• No results found

De innovatiebox

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De innovatiebox"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Innovatiebox

Jurriën Maarten de Groot jurrien.degroot@student.uva.nl

10594906 Begeleiding mr. drs. J.A. de Vries RA

(2)

2

Inhoudsopgave

Begrippenlijst ... 4

Hoofdstuk 1 Inleiding... 5

1.1 Aanleiding onderzoek ... 5

1.2 Centrale vraag en subvragen... 6

1.3 Onderzoeksopzet ... 7

Hoofdstuk 2 Werking en kritiek ... 8

2.1 Inleiding ... 8

2.2 Doel van de regeling ... 8

2.3 Totstandkoming van de regeling ... 9

2.4 Toegangscriteria ... 10

2.4.1 Belastingplichtige ... 10

2.4.2 Immaterieel activum ... 11

2.4.3 Zelf voortgebracht ... 12

2.4.4 Octrooi en een S&O-verklaring ... 12

2.4.5 Oorzaakstoets ... 13

2.5 Kritiek omtrent de innovatiebox ... 13

2.6 Subconclusie ... 15

Hoofdstuk 3 Internationale Ontwikkelingen ... 16

3.1 Inleiding ... 16

3.2 Base Erosion and Profit Shifting project ... 16

3.2.1 Totstandkoming ... 16

3.2.2 Implementatie ... 17

3.2.3 Het BEPS-rapport ... 17

3.3 Nexus approach ... 18

3.3.1 Kwalificerend inkomen ... 19

3.3.2 Voorstel Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ... 20

(3)

3

3.4.1 De innovatiebox en schadelijke belastingconcurrentie ... 22

3.5 Subconclusie ... 23

Hoofdstuk 4 De toekomst van de innovatiebox ... 25

4.1 Inleiding ... 25

4.2 Vergelijking met buitenlandse regimes ... 25

4.2.1 Verschillen in kwalificerende immateriële activa ... 26

4.2.2 Verschillen in kwalificerend inkomen ... 26

4.2.3 Verschillen in belastingtarief ... 28

4.2.4 Buitenlandse regimes en de nexus-approach ... 28

4.3 Evaluatie innovatiebox ... 29 4.4 Wetswijziging ... 31 4.5 Subconclusie ... 32 Hoofdstuk 5 Conclusie ... 34 5.1 Inleiding ... 34 5.2 Beschouwing subvragen ... 34 5.3 Hoofdconclusie ... 35 5.4 Aanbevelingen ... 36 Bibliografie... 37

(4)

4

Begrippenlijst

Art. Artikel

BEPS Base Erosion and Profit Shifting

EU Europese Unie

FHTP Forum on Harmful Tax Practices IB Inkomstenbelasting

IP Intellectual property MKB Midden- en Kleinbedrijf

NBCC Nederlands Britse kamer van koophandel

OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling R&D Research and Development

S&O Speur en ontwikkelingswerk

VNO-NCW Verbond Nederlandse Ondernemingen - Nederlands Christelijk Werkgeversverbond VpB Vennootschapsbelasting

(5)

5

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding onderzoek

In de huidige westerse samenleving staat het kapitalisme centraal. Het kapitalisme is een economisch systeem gericht op de vrije markt en het investeren van geld in de verwachting daarmee winst te maken. Innovatie ligt aan de basis van dit op concurrentie gebaseerde systeem. Innovatie is een bron voor duurzame economische groei en levert daarnaast een belangrijke bijdrage aan de versterking van het concurrentievermogen van bedrijven.1

Het belang van innovatie voor onze samenleving wordt erkend door de Europese Unie (hierna: ‘EU’). In lijn met de Europese vrijemarkteconomie heeft de Europese Commissie zich op 22 november 2006 als doel gesteld de kenniseconomie te stimuleren. Daarbij heeft zij nadrukkelijk aangegeven dat fiscale faciliteiten mogen worden gebruikt.2 Hiermee zijn nationale fiscale

maatregelen ter stimulering van innovatie mogelijk gemaakt, zonder dat deze faciliteiten

aangemerkt worden als verboden staatssteun. Europese overheden maken van de mogelijkheid tot het stimuleren van innovatie gebruik in de vorm van patentboxen. Daarnaast worden patentboxen als instrument voor het versterken van het fiscale vestigingsklimaat gebruikt.3

Nederland heeft, net als andere Europese landen, vanwege de gunstige effecten op het fiscale vestigingsklimaat gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het vormen van een patentbox. Op 1 januari 2007 is de octrooibox in het leven geroepen. Hierin vallen de voordelen verkregen uit een octrooi, kwekersrecht of immateriële activa waarvoor een speur en ontwikkelingswerk verklaring is afgegeven. Vervolgens is de octrooibox per 1 januari 2010 gewijzigd in de

innovatiebox waarbij het tarief is verlaagd van 10 naar 5 procent en daarnaast het maximumbedrag aan voordelen, dat onder het regime van de innovatiebox tegen het gunstige tarief belast mag worden, komen te vervallen.4

Recentelijk is veel discussie ontstaan over de vraag of de innovatiebox belastingontwijking stimuleert. Een ander punt van kritiek is dat het midden- en kleinbedrijf (hierna ‘MKB’) te weinig

1 Maryville, Journal of Education for Business, 1992 Vol. 68 No. 1, p. 27-31.

2Europese commissie, rapport 2006.

3Brief van de Staatssecretaris van Financiën, 12 januari 2011, DGB/2010/8277.

(6)

6 lijkt te profiteren van de innovatiebox.5 Het is dan ook de vraag of de innovatiebox zoals we deze nu kennen op de lange termijn houdbaar is. Op verzoek van de G20 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna: ‘OESO’) onderzoek gedaan naar het tegengaan van belastingontwijking door een wereldwijde gecoördineerde aanpak. Dit heeft geleid tot het Base Erosion and Profit Shifting (hierna: ‘BEPS’) rapport met daarin aanbevelingen die erop gericht zijn om belasting te heffen daar waar de waarde wordt gecreëerd.6 Op grond van dit

rapport heeft de OESO op 19 juli 2013 een actieplan gepresenteerd voor de aanpak van grondslagerosie en winstverschuivingen. Aansluitend hebben Duitsland en het Verenigd Koninkrijk op 11 november 2014 vooruitlopend op deze discussie een gezamenlijk voorstel gedaan met daarin aanbevelingen en richtlijnen voor de behandeling van patentboxen. Deze aanbevelingen zijn gericht op een nexus approach. Het doel van deze aanpak is om patentboxen afhankelijk te laten zijn van de verbondenheid van de ontwikkelingen met een bepaald land. Vervolgens zijn op 5 oktober 2015 in Parijs de definitieve actiepunten openbaar gemaakt. Eén van deze actiepunten is specifiek gericht op patentboxen. De staatssecretaris van Financiën (hierna: ‘staatssecretaris’) heeft in een brief aan de Tweede Kamer het belang van het BEPS-rapport erkend en aangegeven initiatief te nemen om ongewenste belastingontwijking te bestrijden.7 Duidelijk is geworden dat de innovatiebox in de huidige vorm niet blijft bestaan.

1.2 Centrale vraag en subvragen

De centrale vraag luidt als volgt:

Op welke manier dient de innovatiebox van art. 12b Wet op de vennootschapsbelasting (hierna: ‘VpB’) 1969 in de toekomst te worden vormgegeven om gehoor te geven aan de huidige internationale druk?

Ten eerste hoop ik met het schrijven van mijn scriptie en de beantwoording van de centrale vraag een nauwkeurig beeld te vormen van wat de innovatiebox van art. 12b Wet VpB precies inhoudt en welke doelen de innovatiebox beoogt te bereiken. Daarnaast ga ik in op schadelijke belastingregimes en daarmee de mogelijkheid die de innovatiebox aan bedrijven

5 Kamerstukken 2014/15, 25087, 80. 6 Rapport OECD 2013b.

(7)

7 biedt om belasting te ontwijken. Tot slot wordt een beeld geschetst over hoe de

innovatiebox in de toekomst zal worden vormgegeven.

De subvragen die uit de centrale vraag voortvloeien zijn:

- Wat houdt de innovatiebox in en wat is de kritiek op de innovatiebox? - Wat zijn de internationale ontwikkelingen omtrent de innovatiebox? - Hoe zal de innovatiebox in de toekomst worden vormgegeven?

1.3 Onderzoeksopzet

Aan de hand van een literatuuronderzoek zal antwoord worden gegeven op de centrale vraag en de daarmee samenhangende subvragen met als doel een objectieve uiteenzetting van de feiten

omtrent de toekomstige invulling van de innovatiebox. Bij de beantwoording van subvraag één wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van de Wet art. 12b VPB, het evaluatierapport innovatiebox 2010-2012 en verschillende kamerstukken. Subvraag twee wordt beantwoord aan de hand van verschillende informatiebronnen als databanken, tijdschriften en relevante internationaal georiënteerde artikelen. Tot slot wordt in subvraag drie de toekomst van de innovatiebox behandeld. Een antwoord op deze vraag kan worden gevonden door gebruik te maken van het evaluatierapport innovatiebox 2010-2012 en andere relevante bronnen die zien op de toekomst van de innovatiebox.

(8)

8

Hoofdstuk 2 Werking en kritiek

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de eerste subvraag behandeld welke als volgt luidt: Wat houdt de

innovatiebox in en wat is de kritiek op de innovatiebox? Ten eerste behandelt paragraaf 2.2 het doel van de innovatiebox. Paragraaf 2.3 gaat in op de totstandkoming van de regeling. Vervolgens geeft paragraaf 2.4 een beschrijving van de vereiste toegangscriteria waaraan voldoen moet zijn om gebruik te kunnen maken van de faciliteit. Paragraaf 2.5 gaat in op de kritiek van de regeling. Tot slot wordt een antwoord gevormd op de eerste subvraag.

