• No results found

Jaarverslag 2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarverslag 2011"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2012 KNAW

© Sommige rechten zijn voorbehouden / Some rights reserved

Voor deze uitgave zijn gebruiksrechten van toepassing zoals vastgelegd in de Creative Commons licentie. [Naamsvermelding 3.0 Nederland].Voor de volledige tekst van deze licentie zie http://www.creativecommons.org/licenses/by/3.0/nl/ isbn 978-90-6984-646-0

pdf beschikbaar op www.knaw.nl

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam

T 020 551 0700 F 020 620 4941 knaw@bureau.knaw.nl www.knaw.nl

(3)

Inhoud

1. inleiding 1 2. genootschap 3

2.1 Huis van de wetenschap 3 2.2 Prijzen en subsidies 5 2.3 De Jonge Akademie 6

3. institutenorganisatie 8 3.1 Algemene ontwikkelingen 8 3.2 De instituten van de KnAW 11

3.2.1 Centraalbureau voor schimmelcultures 11 3.2.2 Data Archiving and networked services 12 3.2.3 Fryske Akademy 14

3.2.4 Hubrecht instituut 15

3.2.5 Huygens instituut voor nederlandse Geschiedenis 16 3.2.6 internationaal instituut voor sociale Geschiedenis 17 3.2.7 interuniversitair Cardiologisch instituut nederland 18 3.2.8 Koninklijk instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde 19 3.2.9 Meertens instituut 21

3.2.10 netherlands institute for Advanced study in the Humanities and social sciences  22 3.2.11 nederlands interdisciplinair Demografisch instituut 23

3.2.12 nederlands instituut voor neurowetenschappen 24

3.2.13 NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies  25 3.2.14 nederlands instituut voor Ecologie 27

3.2.15 Rathenau instituut 28 3.2.16 Roosevelt study Center 30

3.2.17 spinoza Centre for neuroimaging  30

3.2.18 Virtual Knowledge studio / e-Humanities Group 31 3.2.19 Waddenacademie 31

3.3 Kengetallen KnAW-instituten totaal 33 4. adviezen 34

4.1 De nederlandse Wetenschapsagenda 34 4.2 Onderzoeksagenda geesteswetenschappen 34 4.3 Agenda 2020 aardwetenschappen  34

4.4 strategische verkenning nieuwe biologie – Het kloppend hart van de life sciences 35 4.5 Klimaatverandering, wetenschap en debat 35

4.6 Kwetsbaarheid en veerkracht van maatschappelijke systemen 35 4.7 Evaluatie ruimteonderzoek 35

(4)

5. communicatie 37

6. internationalisering 39 6.1 Europese Kaderprogramma’s 39 6.2 internationale organisaties 39 6.3 samenwerking met China 40 6.4 samenwerking met indonesië 41

6.5 samenwerking met Afrikaanse academies 42 7. personeel en organisatie 43

8. financiën 45

balans per 31 december 2011 45 Exploitatierekening 2011 46 Kasstroomoverzicht 2011 47 Toelichting 47

9. bijlagen 50 9.1 Organogram  50

9.2 bestuur, directie en instituutsdirecteuren 50 9.3 Voorzitters adviesraden en adviescommissies 52

9.4 nieuwe leden, correspondenten en buitenlandse leden KnAW 2011 52 9.5 nieuwe leden van De Jonge Akademie 54

(5)

1. inleiding

In 2010 presenteerde de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) de Strategische Agenda 2010-2015: Voor de wetenschap – De Akademie in de kennissamenleving. Daarin staan drie kernactiviteiten centraal, te weten het genoot-schap, de instituten en de adviezen. De andere taken zijn hiervan afgeleid. In dit jaarverslag 2011 wordt per kernactiviteit gerapporteerd over de uitvoering van de strategische agenda.

Genootschap

In het kader van de forumfunctie vonden in 2011 vele openbare bijeenkomsten plaats, gericht op vertegenwoordigers van politiek, ministeries, bedrijfsleven en de kunsten, maar ook op een breder publiek. Bij diverse activiteiten en initiatieven is nauw samengewerkt met De Jonge Akademie. Om de representativiteit van het ge-nootschap te vergroten wordt sinds voorjaar 2011 gewerkt met een nieuwe verkie-zingssystematiek. In 2011 zijn uiteenlopende wetenschappelijke prijzen toegekend, als eerbetoon aan en stimulans van onderzoekers in uiteenlopende vakgebieden en van verschillende leeftijden. Ook is in 2011 voorbereidend werk verricht om in 2012 een aantal prijzen en subsidies te clusteren, om daarmee de impact waar mogelijk te vergroten.

Hoofdstuk 2 geeft meer informatie over activiteiten rond de functie genoot-schap.

Instituten

De KNAW beheert achttien onderzoeksinstituten. In hoofdstuk 3 worden de missies en werkgebieden van deze instituten vermeld, waarbij per instituut het volgens de betreffende instituutsdirecteur belangrijkste wetenschappelijke resultaat uit 2011 beschreven wordt.

Daarnaast geeft hoofdstuk 3 informatie over het overkoepelende beleid van de institutenorganisatie. Zo is in 2011 het stimuleringsprogramma computational humanities van start gegaan. Verder is voor collectiehoudende onderzoeksinstituten voor het eerst een geclusterde evaluatie uitgevoerd. De lessen uit deze bijzondere evaluatieprocedure zullen met andere instellingen gedeeld worden. Om tot een logi-schere taakverdeling en slagvaardigere instituten te komen is een onderdeel van het Nederlands Instituut voor Ecologie overgedragen aan NWO en is het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis van NWO overgegaan naar de KNAW en samengegaan met het Huygens Instituut. Ook heeft de KNAW als institutenorganisatie bijgedragen aan het bedrijfslevenbeleid van het kabinet door het stimuleren van publiek-private samenwerking binnen met name de topsectoren Levenswetenschappen & Gezond-heid en Creatieve Industrie. Daarnaast is de ondersteuning van de instituten voor het realiseren van kennisbenutting verbeterd. In 2011 is tevens een stimulans ont-wikkeld voor open access publicaties. Op vele terreinen werd de samenwerking met universitaire groepen verder geïntensiveerd. Zo werd in Wageningen het Expertise Centrum voor Bodemecologie, dat een samenwerkingsverband is tussen NIOO en

(6)

WUR, door de KNAW gestimuleerd. Dezelfde ontwikkeling is zichtbaar door het benoemen van hoogleraren vanuit de KNAW-instituten.

Advies

In 2011 zijn verschillende adviezen uitgebracht met het doel het onderzoek in be-paalde domeinen te versterken. Daarnaast is De Nederlandse Wetenschapsagenda uitgebracht; een overzicht van uitdagende wetenschappelijke vragen en thema’s, waaraan de Nederlandse wetenschap een grote bijdrage kan leveren. Verder is een evaluatie uitgevoerd van het Nederlands ruimteonderzoek en er gewerkt aan een beter beoordelingssysteem voor de geesteswetenschappen.

Hoofdstuk 4 beschrijft de gepubliceerde adviezen van de KnAW.

De KNAW heeft zich op allerlei manieren ingespannen om zowel het belang als de fascinerende aspecten van wetenschap voor het maatschappelijk voetlicht te brengen. Activiteiten op het vlak van communicatie, in het bijzonder ter bevorde-ring van public engagement with science, worden omschreven in hoofdstuk 5. Zowel activiteiten binnen al langer lopende projecten als nieuwe ontwikkelingen rond internationalisering worden vermeld in hoofdstuk 6. Daarna wordt organisatori-sche informatie over de KnAW geleverd. Het jaarverslag sluit af met het financiële bestuursverslag. De volledige financiële jaarrekening wordt op de website gepubli-ceerd (zie: www.knaw.nl).

(7)

2. genootschap

De leden van de KNAW zijn gekozen om hun uitzonderlijke wetenschappelijke verdiensten. Onder hen zijn ruim tweehonderd wetenschappers die in dienst zijn van universiteiten en andere kennisinstellingen. Dankzij haar leden ontwikkelt de KnAW zowel brede als specifieke wetenschappelijke kennis, die zijn in de samen-leving verspreidt. Zij organiseert wetenschappelijke bijeenkomsten en debatten en brengt adviezen uit.

2.1 Huis van de wetenschap

De Akademie is gehuisvest in Het Trippenhuis in het centrum van Amsterdam. Ook in 2011 vonden in het Trippenhuis ontmoetingen plaats tussen wetenschappers en vertegenwoordigers van politiek, ministeries, bedrijfsleven en de kunsten. Naast deze extern gerichte bijeenkomsten waren er ook bijeenkomsten waarin leden met elkaar spraken over wetenschap en samenleving. Aan veel bijeenkomsten werd deelgenomen door de leden van De Jonge Akademie (zie 2.3).

Akademiemiddag

Tijdens de jaarlijkse Akademiemiddag, op 30 mei, sprak Robbert Dijkgraaf, presi-dent van de KNAW, zijn jaarrede uit. In zijn rede, met de titel Over de grenzen van de wetenschap, sprak hij over de waarde van de wetenschap in het huidige politieke tijdsgewricht. Met name de voorgenomen herziening van het hoger onderwijs waar-over de commissie Veerman adviseerde en het bedrijfslevenbeleid (topsectoren) hadden zijn aandacht.

