• No results found

''Je Diploma is je Eerste Man'' : zelfstandigheid versus afhankelijkheid van Creools-Surinaamse vrouwen binnen partnerrelaties in Paramaribo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "''Je Diploma is je Eerste Man'' : zelfstandigheid versus afhankelijkheid van Creools-Surinaamse vrouwen binnen partnerrelaties in Paramaribo"

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Busl1uis

Bibliotheek

WORDT NIET UITGELEEND

''Je Diploma is je Eerste Man''

SCR 9335

Zelfstandigheid versus Afhankelijkheid van

Creools-Surinaamse Vrouwen binnen Partnerrelaties in Paramaribo

Ellen Ambags

Maart 2005

(2)

''Je Diploma is je Eerste Man"

Zelfstandigheid versus Afhankelijkheid van Creools- Surinaamse

Vrouwen binnen Partnerrelaties in Paramaribo

Masterscriptie Antropologie

Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Vakgroep Culturele Antropologie/ Sociologie der Niet-Westerse Samenlevingen

Door: Ellen Ambags

Studentnummer: 0021091

Begeleidster: dr. R. Rutten

Amsterdam, maart 2005

(3)

Voorwoord

Mijn afstuderen, in de vorm van mijn veldwerk in Suriname en deze scriptie, is een intensief project geweest wat veel van mij heeft gevergd. Ik ben veel mensen dankbaar voor de hulp, steun, aanmoediging en opbouwende kritiek die zij mij gaven tijdens dit afstudeerproject.

Allereerst wil ik de mensen in Suriname bedanken die mij op welke manier dan ook hebben geholpen tijdens mijn veldwerk. Door de openheid en het vertrouwen van de vrouwen en mannen die ik mocht interviewen, heeft mijn onderzoek inhoud gekregen, doordat zij op belangrijke wijze hebben bijgedragen aan mijn inzicht in het onderwerp van mijn onderzoek. Daarnaast dank ik mijn vrienden en dierbaren in Suriname die mij tijdens mijn veldwerk hebben gesteund, waardevol gezelschap waren en bij wie ik terecht kon voor ontspanning, gezelligheid of een luisterend oor.

Grantangi voor jullie allemaal; zonder juliie was het niet gelukti Een extra dankwoord voor Oma

voor haar bereidheid mij gedurende mijn veldwerkperiode in haar huis te nemen.

Carlos, jouw steun, aanmoediging, inzichten en geloof in mij zijn erg waardevol geweest; dank je! Ik ben mijn ouders Ruud en Margo, mijn zussen Sandra en Marije en mijn 'broers' Gerko en Marcel dankbaar voor hun voortdurende vertrouwen in mijn kunnen. Marloes, dank je voor je steun en interesse. Meiden van antropologie, fijn dat jullie mijn veldwerk en scriptie op de voet hebben gevolgd. Op naar jullie veldwerk!

Rosanne Rutten, mijn dank is groot voor je intensieve begeleiding tijdens de voorbereidende fase, gedurende het veldwerk en tijdens het schrijven van de scriptie. Jouw enthousiasme, kritische vragen en opmerkingen, aanwijzingen, belangrijke inzichten en ondersteuning hebben in belangrijke mate bijgedragen aan dit eindresultaat. Daarnaast bedank ik Chris de Beet voor zijn hulp bij het vinden van relevante regionale literatuur en Hein Streefkerk voor zijn positieve feedback op en enthousiasme over mijn oorspronkelijke onderzoeksvoorstel.

Aangezien mijn informanten anoniem willen blijven, ZIJD al hun namen veranderd in andere

Surinaamse voor- of achternamen. De keuze van namen is gemaakt op basis van willekeur en elke overeenkomst met de werkelijkheid is daarom toeval.

(4)

Voorwoord Inhoudsopgave

1 Inleiding

1.1 Onderwerp en vraagstelling 1.2 Paramaribo als onderzoekssetting 1.3 Oma: mijn gastvrouw en gatekeeper 1.4 Methoden van onderzoek

1.5 Een doorsnee veldwerkdag 1.6 Onderzoekspopulatie 1.7 Mijn informanten

1.8 Opbouw van mijn scriptie Bij lage: informantenoverzicht

Inhoudsopgave

2 Partnerrelaties bij de Afro-Caribische bevolking

2.1 Gender

2.2 Het 'afwijkende' West-Indische familiesysteem 2.3 De kenmerken van het West-Indische familiesysteem 2.4 Verklaringen voor het West-Indische familiesysteem 2.5 Veranderingen en uitzonderingen

2.6 Reproductie van het relatiepatroon 2. 7 Samenvattend

3 De Perfecte Relatie

3 .1 Monogamie

3.2 Samen tijd doorbrengen

3.3 Beiden zorgdragen voor het huishouden en de kinderen 3 .4 Allebei financieel bijdragen

3 .5 Geen geweld of alcoholmisbruik 3 .6 Kinderen krijgen

3.7 Concluderend

4 Creoolse vrouwen: zelfstandigheid versus afhankelijkheid

4.1 Opvoeding van de kinderen en het huishouden 4.2 Geldzaken binnen de relatie

2 3 5 5 6 7 9 12 13 14 18 19

20

20

21

22

30 31 34 40 41 41 42 42 43 43 44 45 46 46

48

(5)

4.3 Monogamie

4.4 Weinig vertrouwen in mannen

4.5 Andere machtsbronnen binnen partnerrelaties 4.6 Redenen voor tevredenheid

4.7 Twee cases, twee uitersten 4.8 Concluderend

5 Verschillen tussen vroeger en nu

5. 1 Zelfstandiger positie van vrouwen 5 .2 Toename van het materialisme 5.3 Uitlopen: nu en vroeger 5 .4 Geweld binnen relaties

5.5 Nu minder toezicht door de ouders 5.6 Concluderend 6 Conclusies Samenvatting Summary Literatuurlijst 51 54 56

60

61 63 65 66 72 74 76 78 78 81 87

90

93

(6)

1

Inleiding

1.1 Onderwerp en vraagstelling

In de zomer van 2003 was ik voor het eerst in Paramaribo, Suriname, voor een vakantie ter oriëntatie of ik in die stad mijn veldwerk wilde uitvoeren. Tijdens deze vakantie verbleef ik bij de moeder van een creools- Surinaamse vriendin van mij die zelf in Nederland woont. De vakantie bij 'Oma', zoals ik de 77 jarige vrouw noemde waarbij ik logeerde, beviel goed en de creoolse bevolking van Suriname trok mijn interesse. Dat ik al snel besloot mijn onderzoek over partnerrelaties binnen deze groep te doen, werd veroorzaakt door de manier waarop vrouwen (ook Oma) over mannen spraken, de vele (roddel-) verhalen die ik van Oma en vrouwen uit de buurt hoorde over (verbroken) relaties en het uitlopen (vreemdgaan) van mannen, de constante en veelal irritante aandacht die vreemde mannen mij en andere vrouwen op straat gaven en het verhaal van een aantal vrouwen die ik leerde kennen over hun ervaringen met mannen.

De literatuur over het relatiepatroon van de Afro-Caribische bevolking, waar de creolen van Suriname ook bij horen door hun gezamenlijke roots in West- Afrika en het slavernijverleden schetst veelal hetzelfde beeld, op basis van een aantal kenmerken en verklaringsmodellen. Een belangrijk punt in deze beschrijvingen is dat binnen het Afro-Caribische gezin de vrouw veelal de stabiele factor is, omdat zij samen met haar kinderen een blijvende eenheid vormt, en de man een marginale positie binnen zijn gezin inneemt, omdat zijn leven zich veelal buitenshuis afspeelt en hij niet zelden overgaat in een andere partnerrelatie waarbij hij zijn gezin achterlaat. Als gevolg hiervan nemen creoolse vrouwen vaak een zelfstandige houding aan ten opzichte van mannen, maar zijn zij vaak wel in belangrijke mate afhankelijk van diezelfde mannen op verschillende gebieden, bijvoorbeeld als mannen beschikken over financiële macht en zij vrouwen op die manier aan zich binden. Ik vroeg mij af of het relatiepatroon in de beschreven vorm met de verschillende posities van mannen en vrouwen binnen hun gezin nog wel zo veel voorkomend is in Paramaribo onder de creolen. Om dit te kunnen achterhalen besloot ik in mijn onderzoek met zowel oudere als jongere creolen te praten over hun partnerrelaties, zodat ik aan de hand van een focus op een aantal relatiekenmerken kon kijken of het relatiepatroon is veranderd in de loop van de tijd.

Ik besloot mij tijdens het veldwerk dan ook bezig te houden met de centrale vraag:

Welke positie nemen creoolse mannen en vrouwen in binnen hun partnerrelatie en hun gezin, zijn hier veranderingen in opgetreden in de laatste decennia en zo ja, hoe zijn die veranderingen te verklaren?

Met partnerrelaties bedoel ik (liefdes)relaties tussen mannen en vrouwen die verschillende vormen kunnen aannemen, van een huwelijk tot een relatie waarbij men apart van elkaar woont en elkaar opzoekt. Ik heb de centrale vraag onder creoolse vrouwen in Paramaribo onderzocht en stelde voor deze onderzoeksgroep de volgende deelvragen op om meer grip op mijn centrale vraag te krijgen:

(7)

" Wat vinden zij belangrijk in partnerrelaties en komt dit overeen met de werkelijkheid van hun partnerrelaties?