2.2 Doel van de regeling

Tijdens de Europese Raad van Lissabon, in maart 2000, stemden regeringsleiders van EU-landen in met een nieuwe economische strategie. Het doel werd gesteld om voor 2010 de meest

concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden.8 Men trachtte dit doel onder

andere te bereiken door het verbeteren en laten toenemen van research and development (hierna ‘R&D’) investeringen. In 2005 is duidelijk geworden dat de gestelde doelen niet meer haalbaar waren. Hierdoor is de uitvoering van de Lissabonstrategie geëvalueerd en opnieuw gelanceerd. Op grond van deze evaluatie heeft de Europese Raad vervolgens besloten dat het stimuleren van R&D-investeringen ook gedaan mag worden door middel van fiscale maatregelen. Naar aanleiding van dit besluit heeft de Nederlandse wetgever de octrooibox ingezet als fiscaal instrument met als doel het stimuleren van innovatieve bedrijven tot het doen van meer onderzoek en ontwikkeling en daarnaast om meer innovatieve bedrijvigheid aan te trekken. Hiermee draagt de octrooibox bij aan de innovatieve concurrentiekracht van Nederland.9

In de Nota Werken aan Winst worden enkele randvoorwaarden voor het invoeren van deze fiscale stimuleringsfaciliteit gesteld.10 Volgens deze voorwaarden moet de regeling een stimulans zijn voor meer innovatie, aantrekkelijk zijn voor het bedrijfsleven, uitvoerbaar zijn en budgettair beheersbaar. De Nota geeft vervolgens aan dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Deze

conclusie wordt mede getrokken doordat gesteld wordt dat een octrooibox met een voldoende laag

8 Kamerstukken II 2003/04, 27 406, nr. 2, p. 1.

9 Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen, besluit van 1 september 2014, nr. BLKB2014/1054M. 10 Kamerstukken II 2004/05, 30 107, nr. 2.

(9)

9 tarief voor grotere multinationale ondernemingen de doorslag kan geven in de afweging waar nieuwe investeringen in R&D worden gedaan. Daarnaast bleek het mogelijk te zijn om de regeling budgettair beheersbaar te houden door gebruik te maken van een forfaitaire begrenzing waarbij per jaar de octrooibox slechts open staat voor een bedrag van maximaal viermaal het totaal van de voortbrengingskosten van alle in de octrooibox ingebrachte activa. Nadat de octrooibox was

voorgelegd aan de Europese Commissie, om elke twijfel of onzekerheid ten aanzien van staatssteun weg te nemen, is bij de Wet Werken aan Winst de octrooibox per 1 januari 2007 in werking

getreden.

2.3 Totstandkoming van de regeling

De octrooibox kende bij de invoering een effectief tarief van 10% voor voordelenuit een zelf voortgebracht immaterieel activum, waarvoor een octrooi of een kwekersrecht was verleend. Daarnaast was de boxruimte aan de bovenkant beperkt tot maximaal viermaal de

voortbrengingskosten van het immateriële actief en kon het gereduceerde boxtarief alleen in aanmerking worden genomen wanneer de voordelen het bedrag van voortbrengingskosten overschrijden.11 Deze eisen en de beperkte boxruimte hebben ertoe geleid dat weinig

belastingplichtigen gebruik hebben gemaakt van de octrooibox. Volgens toenmalig staatssecretaris De Jager kon de octrooibox dan ook geen succes genoemd worden.12 Dit heeft vervolgens

verschillende discussies teweeggebracht welke tot meerdere wijzigingen van art. 12b Wet VpB omtrent de octrooibox hebben geleid. Zo is met ingang van 2008 het toepassingsbereik vergroot. Sindsdien is het mogelijk om naast geoctrooieerde activa ook speur en ontwikkelingswerk (hierna: ‘S&O’) waarvoor een S&O- verklaring is afgegeven in de zin van de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (hierna ‘WBSO’) onder te brengen in de octrooibox. Deze hervorming moet vooral zorgen dat eveneens het MKB-gebruik kan maken van de regeling. Daarnaast is met ingang van 2010 het tarief gewijzigd naar 5%, het plafond geschrapt en besloten dat innovatieverliezen verrekenbaar zijn met het voorgaande jaar en toekomstige jaren. Als gevolg van deze wijzigingen werd de naam octrooibox niet meer toereikend geacht. Dienovereenkomstig is de naam gewijzigd in innovatiebox. Per 1 januari 2011 is het mogelijk om voordelen uit octrooien en kwekersrechten

11 Memorie van toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 572, nr. 3. 12 Strik, NTFR 2008-1853.

(10)

10 die plaatsvinden tussen de aanvraag van het octrooi of kwekersrecht en de feitelijke verlening, na de verlening alsnog in de innovatiebox opgenomen worden.

Om tegemoet te komen aan 'uitvoeringstechnische bezwaren' die door de MKB-sector werden uitgedrukt, is in 2013 een forfaitaire regeling opgenomen in art. 7aa Uitvoeringsbesluit VpB.13 Deze regeling biedt de belastingplichtige de keuze om het voordeel uit een immaterieel

actief te bepalen op 25% van de winst voor toepassing van art. 12b met een maximum van € 25.000. Om misbruik van de innovatiebox te voorkomen is per 1 januari 2016 de laatste wijziging aangebracht. Het gaat hierbij om situaties waarbij een in een buitenlandse vaste inrichting

ontwikkeld immaterieel activum wordt overgeheveld naar een Nederlands hoofdhuis van de belastingplichtige. Daaropvolgend kan de belastingplichtige bij verkoop van het activum de vermogenswinst die toerekenbaar is aan de 'buitenlandse periode' kunnen profiteren van het lage boxtarief. Dit ondanks het feit dat de belastingplichtige ook al voor de latent aanwezige winst op het moment van overheveling van het activum, de objectvrijstelling kan claimen.

2.4 Toegangscriteria

De innovatiebox is opgenomen in art. 12b van de Wet op de VpB 1969. De regeling verlaagt onder vier gestelde voorwaarden het VpB-tarief van 25% naar 5% op voordelen uit hoofde van octrooi- en S&O-activa behaald met een kwalificerend immaterieel activum. Om toegang te krijgen tot de innovatiebox dient de belastingplichtige dus eerst aan bepaalde voorwaarden te voldoen. De eerste voorwaarde bepaalt dat alleen de belastingplichtige voor de VpB gebruik kan maken van de innovatiebox. Ten tweede moet sprake zijn van een zelf voortgebracht immaterieel activum. De derde voorwaarde stelt dat de belastingplichtige ten aanzien van het immaterieel activum een octrooi of een S&O-verklaring moet verkrijgen. Tot slot schrijft de laatste voorwaarde voor dat immateriële activa slechts kwalificeren voor de innovatiebox, indien de activa de oorzaaktoets hebben doorstaan. De voorwaarden worden toegelicht.

2.4.1 Belastingplichtige

De innovatiebox staat alleen open voor belastingplichtigen van de VpB zoals beschreven in art. 2 van de Wet VpB. De belastingplichtige dient ten aanzien van een immaterieel activum waarvoor een octrooi is verleend of dat is voortgekomen uit een S&O-verklaring bij de aangifte zelf te kiezen

(11)

11 voor toepassing van de faciliteit. De innovatiebox is zowel van toepassing op binnenlandse

belastingplichtigen, als op buitenlandse belastingplichtigen met een vaste inrichting in Nederland. Ondanks het voorstel van de Raad van State om naast belastingplichtigen van de VpB ook de IB-ondernemers toegang te geven tot de octrooibox, is het uitdrukkelijk een keuze geweest van de wetgever om de innovatiebox niet op te nemen in de inkomstenbelasting.14 De staatssecretaris is

namelijk van mening dat de inkomstenbelastingplichtige ondernemers, in de praktijk ook van de regeling kunnen profiteren. Dit is mogelijk wanneer een octrooi wordt verleend voor een succesvol innovatief product of dienst en de ondernemer op grond van art. 3.65 van de Wet

inkomstenbelasting (hierna: ‘IB’) 2001 zijn onderneming geruisloos zal inbrengen in een besloten- of naamloze vennootschap.

2.4.2 Immaterieel activum

De volgende voorwaarde die wordt gesteld zorgt ervoor dat alleen de voordelen uit een immaterieel activum voor de innovatiebox in aanmerking worden genomen. De staatssecretaris geeft aan dat voor de definitie van het begrip “immaterieel activum” kan worden aangesloten bij de definitie zoals die is opgenomen in art. 33 van de Wet VpB 1969.15 Ondanks de verwijzing van de

staatssecretaris is in deze wet geen definitie te vinden van het begrip. Hoewel de wet zelf geen definitie van het begrip “immaterieel activum” verstrekt, kunnen uit de bedrijfseconomische en juridische literatuur een aantal gemeenschappelijke elementen ontleend worden die voor het begrip ‘immaterieel activum’ van de innovatiebox aanknopingspunten kunnen bieden. Feiten en

omstandigheden bepalen uiteindelijk wat wel of niet onder dit begrip geschaard kan worden. Zo zullen zowel immateriële activa die zelf ontwikkeld zijn uit een octrooi of kwekersrecht als immateriële activa voortvloeiend uit S&O-werkzaamheden waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven er veelal onder worden geschaard. Merken, logo’s en daarmee vergelijkbare

vermogensbestanddelen worden door de wetgever expliciet uitgesloten voor toepassing van de innovatiebox. Bij deze immateriële activa wordt het verband met innovatie namelijk onvoldoende aanwezig geacht.

14 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 4, p. 21-22. 15 Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p. 95.

