• No results found

Ogen op de straat : een etnografisch onderzoek naar twee bloemenkiosken in het centrum van Nijmegen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ogen op de straat : een etnografisch onderzoek naar twee bloemenkiosken in het centrum van Nijmegen"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ogen op de straat

Een etnografisch onderzoek naar twee bloemenkiosken in het centrum van Nijmegen

Amanda van Meersbergen amandavm@live.nl 10190112

Bacherlorscriptie

Sociologie, specialisatie stadssociologie en cultuursociologie Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Carolien Bouw Tweede lezer: Gerben Moerman 23 juni 2016

(2)

1

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1. Theoretisch kader 6

1.1 Eyes on the street 6

1.2 Urban village 7 1.3 Publieke familiariteit 8 1.4 Amicaliteit 8 1.5 Kiosken 9 2. Methodologie 11 2.1 Comparative case-study 11 2.2 Observaties 12 2.3 Enquetes 13 2.4 Korte gesprekken 13

2.5 Mijn rol als onderzoeker 14

3. De kiosken 15 3.1 Bloemenboetiek Mimosa 15 3.2 Bloemenkiosk ’t Hoekje 16 3.3 Overeenkomsten en verschillen 17 4. Bloemenhandel en de stoep 19 4.1 De bloemenveiling 19 4.2 De Bloemenhandel 20 4.3 De Stoep 21 5. De klanten 25

5.1 Klantenkring van Bloemenboetiek Mimosa 25

5.2 Interactie bij Bloemenboetiek Mimosa 27

5.3 Klantenkring van Bloemenkiosk ’t Hoekje 29

(3)

2

5.5 Publieke familiariteit en amicaliteit 32

6. Kiosk ten opzichte van de buurt 33

6.1 Urban villages 33 6.2 Publiek karakter 34 7. Conclusie 37 Bibliografie 39 Bronnen 40 Bijlagen 41

(4)

3

Inleiding

In vele steden over de hele wereld zijn kiosken te vinden. Een kiosk is een klein, vrijstaand gebouw waar een klein winkeltje in zit. Hier kunnen verschillende artikelen verkocht worden. In Nederland zijn er ook kiosken, deze staan dan voornamelijk in steden. Zo ook in Nijmegen. Door de lange geschiedenis van kiosken in de stad, zijn ze een belangrijk onderdeel geworden van de stad. Kiosken lijken dus verbonden te zijn met steden.

De stad

Veel klassieke werken over stadssociologie zien steden als erg individualistisch en

onpersoonlijk. Wirth (1938) spreekt over een heterogene, oppervlakkige, onpersoonlijke stad. Simmel (1969) heeft het ook over een onpersoonlijke, oppervlakkige relatie tussen mensen in een stad. Hij spreekt over een blasé houding die mensen aannemen zodat zij om kunnen gaan met de vele prikkels van de stad. Deze blasé houding beschermt mensen volgens Simmel tegen de chaos van de stad. Er is geen Gemeinschaft in een stad, sterke affectieve bindingen en saamhorigheid onder een homogene groep mensen, maar een Gesellschaft (Tönnies, 1887). Gesellschaft houdt in dat onder een heterogene groep mensen voornamelijke sterke

doelgerichte, economische bindingen bestaan.

Anderen bekijken de stad niet als geheel, maar focussen meer op buurtniveau. Gans (1962) spreekt over urban villages, dit zijn dorpen in een stad waar mensen een soortgelijke omgeving delen en elkaar in hun directe leefomgeving helpen om problemen op te lossen in de buurt. In deze urban villages zijn volgens hem solidariteit, loyaliteit en sociale cohesie te vinden. Jacobs (1961) stelt dat het belangrijkste verschil tussen een dorp en een stad het grote aantal vreemdelingen is. Een straat in een stad moet volgens haar goed om kunnen gaan met deze vreemdelingen, zodat er orde en veiligheid is. Winkeliers spelen hierbij een grote rol, omdat deze zicht hebben op wat er in de straat gebeurt en zijn volgens Jacobs hierdoor de ogen op de straat.

Een kiosk maakt een belangrijk deel uit van een straat, omdat deze op de stoep staat. Doordat het gaat om een losstaand gebouwtje dat vaak gericht staat naar het drukste gedeelte van een straat, is het zicht van een kioskhouder niet beperkt tot maar één kant zoals bij gewone winkelpanden vaak wel het geval is. Hierdoor kan een kioskhouder een goede bijdrage leveren aan de orde en veiligheid in een straat.

(5)

4 Nijmegen

In het centrum van Nijmegen staan er twee bloemenkiosken op ongeveer 3 minuten loopafstand van elkaar: Bloemenboetiek Mimosa op de hoek van de Molenstraat en

Bloemenkiosk ’t Hoekje op de hoek van de Van Schevichavenstraat. Bloemenboetiek Mimosa staat aan het begin van een winkelstraat waar ook wat mensen wonen en Bloemenkiosk ’t Hoekje staat in een woonbuurt waar ook wordt gewinkeld. De directe omgeving van de kiosken is dus verschillend.

Kiosken zijn in Nijmegen al meer dan 100 jaar aanwezig in het stadsbeeld. In 1908 waren alle kiosken in Nijmegen eigendom van J.A. Peeman, een drankhandelaar uit

Nijmegen. Doordat hij zijn naam aan alle zijden van de kiosken had staan, werden de kiosken al snel bekend als Peemankeetjes (Peemankeetje.nl). Vandaag de dag worden de huidige kiosken in Nijmegen door sommige mensen nog als Peemankeetjes aangeduid, ondanks dat deze kiosken niet de originele kiosken zijn van Peeman. De huidige kiosken in Nijmegen zijn eigendom van de gemeente Nijmegen.

Peemankeetje (Peemankeetje.nl)

De gemeente Nijmegen ziet een rol weggelegd voor de kioskhouders, namelijk het bijdragen aan toegankelijkheid en openheid bij de kiosken. Dit blijkt uit de samenwerking tussen de gemeente Nijmegen en een ondernemersinitiatief in 2011. De gemeente heeft toen

sneeuwscheppen beschikbaar gesteld die vervolgens werden uitgedeeld aan ondernemers. De bedoeling van het uitdelen van de sneeuwschep is dat ondernemers de stoep voor hun winkel of kiosk sneeuwvrij maken en ervoor zorgen dat de stoep toegankelijk blijft (Gemeente Nijmegen, 2011). De eerste sneeuwschep werd door Monique van Kempen van

Bloemenkiosk ’t Hoekje in ontvangst genomen (De Gelderlander, 04 november 2011).

Het sneeuwvrij maken van de stoep rondom de bloemenkiosken draagt niet alleen bij aan toegankelijkheid en openheid, maar zorgt er ook voor dat de kioskhouders gebruik kunnen

(6)

5 blijven maken van de stoep voor het uitstallen van hun bloemen. In tegenstelling tot kiosken die andere producten verkopen zoals eten, kranten en tijdschriften kunnen bloemenkiosken in alle weersomstandigheden gebruik maken van de stoep. Dit is mogelijk, omdat aan de

voorkant van de kiosken in het centrum van Nijmegen een luifel bevestigd zit. Ook wordt er soms gebruik gemaakt van parasols die de stoep voor de kiosk nog meer afdekken. Het gaat echter wel om bederfelijk waar, bloemen zijn maar beperkt houdbaar. Hierdoor zijn

bloemenverkopers genoodzaakt om snel hun bloemen te verkopen. Ook hebben

bloemenverkopers te maken met schommelingen in vraag en aanbod. Tijdens feestdagen is de vraag enorm hoog naar bloemen, terwijl in de zomermaanden als het lang warm is de vraag een stuk minder is (Strating, 2015).

De vraag is of de twee bloemenkioskhouders in Nijmegen de ogen van de straat zijn zoals Jacobs (1961) beschrijft. Letten zij op wat gebeurt in de straat waar zij staan? Dragen de bloemenkiosken bij aan contacten tussen vreemdelingen? Dragen zij aan meer orde en veiligheid als een stoep rondom te kiosk meer gebruikt wordt? Hoe zorgen ze voor meer contacten tussen vreemdelingen en dragen ze bij aan meer orde en veiligheid? Om deze vragen te beantwoorden zullen twee bloemenkiosken die vlak bij elkaar in het centrum van Nijmegen staan met elkaar worden vergeleken. Ondanks dat ze dicht bij elkaar zitten,

verschilt de omgeving van beide kiosken heel erg. Bloemenboetiek Mimosa staat meer in een winkelstraat waar weinig mensen wonen en Bloemenkiosk ’t Hoekje staat in een woonwijk. De vergelijking is hierdoor erg interessant, omdat op deze manier kan worden onderzocht of de verschillen mogelijk invloed hebben op de uitkomst van de gestelde vragen.