Daarna overhandigde president Robbert Dijkgraaf het eerste exemplaar van De Nederlandse Wetenschapsagenda aan staatssecretaris Halbe Zijlstra van OCW. De verkenning bevat de 49 belangrijkste onderzoeksvragen voor de middellange termijn. De vragen zijn zowel geselecteerd op hun belang als op het feit dat Ne-derlandse onderzoekers er een doorbraak in kunnen realiseren. De NeNe-derlandse Wetenschapsagenda is zeer enthousiast ontvangen.

Lezingen en themabijeenkomsten

Bij de maandelijkse vergaderingen van de afdelingen Letterkunde en Natuurkunde werden in totaal negentig wetenschappelijke lezingen gehouden, waaronder dertien themabijeenkomsten voor een breder publiek. Hieronder worden vijf voorbeelden gegeven.

Op 31 januari 2011 vond de themabijeenkomst Tasten in het duister? Het gebruik van intermediaire eindpunten in de wetenschap plaats. Tussentijdse evaluatie van beleidsmaatregelen waarvan de uiteindelijke effecten en neveneffecten pas op zeer lange termijn waarneembaar zijn, wordt steeds belangrijker. Dit geldt in verschil-lende domeinen, zoals de geneeskunde, de sociale wetenschappen, de gedrags-wetenschappen en de natuurgedrags-wetenschappen. Voorbeelden zijn: vaccinatie tegen of screening op kanker, gezondheidseffecten van voedingsmiddelen, effecten van

(8)

onderwijsvernieuwing op loopbaanontwikkeling en beleidsinterventies gericht op klimaatverandering. Tijdens de bijeenkomst kwamen vragen aan de orde over onder meer de validiteit van gekozen intermediaire eindpunten, beoordeling van de relatie daarvan met de beoogde eindpunten, te gebruiken criteria, methoden voor betrouwbare monitoring en beoordeling van de effecten op de lange termijn en de implicaties voor het te voeren beleid.

Tijdens de bijeenkomst ‘Innovatie door Samenwerking. Kennis over publiek-pri-vate R&D-initiatieven’ op 2 maart 2011 discussieerden deelnemers uit wetenschap, bedrijfsleven en politiek over de stand van zaken op het gebied van valorisatie en over de toekomst van publiek-private samenwerkingsverbanden. Dit onderwerp werd belicht vanuit zowel de alfa- en gammawetenschappen als de bèta-, medi-sche en technimedi-sche wetenschappen. De bijeenkomst in het Trippenhuis richtte zich voornamelijk op de vraag hoe de academische wereld kan inspelen op de nationale en internationale ontwikkelingen en trends op het gebied van publiek-private sa-menwerking, met extra aandacht voor sociale innovatie en de ontwikkeling van een duurzame samenleving.

Naar aanleiding van publicaties van spraakmakende onderzoeksgegevens over neutrino’s door italiaanse wetenschappers organiseerde de sectie natuur- en ster-renkunde het minisymposium ‘neutrino’s sneller dan het licht?’ dat plaatsvond op 24 oktober 2011. Wetenschappers gingen in op vragen als: wat is nu werkelijk gemeten? Wat zijn de gevolgen voor natuur- en sterrenkunde? Wordt tijdreizen nu mogelijk?

Met de bijeenkomst ‘Praktijken omtrent het delen van onderzoeksgegevens’ op 12 december 2011 sneed de KNAW een ander actueel onderwerp aan. In deze bijeenkomst, georganiseerd in samenwerking met De Jonge Akademie, gaven spre-kers uit verschillende disciplines inzicht in de wijze van gegevensverzameling en verspreiding binnen hun vakgebied. Hierbij kwamen vragen aan de orde als: onder welke voorwaarden worden onderzoeksgegevens beschikbaar gesteld? is data-verzameling een zaak van individuen of groepen en controleren wetenschappers elkaar? in welke mate wordt dataverzameling gedocumenteerd en wie krijgt inzage in die documentatie? Hoe wordt de privacy van deelnemers beschermd? En: welke normen hanteren betrokkenen voor de beschikbaarstelling van onderzoeksgege-vens?

Op 19 december 2011 kwamen vertegenwoordigers van wetenschap en bedrijfs-leven bijeen om te spreken over het thema Critical Material, Opportunities and Chal-lenges. in allerlei commerciële producten zijn materialen toegepast die schaarse elementen bevatten als lithium, platina en zeldzame aarden (La, Nd, Dy, Tb, enz.). Deze elementen zijn vaak slechts in bepaalde gebieden te vinden en worden veelal op niet-duurzame wijze gewonnen. Tijdens de bijeenkomst werd ingegaan op de gevolgen van de schaarste, zoals onzekere levering. Tijdens dit symposium werd gesproken over de kansen en uitdagingen voor de wetenschap, het bedrijfsleven en de overheid.

Dispuutsavonden

Dit jaar werden twee Dispuutsavonden georganiseerd voor Akademieleden en leden van De Jonge Akademie. Zij debatteerden over wetenschapsoverstijgende thema’s als ‘sektarische neigingen in de wetenschap’, ‘Verdwijnende specialismen’, ‘Gender in de Wetenschap’, ‘inspiratie, Legitimiteit en effectiviteit van publiek lei-derschap’, ‘Oneindigheid’, ‘Verval van wetenschappelijke kennis’ en ‘Wetenschap als beroep nu, bijna honderd jaar na Weber’.

(9)

Wetenschap en kunst

De Commissie Wetenschap en Kunst heeft als doel het contact tussen onderzoekers en kunstenaars te bevorderen. De commissie organiseerde in 2011 een bijeenkomst over ‘strafbare Kunst’, waarbij kunstenaars, juristen, conservatoren, kunsthistorici en sociologen hun visie gaven op kunstvrijheid in Nederland en de grenzen die kunstenaars opzoeken.

In samenwerking met SPUI25 werden in de serie ‘Tweegesprekken over weten-schap en kunst’ discussies georganiseerd tussen wetenweten-schappers en kunstenaars over kunst en armoede, over interpretatie van poëzie en over herinneringen. Verbeteren representativiteit en verjonging ledenbestand

Om de representativiteit van het genootschap te vergroten geldt vanaf 1 mei 2011 een nieuwe verkiezingsystematiek. Er ontstaat hierdoor meer ruimte voor weten-schappers op nieuwe en interdisciplinaire vakgebieden en voor wetenweten-schappers uit andere onderzoeksinstellingen dan universiteiten.

Behalve door drietallen van KNAW-leden kunnen nominaties gedaan worden door colleges van bestuur van Nederlandse universiteiten, gebiedsbesturen van NWO, het bestuur van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren, het be-stuur van De Jonge Akademie, de Federatie TO2 en de Commissie Technologie en innovatie van VnO-nCW. Genomineerden worden door vier domeinjury’s uit het genootschap beoordeeld. Daarbij worden zowel andere leden als externe referenten geraadpleegd. Ieder jaar worden maximaal zestien gewone leden en vier buiten-landse leden gekozen op basis van wetenschappelijke excellentie.

2.2 Prijzen en subsidies

Wetenschapsprijzen en toekenningen

In 2011 werden de volgende wetenschapsprijzen uitgereikt:

• De KNAW vormde het programma Akademiehoogleraren in 2011 om tot de Prijs Akademiehooglaren; een lifetime achievement award voor excellente onderzoe-kers die hebben aangetoond tot de absolute top van hun vakgebied te behoren. De eerste oeuvreprijzen werden toegekend aan geneticus Jan Hoeijmakers (Erasmus MC) en economisch historicus Jan Luiten van Zanden (UU). Zij kregen ieder € 1 miljoen, te besteden aan onderzoek.

• De tweejaarlijkse KNAW Merianprijs voor excellente vrouwen in de wetenschap werd in 2011voor de tweede keer uitgereikt, ditmaal aan tweelingonderzoekster Dorret Boomsma (VU). Zij houdt zich bezig met de vraag in hoeverre genetische verschillen bijdragen aan verschillen in gezondheid en gedrag. De prijs, mogelijk gemaakt door SNS REAAL Fonds, bestaat uit een geldbedrag van € 50.000. • Uit maar liefst 441 inzendingen van 168 vwo-scholen werden de twaalf beste

profielwerkstukken geselecteerd voor de KnAW Onderwijsprijs. De winnende leerlingen ontvingen een studiebeurs van € 1.500, bestemd voor hun eerste collegejaar. Alle leerlingen maakten een filmpje over hun werkstuk. Ook hun docenten en scholen ontvingen een prijs.

• De Amerikaanse viroloog Eckard Wimmer (Stony Brook University, New York) ontving de Beijerinck Virologie Prijs (€ 35.000) voor zijn baanbrekende on-derzoek naar het poliovirus. De Beijerinck Premie (€ 25.000) werd toegekend aan Michiel Pegtel, postdoc bij het VUmc, voor zijn werk op het gebied van het Epstein-Barr-virus.

(10)

Parijs) en historicus Willem Frijhoff (VU) ontvingen de Descartes-Huygensprijs. Zij kregen de prijs van de Franse academie en de KNAW voor hun excellente onderzoek en hun bijdrage aan Frans-Nederlandse samenwerking. De prijs van € 23.000 is bestemd voor een verblijf als gastonderzoeker in Nederland, respec-tievelijk Frankrijk.

• Communicatiewetenschapper Patti Valkenburg (UvA) ontving de Dr. Hendrik Muller Prijs voor de gedrags- en maatschappijwetenschappen voor haar onder-zoek naar het gebruik van media door en de invloed ervan op kinderen. De prijs bedraagt € 25.000.

