• No results found

Reacties bij onzekerheid over toekomstige technologie afhankelijk van regulatory focus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Reacties bij onzekerheid over toekomstige technologie afhankelijk van regulatory focus"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Reacties bij Onzekerheid over Toekomstige Technologie Afhankelijk van Regulatory Focus

Rinze Heerink

Datum van inlevering: 2-6-2017 Studentnr:10796614

Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie Sociale psychologie Begeleider: Janina Marguc

(2)

Abstract

Er is onderzocht of de invloed van onzekerheid over toekomstige technologie op angst, enthousiasme, en toenaderings versus vermijdings gedrag afhankelijk is van regulatory focus.

De voorspellingen waren dat een prevention focus tot meer angst en vermijdingsgedrag leidt. Terwijl een promotion focus tot meer enthousiasme en toenaderingsgedrag leidt. Alle deelnemers kregen een podcast te horen over mogelijke voordelen en nadelen van technologie

die de mens zou kunnen veranderen, terwijl zij fietsten. De fietssnelheid voor en tijdens het beluisteren van de podcast is vergeleken en gebruikt als maat van toenadering versus vermijding. Angst, enthousiasme en regulatory focus zijn gemeten met vragenlijsten. Er werd

geen effect van regulatory focus gevonden op angst, enthousiasme of toenaderings versus vermijdingsgedrag. De voorspellingen zijn in dit onderzoek niet ondersteund. Verklaringen voor het ontbreken van voorspelde effecten en mogelijkheden tot verbeteringen in toekomstig

onderzoek worden besproken.

Reacties bij Onzekerheid over Toekomstige Technologie Afhankelijk van Regulatory Focus

Nieuwe technologieën nemen een steeds grotere rol in de samenleving in. Zo had bijvoorbeeld in 2007 nog maar 20,6% van de wereldpopulatie toegang tot internet, in 2016 is dat al gestegen naar 46,1% (ICT, 2016). Hiernaast verbetert de technologie in hoog tempo, zo is van 1971 het aantal transistors op een microprocessorchip exponentieel gestegen van 2300 naar meerdere miljarden in 2011 (Danowitz, Kelley, Mao, Stevenson & Horowitz, 2012). Tevens hadden deze chips in 2011 viermiljoen keer de prestatie van de eerste

microprocessorchip uit 1971. Deze ontwikkelingen in de technologie brengen verscheidene mogelijkheden met zich mee. Een voorbeeld van deze mogelijkheden is dat een verlamde hand bestuurd kan worden door een implantaat in het brein. Ian Burkhart die eerder vanaf zijn

(3)

nek verlamd was, is hierdoor motorisch in mogelijkheid gesteld weer glazen in te schenken (NRC, 2016). Lichamelijke biotechnologieën, zoals de implantaat van Burkhart, kunnen een grote verbetering in de levens van (zieke) mensen opleveren. Echter worden nieuwe

technologieën lang niet altijd als positief gezien. Onder andere de attitudes over genetische modificatie gebruikt in geneeskunde, nucleaire energie en pesticides in de landbouw, hangen samen met de volgende negatieve woorden en gedachten "risicovol", "ongelukken",

"controversieel", "negatief", "misbruik", en "zorgen maken" (Frewer, Howard & Shepherd, 1988). Gezien de huidige trend in ontwikkeling van technologie, zal de toekomst op gebied van technologie nog uitgebreider zijn. Echter is er onzekerheid over wat deze toekomstige technologie zal zijn. Onzekerheid is een staat waarin informatie of uitkomsten onbekend zijn. Onzekerheden kunnen paradoxaal genoeg enthousiasme, maar ook angst veroorzaken (Hirsh, Mar & Peterson, 2012; Shen, Fiscbach & Hsee, 2014). Toekomstige technologieën scheppen mogelijkheden, maar gaan ook gepaard met angsten. Wanneer zijn de negatieve kanten saillanter, en wanneer zijn de mogelijkheden van toekomstige technologieën saillant? Ook van belang is wanneer toekomstige technologie gebruikt wordt of juist vermeden wordt. In dit onderzoek wordt getracht deze vragen te beantwoorden. Het huidige onderzoek is gericht op de vraag, wanneer mensen enthousiast of angstig tegenover toekomstige technologie staan, en wanneer toenaderings- of vermijdingsgedrag vertoond wordt.

Onzekerheid: Negatief of positief?

Het raamwerk van psychologische entropie over onzekerheid, stelt dat onzekerheid subjectief ervaren wordt als angst (Hirsh, Mar & Peterson, 2012). Tevens stelt de theorie dat onzekerheid een uitdaging vormt voor elk mens, en dat individuen daardoor gemotiveerd zijn de onzekerheid zo laag mogelijk te houden. Hiernaast werd in het onderzoek van Badia, McBane, Suter en Lewis (1966), aangetoond dat mensen de voorkeur hadden voor een schok die direct werd gegeven in plaats van een schok die onverwachts kwam zonder

(4)

waarschuwing. Ook vertoonden de mensen die een onverwachte schok kregen meer angst. Dit laat zien dat bij negatieve uitkomsten, zoals een schok, onzekerheid vermeden, en angst veroorzaakt wordt.