De onderzoeksvraag die hieruit voorkomt uit de voorgaande vragen is: Hoe fungeren twee bloemenkiosken in het centrum van Nijmegen als eyes on the street? Om deze

onderzoeksvraag te beantwoorden zal ik in het eerste hoofdstuk ingaan op het theoretische kader en daarbij belangrijkste begrippen definiëren. Vervolgens zal ik in hoofdstuk twee methodologie van het onderzoek bespreken. Vervolgens zal ik kort portretten van de onderzochte kiosken schetsen. Daarna zal ik ingaan op de bloemenhandel en zaken die specifiek voor de bloemenhandel zijn, daarnaast zal hoofdstuk vier gaan over het gebruik van de stoep. Vervolgens zal ik de kenmerken van klanten voor beide kiosken bespreken en daarna zal ik ingaan op de interactie bij de kiosk tussen klanten en kioskhouders. In hoofdstuk zes worden de kiosken vergeleken in verhouding met de buurt.

(7)

6

H1 Theoretisch kader

Steden groeien steeds meer en door het grote aantal mensen in een stad, is het makkelijk om anoniem en op afstand van andere mensen te blijven. Relaties zijn eerder oppervlakkig en onpersoonlijk. Individualisering en globalisering in steden kunnen ertoe leiden dat mensen zich meer terugtrekken in het privé leven. Ook kan dit leiden tot minder betrokkenheid van mensen bij de buurt waarin zij wonen. Verschillende sociologische theorieën over steden focussen op de buurt, in plaats van de stad als geheel. In steden zijn mensen erg anoniem door het grote aantal mensen en het terugtrekken in het privé leven. Anonimiteit zorgt voor vrijheid van mensen, dit zorgt tegelijk ook voor een gebrek aan samenhang tussen mensen in een stad. Om de samenhang tussen mensen te versterken moet er volgens verschillen sociologische theorieën voornamelijk naar de buurt worden gekeken om te komen tot een oplossing voor dit gebrek aan samenhang. Kiosken zouden mogelijk hieraan kunnen bijdragen in een buurt. Jane Jacobs (1961) focust in haar onderzoek op de sociale functie die winkels vervullen in een stad, naast hun gebruikelijke economische functie.

1.1 Eyes on the street

Jacobs (1961) stelt dat het belangrijkste verschil tussen een dorp en een stad het grote aantal vreemdelingen is. Een straat moet volgens haar goed om kunnen gaan met deze

vreemdelingen, zodat de straat veilig blijft. Dit gebeurt als er een duidelijk onderscheid bestaat tussen publieke en private ruimte. Ook stelt Jacobs dat er een semi-publieke ruimte bestaat. Deze ruimte bevindt zich buiten de private ruimte van mensen, maar wordt geclaimd door mensen als een soort eigen ruimte, omdat het zo dicht bij hun private ruimte zit. Het leven op de stoep is erg belangrijk. Het leven op de stoep zorgt namelijk voor het bij elkaar brengen van mensen die niet de behoefte hebben elkaar in privé sfeer te kennen, omdat mensen verschillende standaarden, interesses en achtergrond hebben. Gelijkenissen tussen mensen zijn voornamelijk belangrijk in de privé sfeer, maar minder van belang in de publieke ruimte(Jacobs, 1961: 35-37) .

Orde en veiligheid in een straat worden voornamelijk door een onbewust netwerk van vrijwillige controle tussen mensen onderling bewaard en door elkaar afgedwongen.

Winkeliers hebben hier een belangrijke functie bij, namelijk het behouden van de orde en veiligheid in de straat, omdat ze zicht op de straat hebben. Als zij zich als public character opstellen, kunnen ze ook bijdragen aan contact tussen verschillende mensen. Een public character is volgens Jacobs een persoon de veel contacten heeft in een buurt en die bij kan

(8)

7 dragen aan contacten tussen andere mensen in de buurt. Jacobs stelt ook dat winkeliers de ogen van de straat zijn, dit houdt dus in dat ze letterlijk zicht hebben op de straat en daardoor bij kunnen dragen aan orde en veiligheid in de straat. Winkeliers hebben volgens haar een belangrijke functie in een buurt. Niet alleen een economische functie, maar ook een sociale functie (Ibidem).

Als een straat continu door veel mensen worden gebruikt, kan dit ook bijdragen aan meer orde en veiligheid in een straat. De aanwezigheid van winkels in een straat geeft bewoners en mensen van buiten de stad een reden om gebruik te maken van de stoep in de straat. Hierdoor is er minder ruimte voor criminaliteit op straat, omdat er dan veel getuigen op straat zijn. Is een straat verlaten, dan is de kans veel groter dan er crimineel gedrag plaatsvindt in een straat. Het gebruik van de stoep door veel mensen zorgt er ook voor dat meer mensen een reden hebben om de straat in de kijken vanuit hun huis in de straat. Niemand vind het leuk om een straat in te kijken waar helemaal niks gebeurt. Mensen gaan ook niet snel op bankjes zitten in een compleet verlaten straat. Doordat mensen dus een reden hebben om naar de straat en de mensen te kijken, zijn er naast de winkeliers ook de ogen van de overige mensen op de straat gericht (Ibidem: 33-35). Kiosken staan op de stoep, hierdoor hebben kioskhouders nog meer zicht op de straat dan andere winkeliers hebben.

1.2 Urban village

Gans (1962) hecht ook veel belang aan de buurt als er wordt gekeken naar steden. Hij legt alleen minder nadruk op het onderscheid tussen private en publieke ruimte dan Jacobs (1961). Ondanks dat steden en dorpen van elkaar verschillen stelt hij dat er een mogelijkheid is tot het creëren van urban villages in een stad. Een urban village wordt gecreëerd als een reactie op het idee dat een stad voornamelijk gedreven wordt door de competitieve markt. Er is hier geen ruimte voor sociale bindingen, loyaliteit en sociale cohesie. Gans stelt echter dat er een

mogelijkheid bestaat tot het vormen van een dorp in een stad, als mensen elkaar regelmatig ontmoeten in de publieke ruimte waardoor er sociale bindingen tussen mensen ontstaan. In een urban village is er dus wel ruimte is voor sociale bindingen, loyaliteit en sociale cohesie. Schnabel et all (2008) definiëren sociale cohesie als “de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving”. Zij stellen dat gebruik van meer voorzieningen bij kan dragen aan meer gemeenschapsgevoel en sociale contacten en ook bijdragen aan meer sociale veiligheid. Het kopen van producten bij dezelfde kiosk in de buurt kan dus bijdragen aan meer sociale contacten. Het gezamenlijk

(9)

8 gebruik van voorzieningen in een buurt kan ook bijdragen bij het vormen van een urban village, omdat mensen elkaar vaker bij deze voorzieningen ontmoeten waardoor er sociale bindingen ontstaan.

1.3 Publieke familiariteit

Sociale cohesie is misschien een te groot begrip in het geval van de kiosken, omdat er bij kiosken voornamelijk sprake is van korte interacties tussen klanten en kioskhouders in de publieke ruimte. Blokland (2009) spreekt over publieke familiariteit als een alternatief begrip voor sociale cohesie. Publieke familiariteit is volgens haar een lichter begrip dan sociale cohesie en past beter bij publieke ruimtes zoals een kiosk. Het is makkelijker om te ontkomen aan de anonimiteit en meer familiar met elkaar te worden op buurtniveau. Mensen herkennen elkaar van gezicht en zeggen elkaar gedag op straat omdat ze bepaalde mensen vaak in de buurt waarin zij wonen tegenkomen. Toch kennen mensen elkaar niet altijd in de privé sfeer en hebben hier ook niet altijd behoefte aan. Het blijft dus vaak tot het contact in de publieke ruimte. Het gaat dus meer om herkenning in plaats van echt iemand kennen.