• Dick Broer (TU/e) ontving de Gilles Holst Medaille voor zijn scheikundig on-derzoek op het gebied van vloeibaar kristallijne materialen, dat vele praktische toepassingen kent.

• De KnAW kende in 2011 zeven Akademie Colloquia toe: subsidies voor en on-dersteuning in praktische zin van kleinschalige prestigieuze wetenschappelijke bijeenkomsten in het Trippenhuis. Ook werden 67 subsidies toegekend voor internationale congressen en vier subsidies voor werkbezoeken van Visiting Professors aan een Nederlandse instelling.

• Het Programma Akademie-assistenten ging zijn derde jaar in. Hiermee kregen ruim 150 studenten een aanstelling van gemiddeld een dag per week bij hun universiteit, waar ze meewerken aan een onderzoeksproject.

• De Raad voor de Lindau Ontmoetingsdagen met Nobelprijswinnaars selecteerde op voordracht van de KNAW zeven veelbelovende jonge wetenschappers uit de Nederlandse fysiologie en geneeskunde.

• Trouw-journalist Sander Becker won de KNAW-Van Walree Prijs voor medische wetenschapscommunicatie. Hij kreeg € 12.000 voor zijn gedegen en kritische stukken over medisch-wetenschappelijke onderwerpen.

• De Noordrijn-Westfaalse Academie en de KNAW kenden de Hendrik Casimir-Karl Ziegler Onderzoeksstipendia toe aan wiskundige Cecília Salgado (UL) en politicoloog Matthias Kortmann (Universiteit Münster). De beurzen van € 50.000 zijn bestemd voor een jaar gastonderzoekerschap van de jonge post-docs in het buurland.

• De jonge natuurkundige Frank Koppens kreeg de Christiaan Huygens Weten-schapsprijs van € 10.000 voor zijn baanbrekende promotieonderzoek naar een techniek die cruciaal is voor de bouw van een quantumcomputer.

• Geert Jan Witkamp (TU Delft) ontving de Dow Energieprijs van € 25.000 voor het ontwikkelen van een technologie waardoor scheidingsprocessen in de indus-trie energiezuiniger kunnen worden. Twee Dow Dissertatieprijzen van

€ 5.000 elk gingen naar Jan Gilot (TU/e) en Edmund Neo (TU Delft). Een jury van de KNAW selecteerde de winnaars.

2.3 De Jonge Akademie

De Jonge Akademie is een zelfstandig platform van jonge topwetenschappers uit verschillende disciplines. Zij organiseert inspirerende activiteiten op het gebied van interdisciplinariteit, wetenschapsbeleid en wetenschap en maatschappij. De Jonge Akademie telt vijftig leden tussen de 25 en 45 jaar, die ten tijde van hun benoeming minder dan tien jaar waren gepromoveerd. De Jonge Akademie func-tioneert als zelfstandig onderdeel van de KNAW, met een eigen werkplan en een eigen verantwoordelijkheid voor activiteiten en standpunten. Samenwerking tussen het KNAW-genootschap en De Jonge Akademie krijgt gestalte bij diverse projecten

(11)

en bijeenkomsten, zoals de dispuutsavonden en leeskringen met vooraanstaande binnenlandse en buitenlandse auteurs. Het doel is onder andere het bevorderen van inspirerende ontmoetingen over de grenzen tussen disciplines heen en tussen verschillende generaties topwetenschappers, waardoor vruchtbare samenwer-kingsverbanden kunnen ontstaan.

Dit jaar kreeg het succesvolle op scholieren in het voortgezet onderwijs gerichte project De Jonge Akademie on Wheels een vervolg. Het project wordt sinds 2011 ondersteund door het SNS REAAL Fonds.

De Jonge Akademie publiceert haar eigen jaarverslag.1

(12)

3. institutenorganisatie

3.1 Algemene ontwikkelingen

De KNAW beheert achttien onderzoeksinstituten. Zestien instituten zijn actief op het terrein van de geestes-, sociale of levenswetenschappen en twee instituten be-wegen zich op het grensvlak tussen wetenschap en beleid. Daarnaast is er de KNAW e-Humanities groep. In deze paragraaf wordt ingegaan op belangrijke resultaten en ontwikkelingen, geordend per thema:

• wetenschap en collecties • beleidsontwikkelingen • directeursbenoemingen en leerstoelen • dierproeven Wetenschap en collecties informatietechnologie in de geesteswetenschappen

De KNAW heeft zich ten doel gesteld een methodologische en theoretische ver-nieuwing van het onderzoek binnen de geesteswetenschappelijke instituten te bewerkstelligen. In dit kader is in 2011 het stimuleringsprogramma Computational Humanities officieel van start gegaan. in totaal zijn in de eerste toekenningsronde drie projecten gehonoreerd waarin naast KNAW-instituten ook de Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Utrecht en de Universiteit Twente participeren. Deze projecten zijn gericht op de ontwikkeling van informatietechno-logische hulpmiddelen die collecties en databestanden op een nieuwe wijze kunnen ontsluiten en waarmee patronen kunnen worden ontdekt in grote multimediabe-standen. Het streven is samen met universitaire partners voor de geestesweten-schappen een geavanceerde technologische infrastructuur te ontwikkelen met een landelijke functie.

publiek-private samenwerking

In 2011 heeft de KNAW met haar institutenorganisatie bijgedragen aan het door het kabinet ingezette bedrijfslevenbeleid. De KNAW herkent zich in hoofdlijnen in het voorgestelde beleid en heeft in 2011 meegewerkt aan het verwezenlijken van de doelen. Daarbij werd primair ingezet op de topsectoren Levenswetenschappen & Gezondheid en Creatieve Industrie. Hoewel er aan het einde van 2011 nog geen sprake was van getekende innovatiecontracten ziet de KNAW mogelijkheden om in 2012 publiek-private samenwerking te realiseren in beide topsectoren.

kwaliteitstoetsing: onderzoeksevaluaties

De kwaliteitsbeoordeling van het wetenschappelijk onderzoek volgt de cyclus zoals voorgeschreven in het mede door de KNAW ontwikkelde Standaard Evaluatie Proto-col 2009-2015 (SEP). In dit kader werden in 2011 vier instituten op het gebied

(13)

van de geesteswetenschappen voor het eerst gelijktijdig en in samenhang geëva-lueerd. Het ging hier om vier collectiehoudende geesteswetenschappelijke institu-ten, namelijk het Meertens Instituut, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. De evaluatie betrof zowel de wetenschappelijke kwaliteit als de kwaliteit van de collecties en de professionaliteit van het collectiebeheer. De evaluatie is uitgevoerd door twee separate internatio-nale commissies.

Speciaal voor de beoordeling van de collecties en van collectiebeheer werd in 2011 een evaluatieprotocol ontwikkeld, het Standaard Evaluatie Protocol voor col-lecties (SEP-c). Na een nadere beschouwing wordt dit collectie-evaluatieprotocol voor algemeen gebruik beschikbaar gesteld. Het evaluatierapport over de vier insti-tuten komt in het voorjaar van 2012 beschikbaar.

Door het Hubrecht Instituut en het Centraalbureau voor Schimmelcultures werd in 2011 een midterm evaluatie uitgevoerd.

herinrichting van de institutenportfolio

In 2011 is gewerkt aan de overgang van het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie (CEME) in Yerseke, onderdeel van het NIOO, naar het Koninklijk Neder-lands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ), een NWO-instituut. De overgang is gerealiseerd per 1 januari 2012.

In het afgelopen jaar is verder gewerkt aan de integratie van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en het Huygens Instituut in het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. Hiervoor ontving het nieuwe instituut, dat per 1 januari 2011 van start ging, een stimuleringsbijdrage van € 1,4 miljoen.

Per 1 januari 2012 is de liëringsovereenkomst met het Roosevelt study Center (RsC) beëindigd. Wel blijft de KnAW de komende jaren de kwaliteitstoetsing orga-niseren.

stimulering van strategische vernieuwing

In het kader van strategische vernieuwing binnen de instituten werden de volgende aanvragen uit het KNAW-Strategiefonds gehonoreerd:

• ICIN: Durrer Centrum

• NIOO: opzetten van het Centrum Bodemecologie • Huygens-ING: versterking strategie nieuwe instituut • KiTLV: versterking onderzoeksprofiel

• NIDI: project ‘A panel study of the pension process’ (database) externe middelen

De KNAW-instituten verwierven in 2011 ruim 11 miljoen euro uit de tweede en ruim 28 miljoen euro uit derde geldstroom, op een totale omzet van ruim 116 miljoen euro.

Beleidsontwikkelingen

kennisbenutting en -verspreiding

In haar Strategische Agenda formuleert de KNAW voor haar instituten de ambitie om zowel binnen de geestes- en sociale wetenschappen als de levenswetenschap-pen het gebruik van kennis door derden te bevorderen. Hiervoor is in 2011 de

(14)

Beleidsnotitie Kennisbenutting vastgesteld. De implementatie van deze notitie is inmiddels in gang gezet en bevat de volgende onderdelen:

• Screening van het potentieel tot kennisbenutting.

• Scholing en bewustwording van onderzoekers ten aanzien van de mogelijkheden die het eigen onderzoek biedt voor gebruik door en samenwerking met derden. • Ondersteuning van die samenwerking door aangestelde business developers. • De financiering van korte verblijven van onderzoekers in bedrijven en

medewer-kers van bedrijven in instituten.