(12)

12

2.4.3 Zelf voortgebracht

Eveneens is bepaald dat de belastingplichtige een zelf ontwikkeld immaterieel activum moet hebben voortgebracht.Voordelen uit hoofde van een niet zelf voortgebracht immaterieel activum komen dus niet voor toepassing van de innovatiebox in aanmerking.16 Met zelfontwikkeld wordt bedoeld dat de voortbrenging van een immaterieel activum voor rekening en risico dient te komen van de belastingbetaler. Hieruit volgt dat gesproken wordt van het zelf voortbrengen indien de belastingplichtige beslissingsbevoegd en functioneel in staat is om de onderzoeks- en

ontwikkelingswerkzaamheden aan te sturen.Als de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden zijn uitbesteed, kan nog steeds sprake zijn van een zelf voortgebracht bedrijfsmiddel. In dat geval is het van belang om aannemelijk te maken dat het bedrijf zelf voldoende belangrijke functies vervult bij het voortbrengen van het bedrijfsmiddel.

2.4.4 Octrooi en een S&O-verklaring

De innovatiebox vindt slechts toepassing voor zelf voortgebrachte immateriële activa ter zake waarvan aan de belastingplichtige een octrooi is verleend of dat is voortgevloeid uit S&O-werkzaamheden waarvoor aan de belastingplichtige een S&O-verklaring is afgegeven. De

voordelen uit immateriële activa moeten voortvloeien uit een octrooi. Een octrooi is een exclusief recht tot het industrieel maken of verkopen van een product of het exploiteren van een uitvinding. Bij het verlenen van een octrooi ontvangt de uitvinder voor maximaal twintig jaar het exclusieve eigendomsrecht om een uitvinding te exploiteren, te verkopen of te produceren.17 De wetgever heeft bepaald dat kwekersrechten ook als een octrooi worden aangemerkt. De reden hiervoor is dat

kwekersrechten voor nieuwe ontwikkelde plantenrassen namelijk in grote lijnen vergelijkbaar zijn met dat voor geregistreerde octrooien. Een S&O-activum kwalificeert slecht voor de innovatiebox indien deze voortvloeit uit een afgegeven S&O-verklaring. Aan het criterium ‘voortvloeien uit’ wordt voldaan wanneer minder dan 50% van de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden zijn uitbesteed aan derden. De S&O verklaring wordt uitgegeven voor de ontwikkeling van technisch

16 Stcrt. 2014, nr. 25141.

(13)

13 nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, fysieke productieprocessen, programmatuur en

technisch-wetenschappelijk onderzoek.18

2.4.5 Oorzaakstoets

Het is mogelijk dat een octrooi kan zien op een deel van een meer omvattend immaterieel activum. De situatie dat het innovatieve element van ondergeschikt belang is in verhouding tot het grotere immateriële activum wordt onwenselijk geacht.19 Ter voorkoming van deze situatie is in het tweede lid van art. 12b van de Wet VpB 1969 de zogenoemde oorzaaktoets in het leven geroepen. Hierbij wordt een causaal verband vereist tussen het verleende octrooi en de voordelen uit immateriële activa. Om dit te controleren wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve toets. De met immateriële activa behaalde voordelen dienen naar verwachting in belangrijke mate (30% of meer) te zijn toe te rekenen aan een octrooi. De oorzaaktoets is niet van belang voor S&O-activa.20

2.5 Kritiek omtrent de innovatiebox

In de afgelopen jaren is er op internationaal gebied in toenemende mate discussie ontstaan over belastingontwijking door grote multinationals, waarbij internationaal opererende bedrijven hun grondslag uithollen of winsten verschuiven door gebruik te maken van verschillen tussen

belastingstelsels van landen. De Nederlandse innovatiebox is onderdeel van deze discussie. Zo stelt Pascal Saint-Amans, directeur van het OESO-centrum voor fiscaal beleid, in november 2014 dat Nederland zich verzet tegen een internationale fiscale maatregel welke fiscale voordelen voor innovatieve bedrijven beperken.21 Nederland had namelijk zijn voorkeur geuit voor een elementair andere benadering dan de voorgestelde nexus approach, te weten de transfer pricing approach. De transfer pricing approach sluit aan bij het identificeren van de gelopen risico’s, de uitgeoefende functies en de aangewende activa. Naar aanleiding van deze discussie zijn door Klaver en Merkies Kamervragen gesteld aan de staatssecretaris over de berichtgeving dat Nederland zich verzette tegen de OESO-aanpak belastingontwijking. De staatssecretaris biedt weerstand tegen deze uitspraken en geeft aan dat de Nederlandse innovatiebox zo is vormgegeven dat deze

18 Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 16, p. 12. 19 Kamerstukken II 2006/07, 30 572, C, p. 4. 20 Koedam, Forfaitair 2010/206.

(14)

14 belastingontwijking tegen gaat. Voor winsttoerekening aan de huidige Nederlandse innovatiebox dienen immers belangrijke activiteiten in Nederland plaats te vinden.22 Ook blijkt op grond van het in opdracht van de staatssecretaris opgestelde evaluatierapport dat veel bedrijven de innovatiebox als complex ervaren.23 Deze complexiteit brengt volgens Sandee een grote administratieve last met zich mee.24 Dit geldt voor zowel de bedrijven die gebruik wensen te maken van de innovatiebox als

de voor de belastingdienst. Voorstellen voor verbetering van de doelmatigheid van de innovatiebox hebben dan ook vooral betrekking op het eenvoudiger maken van de regeling en standaardisatie van de berekeningssystematiek.25

Ook Van der Lande uit zijn kritiek op de innovatiebox. Hij constateert dat de in 2008 ingevoerde regeling voor S&O-activa in bepaalde situaties een strijdigheid met art. 43 EG (vrijheid van vestiging) oplevert.26 Naar zijn mening is vooral sinds het wegvallen van het plafond voor S&O-activade kans dat de strijdigheid art. 43 EG zich in de praktijk voordoet aanzienlijk

toegenomen. Hij stelt dan ook dat Nederland er verstandig aan zou doen om zijn beleid op dit punt aan te passen. Ook Overduin heeft aanmerkingen op de innovatiebox. Zo schrijft hij het volgende: ‘Kortom: geef ook ondernemers toegang tot de innovatiebox. Hiermee stelt Overduin dat de IB-ondernemer niet kan profiteren van de innovatiebox. Volgens de staatssecretaris schrijft Overduin ten onrechte dat deze mogelijkheid niet bestaat. Tijdens de parlementaire behandeling van de introductie van de innovatiebox is namelijk uitvoerig stilgestaan bij het toepassingsbereik van de innovatiebox.27Ondernemers die in de inkomstenbelasting speur- en ontwikkelingswerk verrichten, kunnen de nieuwe innovatiebox toepassen nadat ze hun onderneming zonder fiscale afrekening (geruisloos) hebben ingebracht in een besloten vennootschap.

Bij de invoering van de innovatiebox leek het MKB weinig te profiteren van de regeling. Slechts 17% van het totale belastingvoordeel wordt behaald door het MKB, terwijl het MKB wel 41% van de uitgaven aan speur- en ontwikkelingswerk voor haar rekening neemt. Mede door verschillende verruimingen lijkt de innovatiebox ook voor het MKB een succes te gaan worden. Dit

22 Kamervragen, 2014/15, Z21582.

23 Dialogic, Evaluatierapport innovatiebox 2010-2012, 2015.

24 Sandee, Strengere selectie en meer rompslomp bij innovatiebox, SC 2016/10. 25 Dialogic, Evaluatierapport innovatiebox 2010-2012, 2015.

26 Van der Lande, NTFR 2009, 2602.

(15)

15 is volgens Jansen voor een belangrijk deel te danken aan het openstellen van de faciliteit voor immateriële activa die zijn voortgekomen uit succesvolle WBSO-loonkostensubsidieprojecten.

2.6 Subconclusie

Dit hoofdstuk bevat de beantwoording van de subvraag: Wat houdt de innovatiebox in en wat is de kritiek op de innovatiebox? Om te beantwoorden wat de innovatiebox inhoudt zijn het doel, de totstandkoming en de toegangscriteria besproken. Het tweede onderdeel van de vraag richt zich op de kritiek omtrent de innovatiebox in het kader van belastingontwijking.

Het doel van de innovatiebox is het stimuleren van innovatieve bedrijven tot het doen van meer onderzoek en ontwikkeling en daarnaast wordt beoogd meer innovatieve bedrijvigheid aan te trekken. Hiermee draagt de octrooibox bij aan de innovatieve concurrentiekracht van Nederland. Daarnaast is de innovatiebox door de tijd heen verschillende keren gewijzigd. Zo is de octrooibox, als gevolg van verschillende wijzigingen in de wetgeving, per 1 januari 2010 omgevormd tot de innovatiebox. Daarnaast kan niet iedere onderneming gebruik maken van de innovatiebox. De belastingplichtige dient namelijk eerst aan vier toegangscriteria te voldoen. Ook is er kritiek op de innovatiebox. Recentelijk is namelijk veel discussie ontstaan over de vraag of de innovatiebox belastingontwijking stimuleert. Volgens de staatssecretaris is daar geen sprake van en hij geeft bovendien aan dat de Nederlandse innovatiebox juist belastingontwijking tegen gaat. Daarnaast bestaat er kritiek op administratieve lasten die de faciliteit met zich meebrengt. Ook wordt betoogd dat de innovatiebox strijdig is met de vrijheid van vestiging en dat het MKB te weinig lijkt te profiteren.

