• No results found

R47 GS Mededingingsrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "R47 GS Mededingingsrecht"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

www.quickprinter.be

Q

R47

4,80 €

master rechten

notities incl ppt

uickprinter

Koningstraat 13

2000 Antwerpen

Mededingingsrecht

1

(2)

Nieuw!!!

Online samenvattingen kopen via

www.quickprintershop.be

(3)

College 1 Mededingingsrecht Cijfers:

- Examen – 60%

o Kennis en toepassing (met casus) o Schriftelijk

- Pleitoefening – 20%

2 casussen met 10 partijen. Elke groep studenten zal 1 partij toegewezen krijgen (groepsindeling op BB). Punten op de argumentatiestukken en pleitoefening zelf.

- Portfolio’s – 20%

Lees kranten en zoek relevante artikelen relevant voor Europees mededingingsrecht. Je moet dit voor 3 periodes doen: februari, maart en april. Post elektronisch, bij voorkeur in één bestand. Voeg indelingen toe: artikels over

concentraties, artikelen over art. 101-102, … het mag ook in afzonderlijke bestanden (let op naam bestand!).

Analysetekst van de artikelen maken (max 5p) – toon dat je inzicht hebt verworven over de krantenartikelen die je

hebt gekozen. Je mag een bepaald aspect uitdiepen. Deze lever je in via BB en in het vakje.

Het ruimere kader

EU is meer dan een vrijhandelszone (geen import- of exportheffingen), maar producten van derde-landen daar heft elk land afzonderlijk zijn eigen tarieven op (zwakke vorm van integratie). EU is meer, ze is naar buiten ook ééngemaakt. Er is een interne markt met de vrijheden: personen, goederen, kapitaal. Mededingingsrecht heeft hiermee een link: ze proberen een open ruimte creëeren en vrijwaren. Het is essentieel om de interne markt te vrijwaren.

Er zit een spanning in de idee van Europa. Europa is meer geworden dan een economische samenwerking: er is een sociaal aspect aan gebonden. Dit staat op gespannen voet met de mededinging: de zwakkeren worden hierbij uit de markt gedreven. Er is een regime dat verzekert dat de mededinging niet wordt vervalst in protocol nr. 27. Men wou dit niet als zodanig in de verdragen integreren. Men liet de controversiële zaken (de doelstelling van de

mededingingsregels) eruit. De waarde van het protocol is dezelfde als die van het verdrag. Het heeft de hoogste waarde in het Europees recht. Mededingingsrecht is een exclusieve bevoegdheid van Europa: je denkt meteen aan de commissie. Het is één van de portefeuilles die heel zwaar doorwegen – het gaat om een belangrijke functie in de wereld. De Europese commissaris voor de mededinging is Margrethe Vestager.

De open ruimte in één blik:

Negatieve integratie: Europa verbiedt bepaalde zaken die je niet mag doen. Zaken in vrij verkeer van goederen: - Margarine in België

- Reinheitsgebot in Duitsland - Cassis de Dijon

(4)

Ook op vlak van personen is dit relevant bijvoorbeeld voor studiebeurzen. Het Hof van Justitie is hier een belangrijke actor. Ook mededingingsregels zijn een voorbeeld van negatieve integratie. Er zijn verschillende onderdelen van het mededingingsrecht:

- Anti-trust: gaat over prijsafspraken, kartelafspraken. Tussen meerdere ondernemingen.

- Misbruik machtspositie: gaat over slechts één onderneming die heel machtig is. Microsoft is op dit vlak de

meest bekende overtreder.

- Concentratiecontrole: gaat over overnames, fusies, joint-ventures die worden opgericht. Als dit gebeurt

wordt de macht meer geconcentreerd. Als er 3 spelers waren zijn er na een fusies nog maar 2. Dan kan je potentieel in gevaarlijke situaties terecht komen. Als je dit wil doen dan moet je toestemming vragen aan de Europese Commissie om te voorkomen dat er te weinig spelers overblijven en dat zou nadelig zijn voor de consument.