In 2011 zijn gesprekken gestart met de UvA en de VU om te komen tot een samen-werkingsverband voor publiek-private samenwerking in de geesteswetenschappen. open access

Ten behoeve van de verspreiding van kennis streeft de KNAW binnen de eigen insti-tutenorganisatie naar maximale toegankelijkheid van onderzoeksdata en publica-ties. In 2011 is de ‘KNAW stimulans voor open access publicaties’ ontwikkeld, waaruit in 2012 middelen zullen worden toegekend aan vijf instituten die zich inspannen om meer publicaties open access beschikbaar te stellen.

De KnAW draagt ook financieel bij aan OAPEn, een stichting die in 2011 is op-gericht met als doel het voor uitgevers ontwikkelen van een publicatiemodel voor peer reviewed academische boeken in de geestes- en sociale wetenschappen.

Om open access tot onderzoeksdata te bevorderen is in 2011 een workshop “Managing research data” voor KNAW-onderzoekers gehouden en is een “open ac-cess tour” langs een deel van de instituten gehouden. Ook is de instituten gevraagd specifiek voor het eigen instituut een notitie op te stellen over de vraag hoe met het beschikbaar stellen van data wordt omgegaan. De notities dienen als input voor een te ontwikkelen stimuleringsbeleid voor open access van data.

promovendibeleid

Om het promotierendement te verbeteren en tevens het promotietraject van promovendi binnen de institutenorganisatie te stroomlijnen kreeg in 2011 het promovendibeleid een impuls. Onderdelen van dit beleid zijn richtlijnen voor de begeleiding en rapportage en een centraal ondersteunings- en contactpunt voor promovendi. Ook is in 2011 in het Trippenhuis voor het eerst een middag voor eerstejaarspromovendi gehouden. Het initiatief viel in goede aarde en krijgt in 2012 een vervolg.

Dierproeven en proefdieren

In het kader van de Code Openheid Dierproeven werd in het Trippenhuis voor alle betrokkenen, inclusief tegenstanders van dierproeven, een symposium georgani-seerd over het thema ‘openheid’. Ook nam de KnAW zitting in het in 2011 gestarte Regulier Overleg Dierproeven en Alternatieven (RODA), een adviescommissie van het ministerie van VWS die is ingesteld op verzoek van de Tweede Kamer.

Directeursbenoemingen en leerstoelen

In 2011 vonden geen directeursbenoemingen plaats.

In dit jaar waren 71 medewerkers van de KNAW als hoogleraar verbonden aan een universiteit. De volgende onderzoekers zijn in 2011 benoemd tot hoogleraar: • Sjef Barbiers van het Meertens Instituut werd benoemd tot hoogleraar

(15)

• Elly Hol van het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen werd benoemd tot hoogleraar ‘biologie van Glia en neurale stamcellen’ aan de Universiteit van Amsterdam.

• Nico de Jong werd benoemd tot ICIN-hoogleraar ‘Molecular Ultrasonic Imaging and Therapy’ aan de Erasmus Universiteit.

• Wolf Mooij van het niOO-KnAW werd benoemd tot bijzonder hoogleraar Aquati-sche voedselwebecologie aan de Wageningen Universiteit.

• Frans van Poppel van het NIDI werd benoemd tot bijzonder hoogleraar Verwant-schapsdemografie aan de Universiteit Utrecht.

3.2 De instituten van de KNAW

Hieronder wordt van ieder instituut de missie en het werkgebied weergegeven. Vervolgens wordt per instituut één door de betreffende instituutsdirecteur gese-lecteerd belangrijk resultaat uit 2011 belicht, ongeacht de verschillen tussen de instituten in schaalgrootte en wetenschappelijke productie.

3.2.1 Centraalbureau voor Schimmelcultures missie en werkgebied

Het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) is ruim honderd jaar geleden opgericht ter bescherming van de biodiversiteit van schimmels. Het CBS bezit de grootste collectie levende schimmels ter wereld en is een expertisecentrum voor mycologische vraagstukken voor wetenschap, industrie en geneeskunde. De cen-trale onderzoeksthema’s van het instituut zijn het gevaar van schimmels voor ge-wassen en voedsel, de betekenis van schimmels voor de geneeskunde (antibiotica), en de ontdekking van nieuwe schimmels en schimmelenzymen voor industriële ap-plicaties (zoals de productie van bioethanol). Daarnaast adviseert het CBS nationale en internationale overheden en bedrijven over de biodiversiteit van schimmels. uitgelicht: hitteminnende micro-organismen voor betere industriële processen

Met de toenemende schaarste aan fossiele grondstoffen en de negatieve invloed van het gebruik hiervan op ons milieu groeit de behoefte aan alternatieve grondstoffen. Een van de belangrijkste alternatieve grondstoffen voor de productie van brandstof-fen, chemicaliën en plastics is plantenbiomassa. De belangrijkste voordelen hiervan zijn dat de grondstof hernieuwbaar is en dat planten bij hun groei CO2 consumeren, wat compenseert voor de CO2-uitstoot bij het gebruik van de biomassa.

Bij de omzetting van plantenbiomassa wordt gebruikgemaakt van enzymen die meestal door schimmels geproduceerd worden. Helaas kunnen de gangbare com-merciële enzymmengsels niet de volledige plantenbiomassa omzetten. Dit komt door het ontbreken van specifieke enzymen en doordat de omzettingen veelal bij hogere temperaturen worden uitgevoerd dan deze enzymmengsels kunnen verdra-gen.

Om hiervoor een oplossing te vinden heeft een internationaal consortium van onderzoekers voor het eerst het erfelijk materiaal geanalyseerd van twee schim-mels die bij hoge temperaturen leven (‘thermofiele’ schimschim-mels), Myceliophthera thermophila en Thielavia terrestis, en ontdekt hoe deze schimmels plantenbiomassa afbreken. bij dit onderzoek waren twee onderzoekers (De Vries en Van den brink) en een student van het CBS betrokken. Zij richtten zich primair op de genen van

(16)

verschillende schimmels die betrokken zijn bij het afbreken van plantaardige polys-achariden en onderzochten hoe de schimmels deze koolhydraten als voedselbron gebruiken. Hun onderzoek wees uit dat de afbraak van deze koolhydraten beter verloopt bij hogere temperaturen, maar ook dat beide schimmels een totaal ander mechanisme gebruiken voor het afbreken van pectine, een van de polysachariden. Daarnaast liet de studie zien dat deze schimmels goed modificeerbaar zijn, wat ze economisch interessant maakt. Ten slotte werden veel genen geïdentificeerd die coderen voor nieuwe enzymen die betrokken zijn bij plantenbiomassa-afbraak.

Deze studie onderstreept het belang van benutting van de diversiteit van schim-mels voor het vinden van betere enzymen voor industriële toepassingen. Met het in hoog tempo toenemend aantal schimmelgenoomsequenties worden steeds grotere groepen schimmels toegankelijk voor efficiënte strategieën om enzymen te ontdek-ken. Deze strategieën vormen een nieuwe speerpunt binnen het onderzoek van het CBS. Wetenschappelijke kengetallen CBS 2009 2010 2011 Wetenschappelijke publicaties 97 114 201 Promoties 2 1 0 Onderzoeksinzet – fte’s 34,3 37,5 48,1 Leerstoelen 3 3 3 Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 52,2 51,4 58,6 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 45 53 50 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp) – % totale wp 65 66 74 Promovendi (aio’s) – fte’s 4,0 6,0 8,6 Gerealiseerde baten – k€ 4.889 5.528 5.816 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 2 2 4 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 18 19 25

3.2.2 Data Archiving and Networked Services missie en werkgebied

De missie van DANS is het bevorderen van duurzame toegang tot digitale onder-zoeksgegevens. Het hergebruik van onderzoeksdata maakt onderzoek efficiënter en verifieerbaar, zorgt ervoor dat kennis beter wordt benut en bevordert wetenschap-pelijke innovatie. Vrije toegang tot onderzoeksresultaten (open access) maakt het mogelijk informatie uit verschillende bronnen te koppelen.

DANS stimuleert onderzoekers hun gegevens duurzaam te archiveren in een Trusted Digital Repository dat voldoet aan het datakeurmerk Data Seal of Approval. Via het portaal Narcis.nl biedt DANS toegang tot duizenden datasets, e-publicaties en andere onderzoeksinformatie. Daarnaast verzorgt het instituut training en ad-vies en doet het onderzoek naar duurzame toegang tot digitale informatie. uitgelicht:

Traditioneel worden peer-reviewed-publicaties in toonaangevende tijdschriften gezien als de belangrijkste wapenfeiten van de onderzoeker. In de humaniora dragen daarnaast ook monografieën bij aan het wetenschappelijke prestige. Maar onderzoeksdata zijn ontegenzeggelijk aan een opmars bezig. Steeds vaker wordt het als een wetenschappelijke plicht gezien samen met de tekst ook de data die aan een publicatie ten grondslag liggen beschikbaar te stellen.

(17)

DANS heeft er in 2011 hard aan gewerkt de wetenschappelijke waardering voor het beschikbaar stellen van onderzoeksdata te bevorderen. Dat gebeurde enerzijds door het maken van verrijkte publicaties, waarbij data en publicaties onderling worden verbonden en worden gekoppeld aan informatie over de expertise van de onderzoeker(s). Anderzijds werd baanbrekend werk verricht op het terrein van de beoordeling van datasets.