" Is de vader van hun kinderen betrokken bij de opvoeding en verzorging van de kinderen en wat vinden zij (de moeders van de kinderen) hiervan?

" Biedt hun partner een financiële bijdrage aan hen en hun kinderen en in hoeverre komt dit overeen met hun financiële behoeften?

" Hebben zij een monogame partnerrelatie en in hoeverre komt dit overeen met hun wensen op dit gebied?

" Hoe denken zij over slaan binnen een partnerrelatie en in hoeverre hebben zij hier ervaring mee?

" Verschillen de partnerrelaties van jonge creoolse vrouwen van de partnerrelaties die oudere creoolse vrouwen hadden toen zij jonger waren? Hoe is dit verschil of juist het uitblijven van verschil te verklaren?

1.2 Paramaribo als onderzoekssetting

Suriname heeft maar één stad en dit in Paramaribo. Hierdoor neemt de stad een zeer centrale plek in binnen Suriname en jarenlange migratie van verschillende groepen naar de stad heeft voor haar multiculturele karakter gezorgd. In 1998 woonde in het district Paramaribo (de stad en haar buitenwijken), wat 0,1 % van de totale oppervlakte van Suriname inneemt, al zo'n 219 000 mensen, wat goed is voor een kleine 52 % van de totale bevolking van Suriname (Hoefte&Meel 2001 :32/33). De creolen vormen 45 % van de stedelijke bevolking (gegevens uit 1992, ibid:38), met de Hindostanen als tweede grootste groep.

In de stad is het verschil tussen arm en rijk goed te zien. De betere buurten bestaan uit asfaltwegen met grote stenen huizen omgeven door hoge muren welke worden bewaakt door beveiligingsmensen. Middenstandswijken worden getypeerd door simpele stenen huizen in volkswoningbouwprojecten of kleine zelfgebouwde eigendomswoningen. De arme wijken worden gekenmerkt door vervallen houten huisjes met open erven gelegen aan zandstraatjes. De elite van de stad vormt een kleine minderheid met 6,5 % en werkt veelal op hoge posities in de particuliere financiële- en handelsondernemingen of zijn arts, advocaat of notaris. De middenklasse vormt 28 % van de stedelingen en zij werken vooral bij de overheid, als onderwijzer, verpleger of zelfstandig ondernemer. De helft van de inwoners van Paramaribo behoort tot de volks- of lagere klasse en zij combineren vaak formele banen (zoals winkelbediende of serveerster) met informele baantjes (bijvoorbeeld thuiswerk of straatverkoper). De onderklasse tot slot vormt 16 % van de inwoners en zij zijn meestal volledig afhankelijk van informeel werk of zijn werkloos (Terborg 2002:31 ).

Het leven in Paramaribo speelt zich voor het grootste deel af op straat en op het erf. Plekken waar mensen in de stad naartoe gaan om elkaar te ontmoeten, zijn de Waterkant (een kleine

(8)

boulevard aan de Surinamerivier met bankjes en etenstentjes), winkelstraten in de binnenstad, het uitgaanscentrum (vooral onder Nederlandse stagiaires populair door het bekende café 't Vat en het duurste hotel van Suriname; Torarica), discotheken (het bekende Touché, Jungle of Millennium), loges (geheime sociëteiten op basis van het christelijke geloof waar Surinamers hun geloof belijden en hun vrije tijd doorbrengen) en slijterijen op de hoek van de straat (populair bij jonge mannen die daar samen alcohol drinken en rondhangen). Veel van deze plekken zijn ook voor mijn onderzoek belangrijk geweest als observatieplaatsen.

De meeste creoolse vrouwen en mannen die ik voor mijn onderzoek hebt gesproken, heb ik via Oma leren kennen, maar hier kom ik verderop nog op terug. Naast deze mensen leerde ik tijdens mijn veldwerk ook op allerlei andere manieren mensen kennen in Paramaribo; informanten, maar ook mensen die los staan van mijn onderzoek. Ik had een vaste Javaanse taxichauffeur die ik bijna dagelijks zag, van wie ik tips kreeg over het Surinaamse leven en met wie ik leuke gesprekken voerde. Via hem leerde ik een drietal andere Nederlandse stagiaires kennen, met wie ik regelmatig afsprak, ook om uit te gaan (iets drinken bij Tangelo, 't Vat of dansen bij Touché). Tijdens het uitgaan leerde ik een aantal Surinamers kennen, zoals een Javaanse dansleraar die mij de salsa heeft geleerd en met wie ik nog steeds contact heb. Ook kende ik via mijn vriendin in Nederland twee Surinamers. Met hen sprak ik over mijn onderzoek en we gingen regelmatig op stap, onder andere naar een Surinaamse voetbalwedstrijd, de bauxietmijn van Billiton (waar zij beide werken) en een weekendje naar het binnenland met een groep collega's van hen. Ook was ik te gast bij drie feesten. Een bigi yari (groot verjaardagsfeest) van een marronvrouw in de stad die 75 jaar werd, waar ik twee vrouwen leerde kennen die later informanten werden. Een verjaardagsfeest van de schoonzoon van oma en het 50-jarig huwelijksfeest van oma's zwageres (schoonzus) en informante van mijn onderzoek en haar man. Daarnaast maakte ik keti koti mee (de viering van de afschaffing van de slavernij op 1 juli) en aan de vooravond van dit feest ging ik met een andere Nederlandse stagiaire en haar Surinaamse gastvrouw mee naar de Miss Alida verkiezing 2004 (een show waarin jonge Afro-Surinaamse vrouwen strijden om de titel 'Miss Alida', door hun kennis van de Afro-Afro-Surinaamse geschiedenis en cultuur te tonen).

1.3 Oma: mijn gastvrouw en gatekeeper

Oma woont in de middenklasse wijk Uitvlugt in haar eigen kleine vrijstaande vierkamerwoning. Het deel van Uitvlugt waar Oma woont, bestaat uit zandstraatjes vol met grote kuilen en vrijstaande, veelal eigendoms-, woningen. Het blok van Oma's woning is ingesloten tussen twee grotere asfaltwegen, waar de lijnbussen rtjden, met op de ene hoek de bekende Grote Boom supermarkt (bekend door de reusachtige Cancantrie- de grootste boom in Suriname- die dwars door de winkel heen groeit) en op de andere hoek een slijterij, waar de hele dag groepjes mannen buiten staan. De huizen in de wijk worden veelal bewaakt door honden die, vals of niet, los lopen en mij daardoor

(9)

meerdere malen de stuipen op het lijf hebben gejaagd als ik voorbij liep of fietste. Het stenen huis van Oma is klein, maar luxe uitgerust met moderne apparatuur die oma heeft gekregen van haar in Nederland wonende kinderen. In de woning is het warm en de vele muggen in huis hadden mij al gauw gevonden. Doordat ik van Oma een eigen kamer kreeg toegewezen, had ik een plekje voor mezelf in huis.

Oma heeft een centrale plaats in mijn veldwerk. Naast de gezelligheid, de heerlijke maaltijden en het feit dat zij zich om mij bekommerde, is zij ook een erg belangrijke informant. Ze vertelde mij praktisch haar hele levensverhaal, gaf me wijze raad over Suriname en over het leven waardoor ik haar kijk op dingen, vooral op partnerrelaties, beter begreep en ze heeft mij aan een groot deel van mijn informanten geholpen, waardoor ik haar duidelijk zie als mijn belangrijkste gatekeeper tijdens mijn onderzoek. Daarnaast droeg het bij Oma wonen bij aan mijn veiligheid, gezien het feit dat de stagiairehuizen in Paramaribo regelmatig worden overvallen.

Doordat ik bij Oma woonde, moest ik ook leren omgaan met een aantal dingen die ik niet gewend was in mijn zelfstandige leventje in Amsterdam: het feit dat Oma zich vaak onveilig voelde als ik 's avonds weg wilde, de vele tori 's (verhalen, vooral over anderen) die Oma mij vertelde op

niet altijd even geschikte momenten en mijn positie als gast in Oma's huis, met de bijbehorende Surinaamse gedragscodes die vooral gelden tegenover ouderen. Maar doordat ik Oma's gaste was en zij mij zelfs als haar jongste dochter ging zien bouwden we ook een band op. Zo vertrouwde Oma mij allerlei dingen toe, vertrouwde ze mij als ze hulp nodig had bij belangrijke zaken, vond ze het leuk mij mee te nemen als ze ergens naartoe ging, had ze er plezier in dat ik het Sranantongo 1 steeds beter ging verstaan (mede doordat Oma uit automatisme vaak in het Sranan tegen me sprak), dat ik peper ging eten, dat ik de leden van haar familie leerde kennen en ik me steeds meer thuis voelde in haar huis en woonwijk. Dit vond ik fijn, want ik wilde ook graag, tot op zekere hoogte, integreren in haar wereld. Toch vond ik het wel prettig dat ik niet echt haar dochter werd in haar ogen, omdat ik anders als familielid meer zou zijn beperkt in mijn doen en laten en ik mijn wetenschappelijke objectiviteit moeilijker zou kunnen waarborgen. Dat ik niet volledig integreerde komt door mijn blanke huidskleur, de tijdelijke aard van mijn verblijf en mijn deels andere normen, waarden en gedachtegang. Achteraf ben ik blij dat ik bij haar woonde. Ze heeft me (bewust en onbewust) geholpen met mijn onderzoek, ik heb op een Surinaamse manier geleefd, ik heb via haar veel mensen leren kenen (vrienden, kennissen en informanten) en ik had echt een thuis om iedere dag naartoe terug te keren.