- Staatssteun: een LS mag niet zomaar staatssteun geven als het moeilijker gaat met een bedrijf. Als je dit toch

gedaan hebt (bv. met fiscale rulings) zal de commissie opleggen om het ongedaan te maken om de verstoring van de baan te helpen.

- Openbare ondernemingen – DAEB: diensten van algemeen economisch belang. We gaan het niet zo stellig

behandelen, maar je moet weten dat het bestaat. Het gaat over openbare ondernemingen voor wie de algemene economische regels niet onverkort zullen gelden (NMBS, De post, …). Zij kunnen monopolies krijgen voor het algemene goed (het algemeen economisch belang).

Voordeel is meer diversiteit, zolang het geen staatssteun/belemmering is. Je kan je eigen regeling treffen. Het is ook minder politiek gevoelig.

Nadeel is dat er grote concurrentiële verschillen kunnen blijven bestaan doordat de regelingen steeds zeer verschillend kunnen zijn.

Positieve integratie: hier gaat Europa zelf de regels opleggen door middel van harmonisering. Je vaardigt een verordening of richtlijn uit om eenvormige regels in te voeren in alle LS in Europa.

Voordeel: rechtszekerheid en eenheid in de Europese markt. Door harmonisering ontstaat er geen concurrentieel

voordeel doordat er verschillende regelingen bestaan. Het is niet doenbaar om alles te harmoniseren.

Politiek is het ook zeer zwaar als er heel verschillende regels zijn. Als er geen positieve integratie kan worden doorgevoerd dan grijpt men vaak terug naar negatieve integratie (enkel zeggen wat je niet mag doen).

- Bv. Als je een product wil verkopen en elke LS heeft eigen vereisten over wat er op de etiketten moet staan dan ga je heel omslachtig te werk moeten gaan. Europa heeft minimumvermeldingen die erop moeten staan, en als dat erop staat is het goed.

Race-to-the-bottom: ondernemingen gaan proberen om te worden onderworpen aan een zo laag mogelijke belasting. Dit is een vorm van staatssteun. Als je dit harmoniseert is het probleem helemaal weg (bv. een algemene belastingvoet in heel Europa).

Europees mededingingsrecht bestaat uit: 1) Regels gericht tot ondernemingen

- Samenwerking tussen twee/meer ondernemingen (bananenzaak) – art. 101 (en Vo 1-203)

- Eenzijdig handelen van dominante ondernemingen (misbruik machtspositie) – art. 102 (en Vo 1-203) - Verwerving beslissende invloed – dat zijn de concentraties: overnames, fusies, joint-ventures. Dit

vind je niet in de verdragen. De reden is dat men het pas later heeft toegevoegd: in 1989. Je vindt de regels over concentratiecontrole in de concentratieverordening (verordening van De Raad van 2004). 2) Regels gericht tot LS

- Staatssteun (art. 107)

3) Regels gericht tot LS en ondernemingen – art. 107 o Ambulancediensten, de post, NMBS, …

(5)

DOEL EN RATIO van de regels:

• Vrije mededinging

- Zelfstandigheidseis marktdeelnemers

De ondernemingen moeten zelfstandig, vrij optreden. Ze mogen geen afspraken maken die hun vrijheid beperken. Ze mogen niet afspreken welke prijs ze zullen vragen aan de consument, maar moeten zelf de prijs bepalen. Het is meer winstgevend om wel afspraken te maken, daarom is het mededingingsrecht nodig. Het verzekert de concurrentie.

- Bescherming concurrentie(structuur), niét concurrenten

Het mededingingsrecht gaat niet ingrijpen om degenen die uit de markt worden geprijsd te helpen.

