• No results found

De verdwenen Euthria, oftewel... in september ogen open in Miste!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verdwenen Euthria, oftewel... in september ogen open in Miste!"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

30 AFZETTINGEN WTKG 34(2),JUBILEUMJAAR2013

De verdwenen Euthria

,

oftewel...

in

september

ogen open

in

Miste!

Jaapvander Voort

¹

Hoegaathetnuverdermetdeze ‘unieke’ Euthria uit het

Bel-gische Vroeg

Hemmoor?

In 1962

publiceert

Winfried Hinsch in het Duitse

Geologi-sche Jahrbuch Nr. 80een 16

pagina’s (plus

1

plaat)

tellend artikel‘Die Molluskenfaunades Mittelmiozdns

von

Twistrin-gen und

Woltrup’.

Hinsch

geeft

eenoverzicht van de “Ge-samt-Molluskenfauna”van

Twistringen

en in deze

faunalijst

staat- metéén uniek

exemplaar,

enzonder verder commen-taarof

afbeelding

-inderdaad Euthria

antwerpiensis

Glibert.

In 1972

verschijnt ScriptaGeologica

10,‘Die

Molluskenfau-na

derTwistringer

Schichten

(MiocSn)

vonNorddeutschland’ vanArie W.Janssen,die op

pagina

5 vermeldt: “Hinsch

(1962)

noemt van

Twistringen

enkele soorten, die alleen uit Hem-moor-fauna’sbekend

zijn:

Euthria

antwerpiensis, Aquilofusus

beyrichi

en

Elaeocyma diensti,

allemaal vermeld als ‘uniek’

exemplaar.”

Verder

schrijft

Janssen dat

hij

het voorkomenvan dezesoorten niet kan

bevestigen,

ondanks het

rijke

materi-aal dat

hij

heeft bewerkt. Bovendien stelt

hij

dat

hij

nauwe-lijks

kan

geloven

dat hetomfoutieve determinatiegaat,

om-dat “deze soorten

gemakkelijk

herkenbaar

zijn”. Overigens,

ook in

mijn

toch wel

omvangrijke

collectievan

Twistringen

(plus Woltrup

en

Nordlohne)

heb ik nooit iets ontdektwatop Euthria

antwerpiensis lijkt.

Maarnukomt het

vreemde;

in

1964,

dustwee

jaar

nade pu-blicatievan

Hinsch, verschijnt

Anderson’s bekende werk ‘Die miocane Reinbek-Stufe in Nord- und Westdeutschland und ihre Mollusken-Fauna’.Anderson

schrijft

met

betrekking

tot de faunavan

Twistringen (pag. 56) (vertaald):

“deeerste

fos-sielenlijst

van

Köwing

werd door Hinsch

(1962)

in

belang-rijke

mate

uitgebreid”.

En verder:

“[...]

toegangtotmateriaal uit diverse collecties

[...]

dit materiaal maakt hetons

moge-lijk,

ook de

fossielenlijst

vanHinsch

(1962)

nogte

completeren”.

En dan

volgt

op pag 57 deze dus

uitgebreide

fos-In 1952 beschreef de

onvolprezen

wijlen

Maxime Glibert

in deel II

(Gastropodes)

van

zijn

‘Faune

Malacologique

du Miocène de la

Belgique’

een aantal nieuwe soorten,

waaron-der op

pagina

104 Euthria

antwerpiensis

n.sp.

Hij beschrijft

deze nieuwesoort op basis van één enkel

“unique” exemplaar

van

Edegem,

enstektevensdat dithet eer-stevoorkomenvanhet genusEuthriatennoordenvande 50ste

breedtegraad

is.

Op zijn

minst die

stelling

is achterhaald sinds het voorkomenvanEuthria intermedia(Michelotti, 1847)in de Miste-fauna. Deze Euthriaantwerpiensis

Gilbert,

1952wordt

afgebeeld

op

plaat

VIII,

fig.

6van

bovengenoemde

publica-tie,

metéén enkele

aperturale afbeelding,

die ik hier

weergeef

voor

diegenen

dienietoverGilbert's werk beschikken

(fig. 1).

Figuur 1.

Euthriaantwerpiensis overgenomen uit Glibert

(1952).PlaatVIII,fig.6.

Figuur2a,b.

Searlesia mitgaui (von Koenen,1867).Miste,leg.

& coll. J.vander Voort.

Figuur3.

Searlesia mitgaui(von

Koenen,1867),Branden

Clay, Denemarken.

Af-beeldingovergenomen uit Schnetler& Palm(2008).

Figuur4.