1

De creolentaal die vooral door de creolen in Suriname wordt gesproken, maar naast het Nederlands ook als lingua franca geldt tussen de vele bevolkingsgroepen in Suriname. Voor mijn vertrek naar Paramaribo in 2004 heb ik een korte cursus Sranantongo gevolgd. Hierdoor kon ik de taal voor vertrek al aardig verstaan, sprak ik enkele korte zinnen en had ik een basis die ik in Suriname verder heb uitgebreid.

(10)

1.4 Methoden van onderzoek

Het verzamelen van mijn onderzoeksdata heb ik op verschillende manieren gedaan. Allereerst zijn er de studies die ik heb gelezen over het relatiepatroon van de Afro-Caribische bevolking, die tezamen het theoretisch kader vormen waarbinnen mijn onderzoek is ingebed. De studie van Terborg (2002) over seksualiteit en gender in de Afro-Surinaamse familie is daarbij vooral belangrijk. Haar boek heb ik pas kunnen bemachtigen in Suriname aan het einde van mijn veldwerk en na het lezen van haar bevindingen bleek een groot deel van mijn conclusies reeds door haar uiteen te zijn gezet. Toch heb ik het idee dat mijn onderzoek extra inzichten biedt, vooral omdat ik focus op de zelfstandige versus afhankelijke positie van creoolse vrouwen in partnerrelatie en omdat Terborg erg de nadruk legt op de koloniale geschiedenis als verklaring voor het ontstaan van bepaalde aspecten van het creoolse relatiepatroon, terwijl ik me vooral richt op hedendaagse reproductie van het relatiepatroon, onder andere door de economische crisis in Suriname en de sterke band tussen moeders en hun zonen.

Daarnaast heb ik in het veld door middel van participerende observatie, formele en informele interviews, observaties en dataverzameling bij het Algemeen Bureau voor de Statistieken in Paramaribo onderzoeksdata verzameld.

Participerende observatie

Door middel van gesprekken en observaties wilde ik erachter komen in wat voor relaties mijn informanten zitten of zaten, hoe zij deze relaties ervaren en of er generatieverschillen te bemerken waren. Ik was vooral geïnteresseerd in het emic perspectief; het perspectief van binnenuit, van mijn informanten zelf, de zogenaamde "insider accounts" (Hammersley&Atkinson 1995:124-126). Ik heb data verzameld door mij als participerend observant op te stellen. Deze in de sociale wetenschappen bekende methode houdt in dat men via het meedoen met en het mengen onder de lokale bevolking data verzamelt, onder andere door middel van observatie en vragen stellen. Doordat ik bij Oma in huis woonde, leerde ik het Surinaamse leven van binnenuit kennen en paste ik me hierop aan. Ook ontmoette ik via haar allerlei mensen, vooral (oudere) vrouwen uit de buurt, maar soms ook jongere vrouwen die oma via haar dochters kent of zelf vaak spreekt.

Ook zag ik Oma's familie regelmatig, waarvan er een aantal tot mijn informanten kan worden gerekend. Oma heeft in totaal negen kinderen, waarvan acht van haar overleden echtgenoot en haar oudste dochter is uit een relatie voor haar huwelijk. Zeven van de negen kinderen wonen in Nederland, waarvan de laatste in de jaren '90 is vertrokken. In Suriname wonen haar dochter Mavis en haar zoon Brendon met hun gezinnen. Mavis woont net buiten de stad en heeft zes kinderen, waarvan dochter Destiny van 24 jaar om de hoek bij oma woont met haar vriend Michel. Tijdens mijn veldwerk werden Destiny en Michel behalve mijn vrienden ook twee belangrijke informanten. Ik kon hun relatie van dichtbij observeren en de gesprekken met hen over hun relatie en relaties in het algemeen in Suriname droegen bij aan mijn onderzoeksdata. Naast Destiny en Michel sprak ik

(11)

met Mavis en haar oudste dochter Tiara voor mijn onderzoek. Oma's jongste zoon Brendon woont ook in Paramaribo. Zijn vrouw had hem vlak voor mijn komst naar Suriname verlaten en hun zoontje van 11 jaar bij hem heeft achtergelaten. Brendon kwam 's avonds geregeld met zijn zoon bij Oma langs om te klagen over de huidige situatie. Zijn verhalen waren zeer interessant voor mijn onderzoek, omdat hij een goed voorbeeld is van een man met buitenvrouwen.

Verder heeft Oma een zus in de stad wonen die ik sprak voor mijn onderzoek en een aantal schoonzussen waarvan ik er één regelmatig zag en met haar en haar dochter heb ik een interview gedaan. Ook heeft Oma me in contact gebracht met de ex-man van haar dochter, Ivan. Ik heb met hem een uitgebreid interview gedaan en toen ik hem vertelde dat ik nog een aantal mannen wilde spreken, heeft hij interviews met drie van de vijf mannelijke informanten van mijn onderzoek geregeld (de vierde en vijfde man waren hij zelf en Michel). Ik was erg blij met die introductie, want ik vond het moeilijk om aan mannen die ik bijvoorbeeld bij het uitgaan ontmoette of die ik vaag kende te vragen of ze met mij wilden praten over hun ervaringen met partnerrelaties. Bij vrouwen vond ik dit makkelijker omdat zij van dezelfde sekse zijn als ik en daardoor dichterbij mij staan. Ook leken creoolse man over het algemeen vrij stoer gedrag te vertonen, vooral tegenover vrouwen, en dit schrikte mij af. Vrouwen begonnen vaak, als ik sprak over mijn onderwerp, zelf te praten over bepaalde relatiepatronen of het gedrag van de creoolse man. Hierdoor had ik vaak eerder een ingang om hen voor een interview te vragen dan mannen, die dat eigenlijk niet zo deden.

Naast de persoonlijke contacten heb ik ook informatie verkregen door allerlei taferelen op straat, op de televisie, in shows en in de krant te observeren. Zo maakte ik notities over het straatbeeld wat in Paramaribo wordt gedomineerd door groepjes mannen die vrouwen naroepen, televisieprogramma's waar relatieproblemen worden gekoppeld aan wintipraktijken en de Miss Alida show waarin de deelneemsters grappen en grollen maakten over creoolse mannen en hun gewoonten.

Formele interviews

Naast de dagelijkse routine die al veel informatie opleverde, plande ik formele interviews met mensen. Ik dacht van tevoren dat ik op mensen zou kunnen afstappen voor een interview, maar de meeste interviews heb ik te danken aan bemiddeling van personen die ik reeds kende (de zogenaamde sneeuwbalmethode), bijvoorbeeld via Oma. Ook vroeg ik vaak na een interview of de geïnterviewde nog mensen kende die met mij zouden willen praten voor mijn onderzoek. Zo ging een vrouw meteen na ons interview de buurvrouw halen die ter plekke ook een interview met me wilde doen. Ik waardeerde die hulp, omdat ik het toch niet altijd makkelijk vond mensen die ik nauwelijks kende te vragen voor een interview over zo'n intiem onderwerp als partnerrelaties.

Voor de interviews, die gemiddeld tussen de drie kwartier en anderhalf uur duurde, had ik geen vragenlijst, maar wel een aantal standaard onderwerpen. In ieder interview vroeg ik naar de relatiegeschiedenis van de geïnterviewde, de verschillen en overeenkomsten tussen haar relatie en

(12)

die van andere generaties familieleden, punten van tevreden- en ontevredenheid met de huidige relatie (waarbij ik specifiek inging op de opvoeding en verzorging van de kinderen, het huishouden, geldzaken en monogamie) en wat voor de geïnterviewde de perfecte relatie zou zijn. Daarnaast vroeg ik iedere informant naar algemene informatie; de leeftijd, de vorm van de huidige relatie, de hoogst afgemaakte opleiding, het beroep, het inkomen (laatste twee soms ook van de partner) en de woonwijk. Buiten deze standaard punten liet ik de geïnterviewde vrij mij te vertellen over haar of zijn relatie wat hij of zij wilde. Ik had in principe één interview per persoon en ik maakte altijd aantekeningen naast een cassetteopname. Zo kon ik uit mijn aantekeningen de volgorde van het interview opmaken en de belangrijke stukken (of mogelijke citaten) snel op tape opzoeken en uittypen. Ik probeerde al mijn interviews bij mijn informanten thuis te doen, om een idee te krijgen van hun leefsituatie. De woningen varieerden van een simpele inrichting met weinig luxe artikelen (informanten met lage inkomens) tot woningen met veel tierlantijnen en luxe spullen zoals een koelkast, een computer en een cd-speler (informanten met hogere inkomens).