In de digitale wereld vervagen de grenzen tussen verschillende informaties-oorten. Wie op een scherm een publicatie leest, wil direct bij de achterliggende gegevens kunnen of informatie kunnen opvragen over de onderzoeker, zijn instituut of zijn projecten. Andersom is het van belang om bij het vinden van een dataset in een elektronisch archief, zoals dat van DANS, te weten welke publicaties daarop gebaseerd zijn en wie die dataset nog meer gebruikt heeft. Via Narcis.nl worden inmiddels 1800 van dit soort verrijkte publicaties aangeboden, die in verschillende projecten tot stand zijn gekomen: proefschriften, archeologische opgravingen, studies van de Universiteit Tilburg en ‘verrijkte monografieën’, onder andere op het terrein van de geschiedenis en de kwalitatieve sociale wetenschappen.

DANS heeft een van de eerste archieven ter wereld dat de beoordeling van data-sets praktisch mogelijk maakt. Er is lang over dit idee gesproken op conferenties en in rapporten en studies, maar DANS presenteerde al in het begin van 2011 een con-crete toepassing, aanvankelijk als pilot.2 DANS heeft aangetoond dat het beoordelen van datasets ook echt werkt en dat datagebruikers bereid zijn online hun oordeel te geven. De beoordeling op een vijfpuntsschaal loopt thans uiteen van 3,4 tot de maxi-mumscore van 5.3

DANS draagt op deze wijze bij aan een betere waardering voor het vaak nog ondankbare werk dat het verzamelen, bewerken en beschikbaar maken van data is. Verrijkte publicaties en de beoordeling van data door peers maken duidelijk dat naast publicaties ook data een serieus te nemen resultaat van onderzoek zijn.

Wetenschappelijke kengetallen DANS 2009 2010 2011

Wetenschappelijke publicaties 9 12 16 Promoties 0 0 0 Onderzoeksinzet – fte’s 0 0 2,5 Leerstoelen 0 0 0

Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 29,1 29,9 39,1 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 7 9 7 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 91 30 30 Promovendi (aio’s) – fte’s 0 0 0 Gerealiseerde baten – k€ 3.883 3.844 3.838 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 3 4 4 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 22 16 18

2 Marjan Grootveld and Jeff van Egmond (eds), ‘Data Reviews, peer-reviewed research data’,

DANS studies in Digital Archiving 5. Data Archiving and Networked Services (DANS), 2011.

(18)

3.2.3 Fryske Akademy missie en werkgebied

De Fryske Akademy is een multidisciplinair instituut met als kerntaak wetenschap-pelijk onderzoek op het gebied van de Friese taal, cultuur, geschiedenis en samen-leving. Haar expertise betreft met name het onderzoek van sociale, structurele en historische variatie en dynamiek in taalsystemen in meertalige samenlevingen, en het onderzoek van regionale cultuur, identiteit, landschap, leefbaarheid, vitaliteit en sociale duurzaamheid in historisch en vergelijkend perspectief. Op deze terreinen levert zij hoogwaardige en informatietechnologisch vernieuwende wetenschappe-lijke prestaties met een duidewetenschappe-lijke maatschappewetenschappe-lijke relevantie. De Fryske Akademy heeft de ambitie te functioneren als een ‘Laboratorium Fryslân’ dat de Friese casus voor het regionale, nationale en internationale wetenschappelijke voetlicht brengt. uitgelicht: vechten, bidden en verplegen

Op 12 november 2011, tijdens het symposium ‘Adelsgeschiedenis der Nederlanden: state of the Art’ in het Huis der Duitse Orde te Utrecht, werd het boek Vechten, bid-den en verplegen. Twaalf opstellen over de ridderorbid-den in de Noordelijke Nederlanbid-den gepresenteerd. Dit boek is de vrucht van jarenlange wetenschappelijke arbeid van Hans Mol, historicus aan de Fryske Akademy en tevens bijzonder hoogleraar ge-schiedenis van de Friese landen in de middeleeuwen aan de Universiteit Leiden.

In de in deze bundel verzamelde studies behandelt Hans Mol de activiteiten van de Johannieters en de Duitse Orde. Friese krijgers, pelgrims en religieuzen vanuit de Noordelijke Nederlanden waren betrokken bij de kruistochten, kolonisatie, kerste-ning en kastelenbouw van deze groepen. Hierdoor drongen zij door tot diep in het Heilig Land (via italië, Rhodos en Cyprus) en via Pruisen en Lijfland ook tot ver in de Slavische wereld, met name in Rusland, Polen en Litouwen. Hans Mol belicht ook het middeleeuws erfgoed en de sporen van deze machtige ridder- en hospitaalor-den met hun talrijke kloosters en conventen die resteren in de Friese lanhospitaalor-den.

bijzonder aan dit boek zijn ook de kaarten die erin zijn opgenomen – een be-langrijk kenmerk van het wetenschappelijk werk van Hans Mol.4 In Vechten, bidden en verplegen is een ongeëvenaarde schat aan informatie te vinden over de adellijke en kerkelijke goederen in middeleeuws Fryslân vóór de Reformatie. Wie wil weten hoe belangrijk die historische eigendomsstructuren ook nu nog kunnen zijn en hoe de grondeigendom in Fryslân veel meer dan in andere delen van Nederland nog bij de kerken en bij de provincie berust, leze het interview met Hans Mol in de recente eigendomsspecial (‘Van wie is nederland?’) van het opinieweekblad Elsevier 5

Wetenschappelijke kengetallen Fryske Akademy 2009 2010 2011 Wetenschappelijke publicaties 42 59 49 Promoties 6 2 2 Onderzoeksinzet – fte’s 33,6 25,8 26,5 Leerstoelen 3 5 5

4 Zie www.hisgis.nl

(19)

Personeel en financiën 2009 2010 2011 Totale formatie – fte’s 47,5 46,0 46,2 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 51 48 55 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 32 33 35 Promovendi (aio’s) – fte’s 4,4 4 4,9 Gerealiseerde baten – k€ (1) 1.667 1.604 1.600

(1) Alleen KNAW-subsidie

3.2.4 Hubrecht Instituut missie en werkgebied

Het Hubrecht Instituut houdt zich bezig met een fundamenteel proces in de levende natuur: de ontwikkeling van een compleet dier vanuit een enkele cel, de bevruchte eicel. De ambitie van het Hubrecht Instituut is mee te spelen in de top van de wereld op het gebied van de ontwikkelingsbiologie, met nadruk op embryonale en adulte stamcellen. Dat betekent dat het onderzoek in het instituut zich moet kunnen meten met topinstituten in Europa en met de beste universiteiten in de Verenigde Staten. uitgelicht: de werking van het molecuul Lgr5

De belangrijkste doorbraak in het Hubrecht Instituut in 2011 was het inzicht in de werking van het molecuul Lgr5.

In voorgaande jaren werd in de onderzoeksgroep Clevers de membraanrecep-tor Lgr5 beschreven als een molecuul dat uitsluitend op stamcellen van een aantal organen in muis en mens voorkomt, waaronder darm, maag en huid. Het bleek vervolgens mogelijk om uit gezond weefsel van muis of mens deze Lgr5-stamcellen te isoleren en gedurende vele maanden in kweek te vermeerderen. Het is op dit moment mogelijk uit een enkele stamcel een ongelimiteerde hoeveelheid ‘mini-darmpjes’ te kweken.

Maar hoewel Lgr5 als moleculaire vlag op stamcellen uiterst bruikbaar bleek in het laboratorium, bleef de functie van Lgr5 op stamcellen in het lichaam van muis en mens obscuur. Wim de Lau et al. beschreven in 2011 hoe, na een lange zoektocht, de rol van Lgr5 uiteindelijk werd opgehelderd.6 In samenwerking met wetenschap-pers van het Netherlands Proteomics Platform in Utrecht werd ontdekt dat een van de essentiële groeifactoren in het stamcelkweekmedium, een klein eiwit genaamd Rspondin, kan binden aan Lgr5. Met deze vondst kon worden aangetoond dat Rspondin via Lgr5 een ongewoon krachtig stamcelgroeisignaal activeert. Met deze inzichten is het mogelijk om het gedrag van Lgr5-stamcellen zowel in laboratori-umkweken als in het lichaam gericht aan te sturen. Toepassing van deze kennis in de regeneratieve geneeskunde is hiermee weer een stap dichterbij. Een interessant detail: In totaal schreven wetenschappers van tien verschillende nationaliteiten mee aan deze studie.

6 1) de Lau, W., barker, n., Low, T.Y., Koo, b.K., Li, V.s., Teunissen, H., Kujala, P., Haegebarth, A., Peters, P.J., van de Wetering, M., Stange, D.E., van Es, J., Guardavaccaro, D., Schasfoort, R.B., Mohri, Y., Nishimori, K., Mohammed, S., Heck, A.J., Clevers, H. (2011) ‘Lgr5 homologues as-sociate with Wnt receptors and mediate R-spondin signalling’. Nature 476: 293-297.