Anderzijds tonen onderzoeken ook aan dat onzekerheid soms voor vermaak zorgt (Vosgerau, Wertenbroch, & Carmon 2006; Wagenaar 1989; Wilson, Centerbar, Kermer & Gilmert 2005). Tevens toont het onderzoek van Shen, Fishbach & Hsee (2014), aan dat mensen meer geld, tijd en moeite besteden om voor een onzekere beloning (bijvoorbeeld 50% kans op twee euro, en 50% kans op één euro) in aanmerking te komen, dan voor een zekere beloning met een hogere verwachte waarde (bijvoorbeeld 100% kans op twee euro). Dit wordt het motivating-uncertainty effect genoemd, dit effect vindt plaats wanneer de focus ligt op het nastreven van de beloning. In het geval van positieve uitkomsten leidt onzekerheid tot een verhoogd enthousiasme, en benaderingsgedrag (Shen, Fishbach & Hsee, 2014).

Met andere woorden onzekerheid is niet per definitie negatief, en ook niet positief. De valentie is afhankelijk van de focus van mensen op negatieve of positieve uitkomsten ervan. Dit kan toegepast worden op gedachten over toekomstige technologieën. Het is onzeker hoe technologie zich ontwikkelt, en uitkomsten kunnen zowel positief en negatief zijn. Eventueel leidt onzekerheid over toekomstige technologie tot meer angst en vermijding van de toekomstige technologie wanneer de negatieve uitkomsten hiervan saillanter zijn, Terwijl dezelfde onzekerheid leidt tot meer enthousiasme en toenadering van de toekomstige technologie wanneer positieve uitkomsten saillanter zijn. Een vraag die hier uit volgt is: Wat zorgt ervoor, dat negatieve of positieve aspecten van toekomstige technologie saillant

worden?

Een mogelijk antwoord op deze vraag komt voort uit de regulatory focus theory (Higgins, 1997). De regulatory focus van een individu is de manier waarop een gewenste uitkomst wordt nagestreefd. Deze theorie maakt onderscheid tussen twee regulatory foci. De

(5)

promotion focus waarbij de nadruk vooral ligt op het nastreven van aanwinsten. Bij deze focus proberen mensen een betere toestand te bereiken of behouden, en van de bestaande toestand af te komen. Anderzijds is er de prevention focus waarbij de nadruk ligt op het vermijden van verliezen. Bij deze focus proberen mensen vooral een slechtere toestand te vermijden en de bestaande toestand te behouden. Het onderscheid tussen promotion en prevention is een betrouwbaar individueel verschil, dat gebruikt kan worden als variabele (Higgins, 1998).

Deze regulatory foci zouden bepalend kunnen zijn voor de saillantie van negatieve of positieve aspecten van toekomstige technologie. Personen die voornamelijk promotion focussed zijn zullen toekomstige technologie als aanwinst zien. Toekomstige technologie kan voor hun als doel dienen om van de bestaande toestand af te komen, en een betere toestand te bereiken. Zij zullen zich daardoor vermoedelijk op de positieve aspecten van toekomstige technologie focussen. Terwijl personen die voornamelijk prevention gefocust zijn,

toekomstige technologie mogelijk als verlies van de huidige toestand zien. Toekomstige technologie kan voor hun het behoud van de bestaande toestand verhinderen, en mogelijk een slechtere toestand teweeg brengen. Daardoor zullen voor hun vermoedelijk de negatieve uitkomsten van toekomstige technologie saillant zijn.

Aan de hand daarvan kan de regulatory focus theory voorspellen dat een promotion focus leidt tot enthousiasme en tot toenadering van de toekomstige technologie. Aangezien er uit eerder onderzoek een sterke suggestie was dat wanneer positieve uitkomsten van

onzekerheid saillanter zijn dit leidt tot enthousiasme en toenadering. Daarbij kan uit de regulatory focus theory gesuggereerd kan worden dat positieve uitkomsten bij onzekerheid saillanter zijn bij een promotion focus. Met dezelfde redenering kan het tegenovergestelde verwacht worden van een prevention focus: angst en een vermijding van de toekomstige technologie.

(6)

Alhoewel er geen direct eerder onderzoek bestaat naar de koppeling tussen

onzekerheid bij toekomstige technologie en regulatory focus, kan het onderzoek van Haas & Cunningham (2014) dat over politieke tolerantie gaat, enigszins gekoppeld worden naar gevoelens over technologie. Dit onderzoek toont aan dat onzekerheid, leidt tot een grotere politieke tolerantie wanneer men zich veilig voelt. Terwijl onzekerheid, politieke tolerantie verkleint wanneer men zich bedreigt voelt. Dit zou hetzelfde kunnen werken in toekomstige technologie, zodoende dat er tolerantie voor nieuwe technologieën is als men zich veilig voelt. Terwijl er intolerantie voor nieuwe technologieën is als men zich bedreigt voelt. terwijl

tolerantie gepaard gaat met enthousiasme en toenadering van deze toekomstige technologie. Dit kan gekoppeld worden aan de regulatory focus, want bij een prevention focus ligt de focus op het vermijden van deze bedreiging. Deze dreiging samen met onzekerheid leidt tot

intolerantie, welke mogelijk tot angst en een vermijding van de toekomstige technologie leiden. Terwijl er bij een promotion focus minder dreigende gevoelens zijn, en men zich veiliger voelt. Deze veiligheid samen met onzekerheid leiden tot tolerantie, welke mogelijk tot enthousiasme en een toenadering van toekomstige technologie leiden.

