• No results found

De strategische presentatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De strategische presentatie"

Copied!
115
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De strategische presentatie

van afwegingen in overheidsdocumenten

Een pragma-dialectische analyse van de strategische manoeuvres in de

afweging aan de hand waarvan een voorkeur wordt uitgesproken voor een

tracéalternatief voor de RijnlandRoute

Masterscriptie Tekst en communicatie Universiteit van Amsterdam Inleverdatum: 10 juni 2013 Begeleider: Eveline Feteris Tweede lezer: Lotte van Poppel Student: Sari Kramer Studentnummer: 10362975 E-mailadres: sarikramer@hotmail.com

(2)

Samenvatting

In dit onderzoek wordt aan de hand van de pragma-dialectische argumentatietheorie bekeken op welke manier de overheid binnen haar sterk geïnstitutionaliseerde context strategisch manoeuvreert bij het presenteren van een gemaakte afweging. Om dit te

bekijken is een recente casus gebruikt, namelijk het besluitvormingsproces rond het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute. Van dit besluitvormingsproces is een deel van de argumentatiefase bekeken waarin op basis van een afweging een voorkeur wordt uitgesproken voor het tracéalternatief Zoeken naar Balans. Uit het onderzoek blijkt dat de overheid bij het presenteren van de gemaakte afweging zodanig strategisch manoeuvreert dat het alternatief dat de voorkeur heeft in een zo goed mogelijk daglicht wordt geplaatst. Alle drie de aspecten van strategisch manoeuvreren (de topische keuzes, de aanpassing aan het publiek en de presentatiemogelijkheden) zijn erop gericht om het retorische doel zo goed mogelijk te bereiken. Hierbij lijkt het dialectische doel wat meer op de achtergrond te zijn geraakt, maar bij het presenteren van de afweging wordt wel de schijn gewekt dat er ook naar wordt gestreefd om het dialectische doel te bereiken.

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4

2. De institutionele context van de RijnlandRoute 8

2.1 Inleiding 8

2.2 Het communicatieve domein ‘overheidscommunicatie’ 9

2.3 Het communicatieve activiteitstype ‘voorkeursnota’ 10

2.3.1 Het institutionele doel van de voorkeursnota 11

2.3.2 De communicatieregels van de voorkeursnota 13

2.3.3 De voorkeursnota als pragma-dialectische discussie 16 2.4 De institutionele voorwaarden voor het besluitvormingsproces 23 2.4.1 Topische keuzemogelijkheden in de voorkeursnota 25 2.4.2 Aanpassing aan het publiek in de voorkeursnota 26

2.4.3 Presentatiemogelijkheden in de voorkeursnota 27

2.5 Conclusie 28

3. Strategische manoeuvres in de voorkeursnota 29

3.1 Inleiding 29

3.2 De argumentatiefase van de RijnlandRoutecasus als argumentatiestructuur 30 3.3 Analyse van de strategische manoeuvres in de afweging 36

3.3.1 Analyse van de topische keuzemogelijkheden 36

3.3.2 Analyse van de aanpassing aan het publiek 39

3.3.3 Analyse van de presentatiemogelijkheden 41

3.4 Conclusie 44

4. Conclusie 45

Bronnenlijst 47

Bijlage A: Startnotitie inpassingsplan RijnlandRoute 50 Bijlage B: Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute 70

Bijlage C: Begeleidende brief 100

Bijlage D: Veelgestelde vragen inpassingsplan RijnlandRoute 105 Bijlage E1: Twijfels bij Team Churchill Avenue 108 Bijlage E2: Twijfels bij Bewonersvereniging Zuiderzeehelden 115

(4)

1. Inleiding

In situaties waarin de overheid met een oplossing moet komen voor een bestaand verkeersprobleem, zoals een te hoge verkeersdruk op een bepaald traject, worden vaak verschillende alternatieven uitgewerkt die een oplossing bieden voor dit probleem

(tracéalternatieven). Uit deze alternatieven wordt uiteindelijk één alternatief gekozen. Deze keuze wordt gemaakt door de verschillende alternatieven naast elkaar te leggen en te toetsen op vooraf gestelde criteria.

Om uiteindelijk tot een besluit te komen, moeten de verschillende mogelijkheden tegen elkaar worden afgewogen. Het maken van zo’n afweging gaat op basis van

argumentatie, zoals blijkt uit onderstaand fragment:

Zoeken naar Balans zorgt, in tegenstelling tot Churchill Avenue, in 2030 wel voor een goede verkeersafwikkeling. Het alternatief is daarmee toekomstvast, een punt waarop Zoeken naar Balans zich duidelijk onderscheidt van Churchill Avenue.

In dit fragment, afkomstig uit de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute1, wordt een afweging gemaakt tussen twee alternatieven die een oplossing bieden voor een

verkeersprobleem, namelijk een te grote verkeersdruk. Deze afweging wordt gemaakt door middel van argumentatie op basis van voor- en nadelen, ofwel op basis van pragmatische argumentatie (Van Poppel, 2013, p. 4; Amjarso, 2010, p. 67). In dit geval zijn de voor- en nadelen gebaseerd op de mate waarin een tracéalternatief voldoet aan verschillende, door de overheid vastgestelde criteria. In het bovenstaande tekstfragment wordt bijvoorbeeld het criterium ‘toekomstvastheid’ behandeld.

Overheidscommunicatie, waar de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute ook onder valt, is gebonden aan regels. Al deze regels vallen onder het hoofddoel van

overheidscommunicatie: te voldoen aan het recht van de burger op communicatie met en informatie van de rijksoverheid (Uitgangspunten Overheidscommunicatie, 2004, p. 5). Zo is het onjuist vermelden, weglaten of overaccentueren van feiten en argumenten om daarmee degenen op wie de communicatie is gericht tot een andere keuze te brengen dan 1 Zie bijlage B voor de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute.

(5)

zij wellicht anders zouden hebben gemaakt, niet toegestaan (Uitgangspunten

Overheidscommunicatie, 2004, p. 13). Uit deze informatie kan worden geconcludeerd dat

het in een besluitvormingsproces de taak van de overheid is om alle betrokken partijen neutraal en volledig te informeren over de manier waarop naar een oplossing wordt gezocht en de keuze die is gemaakt op een eerlijke manier te presenteren. Het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute is een voorbeeld van zo’n proces.

De doelen die worden gesteld aan overheidscommunicatie hebben overeenkomsten met de pragma-dialectische benadering van argumentatie, zoals ontwikkeld door Van Eemeren en Grootendorst (1984, 1992). Deze argumentatietheorie heeft een dialectisch uitgangspunt. Dit betekent dat in deze theorie wordt aangenomen dat discussianten tot doel hebben een meningsverschil op redelijke wijze op te lossen. Bij het bekijken van een argumentatieve tekst aan de hand van de pragma-dialectiek worden alle discussiezetten, zoals het naar voren brengen van argumenten, opgevat als handelingen die uitsluitend tot doel hebben het meningsverschil op te lossen (Van Eemeren, Garssen & Meuffels, 2010, p. 49). Niet alle overheidscommunicatie is argumentatief, maar omdat de regels voor

overheidscommunicatie van toepassing zijn op alle vormen van overheidscommunicatie, betekent dit dat zij ook van toepassing zijn op argumentatieve overheidscommunicatie. Een voorbeeld van argumentatieve overheidscommunicatie is het hierboven geciteerde

fragment uit de Nota Voorkeursalternatief Rijnlandroute.

‘Redelijk zijn’ is niet het enige discussiedoel dat in de pragma-dialectische

argumentatietheorie wordt onderscheiden. Van Eemeren et al. (2010, p. 49) leggen uit dat verondersteld mag worden dat een discussiant er ook naar streeft zijn standpunt aanvaard te krijgen. In de uitgebreide pragma-dialectische argumentatietheorie wordt daarom een tweede discussiedoel vastgesteld: het streven naar retorisch succes. Dit streven kan worden opgevat als de wil van de discussiant om de discussie te winnen (Van Eemeren et al., 2010, p. 49; Van Eemeren, 2010, p. 39). ‘Redelijk zijn’ en ‘willen winnen’ zijn de twee

overkoepelende doelen van de discussie (Van Eemeren & Houtlosser, 2009, p. 4-5). Met deze theorie in gedachten kan worden aangenomen dat de overheid bij het voeren van een discussie, of het presenteren van een argumentatieve tekst, twee doelen nastreeft: redelijk en overtuigend zijn. Een aanname die eerder al werd gedaan door Hoeken (2001, p. 149).

(6)

terwijl zij tegelijkertijd proberen de discussie te winnen, kan dit zorgen voor spanning tussen de dialectische verplichtingen en de retorische doeleinden. De discussiant balanceert tussen de doelen ‘redelijk moeten zijn’ en ‘effectief willen zijn’: hij streeft naar het winnen van de discussie, maar wil niet (openlijk) onredelijk zijn (Van Eemeren et al., 2010, p. 50). Van Eemeren (2010, p. 40) noemt de pogingen van de discussiant om het evenwicht tussen de twee discussiedoelen in balans te houden ‘strategische manoeuvres’2. Door strategisch

te manoeuvreren probeert de discussiant beide doelen te bereiken: hij neemt de redelijkheid in acht én streeft naar het winnen van de discussie (Van Eemeren & Houtlosser, 2002, 2006a).