Inefficiënte ondernemingen moeten eruit, de beste moet winnen. Je mag niet ingrijpen voor de bescherming van één bepaalde concurrent (onder invloed van Chicago school – strikte, harde, opvatting). De opvatting is paradoxaal: je wil zo veel mogelijk concurrentie maar je wil dat de beste winnen (en dat er dus één bedrijf overblijft). Pas als die te hoge prijzen vraagt / niet meer innoveert dan komt de concurrentie vanzelf terug – daarom is dit geen probleem volgens de Chicago school. Je kan wel zeggen dat innovatie wordt afgeremd, en de prijzen omhoog gaan. Voor mededinging is nodig: lagere prijzen, meer producten, meer innovatie.

- Vrijwaren keuzevrijheid afnemers c.q. consumenten

Monopolieposities brengen hogere prijzen mee voor een consument, minder innovatie en keuzevrijheid: men heeft de tendentie om lui te worden. Er is een betere afstemming tussen vraag en aanbod.

Vrije mededinging streeft naar consumer welfare – niet bescherming van de concurrent. • Onvervalste, daadwerkelijke mededinging

- Level playing field-eerlijk

Er is een structuur nodig die toelaat om te concurreren. Iedereen moet kunnen toetreden.

- Niét noodzakelijk MarktpraktijkenWet-eerlijk

Eerlijke, loyale concurrentie is onderwerp van een ander vak: marktpraktijken. Dat is een soort

mededingingsrecht dat gaat om de bescherming van de consument. Je mag de consument hierdoor niet bedriegen, aan veiligheidsvereisten voldoen etc. We spreken hier over vrije, daadwerkelijke concurrentie.

- Niét: economen-volkomen of perfecte concurrentie

Dit bestaat in de praktijk niet. Er moeten oneindig veel aanbieders en afnemers zijn, consumenten zijn perfect rationeel en weten wat ze kopen. Het is een interessant economisch model, maar niet haalbaar in de praktijk. Je hebt geen perfecte informatie. Vaak zijn er toetredingsbelemmeringen. Als je vindt dat mobistar, base en proximus te duur zijn en je wil een onderneming oprichten die hetzelfde doet zal je niet meteen toegang hebben tot de volledige markt. Volkomen, perfecte concurrentie zullen we hierdoor nooit bereiken. Een tweede probleem is: ergens schiet je tekort. Europa streeft ook sociale en ecologische doelstellingen na. Europa grijpt daarom soms in in de vrije mededinging om de sociale en ecologische doelstellingen te bereiken.

• Werkzame c.q. werkdadige mededinging

- Metro (1977) – quote: “Mate van mededinging noodzakelijk voor naleving van fundamentele vereisten en bereiken van de doelstellingen van het Verdrag, inzonderheid de

totstand-koming van één markt met soortgelijke voorwaarden als een interne markt.”

Men wil werkzame mededinging, iedereen moet kunnen toetreden. Wat realistisch mogelijk is en wat werkt, dat willen we bereiken.

• In Europese context: óók marktintegratie

Heel bijzonder aan Europa is dat er ook de doelstelling is van marktintegratie. Die is er niet in het

Amerikaans mededingingsrecht, omdat het zich er normaal gezien niet mee bezig houdt. Europa is bijzonder attent op afspraken tussen ondernemingen en/of LS die de grenzen terug opbouwen. In de praktijk zie je dat er tussen verschillende LS heel vaak barrières zijn en de eengemaakte markt nog verre van realiteit is. Voordelen vrije mededinging:

- Meer innovatie - Lagere prijzen - Meer keuzevrijheid

- Inspelen op vraag en aanbod door ondernemingen (= allocatieve efficiëntie)

(6)

Mededingingsregels voor ondernemingen

- Samenwerking tussen 2/meer ondernemingen – art.101 o Artikel 101 VWEU: systeem van wettelijke uitzondering

Gaat over verboden samenwerking tussen 2/meer ondernemingen. Ze zijn verboden als ze de mededinging verhinderen. Er zijn altijd 2 ondernemingen nodig die iets fout doen. Het begrip “onderneming” is bijzonder ruim.