Deze vermoedens worden tevens aangesterkt doordat de regulatory focus een voorspeller is van angst en enthousiasme. Mensen die vooral promotion focussed zijn voelen enthousiasme voor gebeurtenissen in de verre toekomst (Pennington & Roese, 2003), en wellicht ook voor toekomstige technologie. Terwijl mensen die vooral prevention focussed zijn emoties voelen op een schaal van opluchting tot angstig (Idson, Liberman, & Higgins, 2000). Zij voelen zich angstig bij een daadwerkelijk verlies of voorstelling daarvan, en wellicht ook bij het voorstellen van toekomstige technologie. Om de connectie te verbruggen tussen regulatory focus en technologie kan de volgende bevinding gebruikt worden. In het onderzoek van Meuter, Ostrom, Bitner & Roundtree (2003), werd gevonden dat technologie-angst een lager gebruik en tevredenheid van technologie voorspelde. Omdat technologie-angst een emotie

(7)

is die samenhangt met een preventie focus geeft dit een sterk vermoeden dat mensen die vooral prevention focussed zijn ook negatiever zijn over toekomstige technologieën. Hieruit wordt een vermijding verwacht van toekomstige technologie bij een prevention focus, omdat een lager gebruik gelijk staat aan gedeeltelijke vermijding.

De regulatory focus blijkt ook uit onderzoek een voorspeller te zijn van toenadering en vermijding. Mensen met een prevention focus tonen meer vermijdingsgedrag en met een promotion focus meer toenaderingsgedrag (Förster, Grant, Idson, & Higgins, 2001).

Waarschijnlijk bestaat hetzelfde patroon bij toenadering of vermijding van de toekomstige technologie.

In dit onderzoek worden toenadering en vermijding gemeten met fietssnelheden. Deze meting is ten eerste gebaseerd op off-line cognition (Wilson, 2002) wat een cognitieve modus is, waarin het plannen van toekomstige acties plaatsvind. De cognities in een off-line cognition zijn gebaseerd op lichamelijke interacties met de wereld (Wilson, 2002). Het plannen van toekomstige acties door het voelen van onzekerheid over toekomstige technologie, zal waarschijnlijk ook in deze modus plaatsvinden. Dit kan dan leiden tot lichamelijke interacties, zoals een invloed op beweging. Uit onderzoeksbevindingen wordt verwacht dat de beweging, die onzekerheid over toekomstige technologie veroorzaakt intensiever zal zijn bij toenaderingsgedrag. Toenaderen van een situatie hangt samen met de neiging om opwinding op te zoeken (Russell & Mehrabian, 1978). Deze opwinding kan gezocht worden door sneller te fietsen, oftewel een toename in fietssnelheid betekent meer toenadering. Het tegenovergestelde effect kan verwacht worden van vermijdingsgedrag, oftewel minder intensieve beweging, wat een lagere fietssnelheid betekent.

De voorspellingen die uit de onderzoeksliteratuur en theorieën worden gehaald zijn dat mensen die vooral promotion gefocust zijn meer enthousiasme voelen, en toenaderen tot de toekomstige technologie, bij onzekerheid hierover. Vergeleken met een prevention focus

(8)

waar mensen meer angst voelen, en een vermijding van de toekomstige technologie. Om deze voorspelling te testen wordt deze experimenteel onderzocht. In het onderzoek wordt een podcast afgespeeld, tijdens het fietsen, om onzekerheid over toekomstige technologie te manipuleren. Deze podcast bevat negatieve en positieve stellingen over toekomstige

potentiële lichamelijke biotechnologie, oftewel technologieën waarbij een verandering aan het lichaam plaatsvind of waarbij natuurlijke biologische systemen worden verandert. Er is hiervoor gekozen, omdat ervan verwacht wordt dat dit een groter effect teweeg brengt dan ander soort technologie. Doordat deze technologieën grote mogelijkheden maar ook grote angsten met zich mee brengen, omdat ze gezien kunnen worden als deel van het mens. Hiernaast worden de chronische regulatory focus, angst en enthousiasme met vragenlijsten gemeten. Om de hypothese te testen wordt van de fietssnelheden en mate van angst en enthousiasme getest of deze afhankelijk zijn van de regulatory focus.

Verwacht wordt dat hogere chronische prevention focus samenhangt met hogere angst en een afname in fietssnelheid met de podcast vergeleken met een baseline zonder podcast. Eveneens wordt verwacht dat hogere chronische promotion focus samenhangt met hogere enthousiasme en een afname in fietssnelheid met de podcast vergeleken met een baseline zonder podcast.

Methode Deelnemers

63 mensen deden mee aan dit onderzoek, zij waren allen ingeschreven bij de sportschool waarin het onderzoek werd afgenomen en Nederlandssprekenden. De deelnemers werden terplekke voor of na hun sportsessie uitgenodigd om mee te doen aan het onderzoek. De deelnemers waren 46 mannen en 17 vrouwen. De gemiddelde leeftijd was 25 jaar.