Volgens Van Eemeren en Houtlosser (2005) en Van Eemeren (2010) worden de mogelijkheden die een discussiant heeft om strategisch te manoeuvreren beïnvloed door de context waarbinnen de discussie plaatsvindt. Overheidscommunicatie vindt plaats binnen een context waarin door de overheid zelf regels worden gesteld. Het is interessant om te onderzoeken op welke manier de overheid binnen de door zichzelf gestelde regels strategisch manoeuvreert. Naar dit onderwerp is nog weinig beschrijvend onderzoek gedaan. Hoeken (2001, p. 150) legt uit dat er wel verschillende normatieve

onderzoeksrichtingen zijn die zich richten op het beoordelen van de argumentkwaliteit van overheidscommunicatie, maar weinig descriptieve. Dit onderzoek levert een bijdrage aan het descriptieve onderzoek naar argumentatieve overheidscommunicatie.

Het is binnen de kaders van dit onderzoek niet mogelijk om alle vormen van

overheidscommunicatie waarin een besluit wordt genomen en gepresenteerd te bestuderen, maar het is wel mogelijk om een voorbeeld te analyseren. Een recent voorbeeld van een casus waarbij de overheid een beslissing moest verantwoorden, is het

besluitvormingsproces rond het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute. De overheid heeft in het traject rond het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute al veel beslissingen moeten nemen. Over deze beslissingen moest de overheid verantwoording afleggen aan burgers en meebeslissende partijen. Het is daarmee een geschikte casus om het besluitvormingsproces ervan te analyseren en te bekijken hoe 2 Van Eemeren en Houtlosser hebben de term ‘strategisch manoeuvreren’ gekozen om twee redenen. Ten eerste verwijst het begrip ‘manoeuvreren’ naar de handelingen die erop gericht zijn de meest voordelige positie in de discussie in te nemen. Ten tweede verwijst het begrip ‘strategisch’ naar het plannen van de handelingen die nodig zijn om die voordelige positie te bereiken (Van Eemeren, 2010, p. 50).

(7)

binnen de gestelde regels voor overheidscommunicatie door de overheid strategisch is gemanoeuvreerd.

Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de overheid in haar communicatie dialectische en retorische doelen nastreeft en hierbij gebonden is aan bepaalde

communicatieregels. Deze regels zijn van invloed op de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren. In dit onderzoek wordt specifiek gekeken naar de strategische manoeuvres in het besluitvormingsproces rond het kiezen van een tracéalternatief voor de

RijnlandRoute. Aan de hand hiervan kan de volgende onderzoeksvraag worden opgesteld:

Hoe manoeuvreert de overheid strategisch binnen de vastgestelde regels voor overheidscommunicatie bij het presenteren van de gemaakte afweging over een tracéalternatief voor de RijnlandRoute?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet een aantal punten worden bekeken. Allereerst moet de institutionele context waarbinnen het besluitvormingsproces heeft plaatsgevonden weergegeven worden, zodat duidelijk wordt op welke manier deze context van invloed is op de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren. In hoofdstuk 2 van dit onderzoek wordt daarom de institutionele context beschreven waarbinnen de beslissingen over het tracéalternatief voor de RijnlandRoute zijn genomen. Vervolgens moet bekeken worden hoe de afweging rond het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute is gemaakt en hoe de overheid bij het maken van die afweging strategisch manoeuvreert. Dit wordt gedaan in hoofdstuk 3. Tot slot wordt in hoofdstuk 4 de conclusie van dit onderzoek gegeven.

(8)

2. De institutionele context van de RijnlandRoute

2.1 Inleiding

Om uiteindelijk de strategische manoeuvres van de overheid binnen de context te kunnen plaatsen, moet deze context allereerst worden beschreven. Door dit te doen wordt duidelijk welke mogelijkheden en beperkingen er zijn om strategisch te manoeuvreren. De

institutionele context waarin een discussie plaatsvindt bepaalt namelijk de strategische mogelijkheden. Het is daarom noodzakelijk om de institutionele context te beschrijven voordat de gemaakte strategische manoeuvres geïnterpreteerd en verklaard kunnen worden (Van Eemeren, 2010, p. 129).

Omdat iedere context zijn eigen regels heeft en deze in meerdere of mindere mate vastgelegd, ofwel ‘geïnstitutionaliseerd’, zijn, spreekt Van Eemeren (2010) van een geïnstitutionaliseerde context (Van Eemeren, 2010, p. 129-131). Van Eemeren (2010) gaat ervan uit dat alle contexten op een bepaalde manier zijn geconventionaliseerd, omdat voor elke situatie geschreven of ongeschreven regels gelden waaraan de discussianten zich (moeten) houden (Van Eemeren, 2010, p. 130-131). In een rechtszaak gelden bijvoorbeeld heel andere regels dan in een discussie tussen ouders en kind over uitgaan.

De institutionele context beïnvloedt in grote mate de mogelijkheden die een taalgebruiker heeft om zich te uiten. In het geval van een discussie betekent dit dat de institutionele context veel invloed heeft op de mate waarin taalgebruikers strategisch kunnen manoeuvreren (Van Eemeren, 2010, p. 152; Van Poppel, 2010, p. 310). Wanneer de institutionele context bijvoorbeeld veel vastgelegde regels kent en van de discussianten wordt geëist dat zij op redelijke wijze discussiëren, moeten de discussianten erop bedacht zijn dat een retorische discussiezet sneller als drogredelijk kan worden gezien dan in een context waarin bijna geen (discussie)regels zijn vastgelegd.

Dit onderzoek heeft tot doel de strategische manoeuvres in een afweging te beschrijven. Voordat dit gedaan kan worden, moet eerst de institutionele context worden beschreven. Daarom bevat dit hoofdstuk de beschrijving van de institutionele context waarin de afweging over een te kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute is gemaakt.

(9)

In een beschrijving van een institutionele context worden de conventies en

(on)geschreven regels van een communicatieve situatie uiteengezet (Van Eemeren, 2010, p. 129). Dit wordt gedaan aan de hand van de volgende punten: het domein van

communicatieve activiteit, het communicatieve activiteitstype en de voorwaarden die worden gesteld in de discussie. Deze punten worden in dit hoofdstuk per paragraaf besproken. In de tweede paragraaf wordt het communicatieve domein besproken. In de derde paragraaf wordt het communicatieve activiteitstype besproken. In de vierde

paragraaf wordt besproken op welke manier de institutionele voorwaarden van invloed zijn op de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren. Tot slot wordt in de vijfde paragraaf de conclusie van dit hoofdstuk gegeven.

2.2 Het communicatieve domein ‘overheidscommunicatie’

Een concrete taalhandelingssituatie, zoals de afweging die in de Nota Voorkeursalternatief

RijnlandRoute wordt gemaakt, kan altijd geplaatst worden in een overkoepelend

communicatief domein (Van Eemeren, 2010, p. 139). De afweging die in dit onderzoek bestudeerd wordt, valt binnen het communicatieve domein ‘overheidscommunicatie’. Het hele besluitvormingsproces waar deze afweging onderdeel van uitmaakt is namelijk doorlopen door de provincie Zuid-Holland. Deze provincie is onderdeel van de

Rijksoverheid en de communicatie afkomstig van deze provincie valt daarmee onder de noemer ‘overheidscommunicatie’.3

Overheidscommunicatie is gebonden aan regels. Deze regels gelden voor alle vormen van communicatie van de overheid, waar ook de communicatie met betrekking tot de besluitvorming over de RijnlandRoute onder valt. De regels die binnen het

communicatieve domein ‘overheidscommunicatie’ van toepassing zijn, staan beschreven op de website van de Rijksoverheid. Op deze website staat onder andere dat het

belangrijkste doel van overheidscommunicatie is “te voldoen aan het recht van de burger op informatie van de overheid”.4 Dit recht op informatie ligt vast in de Grondwet en de Wet

3 Bron: http://www.overheid.nl/zowerktdeoverheid/wievormendeoverheid

4 Bron: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overheidscommunicatie/communicatiebeleid-van-de-overheid

(10)

Openbaarheid van Bestuur.5 Daarnaast moet de overheid onder andere informatie geven

over hoe de overheid en haar besluitvormingsprocessen werken, en moeten burgers betrokken worden bij verschillende fasen van een beleidsvormingsproces.6

De geschreven en ongeschreven regels voor communicatie van de overheid zijn vastgelegd in de Uitgangspunten Overheidscommunicatie (2004). Deze uitgangspunten zijn van toepassing op alle vormen van overheidscommunicatie die gericht zijn aan het publiek (Uitgangspunten Overheidscommunicatie, 2004, p. 8). Zo moet de overheid er actief voor zorgen dat bepaalde informatie die de burger aangaat die burger ook daadwerkelijk bereikt (Uitgangspunten Overheidscommunicatie, 2004, p. 8). Samenvattend kan worden gezegd dat alle communicatie van de overheid over de

RijnlandRoute onder het communicatieve domein ‘overheidscommunicatie’ valt. Daarnaast kan worden gesteld dat deze vorm van communicatie een geïnstitutionaliseerde vorm van communicatie is: er zijn verschillende regels, wetten en uitgangspunten van toepassing op communicatie van de overheid. Deze regels, wetten en uitgangspunten dienen het

hoofddoel van overheidscommunicatie: te voldoen aan het recht van de burger op informatie van de overheid.

Nu duidelijk is hoe het communicatieve domein ‘overheidscommunicatie’ eruitziet, kan in de volgende paragraaf worden gekeken naar een specifieke taalsituatie die voorkomt in het communicatieve domein ‘overheidscommunicatie’, namelijk de voorkeursnota.