Typevoorbeelden:

- Prijsafspraken: Coca Cola spreekt met Pepsi een prijs af.

- Marktverdelingsafspraken: Franse producenten blijven in Frankrijk en Duitse producenten blijven in Duitsland.

o Overeenkomsten, besluiten ondernemingsverenigingen, OAFG (onderling afgestemde feitelijke gedragingen)

Dit zijn de 3 vormen die “samenwerking” kan aannemen – het is ook een ruim begrip.

Overeenkomsten hoeven niet schriftelijk zijn, kan zeker ook mondeling zijn.

Een besluit van de ondernemingsverenigingen is een trucje om art. 101 VWEU te omzeilen. Op sectoraal gaan ze een besluit aannemen. Zo’n besluit kan een vorm van verboden samenwerking zijn.

Onderling afgestemde feitelijke gedragingen “passive collusion” – wanneer ondernemingen

samenwerken zonder dat er een overeenkomst/besluit is. Ze kunnen art. 101 schenden door elkaar bijvoorbeeld signalen te geven (in de pers – CEO’s die zeggen dat het slecht gaat in de sector en dat alle prijzen omhoog zouden moeten gaan). Als de rest van de ondernemingen dit volgt dan kan het gaan om een OAFG.

- Bekende zaak: T-Mobile. Nederlandse telecomoperatoren zitten samen in een vereniging.

De vertegenwoordiger van T-Mobile zei dat ze voornemens waren om de commissie die ze aan hun agenten betaalden te laten dalen. Het meedelen van die informatie volstond en andere

ondernemingen distantieerden zich er niet van. Het is een OAFG.

OAFG: het gaat om een heel ruim begrip. Transparantie over prijsgevoelige informatie is niet oké want de

concurrenten weten wat je voornemens bent en kan hierop inspelen.

Kartels zijn geheim, dus de commissie wil een ruim net hebben om ondernemingen aansprakelijk te kunnen stellen. De commissie zal proberen om sporen te zoeken van geheime afspraken.

- HvJ: iemand kreeg een mail met mededingingsbeperkende informatie. Een onderneming die zich hiervan niet distantieert en de email wel heeft gezien, dan kan je ook worden aangesproken. Je moet duidelijk maken dat je de betreffende informatie niet zal gebruiken.

Niet elke vorm van mededingingsbeperkende samenwerking is verboden, er zijn UITZONDERINGEN: die vind je in art. 101 lid 3 VWEU.

Vroeger: systeem van niet-automatische uitzondering. Je moest de commissie toestemming vragen als 2

concurrenten wilden gaan samenwerken, vooraleer je de samenwerking in de praktijk mocht brengen. Dit was een bijzonder vervelend systeem (duurde lang, heel veel niet-problematische zaken moesten worden onderzocht). Sinds 2004 is er de wettelijke uitzondering. Je valt onder een systeem van zelfbeoordeling, je moet zelf nagaan of je samenwerking onder de uitzondering valt of niet.

⇒ Samenwerking die voordelen oplevert voor de consument (levert efficiëntie op)

Bv. De kip van morgen VS de “plofkip”. Nederlandse supermarkten en kippenproducenten spreken af dat ze de plofkip vervangen door de kip van morgen. Die kan rondstappen en is heel gelukkig. Ze is langer in leven en wordt minder snel vetgemest. Het is uiteraard een belemmering van de mededinging, de concurrentie wordt uitgesloten op een kunstmatige manier. De Duitse producent van plofkip kan niet meer op de

Nederlandse markt ageren. MAAR: het is in het belang van de consument want ze krijgen gezondere kippen en er is geen dierenleed. Dit voordeel kan je niet tot stand brengen als je de gewone prijzen laat spelen. In dit geval waren de afspraken te beperkend om in het belang van de consument te zijn.