Door het persoonlijke onderwerp van mijn onderzoek had ik er van tevoren rekening mee gehouden dat niet al mijn informanten even openhartig zouden zijn in de interviews. Het feit dat ik als vreemde, als onderzoeker, vragen aan mijn informanten stelde over hun ervaringen met partnerrelaties, leidde er in mijn ogen vanzelfsprekend toe dat zij selectief zouden zijn in wat ze mij wel of niet vertelden over die relaties. Bij veel van mijn informanten had ik het idee dat zij mij vrij veel vertelden en daar eerlijk in waren, maar een paar informanten vertelden me duidelijk minder. Voor mijn gevoel moest ik bij hen de antwoorden uit hen trekken, de antwoorden die ik kreeg waren erg kort en vooral tijdens deze interviews vond ik het moeilijk vragen te stellen over intieme zaken zoals monogamie, geweld of drankgebruik. Ik hoorde bijvoorbeeld van Oma en Destiny over één informant achteraf veel minder mooie verhalen over haar leven dan zij mij zelf had verteld. Hierdoor zijn niet alle interviews even waardevol als onderzoeksdata, maar voor mijn gevoel heeft een groot aantal informanten wel vrij open gepraat in de interviews, waardoor ik die interviews zie als volwaardige onderzoeksdata. De meeste informanten wilden anoniem blijven en vroegen mij hun naam te veranderen in mijn scriptie en geen foto van hen te plaatsen, omdat zij niet herkend wilden worden door familieleden of kennissen in Nederland. Drie informanten wilden niet dat ik hun interview op cassette zou opnemen.

Een aantal vrouwen zei me het fijn te vinden om eens bij een vreemde hun hart te kunnen luchten. Ik was Nederlandse, zou weer terugkeren naar Nederland en ik beloofde hen anonimiteit, waardoor zij het interview zagen als kans om eens openhartig en eerlijk te kunnen zijn over hun ervaringen en gevoelens. Dit deed mij goed, omdat het interview dan ook voor mijn informanten iets waardevols was en niet alleen mij onderzoeksdata verschafte. Het raakte mij bovendien omdat veel van deze vrouwen juist degene waren die in mijn ogen het meest ongelukkig waren en ik me juist bij hun interviews soms bezwaard voelde zulke gevoelige dingen te vragen.

(13)

Behalve de interviews met informanten, heb ik ook drie interviews in Paramaribo gedaan met medewerkers van stichtingen die betrekking hebben op man-vrouw relaties in Suriname: de Stichting Juridische Bijstand voor Vrouwen, welke als onderdeel van de Nationale Vrouwen Beweging van Suriname is ontstaan (door het interview met de stichting kreeg ik inzicht in de soorten hulpvragen waar vrouwen van verschillende etnische afkomst mee zitten en de rechtspositie van Surinaamse vrouwen); de stichting Man Mit Man, opgericht door mannen om de creoolse man het belang van zijn positie als echtgenoot en vader (weer) te laten inzien; en de stichting Stop Geweld Tegen Vrouwen2. Omdat ik van een aantal creoolse vrouwen had gehoord over geweld

binnen relaties, sprak ik met de stichting over het taboe rond huiselijk geweld, de verschillen tussen de etnische groepen en de hulpvragen waar vrouwen mee komen.

Het Algemeen Bureau voor de Statistieken

Ik ben naar het Algemeen Bureau voor de Statistieken in Paramaribo gegaan om statistische informatie te verzamelen over samenlevingsvormen, onderwijs van mannen en vrouwen, het aandeel van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt en tienerzwangerschappen in drie verschillende perioden, te weten de jaren '50 en '60, de jaren '80 en rond 2000. Het nadeel was echter dat het ABS in haar gegevens geen onderscheid maakt naar etniciteit en ik dus weinig inzicht kon krijgen in infonnatie specifiek over creolen. Daarnaast heeft het ABS geen informatie over bijvoorbeeld het concubinaatschap (ongehuwd samenwonen), omdat deze relatievorm, in tegenstelling tot het huwelijk, niet wettelijk erkend is in Suriname. Ook heeft het ABS geen informatie van voor de onafhankelijkheid in 1975 en heb ik deze informatie in Nederland slechts ten dele gevonden in een studie van Lamur (1973). Als laatste nadeel bleek dat de onderzoeken van het ABS in verschillende jaren niet consequent volgens dezelfde criteria zijn uitgevoerd. Zo zijn er bijvoorbeeld het ene jaar gegevens verzameld over de economische activiteit van mannen en vrouwen in heel Suriname, terwijl dat jaren later alleen per district is gedaan, zonder een totaal overzicht van Suriname te geven. Veel gegevens bleken achteraf dan ook niet bruikbaar te zijn voor een goede statistische vergelijking door de jaren heen.

1.5 Een doorsnee veldwerkdag

Mijn dagen in het veld waren niet steeds hetzelfde, mede omdat ik niet dagelijks een interview had. Op een drukke veldwerkdag werd ik tussen zeven en acht uur 's ochtends wakker, baadde ik me met koud water (een teil met water en een plastic bakje om het water mee over je lichaam te gooien, omdat de douche maar twee uur per dag waterdruk had) en ontbeet ik met een wit puntje met pindakaas en thee. Als ik aan het ontbijten was, lag Oma alweer even te rusten op bed (ze stond altijd rond zes uur op) of was ze al bezig te koken voor de middag. Vaak plande ik mijn interviews

2

Ik zal in de rest van mijn scriptie gemakshalve spreken over de stichting Stop Geweld, zoals de stichting Stop Geweld Tegen Vrouwen in de volksmond wordt genoemd.

(14)

in de ochtend, voor de ergste hitte. Na mijn ontbijt ging ik dan met de taxi (als het ver weg was), met de bus (waar ik ruim op tijd voor moest vertrekken, want de bussen rijden in Suriname als ze vol zijn, dus onvoorspelbaar) of op de fiets (als het dichtbij was, anders kwam ik te bezweet aan) op weg naar mijn informant. Na de interviews at ik warm met Oma (rijst met steeds andere Surinaamse groenten en vlees of vis) tussen 12 en 13 uur en daarna rustte ik altijd naast Oma liggend op haar bed. We lagen dan te praten en dat was altijd een goed moment om haar vragen te stellen over haar huwelijk, relaties van familieleden en bekenden en dingen na te .vragen die ik niet begreep van de Surinaamse cultuur. Ik viel na een tijd in slaap en daarna was ik klaar voor de middag. Die werd besteed aan het uitwerken van de interviews op mijn laptop aan de tafel in de voorkamer, omdat mijn kamer te klein was om daar een werkplek te creëren. Het werken in de voorkamer had wel nadelen, onder andere omdat ik er niet altijd even geconcentreerd kon werken, als er bijvoorbeeld bezoek kwam (wat Oma altijd in de voorkamer ontving) en ik dan moest stoppen met werken omdat ik mijn cassette niet meer kon verstaan of hen drinken en eten moest aanbieden (wat mijn taak al snel werd bij bezoek). Om de dag ging ik aan het einde van de middag naar de winkel voor Oma om vers brood en melk te halen. Dit deed ik voor het donker werd (ongeveer 18.30), omdat de wijk 's avonds onveiliger werd. Rond het avonduur, zo tegen zevenen, kwam er meestal bezoek en van de gesprekken die het bezoek met Oma voerde kon ik vaak aantekeningen maken voor mijn onderzoek. Ik at 's avonds rond acht uur brood met Oma of ik wachtte op de (rijstmeel-, maïsmeel- of havermout-) pap die Oma altijd voor het naar bed gaan maakte voor ons beiden. Rond tien uur gingen Oma en ik allebei, na de pap en een bad, naar bed.

1. 6 Onderzoekspopulatie

Zoals al vermeld, heb ik me in mijn onderzoek gericht op de creoolse bevolking van Paramaribo. De reden hiervoor is dat Oma zelf creoolse is en ik via haar al contact had met veelal creoolse Surinamers. Daarnaast was ik specifiek geïnteresseerd in het zo vaak beschreven relatiepatroon van deze bevolkingsgroep. Ik heb geen andere bevolkingsgroep in mijn onderzoek betrokken omdat ik een vergelijking van ervaringen met partnerrelaties van jongere en oudere mensen binnen één bevolkingsgroep interessanter vond.

Van tevoren dacht ik mijn onderzoek vooral te richten op lagere of volksklasse creolen, omdat het familiesysteem dat in de literatuur wordt omschreven vooral van toepassing zou zijn op die lagere klasse. Maar al snel bleek dat ik al heel blij was als ik weer een informant had gevonden die een interview wilde doen met mij en dan was niet mijn eerste stap te controleren of die persoon wel binnen de lagere klasse viel. De verdeling van mijn informanten naar welstandsklasse is uiteindelijk ongeveer 50 % uit de volksklasse en 50 % uit de middensklasse geworden. De creoolse populatie van Paramaribo kan percentueel worden ingedeeld in 5 % elite, 26 % middenklasse, 58 % volksklasse en 11 % onderklasse (Schalkwijk en de Bruijne 1997 in Terborg 2002:31 ). De meeste creolen behoren dus tot de volksklasse, maar waar ligt de grens tussen volks- en middenklasse?