2.3 Het communicatieve activiteitstype ‘voorkeursnota’

Een beleidsnota, zoals de nota waarin de afweging over een te kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute wordt gemaakt, is een voorbeeld van een ‘communicatief

activiteitstype’. Van Eemeren (2010) legt uit dat wanneer men spreekt over ‘argumentatie’ er niet alleen wordt gerefereerd aan een concept dat alleen in theorie bestaat, maar ook aan een taalhandeling die plaatsvindt in een bepaald soort communicatieve situatie in de 5 Bron:

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overheidscommunicatie/communicatiebeleid-van-de-overheid

6 Bron: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overheidscommunicatie/communicatiebeleid-van-de-overheid

(11)

werkelijkheid. Van Eemeren (2010) noemt dit soort situaties in de werkelijkheid ‘de communicatieve praktijk’. Op het moment dat een communicatieve praktijk een specifieke vorm aanneemt, wordt deze binnen de theorie van strategisch manoeuvreren een

‘communicatief activiteitstype’ genoemd (Van Eemeren, 2010, p. 129). De beleidsnota waarin de afweging over een te kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute wordt gemaakt, heeft tot doel om een voorkeur voor één van de tracéalternatieven uit te spreken (en tegelijkertijd deze voorkeur te verantwoorden). Daarmee kan dit document een ‘voorkeursnota’ worden genoemd.

Het communicatieve activiteitstype kan beschreven worden aan de hand van het doel dat het activiteitstype heeft, de regels die erin van toepassing zijn en door het activiteitstype in het perspectief van de pragma-dialectische argumentatietheorie te plaatsen (Van Eemeren, 2010). In de volgende drie paragrafen worden deze punten behandeld.

2.3.1 Het institutionele doel van de voorkeursnota

Van Eemeren (2010) legt uit dat een communicatief activiteitstype over het algemeen een bepaald doel dient. Dit doel is gelinkt aan het institutionele doel van het communicatieve activiteitstype (Van Eemeren, 2010, p. 140-141). Het institutionele doel van het

communicatieve activiteitstype ‘voorkeursnota’ kan het beste worden omschreven als ‘een voorkeur uitspreken voor een bepaalde mogelijkheid’. In het geval van de Nota

Voorkeursalternatief RijnlandRoute gaat het om een voorkeur voor een tracéalternatief en

daarmee is het doel van dit specifieke document ‘een voorkeur uitspreken voor een tracéalternatief’. Daarnaast wordt kenbaar gemaakt op welke manier de overheid tot de keuze voor een bepaalde tracéalternatief is gekomen en wordt de gemaakte keuze gemotiveerd door middel van argumenten.

Van Eemeren (2010) legt uit dat het bereiken van het doel ‘een voorkeur uitspreken voor een bepaalde mogelijkheid’ in verband staat met de manier waarop deze voorkeur wordt uitgesproken. Oplossingen in de politiek worden bijvoorbeeld in veel gevallen bereikt door middel van onderhandelingen en bij een mediator worden beslissing genomen door te bemiddelen. Deze ‘genres van communicatieve activiteit’ dienen het institutionele doel dat een communicatief activiteitstype moet vervullen binnen een bepaald

(12)

communicatief domein (Van Eemeren, 2010, p. 139-140).

In dit geval wordt in het communicatieve activiteitstype ‘voorkeursnota’ het doel ‘een voorkeur uitspreken voor een bepaald tracéalternatief’ bereikt door middel van het maken van een afweging.7 De tracéalternatieven worden naast elkaar gelegd en aan de

hand van hun score op bepaalde criteria tegen elkaar afgewogen. Op deze manier kan een keuze voor een bepaald tracéalternatief worden gemaakt en wordt deze keuze tegelijkertijd verantwoord. Dit laatste punt is, met het document Uitgangspunten

Overheidscommunicatie (2004) in gedachten, niet onbelangrijk. Belangstellenden en

belanghebbenden moeten aan de hand van deze informatie namelijk een oordeel kunnen vormen over het gepresenteerde beleid (Uitgangspunten Overheidscommunicatie, 2004, p. 13).

Het doel ‘een voorkeur uitspreken voor een bepaald tracéalternatief’ kan aan de hand van de theorie van strategisch manoeuvreren worden opgedeeld in twee doelen: een dialectisch en een retorisch doel. Het dialectische doel van de voorkeursnota wordt gebaseerd op het dialectische discussiedoel ‘redelijk zijn’ en het retorische doel van de voorkeursnota aan de hand van het retorische discussiedoel ‘winnen’. Voor de Nota

Voorkeursalternatief RijnlandRoute kunnen de volgende twee doelen worden

onderscheiden: ‘op redelijke wijze, volgens de door de overheid daarvoor gestelde regels verantwoording afleggen over de voorkeur die wordt uitgesproken voor een bepaald tracéalternatief’ (het dialectische doel) en ‘de partijen die over de beslissing een oordeel zullen vormen, overtuigen van de juistheid van de uitgesproken voorkeur’ (het retorische doel).

Een voorkeursnota geeft overigens officieel nog geen definitief besluit weer, er wordt slechts een voorkeur in uitgesproken. In dit geval blijkt dat ook uit de begeleidende brief bij de nota. Deze is gericht aan de minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus. In deze brief staat het volgende:

Zoals met u besproken willen wij u voorstellen om het gebiedsbudget te bestemmen voor het ‘HOV-NET Zuid-Holland Noord’ als uitvoeringsvariant voor de

RijnGouwelijn en het alternatief ‘Zoeken naar Balans Optimaal’ als

(13)

uitvoeringsvariant voor de RijnlandRoute.

(Begeleidende brief, zie bijlage C)

Uit de keuze voor het woord ‘voorstellen’ blijkt dat in de nota een slechts voorstel wordt gedaan en dat er nog geen definitief besluit is gevallen. Daarnaast blijkt duidelijk uit een formulier op de website van de RijnlandRoute dat ook burgers op verschillende momenten in het proces nog inspraak hebben en dat zij ook inspraak hebben wat betreft de Nota

Voorkeursalternatief RijnlandRoute.8

Samenvattend kan worden gezegd dat het communicatieve activiteitstype ‘voorkeursnota’ tot doel heeft een voorkeur voor een bepaalde mogelijkheid uit te spreken. Er kunnen zowel een dialectisch als een retorisch doel worden onderscheiden. Deze doelen zijn respectievelijk ‘op redelijke wijze, volgens de door de overheid gestelde regels verantwoording afleggen over de voorkeur die wordt uitgesproken voor een bepaald tracéalternatief’ en ‘de partijen die over de beslissing een oordeel zullen vormen,

overtuigen van de juistheid van de uitgesproken voorkeur’. Daarnaast moet het uitspreken van een voorkeur voor een bepaald tracéalternatief verantwoord worden. Dit wordt gedaan door middel van het maken van een afweging.

Nu duidelijk is geworden hoe het communicatieve activiteitstype ‘voorkeursnota’ eruitziet, kunnen de regels worden besproken die op een voorkeursnota van toepassing zijn. Dit wordt gedaan in de volgende paragraaf.

2.3.2 De communicatieregels van de voorkeursnota

Om uiteindelijk de keuzes voor bepaalde strategische manoeuvres in een tekst te kunnen verklaren, moeten eerst de institutionele voorwaarden worden beschreven die binnen het communicatieve activiteitstype van toepassing zijn. In paragraaf 2.2 zijn een aantal regels die voor alle overheidscommunicatie van toepassing zijn al besproken, maar voor een specifieke taalsituatie (een communicatief activiteitstype) binnen overheidscommunicatie kunnen weer net andere regels gelden.

8 Bronnen: http://www.zuid-holland.nl/rijnlandroute en Veelgestelde vragen inpassingsplan RijnlandRoute, zie bijlage D.

(14)

Binnen het communicatieve domein ‘overheidscommunicatie’ vallen verschillende specifieke verschijningsvormen (communicatieve activiteitstypen) van deze vorm van communicatie. De communicatie kan bijvoorbeeld in de vorm van een beleidstekst worden gepresenteerd, maar ook in de vorm van een informatieve folder. In het hele

besluitvormingsproces rond het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute wordt gebruikgemaakt van meerdere soorten beleidsteksten, zoals een

milieueffectenrapport (MER), een inpassingsplan en verschillende beleidsnota’s. In al deze communicatieve activiteitstypen kunnen weer net andere regels van toepassing zijn.

In dit onderzoek wordt de afweging bekeken aan de hand waarvan een voorkeur wordt uitgesproken voor een tracéalternatief voor de RijnlandRoute. Deze afweging wordt, zoals eerder is uitgelegd, gepresenteerd in de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute. Het is daarom van belang de regels te bekijken die op deze voorkeursnota van toepassing zijn.