(7)

- Eenzijdig handelen dominante ondernemingen – art. 102 o Artikel 102 VWEU: ex post misbruiktoezicht

Er is een vermoeden dat je een machtspositie hebt als je meer dan 50% van de markt voorziet.

Een machtspositie: in sterke mate zich onafhankelijk kunnen gedragen van consumenten en concurrenten. Als een onderneming meer dan 60% van de markt heeft en de afnemers zijn zo sterk dat ze zich geen hogere prijzen laten aansmeren dan is het geen machtspositie. Er is een beoordeling in concreto nodig.

Machtsmisbruik kan bestaan uit kunstmatig de concurrenten uitsluiten, te hoge prijzen opleggen,

koppelverkopen aanbieden – een bekende overtreder hier is Microsoft, …

Het kan gerechtvaardigd zijn, die situaties staan niet in artikel 102. Het is een UITZONDERING die in de rechtspraak is ontwikkeld. Dit is wanneer het meer efficiëntie oplevert in de markt.

Collectieve machtspositie: meerdere ondernemingen gaan als één onderneming optreden. o Dominante ondernemingen die machtspositie misbruiken

- Verwerving beslissende invloed (Concentratieverordening – “Merger regulation” 2004) De concentratiecontrole staan niet in de verdragen, toen men ze onderhandelde in de jaren ’50 had men er niet aan gedacht. Net als bij art. 101 zijn hier meerdere ondernemingen nodig: de ene onderneming (of een paar ondernemingen) moet(en) beslissende invloed verwerven over een andere onderneming.

Er is sprake van een ex-ante toezicht: men gaat voor het vaststellen van een inbreuk ondernemingen gaan beboeten. De Commissie zal het verzoek goedkeuren (onder voorwaarden) of afkeuren. De Commissie moet hier in een glazen bol gaan kijken: kijk of er na de fusie er mogelijks een probleem zou bestaan of niet.

- Bv. Telenet neemt Base over. Je gaat van 4 naar 3 hoofdspelers op de markt. De Commissie heeft dit onder voorwaarden goedgekeurd: alle Mobile Vikings en Jim Mobile gebruikers moesten worden overgedragen aan Medialaan.

Het begrip “concentratie” is een ruim begrip. Er zijn 3 soorten: - Fusies: 2 ondernemingen versmelten tot 1 bedrijf.

- Overnames: onderneming A slokt onderneming B op.

- Joint-ventures: onderneming A en onderneming B zetten samen een dochteronderneming C op.

Artikel 101 VWEU Artikel 102 VWEU Vo 139/2004

Overeenkomsten, besluiten, OAFG Onderneming(en) met machtspositie Concentraties met communautaire dimensie Doel of gevolg Merkbare Significante Beperking, verhindering of vervalsing mededinging

Misbruik machtspositie Belemmering daadwerkelijke mededinging

Binnen interne markt of wezenlijk deel daarvan

Op interne markt of wezenlijk deel daarvan

Op interne markt of wezenlijk deel daarvan Merkbare invloed op interstatenhandel – impact op 1 LS is niet voldoende. Merkbare invloed interstatenhandel

Verboden, tenzij … Verboden Verboden

Commissie, NMA’s, rechters Commissie, NMA’s, rechters Commissie (one stop shop).

(8)

Bespreking verschillende voorwaarden schema:  HET ONDERNEMINGSBEGRIP

Heel ruim begrip. Rechtspersoonlijkheid of winstoogmerk is niet vereist, het enige wat nodig is is dat het gaat om een entiteit die op duurzame wijze economische activiteiten verricht. Ze biedt goederen/diensten aan op een welbepaalde markt (HvJ). Het is een functioneel begrip, men kijkt niet naar de vorm maar wel naar de functie van de entiteit – men wil omzeiling voorkomen.

