, en je auto niet uitlenen aan iemand die toch niet zo betrouwbaar blijkt.

Socio-affectieve gevolgd door cognitieve reactie:

Wat vervelend dat je nu niet op tijd op je gesprek kunt komen. Ik snap hoe je je voelt. Wat je vriendin doet is echt niet oké, ze wist hoe belangrijk dit voor je was. Maar ja, kan gebeuren, je krijgt vast weer een andere kans. Probeer het te zien als een leermoment. Voortaan kun je beter het zekere voor het onzekere nemen, en je auto niet uitlenen aan iemand die toch niet zo betrouwbaar blijkt.

Cognitieve gevolgd door socio-affectieve reactie:

Kan gebeuren, je krijgt vast weer een andere kans. Probeer het te zien als een leermoment. Voortaan kun je beter het zekere voor het onzekere nemen, en je auto niet uitlenen aan iemand die toch niet zo betrouwbaar blijkt. Wat vervelend dat je nu niet op tijd op je gesprek kunt komen. Ik snap hoe je je voelt. Wat je vriendin doet is echt niet oké, ze wist hoe belangrijk dit voor je was.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zij kunnen frustratie en tegenslag niet voor hun kinderen weghouden.. Kinderen moeten hiermee

Op bladzijde 59 wordt in #9 het volgende vermeld: ‘Volgens een publiek belang partij hebben validatie-instituten aangegeven dat zij geen validatie kunnen uitvoeren op taxaties

Voor het Plan van Aanpak Helden rond de Velden zijn, met onder inbreng van deskundigen van het LIS (Landelijk Informatiepunt Supportersprojecten), een bureau dat expertise

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Gezien bovenstaande concludeert het Zorginstituut dat er bij de behandeling van paroxismale nachtelijke hemoglubinurie met eculizumab sprake is van een therapeutische meerwaarde

Er wordt opgemerkt dat het fijn is dat het project ontmoetingscentra erkend is door het erkenningtraject van Vilans/Trimbos/ZINL en dus opgenomen wordt in de bibliotheek, maar dat

The results imply that the education level of the head of the household, and access to extension services and climate information were the most important social

De convocatie voor deze dag wordt meegestuurd met het volgende nummer van Afzettingen. 23 september 2006