Fususmitgaui

overgeno-men vanplaatVI uitvon

Koenen (1867).Dit is het doorR. Janssenin 1979 alslectotypevan

Searle-siamitgauibestemde

exemplaaruitSöllingen

(2)

AFZETTINGEN WTKG 34(2), JUBILEUMJAAR2013 31

sielenlijst,

waarin... Euthria

antwerpiensis

uitblinkt door

af-wezigheid;

erwordt ook geen andere Euthria

genoemd,

en

in het hele verdere werk vanAnderson komteen

referen-tienaarHinsch’ Euthria nietvoor.Ook in latere

publicaties

over, let

wel,

miocene

(!)

mollusken heb ik nergens meer

enige vermelding

vanhet voorkomenvandeze Euthria

ant-werpiensis

kunnen

vinden,

nochvan

vindplaatsen

in

Bel-gië,

Nederland of

Duitsland,

nochvan waardan ook elders.

Waarom

schrijf

ikoverdeze

mysterieuze

verdwenen Euthria

vanAnderson?

Welnu,

in

mijn

collectievanMiste bevindt zich

een‘uniek’

exemplaar

van een

mij lange tijd

onbekende

gas-tropode (fig.

2aen

b).

Ik had deze vreemde eend in de

Miste-bijt

zelfaleens

voorzichtig vergeleken

metGilberts

Euthria,

maar wasook

gestruikeld

over eennotabene

plioceen

genus, in 1916 door Harmerbeschreven uit de

Engelse Crag.

Ook

di-verse WTKG-vrienden hadden aleenseenblik op deze slak geworpen

(gelukkig

ernaast

gegooid,

zodat het fossiel nog heel

is).

Een Euthria? een

(Aquilo-)Fusus-achtige

?Strep-todictyon

cheruscus

misschien,

maardan wel forma

fascio-lariodes? Scalaspira? Zoveel

mensen, zoveel

meningen...

Totdat ik nogeensbladerde in Schnetler & Palm

(2008)

‘The Molluscan Fauna of the Late

Oligocene

Branden

Clay,

Den-mark’. Daarin wordt op

pagina

40

(plaat

6,afb.

la-b)

een

Searlesia

mitgaui (von Koenen,

1867)

beschreven en

afge-beeld-zie

figuur

3-die wel erg veel

lijkt

op

mijn exemplaar

van Miste. En zie

daar,

de referentienaar Ronald Janssens

publicatie

uit

1979,

‘Die Mollusken des

Oberoligozans

(Chat-tium)

imNordsee-Becken’,waarnaarik eerder niethad

geke-ken, brengt

verdere

duidelijkheid.

Janssen

schrijft

dat Gli-berts Euthria

antwerpiensis

nauwverwant,zoniet synonym

ismetFusus

mitgaui (von

Koenen,

1867),

die R. Janssen

-endus ook SchnetlerenPalm

-nuin het in 1916 door Har-mer

opgestelde (van

oorsprong

pliocene!)

genus Searlesia

plaatsen (zie figuur 4).

Het

lijdt mijns

inziens geen

twijfel,

dat het

bij mijn

exem-plaar

uit Miste óókomdeze Searlesia

mitgaui

gaat.Er

blij-venechterwatvragenovermet

betrekking

totde ouderdom

vandezesoort. DedoorSchnetlerenPalm beschreven S.

mit-gauikomt voorin de Branden

Clay,

een

afzetting

in Dene-marken die

volgens

nieuwere inzichten op de grensvanLaat

Rupelien

en Chattien

gevormd

werd. Dat komt ongeveer

overeen metde

Afzetting

van

Winterswijk;

eninderdaad,

in Miste worden vaker

verspeelde

fauna-elementenaange-troffen,

die uit

geërodeerde oligocene lagen

stammen.Ook deze S.

mitgaui

vertoontkenmerkenvan

slijtage,

zoals dit ookvanander

verspeeld

materiaal uit Miste bekend is. De door R. Janssen beschreven

exemplaren (de oorspronkelijke

twee uit devonKoenen

collectie)

komen uit min ofmeer

overeenstemmende

afzetting

uit het Noordduitse Chattien. Totzover dus

ogenschijnlijk

geen

discrepantie.

Maar als Glibertssoortindentiek

is,

dan heeft S.

mitgaui

dus ook

nogtot in het

Vroeg

Mioceen

voortgeleefd,

want

zijn

exemplaar

komt uit het Anversien van

Edegem,

endat is

ge-lijk

testellenmet Hemmoor.

Nog gekker

zou dan -alswe

Hinsch moeten

geloven

- het voorkomenvandezesoort in

Twistringen zijn.