(9)

Om de regulatory focus te bepalen van de deelnemers, is een Nederlandse versie van de Regulatory Focus Questionnaire (Higgins et al. 2001) gebruikt. De

antwoordmogelijkheden waren hier in een vijf punt Likert-schaal gegeven waarbij 1 betekende "zelden of nooit" of "zeker onwaar" en 5 betekende "erg vaak" of "zeker waar." Een item uit deze vragenlijst was: "Doe je het vaak goed op verschillende dingen die je uitprobeert?" In totaal bestond deze vragenlijst uit 11 items, zes items voor promotion focus, en vijf items voor prevention focus

De onzekerheid over toekomstige technologie is geoperationaliseerd doormiddel van een podcast over mogelijke voordelen en nadelen van toekomstige biotechnologie.. Negen voordelen en nadelen werden besproken in de podcast. Onder anderen werden CRISPR, het plakken en knippen van DNA, en lichamelijke implantaten besproken. De onzekerheid werd vergroot door duidelijk te stellen in de podcast dat het onzeker is wat er gaat gebeuren met betrekking tot dit soort technologieën. Een voorbeeld zin die hiervoor gebruikt is: "Zoals je gaat horen, is veel mogelijk, veel onduidelijk en weinig echt te

voorspellen." De podcast werd afgespeeld op een koptelefoon, en duurde vier minuten en 31 seconden. Om de deelnemers nog meer in te laten leven in de podcast, is er gebruik gemaakt van een slaapmasker om de ogen af te dekken, zodat de zichtinput wegvalt en ze zich meer kunnen focussen op de podcast.

Voor de operationalisatie van toenadering versus vermijding werd gebruik gemaakt van verschil in fietssnelheid. Deze fietssnelheid zijn gemeten op een stationaire Keiser M-series fiets. De fietsen waren verbonden via bluetooth met de Keiser M-M-series applicatie op Android of IOS besturingssysteem. De gemiddelde fietsenergie in watts werd gemeten met deze applicatie, bij een baseline zonder podcast en tijdens de podcast.

Angst en enthousiasme over toekomstige technologie werd gemeten met

(10)

onder angst, dit waren nerveusheid, bangheid, angst, en zenuwachtigheid. Vier andere emoties konden geschaald worden onder enthousiasme dit waren nieuwsgierigheid, interesse,

enthousiasme, en opgetogenheid. Deze vragenlijst was gebaseerd op de State-Trait Anxiety Inventory (STAI; Spielberger, Gorsuch, Lushene, Vagg, & Jacobs, 1983). De STAI werd voor het huidige onderzoeksdoel aangepast, zodat er een balans is tussen verschillende

emotietypen, vooral angst en enthousiasme, welke de focus van het onderzoek waren. De instructie die hierbij werd gegeven was: "Denk even terug naar de podcast die je net beluisterde. Hoe voel je je als je je de beschreven toekomst voorstelt? Geef op de

onderstaande schaal aan, in hoeverre je het eens of oneens bent met de volgende uitspraken. Denk niet te lang na en geef je eerste indruk. " De antwoordmogelijkheden liepen van 1 (helemaal niet) tot 9 (helemaal wel). Er waren aan het einde ook twee items, die direct vroegen hoe de proefpersonen kijken naar de toekomstige ontwikkelingen: "Ik maak me zorgen over de nare dingen die kunnen gebeuren" en "Ik kijk uit naar de geweldige dingen die kunnen gebeuren." Aan de hand van de gemiddelde responsen werd een angstschaal en een enthousiasmeschaal gecreëerd.

Procedure

In de sportschool werden de participanten aangesproken of ze mee wilden doen aan een onderzoek over multitasking. Zodra zij accepteerden kregen ze op een laptop een

instructie te lezen die hun vertelde dat ze enkele vragenlijsten gingen invullen, en gingen fietsen met een blinddoek en koptelefoon op. In deze instructie stond, dat het doel van het onderzoek is, te begrijpen hoe fysieke activiteit het verwerken van informatie beïnvloedt. Hierna vulden de deelnemers in dat ze akkoord gingen met vrijwillig deelname aan het onderzoek. Opvolgend vulden zij de Regulatory Focus Questionnaire in. De deelnemers namen dan plaats op de fiets. De fiets werd afgesteld zodat de hoogte, en fietsweerstand voor hun correct was. Daarna kon deze niet meer aangepast worden. De deelnemers werd gevraagd

(11)

om op een normaal tempo door te blijven fietsen, er werd verteld dat dit geen sportoefening is. Ook werd hun verteld dat ze eerst een minuut lang niets hoorden en dat hierna de podcast van vier en halve minuut zou afspelen. Daarna werd het slaapmasker en de koptelefoon opgezet, en begonnen de deelnemers met fietsen. De Keiser M-series mobiele applicatie werd verbonden met de fiets en na één minuut werd de energieoutput opgeslagen. De podcast werd aangezet, en wanneer deze afgelopen was, dan werd de energieoutput weer opgeslagen. De deelnemers namen dan weer plaats achter de laptop waar zij de angst en enthousiasme vragenlijsten invulden. Er volgden nog enkele andere vragenlijsten en een puzzeltaakje, die niet meegenomen worden in dit onderzoeksverslag. De proefpersonen gaven nog

demografische informatie en ideeën over het mogelijke doel van het onderzoek aan. Uiteindelijk konden de deelnemers in de debriefing het werkelijke doel van dit onderzoek lezen. Als beloning voor het onderzoek kregen zij een mueslireep. Eerstejaars psychologie studenten konden een proefpersoon punt verdienen met hun deelname.