Om de regels die van toepassing zijn op de gemaakte afweging in de voorkeursnota in de context te kunnen plaatsen, zal eerst kort de Tracéwet-procedure9 beschreven worden

zoals deze te vinden is op de website van Rijkswaterstaat.10

De Tracéwet-procedure begint met het maken van een startnotitie waarin de inhoudelijke hoofdlijnen, uitgangspunten en procedures voor het inpassingsplan worden beschreven. Vervolgens moet worden ingestemd met de startnotitie, moeten gemeenteraden worden gehoord, moeten gedurende het proces informatieavonden worden geregeld, moet een milieueffectenrapport (MER) worden opgesteld waarin de effecten van de

verschillende tracéalternatieven op het milieu en de natuur worden beschreven en moet uiteindelijk een besluit over het uit te voeren tracéalternatief worden genomen.11 Deze hele

procedure is gebaseerd op wettelijk vastgelegde regels en wordt altijd op een vaste manier doorlopen. Uit de startnotitie12 betreffende de RijnlandRoute blijkt ook dat de

Tracéwet-procedure in dit geval van toepassing is en dat het de bedoeling is dat deze Tracéwet-procedure 9 De Tracéwet-procedure bestaat in zijn geheel uit negen stappen die leiden tot het nemen van een besluit

over een uit te voeren tracéalternatief: startnotitie; inspraak en advies; trajectnota/MER; inspraak, advies en toetsing; standpunt; ontwerp-tracébesluit; tracébesluit; realisatie; evaluatie. In dit geval is het niet nodig om alle stappen te beschrijven. Daarom wordt een grove omschrijving gegeven van de procedure. 10 Bron: http://www.rijkswaterstaat.nl/wegen/wetten_en_regelgeving/tracewet/#v1

11 Bron: http://www.rijkswaterstaat.nl/wegen/wetten_en_regelgeving/tracewet/#v1

(15)

wordt doorlopen (Startnotitie inpassingsplan, zie bijlage A).

Uit het bovenstaande blijkt dat de hele procedure om tot een voorkeur voor een bepaald tracéalternatief te komen aan bepaalde wetten en regels is gebonden. Ook de manier waarop de voorkeursnota wordt opgesteld is aan regels gebonden. In de nota moet bijvoorbeeld worden aangeven dat bij het geven van het advies de juiste procedures zijn gevolgd om tot dat advies te komen. Daarnaast is het van belang dat wordt aangegeven op basis waarvan de voorkeur voor een bepaald tracéalternatief wordt uitgesproken. Wanneer dit laatste niet wordt gedaan is namelijk niet duidelijk op basis waarvan een beslissing is genomen en kan de keuze voor een bepaald tracéalternatief minder goed worden

verantwoord.

In het geval van de afweging over een tracéalternatief voor de RijnlandRoute zijn van tevoren een zestal criteria vastgesteld aan de hand waarvan de tracéalternatieven getoetst moeten worden en aan de hand waarvan een beargumenteerde voorkeur voor een bepaald alternatief wordt uitgesproken. De criteria op basis waarvan een voorkeur wordt uitgesproken voor een tracéalternatief voor de RijnlandRoute zijn in februari 2012 vastgesteld (Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute, p. 7). Deze criteria zijn als volgt:

– Probleemoplossend vermogen op het gebied van infrastructuur – Kosten

– Risico’s

– Milieueffecten (MER)

– Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) en economische effecten – Ruimtelijke kwaliteit

Op de voorkeursnota is ook het document Uitgangspunten Overheidscommunicatie (2004) van toepassing. Zo moet de voorkeursnota onder andere herkenbaar zijn als

overheidsdocument: overheidscommunicatie moet bij de lezer herkenbaar zijn als overheidscommunicatie (Uitgangspunten Overheidscommunicatie, 2004).

(16)

Tracéwet-procedure en zijn op de nota verschillende regels van toepassing. Een belangrijke regel is dat de voorkeur voor een bepaald tracéalternatief wordt uitgesproken op basis van bepaalde toetsingscriteria.

Nu duidelijk is geworden hoe het communicatieve activiteitstype ‘voorkeursnota’ eruitziet en de context van de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute is geschetst, kunnen de Tracéwet-procedure en de voorkeursnota in het perspectief van de pragma-dialectische discussie worden geplaatst.

2.3.3 De voorkeursnota als pragma-dialectische discussie

In de voorgaande paragrafen is gebleken dat de discussie rond het kiezen van een

tracéalternatief voor de RijnlandRoute argumentatieve elementen bevat. In deze paragraaf worden deze argumentatieve elementen in pragma-dialectisch perspectief geplaatst. Van Eemeren (2010) legt uit dat wanneer een communicatief activiteitstype argumentatieve elementen bevat, er sprake is van een argumentatief activiteitstype. Om deze

argumentatieve elementen te omschrijven, kan het activiteitstype beschreven worden aan de hand van de pragma-dialectische argumentatietheorie (Van Eemeren, 2010, p. 145-146). Op deze manier kan systematisch worden bekeken hoe het communicatieve activiteitstype eruitziet en wordt dit gelijk beschreven als een argumentatieve taalsituatie (Van Eemeren, 2010, p. 130). Daarnaast kunnen op deze manier ook de restricties en mogelijkheden die van toepassing zijn op het argumentatieve activiteitstype worden blootgelegd (Van Eemeren, 2010, p. 146).

Binnen de pragma-dialectische argumentatietheorie worden in een argumentatieve discussie vier fasen onderscheiden. Deze fasen geven het verloop van de discussie weer. De discussiefasen zijn als volgt: de confrontatiefase, de openingsfase, de argumentatiefase en de afsluitingsfase. In de confrontatiefase wordt duidelijk dat er een verschil van mening is; in de openingsfase besluiten de verschillende partijen dat ze het verschil van mening gaan oplossen, bepalen ze wie welk standpunt verdedigt en stellen ze de discussieregels vast; in de argumentatiefase geeft de protagonist de argumenten ter ondersteuning van zijn standpunt en betwijfelt hij de juistheid van het standpunt van zijn opponent (mits deze ook een eigen standpunt heeft ingenomen); in de afsluitingsfase besluiten de discussianten op welke manier de discussie wordt opgelost, ofwel wie de beste argumentatie heeft gegeven

(17)

ter verdediging van zijn standpunt (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 2001, p. 25).

Discussies hebben volgens de theorie van strategisch manoeuvreren het

overkoepelende dialectische doel ‘redelijk blijven’ en het overkoepelende retorische doel ‘winnen’. De discussiant wil beide doelen bereiken en moet daarom constant de balans tussen deze twee doelen behouden door middel van strategische manoeuvres (Van Eemeren, 2010, p. 40). Naast de twee doelen voor de gehele discussie, kan ook voor elk van de vier discussiefasen een eigen dialectisch en een eigen retorisch doel worden onderscheiden (Van Eemeren & Houtlosser, 2009, p. 5). In de confrontatiefase houdt dit bijvoorbeeld in dat de discussiant duidelijkheid wil bereiken over de punten die ter discussie staan (het dialectische doel), maar zal de discussiant er ook voor proberen te zorgen dat het verschil van mening in zijn voordeel wordt gedefinieerd (het retorische doel). Om beide doelen te kunnen bereiken, moet de discussiant in elke discussiefase strategisch manoeuvreren tussen het retorische en het dialectische doel (Van Eemeren & Houtlosser, 2006b, p. 1-2).

In dit onderzoek wordt gekeken naar de afweging die wordt gemaakt over een te kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute. Deze afweging wordt gemaakt aan de hand van argumenten en is daarmee onderdeel van de argumentatiefase. De Nota

Voorkeursalternatief RijnlandRoute is het document waarin de uiteindelijke afweging

wordt gepresenteerd en verantwoord. De nota kan daarmee tot de argumentatiefase

gerekend worden in de discussie over een te kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute. In de nota wordt niet expliciet aangegeven dat deze een standpunt met

ondersteunende argumentatie bevat. Daarmee is de nota niet expliciet argumentatief. Sterker nog, in de inleiding van de nota staat dat slechts een beschrijving wordt gegeven op basis van welke argumenten Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland tot een keuze voor een voorkeursalternatief van de RijnlandRoute zijn gekomen (Nota Voorkeursalternatief

RijnlandRoute, p. 3). In de nota wordt echter wel degelijk een standpunt ingenomen,

namelijk: het tracéalternatief Zoeken naar Balans moet worden uitgevoerd.13 Dit standpunt

13 Later in de nota wordt nog specifiek gekozen voor de uitvoeringsvariant ‘Zoeken naar Balans Optimaal’, maar in de samenvatting van de nota staat dat het er in de nota om draait hoe is gekozen voor de optie ‘Zoeken naar Balans’. Daarom is mijns inziens ‘het tracéalternatief Zoeken naar Balans moet worden uitgevoerd’ het hoofdstandpunt van de tekst (Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute, 2012, p. 3).

(18)

is in de tekst niet geëxpliciteerd, maar kan worden afgeleid uit de argumentatie die wordt aangedragen. Deze is gericht op het motiveren van de keuze voor het tracéalternatief Zoeken naar Balans. Daarnaast kan het standpunt worden afgeleid uit het doel van de nota: het uitspreken van een voorkeur voor één van de tracéalternatieven. Het uitspreken van deze voorkeur geeft aan dat de schrijver vindt dat het tracéalternatief dat de voorkeur heeft, uitgevoerd moet worden. Daarom heeft het uitspreken van deze voorkeur in dit geval vanzelfsprekend het prescriptieve standpunt ‘het tracéalternatief Zoeken naar Balans moet worden uitgevoerd’ tot gevolg. De overkoepelende Tracéwet-procedure is per slot van rekening bedoeld om uiteindelijk een keuze te maken voor een aan te leggen weg.