Publieke familiariteit komt ook in het boek van Jacobs (1961) naar voren. Zij heeft het over mensen die elkaar in een straat als vreemdelingen meerdere malen tegenkomen en hierdoor elkaar gaan herkennen en begroeten. Ze worden hierdoor publieke kennissen. Kiosken kunnen bijdragen aan publieke familiariteit doordat mensen uit de buurt elkaar ontmoeten bij de kiosk en op den duur gaan herkennen. Ook de kioskhouder kan een rol hebben in het creëren van publieke familiariteit tussen mensen, omdat door de kioskhouder klanten meer over elkaar te weten kunnen komen.

1.4 Amicaliteit

Duyvendak en Wekker (2015) stellen echter dat er nog een andere soort relatie tussen mensen kan bestaan in de publieke ruimte die tussen sociale cohesie en publieke familiariteit inzit. Zij vinden namelijk publieke familiariteit te oppervlakkig. Ze hechten echter wel waarde aan publieke familiariteit en vinden dat het belangrijk is om te kunnen leven in stad. Toch willen mensen vaak meer dan alleen elkaar herkennen op straat. Ze willen zich namelijk thuis voelen in de buurt waarin ze wonen. Hiervoor is publieke familiariteit dus noodzakelijk, maar dit is niet genoeg. Duyvendak en Wekker stellen dat er een ander aspect is van familiariteit,

namelijk wat ze amicaliteit noemen. Hierbij wordt het begrip publieke familiariteit aangevuld met vertrouwdheid en veiligheid. De omgang tussen mensen is persoonlijker dan bij publieke familiariteit maar mist de diepgang en emotionele binding tussen mensen, die bij sociale

(10)

9 cohesie aanwezig zijn. Als mensen amicaal met elkaar omgaan, doen ze alsof ze vrienden zijn zonder dat ze elkaar echt in de privé sfeer kennen. Het is dus een lichte vorm van

vriendschap die kan bijdragen aan het vervullen van behoeften die mensen hebben om zich in een publieke ruimte thuis te voelen. Er is sprake van een wederzijds vertrouwen en mensen gaan op een manier met elkaar om die vertrouwen en gemak uitstraalt. Identiteit en

achtergrond van mensen is bij amicaliteit minder van belang, het gaat meer over

gemeenschappelijke activiteiten. In vergelijking met publieke familiariteit, wat voornamelijk gaat over het herkennen van mensen die zij niet in de privé sfeer kennen, gaat amicaliteit meer over wat men gezamenlijk doet, zoals naar dezelfde kiosk gaan om daar een bosje bloemen te kopen. Dit zorgt voor een gemeenschappelijke activiteit tussen mensen met verschillende achtergronden en kan dus volgens Duyvendak en Wekker bijdragen aan een sterk thuisgevoel in een buurt.

1.5 Kiosken

Naar aanleiding van de bovenstaande theorieën is de verwachting dat de twee

bloemenkiosken in Nijmegen een rol spelen in de buurt. De verwachting is dat beide kiosken bijdragen aan orde en veiligheid, omdat kiosken erg open zijn. Hierdoor is het toezicht op de straat nog groter dan ondernemers hebben in gewone winkelpanden. Door dit zicht op de straat is het ook makkelijker voor een kioskhouder om de rol als public character aan te nemen, omdat ze niet alleen horen van klanten wat er gaande is in de buurt, maar dit ook makkelijk zelf kunnen zien. Als een kioskhouder deze rol aanneemt, zal de klantenkring ook meer heterogeen zijn. De kioskhouder kan ervoor zorgen dat mensen met verschillende achtergronden en interesses met elkaar in contact komen, omdat in het publieke leven deze factoren minder van belang zijn. Door het open karakter van een kiosk komen kioskhouders ook sneller in contact met buurtgenoten en kan dit bijdragen aan meer contact tussen klanten onderling. Klanten moeten dichter bij elkaar staan in plaats van achter elkaar in een rij zoals in veel winkels. Dit kan dan resulteren in meer publieke familiariteit en amicaliteit tussen zowel klanten en kioskhouders als klanten onderling.

Bloemenboetiek Mimosa en Bloemenkiosk ’t Hoekje staan in verschillende buurten, maar toch erg dicht bij elkaar. Bloemenboetiek Mimosa staat meer in een winkelbuurt en Bloemenkiosk ’t Hoekje meer in een woonbuurt. In een woonbuurt zal de klantenkring naar verwachting bestaan uit meer klanten uit de buurt zelf, dan in een winkelbuurt het geval zal zijn. Als dit het geval is, dan is de kans ook groter dat een groter deel van de klantenkring uit vaste klanten bestaan, omdat zij er vlakbij wonen. Winkelend publiek in een winkelstraat

(11)

10 koopt mogelijk maar eenmalig iets bij een kiosk.

Daarnaast is de kans groter dat er sprake is van een urban village in een woonbuurt, omdat mensen hier niet alleen met elkaar in contact komen tijdens het winkelen, maar ook tijdens het dagelijks leven. Als dit zo is, dan zullen er mogelijk meer sociale contacten zijn tussen klanten bij Bloemenkiosk ’t Hoekje dan bij Bloemenboetiek Mimosa. Hierdoor is het ook makkelijker voor klanten om elkaar te gaan herkennen bij deze kiosk. Dit zorgt dan dus voor meer publieke familiariteit of zelfs amicaliteit. De verwachting is dus dat hiervan minder sprake is bij Bloemenboetiek Mimosa, omdat hier een stuk minder mensen in de buurt wonen en hier mogelijk meer winkelend publiek klant is. Klanten die niet uit de buurt komen en er voornamelijk zijn om te winkelen komen misschien niet vaak bij een kiosk of zelfs in de buurt, waardoor het minder makkelijk is om elkaar te gaan herkennen op straat.

(12)

11

H2 Methodologie

2.1 Comparative case-study

Tijdens mijn onderzoek heb ik me gericht op twee bloemenkiosken, namelijk Bloemenboetiek Mimosa en Bloemenkiosk ’t Hoekje. Het onderzoek is grotendeels kwalitatief en is een comparative case-study. Beide kiosken worden dus met elkaar vergeleken (Bryman, 2012: 383-404). Ik heb voor deze twee kiosken gekozen omdat ze enerzijds veel overeenkomsten hadden, maar ook genoeg verschillen. Een comparative case-study is een onderzoek naar tenminste twee cases die met elkaar worden vergeleken. Het idee hierachter is dat sociale fenomenen beter te begrijpen zijn als twee of meer casussen die van elkaar verschillen, met elkaar vergelijken.

De locatie tussen de twee bloemenkiosken is een belangrijk verschil, de ene kiosk staat op de hoek van een winkelstraat en de andere kiosk staat op de hoek van een woonbuurt. De andere bloemenkiosken in het centrum staan allemaal in het midden van een winkelstraat. Bloemenboetiek Mimosa en Bloemenkiosk ’t Hoekje zijn van deze kiosken bovendien het dichtst bij elkaar in de buurt. Door middel van thick description wordt er een beeld geschets van beide kiosken (Ibid.). Hierdoor kan ik niet alleen een goede omschrijving geven van de kiosken, maar ook iets zeggen over de context. Het uiteindelijke doel hiervan is om beide kiosken op verschillende punten met elkaar te vergelijken. Het nadeel hieraan is echter wel dat je door het kleine aantal kiosken die zijn onderzocht, je niet echt iets kan zeggen over kiosken in het algemeen. Hiervoor zou je meerdere kiosken in soortgelijke locaties moeten onderzoeken.

2.2 Observaties

Een groot deel van mijn onderzoek bestond uit observaties. Ik heb bij beide kiosken geobserveerd gedurende acht weken. Dit gebeurde ongeveer twee keer per week op

verschillende dagdelen en dagen van de week. Elke keer dat ik ging observeren, duurde dat ongeveer 3 uur. Ik kon heen en weer lopen naar beide kiosken, omdat de afstand niet zo groot is tussen beide. Tijdens mijn observaties heb ik op verschillende zaken gelet. In het begin heb ik vooral op een afstand gelet op wat voor mensen er bij de beide kiosken iets kwamen kopen, zoals geslacht en geschatte leeftijd. Ook heb ik gekeken naar hoe lang de interactie duurde met de kioskhouder. Als het druk was lette ik ook op hoe lang een klant gemiddeld moest wachten voordat de klant iets kon kopen. Als er geen klanten waren keek ik naar wat de

(13)

12 kioskhouders deden in de tussentijd. Waren ze voornamelijk bezig met hun eigen kiosk of ook met de omgeving? Groetten zij voorbijgangers? Ik heb me in het begin ook gericht op de kiosken zelf, bijvoorbeeld de locatie van de kiosk ten opzichte van de omgeving. Wat is het blikveld vanuit de kiosk en hoe wordt er naar de kiosk vanuit de rest van de buurt gekeken? Tot slot heb ik naar het gebruik van de stoep gekeken. Hoeveel ruimte claimen de

kioskhouders van de stoep?