(20)

Wetenschappelijke kengetallen Hubrecht Instituut 2009 2010 2011 Wetenschappelijke publicaties 103 99 131,0 Promoties 10 19 12 Onderzoeksinzet – fte’s 113,3 132,8 131 Leerstoelen 6 8 8 Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 171,2 184,6 193,3 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 59 60 61 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 82 83 86 Promovendi (aio’s) – fte’s 44,1 49 48,0 Gerealiseerde baten – k€ 14.741 16.142 18.655 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 17 15 13 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 31 30 35

3.2.5 Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis missie en werkgebied

Door geavanceerd en interdisciplinair fundamenteel onderzoek verschaft het Huy-gens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (HuyHuy-gens ING) nieuwe inzichten in de langetermijnontwikkeling van Nederland. Het instituut is er voor collega-onder-zoekers, het onderwijs, het bedrijfsleven, de media, de erfgoedsector en iedereen die behoefte heeft aan nieuwe en betrouwbare kennis over het Nederlandse verle-den. De belangrijkste werkgebieden van het instituut zijn geschiedenis, letterkunde, filologie en digital humanities.

uitgelicht: biografisch portaal

In oktober 2011 voltooide het Huygens ING de eerste fase van de bouw van het biografisch Portaal, een website met ruim 125.000 biografieën over meer dan 77.000 personen die een rol hebben gespeeld in de Nederlandse geschiedenis. Met de reali-sering van het biografisch Portaal beschikken de nederlandse geesteswetenschappen over een buitengewoon nuttig onderzoeksinstrument, dat naast onderzoekers ook veel andere gebruikers trekt.

Het biografisch Portaal is een samenwerkingsverband van het Huygens inG met het biografie instituut, het nationaal Archief, de Digitale bibliotheek der nederlandse Letteren, het Centraal Bureau voor Genealogie, het Internationaal Instituut voor Soci-ale Geschiedenis (IISG-KNAW), het Parlementair Documentatie Centrum, het Rijksbu-reau voor Kunsthistorische Documentatie en het Onderzoeksinstituut voor Geschie-denis en Cultuur van de Universiteit van Utrecht. Op initiatief van het Huygens ING bundelden de instituten hun krachten. In hoog tempo werden tot nu toe 23 (gedrukte en digitale) collecties bijeengebracht die biografische informatie bevatten over de kopstukken en andere opzienbarende figuren uit de nederlandse geschiedenis van de vroegste tijden tot heden. Ook de Levensberichten van de KNAW-leden zijn toeganke-lijk via het biografisch Portaal. Het portaal bevat veel informatie die elders op het web niet te vinden is: zo heeft slechts ongeveer 20% van de personen die voorkomen in ‘bioport’ ook een lemma in Wikipedia.

Voor de gebruiker is het een enorme stap vooruit dat deze wetenschappelijke informatie nu in één website raadpleegbaar en doorzoekbaar is. De website www. biografischportaal.nl biedt de mogelijkheid biografieën te lezen, een specifieke per-soon op te zoeken, of een selectie van personen samen te stellen (bijvoorbeeld alle mensen die ambtenaar/bestuurder waren in de 17e eeuw). Het biografisch Portaal is in zijn eerste projectfase uitgegroeid tot dé verzameling geschreven portretten

(21)

senternovem en het Prins bernard Cultuurfonds financierden vanaf 2009 de eerste fase van het project, dat door het bovengenoemde consortium werd toever-trouwd aan het Huygens inG. De ambitie is niet alleen het biografisch Portaal uit te breiden met meer biografieën, maar ook het analyse-instrumentarium te verbete-ren door het toepassen van nieuwe technieken. Een belangrijke stap zal binnenkort al kunnen worden gemaakt. Begin 2012 kende het Netherlands eScience Centre een subsidie toe van bijna een half miljoen euro voor een samenwerkingsproject tussen het Department of Computer Sciences van de Vrije Universiteit en het Huygens ING, dat moet leiden tot een instrumentarium waarmee automatisch relaties kunnen worden gelegd tussen de verschillende personen uit de databank en de gebeurte-nissen waarbij zij betrokken waren.

Wetenschappelijke kengetallen Huygens Huygens Instituut, en vanaf

2011 het nieuwe instituut Huygens-ING 2009 2010 2011

Wetenschappelijke publicaties 48 50 83 Promoties 1 1 1 Onderzoeksinzet – fte’s 24,7 24,2 49,4 Leerstoelen 4 4 8

Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 34,2 32,8 74,3 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 40 47 44 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp) – % totale wp 5 15 24 Promovendi (aio’s) – fte’s 0 0 1,0 Gerealiseerde baten – k€ 2.576 3.136 7.133 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 3 5 5 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 3 7 9

3.2.6 Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis missie en werkgebied

Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) is het grootste docu-mentatie- en onderzoekscentrum ter wereld op het terrein van de sociale geschie-denis. Sinds zijn oprichting in 1935 zet het instituut zich in voor het verzamelen, behouden en ter beschikking stellen van het erfgoed van sociale bewegingen wereldwijd.

Het instituut is een logische bewaarplaats gebleken voor het dikwijls bedreigde culturele erfgoed van de arbeidersbeweging en van andere emancipatorische groe-pen en stromingen.

De onderzoeksafdeling van het instituut richt zich op de geschiedenis van arbeidsverhoudingen en organiseert internationale projecten op dit terrein. De ver-zameling aan archieven, bibliotheek- en audiovisueel materiaal beslaat ruim vijftig km planklengte.

uitgelicht

Moderne managementtechnieken zijn volgens de standaardopvatting aan het einde van de achttiende eeuw in Engeland ontstaan, toen de eigenaren van de opkomende fabrieken – gedreven door scherpe concurrentie tussen bedrijven – hun personeel probeerden te disciplineren en de productie zo efficiënt mogelijk trachtten te orga-niseren.

(22)

Onderzoek in het kader van het in 2011 afgesloten IISG-project ‘People, Plants and Work’ heeft echter aangetoond dat deze oude opvatting aan herziening toe is. Belangrijke onderdelen van het moderne management zijn al een eeuw eerder uit-gevonden in het Caraïbische gebied, meer in het bijzonder op het eiland Barbados. Daar werden op de grote suikerrietplantages al in het midden van de zeventiende eeuw nieuwe methoden ontwikkeld om slaven tot maximale arbeidsresultaten te dwingen, zoals het werk in groepen (sommige bestaande uit zo’n honderd mensen) onder direct toezicht van een drijver, met nauwkeurig gedefinieerde dagelijkse ar-beidslast en synchronisatie van handelingen. Ook andere managementtechnieken, zoals tijdmetingen en functiebeschrijvingen, blijken oorspronkelijk te zijn bedacht voor onvrije arbeiders. Pas geruime tijd later werden dergelijke methoden ook bij vrije arbeiders toegepast, en vervolgens geperfectioneerd.

Het artikel ‘Re-Constructing the Origins of Modern Labor Management’ van Mar-cel van der Linden geeft een eerste indruk van de nieuwe inzichten.7 Een uitgebrei-dere studie staat op stapel.

Wetenschappelijke kengetallen IISG 2009 2010 2011

Wetenschappelijke publicaties 106 105 93 Promoties 6 4 5 Onderzoeksinzet – fte’s 27,9 11,6 14,3 Leerstoelen 10 9 10

Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 97,1 109,1 106,9 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 13 14 17 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 34 38 47 Promovendi (aio’s) – fte’s 1,0 0 0 Gerealiseerde baten – k€ 8.633 9.092 9.344 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 5 5 8 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 22 27 27

3.2.7 Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland missie en werkgebied

Het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) initieert en stimu-leert wetenschappelijk onderzoek naar preventie en genezing van hart- en vaatziek-ten. Het onderzoek wordt geïnitieerd door projectleiders en ICIN-hoogleraren. Het onderzoek richt zich op vijf thema’s: aangeboren hartafwijkingen, atherosclerose, ritmestoornissen, genetica en beeldtechniek. De onderzoeken worden uitgevoerd in de klinieken en laboratoria van de acht universitair medische centra. ICIN is een samenwerkingsverband van de afdelingen cardiologie van de academische zieken-huizen en zoekt in toenemende mate samenwerking met partners in het buitenland, zoals in Duitsland en Singapore.

uitgelicht: concor – onderzoek naar erfelijke en aangeboren hartafwijkingen met ’s werelds grootste patiëntenbestand in 2011 werd de 14.000ste patiënt opgenomen in de COnCOR-studie. Daarmee werd deze studie naar aangeboren en erfelijke hartaandoeningen de grootste in de

7 Marcel van der Linden, ‘Re-Constructing the Origins of Modern Labor Management’, Labor

(23)

wereld. Reden voor trots bij het ICIN, dat in december 2011 het 10-jarig bestaan van CONCOR vierde.

COnCOR is een onderzoek dat draait om een bijzondere groep patiënten. Tot de jaren 70 overleed een groot deel van de kinderen met aangeboren hartafwijkingen zeer jong, soms zelfs al na enkele dagen. Met de komst van de openhartchirurgie konden deze patiënten geholpen worden en dus overleven.

De oudste patiënten in deze categorie zijn nu tussen de 40 en 45 jaar. Dat roept veel vragen op voor zowel de patiënt als de behandelaar. Welke aandoeningen zijn erfelijk? Hoe groot is de kans dat kinderen van patiënten dezelfde aandoeningen krijgen? Welke extra risico’s zijn er voor deze patiënten op hogere leeftijd en hoe kunnen we deze tijdig herkennen en behandelen?

Dit levert veel belangrijke onderzoeksvragen op. De ICIN-onderzoekers Carla Zomer en Carianne Verheugt onderzochten de uitkomsten van chirurgie bij hart-patiënten op met name de lange termijn. Dat onderzoek resulteerde in publicaties in Circulation. Van de jonge volwassenen die vijf jaar gevolgd werden voor dit onderzoek had 20% in die periode chirurgie nodig. 40% van die operaties was een vervolg op of correctie van eerdere ingrepen. Opmerkelijk genoeg blijken mannen een significant hogere kans op meerdere ingrepen op jonge leeftijd en een lagere overlevingskans te hebben.