Er zijn nog meer aanwijzingen die aangeven dat de tekst argumentatief is. Het woord ‘voorkeursalternatief’ geeft direct al aan dat de beslissing nog niet definitief is. Daarnaast moeten Provinciale Staten nog een oordeel geven over de keuze14 en hebben,

zoals eerder al vermeld, burgers ook nog inspraak in de voorkeursnota.15 Met deze

inspraakmogelijkheden wordt ook daadwerkelijk iets gedaan. Op de website van de RijnlandRoute staat vermeld dat de plannen voor nadere uitwerking van de RijnlandRoute zijn aangepast na moties van Provinciale Staten de gemeenteraden.16

Nu duidelijk is dat de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute een argumentatieve tekst is, kunnen de vier discussiefasen bepaald worden. De focus van dit onderzoek ligt uiteindelijk op de argumentatiefase, maar voor een compleet beeld van de gehele discussie zullen hieronder alle vier de discussiefasen van het besluitvormingsproces over een te 14 Het besluitvormingsproces betreffende de RijnlandRoute vindt plaats op provinciaal niveau. Dat betekent

dat het beleid wordt bepaald door Provinciale Staten (het algemeen bestuur van de provincie) en wordt uitgevoerd door Gedeputeerde Staten (het dagelijks bestuur van de provincie). Voor het

besluitvormingsproces betreffende de RijnlandRoute betekent dit dat Gedeputeerde Staten een besluit nemen over de verschillende tracéalternatieven en Provinciale Staten hier vervolgens al dan niet mee instemmen. Uiteindelijk neemt de minister van Verkeer en Waterstaat de eindbeslissing. Bronnen:

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/provincies/vraag-en-antwoord/wat-zijn-de-taken-van-de-gedeputeerde-staten.html, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/provincies/gedeputeerden,

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/provincies/provinciale-staten, http://www.zuid-

holland.nl/overzicht_alle_themas/c_e_thema_verkeer-vervoer/c_e_thema_verkeer-wegverkeer/c_rijnlandroute-2/c_e_thema_verkeer-proces_ps.htm, Van der Geest (nog te verschijnen). 15 Bron: Veelgestelde vragen inpassingsplan RijnlandRoute. Zie bijlage D.

(19)

kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute kort beschreven worden. De confrontatiefase van de Rijnflandroutecasus

In de confrontatiefase van een discussie wordt duidelijk wat de uitgangspunten van de verschillende partijen zijn. In het geval van de discussie over de RijnlandRoute is er sprake van een verkeersprobleem: de verkeersbelasting tussen Holland Rijnland en Haaglanden is te zwaar, waardoor er behoefte is aan een extra oost-westverbinding (Startnotitie

inpassingsplan, p. 4). Dit probleem moet opgelost worden. Er is niet direct sprake van

onenigheid over de vraag óf dit moet gebeuren en de manier waarop, maar het feit dat meerdere alternatieven onderzocht worden geeft wel aan dat er uiteindelijk gediscussieerd zal worden over deze alternatieven.

In de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute waarin de voorkeur voor één van de tracéalternatieven (het tracéalternatief Zoeken naar Balans) wordt onderbouwd, wordt een impliciet, prescriptief standpunt uitgedragen: het tracéalternatief Zoeken naar Balans moet worden uitgevoerd. De protagonisten, ofwel de verdedigers van dit standpunt, zijn

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, aangezien zij de voorkeur voor het tracéalternatief Zoeken naar Balans uitspreken. De (mogelijke) antagonisten van dit standpunt zijn burgers, omliggende gemeentes die bij het besluitvormingsproces zijn betrokken, Provinciale Staten (omdat zij het beleid van Gedeputeerde Staten controleren), de minister van Infrastructuur en Milieu (aan wie de nota in eerste instantie is gericht) en de Tweede Kamer.17

Omdat de voorkeursnota een discussiesituatie in de vorm van een monoloog is, blijft impliciet wat het standpunt van de lezers van de nota is. Daardoor is het niet duidelijk of de lezers veel of weinig kritiek hebben op het uitgedragen standpunt en of er

daadwerkelijk antagonisten zijn. Hier kan echter wel van worden uitgegaan. Provinciale Staten moeten de gemaakte afweging controleren en zijn daarmee in principe verplicht om een (enigszins) kritische houding aan te nemen. Burgers voor wie het aanleggen van de route ‘Zoeken naar Balans’ consequenties heeft (zoals geluidsoverlast), zullen de 17 Al deze mogelijke antagonisten worden ook op de volgende website genoemd als instanties die een

beslissing hebben genomen over het tracéalternatief:

http://churchillavenue.nl/downloads/21okt2012%20-%20%20PERSBERICHT%20Team%20Churchill %20Avenue.pdf

(20)

voorkeursnota waarschijnlijk ook kritisch bekijken. De openingsfase van de Rijnlandroutecasus

In de openingsfase van de discussie worden de uitgangspunten van de discussie, ofwel de discussieregels, vastgesteld (Van Eemeren et al., 2001, p. 25). Er zijn twee soorten uitgangspunten: procedurele en materiële. De procedurele uitgangspunten geven aan hoe de discussie precies zal verlopen; de materiële uitgangspunten geven aan wat voor soort proposities precies naar voren gebracht kunnen worden (Van Eemeren & Houtlosser, 2006a, p. 389).

In het besluitvormingsproces rond het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute zijn de procedurele en materiële uitgangspunten vrij expliciet aangegeven, omdat de overheid verplicht is duidelijk te maken welke procedures precies moeten worden doorlopen en aan welke regels moet worden voldaan om tot een goed besluit te kunnen komen. De procedurele uitgangspunten zijn in paragraaf 2.3.2 al aan bod gekomen: de Tracéwet-procedure kan in zijn geheel opgevat worden als het procedurele

uitgangspunt. Ook de materiële uitgangspunten zijn duidelijk: het einddoel van de discussie is het nemen van een definitief besluit over een aan te leggen tracéalternatief.

In het geval van de voorkeursnota is ook duidelijk wat de procedurele en materiële uitgangspunten zijn. Het belangrijkste procedurele uitgangspunt is dat de uitgesproken voorkeur onderbouwd wordt aan de hand van de zes eerdergenoemde criteria en dat deze voorkeur op redelijke wijze tot stand is gekomen (aan de hand van de op juiste wijze verlopen procedure, de gestelde regels en de zes toetsingscriteria). Ook de materiële uitgangspunten van de discussie zijn duidelijk: het gaat om het uitspreken van een

voorkeur voor één van de tracéalternatieven op basis van alle verzamelde informatie (zoals een milieueffectenrapport en een kosten-batenanalyse).

De argumentatiefase van de Rijnlandroutecasus

In de argumentatiefase van een discussie brengt de protagonist de argumenten ter ondersteuning van zijn standpunt naar voren (Van Eemeren et al., 2001, p. 25). In de overkoepelende discussie over de RijnlandRoute is de argumentatiefase zeer uitgebreid. Vrijwel alle fases van de Tracéwet-procedure hebben uiteindelijk het doel argumenten aan

(21)

te dragen om tot een besluit te komen. Het document waarin al deze punten samenkomen is de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute. Hierin worden de argumenten bij het in de confrontatiefase beschreven standpunt van de voorkeursnota (het tracéalternatief Zoeken naar Balans moet worden uitgevoerd) gegeven. In de voorkeursnota zelf bestaat de argumentatiefase uit de afweging18 die wordt gemaakt op basis van alle aangedragen

informatie in de nota.

Het gehele besluitvormingsproces rond het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute kent verschillende procedures. De argumentatiefase van de RijnlandRoute bestaat dan ook uit meerdere ‘niveaus’. Er moet bijvoorbeeld een milieueffectenrapport gemaakt worden, waarin een bepaald tracéalternatief wordt aangemerkt als ‘meest milieuvriendelijk’, maar dit rapport is op zijn beurt ook weer een toevoeging aan de argumentatie voor het uiteindelijk gekozen tracéalternatief. Om de analyse enigszins in te perken, is er daarom voor gekozen om het document waarin de uiteindelijke keuze voor één van de alternatieven wordt gemaakt en verantwoord te gebruiken voor dit onderzoek, namelijk de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute.

In het geval van de discussie over de RijnlandRoute bestaat de discussie uit meerdere lagen. Allereerst is er de overkoepelende discussie die de hele Tracéwet-procedure omvat. Daarnaast kan ieder proces binnen de Tracéwet-Tracéwet-procedure opgevat worden als een subdiscussie: het instemmen met de startnotitie, de milieueffectenrapporten (MER’s) en natuurlijk de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute. Niet alle subdiscussies zijn van belang. In dit geval worden kort de fases van de overkoepelende discussie en de

Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute beschreven.

Zoals eerder al is gezegd, is de kans groot dat de lezers van deze nota kritisch zijn. Provinciale Staten zullen bekijken of het gehele besluitvormingsproces goed is doorlopen en of de afweging op de juiste manier gemaakt is. Daarnaast zullen onder andere

geïnteresseerde burgers ook een oordeel geven over de gemaakte afweging. Deze lezers zullen niet direct overtuigd zijn en zullen twijfel hebben ten opzichte van het standpunt. Door middel van de argumenten in de nota moet deze twijfel worden weggenomen.

(22)

De afsluitingsfase van de Rijnlandroutecasus

In de afsluitingsfase van een discussie bepalen de discussianten of het meningsverschil is opgelost en zo ja, in wiens voordeel (Van Eemeren et al., 2001, p. 25). Een mogelijke uitkomst van de Tracéwet-procedure is dat er uiteindelijk een tracéalternatief wordt gekozen. Theoretisch gezien is ook de keuze ‘geen van de alternatieven is geschikt’ mogelijk, maar de kans dat hiervoor wordt gekozen is in dit geval zeer klein.