Hierna heb ik me gericht op de interactie tussen klanten en kioskhouders. Ik heb toen dichterbij geobserveerd om goed te kunnen opmaken wat er zich afspeelde in de kiosken. Hierbij heb ik gelet of er gegroet werd en waar de gesprekken over gingen. Ik heb

voornamelijk een onderscheid gemaakt tijdens het observeren tussen de interactie die noodzakelijk is tussen klant en kioskhouder die bij het kopen van een product hoort en interactie die niet noodzakelijk is tussen klant en kioskhouder, zoals kletspraat tijdens het inpakken van bloemen en nadat de bloemen of planten al betaald waren.

Observeren doe je voornamelijk in sociale situaties. Spradley stelt dat een sociale situatie drie dimensies heeft: actoren, activiteiten en plaats. Deze drie dimensies vormen samen een driehoek om de sociale situatie heen. De belangrijkste dingen om te observeren zijn: ruimte, actoren, activiteiten, objecten, handelingen, evenementen, tijd, doelen en

gevoelens. Het is hierbij belangrijk dat je let op de dingen die je normaal filtert en waar je dus normaal gesproken niet op zou letten. Om goed te kunnen observeren is het een goed idee om alles goed te documenteren, op het moment zelf of zo snel mogelijk erna zodat je het niet vergeet. Het kan ook handig zijn om na te gaan wat er niet aanwezig is (Spradley, 1980:39-54). Dit zou namelijk ook een heleboel kunnen zeggen over bepaalde situaties. Ik heb tijdens het observeren ten eerste zelf gelet op de ruimte, actoren, handelingen die mensen uitvoerden, hoe lang ze er waren, de interactie tussen actoren en gekeken naar objecten.

2.3 Enquetes

Om een beter beeld te krijgen van de klanten heb ik een korte enquete gehouden onder

klanten van beide kiosken. Deze enquetes heb ik mondeling afgenomen en toen zelf genoteerd op een formulier. Ik heb dit gedaan, omdat ik op deze manier door kan vragen over eventuele antwoorden die een persoon gaf. Dit heb ik ook gedaan, maar hier kwam niet erg veel uit. Veel mensen hadden niet erg veel te zeggen los van de antwoorden zelf.

Allereerst noteerde ik het geslacht van de klant en vroeg naar leeftijd en postcode. Vervolgens heb ik gevraagd naar opleidingsniveau. Uit de theorie komt naar voren dat publieke familiariteit en amicaliteit niet gaat om gemeenschappelijke achtergronden, maar

(14)

13 voornamelijk om herkenning en gemeenschappelijke activiteiten.

Vervolgens heb ik vragen gesteld over hoe vaak een klant iets koopt bij een kiosk. Ik heb daarnaast gevraagd of ze de verkoper in hun privé leven kennen, in het publieke leven kennen of zeggen de verkopen niet te kennen. Dit om onderscheid te maken tussen kennissen uit de privé sfeer en mensen die kioskhouders alleen via de kiosk kennen. Als een persoon aangeeft de kioskhouder van de kiosk te kennen, maar niet in de prive sfeer, zou dit kunnen duiden of publieke familiariteit of zelfs amicaliteit. Ook ben ik ingegaan op de onderwerpen van gesprekken met de verkoper en andere klanten als deze plaatsvinden. Ik heb hierbij een onderscheid gemaakt tussen oppervlakkige onderwerpen of persoonlijke onderwerpen. Tot slot heb ik gevraagd of klanten soms bekenden tegenkomt bij de kiosk en wat de reden is dat de klanten besloten bij deze kiosk bloemen te kopen. Ik heb in totaal 30 klanten per kiosk gevraagd voor de enquete, deze zijn random geselecteerd. Niet iedereen wilde meewerken, omdat ze snel weg moesten. Dit heb ik gedaan op verschillende dagen en dagdelen. Zo heb ik een algemeen beeld gekregen van waar de klantenkring uit bestaat.

2.4 Korte gesprekken

Naast het afnemen van enquetes bij klanten heb ik ook korte gesprekken gevoerd met de kioskhouders. Dit gebeurde vaak tussen de werkzaamheden door, omdat ze het erg druk hadden. Een lang interview kwam hierdoor niet goed uit en heb ik met ze gepraat op rustige momenten. Tijdens deze gesprekken heb ik gevraagd naar de werkzaamheden in de kiosk. Hoe lang ze al in de huidige kiosk werken en hoe ze begonnen zijn met het verkopen van bloemen. Ook gingen de gesprekken over de klantenkring en over de buurt. Ik wilde er graag achter komen wat zij zelf vinden van de buurt en of ze goede relaties hebben met

buurtbewoners en mensen die in de omliggende winkels werken. Kunnen zij iemand uit de buurt vragen om op de kiosk te letten als ze bijvoorbeeld even weg moeten? Tot slot heb ik gevraagd of ze wel eens te maken hebben met criminaliteit en overlast. Letten ze hier dan op of bemoeien ze zich er niet mee? Voornamelijk dus hoe ze met overlast en criminaliteit omgaan.

Ik heb tot slot ook korte gesprekken gehad met een aantal winkeliers rondom de kiosk. Voornamelijk waren dit medewerkers van Blue Moon Fashion tegenover Bloemenboetiek Mimosa, omdat uit een kort gesprek met de kioskhouder bleek dat hij de eigenaars van deze winkel toezicht laat houden op zijn kiosk als hij even weg moet. Ik ben tijdens het schrijven van het verslag nog een aantal keer terug gegaan naar de kiosken, om nog meer informatie te krijgen van kioskhouders en ondernemers uit de buurt.

(15)

14 2.5 Mijn rol als onderzoeker

In het begin moest ik erg wennen aan het onderzoek doen. Ik voelde me erg ongemakkelijk tijdens het observeren en ik had het gevoel dat alles wat ik deed erg opviel. Ik bleef hierdoor erg op afstand en dit beïnvloedde ook mijn gedrag. Soms betrapte ik me erop dat ik inhield, omdat ik bang was dat er juist op mij werd gelet in plaats van andersom. Door mijn

onzekerheid duurde het ook erg lang voordat ik het aandurfde om de kioskhouders aan te spreken. Ik had mezelf aangepraat dat ik ze stoorde en ze liever niet hadden dat ik vragen kwam stellen. Dit bleek achteraf gezien toch mijn eigen idee erover en heb dit me tegen laten houden voor een groot deel. Het is uiteindelijk wel gelukt en het bleek helemaal geen

probleem te zijn. Voornamelijk de kioskhouder van Bloemenboetiek Mimosa heeft het me erg makkelijk gemaakt, door al voor ik de vraag had gesteld, al het antwoord te geven. Het

doorvragen ging wel erg goed. Hierdoor heb ik ook meer antwoorden gekregen waarnaar ik zocht. Had ik dit niet gedaan, dan was de informatie die ik had een stuk minder geweest.

(16)

15

H3 De kiosken

3.1 Bloemenboetiek Mimosa

Afbeelding 1: Bloemenboetiek Mimosa

Op de hoek van de Molenstraat op nummer 138 in het centrum van Nijmegen staat een groene kiosk die eigendom is van de gemeente Nijmegen. Het bedrijf dat de kiosk huurt is genaamd Bloemenboetiek Mimosa. De Molenstraat is een drukke winkelstraat in het centrum van Nijmegen. Er zijn naast winkels ook woningen boven de winkels en huizen in aangrenzende straten. De kiosk staat op een paar meter afstand van de winkel genaamd Blue Moon Fashion, dit is een kledingwinkel. De voorkant van de kiosk is gericht naar de ingang van Blue Moon Fashion. Voornamelijk winkelend publiek loopt tussen de kiosk en de Blue Moon Fashion door. Achter de kiosk langs loopt de rest van de weg en aan deze overkant zijn café’s

gevestigd. De kiosk is groen gekleurd net zoals de overige 4 kiosken in het centrum. Naast de kiosk staat vaak de bus van de kioskhouder met daarop de naam van het bedrijf. Door de plaatsing van de kiosk, is het zicht op de straat vanuit de kiosk beperkt tot een klein gebied. Dit zijn dan voornamelijk een kleine rij van 3 winkels waar zicht op is.