Resultaten

Van de 63 deelnemers was één deelnemer niet meegenomen in de data-analyse door missende gegevens. Verder ontbrak van nog twee deelnemers het verschil in fietssnelheid, door een defect betreffende de Keiser-M series applicatie. De overige data van deze twee deelnemers was wel meegenomen in de verdere analyse.

Uit betrouwbaarheidsanalyses bleek dat de gecreëerde angst en enthousiasme schalen die elk uit vijf items bestonden, betrouwbare schalen waren. De angstschaal had een betrouwbaarheid van (α=.83), en de enthousiasmeschaal van (α=.86). Eveneens waren de items die promotion en prevention focus maten redelijk betrouwbaar. De betrouwbaarheid van promotion focus was (α=.71), voor prevention focus was dit (α=.72).

(12)

Ten eerste was er een regressieanalyse uitgevoerd om te bepalen of promotion en prevention scores angst konden voorspellen. Aan de assumpties van regressieanalyses is voldaan. Noch promotion, noch prevention waren significante voorspellers voor de scores op de angstschaal, R2=7%; F(2, 59) =2.21, p=.118. Promotion scores waren net geen significante voorspeller voor angstscores, (ß= -.25, t=-2.00, p=.050). Prevention scores waren geen

significante voorspeller voor angstscores, (ß=.12, t=0.97, p=.337).

Ten tweede was er een regressieanalyse uitgevoerd om te bepalen of promotion en prevention scores enthousiasme konden voorspellen. Aan de assumpties van regressieanalyses is voldaan. Noch promotion noch prevention waren significante voorspellers voor de scores op de enthousiasmeschaal, R2=3.7%; F(2, 59) =1.13, p=.330. Promotion scores waren geen significante voorspeller voor enthousiasmescores, (ß=.14, t=1.09, p=.281). Prevention scores waren ook geen significante voorspeller voor enthousiasmescores, (ß=-.15, t=-1.19, p=.237).

Een derde regressieanalyse is uitgevoerd om te bepalen of de promotion en prevention scores verschil in fietsenergie konden voorspellen. Hiervoor werd de gemiddelde fietsenergie tijdens de podcast afgetrokken van de gemiddelde fietsenergie voor de podcast. Promotion en prevention scores waren wederom geen significante voorspeller van verschillen in fietsenergie, R2=0.6%; F(2, 57) =0.16, p=.849. Promotion scores waren geen significante voorspeller voor verschil in fietssnelheden, (ß=.07, t=0.53, p=.595). Prevention scores waren ook geen significante voorspeller hiervoor, (ß=-.03, t=-0.25, p=.801).

Tevens is er een correlatie analyse uitgevoerd om in eerste instantie te bepalen of de relatieve promotion versus prevention score (d.w.z., gemiddelde promotion score min

gemiddelde prevention score), verband hield met scores op de angstschaal,

enthousiasmeschaal, en verschil in fietsenergie. Eveneens zijn in deze analyse de correlaties tussen de enthousiasmeschaal, angstschaal en verschil in fietsenergie meegenomen. De uitkomsten van de correlatie analyse zijn weergegeven in een tabel, zie Tabel 1.

(13)

Tabel 1

De Correlaties tussen de Angstschaal, de Enthousiasmeschaal, Verschil in Fietsenergie en Relatieve Promotion versus Prevention met bijbehorende p-waarden

Variabele Angstschaal Enthousiasmeschaal Verschil in fietssnelheid RPVP (r=-.23, p=.067) (r=.19, p=.135) (r=.07, p=.615) Angstschaal Enthousiasmeschaal - (r=-.34, p=.007) - (r=-.02, p=.867) (r=.12, p=.381) Noot. r = correlatie, RPVP = relatieve promotion versus prevention

Zoals gezien kan worden in de tabel houden deze drie variabelen geen significant verband met de relatieve promotion versus prevention. Ook is er geen verband gevonden tussen verschil in fietssnelheid, en de enthousiasme of angstschaal. Tussen de

enthousiasmeschaal en angstschaal bestaat een negatief verband.

Discussie

In deze studie werd de rol van regulatory focus in het effect van onzekerheid over toekomstige technologie op angst, enthousiasme, en toenadering versus vermijdingsgedrag van toekomstige technologieën onderzocht. Uit de resultaten bleek dat noch promotion focus noch prevention focus voorspellers waren van angst, enthousiasme of toenadering versus vermijding van toekomstige technologieën, bij onzekerheid hierover. De voorspelling dat een sterkere promotion focus samenhangt met meer enthousiasme over de toekomstige

technologie of toenadering hiervan kan verworpen worden. Tevens kan de voorspelling verworpen worden, dat een sterkere prevention focus samen hangt met meer angst of

(14)

vermijding van toekomstige technologie. Dat de bevindingen in het huidige onderzoek niet overeenkomen met de verwachtingen, is vermoedelijk te wijten aan onvoorziene gebreken in de onderzoeksopzet.