(16)

16

Hoofdstuk 3 Internationale Ontwikkelingen

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de tweede subvraag behandeld welke als volgt luidt: Wat zijn de

internationale ontwikkelingen omtrent de innovatiebox? Ten eerste gaat paragraaf 3.2 in op het BEPS-project. Paragraaf 3.3 geeft een beschrijving van de nexus approach en gaat daarnaast in op het voorstel van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Vervolgens gaat paragraaf 3.4 in op het Forum on Harmful Tax Practices (hierna: ‘FHTP’) Framework waarmee kan worden bepaald of er sprake is van een schadelijk belastingregime. Tot slot geeft paragraaf 3.5 een antwoord op de tweede subvraag.

3.2 Base Erosion and Profit Shifting project

3.2.1 Totstandkoming

In het rapport van de OESO betreffende internationale belastingontduiking en belastingontwijking uit 1987 wordt beschreven dat belastingontwijking en -ontduiking haaks staan op fiscale

gelijkheid, het belangrijke budgettaire gevolgen kent, internationale competitie en

kapitaalstromen verstoort en op globaal leidt tot welvaartsafname. 28 Mede hierom is de OESO

van mening dat te ruime fiscale regelingen voor ‘innovatieve’ bedrijven welke

belastingontwijking mogelijk maken moeten worden ingeperkt. Ook als gevolg van dalende belastingopbrengsten en recente berichten over toenemende mate van belastingontwijking zijn belastingregels van landen onder druk komen te staan. De huidige nationale belastingregels zijn vooral gericht op nationaal opererende ondernemingen en zijn onvoldoende op elkaar afgestemd, waardoor zij belastingontwijking door internationaal opererende ondernemingen mogelijk maken. Met wereldwijde afspraken en nieuwe regels is het mogelijk om beter in te spelen op het

voorkomen van belastingontwijking. Deze afspraken en regels worden gemaakt met als doel het garanderen eerlijke concurrentieverhoudingen en voorkomen dat landen ongecoördineerd eenzijdig actie ondernemen. Op deze manier kan het vertrouwen in het systeem worden hersteld en is het mogelijk om belasting te heffen daar waar de economische activiteit plaatsvindt en de

(17)

17 waarde wordt gecreëerd. 29 Vanwege het grote maatschappelijke belang en de wens te komen tot

wereldwijde gecoördineerde afspraken, heeft de G20 in september 2013 het ambitieuze BEPS-actieplan van de OESO omarmd. De OESO heeft mede onderzocht of voor de verschillende patentboxen voldoende substance-eisen gelden om belastingontwijking tegen te gaan.

3.2.2 Implementatie

Het BEPS-project is ontworpen om geïmplementeerd te worden door aanpassingen in nationale wetgeving en verdragsbepalingen. In Nederland acht het kabinet de aanpak van internationale belastingontwijking en misbruik wenselijk voor de samenleving en vindt de aanbevolen maatregelen onontkoombaar. Nederland zal actief meewerken aan de invoering van de

aanbevelingen.30 Zo is per 1 januari 2016 actiepunt 13 geïmplementeerd welke ziet op

Country-by-Country reporting. In een brief aan de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris een reactie op het BEPS-proces en een vooruitblik op de vervolgstappen. De staatssecretaris geeft mede aan dat wanneer maatregelen leiden tot onbedoelde effecten voor innovatieve bedrijven en andere

ondernemingen met reële economische activiteiten hij rekening zal houden met de taakstellende opbrengst van BEPS en eraan werken om met gerichte herstellende maatregelen de

aantrekkelijkheid van het fiscale vestigingsklimaat te behouden.

3.2.3 Het BEPS-rapport

Op 5 oktober 2015 zijn in Parijs de definitieve actierapporten van het project Addressing Base Erosion & Profit Shifting, welke de OESO op verzoek van de G20 heeft opgesteld, openbaar gemaakt.31 Het rapport ziet op vijftien concrete actiepunten met drie pijlers als rode draad

betreffende het tegengaan van belastingontwijking door grondslaguitholling en winstverschuiving en bouwt voort op de tussentijdse rapporten uit 2014.32 In deze actiepunten worden aanbevelingen

en oplossingen gepresenteerd om belastingontwijking tegen te gaan op verschillende gebieden. De drie pijlers zien ten eerste op het creëren van internationale coherentie in de systemen van de VpB, daarnaast op de ontwikkeling van een voorwaarde van substantiële activiteiten als

29 Rapport OECD 2013b.

30 Brief van de Staatssecretaris van Financiën, 5 oktober 2015, IZV/2015/657, nr. M. 31 Rapport OECD 2013b.

(18)

18 minimumstandaard voor een begunstigend belastingregime voor inkomsten uit octrooien en soortgelijke rechten en tot slot op het transparanter maken van de heffing. Met betrekking tot intellectual property (hierna: ‘IP’) regimes heeft de OESO-overeenstemming bereikt met betrekking tot het hanteren van de zogenoemde ‘nexus approach’.

3.3 Nexus approach

In 1998 verscheen een rapport van de OESO dat ziet op de problemen van schadelijke belastingconcurrentie tussen landen.33 Het rapport is bedoeld om een omgeving te creëren

waarbinnen alle landen vrij en eerlijk kunnen concurreren en waarbij economische groei is

toegelaten en daarnaast toegenomen successen door alle landen worden gedeeld. Dit rapport heeft het fundament gelegd in het werk van de OESO betreffende het bestrijden van schadelijke

belastingconcurrentie. De onderliggende problemen die destijds werden geschetst zijn vandaag de dag nog steeds relevant. De zorgen omvatten in de eerste plaats de preferentiële regelingen die dreigen te worden gebruikt voor kunstmatige winstverschuiving en ten tweede het gebrek aan transparantie in verband met bepaalde rulings welke belastingontwijking in de hand kunnen werken. Om de nadelen van deze regimes te verhinderen en invulling te geven aan een substance gerichte benadering heeft de OESO in het op 16 september 2014 uitgebrachte rapport over BEPS Action 5 (Countering Harmful Tax Practices More Effectively) een voorkeur uitgesproken voor een substance vereiste. Aan het substance vereiste wordt inhoud gegeven in de vorm van een zogenoemde nexus approach, die een band verlangt tussen belastingvoordeel en R&D-activiteiten.34 Het oogmerk is dat belastingplichtigen alleen toegang hebben tot de

bevoordeelde behandeling van IP-inkomsten voor zover zij de hiermee verband houdende R&D-activiteiten minimaal voor een belangrijk gedeelte zelf hebben verricht.

De nexus approach erkent dat preferentiële regimes, zoals de Nederlandse innovatiebox, belangrijke instrumenten zijn voor het bevorderen van innovatie en het verbeteren van het fiscale vestigingsklimaat. Daarentegen heeft deze benadering het doel om misbruik van preferentiële regelingen te voorkomen welke gebruikt worden als instrument voor belastingontwijking. Het gevolg van de nexus approach is dat er een sterkere connectie ontstaat tussen de kosten die door

33 Rapport OECD 1998. 34 De Wilde, NTFR 2015.

(19)

19 een belastingplichtige worden gemaakt en de winsten waarop de innovatiebox kan worden

toegepast.35

3.3.1 Kwalificerend inkomen

De IP-inkomsten komen in aanmerking naar rato van de door belastingplichtige gemaakte R&D-kosten in relatie tot de door de belastingplichtige totaal gemaakte R&D-kosten voor de ontwikkeling van het IP-activum. Hieruit volgt de volgende formule om IP-inkomen van de betreffende belastingplichtige dat onder een begunstigend IP-regime mag worden belast, vast te stellen:

𝐾𝑤𝑎𝑙𝑖𝑓𝑖𝑐𝑒𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑜𝑛𝑡𝑤𝑖𝑘𝑘𝑒𝑙𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛

𝑇𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑜𝑛𝑡𝑤𝑖𝑘𝑘𝑒𝑙𝑖𝑛𝑔𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 ⋅ 𝐼𝑃 𝑖𝑛𝑘𝑜𝑚𝑒𝑛

De bedragen worden bepaald vanuit de betrokken belastingplichtige. Landen mogen zelf invulling geven aan de reikwijdte van de kwalificerende kosten vanuit het perspectief van de betreffende belastingplichtige, voor zover dit maar beperkt blijft tot alleen uitgaven die betrekking hebben op R&D. Kosten voor het uitbesteden van R&D binnen de groep behoren niet tot de kwalificerende ontwikkelingskosten welke daarentegen wel tot de totale ontwikkelingskosten horen.36 De totale

ontwikkelingskosten bestaan uit de gemaakte kwalificerende ontwikkelingskosten en de aankoopprijs van IP. De aankoopprijs behoort niet tot de kwalificerende ontwikkelingskosten. Daarnaast maken de doorontwikkelingskosten onderdeel uit van de kwalificerende

ontwikkelingskosten. Tot slot is de definitie van IP-inkomen van belang. Hierbij kan gedacht worden aan vermogenswinsten, royalty’s en inkomen besloten in producten. Aan de hand van methodes die in transfer pricing worden gebruikt, hebben landen de bevoegdheid om zelf

invulling te geven aan IP-inkomen. Nederland heeft daarmee de ruimte om in toekomst gebruik te blijven maken van de in praktijk gehanteerde methoden zoals de ‘afpelmethode’ en de ‘cost plusmethode’ voor de vaststelling van het inkomen dat in de toekomstige innovatiebox kan worden belast. Daarbij zijn daarentegen wel kaders aangegeven voor bijbehorende

ontwikkelkosten en de ‘tracking’ van het IP-inkomen.37

35 Kamerstukken II 2014/15, 2150-7, nr. 1212, onderdeel 11. 36 Rapport OECD 2015, p. 30.

(20)

20 In het geval R&D als kernfunctie van een onderneming is te kwalificeren, worden de voordelen voor de toepassing van de innovatiebox doorgaans gebaseerd op de zogenoemde afpelmethode. De afpelmethode bestaat uit twee stappen. De eerste stap is het toerekenen van de winst aan de niet-kern functies. Dit betreft vaak een klein gedeelte en het gaat veelal om routine functies, zoals bijvoorbeeld de administratie functie. De tweede stap is op basis van een cost-plus berekening de winst toerekenen aan de verschillende kernfuncties. De Nies en Kiekebeld stellen dat voor bedrijven waar de R&D-functie meer ondersteunend van aard is, vaak een

cost-plusbenadering gehanteerd.38 De cost-plus methode is vooral geschikt om voordelen te bepalen

voor ondernemingen waarbij R&D geen kernfunctie is. Deze methode wordt onder andere gehanteerd bij verrekenprijzen.39 Hierbij wordt uitgegaan van een opslagpercentage op de kosten

die toerekenbaar zijn aan de R&D-werkzaamheden. Uiteindelijk bepaalt het opslag-percentage het bedrag dat als voordeel in de innovatiebox in aanmerking genomen kan worden.