De

Twistringer

Schichten

zijn jonger,

en

worden in het Reinbek

geplaatst,

hoewel in het

diepste

ge-deeltevande groeve in

Twistringen

ook

typische

Hemmoor fauna-elementen

zijn aangetroffen.

Het

blijft spannend,

wat Hinsch dan

daadwerkelijk

heeft

gevonden

en in

zijn lijst

heeft

opgenomen,

terwijl

dat door

navolgende

auteurs

lijkt

te

zijn genegeerd.

Almetalweer eenleuke

aanvulling

op de

soortenlijst

van

Miste,

enzéker ietsom naaruitte

kijken

wanneerin sep-tember in het kadervanhet WTKG

jubileum

in Miste kan worden verzameld. Voor de aller-aller-aller-laatstekeer?? Oftotziens in 2038?

En,

oh

ja,

Searlesia is door Harmer als genusnaam in het leven geroepen“in memory of’ de fameuze

Engelse

pale-ontoloog

Searles Valentine Wood. Dus

spreek je

denaam

van dit genus niet uit als

“Surlaysia”

maarals “Surlsia”.

Geraadpleegde literatuur

Anderson, H.-J.,

1964. Die miocane Reinbek-Stufe inNord-und Westdeutschland inNord-und ihre Mollusken-Fauna.-

Fort-schr.

Geologie

Rheinlandu.

Westfalen

14: p. 56-57.

Gilbert, M.,

1952. Faune

Malacologique

du Miocène de la

Belgique,

T. II

(Gastropodes):

p. 104,

pi.

VIII,

fig.

6.

Harmer,F.W., 1916. The

pliocene

molluscaof Great Britain.

-

Palaeontographical Society, London,

Part I; p. 135-136.

Hinsch, W., 1962. Die Molluskenfauna des Mittelmiozdns

von

Twistringen

und

Woltrup.

-

Geologisches

Jahrhuch

80: p. 297.

Janssen,

A.W.,

1972. Die

MolluskenfaunaderTwistringer

Schichten

(Miocan)

von Norddeutschland. -

Scripta

Geologica

10: p.5,p. 11.

Janssen, A.W., 1984. Mollusken uit het Mioceenvan

Win-terswijk-Miste.

KNNVnr.36: p. 33-34.

Janssen, R., 1979. Die Mollusken des

Obcroligozans

(Chat-tium)

im Nordsee-Becken.- Archiv

f.

Molluskenkunde 109: p.290,

pi.

15,afb. 12

(is

vonKoenen1867,

pi.

VI,

afb.

4a-b).

Koenen,

A.von,1867. Das marine

Mittel-Oligocan

Nord-deutschlands und seineMollusken-Fauna,I. Theil.-

Pa-laeontographica

Band XVI:p.74-75,

pi. VI, fig.

4a-b.

Schnetler, K.I. & E.Palm,2008. The molluscan fauna of

the Late

Oligocene

Branden

Clay,

Denmark.-

Paleon-tos15: p.40-41,

pl. 6, fig. la-b, pl. 8, fig.

lOa-b.

'Jaap

vanderVoort,Lutterdamm19, 49179

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lotter, promotor, sien die waarde van die proefskrif onder andere daarin dat die belang van die gesin en die verband met die kerk aangedui word en dat daar praktiese riglyne

Verder wordt bij de bepaling van de beschikbare middelen rekening gehouden met de financieringsverschuiving als gevolg van het verplicht eigen risico van € 3.207,7 miljoen

In der Statistik arbeitet man normaler- weise mit einer Wahrscheinlichkeit von 959f, d.h., dass eine von den 20 Berechnungen falsch ist (a = 1/20). 1/f ist das Verhältnis der

Abstract Although science, technology, engineering and mathematics (STEM) study paths and STEM work fields may be relatively difficult and therefore not appropriate for everyone,

Een temperatuur van 0-l°C bleek voor Chinese kool in gewone gekoelde opslag ge- durende drie maanden of langer een te lage bewaartemperatuur door het optreden van nerfbruin in

(a) Homodimeric OpuA-H, the wild-type OpuA, with a His 6 - tag (cyan circle) linked to the SBD; (b) Homodimeric OpuA-S, OpuA tagged with a StrepII-tag (pink hexagon) linked to the

Aan de hand van een lineaire regressie-analyse is onderzocht of de betrokkenheid bij school verklaard kan worden door interne of externe locus of control, gecorrigeerd voor

Jede Komponente (Pumpe, Leitung, Hydro-Zylinder) innerhalb des Sys- tems "hydrostatischer Anlage" kann zur Beschreibung ihres Verhaltens als ein Zwei- oder