In de kiosk worden zowel bossen bloemen, losse bloemen en plantjes verkocht. De rekken met planten staan voornamelijk aan de zijkant van de kiosk, terwijl de bloemen in de kiosk zelf staan en voor een deel voor de kiosk. De kiosk is meestal 6 dagen per week geopend, maandag tot en met zaterdag van 10 uur tot 6 uur. Het komt echter ook voor dat de

(17)

16 dagen en tijden waarop de kiosk geopend is, anders zijn. Soms is de kiosk open op zondag en op een andere dag gesloten en het komt ook voor dat de kiosk later opengaat dan de standaard openingstijd. Hierover wordt later verder gegaan.

Het bedrijf Mimosa bestaat al 80 jaar. Het is voor de oorlog gestart door de oma van de huidige kioskhouder. Meneer Toussaint, een man van in de 60 werkt al in de

bloemenhandel sinds hij 6 jaar oud was. Toendertijd had de vader van meneer Toussaint al het familiebedrijf van de oma overgenomen. Toen hij 6 jaar oud was hielp meneer Toussaint op woensdag en op zaterdagmiddag mee in de kiosk. Ongeveer 10 jaar later op 16 jarige leeftijd, nam meneer Toussaint het bedrijf over van zijn vader. Inmiddels werkt meneer Toussaint al 50 jaar in de kiosk. Hij is geboren in Nijmegen, maar is later verhuisd naar Bemmel, waar nu de hoofdvestiging is. De kiosk in Nijmegen is al lange tijd de standplaats van het bedrijf. Er is sinds een aantal jaar ook een nevenvestiging geopend in Bemmel. Dit is geen kiosk maar een gewone bloemenwinkel die dezelfde naam heeft: Bloemenboetiek Mimosa. Deze winkel wordt gerund door de zoon van meneer Toussaint. Soms wordt de kioskhouder bijgestaan door zijn vrouw en zoon, maar hij staat er voornamelijk alleen voor in de kiosk. Het bedrijf is op dit moment al overgedragen aan de zoon van meneer Toussaint, maar hij werkt er nog hoofdzakelijk zelf.

3.2 Bloemenkiosk ’t Hoekje

(18)

17 Op de hoek van de Van Schevichavenstraat op nummer 2A staat de Bloemenkiosk ’t Hoekje. Deze kiosk heeft hetzelfde ontwerp als alle overige kiosken in het centrum, maar deze is echter een klein beetje groter dan de anderen. De Van Schevichavenstraat is te vinden in een woonbuurt in het centrum van Nijmegen. Er zijn wel een paar winkels te vinden, maar er zijn vooral huizen en bovenwoningen in de buurt. Recht tegenover de kiosk zit een Albert Heijn. De kiosk staat op de hoek van een kruispunt met de voorkant naar het kruispunt toe. Achter de kiosk zit een kledingwinkel genaamd Alexander. Hier staat de kiosk met de achterkant naar toe. Door de plaatsing van de kiosk is er veel zicht op het kruispunt en verschillende

aangrenzende straten vanuit de kiosk.

In de kiosk worden bossen bloemen, losse bloemen en plantjes verkocht. De planten staan ook bij deze kiosk in rekken langs de kiosk. De bloemen staan binnen de kiosk

opgesteld en ook direct voor de kiosk op de stoep. Er zijn altijd twee grote parasols opgesteld voor de kiosk tegen de zon en regen. Hierdoor is er meer ruimte om bloemen op de stoep uit te stallen. De kiosk is 5 dagen per week geopend, op dinsdag tot en met zaterdag van 10 uur tot 6 uur. Bij deze kiosk variëren te openingstijden en dagen niet.

Het bedrijf Bloemenboetiek ’t Hoekje zit al ongeveer 6 jaar in de huidige kiosk. Rond deze tijd is mevrouw van Kempen aangenomen. Zij is kioskhouder in loondienst van de eigenaar van het bedrijf. Mevrouw van Kempen werkte hiervoor in een bloemenwinkel in Lent. Lent was een dorp en hoort nu bij Nijmegen en wordt aangeduid als Nijmegen-Noord. Het ligt direct aan de andere kant van de Waal en hier kom je door de Waalbrug over te steken. Hier woont mevrouw van Kempen ook zelf al lange tijd. Voordat ze begon met haar werkzaamheden in de kiosk kende ze de eigenaar, deze heeft het bedrijf opgericht en haar destijds gevraagd bij hem in loondienst te komen. Mevrouw van Kempen staat er

hoofdzakelijk alleen voor in de kiosk. Heel soms is de eigenaar aanwezig maar die houdt zich meestal op de achtergrond. Mevrouw van Kempen staat meestal voor de kiosk op de stoep. Ze heeft overigens wel een diploma voor het bloemschikken, maar heeft geen eigen bedrijf.

3.3 Overeenkomsten en verschillen

Het gaat hier dus beide om bloemenkiosken in het centrum van Nijmegen. De gebouwen zijn beide eigendom van de gemeente Nijmegen en wordt verhuurd aan ondernemers. De kiosken behoren tot de ambulante handel. Er is alleen een standplaatsvergunning nodig (Gemeente Nijmegen, 2016). Bij kiosken mag een ruimte worden gebruikt rondom de kiosk van

maximaal 25m² (Gemeente Nijmegen, 2014). Bij beide kiosken worden zowel losse bloemen, boeketten en planten verkocht. De opstelling van het verkoopwaar is overeenkomstig. De

(19)

18 planten staan namelijk in rekken aan de zijkant op de stoep en de bloemen in de kiosk zelf en op de stoep voor de kiosk.

Er zijn echter ook een hoop verschillen. Zo staat Bloemenboetiek Mimosa op de hoek van een winkelstraat. Er wonen ook wat mensen maar de direct omgeving bestaat

voornamelijk uit winkels en bedrijven. Bloemenkiosk ’t Hoekje staat meer in een woonbuurt. Ook het blikveld vanuit de kiosk is verschillend. Door de plaatsing van de kiosk op de stoep is het blikveld van Mimosa vanuit de kiosk op de straat zeer beperkt. De kioskhouder zou buiten en rondom de kiosk moeten lopen wil hij zicht krijgen op wat er in de gehele straat gebeurt. De kioskhouder van ’t Hoekje heeft een veel breder blikveld doordat het gericht staat richting de weg. Alleen achter de kiosk is een deel van de stoep niet zichtbaar vanuit de kiosk zelf. Bloemenkiosk ‘t Hoekje zit er nog niet zo lang als Mimosa, maar wel lang genoeg om mogelijk invloed te hebben op wat er in de buurt gebeurt. Bij Mimosa gaat het om een

familiebedrijf waar dus de familie zelf werkzaam is, in tegenstelling tot mevrouw van Kempen die in loondienst is. Hierdoor zijn beide kioskhouders dus op een andere manier verbonden met de kiosk. Wel staan beide kioskhouders er hoofdzakelijk alleen voor en zijn dus het gezicht van de kiosk voor de klanten.

Tot slot zijn ook de openingstijden een klein beetje verschillend. Zo is

Bloemenboetiek Mimosa op maandag geopend, terwijl Bloemenkiosk ’t Hoekje dan altijd dicht is. Wel variëren soms te openingsmomenten van bloemenboetiek Mimosa, omdat het soms een wissel beter uitkomt of dat het langer duurt dan normaal om bloemen te halen bij de veiling. Mevrouw van Kempen hoeft dit niet, omdat elke ochtend haar baas met een bus de bloemen komt brengen. Hij helpt haar dan met het neerzetten en neemt eventueel spullen weer mee als het nodig is. Hierna gaat hij weer weg. Mevrouw van Kempen is in loondienst,

hierdoor heeft ze niet te maken met de inkoop van bloemen. Haar baas is altijd erg op tijd met de bloemen, voordat de kiosk officieel opent waardoor ze elke dag op tijd kan beginnen.