Ten eerste is dit onderzoek voorlopig. Het is mogelijk dat er een type-2 fout was opgetreden, door het relatief lage aantal deelnemers. Wellicht kan het ontbreken van

gevonden verwachte effecten omslaan door de steekproefomvang in een vervolgonderzoek te vergroten. Het ontbreken van een verwacht effect op de toenadering versus vermijding van toekomstige technologie is echter te wijten aan andere factoren. Het verschil in fietssnelheid wat toenadering versus vermijding mat correleerde zo minimaal met de regulatory focus dat er daar geen sprake was van type-2 fout.

Ten tweede is het niet zeker of de podcast erin geslaagd was onzekerheid over toekomstige technologie te manipuleren. Doordat er geen controleconditie was in dit

onderzoek kon er hierover geen manipulatiecheck worden uitgevoerd. Deze manipulatie kon eventueel ook in sterkte afgenomen zijn, door de geluiden uit de sportschool die het effectief beluisteren van de podcast konden verstoren. Zonder onzekerheid kan het effect van

regulatory focus op de voorspelde emoties en gedragingen die als reacties op onzekerheid zouden optreden niet goed bepaald worden. In een vervolgonderzoek kan daarom een controleconditie worden toegevoegd. Deze conditie kan bijvoorbeeld naar een podcast luisteren over de feitelijke werking van bestaande technologie, in plaats van de huidige podcast. Achteraf zou de vraag gesteld kunnen worden hoeveel onzekerheid over toekomstige technologie ervaren wordt. Deze vraag kan als manipulatiecheck dienen, waarbij het verschil in respons tussen de conditie, het effect van de huidige podcast zal zijn. Op deze manier kan met meer zekerheid worden gezegd dat de podcast een geslaagde manipulatie was.

Een ander gebrek aan de opzet was de operationalisatie van toenaderingsgedrag versus vermijdingsgedrag bij toekomstige technologie. Het verschil in fietssnelheden was

(15)

wellicht geen valide maat, om dat construct te meten. Deze operationalisatie hing niet samen met constructen, waarmee dat wat getracht werd te operationaliseren wel samenhing. Uit de resultaten bleek namelijk dat verschil in fietssnelheden niet verband hield met angst of enthousiasme over toekomstige technologie. Terwijl in het algemeen, angst samenhangt met vermijding (Risbrough, 2009), en enthousiasme samenhangt met toenadering (Elliot & Church, 1997). Dit gebrek kan wellicht als verklaring dienen voor het ontbreken van een effect op de verschillen van fietssnelheden.

Ondanks dat fietssnelheden geen valide maat waren voor het meten van toenaderings- of vermijdingsgedrag in dit onderzoek. Had deze operationalisatie wel het positieve aspect, dat volledige lichaamsbewegingen werd gebruikt om toe te naderen of te vermijden. In bestaande operationalisaties hiervan worden enkel armbewegingen gebruikt. Zoals in de feedback-joystick taak (Rinck & Becker, 2007) waarin een joystick van het lichaam af wordt geduwd voor een vermijding, en naar het lichaam toe wordt getrokken voor een toenadering. Van een beweging met het gehele lichaam wordt verwacht dat deze meer maatgevend is voor toenaderings- of vermijdingsgedrag dan enkel het bewegen van de arm.

In een vervolgonderzoek kan een operationalisatie van vermijdings- of

toenaderingsgedrag gebruikt worden die volledige lichaamsbeweging gebruikt, maar wel valide is. Dit kan door een aanpassing te maken op een bestaande meting. De meting waarbij de hoeveelheid druk door iemand op een plateau dat met de arm van het lichaam af wordt, geduwd voor een vermijding wordt gebruikt. Terwijl de hoeveelheid druk op een plateau dat naar het lichaam toegetrokken wordt, wordt gebruikt voor toenaderingsgedrag (Förster, Higgins & Idson, 1998). De verhouding in druk tussen wegduwen en naar het lichaam toe trekken werd gebruikt om te bepalen of iemand meer toenaderings- of vermijdingsgedrag vertoonde. In dit onderzoek werd al aangetoond dat een prevention focus sterker wegduwde, oftewel meer vermijding toonde. Terwijl een promotion focus samenhing met een sterkere

(16)

druk naar het lichaam toe, oftewel meer toenadering toonde. In vervolg onderzoek zou ook een plateau gebruikt kunnen worden op dezelfde manier, maar deze zou getrokken en geduwd kunnen worden met de armen en benen, vanuit zittende positie. Zodoende wordt het hele lichaam gebruikt in plaats van enkel de arm en is de kans groter dat de meting hiervan valide is.

In vervolgonderzoek kan de aangepaste versie van de STAI als maat van enthousiasme en angst wel onveranderlijk gebruikt worden. Dit was een betrouwbare en valide meting van angst en enthousiasme. Dat dit een betrouwbare meting is blijkt uit de betrouwbaarheidsanalyse van de enthousiasme en angstschalen. Tevens toont de negatieve correlatie tussen angst en enthousiasmescores aan dat de meting waarschijnlijk valide was, omdat angst en enthousiasme in het algemeen ook tegenovergestelde constructen zijn.