De discussie over een te kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute zit op dit moment in de afsluitingsfase: de laatste uitvoeringspunten zijn vastgesteld.19 Ten tijde van

het opstellen van de voorkeursnota zat de discussie echter nog niet in de afsluitingsfase en waren de mogelijke uitkomsten van de discussie dat het tracéalternatief werd overgenomen (en daarmee dat het gekozen tracéalternatief werd uitgevoerd), of dat het gekozen

alternatief niet werd geaccepteerd (bijvoorbeeld omdat de procedure niet goed was verlopen of burgers het besluit zouden aanvechten). De lezers van de nota zullen

beoordelen of alle doorlopen procedures kloppen en of het besluit voor het tracéalternatief op de juiste manier is genomen. Echter, omdat het in het geval van de voorkeursnota om een discussiesituatie in de vorm van een monoloog gaat, blijft de uitkomst van de discussie over een te kiezen tracéalternatief in de voorkeursnota zelf impliciet.

In alle gevallen wordt het meningsverschil overigens uiteindelijk beslecht:

overkoepelende instanties (zoals de Tweede Kamer of in het geval van een rechtszaak een rechter) nemen een definitief besluit over het uit te voeren tracéalternatief.

Samenvattend kan worden gezegd dat zowel de Tracéwet-procedure als de Nota

Voorkeursalternatief RijnlandRoute opgevat kan worden als een argumentatieve discussie.

In de confrontatiefase van de Tracéwet-procedure is sprake van een verkeersprobleem dat opgelost moet worden. De openingsfase is vrij expliciet. De procedurele uitgangspunten houden in dat alle procedures goed worden doorlopen; de materiële uitgangspunten houden in dat op basis van alle verzamelde informatie een besluit wordt genomen. De

argumentatiefase van de discussie is zeer uitgebreid, in vrijwel alle onderdelen van de procedure worden argumenten aangedragen. In de afsluitingsfase wordt, door middel van 19 Bron: http://www.zuid-holland.nl/rijnlandroute

(23)

beslechting, een keuze gemaakt voor een uit te voeren tracéalternatief.

In de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute wordt een impliciet, prescriptief standpunt uitgedragen: het tracéalternatief Zoeken naar Balans moet worden uitgevoerd. De openingsfase is vrij expliciet. Een procedureel uitgangspunt is dat aan de hand van de op juiste wijze verlopen procedure een voorkeur wordt uitgesproken; de materiële

uitgangspunten houden in dat aan de hand van de zes toetsingscriteria een voorkeur wordt uitgesproken voor een tracéalternatief. De argumentatiefase is de afweging aan de hand waarvan een voorkeur wordt uitgesproken. De afsluitingsfase van de voorkeursnota blijft impliciet, omdat de discussiesituatie een monoloog is.

Nu de discussie in argumentatietheoretisch perspectief is geplaatst, kan in de volgende paragraaf worden besproken op welke manier de institutionele voorwaarden van invloed zijn op de strategische manoeuvres.

2.4 De institutionele voorwaarden voor het besluitvormingsproces

Om uiteindelijk een analyse te kunnen maken van de strategische manoeuvres in de Nota

Voorkeursalternatief RijnlandRoute, moeten de beperkingen en mogelijkheden van de

institutionele context op de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren worden bekeken. In elke discussiezet die een discussiant doet in een fase van de discussie worden de strategische manoeuvres namelijk beïnvloed door de institutionele context (Van

Eemeren, 2010, p. 152). In deze paragraaf worden daarom de beperkingen en

mogelijkheden behandeld die de institutionele context op het strategisch manoeuvreren heeft.

Zoals eerder al is uitgelegd, houdt strategisch manoeuvreren in dat een discussiant balanceert tussen enerzijds de redelijkheid die hij in acht moet nemen bij het discussiëren en anderzijds het willen winnen van de discussie (Van Eemeren & Houtlosser, 2009, 4-5). Binnen de theorie van strategisch manoeuvreren wordt ervan uitgegaan dat de discussiant bij het maken van zijn strategische manoeuvres met drie aspecten rekening houdt, namelijk met de topische keuzes die worden gemaakt, met de aanpassing aan het publiek en met de verbale presentatie van het geheel. De topische keuzes hebben betrekking op het kiezen van het onderwerp en de inhoud van de discussie. De aanpassing aan het publiek houdt in

(24)

dat de discussiant rekening houdt met de mening van het publiek. De verbale presentatie van het geheel houdt in dat de discussiant hetgeen hij zegt zo probeert te presenteren dat het door hem gewenste effect wordt bereikt bij het publiek (Van Eemeren & Houtlosser, 2009, p. 5-7). Bij het maken van een analyse is het volgens Van Eemeren (2010, p. 93) van belang de drie aspecten van strategisch manoeuvreren van elkaar te onderscheiden, omdat op deze manier alle strategische manoeuvres aan bod komen en niet alleen de manoeuvres die direct in het oog springen.

Door een discussie aan de hand van de drie aspecten van strategisch manoeuvreren te bekijken, kan een analyse van de discussie worden gemaakt en kunnen de strategische manoeuvres binnen de institutionele context verklaard worden. Maar om tot zo’n analyse te komen, moet eerst duidelijk zijn op welke manier de context en de daarbij behorende institutionele voorwaarden van invloed zijn op mogelijkheden om strategisch te

manoeuvreren.

Van Poppel (2010, p. 310) legt uit dat naarmate een communicatieve praktijk meer ingebed is in een bepaalde institutionele context, er duidelijkere en striktere regels gelden die de communicatie beïnvloeden. Dit zijn de institutionele voorwaarden. Zo kunnen er beperkingen zijn in de topische keuzes die een discussiant heeft, bijvoorbeeld omdat van tevoren is afgesproken dat bepaalde onderwerpen niet besproken zullen worden. Voor beleidsnota’s, zoals de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute, geldt dat zij een sterk geïnstitutionaliseerde vorm van communicatie zijn: als communicatiemiddel van de overheid, een gezaghebbend instituut, moeten ze voldoen aan vaste criteria en een min of meer vastgelegd format.

In de volgende drie paragrafen worden de precondities voor het strategisch

manoeuvreren in de betreffende context omschreven aan de hand van de drie aspecten van strategisch manoeuvreren. De keuzes die beschikbaar zijn uit het topisch potentieel zijn in principe duidelijk: de argumentatie moet gebaseerd zijn op de gestelde regels en de vastgestelde criteria. De aanpassing aan het publiek moet dusdanig zijn dat het publiek ervan overtuigd is dat rekening is gehouden met de gestelde criteria en dat de beslissing volgens de juiste procedure is verlopen. De presentatiemogelijkheden lijken in dit geval de meeste mogelijkheden te geven om strategisch te manoeuvreren: door informatie zo te presenteren dat het lijkt alsof men zich aan de gestelde regels heeft gehouden, terwijl dit

(25)

wellicht niet het geval is. In onderstaande paragrafen worden de mogelijkheden en beperkingen om strategisch te manoeuvreren preciezer uiteen gezet.

2.4.1 Topische keuzemogelijkheden in de voorkeursnota

Het eerste aspect van strategisch manoeuvreren behelst de keuzemogelijkheden die de discussiant heeft uit het topisch potentieel. Dit houdt in dat de discussiant het onderwerp en de inhoud van wat hij gaat zeggen zo kiest dat de discussie een voor hem zo voordelig mogelijke richting krijgt. Deze keuzes hebben onder andere te maken met het oogpunt van waaruit de discussiant de discussie bekijkt: aan de hand daarvan kiest hij de inhoud van zijn woorden. De topische keuzes maakt de discussiant in theorie uit een oneindig aantal verschillende onderwerpen. In de praktijk werkt dit echter anders. Het is namelijk de bedoeling dat de discussiant kiest uit een onderwerp dat betrekking heeft op het onderwerp van de discussie en geen willekeurig onderwerp (Van Eemeren, 2010, p. 96).

Wat betreft de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute zijn de precondities voor het topisch potentieel vrij helder. Allereerst is het soort standpunt dat naar voren gebracht mag worden van tevoren vastgelegd: het standpunt moet een voorkeur uitspreken voor een bepaald tracéalternatief. De inhoud en vorm van de argumentatie ter ondersteuning van het standpunt zijn ook vastgesteld: er moet een afweging gemaakt worden aan de hand van de zes vooraf bepaalde toetsingscriteria (probleemoplossend vermogen op het gebied van infrastructuur, kosten, risico’s, milieueffecten (MER), maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA), economische effecten en ruimtelijke kwaliteit).

De Uitgangspunten Overheidscommunicatie (2004) stellen ook een aantal voorwaarden aan de inhoud van de communicatie. Zo moet de communicatie altijd

betrekking hebben op het beleid en de organisatie, moet de informatie of voorlichting altijd duidelijk vermelden om welke beleidsfase het gaat, moeten de voorbereiding en

voornemens van de overheid met betrekking tot het beleid duidelijk worden gemaakt, moet de informatie voldoende en juist zijn en mogen feiten en argumenten niet onjuist vermeld, weggelaten of overgeaccentueerd worden (Uitgangspunten Overheidscommunicatie, 2004).