Niet-bepalende elementen in de beoordeling:

- Nationaliteit – zelfs al zijn er niet-Europese ondernemingen bij kunnen ze toch onder het verbod vallen, wanneer ze een beperking doen ontstaan op de Europese markt. Men kijkt naar het effect. - Juridisch statuut -

- Winstoogmerk – je kan niet zeggen dat je ontkomt aan het verbod omdat je met verlies verkoopt. Dit doe je om andere ondernemingen uit de markt te drijven die niet zo machtig zijn als die van jou. - Financieringswijze – waar het geld vandaan komt doet er niet toe.

Het is niet beperkt tot rechtspersonen (Arrest Wauters - advocaten (economische entiteiten) zijn ondernemingen, een verbod op samenwerking tussen advocaten en accountants door een

ondernemingsvereniging is een belemmering van de mededinging – maar in dit geval was het gerechtvaardigd om de waardigheid van het beroep hoog te houden).

De sector is niet van belang: zolang er goederen/diensten op een markt worden aangeboden is artikel 101 van toepassing. Het verbod geldt niet onverkort op bepaalde markten (openbare sector – voor openbare dienstverlening).

Kern van de zaak: gaat het om een economische activiteit. Ja: het is een onderneming die valt onder de 3 kolommen. Als het niet om een economische activiteit gaat dan heb je niet te maken met een onderneming (luchtruim, sociale zekerheid, politiediensten, defensie, rechterlijke macht, …).

Onderneming – economische activiteit Niet-onderneming – niet-economische activiteit • Vennootschappen • VZW’s • Coöperatieve vennootschap • Beroepsverenigingen • Ordes, Kamers … • Bedrijfspensioenfondsen • Sportorganisaties • Vakbonden

• Pure uitoefening overheidstaak

Dezelfde entiteit kan voor sommige activiteiten economisch zijn, en voor andere activiteiten niet-economisch zijn.

• 100% dochters

Als je binnen één onderneming zit dan val je buiten art. 101 en 102.

• Echte handelstussenpersonen

Valt buiten art. 101 en 102: als onderneming B de handelsagent is van onderneming A. Die moet dan doen wat onderneming A van hem vraagt, het is geen eigen onderneming.

• Wettelijke pensioenfondsen • Verplichte solidariteitsfondsen • Vakbonden

 DE RELEVANTE MARKT Je maakt de markt zo ruim mogelijk.

- United Brands-zaak: United Brands is het moederbedrijf van bananenondernemingen zoals

Chiquita. De onderneming legde beperkende voorwaarden op in verschillende LS voor de Chiquita banaan. De andere producenten konden hierdoor hun bananen moeilijker verkopen. De Commissie stelt vast dat ze een groot marktaandeel hebben in Europa: het zijn allemaal Chiquita’s.

De advocaten van Chiquita argumenteren dat het marktaandeel slaat op AL het fruit, en niet enkel op de bananenmarkt. Het marktaandeel verkleint hierdoor aanzienlijk, waardoor het geen dominante onderneming meer is. Je moet aantonen dat het een substituut (volledig alternatief) is. Als de

(9)

Het Hof heeft gezegd dat de banaan de relevante markt is. Oudere mensen en baby’s kunnen immers geen appel eten, wel een banaan.

Algemene definitie van het Hof:

 Het geheel van vervangbare (1) producten die aanwezig zijn binnen een bepaald geografisch

gebied (2) met voldoende homogene concurrentie-voorwaarden ten einde de economische macht van

de betrokken ondernemingen te kunnen beoordelen.

o Productaspect (1): het is vervangbaar, verwisselbaarheid. Als het vervangbaar is zitten beide producten in dezelfde markt.

 Vraagzijde: alle producten en/of diensten die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor ze zijn bestemd zijn, door de consument als onderling inwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd.

Dit is de belangrijkste zijde! Je moet kijken naar wat voor de consument een alternatief is.

SNIP test – als product A tijdelijk 5 à 10% duurder wordt, gaat er dan een voldoende aantal

consumenten overschakelen naar een ander product om de prijsstijging onrendabel te maken ? Je verliest dan zoveel consumenten dat het niet meer opbrengt om een prijsstijging door te voeren.