De gelegenheid wordt landen geboden om uitbesteding van R&D-activiteiten aan derden voor het begunstigende regime in aanmerking te nemen. Oorspronkelijk zouden enkel octrooien voor begunstigende behandeling kwalificeren. Het definitieve rapport breidt de reikwijdte daarentegen uit tot andere IP’s naast octrooien en patenten, zoals kwekersrechten, software en – voor kleinere ondernemingen – vernieuwende en bruikbare immateriële activa.40

3.3.2 Voorstel Duitsland en het Verenigd Koninkrijk

Op 11 november 2014 hebben Duitsland en het Verenigd Koninkrijk in samenhang met het OECO BEPS-project een gezamenlijk voorstel gedaan voor het aanpassen van regels omtrent preferentiële belastingregimes voor IP-uitgaven, een (IP-)volgsysteem en het uitsluiten van handelsmerken en marketing.41 Dit voorstel heeft uiteindelijk geleid tot de modified nexus

approach welke invulling geeft aan de substance-eisen waar patentboxen aan moeten voldoen. De benadering heeft tot doel om een sterkere band te doen ontstaat tussen de kosten die in een land worden gemaakt en de winst waarop de innovatiebox kan worden toegepast. Een concreet

38 De Nies en Kiekebeld, MBB 2011, p. 195. 39 Visser, TFO 2005, p. 138.

40 De Wilde, NTFR 2015/2725 Rapport BEPS Actiepunt 5: ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively,

Taking into Account Transparency and Substance’.

(21)

21 speerpunt van dit voorstel is dat outsourcing wordt beperkt tot 30% van de binnenlandse

innovatiebestedingen. Er moet dus voldoende substance zijn bij de belastingplichtige zelf. De OESO-landen hebben zich gecommitteerd om hun winstbelastingregimes voor immateriële activa in overeenstemming te brengen met de modified nexus approach. Daarnaast heeft de Europese Commissie hier inmiddels ook op aangedrongen en heeft dwingende maatregelen aangekondigd indien implementatie niet op korte termijn volgt.42

Nederland verwelkomt de inspanningen van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk voor het vinden van een substance-benadering waarin alle landen zich kunnen vinden. Echter wordt de gestelde beperking niet door iedereen positief ontvangen, aangezien de beperking eerder voor kleine landen nadelig zal zijn. Zo stelt de Ierse minister van Financiën Noonan, op 2 december 2014, dat een hervorming van belastingstelsels niet in het voordeel van grote landen gebruikt dient te worden.43 Discussies zijn dan ook ontstaan over de vraag of grote landen tax-planning

gebruiken om hun eigen vestigingsklimaat te verbeteren.

3.4 Het FHTP Framework

Het Forum on Harmful Tax Practices is in het leven geroepen om maatstaven te ontwikkelen waarmee het mogelijk is om te bepalen of sprake is van schadelijke belastingconcurrentie. Aan de hand van drie stadia wordt bepaald of belastingregimes al dan niet als schadelijk kunnen worden aangemerkt. In deze drie stadia wordt gekeken of het belastingregime:

A. binnen de reikwijdte van de FHTP valt en of het regime preferentieel is.

B. onder de vier hoofdfactoren en acht andere factoren valt om te bepalen of een preferentieel regime potentieel schadelijk is; en

C. na beschouwing van de economische effecten daadwerkelijk schadelijk is.

A. Om binnen de reikwijdte van het FHTP te vallen moet het regime ten eerste betrekking hebben op het inkomen van geografisch mobiele activiteiten. Ten tweede dient het regime in relatie te staan tot een belastingheffing over het relevante inkomen afkomstig van geografisch mobiele

42 Ravelli, WFR 2016/110.

(22)

22 activiteiten. Daarnaast wordt een regime als preferentieel aangemerkt indien het een bepaalde vorm van belastingvoordeel toekent waar dat doorgaans niet gebeurd.44

B. Om te bepalen of een preferentieel regime potentieel schadelijk is, dient er te worden getoetst aan de volgende vier sleutelfactoren:

a) wordt er geen of een effectief lage belasting geheven.

b) worden regimes geheel of gedeeltelijk afgeschermd door de interne markt. c) is er een gebrek aan transparantie.

d) is er een gebrek aan een werkzame uitwisseling van informatie.45

Acht andere factoren van meer ondergeschikt belang ter indicatie van schadelijke

belastingconcurrentie zijn: de kunstmatige vaststelling van de belastinggrondslag, het niet naleven van de internationale principes inzake verrekenprijzen, een uitzondering voor buitenlandse

inkomsten, de onderhandelbaarheid van het belastingtarief of van de grondslag, het bestaan van geheimhoudingsbepalingen, een uitgebreid netwerk van belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing, regelingen die worden gepromoot als voordelige belastingsystemen, het aanmoedigen van verrichtingen die zijn ingegeven door zuiver fiscale overwegingen.46

C. Een regime dat is gebaseerd op de bovenstaande analyse wordt aangemerkt als potentieel schadelijk kan worden beschouwd als niet schadelijk indien het regime geen schadelijke economische effecten met zich meebrengt.

3.4.1 De innovatiebox en schadelijke belastingconcurrentie

Organisaties als Oxfam Novib pleiten in Nederland voor een eerlijk en transparant

belastingbeleid, dat ertoe bijdraagt dat ontwikkelingslanden de belastinginkomsten krijgen waar ze recht op hebben. Zij beweren onder andere dat de Nederlandse innovatiebox schadelijke

44 Rapport OECD 2015. 45 Rapport OECD 1998, p25-30. 46 Rapport OECD, 1998, p30-34.

(23)

23 belastingpraktijken in de hand werkt.47 Nu rest de vraag of de Nederlandse innovatiebox

daadwerkelijk leidt tot schadelijke belastingconcurrentie. Om deze vraag te beantwoorden zal gebruik worden gemaakt van eerder beschreven FHTP Framework.

Ten eerste kan geconcludeerd worden dat de innovatiebox binnen de reikwijdte van de FHTP valt aangezien de faciliteit ziet op voordelen uit immateriële activa welke geografisch mobiel zijn en daarnaast in relatie staat tot een belastingheffing over het relevante inkomen afkomstig van voordelen uit deze geografisch mobiele immateriële activa. Daarnaast is de

innovatiebox een preferentieel regime is. De regeling verlaagt namelijk de VpB van 25% naar 5% op voordelen uit hoofde van octrooi- en S&O-activa behaald met een kwalificerend immaterieel activum.

Tevens dient te worden onderzocht of het preferentiële regime van de innovatiebox als potentieel schadelijk kan worden beschouwd door te toetsen aan de vier sleutelfactoren. Allereerst heeft de innovatiebox een effectieve lage belastingdruk tot gevolg. Aan de tweede sleutelfactor wordt niet voldaan. Het regime wordt namelijk niet geheel of gedeeltelijk afgeschermd door de interne markt. Ook is er geen gebrek aan transparantie en een werkzame uitwisseling van

informatie. Zo worden frequent cijfers gepubliceerd over het budgettaire beslag van de faciliteit. Daarnaast houdt de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland toezicht op het gebruik van de innovatiebox. Ondanks dat niet aan alle voorwaarden wordt voldaan, is het FHTP toch tot de conclusie gekomen dat er sprake is van schadelijke belastingconcurrentie.48

3.5 Subconclusie

Dit hoofdstuk bevat de beantwoording van de subvraag: Wat zijn de internationale

ontwikkelingen omtrent de innovatiebox? Internationale ontwikkelingen omtrent de innovatiebox doen zich vooral voor in het kader van het BEPS-project. Op basis van het BEPS-project is een rapport opgesteld welke ziet op vijftien concrete actiepunten met drie pijlers welke zien op het tegengaan van belastingontwijking door grondslaguitholling en winstverschuiving. In deze actiepunten worden aanbevelingen en oplossingen gepresenteerd om belastingontwijking tegen te gaan op verschillende gebieden. Actiepunt 5 heeft specifiek betrekking op de innovatiebox en

47 Oxfam Novib, 2016, Nederland Belastingparadijs. 48 Rapport OECD 2015, p63.

(24)

24 richt zich op substance. De laatste internationale ontwikkelingen hebben betrekking op de nexus benadering en het voorstel van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Aan de hand van een geharmoniseerde ondergrens geeft de modified nexus approach invulling aan de substance-vereisten waar patentboxen aan moeten voldoen. Ingevolge deze substance substance-vereisten zal de wetgeving omtrent innovatiebox uiteindelijk dienen te worden gewijzigd.