(15)

Schalkwijk en de Bruijne kijken voor hun beschrijving van de verschillende sociale klassen naar verschillende criteria. Ik neem hun kenmerken van de volks- en middenklasse over:

[De volksklasse heeft een] redelijke woonsituatie met wateraansluiting in huis en gemiddeld 3 slaapkamers, veelal woonachtig in een volkswoningbouwproject, het meest voorkomende opleidingsniveau varieert van lagere school tot voortgezet lager onderwijs, het gemiddeld aantal personen in het huishouden telt 4.7. In deze groep komt het vaak voor dat mensen formele baantjes combineren met activiteiten in de informele sector. ( ... )

[De middenklasse bestaat] overwegend (".) [uit] personen m leidinggevende posities bij de overheid, veel onderwijzers en verpleegsters en zelfstandige ondernemers in de particuliere sector ( ... ). De meeste wonen in middenstandswijken en zijn eigenaar van hun woning. Het grootste deel van deze groep heeft voortgezet onderwijs gevolgd ( ... ), of een middelbare opleiding ( ... ). (Schalkwijk en de Bruijne 1997 in Terborg 2002:31)

Zoals ik al eerder vermeldde is het grootste deel van mijn informanten vrouwelijk, maar ik ben wel degelijk geïnteresseerd in het perspectief van creoolse mannen op (hun) relaties en nam mijzelf voor ook een aantal mannen te interviewen. Uiteindelijk heb ik van vijf mannen een interview afgenomen.

1. 7 Mijn informanten

In totaal heb ik 32 interviews afgenomen, waarvan 23 met vrouwen, vijf met mannen, drie met stichtingen en één met een van oorsprong Nederlandse blanke vrouw die een hoge functie bekleedt binnen het Surinaamse leger. Van alle 28 geïnterviewden, plus nog drie andere informanten uit wiens informele gesprekken ik zal citeren, heb ik een overzicht gemaakt, met de naam, leeftijd, relatievorm, het beroep, inkomen, opleiding en het aantal kinderen van iedere informant. Als ik informatie mis, geef ik dat aan met een '-'. Dit overzicht is als bijlage toegevoegd aan dit hoofdstuk.

Leeftijd

Omdat ik in mijn veldwerk wilde kijken naar veranderingen in het Afro-Caribische relatiepatroon in de loop van de tijd, heb ik gepoogd om in drie leeftijdsgroepen ongeveer evenveel informanten te spreken. Mijn informanten variëren in leeftijd tussen de 23 en 81 jaar en ik wilde evenveel informanten in de leeftijd van 23-40 jaar, tussen de 40 en 65 jaar en van ouder dan 65 jaar. Dit is vrijwel gelukt, maar vooral in de groep van 23-40 jaar had ik meer mensen willen spreken, omdat ik juist geïnteresseerd ben in eventuele veranderingen in de afgelopen tijd, dus bij de jongere creolen.

Dit is niet gelukt, omdat ik merkte dat oudere vrouwen me eerder vroegen wat ik deed in Suriname, waardoor ik een aanleiding had om hen voor een interview te vragen. Daarnaast merkte ik dat ik er meer moeite mee had op jonge vrouwen af te stappen voor een interview over zo'n

(16)

persoonlijk onderwerp dan bij oudere vrouwen. Naar m1Jn idee zouden jonge vrouwen zich misschien ongemakkelijk voelen als ik hen als leeftijdgenoot vroeg naar hun partnerrelaties, terwijl oudere vrouwen door de afstand tussen hen en mijzelf misschien makkelijker zouden willen praten. Daarnaast miste voor mijn gevoel een ingang om veel jonge vrouwen te leren kennen, omdat vooral Oma mij hielp aan informanten en deze waren veelal wat ouder. In de laatste twee weken had ik nog een interview met twee jonge gepland, maar zij kwamen niet opdagen.

Tabel 1: Informanten naar leeftijdsgroep.

Leeftijdsgroep Aantal Percentage

23-40 jaar 8 28,5 %

40-65 jaar 12 43%

65 jaar en ouder 8 28,5 %

Totaal 28 100 %

Relatievorm

In Suriname nemen partnerrelaties verschillende vormen aan, die ook terug te vinden zijn bij mijn informanten. Zo is er naast het huwelijk het concubinaatschap (ongehuwd samenwonen) en de

bezoekersrelatie (een semi-permanente relatie, waarbij de partners niet samenwonen, maar de man

de vrouw van tijd tot tijd bezoekt. De regelmaat en duur van de bezoeken varieert (Kromhout 1995: 14))

Van mijn vrouwelijke informanten is verreweg de grootste groep getrouwd, waarvan de meeste 65 jaar en ouder zijn en reeds weduwen zijn. Wat verder opvalt, als ik een onderscheid naar leeftijd aanbreng in de relatievormen, is dat alle alleenstaande vrouwen in de leeftijdsgroep 40-65 jaar te vinden zijn en allebei de vrouwen die in concubinaat leven tussen de 23-40 jaar zijn. De bezoekersrelatie komt net iets meer voor in de groep 23-40 jaar dan in 40-65 jaar, maar dit totaal aantal van drie is zo klein dat dit niet veel zegt. De vijf alleenstaande vrouwen hebben in het verleden vaste relaties gehad met mannen en bij vier van hen was of waren dit de vader(s) van hun kinderen. Voor deze vier alleenstaande moeders is het lang geleden dat zij een vaste relatie hadden met een man en allemaal hebben zij, na wat zij hebben meegemaakt in hun relaties, niet zoveel behoefte meer aan mannen. Het is ze al die jaren gelukt om hun kinderen alleen op te voeden en zichzelf te redden en nu kunnen ze het verder wel alleen af, vinden ze. Van mijn mannelijke informanten zijn de meeste alleenstaand, maar aangezien ik maar vijf mannen heb gesproken, kan ik daar geen conclusies aan verbinden voor mijn onderzoek. Geen van de mannen was gehuwd of in een bezoekersrelatie.

(17)

Tabel 2: Vrouwelijke informanten naar leeftijd en relatievorm.

Relatievorm 23-40 jr 40-65jr 65+ Aantal Percentage

Huwelijk 3 3 6 12 52% (5 weduwen) Alleenstaand 4 1 5 22% Bezoekersrelatie 2 1 3 13% Concubinaat 2 1 (weduwe) 3 13 % Totaal 7 8 8 23 100%

Tabel 3: Mannelijke informanten naar leeftijd en relatievorm.

Relatievorm 23-40 jr 40-65jr 65+ Aantal Percentage

Alleenstaand 3 3 60%

Concubinaat 1 1 20%

Beginfase relatie 1 1 20%

Totaal 1 3 0 5 100%

Opleidingsniveau en inkomen

De klassenverdeling van mijn informanten in volks- en middenklasse is vrijwel half om half. Hierbij heb ik naast het inkomen en het opleidingsniveau (welke ik uiteen zet in onderstaande tabellen) ook gekeken naar de woonsituatie en persoonlijke luxe van mijn informanten.

Kijkend naar het opleidingsniveau valt als eerste op dat bij de groep van 65 plus de meeste informanten lager geschoold zijn, dat wil zeggen lagere school en Lager Beroeps Gericht Onderwijs. Van de groep van 40-65 jaar daarentegen hebben de meeste een HBO opleiding (bijvoorbeeld een lerarenopleiding of een verpleegkundige diploma). Bij de groep van 23-45 jaar is het opleidingsniveau vrijwel gelijk verdeeld tussen Nijverheidsschool en de ene informante met Universiteit.

Als we kijken naar de tabel over het inkomen van mIJn informanten, wordt allereerst duidelijk dat een kwart (allen vrouw waarvan vijf getrouwd en twee in een bezoekersrelatie) zelf geen inkomen genereert, maar afhankelijk is van het geld wat zij krijgen van hun partner. De vrouwen tot 65 jaar die dit aangeven, werken zelf niet en krijgen geld van hun man voor het huishouden. De vrouwen boven de 65 jaar in deze groep hebben zelf nooit betaald werk gedaan en leven van het pensioen van de overleden echtgenoot. Van de overige informanten verdienen de meeste tussen de 300 en 900 SRD per maand en 1200 SRD of meer per maand. De laatste groep is duidelijk de middenklasse, gezien het relatief hoge inkomen en de bijbehorende woonsituatie. Voor de groep van 300 tot 900 SRD trek ik de grens tussen de volks- en middenklasse bij 600 SRD per maand. De informanten die minder dan 600 SRD per maand verdienen, hebben duidelijk een

(18)

simpeler woonsituatie en hun voorkomen (met kleding en sieraden) was minder luxe dan de groep met inkomens boven de 600 SRD.

Met de inkomensgrens van 600 SRD per maand in gedachten, zien we dat op basis van inkomen mijn informantengroep te verdelen is in ongeveer een kwart volksklasse en driekwart middenklasse. Maar een kwart van mijn informanten is afhankelijk van giften van de partner waarvan de hoogte vaak varieert en bij de meeste van mijn informanten heeft de mannelijke partner ook nog een inkomen, waardoor het reële inkomensniveau van de huishoudens hoger ligt dan uit de tabel naar voren komt. Ik weet niet van al mijn informanten de hoogte het inkomen van de partner, maar de lonen van mannen ligt over het algemeen hoger dan dat van vrouwen. Dat zou betekenen dat bijna al mijn informanten tot de middenklasse behoren, omdat zij dan meer dan 600 SRD per maand aan inkomen hebben. Dit klopt echter in mijn ogen niet met het werkelijke welstandsniveau van mijn informanten als ik ook let op hun woonsituatie, hun uiterlijk vertoon, hetgeen zij zich qua uitgaven konden permitteren en het bezit van luxeartikelen. Als ik een verdeling van mijn informanten maak op basis van opleidingsniveau en de grens van de volksklasse trek bij MULO, omdat dit te vergelijken is met de HAVO in Nederland, is de verdeling 50 % volksklasse en 50 % middenklasse (waarvan 3,5 % hogere middenklasse, gezien het universitaire niveau, maar het niet heel hoge inkomen van 1200 SRD per maand). Met ook de bovengenoemde criteria in gedachten komt de laatstgenoemde indeling van mijn informantengroep naar mijn idee het beste overeen met de werkelijke welstand van mijn informanten.