 Aanbodzijde: SNIP-test, omschakelingsvermogen

o Geografisch aspect (2): je moet ook de geografische markt bepalen. Als het product in de ene regio duurder wordt, gaat de producent dan overschakelen naar een ander land? De commissie gaat dus kijken aan welke prijs, waar de goederen worden verkocht. In sommige gevallen kan het zijn dat de producten van elkaar verschillen (en enkel op die manier in een bepaalde regio worden verkocht) – dan kan de geografische markt anders zijn.

 Geografische markt = het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentie-voorwaarden heersen.

 Verfijning productmarkt  Zowel vraag- als aanbodzijde

Voor deze beoordeling zijn geen strikte richtlijnen. In elke zaak zal je gaan moeten argumenteren in

economische termen over wat de markt is. De potentiële concurrentie kan hierbij een rol spelen (wanneer je rekening houdt met de toekomstperspectieven van een bepaalde markt). Je moet de markt ook zien als iets dat evolueert – economische en technologische evolutie is mogelijk.

 MET INVLOED OP DE INTERSTATELIJKE HANDEL

Als er een invloed (neg/pos invloed) is binnen slechts één LS dan valt het buiten de Europese regels. Zelfs een potentiële invloed op interstatelijke handel kan volstaan. Er wordt geen afweging gemaakt tussen de negatieve en positieve invloeden. De test is of er zonder de handeling een ander effect is dan met de handeling. Elk effect kan volstaan. Het is niet omdat Europa er niets mee te maken heeft dat de nationale mededingingsautoriteiten het niet zullen verbieden.

- Bv. Overname Standaard Boekhandel – Club: dit is goedgekeurd moeten worden door de NMA. Er is een bevoegdheidsverdeling: als er een interstatelijk gevolg is zal de commissie een rol krijgen, is er enkel een nationaal gevolg dan zijn da NMA’s bevoegd.

Als er geen merkbare invloed is op de interstatelijke handel dan is het nationaal recht van toepassing. Als er wel een merkbare invloed is dan is het Europees recht van toepassing, samen met de NMA’s en rechters. Soms worden de nationale regels parallel toegepast met de Europese regels.

Als het op Europees vlak is toegelaten dan mag het op nationaal vlak niet worden verboden onder art. 101. Onder 102 mogen de LS WEL strenger zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De waarborg is van toepassing op de schade overkomen over de hele wereld, voor zover zij voort- vloeit uit een feit met betrekking tot de activiteiten van de bedrijfszetels die

Heb je in je profieldeel 4 vakken die je in de derde klas volgt dan moet je minimaal 26 punten hebben voor deze 4 vakken en bij 3 vakken minimaal 20 (voor tekenen geldt het

Indien personeel van de Aannemer of zijn (onder)aannemers niet aan deze voorwaarden voldoet, heeft de Opdrachtgever het recht om (i) de toegang tot het fabrieksterrein te weigeren

Als u reist met een speciaal vervoerbewijs (bv. elektronisch, op naam, met korting, op.. een speciale manier betaald) moet u zich steeds kunnen legitimeren en kunnen aantonen dat u

Kan de concurrerende onderneming de overheid aanspra- kelijk stellen voor het onterecht toekennen van staatssteun aan een concurrent?. Kan de concurrerende onderneming haar

Daarna heeft u geen recht meer op onze juridische hulp voor uw conflict?. Welke hulp

b) Wanneer gedurende de loop van de overeenkomst het risico dat het verzekerd voorval zich voordoet aanzienlijk en blijvend verminderd is en wel zo dat de maatschappij, indien

Buckle Serie: Ieder jaar organiseert de DRHA een Buckle Serie. Deze Buckle Serie is exclusief voor DRHA leden, indien zij hun betalingsverplichting tijdig hebben voldaan. Als