Naast de internationale ontwikkelingen omtrent de innovatiebox met betrekking tot het substance-vereisten onderzoekt de OESO ook of er sprake is van schadelijke

belastingconcurrentie aan de hand van FHTP Framework besproken. Op grond van dit Framework is nagegaan of de Nederlandse innovatiebox schadelijke belastingconcurrentie veroorzaakt. Geconcludeerd is dat de innovatiebox inderdaad leidt tot schadelijke

(25)

25

Hoofdstuk 4 De toekomst van de innovatiebox

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de derde subvraag behandeld welke als volgt luidt: Hoe zal de innovatiebox in de toekomst worden vormgegeven? Ten eerste geeft paragraaf 4.2 een

vergelijking van soortgelijke regelingen als de innovatiebox in België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Paragraaf 4.3 bespreekt vervolgens de uitkomsten van het evaluatierapport over de periode 2010 tot 2012 van de innovatiebox. Daaropvolgend gaat paragraaf 4.4 gaat in op de toekomstige vormgeving van de innovatiebox. Tot slot wordt in paragraaf 4.5 een antwoord gevormd op de derde subvraag.

4.2 Vergelijking met buitenlandse regimes

Een groeiend aantal Europese landen heeft fiscaal gunstige regels voor innovatieve activiteiten ingevoerd. Niet alleen de Nederlandse innovatiebox zal moeten worden aangepast als gevolg van het BEPS-project en de overeengekomen modified nexus approach. Eveneens dienen in veel andere Europese landen de regels omtrent patentboxen te worden aangepast.Zoals beschreven in hoofdstuk 3 mogen de voordelen van de box onder de nexus benadering alleen nog worden toegekend aan belastingplichtigen die zelf voldoende S&O-activiteiten hebben verricht en

daarvoor substantiële investeringen hebben gedaan.49 Door de wetgeving omtrent de innovatiebox

te vergelijken met soortgelijke faciliteiten in andere Europese landen kan op basis van eventuele verschillen beoordeeld worden tot in hoeverre de Nederlandse regeling afwijkt ten opzichte van andere Europese landen. De algemene overeenkomst tussen patentboxen is dat deze de

mogelijkheid geven om een gedeelte van de winst die voortkomt uit immateriële activa, onder voorwaarden, van belasting vrijstellen. Onderling vertoont hun vormgeving omvangrijke

verschillen in de concrete uitwerking. Hierna wordt de Nederlandse innovatiebox vergeleken met de patentboxen van België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk. Aan de hand van tabellen wordt de huidige vormgeving van de patentbox regimes volledig weergegeven. De tabellen verstrekken een vergelijking waarin wordt ingegaan op de verschillen in de wijze waarop het type

intellectueel eigendom wordt gekenmerkt, het kwalificerend inkomen wordt gedefinieerd dat in aanmerking komt en het belastingtarief dat gehanteerd wordt.

(26)

26

4.2.1 Verschillen in kwalificerende immateriële activa

In de onderstaande tabel wordt voor de verschillende landen aangegeven welke typen immateriële activa toegang geven tot de patentbox regimes. Daarbij geeft ‘’ aan of het type activum al dan niet kwalificeert.

Tabel 1 Kwalificerende immateriële activa50

Alle genoemde box regimes vinden toepassing op royalty’s en patenten zoals te zien is in tabel 1. Daarnaast is ook te zien dat andere vormen van immateriële activa kwalificeren. Wat direct opvalt is dat Nederland in vergelijking tot de andere landen een relatief ruime uitwerking kent van wat als kwalificerende immateriële activa kan worden beschouwd.

4.2.2 Verschillen in kwalificerend inkomen

Uit tabel 2 is af te lezen welke inkomsten uit immateriële activa kwalificeren voor de patentboxen van de verschillende landen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verworven (acquired) en bestaande (existing) immateriële activa. In de tabel geeft ‘N’ aan welke inkomsten uit immateriële activa niet kwalificeren, daarentegen geeft ‘Y’ aan welke inkomsten wel kwalificeren.

(27)

27

Tabel 2 Kwalificerend inkomen51

Tussen de weergegeven landen bestaan grote verschillen met betrekking tot de kwalificerende inkomsten. Uit de tabel valt af te leiden dat zowel Frankrijk als het Verenigd Koninkrijk een relatief breder begrip kennen van kwalificerende inkomsten in vergelijking tot de andere landen. In deze twee landen moet een bedrijf een kwalificerende ontwikkeling uitvoeren in relatie tot het verworven of bestaande immateriële activum. Vooral het Verenigd Koninkrijk is altijd een geduchte belastingconcurrent van Nederland geweest. Zo heeft het Verenigd Koninkrijk zich bij monde van de Chancellor of the Exchequer George Osborne nadrukkelijk uitgesproken over het internationale vestigingsklimaat en de doelstelling om het meeste competitieve belastingstelsel van de G20 te worden.52 Dit valt dan ook terug te zien in de verschillende maatregelen ter

bevordering van S&O. Het is de vraag tot in hoeverre het competitieve belastingregime van het Verenigd Koninkrijk het vestigingsklimaat versterkt in verband met het feit dat een sterk

vestigingsklimaat van verschillende factoren afhankelijk is, zoals het lidmaatschap van de EU. Zo zal ook het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, mogelijk een negatieve invloed hebben op Britse vestigingsklimaat.53In tegenstelling tot het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk

stelt België wel het vereiste dat het kwalificerende activum zelf volledig of gedeeltelijk

ontwikkelt moet zijn in een kwalificerend R&D-centrum door degene die gebruik maakt van de

51 Evers, Millers & Spengel, (2015), p506. 52 Engelen, NTFR 2013 158.

(28)

28 faciliteit. Een soortgelijke regeling geldt ook voor Nederland zoals in hoofdstuk 2 is beschreven.54

4.2.3 Verschillen in belastingtarief

Onderstaande tabel verstrekt een vergelijking van de verlaagde belastingtarieven als gevolg van patentboxen, het vennootschapsbelastingtarief en tot slot de heffingsgrondslag.

Tabel 3 Belastingtarieven55

Uit tabel 3 blijkt dat het Nederlandse tarief van 5% in vergelijking tot de andere landen een zeer aantrekkelijk effectief tarief is en behoort tot een van de aantrekkelijkste tarieven op het gebied van innovatie- en patentboxen.56 Ook is opvallend dat Frankrijk daarentegen aanzienlijk minder

oog heeft voor het fiscale vestigingsklimaat. Dit valt terug te zien in het relatief hoge belastingtarief van de Franse patentbox.

4.2.4 Buitenlandse regimes en de nexus-approach

De OESO heeft de besproken patentbox regimes van de verschillende landen onderzocht. Hierbij is getoetst aan het besproken FHTP Framework en aan de substance vereisten van de modified nexus approach. Uit het onderzoek van de OESO blijkt dat alle patentboxen van de in deze paragraaf besproken landen, geheel of gedeeltelijk strijdig zijn met de modified nexus approach.57

54 Europese commissie, 2015, N. 57, p10. 55 Evers, Millers & Spengel, 2015, p506. 56 Engelen & Van der Vegt, WFR 2006, p2. 57 Rapport OECD 2015.

(29)

29 De landen zijn op dit moment bezig met het in overeenstemming brengen van de wetgeving omtrent patentboxen met in achtneming van de binnen de OESO in BEPS-verband gemaakte afspraken. De wijzigingen van andere patentboxen worden niet besproken. Deze scriptie ziet alleen op de wijzigingen van de Nederlandse innovatiebox.

4.3 Evaluatie innovatiebox

In opdracht van het Ministerie van Financiën hebben Dialogic en UNU-MERIT de innovatiebox over de periode 2010-2012 geëvalueerd.58 Een toezegging en een brief van de staatssecretaris om

de innovatiebox in 2015 te evalueren hebben aanleiding gevormd voor dit onderzoek.59 De

centrale onderzoeksvraag die in het rapport is gesteld is: In hoeverre draagt de innovatiebox op een doeltreffende en doelmatige wijze bij aan de stimulering van innovatie en het (fiscale) vestigingsklimaat in Nederland? Bij beantwoording van deze vraag is gebruik gemaakt van econometrische analyses welke zijn uitgevoerd op basis van verschillende data aanwezig bij het CBS en dit is vervolgens aangevuld met verschillende kwalitatieve data uit door Dialogic zelf uitgevoerde interviews en enquête.60 Dit evaluatierapport richt zich op het doelgroepbereik, de

doeltreffendheid en de doelmatigheid van de innovatiebox.

Gezien de vraag of de innovatiebox zijn doelgroep bereikt is geconcludeerd dat het grootbedrijf relatief veel gebruik maakt van de innovatiebox. Ongeveer 80% van het belastingvoordeel van de innovatiebox komt bij het grootbedrijf terecht, ondanks dat het

grootbedrijf circa 59% van de uitgaven aan speur- en ontwikkelingswerk in Nederland doet. Het MKB kent dus het grootste aantal gebruikers, maar de omvang van het genoten voordeel slaat overwegend neer in het grootbedrijf.61 Bij de doeltreffendheid is gekeken naar ten eerste het

effect van de innovatiebox op investeringen in R&D en ten tweede het vestigingsklimaat. Uit de conclusie van het rapport blijkt dat de innovatiebox doeltreffend is. De faciliteit heeft meer R&D-investeringen tot gevolg. Op grond van een econometrische analyse is vastgesteld dat voor de periode 2008-2012 van elke euro belastingvermindering door gebruik van de innovatiebox er 54

58 Kamerstukken II, 2012/13, 33 402, nr. 20.

59 Brief van de Staatssecretaris van Financiën, 13 januari 2015, nr. AFP2015/1117U. 60 Kamervragen, 2015/16, 34302, Nr. 116, p 6.