Een tweede onderzoek uit de stal van CONCOR betrof de sociaaleconomische aspecten van aangeboren hartafwijkingen. Hieruit bleek onder meer dat deze pati-enten vaak slechter verdienen, vaker werkloos zijn en moeilijker een hypotheek of levensverzekering krijgen dan andere Nederlanders. Dit onderzoek resulteerde niet alleen in diverse wetenschappelijke publicaties maar kon ook rekenen op belang-stelling van algemene media zoals Nu.nl en BNR.

Wetenschappelijke kengetallen ICIN 2009 2010 2011

Wetenschappelijke publicaties 470 428 415 Promoties 20 20 19 Onderzoeksinzet – fte’s 88,3 89,7 86,7 Leerstoelen 5 7 7

Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 91,9 76,9 75,3 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 81 82 80 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp)- % totale wp 100 97 100 Promovendi (aio’s) – fte’s 15,0 16,5 13,0 Gerealiseerde baten – k€ 7.311 7.757 7.450 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 4 1 20 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 67 67 58

3.2.8 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde missie en werkgebied

De missie van het Koninklijk Instituut voor Taal, Land- en Volkenkunde (KITLV) is de bevordering van collectievorming en onderzoek op het gebied van de geestes- en sociale wetenschappen van Zuidoost-Azië, in het bijzonder indonesië, en van het Caraïbisch gebied, in het bijzonder Suriname en de Antillen. Ook postkoloniale mi-granten in Nederland zijn onderdeel geworden van het aandachtsgebied. Het KITLV heeft twee locaties: een hoofdvestiging in Leiden en een nevenvestiging in Jakarta.

(24)

uitgelicht: tracking development

in 2011 werden drie grotendeels van overheidswege gefinancierde onderzoekspro-jecten afgerond, waaronder ‘Tracking development’.8 In het in opdracht van het mi-nisterie van Buitenlandse Zaken en in samenwerking met het Afrika Studie Centrum uitgevoerde project werd de naoorlogse ontwikkeling van Zuidoost-Azië vergeleken met die van sub-Sahara Afrika. Waarom leeft in sub-Sahara Afrika bijna de helft van de bevolking op of onder de armoedegrens tegen slechts tien procent in Zuidoost-Azië, terwijl in 1970 de uitgangspositie van Afrika nog beter was? Waarom waren er, om deze metafoor te gebruiken, wel zeer succesvolle Zuidoost-Aziatische ‘tijgers’, maar geen Afrikaanse ‘leeuwen’ met een vergelijkbare stormachtige economische groei?

Deze vragen werden onderzocht door een team van Afrikaanse, Aziatische en Europese onderzoekers, onder wie een achttal promovendi uit de onderzochte landenkoppels: indonesië en nigeria; Vietnam en Tanzania; Maleisië en Kenia; Cam-bodja en Oeganda. Daaromheen werd een divers team van onderzoekers gevormd, deels voor de volle periode dat het project draaide (2006-2011), deels voor korte periodes en conferenties. Van 12 tot 14 december 2011 vond bij het ministerie van Buitenlandse Zaken de afsluitende conferentie plaats; de komende jaren zullen nog diverse publicaties verschijnen en proefschriften worden verdedigd.

Op de conferentie presenteerde de projectleider voor het KITLV, David Henley, de belangrijkste conclusies van het project, in aanwezigheid van onder anderen staatssecretaris Knapen. Overheden in Zuidoost-Azië, zo argumenteerde Henley op basis van het onderzoek, zorgden voor macro-economische stabiliteit, investeerden massaal in kleine landbouw en een geëigende infrastructuur en verleenden boeren een grote mate van economische vrijheid. In Afrika daarentegen werd ingezet op industrialisering, terwijl de landbouw juist werd verwaarloosd. Het waren geen abstracte structuren, niet de wereldmarkt, geen etnische problematiek of diepge-wortelde patronageverhoudingen die de doorslag gaven: die problemen speelden en spelen in beide delen van de wereld. De kern lag in concrete beleidsbeslissingen en de vasthoudendheid waarmee die werden uitgevoerd.

Wetenschappelijke kengetallen KITLV 2009 2010 2011

Wetenschappelijke publicaties 79 70 121 Promoties 2 1 3 Onderzoeksinzet – fte’s 11,7 11,9 12,4 Leerstoelen 3 5 5

Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 42,1 37,3 34,6 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 16 22 22 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp) – % totale wp 6 12 13 Promovendi (aio’s) – fte’s 0 0 0 Gerealiseerde baten – k€ 4.846 4.515 4.458 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 4 1 3 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 14 15 11

8 De andere twee projecten betroffen de geschiedenis van de politie in de Nederlandse kolo-niën en de ontmanteling van de nederlandse Antillen.

(25)

3.2.9 Meertens Instituut missie en werkgebied

Het Meertens Instituut richt zich op de wetenschappelijke bestudering en docu-mentatie van de Nederlandse taal en cultuur. Met zijn onderzoek wil het instituut een bijdrage leveren aan het begrip van taal en cultuur en in het bijzonder van de diversiteit en de dynamiek daarvan. Het onderzoek is georganiseerd in twee groepen: Nederlandse etnologie en Variatielinguïstiek. De onderzoeksgroep Ne-derlandse etnologie bestudeert de cultuur van het dagelijks leven in Nederland. De onderzoeksgroep Variatielinguïstiek richt zich op variëteiten van het nederlands zoals dialecten, sociolecten en etnisch Nederlands, met speciale aandacht voor de grammaticale aspecten van deze taalvariëteiten. in toenemende mate concentreert de documentatie van taalvariatie, namen en cultuur van het dagelijks leven zich op het ontwikkelen en beschikbaar stellen van digitale informatie in databases en via de website van het instituut. Het Meertens Instituut heeft de ambitie expertise- en kenniscentrum te zijn voor Nederlandse taal en cultuur.

uitgelicht: elaboratory oral culture

In 2011 is het eLaboratory Oral Culture van start gegaan. Dit is een combinatie van bestaand onderzoek en digitale documentatie op het terrein van het Nederlandse volksverhaal en het nederlandse lied met een aantal nieuwe, extern gefinancierde projecten: de nWO-Catch projecten FACT (Folktales As Classifiable Texts) en Co-gitch (Cognition Guided Interoperability between collections of musical heritage) en het KNAW-Computational Humanities project Tunes & Tales. Deze nieuwe pro-jecten baseren zich op twee omvangrijke, inmiddels internationaal vermaarde orale dataverzamelingen van het Meertens Instituut: de Nederlandse Volksverhalenbank en de Nederlandse Liederenbank. De nieuwe projecten bouwen voort op de resul-taten van recente ICT-projecten zoals het succesvolle WITCHCRAFT-project, waarin een orale melodieënzoekmachine werd gebouwd, en Dutch songs Online, waarin 100.000 liedteksten worden gedigitaliseerd.

In Tunes & Tales wordt fundamenteel onderzoek gedaan naar de mondelinge overlevering van liedmelodieën en volksverhalen. De werkhypothese is dat beide zijn opgebouwd uit gestructureerde sequenties van motieven – te zien als het DnA van een lied of verhaal. De melodieën en verhalen die in de dataverzamelingen zijn gedocumenteerd vormen met hun enorme variatie het ideale materiaal om dit idee te ontwikkelen en te testen. Uiteindelijk moet een model worden gebouwd dat kan voorspellen hoe een lied of verhaal zich gaat ontwikkelen in de loop van de orale transmissie.

In de twee CATCH-projecten worden hulpmiddelen ontwikkeld om de grote hoeveelheden oraal materiaal in de databanken nog beter te ontsluiten. Binnen het project FACT gaan hulpmiddelen ontwikkeld worden voor automatische taaldetec-tie, naam- en trefwoordextractaaldetec-tie, genreidentificataaldetec-tie, automatische samenvattingen en de classificatie naar internationale verhaaltypen. Hiermee wordt het mogelijk de duizenden verhalen die nog op ontsluiting wachten efficiënt te verwerken. binnen Cogitch wordt een tool ontwikkeld voor de automatische transcriptie van in audio-formaat beschikbare melodieën, zodat die voor muzikale zoekmachines toeganke-lijk worden. Bovendien wordt gezorgd voor interoperabiliteit van de Nederlandse Liederenbank met de bestanden van het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid, zodat verzamelingen volksmuziek en populaire muziek op elkaar worden aangeslo-ten.

(26)

In de drie nieuwe projecten wordt samengewerkt met de Universiteit van Amsterdam, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente, de Radboud Universiteit Nijmegen en met de Fryske Akademy. Synergie wordt mogelijk door de krachten te bundelen in het eLaboratory Oral Culture.