Tabel 4: Informanten naar leeftijd en opleidingsniveau.

Opleiding 23-40jr 40-65jr 65+ Aantal Percentage

Nog bezig 1 1 4%

Lagere school 2 2 7%

Nijverheidsschool 1 1 2 7%

Lagere Technische 1 2 3 11 %

School

Lager Beroeps Gericht 2 2 2 6 21,5 %

Onderwijs Meer Uitgebreid 1 2 1 4 14 % Lager Onderwijs Hoger Beroeps 1 5 1 7 25% Onderwijs Universiteit 1 1 3,5% Onbekend 2 2 7% Totaal 8 12 8 28 100 %

(19)

Tabel 5:

Informanten naar leeftijd en individueel inkomen (maandsalaris). N.B.: De koers was ten tijde van mijn onderzoek 1 Euro: 0,34 Surinaamse Dollars (SRD).

Inkomen

23-40jr

40-65jr

65+

Aantal

Percentage

Geld/gift man 2 2 3 7 25 % 300 SRD of 1 1 2 7% minder 300-600 SRD 1 3 1 5 18% 600-900 SRD 2 3 5 18 % 900-1200 SRD 0 0% 1200 SRD of 2 2 l 5 18 % meer Onbekend 2 2 4 14 % Totaal 8 12 8 28 100 %

1.8

Opbouw van de scriptie

In het volgende hoofdstuk komen de theoretische inzichten over genderrelaties, maar vooral studies over het zogenaamde West Indische familiesysteem aan bod. In het daarna volgende derde, vierde en vijfde hoofdstuk komen mijn onderzoeksdata aan bod. In hoofdstuk drie zet ik uiteen wat mijn informanten belangrijk vinden in partnerrelaties. In het vierde hoofdstuk van deze scriptie behandel ik, aan de hand van de thema's die uit mijn deelvragen naar boven komen, de werkelijkheid van relaties van mijn informanten en hoe zij daar tegenaan kijken. In hoofdstuk vijf vergelijk ik de ervaringen van mijn informanten op basis van de verschillende leeftijdsgroepen. Ik probeer een antwoord te vinden op de vraag of er de afgelopen generaties iets is veranderd in het relatiepatroon en hoe dit valt te verklaren door naar de ervaringen van mijn informanten te kijken, naar de literatuur en naar de verklaringen die mijn informanten zelf geven voor veranderingen en continuïteiten. En in het laatste hoofdstuk zet ik uiteen wat de conclusies van mijn onderzoek zijn.

(20)

Bijlage: informantenoverzicht

Naam Leeftijd Relatie Beroep Inkomen Opleiding Kinderen Vrouwen

Ursula 23 jr Bezoekers Ll. MULO Geld man Bezig Zwanger

Destiny 24jr Concubinaat Ziekenverzorgster 300 SRD LBGO Geen

Tiara 27 jr Gehuwd Onderwijzers 750 SRD Hoofdakte 1 onderwijs

Danique 28jr Concubinaat Ll.MULO

-

Bezig Geen

Anna 32jr Gehuwd Adm. Werk 400 SRD MULO 3

Nancy 34 jr Concubinaat Juriste 1800 SRD WORecht Geen

Winona 35 ir Gehuwd Ziekenverzorgster 850 SRD LBGO 2

Imara 37jr Bezoekers Werkloos Geld man Nijverh.school 4

Diana 42jr Alleenstaand Adm. Werk 600 SRD MULO Geen

Gis la 43 jr Gehuwd Verpleegkundige 900 SRD Verpleging A 3

Orillia 43 jr Gehuwd Werkloos Geld man Niiverh.school 4

Joan 46jr Bezoekers Onderwijzeres 1300 SRD Hoofdakte 2 onderwijs pleegkind.

Ma vis 48 jr Gehuwd Werkloos Geld man LBGO 7 (lt)

Hellen 49jr Alleenstaand Ambtenaar 500 SRD LBGO 5

Irene 59 jr Alleenstaand Zelfstandige Wisselend Mulo 3

Mvr 60jr Alleenstaand Verpleegkundige 730 SRD Verpleging A 2

Con rad

Mvr 68 jr Conc/Weduwe Gepens.verkoop

+

250 SRD

-

4

Gerlin2 pensioen man

Caroline 70jr Gehuwd Gepens. Lerares

-

HBO 5

Lerarenopl.

Trude 74jr Getr/Weduwe Pensioen man

-

-

8 (3t)

Mvr 74jr Getr/Weduwe Gepens.kleuterwerk 500 SRD LBGO 4

Oosterlin2

+

pensioen man kleuterwerk

Ali es 74jr Getr/Weduwe Pensioen man 250 SRD Lagere school 4 (2t)

Mvr 76jr Getr/Weduwe Pensioen man 250 SRD LBGO 6

Lantveld

Oma 77jr Getr/Weduwe Pensioen man 350 SRD Mulo 9

Mvr 81 jr Alleenstaand Gepens. 500 Euro Lagere school 8

Simons Schoonmaak (NL)

Mannen

Michel 25 jr Concubinaat Technisch 1200 SRD Techn.school Geen medewerker

Ivan 40jr Alleenstaand Brandtechnicus

-

HBO 1

Lerarenopl.

Evert 41 jr Alleenstaand Technisch 550 SRD Techn.school Geen Medewerker

Brendon 41 jr In scheiding Zelfstandige

-

-

4

Mnr 44jr In beginfase Chef Security 700 SRD Middelbare Geen

Samuels Handelsschool

Mnr 57 jr

t

Alleenstaand Brandmeester/ 6000 SRD Techn.school 7

Nelson Trainer brandw.

(21)

-Boven: "Grote Boommarkt", de lokale supermarkt waar de reusachtige Cancantrie doorheen groeit. Midden: de Waaldijkstraat, een straatbeeld van de binnenstad van Paramaribo (foto: Roy Tjin). Onder: een typisch houten volksklasse huis met golfplaten dak in vervallen staat.

(22)

Boven: het onthaal van een brassband op de bigi yari van een vrouw die 75 jaar wordt.

Midden: ik dans de kawina tussen de feestgangers van de big yari. De vrouwen dragen een angisa, de

traditionele hoofddoek van de creolen.

(23)

2

Partnerrelaties bij de Afro-Caribische Bevolking

In dit hoofdstuk bespreek ik de inzichten uit de literatuur die relevant zijn voor mijn onderzoeksthema en de centrale onderzoeksvragen aan de hand van een aantal kernvragen. Wat zijn de kenmerken van het zogenaamde West Indische familiesysteem? Welke positie nemen creoolse mannen en vrouwen in binnen hun relatie en hun gezin? Hoe is dit relatiepatroon ontstaan en hoe verandert het? Hoe kunnen veranderingen en continuïteiten van dit relatiepatroon worden verklaard?

2.1 Gender

De partnerrelaties tussen creoolse mannen en vrouwen m Paramaribo zijn een vorm van genderrelaties. Met gender bedoel ik de sociaal-cultureel gestructureerde verhouding (in tegenstelling tot de biologische verschillen) tussen mannen en vrouwen, zoals de rolverdeling tussen de twee seksen en 'gepast' gedrag van mannen en vrouwen (zie o.a. Oldersma&Davis 1991). Gender is een dynamisch begrip, want de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in een bepaalde samenleving kunnen veranderen, onder invloed van allerlei omstandigheden, zoals economische of politieke veranderingen. Ook is gender niet voor iedereen hetzelfde, aangezien een bepaalde norm over hoe mannen en vrouwen ten opzichte van elkaar zouden moeten staan binnen een bepaalde samenleving niet door ieder lid van die samenleving op dezelfde manier wordt nageleefd.

Van Santen en Willemse schrijven over de gelaagdheid van het genderbegrip (van Santen&Willemse, verwachte uitgave 2005 ) waarbij gender analytisch te onderscheiden is in drie dimensies, te weten de symbolische dimensie, de structurele dimensie en de individuele dimensie. Met de symbolische dimensie bedoelen zij het overheersende idee in een samenleving over hoe mannen en vrouwen zouden moeten zijn. Hieruit vloeien bepaalde vaak stereotype beelden voort over hoe vrouwen en mannen zich tegenover elkaar zouden moeten gedragen en welke positie mannen en vrouwen tegenover elkaar zouden moeten innemen in de samenleving en in partnerrelaties. De tweede, structurele, dimensie verwijst naar de verschillende opvattingen die verschillende groeperingen, gevormd op basis van bijvoorbeeld klasse, religie of etniciteit, over gender hebben binnen één samenleving. De derde, individuele, dimensie beslaat de individuele invulling die men aan de overheersende norm geeft als man en vrouw in een relatie.