(20)

19

H4 Bloemenhandel en de stoep

Snijbloemen volgen een lange route van kweker naar uiteindelijk de consument. Van de kweker gaan de bloemen naar een veiling toe. Op de veiling worden de bloemen weer doorverkocht aan een handelaar. Deze verkoopt het vervolgens weer aan een detailhandelaar en van deze detailhandelaar komt het uiteindelijk bij de consument terecht. Het begint dus bij de kweker van de snijbloemen. Deze zet de bloemen in emmers met water, plantjes gaan in potjes in een gezamenlijke plastic bak. Deze emmers en bakken worden op speciale

veilingkarren gezet. Kwekers van snijbloemen verkopen hun bloemen meestal via een veiling (Strating, 2015:100).

4.1 De bloemenveiling

Een van de drie grootste bloemenveilingen in Nederland is de Royal FloraHolland veiling in Rijnsburg. Voordat de veiling begint worden de bloemen en planten gekeurd door een keurmeester op versheid en rijpheid, beschadigingen, hoeveel er in een bos zitten en op ongedierte. Afgekeurde bloemen en planten worden niet verkocht. De rest krijgt daarnaast ook een keurmerk voor kwaliteit. A1 is de beste kwaliteit en hierna volgt A2, B1 en B2, deze laatste is van de minste goede kwaliteit (Royal FloraHolland). Na de keuring kunnen de bloemen en planten geveild worden. Dit gebeurt iedere werkdag tussen 6 uur en 10 uur ’s ochtends. Tijdens de veiling rijden er karren achter elkaar voor een klok langs. Op deze klok komt informatie te staan over de partij, kwekernummer, kwaliteitsklasse, sortering, aantal bloemen en het totaal aantal karren dat er is (Strating, 2015:100). De klok wordt vervolgens op een bepaalde prijs gezet. In het geval van Royal FloraHolland hebben ze te maken met een ‘bij afslag’ veiling, dit houdt in dat ze beginnen bij een bedrag dat boven de verwachte prijs zit. Vanaf dit bedrag wordt de prijs op de klok steeds lager en de persoon die als eerste

aangeeft de bloemen voor een bepaalde prijs te kopen, krijgt ze uiteindelijk. Er kan echter ook een ‘bij opbod’ veiling worden gehouden. Dit houdt in dat er bij een lage prijs wordt

begonnen en dat handelaren elkaar moeten overbieden om te bloemen en planten te krijgen (Royal FloraHolland). Door op deze manier te veilen ontstaat er geen direct contact tussen de kwekers en de kopers. Hierdoor kunnen ze niet over de prijs onderhandelen en wordt de prijs bepaald op basis van vraag en aanbod. Hierdoor kunnen prijzen erg variëren (Strating, 2015:100).

Als de bloemen en planten verkocht zijn worden de producten eerst naar een distributiehal gebracht. Vanuit deze distributiehal worden de bloemen en planten naar de

(21)

20 kopers gebracht. Het komt echter ook voor dat kopers een eigen ruimte huren op het terrein van de veiling. Dit noemen ze een box. In deze box kunnen ze dan bloemstukken maken. Ook komt het voor dat kopers zelf met een auto en aanhanger of een vrachtwagen naar de veiling komen en de producten gelijk meenemen. Dit laatste is vooral het geval bij kiosken en andere kleine ondernemingen die direct op een veiling bloemen en planten kopen.

4.2 De Bloemenhandel

“Ik zat vanmorgen 4 uur in de auto. Toen moest ik naar Aalsmeer toe, bloemen halen.” (Meneer Toussaint, Kioskhouder Bloemenboetiek Mimosa)

In Aalsmeer zit ook een Royal FloraHolland veiling. Deze veiling is op maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag van 7 uur tot 11 uur ’s ochtends geopend (Royal FloraHolland). Meneer Toussaint van Bloemenboetiek Mimosa haalt hier 4 keer per week bloemen voordat hij de kiosk opent. Hij rijdt dan van zijn huis in Bemmel naar de Aalsmeer en vandaar naar de kiosk in Nijmegen. Hij doet hier ongeveer 4 uur over. Bij de kiosk aangekomen begint hij met het uitladen van de bloemen en planten en is hij enige tijd bezig met het neerzetten van alle verkoopwaar. Hierdoor maakt meneer Toussaint lange dagen. Hij werkt dus niet alleen in de kiosk om bloemen te verkopen, maar is ook vele uren extra kwijt aan het inkopen van bloemen. Meneer Toussaint werkt tot wel 80 uur per week. Mevrouw van Kempen van Bloemenkiosk ’t Hoekje heeft hier niet mee te maken. Zij ontvangt de bloemen elke dag bij de kiosk, zonder dat ze die zelf moet ophalen. Dit komt omdat ze in loondienst als verkoper is. Elke ochtend komt haar baas naar de kiosk toe met een busje. Hij levert vervolgens de bloemen voor openingstijd af. Hij helpt mee met alles goed neerzetten en neemt eventueel spullen weer mee als dat nodig is. Nadat dit gebeurd is, gaat hij weer weg met zijn bus. Tegen sluitingstijd komt hij weer terug om alles op te halen.

De vraag naar bloemen kan heel erg schommelen. In de weken voor een bepaalde feestdag zoals Kerst of Moederdag, is de vraag enorm hoog. Op zulke momenten is het dan erg druk. Zeker de dag voor een feestdag was het bij zowel Bloemenboetiek Mimosa als Bloemenkiosk ’t Hoekje het heel erg druk. Het was toen de dag voor Pasen. Er ontstonden lange rijen met wachtende mensen. Een aantal mensen kochten paastakken om hier decoraties in te hangen om een feestelijk gevoel te creëren in huis. Er werden naast paastakken veel losse bloemen verkocht en ook een aantal boeketten. Op andere dagen waren mensen vaker geneigd door te lopen als er een te lange rij was. Met feestdagen hebben mensen meer redenen om bloemen te willen kopen, omdat ze bloemen verbinden aan feest en gezelligheid.

(22)

21 Bloemenkioskhouder hebben niet alleen te maken met schommelingen in vraag, maar ook met bederfelijk waar. Het is dus erg belangrijk om de producten zo snel mogelijk te verkopen en zo min mogelijk over te houden aan het eind van de dag. Het is zonde als bloemen uiteindelijk weg moeten worden gegooid omdat ze niet meer te verkopen zijn. Dit leidt tot een verlies van inkomsten. Doordat de kwaliteit van bloemen snel daalt, zal het ook steeds minder waarschijnlijk worden dat een bepaalde bos verkocht wordt als het al lang staat. Bij beide kiosken werden kortingen gegeven op bepaalde bloemen, omdat op deze manier bloemen misschien nog verkocht kunnen worden en het verlies hierdoor minder groot is dan wanneer de bloemen weg moeten worden gegooid.

4.3 De stoep

Veel kiosken maken gebruik van de stoep rondom het gebouw. Door de beperkte ruimte in een kiosk, is het gebruikelijk dat er ook gebruik wordt gemaakt van de omliggende stoep als dit is toegestaan. Zo zetten kioskhouders die eten verkopen soms tafels, stoelen,

prullenbakken en borden neer en bloemenkioskhouders maken gebruik van de stoep om hun bloemen uit te stallen. Voor deze laatste groep kioskhouders is het gebruik van de stoep enorm belangrijk. Bloemen worden voornamelijk gekocht om hoe ze eruit zien. Het visuele aspect is bij bloemen erg belangrijk. Daardoor wordt alle verkoopwaar die er op dat moment is, uitgestald zodat mensen het goed kunnen bekijken.

In de kiosk zelf is er niet genoeg ruimte. Hierdoor zijn kioskhouders genoodzaakt veel van de stoep gebruik te maken, zodat alles goed zichtbaar is. Dit is bij zowel Bloemenboetiek Mimosa en Bloemenkiosk ’t Hoekje het geval. Zoveel mogelijk ruimte wordt er bij beide kiosken geclaimd van de publieke ruimte. Wel wordt er rekening mee gehouden dat er genoeg plek overblijft voor de klanten. Zowel aan de voorkant van kiosk als aan de zijkanten worden rekken met planten en emmers met bloemen neergezet. De rekken met planten staan bij beide kiosken aan de zijkanten van het gebouwtje. De reden hiervoor is dat de kiosken voornamelijk bloemen verkopen. De planten zijn meer een bijproduct en na de plantenrekken houdt de ruimte van de kiosk dus op. Door de rekken zo aan de zijkanten te plaatsen fungeren ze als een soort grensaanduiding van het gebied dat bij de kiosk geclaimd is van de stoep.