(30)

30 eurocent extra aan R&D en innovatie wordt besteed door de innovatiebox gebruiker.62 Met

betrekking tot de doelstelling om het vestigingsklimaat voor innovatieve ondernemingen te verbeteren oordelen de onderzoekers dat de innovatiebox een stimulerende werking heeft op het behouden en aantrekken van R&D-activiteiten en de daaraan gerelateerde bedrijvigheid en de werkgelegenheid in Nederland. Het is zeer waarschijnlijk dat de innovatiebox daardoor zorgt voor meer innovatieve producten en diensten en daarmee bijdraagt aan de kwaliteit van bestaande innovatienetwerken en innovatiesystemen en een hogere productiviteit. Met betrekking tot de doelmatigheid van de regeling wordt vastgesteld dat de innovatiebox kosten-efficiënt wordt uitgevoerd. De administratieve lasten zijn vooral bij het grootbedrijf gering. Ook bij de

belastingdienst zijn de uitvoeringskosten laag. Dit is vooral te verklaren door het feit datde S&O-verklaring door deRijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt uitgegeven en niet door de belastingdienst zelf.

De meeste reacties op het rapport zijn overwegend positief gestemd. Zo herkent de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs zich in het positieve beeld van de evaluatie en pleit voor een ruimere toepassing en toegangsmogelijkheden voor de innovatiebox, onder meer voor ondernemers in de inkomstenbelasting.63 Heithuis daarentegen heeft een meer kritische blik op de

innovatiebox. Hij verwijst in zijn Opinie naar een boek van het CPB genaamd ‘Kansrijk

innovatiebeleid. In dit boek wordt naar verschillende innovatiestimuleringsmaatregelen gekeken. Daarnaast wekt Heithuis met de titel van zijn Opinie de indruk dat het belastinggeld met

betrekking tot de innovatiebox weggegooid geld is. In de conclusie van zijn opinie stelt hij vervolgens een dat vervolgonderzoek nodig is om te bepalen of de innovatiebox wel nodig is.64

Bovendien is het maar de vraag hoe relevant de getrokken conclusies zijn in het evaluatierapport. De staatssecretaris erkend dit probleem en stelt dat de resultaten van de evaluatie in de toekomst worden bemoeilijkt door voortgaande ontwikkelingen omtrent de regelgeving van de

innovatiebox. Het gaat hier vooral om de ontwikkelingen ten aanzien van het eerder beschreven Duits-Britse voorstel tot aanpassing van Europese patentboxen.65

62 Dialogic, Evaluatierapport innovatiebox 2010-2012, 2015. 63 De redactie, NTFR 2016/894.

64 Heithuis, NTFR 2016/1100. 65 De redactie, NTFR 2016/746.

(31)

31 Naast het evaluatierapport van Dialogic en UNU-MERIT heeft ook het CPB met drie andere buitenlandse instituten een onderzoek gedaan naar onder andere de innovatiebox. Door 80 fiscale faciliteiten in 31 landen in kaart te brengen is onderzocht tot in hoeverre de fiscale R&D-instrumenten effectief zijn.66 In deze studie is op twintig uitgangspunten voor best practices

getoetst. Deze twintig punten zijn onderverdeeld in drie categorieën, te weten: reikwijdte van het instrument, gerichtheid en organisatorische uitoefening. De onderzoekers hebben geconcludeerd dat belastingvoordelen voor kosten die gemaakt worden bij R&D-activiteiten efficiënter zijn in vergelijking tot voordelen voor de winst uit innovatie.67 De innovatiebox scoort dan ook zeer

matig in dit onderzoek en staat op plek 44 van de 80 onderzochte landen. Een oorzaak kan onder andere gevonden worden in de substantiële veranderingen in het beleid omtrent de innovatiebox welke vervolgens de effectiviteit verminderen. Westmore stelt dat een stabiele R&D-faciliteit een belangrijke factor is ter stimulering van innovatie.68 Met inachtneming van de verschillende

wetswijzigingen sinds de invoering van de octrooibox is de innovatiebox geen stabiele faciliteit te noemen.

4.4 Wetswijziging

Vanwege de gemaakte afspraken die voortvloeien uit actiepunt 5 van het BEPS-project zal art. 12b van de Wet op de VpB 1969 omtrent de innovatie worden aangepast. De regeling wordt zodanig gewijzigd dat deze per 1 januari 2017 voldoet aan de in OESO-verband gemaakte

afspraken. Voor immateriële activa die na 30 juni 2016 worden voortgebracht geldt dat zij moeten voldoen aan de voorwaarden neergelegd in het wetsontwerp.69 Op grond van de modified nexus

approach zullen bestaande regels worden aangevuld die bewerkstelligen dat de aan de

innovatiebox toerekenbare winsten voldoende substance in Nederland hebben. Daarnaast worden de toegangsvoorwaarden van de faciliteit aangepast om te verzekeren dat sprake is van technische innovatie. Zo gaat voortaan voor alle belastingplichtigen gelden dat voor het immateriële activum een S&O-verklaring moet zijn verstrekt. Art. 12b Wet VPB 1969 bestaat op dit moment nog uit acht leden. In het nieuwe wetsvoorstel wordt voorgelegd om de regeling in te delen in zeven

66 Kamervragen, 2015/16, 34302, p 6. 67 Europese commissie, 2015, N. 52, p12. 68 Rapport OECD, 2013.

(32)

32 artikelen en een overgangsrechtartikel (art. 34d).70

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs laat zich positief uit over het feit dat de innovatiebox blijft behouden en vindt het van groot belang dat de reikwijdte van de innovatiebox zoveel mogelijk in stand wordt gehouden met in achtneming van afspraken die voortvloeien uit het BEPS-project. Overigens is de Orde wel van mening dat binnen de afspraken die in OESO-verband zijn gemaakt, er ruimte is voor verbetering van het ontwerpwetsvoorstel. Een voorstel van de Orde is om met het alleen hebben van een S&O-verklaring voor een activum of het alleen hebben van een octrooi of kwekersrecht toegang te laten behouden tot de innovatiebox.71 Het

Verbond van Nederlandse Ondernemingen (hierna: ‘VNO’) en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (hierna: ‘NCW’) delen deze mening en pleiten voor het laten vervallen van de dubbele eis, omdat de innovatiebox al voldoende waarborgen kent tegen belastingontwijking.72

De VNO-NCW dringt daarnaast aan op een tegenbewijsregeling voor bedrijven die om welke reden ook geen S&O-verklaring hebben.

Ook de Nederlands Britse kamer van koophandel (hierna: ‘NBCC’) is van mening dat er ruimte is voor verbetering van het wetsvoorstel. Zo stelt de NBCC dat in het geval er toch wordt gekozen voor de dubbele toets, het aan te bevelen is om de wettekst te verruimen zodat deze een met een octrooi vergelijkbare rechtsbescherming biedt. Met een zo breed mogelijke opzet kan de innovatiebox volgens de NBCC aantrekkelijk worden gehouden.73 Daarnaast stelt de NBCC voor

om uitgaven voor uitbesteed R&D pas uit te sluiten als er een zeer overheersende zeggenschap (>50%) is in het gelieerde lichaam. Tot slot uit de NBCC zijn zorgen omtrent de toename van administratieve lasten en daarmee de uitvoeringstechnische complexiteit.

4.5 Subconclusie

Dit hoofdstuk bevat de beantwoording van de subvraag: Hoe zal de innovatiebox in de toekomst worden vormgegeven? Allereerst zijn de patentboxen van verschillende landen met elkaar

vergeleken. Uit deze vergelijking blijkt dat de patentboxen aanzienlijke verschillen vertonen. Wel hebben de patentboxen van de onderzochte landen gemeen dat ze allemaal gewijzigd dienen te

70 De redactie, NTFR 2016/1364.

71 Lambooij, NOB Reactie op Wet aanpassing innovatiebox, 2016. 72 Lammers, VNO-NCWReactie op Wet aanpassing innovatiebox, 2016. 73 Buckers, NBCC Reactie op Wet aanpassing innovatiebox, 2016.

(33)

33 worden om gehoor te geven aan de in het BEPS-verband gemaakte afspraken. Vervolgens is het evaluatierapport van de innovatiebox besproken. Het rapport concludeert dat de innovatiebox zijn doelgroep bereikt, doeltreffend is en tot slot doelmatig is. Ondanks de positieve uitkomst van het rapport wordt er ook getwijfeld aan de bevindingen. Daarnaast worden concrete wetswijzigingen besproken en wordt uitgewerkt over hoe de innovatiebox in de toekomst zal worden

weergegeven. Duidelijk is dat de regeling zodanig wordt gewijzigd zodat dat deze voldoet aan de in het OESO-verband gemaakte afspraken. De toekomst van de innovatiebox zal gebaseerd zijn op de modified nexus approach waarin bestaande regels worden aangevuld die bewerkstelligen dat de aan de innovatiebox toerekenbare winsten voldoende substance in Nederland hebben. Als gevolg van de wetswijziging kunnen organisaties vanaf 1 januari 2017 alleen nog maar een beroep doen op de innovatiebox als er een octrooi of licenties aanwezig zijn én ze een S&O-verklaring hebben.

(34)

34

Hoofdstuk 5 Conclusie

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek welke als volgt luidt: Op welke manier dient de innovatiebox van art. 12b Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in de toekomst te worden vormgegeven om gehoor te geven aan de huidige internationale druk? In paragraaf 5.2 worden de drie subvragen behandeldin de vorm van een korte samenvatting van de hoofdstukken en daarnaast worden de subvragen beantwoord. Vervolgens wordt in paragraaf 5.3 een antwoord op de centrale vraag gevormd. Tot slot geeft paragraaf 5.4 aanbevelingen voor eventuele

vervolgonderzoeken.