Als ik vanuit de gelaagdheidtheorie kijk naar mijn informanten, zie ik in hun ervaringen met relaties duidelijk de drie dimensies terugkomen. Zo heb ik met twee vrouwen gesproken die allebei beschreven wat de overheersende denkbeelden zijn in Suriname over de positie die mannen en vrouwen ten opzichte van elkaar zouden moeten innemen in partnerrelaties. Beiden hebben een hoge functie binnen het Surinaamse leger, waarover zij vertelden dat de overheersende Surinaamse denkbeelden over vrouwen en hun positie ten opzichte van mannen grote gevolgen hebben voor

(24)

vrouwen binnen de militaire orde. Luitenant Nancy Accord, een jonge creoolse vrouw van 34 jaar die samenwoont met haar vriend: "In Suriname worden vrouwen in eerste instantie beschermd; vrouwen moeten vrouw zijn. ( ... ) We moeten ons gaan bewijzen.". Luitenant Kolonel Uiterloo, een van oorsprong Nederlandse vrouw die meer dan 30 jaar in Suriname woont, getrouwd is geweest met een creool en de Surinaamse nationaliteit heeft aangenomen:

Men kijkt altijd echt naar het vrouw zijn eerst, voordat ze kijken naar wat je als mens bent ofzo. Dus mannen hebben altijd de neiging om vrouwen op een bepaalde manier te benaderen. ( ... )Het gekke is natuurlijk in dit land dat vrouwen sinds jaar en dag economisch zo vreselijk actief zijn geweest, omdat ze altijd toch vaak de zorg voor hun gezin alleen hadden. Maar dat het nog altijd zo is dat er hele traditionele opvattingen zijn over man-vrouw relaties. Dus een man moet een vrouw verzorgen( ... ) en vrouwen hebben dan de expliciete verantwoordelijkheid voor de kinderen. Zolang dat bestaat dan [kunnen vrouwen geen echte carrière maken in het Surinaamse leger].

De paar informanten die Jehova's Getuigen zijn hebben op basis van hun geloof (het structurele niveau) andere ideeën over gender dan de overheersende ideeën in de creools-Surinaamse samenleving als het bijvoorbeeld gaat om monogamie. Op het individuele niveau leeft Destiny (24 jaar) anders met haar vriend dan haar geloofsgemeente, Jehova's Getuige, voorschrijft. Zij leeft in concubinaat met haar vriend, die geen Jehova's Getuige is, en ze hebben ongehuwd seks met elkaar. Volgens Destiny is dit allemaal toegestaan totdat zij officieel tot Jehova's Getuige gedoopt wordt.

2.2 Het 'afwijkende' West Indische familiesysteem

In veel beschrijvingen van het West Indische familiesysteem (zo wordt het relatiepatroon van de Afro-Caribische bevolking ook wel genoemd), vooral uit de jaren '50 en '60 van de 2oste eeuw en daarvoor, klinkt veelal door dat de geobserveerde relatiepatronen afwijken van het familiesysteem van West- Europa en Noord- Amerika en daardoor niet correct of wenselijk zijn. Deze manier van kijken stamt in mijn ogen uit de koloniale tijd, waarin men al sprak en schreef over de relaties en de seksualiteit van de slaven in termen van losbandig, beestachtig en zonder diepgaande affectie of langdurige banden. Dit stond recht tegenover het Westerse relatiepatroon waarin waarden als huwelijk, monogamie, kerngezin en de man als kostwinner centraal zouden staan. Ook Terborg haalt dit punt aan in haar proefschrift over seksualiteit en gender in de Afro-Surinaamse familie:

In de blanke koloniale beeldvorming was sterk verankerd dat zwarten geen huwelijksvormen kenden en onbedwingbare seksuele lusten hadden. Mannen waren onverzadigbaar en vrouwen werden beschouwd als seksuele verleidsters. Deze racistische interpretatie van seksualiteit van zwarten is door de jaren heen, bewust of onbewust, de belangrijkste grondslag geweest voor de typering van seksuele betrekkingen bij zwarten als verdorven en hun familiestructuur als 'afwijkend' en 'instabiel'. Deze noties hebben de vertogen over zwarte seksualiteit gedomineerd en zijn niet alleen doorgesijpeld in de

(25)

vele sociale studies naar familiestructuren en partnerrelaties, maar ook in de beeldvorming die Afro-Surinamers hebben over hun eigen seksualiteit. (Terborg 2002:61)

Het is echter nog maar de vraag of de relaties van de slaven wel zo losbandig van aard waren. Na 1975 is door meerdere wetenschappers geprobeerd om die relatiepatronen van de slaven te onderzoeken (onder andere Lamur 1993 en Everaert 1999). Uit deze studies blijkt dat het beeld van het promiscue karakter van de relaties onder de slaven, waar het eurocentrische denken over relatiepatronen in het Afro-Caribisch gebied mijns inziens vanaf stamt, minder overeenkomt met de werkelijkheid van relaties onder slaven dan altijd werd aangenomen. Naast polygyne relaties (gelijktijdige seksuele relaties van één man met meer dan één vrouw) zijn er in de tijd van de slavernij wel degelijk langdurige en stabielere relaties aangetroffen, waar minder over werd gesproken. Dit komt in mijn ogen overeen met de focus die in de meer eigentijdse studies ligt op het instabiele karakter van relaties in Suriname, terwijl er niet genoeg wordt stilgestaan bij relaties die wel stabiel zijn en waarin partners gelukkig zijn met de situatie.

Naast het feit dat we tegenwoordig niet meer kunnen spreken van het West Indische familiesysteem dat afwijkt van het Westerse familiesysteem, simpelweg omdat de Westerse normen en waarden (als het bijvoorbeeld gaat om samenwonen, scheiden of de man als enige werkende) omtrent partnerrelaties zijn veranderd in de afgelopen eeuwen, getuigt het nemen van het Westen als maatstaf van een eurocentrisme waar ik, als antropoloog, veel kritiek op heb. Wie zegt namelijk dat de waarden in het Westen zo goed zijn dat daarvan afwijkende waarden elders in de wereld inferieur zouden zijn aan die van het Westen? Het relatiepatroon dat men bij de Afro-Caribische bevolking aantreft is deels anders dan die in de West-Europese samenlevingen, maar is daardoor niet automatisch minder goed of problematisch. In mijn onderzoek laat ik mijn informanten zelf aan het woord met hun mening over hun ervaringen in partnerrelaties, algemene relatiepatronen in Suriname en over hun wensen op het gebied van relaties. Tegenover wat mijn informanten zelf aangeven te willen in relaties, zal ik de huidige realiteit van relaties zetten. Niet tegenover hoe wij in het Westen

denken over juiste relatievormen.

2.3 De kenmerken van het West Indische familiesysteem

Partnerrelaties binnen de Afro-Caribische bevolking worden vaak getypeerd als zijnde instabiel van aard, met de vrouwe als stabiele factor en de man in een marginale positie binnen het gezin. Deze typering baseren onderzoekers op de verschillende kenmerken die zij toekennen aan partnerrelaties in het gebied. Zo wijst Buschkens (1974:3) in zijn omschrijving van het West Indische familiesysteem op het concubinaatschap en de bezoekersrelatie als geïnstitutionaliseerde relatievormen naast het wettelijke huwelijk en de vele vrouwelijke gezinshoofden. Maar naast deze twee punten komen uit andere studie nog vier kenmerken van het relatiepatroon in het Caribisch gebied naar voren: de traditionele rolverdeling tussen partners (de vrouw heeft verantwoordelijkheid voor de huishoudelijke

(26)

en opvoedkundige taken en de man werkt en leeft veelal buitenshuis), het patroon van buitenvrouwen, de dubbelzijdige positie van de creoolse vrouw (enerzijds autonoom en anderzijds wel degelijk afhankelijk van mannen) en geweld binnen relaties. Al deze zes kenmerken zal ik hieronder vanuit de literatuur bespreken.

Andere maatschappelijk geaccepteerde relatievormen dan het huwelijk

Clarke (1966:27 en 74) schrijft dat trouwen onder creolen over het algemeen wordt gezien als iets wat men op latere leeftijd doet, wanneer men zeker weet bij elkaar te blijven (huwelijksbeloften worden serieus genomen), als er genoeg geld is voor de dure vereisten van een huwelijk, de relatie al bezegeld is met kinderen en mannen de financiële verplichtingen die een huwelijk met zich meebrengt kunnen nakomen. Om deze redenen is het huwelijk onder creolen niet de meest voorkomende relatievorm3. Terborg (2002:60) noemt een aantal studies waaruit de relatie tussen

etniciteit en relatievorm in Suriname naar voren komt. Uit een nationale studie onder vrouwen van Jagdeo (1992) blijkt dat 33 % van de creoolse vrouwen getrouwd is tegenover 74 % van de Hindostaanse en 58 % van de Javaanse vrouwen. Daarnaast noemt Jagdeo dat respectievelijk 78 % van de Hindostaanse en 69 % van de Javaanse vrouwen hun kinderen binnen het huwelijk hebben gekregen, terwijl 75 % van de creoolse vrouwen hun kind in een concubinaats- of bezoekersrelatie heeft gehad.