(23)

22

Afbeelding 3:Bloemenboetiek Mimosa geopend

(24)

23

Afbeelding 5: Bloemenkiosk ’t Hoekje geopend

Afbeelding 6: Bloemenkiosk ’t Hoekje gesloten

Zoals in bovenstaande afbeeldingen te zien is, wordt er dus veel ruimte geclaimd door beide kiosken. Dit gebeurt bij Bloemenkiosk ’t Hoekje meer, omdat er meer ruimte hiervoor is. Bloemenboetiek Mimosa is beperkt in ruimte doordat het recht tegenover een winkel staat

(25)

24 waar mensen moeten kunnen lopen. Hierdoor kunnen er minder bloemen op de stoep recht voor de kiosk worden geplaatst. Bij beide kiosken zit een hele grote luifel rondom te kiosk, om zo voor meer afdekking te zorgen. Mevrouw van Kempen maakt daarnaast ook dagelijks gebruik van parasols voor de kiosk, om zo het afgedekte gebied nog verder te vergroten. Er is ook een parasol aanwezig bij Bloemenboetiek Mimosa, maar deze wordt zelden gebruikt. Een enkele keer gebeurde dit tijdens het observeren op een hele warme dag. Deze werd toen gebruikt voor het afdekken van de bloemen tegen de zon.

Doordat er veel ruimte van de stoep geclaimd wordt door de kioskhouder, vergroot dit ook het blikveld van de kioskhouder. De kioskhouder hoeft hierdoor niet alleen in de kiosk te blijven staan maar kan zich vrijer bewegen voor de kiosk. Mevrouw van Kempen doet dit vaak. Ze is weinig in het kioskgebouw zelf maar staat vaak ervoor op de stoep, tussen de bloemen in. Hierdoor heeft ze een nog groter blikveld dan vanuit de kiosk zelf, omdat hier het zicht wordt geblokkeerd door planten aan de zijkant. Ook is dit het geval bij meneer Toussaint van Bloemenboetiek Mimosa. Meneer Toussaint loopt ook veel voor de kiosk rond, maar in tegenstelling tot mevrouw van Kempen staat hij wat vaker in de kiosk zelf. De claim van de stoep is tijdelijk, als de kiosk gesloten is worden de spullen in de kiosk gezet of meegenomen. De stoep is dan weer vrij voor iedereen.

Als de stoep veel door een kioskhouder wordt gebruikt, hebben mensen ook redenen om zich te verzamelen op de stoep rondom de kiosk. Dit zorgt voor nog meer gebruik van de stoep, namelijk door de mensen die eromheen staan of lopen. De verwachting is dat

kioskhouders hierdoor bijdragen aan publieke familiariteit en amicaliteit, omdat ze erg

zichtbaar zijn op straat. Ook dragen zij mogelijk hierdoor bij aan meer orde en veiligheid. Als kioskhouders zich veel voor de kiosk op de stoep bevinden, hebben zij een veel groter

blikveld dan een winkelier in een winkelpand heeft. Hierdoor kunnen zij nog beter toezicht op de straat houden.

(26)

25

H5 De klanten

Winkeliers die optreden als publieke karakter kunnen volgens Jacob (1961) bijdragen aan meer publieke familiariteit van mensen. Mensen komen elkaar bijvoorbeeld tegen bij de kiosk en gaan elkaar dan herkennen. Ook kunnen klanten dingen horen via de kioskhouder over mensen uit de buurt. In dit hoofdstuk zal er worden ingegaan op de klantenkring van beide kiosken en de interactie tussen klanten en kioskhouders.

5.1 Klantenkring van Bloemenboetiek Mimosa

Er zijn in totaal 30 mensen gevraagd voor een enquete. Deze is mondeling afgenomen, zodat er doorgevraagd kon worden naar aanleiding van gegeven antwoorden. Hieronder staan de resultaten weergegeven over de kenmerken van klanten op basis van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en frequentie bezoek.

Geslacht

Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent

Valid

Vrouw 21 70,0 70,0 70,0

Man 9 30,0 30,0 100,0

Total 30 100,0 100,0

Tabel 1: Geslacht klanten Bloemenboetiek Mimosa

Leeftijd

Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Valid 0-25 jaar 4 13,3 13,3 13,3 26-35 jaar 10 33,3 33,3 46,7 36-45 jaar 7 23,3 23,3 70,0 46-55 jaar 6 20,0 20,0 90,0 56+ jaar 3 10,0 10,0 100,0 Total 30 100,0 100,0

(27)

26 Opleidingsniveau

Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Valid Lager beroepsonderwijs (LEAO, LTS) 5 16,7 16,7 16,7 Middelbaar onderwijs (VMBO, MAVO, MULO) 5 16,7 16,7 33,3 Middelbaar beroepsonderwijs (MBO, MEAO, MTS) 7 23,3 23,3 56,7 Voortgezet algemeen onderwijs (HAVO, HBS, VWO) 4 13,3 13,3 70,0 Hoger beroepsonderwijs (HBO, HEAO, HTS) 6 20,0 20,0 90,0 Wetenschappelijk onderwijs (WO) 3 10,0 10,0 100,0 Total 30 100,0 100,0

Tabel 3: Opleidingsniveau klanten Bloemenboetiek Mimosa

FrequentieBezoek

Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Valid Meerdere keren per maand 4 13,3 13,3 13,3 Maandelijks 12 40,0 40,0 53,3 Minder dan één

keer per maand 14 46,7 46,7 100,0

Total 30 100,0 100,0

(28)

27 Tijdens de korte gesprekken met klanten naar aanleiding van de enquete kwam naar voren dat veel vrouwen iets kochten bij de kiosk voor in huis. Ook gaf een deel aan dat ze het als een cadeau voor iemand anders kochten. Mannen gaven vaak aan dat ze iets kochten voor hun vrouw of moeder, de meeste hiervan zouden niet snel iets kopen voor hen zelf. Wat betreft leeftijd en opleidingsniveau liepen de antwoorden erg uiteen. De klantenkring is dus erg gemengd bij Bloemenboetiek Mimosa. Tijdens de observaties bleek al dat het grootste

gedeelte van de klanten vrouw was. Het leek wel zo te zijn dat de meeste klanten jong waren. Dit komt ook naar voren in de enquete , omdat bijna de helft jonger dan 36 jaar is. Tot slot geeft meer dan de helft aan niet vaak bij de kiosk iets koopt. Het kleinste gedeelte bestaat uit vaste klanten. Deze mensen kopen tenminste maandelijks iets bij de kiosk.

Geslacht * FrequentieBezoek Crosstabulation

Count

FrequentieBezoek Total

Meerdere keren per maand

Maandelijks Minder dan één keer per

maand

Geslacht Vrouw 4 12 5 21

Man 0 0 9 9

Total 4 12 14 30

Tabel 5: Kruistabel geslacht en fequentie bezoek Bloemenboetiek Mimosa

De groep mensen die tenminste maandelijks bij de kiosk wat kopen bestaat alleen maar uit vrouwen. De mannelijke klanten van de kioks gaven allemaal aan dat ze minder dan één keer per maand iets bij de kiosk kopen.

5.2 Interactie bij Bloemenboetiek Mimosa

Tijdens de observaties bleek al dat de kioskhouder graag een praatje maakt met mensen. Hij liet mensen rustig rondkijken naar de bloemen en planten, maar wanneer hij merkte dat iemand stond te wachten ging hij er op af. Hij leek graag mensen te willen helpen. Soms aarzelde iemand en leek de klant niet zo zeker, dan gaf de kioskhouder advies over wat een goede keus is. Hij besprak ook wel eens met een klant wat de beste manier is om bepaalde bloemen mooi te houden. De kioskhouder is dus behulpzaam en leek veel te weten over bloemen en planten. Dit advies namen de klanten vaak ook aan. Hij was niet alleen

(29)

28 behulpzaam bij mensen die hij leek te kennen of te herkennen, maar ook bij klanten die hij helemaal niet leek te herkennen. Er was dus veel interactie tussen de kioskhouder en klanten, die verder ging dan strikt noodzakelijk. Tussen klanten onderling was er weinig interactie zichtbaar. Mensen stonden achter elkaar in de rij als het wat drukker was en praatten niet echt met elkaar, tenzij ze al samen daar aan waren gekomen.