Wetenschappelijke kengetallen Meertens Instituut 2009 2010 2011 Wetenschappelijke publicaties 72 70 89 Promoties 2 9 3 Onderzoeksinzet – fte’s 18,3 16,3 15,6 Leerstoelen 7 6 7

Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 47,3 46,0 45,2 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 48 50 51 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp) – % totale wp 35 28 25 Promovendi (aio’s) – fte’s 4,6 3,9 3,2 Gerealiseerde baten – k€ 3.788 3.824 4.461 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 14 9 28 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 6 11 7

3.2.10 Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences

missie en werkgebied

Het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sci-ences (NIAS) is een instituut met een speciale rol: de organisatie kent fellowships van drie, vijf of tien maanden toe aan onderzoekers in de sociale en de geesteswe-tenschappen uit binnen- en buitenland. Zij verblijven bij het NIAS en doen er hun onderzoek vaak in interdisciplinair verband. Zowel individuele onderzoekers, als onderzoeksgroepen kunnen meedingen. Bij de selectie spelen naast hoge kwaliteit-seisen ook beleidscriteria een rol. Een aantal individuele fellowships wordt meege-financierd door publieke en private instellingen. Daarnaast biedt het niAs onderdak aan een groot aantal kleinschalige, internationale onderzoeksworkshops en debat-ten over onderzoeksvernieuwing, beleid en maatschappij. Het NIAS is lid van twee internationale netwerken met zusterinstituten voor Advanced Study, onder andere in Berlijn, Uppsala, Princeton en Stanford.

uitgelicht: ‘inventing europe’

Een van de belangrijkste en interessantste resultaten uit het verslagjaar is de virtu-ele tentoonstelling die werd opgezet door de internationale Themagroep ‘Inventing Europe’ onder leiding van Johan schot (Technische Universiteit Eindhoven). De tentoonstelling is gerealiseerd in aansluiting op de zesdelige boekenserie getiteld Making Europe: Technology and Transformations 1850-2000 waaraan zijn groep dat jaar werkte. Zie www.inventingeurope.eu voor een prototype. De onderzoeksgroep kwam voort uit een groot Europees netwerk dat al sinds 1999 samenwerkt en vele subsidies heeft verworven. De groep onderzocht hoe de ontwikkelingen in de technologie in die periode hebben geleid tot allerlei vormen van kenniscirculatie en creatieve samenwerking binnen Europese instellingen en landen en wat daarvan de gevolgen waren voor innovatie en de ontwikkeling van nieuwe vormen van samen-werking. Daarbij komen brede thema’s aan de orde zoals consumptie, communi-catie, infrastructuur, kennisinstellingen, governance en globalisering. Die thema’s

(27)

vormen de basis voor verhalen die de bezoekers van de virtuele tentoonstelling in staat stellen onverwachte relaties te leggen tussen de steeds omvangrijkere digitale collecties van musea, bibliotheken en archieven in heel Europa en zo een andere kijk te krijgen op Europa. De tentoonstelling is tot stand gekomen dankzij een unieke samenwerking tussen historici, webdesigners en erfgoedinstellingen in heel Europa en laat zien hoe nationale collecties een gezamenlijk, transnationaal aandenken vormen aan het Europese erfgoed uit die tijd.

Wetenschappelijke kengetallen NIAS 2009 2010 2011

Wetenschappelijke publicaties 224 180 n.v.t.* Promoties 0 0 Idem Onderzoeksinzet – fte’s 0,2 0,2 Idem Leerstoelen 1 1 Idem

Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 14,7 15,1 13,9 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 6 5 6 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp) – % totale wp 0 0 0 Promovendi (aio’s) – fte’s 0 0 0 Gerealiseerde baten – k€ 3.090 3.215 3.122 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 3 3 5 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 2 1 1

* Het NIAS heeft zelf geen directe wetenschappelijke output, maar stimuleert onderzoek en publicaties van de fellows. Vanaf 2011 worden publicaties van fellows niet meer als output van het NIAS geregistreerd.

3.2.11 Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut missie en werkgebied

Het nederlands interdisciplinair Demografisch instituut (niDi) verricht onderzoek naar bevolkingsvraagstukken. De nadruk ligt op maatschappelijk relevante ontwik-kelingen en problemen. Met zijn onderzoek draagt het NIDI bij aan de beschrijving, analyse, verklaring en voorspelling van demografische trends in het verleden, het heden en de toekomst. Kenmerkend voor het onderzoek zijn de interdisciplinaire aanpak en de internationale oriëntatie.

uitgelicht: europese werkgevers over vergrijzing op de werkvloer Vrijwel alle Europese landen zien zich geconfronteerd met een vergrijzende be-roepsbevolking. Hoewel op de korte termijn de economische crisis zorgt voor een ruimer arbeidsaanbod, wordt voor veel Europese regio’s op de langere termijn een afname verwacht. De vergrijzing brengt niet alleen stijgende kosten voor wel-vaartsstaten met zich mee, maar ook de winstgevendheid van ondernemingen zal steeds meer onder druk komen te staan. In veel landen is het beleid gericht op het verlengen van de arbeidsloopbaan, maar het in balans brengen van arbeidskosten en productiviteit blijft nog achter. Dit blijkt uit een grootschalig onderzoek naar de visie en het personeelsbeleid van Europese werkgevers, dat het NIDI coördineerde in het Zevende Kaderprogramma van de Europese Unie.

Uit het ASPA-onderzoek (Activating Senior Potential in Ageing Europe) blijkt dat Europese werkgevers over het algemeen een goed beeld hebben van de demo-grafische ontwikkelingen waarmee organisaties te maken krijgen. Vergrijzing op de arbeidsmarkt is het thema dat daarbij het prominentst in beeld is. Hoewel de

(28)

vergrijzing als een niet te negeren ontwikkeling wordt gezien moet worden gecon-cludeerd dat het personeelsbeleid nog niet is toegesneden op de toekomst van een vergrijsde werkvloer. Men ziet de consequenties wel maar het beleid is toch vooral afgestemd op het ontzien van oudere werknemers en niet op het in balans brengen van de productiviteit en arbeidskosten. Die balans te realiseren is voor vergrijzende organisaties geen sinecure.

Een substantiële minderheid (28 procent) van de Europese werkgevers ver-wacht dat onder invloed van een ouder wordend personeelsbestand de producti-viteit (sterk) zal afnemen. Ongeveer een derde van de Nederlandse werkgevers is diezelfde mening toegedaan. Zorgwekkender is dat tegelijkertijd uit het onderzoek blijkt dat 75 procent van de Nederlandse werkgevers een toename in de arbeids-kosten verwacht als gevolg van vergrijzing binnen de eigen organisatie. Dit is een aanmerkelijk hoger percentage dan in andere Europese landen, waar het varieert tussen 16 en 51 procent. Tot op heden lijkt het personeelsbeleid er nog weinig op gericht om de gevolgen van vergrijzing op te vangen. Hoewel demotie en een leven lang leren door wetenschappers en beleidsmakers vaak worden gezien als manie-ren om de kloof tussen arbeidskosten en productiviteit te verkleinen, wordt het enthousiasme voor deze maatregelen niet gedeeld door werkgevers.

Wetenschappelijke kengetallen NIDI 2009 2010 2011

Wetenschappelijke publicaties 92 77 82 Promoties 5 5 4 Onderzoeksinzet – fte’s 26,8 25,7 24,1 Leerstoelen 5 6 10

Personeel en financiën 2009 2010 2011

Totale formatie – fte’s 43,9 41,5 42,8 Aandeel wetenschappelijk personeel (UFO-indeling) – % totale formatie 70 69 73 Aandeel tijdelijk wetenschappelijk personeel (wp) – % totale wp 43 33 37 Promovendi (aio’s) – fte’s 4,8 2 4,0 Gerealiseerde baten – k€ 4.018 4.316 4.081 Aandeel tweede geldstroom (nWO-subsidies) – % 4 11 7 Aandeel derde geldstroom (EU/overige subsidies van derden) – % 44 35 42

3.2.12 Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen missie en werkgebied

Het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN) verricht fundamenteel neurowetenschappelijk onderzoek met speciale aandacht, op diverse niveaus van biologische complexiteit, voor de hersenen en het visuele systeem. Het overkoe-pelende thema Plasticity: From Molecule to Mind omvat genetisch, moleculair en cellulair onderzoek, maar ook onderzoek op systeemniveau naar de functie van de hersenen.

uitgelicht: de synthese van objecten uit beeldelementen in onze waarneming

Wanneer we onze ogen op een plaatje richten, worden veel hersencellen geacti-veerd die reageren op de verschillende aspecten van het beeld. Sommige cellen reageren op de kleur, andere op de vorm of op de oriëntatie van elementen in de visuele wereld om ons heen. Een belangrijke taak van de hersenschors is objecten te creëren uit de veelheid en diversiteit van de visuele informatie. Psychologen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Swart trekt, zoals te verwachten viel, de ontmythologiserende lijn krachtig door in zijn congresbijdrage (zie blz. 554-572) over Oranjes motieven in 1568 de gewapende strijd aan

Vanuit bovermelde is dit wenslik om Drucker Personnel en Associates (1994) se advies ten opsigte van die Wet op Arbeidsverhoudinge te oonveeg. Hulle verklaar dat dit

Daarbij gaat het niet alleen om het benoemen van de ambitie tot meekoppelen, maar ook om het opnemen van incentives die meekoppelen aanmoedigen, zoals bijvoorbeeld het

Om die reden is de verwachting dat integratie van de KNAW en NWO instituten in de universiteiten niet meer dan een klein effect zal hebben op de positie van de universiteiten in

Vanuit zijn oorspronkelijke rol als nationaal centrum voor wetenschappelijk onderzoek naar de geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog in

ARCNL vormt een scha- kel tussen fundamenteel fysisch en chemisch onderzoek binnen en buiten Nederland en de industriële toepassings- wereld van ASML.. Via ARCNL

Voorbeelden van lopende projecten zijn onder meer het EU H2020 ASTERICS-project dat een verbinding met astro-deeltjesfysica tot stand brengt; het EU H2020 AENEAS-project dat de

Het CWI vervult een unieke rol binnen het Nederlandse onderzoeklandschap onder andere door zijn signatuur: het samengaan van fundamenteel én toepassingsgericht onder- zoek,