(26)

2.4.2 Aanpassing aan het publiek in de voorkeursnota

Het tweede aspect van strategisch manoeuvreren behelst de aanpassing van de discussiant aan het publiek. Binnen de theorie van strategisch manoeuvreren wordt ervan uitgegaan dat de discussiant stilstaat bij vragen als ‘wie is het publiek?, ‘wat verwacht het publiek?’, ‘wat verwacht ik zelf?’, dat hij bij alles wat hij zegt rekening houdt met de mening van het publiek en ervoor zorgt dat hij zo goed mogelijk op het publiek overkomt. Door zich zo goed mogelijk aan te passen aan het publiek kan de discussiant het publiek makkelijker overtuigen van zijn visie omdat hij het publiek het idee geeft dat hij en zij met elkaar op één lijn zitten (Van Eemeren, 2010, p. 108).

Het draait er bij de aanpassing aan het publiek onder andere om dat de discussiant moet kiezen tussen zijn eigen wil en de wil van het publiek. De discussiant wil er

natuurlijk voor zorgen dat hij zijn zin krijgt en de discussie wint, maar daarvoor zal hij ook rekening moeten houden met de andere discussiant(en) en/of het publiek. Als hij geen enkele rekening houdt met de wensen van de anderen, zal de discussiant de discussie niet winnen.

De precondities voor de aanpassing aan het publiek zijn in het geval van de voorkeursnota betreffende de RijnlandRoute redelijk duidelijk. De Uitgangspunten

Overheidscommunicatie (2004) geven duidelijk aan dat de informatie toegankelijk,

begrijpelijk en passend moet zijn. Dat betekent dat de informatie dusdanig aangepast moet worden aan het lezerspubliek, dat de lezers in staat zijn om de informatie te begrijpen. In het geval van een voorkeursnota waarin een afweging wordt gemaakt, betekent dit dat de lezers (waaronder burgers) op basis van de informatie in de nota zelf de gemaakte

afweging moeten kunnen begrijpen en deze zelf ook moeten kunnen maken om te zien of zij op dezelfde uitkomst uitkomen. Dit is ook een expliciet doel van

overheidscommunicatie (Uitgangspunten Overheidscommunicatie, 2004, p. 13). De tekst moet in elk geval dusdanig aan het publiek zijn aangepast dat dit op zijn minst in de

veronderstelling is dat rekening is gehouden met de gestelde criteria en dat de uitgesproken voorkeur aan de hand van de juiste procedure is uitgesproken.

(27)

2.4.3 Presentatiemogelijkheden in de voorkeursnota

Het derde aspect van strategisch manoeuvreren draait om het maken van keuzes uit de mogelijkheden die de presentatie biedt. Bij de keuzes over de presentatie van het geheel wordt door de discussiant vorm gegeven aan de inhoudelijk gemaakte keuzes en aan de manier waarop de discussiant zich aanpast aan het publiek. Het gaat er bij dit laatste punt om dat de discussiant zo probeert te formuleren dat het effect dat hij op dat moment wil bereiken bij zijn toehoorders zo goed mogelijk wordt bereikt (Van Eemeren, 2010, p. 118-119).

Er zijn verschillende mogelijkheden om de boodschap te presenteren. De boodschap kan bijvoorbeeld expliciet of impliciet gebracht worden, wat inhoudt dat de betekenis respectievelijk letterlijk wordt verteld, dan wel gedestilleerd moet worden door de luisteraar of lezer. In elk geval is het retorisch gezien de bedoeling dat de discussiant uit alle mogelijke vormen die hij kan kiezen om zijn onderwerp te presenteren, de vorm kiest die het onderwerp het allerbeste zal belichten (Van Eemeren, 2010, p. 119-122).

De precondities voor de presentatiemogelijkheden zijn redelijk duidelijk gesteld in de Uitgangspunten Overheidscommunicatie (2004). Zo moet de communicatie duidelijk herkenbaar zijn als afkomstig van de overheid en moet de informatie toegankelijk, begrijpelijk en passend zijn (Uitgangspunten Overheidscommunicatie, 2004). De laatste punten zijn ook bij de aanpassing aan het publiek al genoemd, maar komen hier terug omdat toegankelijkheid, begrijpelijkheid en passendheid grotendeels afhankelijk zijn van de formulering van de tekst.

De presentatiemogelijkheden geven veel mogelijkheden om strategisch te

manoeuvreren. Informatie kan zo gepresenteerd worden dat het lijkt alsof men zich goed aan de gestelde regels heeft gehouden, terwijl dit in wezen niet het geval is.

Samenvattend kan worden gezegd dat de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren in de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute worden beïnvloed door de institutionele context. De topische mogelijkheden zijn beperkt omdat het soort standpunt dat naar voren moet worden gebracht vooraf bepaald is en de argumenten gebaseerd moeten zijn op de zes toetsingscriteria. De aanpassingen aan het publiek moeten gedaan worden door de

(28)

informatie in de nota zo op te stellen dat de lezers de gemaakte afweging moeten kunnen begrijpen en zelf moeten kunnen maken. Voorwaarden voor de presentatiemogelijkheden zijn dat de communicatie duidelijk herkenbaar moet zijn als afkomstig van de overheid en dat de informatie toegankelijk, begrijpelijk en passend geformuleerd moet zijn.

2.5 Conclusie

Het doel van dit hoofdstuk was om de institutionele context van de discussie over een te kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute te beschrijven en binnen de

pragma-dialectische argumentatietheorie te plaatsen. In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat alle officiële communicatie over de RijnlandRoute onder het communicatieve domein

‘overheidscommunicatie’ valt en dat kan worden gesteld dat deze vorm van communicatie, gezien de strikte uitgangspunten, een sterk geïnstitutionaliseerde communicatievorm is. Daarnaast is gebleken dat de voorkeur voor een te kiezen tracéalternatief, en de afweging op basis waarvan deze voorkeur wordt uitgesproken, in de Nota Voorkeursalternatief

RijnlandRoute wordt gemaakt aan de hand van zes toetsingscriteria. Verder zijn het

dialectische en retorische doel van de voorkeursnota vastgesteld en is de discussie over de RijnlandRoute en de voorkeursnota binnen de pragma-dialectische argumentatietheorie geplaatst. Tot slot bleek dat de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren in de Nota

Voorkeursalternatief RijnlandRoute sterk worden beïnvloed door de institutionele context.

De topische mogelijkheden, aanpassing aan het publiek en presentatiemiddelen zijn allen gebonden aan bepaalde regels en uitgangspunten.

Nu duidelijk is geworden hoe de institutionele context van de discussie over een te kiezen tracéalternatief voor de RijnlandRoute eruitziet, kan een analyse worden gemaakt van de afweging die tot het uitspreken van een voorkeur voor één van de tracéalternatieven heeft geleid. In hoofdstuk 3 zal deze analyse uiteen worden gezet.

(29)

3. Strategische manoeuvres in de voorkeursnota

3.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 is duidelijk gemaakt hoe de institutionele context van het

besluitvormingsproces rond het kiezen van een tracéalternatief voor de RijnlandRoute eruitziet. Daarnaast is duidelijk geworden op welke manier deze context van invloed is op de strategische manoeuvres. Dit hoofdstuk gaat hiermee verder door een analyse te maken van de strategische manoeuvres in de argumentatiefase van de Nota Voorkeursalternatief

RijnlandRoute. Deze analyse wordt gemaakt aan de hand van de drie aspecten van

strategisch manoeuvreren: de topische keuzemogelijkheden, de aanpassing aan het publiek en de mogelijkheden die de presentatie biedt. Door aan de hand van deze drie aspecten een analyse te maken, kunnen ook de strategische manoeuvres die in de tekst niet meteen opvallen, worden onderscheiden (Van Eemeren, 2010, p. 93)

Zoals eerder is uitgelegd, bestaat de argumentatiefase in de voorkeursnota uit een afweging waarin de tracéalternatieven voor de RijnlandRoute naast elkaar worden gelegd en op basis van verschillende criteria worden getoetst. In het geval van de Nota

Voorkeursalternatief RijnlandRoute gaat het om twee (overgebleven) tracéalternatieven:

Zoeken naar Balans en Churchill Avenue. Deze twee tracéalternatieven worden op basis van zes toetsingscriteria vergeleken.

Voordat de strategische manoeuvres in de argumentatiefase kunnen worden bekeken, wordt eerst gedemonstreerd welke argumenten naar voren worden gebracht. Dit wordt gedemonstreerd met behulp van een argumentatiestructuur, ofwel een overzicht van de argumenten die het standpunt ondersteunen en de manier waarop deze argumenten samenhangen. Door het maken van een argumentatiestructuur wordt duidelijk welk deel van de tekst precies geanalyseerd moet worden aan de hand van de drie aspecten van strategisch manoeuvreren en kan vervolgens worden bekeken op welke manier de overheid strategisch manoeuvreert.

De opzet van dit hoofdstuk is als volgt: in de tweede paragraaf wordt bekeken welke delen uit de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute precies bij de

(30)

argumentatiefase horen; in de derde paragraaf wordt met de drie aspecten van strategisch manoeuvreren een analyse gemaakt van de argumentatie die in de afweging gebruikt wordt; in de vierde paragraaf wordt ten slotte de conclusie gegeven van dit hoofdstuk.

3.2 De argumentatiefase van de RijnlandRoutecasus als argumentatiestructuur

In deze paragraaf wordt een argumentatiestructuur gemaakt van de afweging die wordt gemaakt in de voorkeursnota. Op deze manier kan worden bekeken welke delen van de tekst precies onderdeel uitmaken van de gemaakte afweging en kunnen vervolgens de strategische manoeuvres die binnen die afweging worden gedaan, bekeken worden. Door een argumentatiestructuur te maken, wordt duidelijk welke argumenten precies naar voren worden gebracht ter ondersteuning van het standpunt.