Zonder vervolg onderzoek waarbij de gebreken in de onderzoeksopzet aangepast zijn, kan dit onderzoek geen uitspraak doen over de rol van regulatory focus bij de saillantie van positieve of negatieve uitkomsten van toekomstige technologie. Bovendien blijft het motivating-uncertainty effect (Shen, Fishbach & Hsee, 2014), ongeschonden. Het ontbreken van verwachte effecten vanuit deze theorie in dit onderzoek, kan wederom verklaard worden door de gebreken in de onderzoeksopzet.

Het huidige onderzoek beantwoordt niet wanneer toekomstige technologie met de onzekerheden die daarbij komen als positief of wel negatief worden ervaren. Tevens kan geen voorspelling gedaan worden over wanneer toenadering of vermijding hiervan plaatsvindt. Echter blijven deze kwesties relevant gezien de vluchtige trend in ontwikkeling van nieuwe technologie. Deze studie kan ondanks het gebrek aan conclusies alsnog dienen ter introductie van dit onderzoeksgebied. Hopelijk biedt dit onderzoek een stimulans in dit onderzoeksveld zodat deze en mogelijke andere belangrijke vraagstukken beantwoord kunnen worden.

(17)

Referenties

Badia, P.,Mcbane, B., Suter, S., & Lewis, P. (1966). Preference behavior in an immediate versus variably delayed shock situation with and without a warning signal. Journal of Experimental Psychology, 72(6), 847-8S2.

Danowitz, A., Kelley, K., Mao, J., Stevenson, J. P., & Horowitz, M. (2012). CPU DB: recording microprocessor history. Communications of the ACM, 55(4), 55-63. Elliot, A. J., & Church, M. A. (1997). A hierarchical model of approach and avoidance achievement motivation. Journal of personality and social psychology, 72(1), 218.

Förster, J., Grant, H., Idson, L. C., & Higgins, E. T. (2001). Success/failure feedback, expectancies, and approach/avoidance motivation: How regulatory focus moderates classic relations. Journal of Experimental Social Psychology, 37(3), 253-260.

Förster, J., Higgins, E. T., & Idson, L. C. (1998). Approach and avoidance strength during goal attainment: regulatory focus and the" goal looms larger" effect. Journal of personality and social psychology, 75(5), 1115.

Frewer, L. J., Howard, C., & Shepherd, R. (1998). Understanding public attitudes to technology. Journal of Risk Research, 1(3), 221-235.

Haas, I. J., & Cunningham, W. A. (2014). The uncertainty paradox: Perceived threat moderates the effect of uncertainty on political tolerance. Political

Psychology, 35(2), 291-302.

Higgins, E. T., Friedman, R. S., Harlow, R. E., Idson, L. C., Ayduk, O. N., & Taylor, A. (2001). Achievement orientations from subjective histories of success: Promotion pride versus prevention pride. European Journal of Social Psychology, 31(1), 3- 23.

(18)

Higgins, E. T. (1998). Promotion and prevention: Regulatory focus as a motivational principle. Advances in experimental social psychology, 30, 1-46.

Hirsh, J. B., Mar, R. A., & Peterson, J. B. (2012). Psychological entropy: a framework for understanding uncertainty-related anxiety. Psychological review, 119(2), 304. ICT facts and figures 2016. (2016). Opgehaald van http://www.itu.int/en/ITU-

D/Statistics/Documents/facts/ICTFactsFigures2016.pdf

Idson, L. C., Liberman, N., & Higgins, E. T. (2000). Distinguishing gains from nonlosses and losses from nongains: A regulatory focus perspective on hedonic intensity. Journal of Experimental Social Psychology, 36(3), 252-274.

Korteweg, N. (2016, December 29). Betere interactie breincomputer biedt verlamde mensen hoop. Opgehaald van https://www.nrc.nl/nieuws/2016/12/29/betere-interactie- breincomputer-biedt-verlamde-mensen-hoop-5958379-a1538888

Meuter, M. L., Ostrom, A. L., Bitner, M. J., & Roundtree, R. (2003). The influence of technology anxiety on consumer use and experiences with self-service technologies. Journal of Business Research, 56(11), 899-906.

Pennington, G. L., & Roese, N. J. (2003). Regulatory focus and temporal distance. Journal of Experimental Social Psychology, 39(6), 563-576.

Rinck, M., & Becker, E. S. (2007). Approach and avoidance in fear of spiders. Journal of behavior therapy and experimental psychiatry, 38(2), 105-120.

Risbrough, V. (2009). Behavioral correlates of anxiety. In Behavioral Neurobiology of Anxiety and Its Treatment (pp. 205-228). Springer Berlin Heidelberg.

Russell, J. A., & Mehrabian, A. (1978). Approach-avoidance and affiliation as functions of the emotion-eliciting quality of an environment. Environment and Behavior, 10(3), 355-387.

(19)

Shen, L., Fishbach, A., & Hsee, C. K. (2015). The motivating-uncertainty effect: Uncertainty increases resource investment in the process of reward pursuit. Journal of Consumer Research, 41(5), 1301-1315.