5.2 Beschouwing subvragen

In het tweede hoofdstuk is de eerste subvraag behandeld welke als volgt luidde: Wat houdt de innovatiebox in en wat is de kritiek op de innovatiebox? Om deze vraag te beantwoorden is het doel van de innovatiebox behandeld. Het doel dat de innovatiebox wenst te bereiken is het stimuleren van innovatieve bedrijven tot het doen van meer onderzoek en ontwikkeling en daarnaast wordt beoogd meer innovatieve bedrijvigheid aan te trekken. Dit moet uiteindelijk zorgen voor een sterkere concurrentiepositie van Nederland. Tevens is de totstandkoming van de faciliteit besproken. De innovatiebox is door de tijd heen verschillende keren gewijzigd. Zo is de octrooibox, als gevolg van verschillende wijzigingen in de wetgeving, per 1 januari 2010

omgevormd tot de innovatiebox. Daarnaast zijn de voorwaarden behandeld waaraan moet zijn voldaan om toegang te krijgen tot de regeling. De belastingplichtige dient namelijk eerst aan vier toegangscriteria te voldoen. Tot slot is in hoofdstuk 2 de kritiek op de innovatiebox besproken. Recentelijk is namelijk veel discussie ontstaan over de vraag of de innovatiebox

belastingontwijking stimuleert. De staatssecretaris stelt dat daar geen sprake van is en geeft aan dat de Nederlandse innovatiebox zo is vormgegeven dat deze juist belastingontwijking tegen gaat. Daarnaast bestaat er kritiek op administratieve lasten die de faciliteit met zich meebrengt. Ook wordt betoogd dat de innovatiebox strijdig is met de vrijheid van vestiging en dat het MKB te weinig lijkt te profiteren.

In hoofdstuk drie is de innovatiebox vanuit een internationaal perspectief onderzocht. De tweede subvraag luidde: Wat zijn de internationale ontwikkelingen omtrent de innovatiebox? Centraal in dit hoofdstuk staat het BEPS-project. Op basis van het BEPS-project is een rapport

(35)

35 opgesteld welke ziet op vijftien concrete actiepunten met drie pijlers welke zien op het tegengaan van belastingontwijking door grondslaguitholling en winstverschuiving. Deze geven actiepunten geven aanbevelingen en oplossingen om belastingontwijking tegen te gaan op verschillende gebieden. Actiepunt 5 richt zich op de innovatiebox. De laatste internationale ontwikkelingen hebben betrekking op de nexus benadering en het voorstel van Duitsland en het Verenigd

Koninkrijk. Aan de hand van een geharmoniseerde ondergrens geeft de modified nexus approach invulling aan de substance-vereisten waar patentboxen aan moeten voldoen. Ingevolge deze substance vereisten zal de wetgeving omtrent de innovatiebox uiteindelijk dienen te worden gewijzigd. Ook heeft de OESO onderzoek gedaan naar schadelijke belastingconcurrentie aan de hand van het FHTP Framework. Op grond van dit onderzoek heeft de OESO geconcludeerd dat de innovatiebox schadelijke belastingconcurrentie veroorzaakt.

De laatste subvraag luidde als volgt: Hoe zal de innovatiebox in de toekomst worden vormgegeven? Ten eerste is een vergelijking van soortgelijke regelingen als de innovatiebox in België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk gegeven. De vergelijking richt zich vooral op de verschillen in de wijze waarop het type intellectueel eigendom wordt gekenmerkt, het

kwalificerend inkomen wordt gedefinieerd dat in aanmerking komt en het belastingtarief dat gehanteerd wordt. Uit de vergelijking blijkt dat de patentboxen onderling grote verschillen vertonen. Wel hebben de patentboxen van de onderzochte landen gemeen dat ze allemaal

gewijzigd dienen te worden om gehoor te geven aan de in het BEPS-verband gemaakte afspraken. Ook zijn de uitkomsten van het evaluatierapport over de periode 2010 tot 2012 van de

innovatiebox behandeld en het onderzoek van het CPB welke zien op de vraag tot in hoeverre de fiscale R&D-instrumenten zoals de innovatiebox effectief zijn. Het laatste onderdeel van

hoofdstuk 4 ging tot slot in op de toekomstige vormgeving van de innovatiebox.

5.3 Hoofdconclusie

De vraag die in dit onderzoek centraal staat is:

Op welke manier dient de innovatiebox van art. 12b Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in de toekomst te worden vormgegeven om gehoor te geven aan de huidige internationale druk?

(36)

36 Als gevolg van het doel van de Europese Commissie om de Europese kenniseconomie te

stimuleren zijn fiscale stimuleringsmaatregelen als patentboxen in het leven geroepen. Op grond van het besproken evaluatierapport blijkt dat de Nederlandse innovatiebox zijn doelgroep bereikt en daarnaast blijkt dat de regeling doeltreffend en doelmatig is. Ondanks deze positieve

conclusies over de innovatiebox is er vanuit internationaal perspectief kritiek geuit op de faciliteit in verband met de mogelijkheid die de innovatiebox biedt om belasting te ontwijken. De OESO ziet het belang van de innovatiebox in, maar is daarentegen wel van mening dat de faciliteit niet mag leiden tot grondslagerosie en winstverschuivingen. Door gehoor te geven aan de huidige internationale druk en de gemaakte afspraken die voortvloeien uit actiepunt 5 van het BEPS-project zal art. 12b van de Wet op de VpB 1969 omtrent de innovatie worden aangepast. Ook andere landen moeten de regelingen als gevolg van het BEPS-project aanpassen. De regeling wordt zodanig gewijzigd dat deze per 1 januari 2017 voldoet aan de in OESO-verband gemaakte afspraken. Op grond van de modified nexus approach zullen bestaande regels worden aangevuld die bewerkstelligen dat de aan de innovatiebox toerekenbare winsten voldoende substance in Nederland hebben. Daarnaast worden de toegangsvoorwaarden van de faciliteit aangepast om te verzekeren dat sprake is van technische innovatie. Zo gaat voortaan voor alle belastingplichtigen gelden dat voor het immateriële activum een S&O-verklaring moet zijn verstrekt.

5.4 Aanbevelingen

Een aanbeveling voor een vervolgonderzoek is om na implementatie van de nieuwe wetgeving omtrent de innovatiebox te onderzoeken of de aangepaste regeling gebaseerd op de modified nexus approach effectief is. Het is dus de vraag of na de geïmplementeerde aanbevelingen de belasting daar geheven wordt waar de waarde ook daadwerkelijk wordt gecreëerd. Daarnaast hebben verschillende factoren invloed op een concurrerend vestigingsklimaat van een land. Onderzocht kan worden wat concreet de gevolgen zijn van een patentbox op het

(37)

37

Bibliografie

Literatuur

Engelen & Van der Vegt

F.A. Engelen en P.C. Van der Vegt, ‘De octrooi- en rentebox: dispariteit, distorsie of steunmaatregel?’, WFR 2006/1181, p. 2.

Engelen 2013

F.A. Engelen, ‘De lotgevallen van Starbucks, Amazon en Google’, NTFR 2013-158.

Evers, Millers & Spengel 2015

L. Evers, H. Miller en C. Spengel, ‘Intellectual Property Box Regimes: Effective Tax Rates and Tax Policy Considerations’, Discussion Paper No. 13-070 2015, p. 506-508.

De Nies 2016

IJ. de Nies, ‘Integratie van de RDA in de WBSO en actualiteiten innovatiebox’, TFO 2016/143.1.

De Wilde 2015

M. F. de Wilde, ‘Rapport BEPS Actiepunt 5: Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance’, NTFR 2015/2725.

Heithuis 2016

E.J.W. Heithuis, ‘Innovatiebox: weggegooid geld’, NTFR 2016/1100.

Kiekebeld & De Nies 2011

IJ. de Nies en B.J. Kiekebeld, ‘Actualiteiten, belangrijkste knelpunten en praktische toepassing van de innovatiebox’, MBB 2011/05, p. 195.

Koedam 2010

C.M. Koedam, ‘De innovatiebox: het gloeilampje van de wetgever?’, Forfaitair 2010/206.

Maryville 1992

S. Maryville, ‘Entrepreneurship in the Business Curriculum’, Journal of Education for Business. Vol. 68 No. 1, p. 27-31.

Offermans 2016

R. Offermans, ‘Een vergelijking van de innovatieregeling van Nederland met de regimes van omringende landen’, TFO 2016, 143.2.

Ravelli 2016

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De uitspraken luidden: ‘Ik voel mij Nederlander’, ‘Ik ben blij Nederlander te zijn’, Ik ben er trots op Nederlander te zijn’, ‘Ik geef er de voorkeur aan om de

Getracht wordt in dit onderzoek meer duidelijkheid te verstrekken waardoor verschillen worden veroorzaakt tussen science parks in Nederland en het Verenigd Koninkrijk en in

Hij voelde zijn vastberadenheid afnemen, maar hij zag nog altijd de twinkelende ogen van Kyoichiro Anzai voor zich.. Hij kon hem ook horen, met name één zinnetje dat de

Zoals voorgesteld is in het wetsvoorstel Integratie lwoo en pro in passend onderwijs, mag het samenwerkingsverband bij deze vorm van opting out eigen criteria opstellen voor

Daarom vragen de meeste corporaties in de toekomst aandacht voor hun personeel: de samenwerking tussen medewer- kers, de samenwerking van medewerkers met huurders, en de

behandelt het fietsnetwerk van Heiloo, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het regionale fietsnetwerk, het lokale fietsnetwerk en het recreatieve fietsnetwerk.. Hiermee wijkt

(2) As soon as practicable after receipt of the notice, the Secretary shall serve a copy of the same (with a copy of the applicant's statement) on the operator of the licensing

Vier van de zes hypothesen worden aangenomen, zodoende kan er worden gesteld dat er wel degelijk een verband aanwezig is tussen de dimensies van Hofstede, de