In de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute gaat het om het volgende punt: het uitspreken van een voorkeur voor één van de twee mogelijke tracéalternatieven voor de RijnlandRoute (Zoeken naar Balans of Churchill Avenue). Daarnaast moet het uitspreken van deze voorkeur ook gemotiveerd worden. Dit wordt gedaan door het maken van een afweging waarin de argumenten ter ondersteuning van het standpunt worden verwerkt. Deze argumenten zijn gebaseerd op de zes toetsingscriteria die Gedeputeerde Staten van tevoren hebben opgesteld: probleemoplossend vermogen op het gebied van infrastructuur, kosten, risico’s, milieueffecten, MKBA en economische effecten en ruimtelijke kwaliteit (Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute, p. 7).

De voorkeursnota bestaat uit verschillende onderdelen en in hoofdstuk 6 van de nota wordt de uiteindelijke afweging gemaakt op basis waarvan het tracéalternatief Zoeken naar Balans als voorkeursalternatief is gekozen. Omdat in dit onderzoek de

argumentatiefase van de voorkeursnota wordt bekeken en de gemaakte afweging en de argumentatiefase samenvallen, wordt hoofdstuk 6 van de voorkeursnota als basis voor de argumentatiestructuur gebruikt.

Voordat de argumentatiestructuur wordt gepresenteerd, wordt eerst een model behandeld aan de hand waarvan deze argumentatiestructuur zal worden opgezet. Dit model wordt gepresenteerd in de dissertatie van Van der Geest (nog te verschijnen20). Zij geeft in

20 Op dit moment is de dissertatie van Van der Geest nog in ontwikkeling. Hierdoor is het niet zinvol om naar paginanummers te verwijzen. Daarnaast zijn de modellen en theoretische concepten die ik hier aan

(31)

haar dissertatie een ideaalmodel21 waarmee de argumentatie voor een gemaakte keuze kan

worden weergegeven. Dit ideaalmodel kan onder andere worden gebruikt om een duidelijk overzicht te maken van een gemaakte afweging. Op deze manier kunnen afwegingen die niet duidelijk worden gepresenteerd, op een heldere manier worden weergegeven.22 Een

analyse van de argumentatie aan de hand van dit model maakt duidelijk hoe de

argumentatie voor een standpunt is opgebouwd, waardoor een tekst geschikt kan worden gemaakt voor een kritische beoordeling (Van der Geest, nog te verschijnen). Dit betekent dat met dit model een argumentatiestructuur kan worden gemaakt van de argumentatiefase van de discussie over de RijnlandRoute, en dat kan worden bekeken welke argumentatie voor de gemaakt keuze is gebruikt.

De stappen die in het model worden weergegeven, dienen als basis voor de stappen die in de argumentatiestructuur worden gemaakt. Het model ziet er als volgt uit:

keuze ↑

resultaat beslisregel & (beslisregel) ↑

beoordeling van alternatieven ↑

informatie over alternatieven (Van der Geest, nog te verschijnen)

De elementen uit het model betekenen het volgende. Bovenin het model wordt de

de hand van het werk Van der Geest introduceer deels nog in ontwikkeling. De informatie zoals deze nu wordt geïntroduceerd, is gebaseerd op een conceptversie van de dissertatie van Van der Geest uit maart 2013. Ik geef hier een ruwe schets van de concepten zoals deze tot nu toe in de dissertatie zijn verwerkt en gebruik deze ideeën als basis voor mijn argumentatiestructuur.

21 De term ‘ideaalmodel’ verwijst naar de normatieve inslag van het model.

22 Het model kan ook worden gebruikt als instrument om een afweging op een heldere manier tekstueel vorm te geven (Van der Geest, nog te verschijnen). In dit geval wordt het model gebruikt om te

achterhalen hoe de gemaakte afweging er precies uitziet, welke argumenten naar voren zijn gebracht ter ondersteuning van het standpunt en om te bekijken op welke manier deze argumenten aan elkaar gerelateerd zijn.

(32)

uiteindelijk gemaakte keuze weergegeven, ofwel de beslissing die is genomen. Deze keuze wordt ondersteund door het resultaat van de vergelijking op basis van een beslisregel23. Het

resultaat van de vergelijking wordt weer ondersteund door de beoordeling van de

individuele alternatieven. Tot slot wordt de beoordeling van de individuele alternatieven ondersteund door informatie over deze alternatieven. Deze vier ‘argumentatieniveaus’ kunnen in de argumentatiestructuur worden verwerkt. Elk niveau uit het model kan worden gebruikt voor een niveau in de argumentatiestructuur.

In het geval van de afweging in de Nota Voorkeursalternatief RijnlandRoute kan op basis van het model van Van der Geest (nog te verschijnen) een analyse van de

argumentatie worden gemaakt. Hieronder wordt de analyse uiteengezet. Hierbij zal worden begonnen met het verwerken van de informatie over de alternatieven, vervolgens wordt bekeken hoe de alternatieven zijn beoordeeld, daarna wordt het resultaat van de beslisregel weergegeven en tot slot wordt de uiteindelijk gemaakte keuze gegeven.

In de voorkeursnota (2012) wordt een afweging gemaakt tussen twee tracéalternatieven: Zoeken naar Balans en Churchill Avenue. In hoofdstuk 5 van de voorkeursnota zijn de criteria waarop deze twee verschillende tracéalternatieven zijn getoetst zeer gedetailleerd behandeld. Dit hoofdstuk kan worden opgevat als het laagste niveau van het model, ofwel de informatie over de alternatieven. De informatie uit hoofdstuk 5 is echter dusdanig gedetailleerd dat deze niet zal worden opgenomen in de argumentatiestructuur. In plaats daarvan wordt de gegeven informatie uit hoofdstuk 6 gebruikt, het hoofdstuk waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt. De informatie over de toetsingscriteria is kort samengevat als volgt:

Criteria/alternatieven Zoeken naar Balans (A1) Churchill Avenue (A2) Probleemoplossend

vermogen (C1)

Biedt oplossing tot 2030, toekomstvast

Voldoet niet op de lange termijn, niet toekomstvast

Kosten (C2) Past binnen het budget Past niet binnen het budget, heeft een dekkingstekort van € 229 miljoen

23 Een beslisregel is de gedachte die ten grondslag ligt aan een genomen besluit, zoals ‘als een alternatief het meest aantrekkelijk is op het grootste aantal aspecten, heeft het de voorkeur’.

(33)

Risico’s (C3) Vergunbaar, dus minimaal risico op tijdverlies

Wordt niet nader toegelicht

MER (C4) Wordt niet nader toegelicht Wordt niet nader toegelicht

MKBA (C5) Baten hoger dan kosten Baten lager dan kosten

Ruimtelijke kwaliteit (C6) Wordt niet nader toegelicht,

anders dan ‘Zoeken naar Balans scoort hierop’

Wordt niet nader toegelicht

Deze informatie leidt tot de volgende beoordeling: Zoeken naar Balans is op vier van de zes toetsingscriteria in het voordeel24:

1. Probleemoplossend vermogen Zoeken naar Balans

2. Kosten Zoeken naar Balans

3. Risico’s Zoeken naar Balans

4. Milieueffecten (MER) Churchill Avenue

5. MKBA en economische effecten Zoeken naar Balans

6. Ruimtelijke kwaliteit Churchill Avenue

Aan de hand van deze beoordeling en aan de hand van verschillende aanwijzingen in de tekst, kan de gehanteerde beslisregel worden gereconstrueerd. In de tekst wordt

aangegeven dat de twee alternatieven met elkaar zijn vergeleken om te zien welk

alternatief op de meeste punten in het voordeel is. In de tekst staat hierover het volgende:

Geen van beide tracéalternatieven scoort het beste op alle onderdelen. Wel heeft Zoeken naar Balans bij de meeste toetsingscriteria de voorkeur.

Hieruit kan worden afgeleid dat de gehanteerde beslisregel ‘het meest aantrekkelijk op het

24 In de tekst wordt wel opgemerkt dat een aantal criteria elkaar gedeeltelijk overlappen. Criteria 2 en 5 overlappen elkaar, evenals criteria 4 en 6. Het criterium ‘kosten’ is namelijk ook onderdeel van het criterium ‘MKBA en economische effecten’ en het criterium ‘ruimtelijke kwaliteit’ is ook onderdeel van het criterium ‘milieueffecten (MER)’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondanks het feit dat dit de algemene regel is, lijkt het mij toch nuttig om te discussiëren over de toepassing ervan in dit geval, gezien de problemen bij

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

As far as the fact pattern of seeking to exercise a right after an extended period of time is concerned, a right does not automatically terminate merely because an

 Hoe kun je administratieve lasten ombuigen tot iets nuttigs voor de cliënten en medewerkers.  Hoe kun je zelf zien = laten

Dataverzameling voor het vragenlijstonderzoek Ook voor deze editie van de eHealth-monitor zijn vragenlijsten afgenomen onder zorggebruikers, mensen met een chronische

Medisch specialisten Percentage dat aangeeft in hoeverre toepassingen kunnen bijdragen aan het verkrijgen van meer informatie over de eigen gezondheid *; in 2019

In vergelijking met het basisscenario van de voorgaande studie zijn de bemestingen en gewasopbrengsten in het MINAS-scenario op zowel grasland als op maïsland op droge zandgrond

Door deze groep nu al bekend te maken met MERK A én te binden aan MERK A kan voor nieuwe aanwas gezorgd worden die nodig is om het verwachte verlies van oudere lezers te