Spielberger, C. D., Gorsuch, R. L., Lushene, R., Vagg, P. R., & Jacobs, G. A. (1983). State- trait anxiety inventory (form Y). Redwood City. CA: Mind Garden, 77.

Vosgerau, J., Wertenbroch, K., & Carmon, Z. (2006). Indeterminacy and live television. Journal of Consumer Research, 32(4), 487-495.

Wagenaar, W.A. (1989). Paradoxes of gambling behaviour. New York: Psychology Press. Wilson, M. (2002). Six views of embodied cognition. Psychonomic bulletin & review, 9(4), 625-636.

Wilson, T. D., Centerbar, D. B., Kermer, D. A., & Gilbert, D. T. (2005). The pleasures of uncertainty: prolonging positive moods in ways people do not anticipate. Journal of personality and social psychology, 88(1), 5.

(20)

Reflectieverslag

A: Hoe ben ik omgegaan met verkregen feedback

Ik heb de feedback die ik binnenkreeg natuurlijk eerst uiterst secuur doorgelezen. Hierna ben ik per punt gaan kijken wat ik er aan kon doen. Als ik hierover vragen had, of dingen niet zeker wist mailde ik dit naar mijn begeleider. Ik ben altijd erg dankbaar geweest voor

gekregen feedback. Ik heb stukken verwijdert of herschreven op basis van feedback, ook heb ik stukken toegevoegd. Bij de presentatie heb ik zowel mijn slides als mondelinge verhaal op de feedback aangepast.

B: Waar het project goed of minder goed verliep

In de beginfase van het project hadden wij wat opstart problemen, we konden maar niet tot een overeenkomst komen over hoe wij het onderwerp gingen onderzoeken. Uiteindelijk toen we eenmaal een meetmethode hadden, is alles redelijk soepel verlopen. We hebben snel en goed contact gehouden met het USC waar het onderzoek is uitgevoerd. We hebben een protocol opgezet voor het testen dat wij strict hebben gevolgd tijdens de meetfase. Af en toe verliep het contact wat stroef binnen de groep dan wisten wij eventjes niet waar we aan toe waren. Dit werd mooi opgelost door de meetingen te houden waarbij alles weer duidelijk werd, en wij het project konden vorderen. Wat minder was maar waar wij zelf weinig aan konden doen is problemen met de meetapparatuur, waardoor wij vroegtijdig moesten stoppen met testen. Gelukkigerwijs hadden we al redelijk wat proefpersonen zodat de analyse nog steeds goed verliep. Een ander proces dat goed verliep is het schrijven van de podcast, wij zijn erg trots op het resultaat hiervan.

(21)

Ik denk dat een wat zwakker punt van dit onderzoeksverslag de onderbouwing van de fietsoperationalisatie voor vermijding en toenadering van toekomstige technologie is. De keuze voor deze operationalisatie hadden wij wellicht meer moeten onderbouwen voordat we hem gingen gebruiken. Er is nu alleen niet meer onderzoek te vinden om deze

operationalisatie te onderbouwen. Ik denk dat de theoretische onderbouwing in dit stuk en het aantal gebruikte referenties wel goed is. Ook denk ik dat vooral de suggesties voor

vervolgonderzoek erg goed zijn, en de methode en resultaten zijn volgens mij ook helder, volledig en volgens de regels geschreven. Ik denk dat APA ook in dit stuk kloppend is.

D: Hoe ben ik met ethische aspecten omgegaan van dit onderzoek?

Terwijl wij druk bezig waren met het maken van de podcast heeft de begeleider contact gezocht met de ethische commissie en ons onderzoek ingediend. Wij hebben de deelnemers volledig ethisch behandelt, ze hebben allemaal een informed consent gelezen voor de

deelname. Achteraf hebben wij ze ook allemaal hartelijk bedankt. Met alle ethische aspecten is goed omgegaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

That is, the relationship between employee regulatory strategies and problem recognition, such that employee chronic regulatory focus (i.e., chronic promotion vs. chronic

Hypothesis 3: The positive relationship between leader chronic promotion focus and promotion focused leadership will be stronger when employee promotive voice is high, rather

Given its threatening and destructive nature, it was assumed that abusive supervision has different effects on an individual’s regulatory focus, with a negative relation towards

Concluding, this study seeks to advance the knowledge of how ill-defined problems are constructed (1) by proving that a situational regulatory focus state affects the

The chosen research method will involve testing of the interaction between chronic regulatory focus measured by regulatory focus questionnaire, and momentary regulatory focus

De grootschalige bedrijven zullen zich in sterkere mate dan anno 2001 bevinden in gebieden waar multifunctioneel gebruik van de grond van minder groot belang wordt geacht, of

Mathijs Kalmijn beschrijft die drie typen steun tussen kinderen en ouders in het artikel ‘Verklaringen van intergenerationele solidariteit’ (2010, 70-98) Kalmijn beschrijft

Voor zover er op 2 januari 2017 een kwaliteitskader in enige vorm zou worden vastgesteld door de Raad van Bestuur van het Zorginstituut, wijzen wij erop dat dit uitsluitend en