Echter, in Suriname is het huwelijk nog steeds de enige wettelijke vorm van samenleven, waaraan partners rechten kunnen ontlenen. Alleen bij de medische verzekering geldt dat na twee jaar in concubinaat te leven (en dit te kunnen aantonen) de partner van de verzekerde ook meeverzekerd mag zijn. Jacynthia Doest, van de Stichting Juridische Bijstand voor Vrouwen, vertelt dat er momenteel in Suriname een landelijk onderzoek gaande is naar het concubinaatschap en hoe de samenleving er tegenaan kijkt. Ze legt de nadelen, vooral voor vrouwen, van de huidige wettelijke situatie uit:

Het is namelijk een groot probleem. De grootste groep mensen leeft in concubinaat. En wat gebeurt er? Stel als vrouw, je bent bij een man en die man heeft een perceel, hij heeft een huis, hij heeft een goede baan, jullie hebben samen kinderen. Als je geluk hebt, zijn de kinderen erkend. Zijn ze niet erkend en hij wil niet meer, dan moet je weg, met je kinderen. Waar ga je naartoe? Huisvesting is een groot probleem hier. (".)Dus in wezen, als je kijkt naar de relatie man-vrouw, is het dat die mannen gewoon veel meer macht hebben [De man heeft namelijk in de situatie van concubinaat de keuze of hij zijn kinderen erkent of niet. De vrouw heeft hier wettelijk niets over te zeggen. Bij het huwelijk worden kinderen automatisch op naam van de echtgenoot gezet] En die vrouw, ze heeft geen erfrecht.

3

Dit geldt echter niet voor mijn onderzoeksgroep waarvan juist het grootste deel, 43 % van de totale 28 informanten, getrouwd is (of geweest in het geval van de weduwen).

(27)

Barrow noemt eveneens de discrepantie tussen wet en werkelijkheid ten aanzien van het Afro-Caribische familiesysteem en de nadelen voor vrouw en kinderen in onwettige samenlevingsvormen:

Caribbean family law was derived from the laws of other countries in which family structure and patterns are very different( ... ) and assumed the existence of a nuclear family. The result was that the majority of Caribbean people, those with 'deviant' family forms, were 'social outcasts or lesser breeds without the Jaw'. ( ... )

A glaring omission in the laws of the Caribbean concerned the non-recognition of illegitimate children. ( ... ) [T]he illegitimate child ( ... ) and his brothers and sisters in the Caribbean are in the majority by far, with ( ... ) percentages averaging between the high sixties and mid-seventies, and reports of legal discrimination against them are legend ( ... ). Similarly, common-law wives in the Caribbean have also fallen outside the protective framework of the law and suffered the consequences. Tales are frequently recounted ofwomen who lived faithfully and for many years with a common-law partner only to be 'disinherited' on his death. (Barrow 1996:432-435)

Zij geeft hierbij aan dat steeds meer regeringen in het Caribisch gebied de laatste jaren beginnen in te zien dat door het bestaande huwelijksrecht grote groepen van de samenleving buiten de bescherming van de wet vallen en dat dit niet meer kan. Langzaam maar zeker begint het juridische klimaat te veranderen. Het onderzoek naar concubinaatschap in Suriname is hier een voorbeeld van.

Matrifocaliteit en vrouwelijke gezinshoofden

Het veel voorkomen van vrouwen aan het hoofd van huishoudens hangt samen met het verschijnsel

matrifocaliteit, wat in iedere studie over het Caribisch gebied terugkeert als een centraal aspect van

het familiesysteem. Buschkens gebruikt een citaat van R.T. Smith om het begrip te omschrijven:

( ... ) a woman in the status of 'mother' is usually the de facto leader of the [household] group, and conversely the husband-father, although de jure head of the household group (if present), is usually marginal to the complex ofinternal relationships of the group. By marginal we mean that he associates relatively infrequently with the other members of the group, and is on the fringe of the effective ties which bind the group together. (R.T. Smith 1971 in Buschkens 1974:7)

Moeder is de spil van het gezin en de relatie tussen een moeder en haar kinderen is kwalitatief anders dan die tussen een vader en zijn kinderen. Zowel voor economische als andere hulp kan de moeder terugvallen op een hecht netwerk van vrouwelijke familieleden om haar heen. Vooral moeder's moeder neemt een belangrijke plaats in en in sommige gevallen neemt oma het gezin van haar dochter tijdelijk over, bijvoorbeeld als moeder migreert voor werk.

Onder andere Abraham-van der Mark (1973:31-32) bespreekt het inzicht waar R.T. Smith (1973) mee kwam dat matrifocaliteit een fase is die het huishouden doormaakt en niet een op zichzelf

(28)

staand als huishoudentype. In de eerste fase is de vrouw sterk afhankelijk van de man als kostwinner, omdat zij zelf de taak van de opvoeding van de jonge kinderen heeft. De tweede fase begint wanneer de kinderen een deel van hun loon afgeven aan hun moeder en de vrouw zelf betaalde arbeid kan verrichten, waardoor de vrouw minder financieel afhankelijk de man wordt. In deze fase (waarin de man ook zijn gezin kan verlaten) krijgt het gezin haar matrifocale karakter, waarbij de moeder emotioneel en economisch een centrale plaats inneemt in het gezin. Na deze matrifocale fase kan het huishouden weer beginnen bij de eerste fase, als er bijvoorbeeld een nieuwe relatie begonnen wordt of de kinderen een relatie krijgen maar wel bij moeder blijven wonen. Dit inzicht is bruikbaar omdat het aangeeft dat huishoudens niet een vaste vorm aannemen in het Caribisch gebied. Door allerlei omstandigheden kan de vorm van het huishouden, en daarmee de positie van beide partners, veranderen. Belangrijk is wel te onthouden dat de beschreven cyclus niet vaststaat voor ieder creools gezm.

Matrifocaliteit staat in verband met de vele vrouwelijke gezinshoofden in het Caribisch gebied. Alleenstaand moederschap is geen uitzondering in de regio, waarbij vrouwen aan het hoofd staan van hun huishouden en naast spil ook kostwinner van het gezin zijn. Zeker deze vrouwen vallen vaak terug op hulpnetwerken. Zelfs wanneer de vrouw weer een nieuwe relatie begint met een man, blijft zij niet zelden alleen wonen met haar kinderen en kiest zij voor een bezoekersrelatie. Moeder en haar kinderen zijn een sterke eenheid geworden en de vrouwen zijn gewend zelf hun beslissingen te nemen, een macht die zij niet zomaar weer willen afstaan aan een inwonende partner. Kromhout (1995:66-67 en 2000:12) geeft echter aan dat vroegere "etnisch specifieke huishoudenstypen" tegenwoordig niet meer zo gangbaar zijn. Het vrouwelijke gezinshoofd is niet meer puur creools, maar komt ook onder andere etnische groepen steeds meer voor (vooral Hindostanen). Er zijn daarnaast steeds meer creoolse huishoudens die de vorm aannemen van het "kerngezin met nog andere aanverwanten" (vroeger typisch Javaans). Nog steeds is het vrouwelijke gezinshoofd een dominante gezinsvorm bij creolen, maar volgens Kromhout niet langer meer de dominante gezmsvorm.

Rolverdeling binnen het gezin

De rollen van mannen en vrouwen binnen het Afro-Caribische gezin zijn sterk verdeeld, waarbij de vrouw zich richt op de opvoeding en de verzorging van de kinderen en het huishouden en de man kostwinner is en vooral een autoritaire rol in het leven van de kinderen heeft (zie o.a. Kromhout 1995:64). Van oudsher kan de moeder voor hulp bij haar taken terugvallen op haar vrouwelijke familieleden of één van haar oudere kinderen. Zelfs wanneer vrouwen een eigen inkomen hebben, zegt Terborg (2002:167-180), blijven mannen en vrouwen vasthouden aan de traditionele norm dat het de man is die de kostwinnersrol op zich neemt en de vrouw die ervoor zorgt dat het huishouden vlekkeloos verloopt. Mannen zien hun rol in een relatie vooral als het moeten verzorgen van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel Sijthoff in Leiden veel werken van Cremer heeft uitgegeven was het Pieter van Santen die als eerste uitgever de verzamelde werken van Cremer ging uitgeven.. Helemaal

Het Islamitische denkbeeld over de eerste schepping wordt gevonden op verschillende plaatsen in de Koran, bijvoorbeeld: “En: ‘‘O Adam, verblijft in het Paradijs, jij en je vrouw,

In het traject wat tot contractering heeft geleid zijn verschillende opties uitgezocht over een zo efficiënt mogelijke afsprakenstructuur, het omgaan met

• 1000 patiënten met ernstige leverfibrose of cirrose met SVR na Interferon- bevattende HCV behandeling, follow-up mediaan 5.7 jaar?. • Cirrotici grootste risico op ontwikkelen HCC

Leerkrachten kunnen kinderen leren hoe ze een feitelijke of waarderende tekst kunnen structureren en welke woordkeus daar- bij past, mits ze dit ook zelf goed voor ogen

Ze zegt het op normaal volume zodat het heel goed mogelijk is dat haar moeder haar niet iets heeft horen zeggen.. Niet dat het er iets

Aldus besloten in de vergadering van de gemeenteraad Albrandswaard van 5 oktober

• De eerstehulpverlener belt ook de huisarts of de spoedpost van de huisartsen bij het gevoel dat het niet goed gaat met het slachtoffer.. Soms ontstaan deze klachten pas in de