Uit de enquete bleek dat de meeste klanten maar heel af en toe bij de kiosk bloemen kopen. De reden hiervoor was vaak dat ze er nu toevallig langs liepen tijdens het winkelen. Dit was ook zichtbaar tijdens de observaties, omdat weinig mensen doelgericht naar de kiosk liepen. Vaak was het wel duidelijk dat de meeste mensen er toevallig langsliepen en toen besloten er iets te kopen door de manier waarop ze liepen en stopten. De mensen liepen rechtdoor langs de kiosk, maar sommige mensen stopten erg plotseling en draaien zich om. Doordat ze niet gericht naar de kiosk liepen maar draaiden terwijl ze al aan het langslopen waren, gaf de indruk dat ze niet gepland hadden iets bij de kiosk te kopen. Een aantal mensen keken tijdens het langslopen ook opzij en stopten pas toen ze naar meerdere bloemen hadden gekeken tijdens het langslopen.

Een aantal mensen vertelden meer regelmatig wat te kopen bij de kiosk. Deze mensen gaven voornamelijk aan dat ze de kioskhouder kennen van de kiosk. Een klant gaf aan de kioskhouder persoonlijk te kennen. Twee van de klanten leken de kioskhouder tijdens de observaties persoonlijker te kennen. Het ging hier om een vrouw met haar dochter. Nadat de bloemen gekocht waren, bleven de klanten nog even staan napraten en maakten grapjes en lachten met de kioskhouder. Dit zijn vaste klanten. Tijdens de enquete naderhand bleek dat ze de kioskhouder niet persoonlijk kenden maar van de kiosk. Ze wonen daar dichtbij en komen er vaak langs om bloemen te kopen en een praatje te maken (Bijlage 3: Tabellen uitkomsten). In totaal 13 mensen maken echter geen praatje met de kioskhouder. De meeste mensen die dit aangaven niet te doen, waren niet vaste klanten. Deze interactie bestond dus alleen uit de verkoop van de bloemen of planten. Volgens meneer Toussaint bestaat ongeveer de helft van zijn klantenkring uit vaste klanten, iets wat niet uit de enquete naar voren kwam. Daar kwam naar voren dat het merendeel geen vaste klant was en dus maar heel af en toe er wat koopt. Dit kan mogelijk komen door toeval, maar het kan ook zo zijn dat meneer Toussaint het verkeerd inschat. Het is natuurlijk moeilijk met zekerheid te zeggen zonder cijfers hoeveel vaste klanten er zijn.

(30)

29 5.3 Klantenkring van Bloemenkiosk ’t Hoekje

Ook bij Bloemenkiosk ’t Hoekje zijn in totaal 30 klanten gevraagd voor een enquete naar de kenmerken van klanten op basis van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en frequentie bezoek.

Geslacht

Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent

Valid

Vrouw 22 73,3 73,3 73,3

Man 8 26,7 26,7 100,0

Total 30 100,0 100,0

Tabel 6: Geslacht Bloemenkiosk ’t Hoekje

Leeftijd

Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Valid 0-25 jaar 4 13,3 13,3 13,3 26-35 jaar 5 16,7 16,7 30,0 36-45 jaar 5 16,7 16,7 46,7 46-55 jaar 9 30,0 30,0 76,7 56+ jaar 7 23,3 23,3 100,0 Total 30 100,0 100,0

Tabel 7: Leeftijd Bloemenkiosk ’t Hoekje

Opleidingsniveau

Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Valid Lager beroepsonderwijs (LEAO, LTS) 4 13,3 13,3 13,3 Middelbaar onderwijs (VMBO, MAVO, MULO) 7 23,3 23,3 36,7

(31)

30 Middelbaar beroepsonderwijs (MBO, MEAO, MTS) 6 20,0 20,0 56,7 Voortgezet algemeen onderwijs (HAVO, HBS, VWO) 5 16,7 16,7 73,3 Hoger beroepsonderwijs (HBO, HEAO, HTS) 5 16,7 16,7 90,0 Wetenschappelijk onderwijs (WO) 3 10,0 10,0 100,0 Total 30 100,0 100,0

Tabel 8: Opleidingsniveau Bloemenkiosk ’t Hoekje

FrequentieBezoek

Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent Valid Meerdere keren per maand 4 13,3 13,3 13,3 Maandelijks 12 40,0 40,0 53,3 Minder dan één

keer per maand 14 46,7 46,7 100,0

Total 30 100,0 100,0

Tabel 9: Frequentie bezoek Bloemenkiosk ‘t Hoekje

Ook bij Bloemenkiosk ’t Hoekje is de meerderheid van de klanten vrouw. De leeftijd van de klanten is vaak hoger dan bij Bloemenboetiek Mimosa. Iets meer dan de helft van de

ondervraagden klanten is 46 jaar of ouder. Deze uitkomsten waren ook al zichtbaar tijdens het observeren. Het percentage vaste klanten is ongeveer gelijk met het percentage klanten die zelden wat kopen bij de kiosk. Een vaste klant is iemand die minstens meerdere keren per maand iets bij de kiosk kopen.

Zoals in onderstaande tabel te zien is, bestaat de vaste klantenkring die tenminste maandelijks bij de kiosk wat koopt, voornamelijk uit vrouwen. 3 van de ondervraagde mannen gaven aan dat zij maandelijks iets kopen bij de kiosk.

(32)

31 Geslacht * FrequentieBezoek Crosstabulation

Count

FrequentieBezoek Total

Meerdere keren per maand

Maandelijks Minder dan één keer per

maand

Geslacht Vrouw 4 10 8 22

Man 0 3 6 8

Total 4 12 14 30

Tabel 10: Kruistabel geslacht en fequentie bezoek Bloemenkiosk ‘t Hoekje

De klantenkring lijkt dus voornamelijk te bestaan uit oudere mensen, maar ook voor een deel winkelend publiek. Meerdere klanten gaven aan dat ze er toevallig langs kwamen. Een tweetal fietsers stopte zelfs nadat ze er langsreden, om bloemen te kopen.

5.4 Interactie bij Bloemenkiosk ‘t Hoekje

Veel klanten zeiden de kioskhouder niet te kennen en een kleinere groep zei de kioskhouder te kennen van de kiosk zelf. Geen van de klanten gaven aan de kioskhouder in de privé sfeer te kennen . Ook uit de enquete kwam naar voren dat voornamelijk oudere mensen een

kletspraatje maken met de kioskhouder, terwijl jongere mensen dit niet zeggen te doen. De gesprekken blijven wel altijd oppervlakkig van aard. 23 mensen gaven aan geen praatje met de verkoper te maken los van wat nodig is om iets te kopen. Dit is dus de grote meerderheid. Maar 5 klanten zeiden dat ze soms een praatje maken met andere klanten (Bijlage 3: Tabellen uitkomsten).

Tijdens de observaties viel het op dat mevrouw van Kempen erg aardig is tegen klanten. Ze groet de klanten vriendelijk en helpt ze met hun aankoop. Tijdens de transactie zoals het invoeren in de kassa of het inpakken van de bloemen bleef het echter meestal stil. Er werd dus vaak weinig gezegd. Soms werd er een praatje gemaakt tussen de kioskhouder en klant, maar dit gebeurde vaker niet. Tussen de klanten onderling was er helemaal geen interactie zichtbaar, behalve als ze samen bij de kiosk waren aangekomen en dus bij elkaar hoorden.

(33)

32 5.5 Publieke familiariteit en amicaliteit

Bij beide kiosken lijkt er sprake te zijn van publieke familiariteit. Doordat sommige mensen vaker langs de kiosk komen lopen of om een aankoop te doen, gaan klanten en kioskhouders namelijk elkaar vanzelf herkennen. Dit kwam ook uit de enquete naar voren voor beide kiosken. Meerdere klanten gaven aan de kioskhouder te kennen van de kiosk. Deze mensen komen hier dan ook vaker. De klanten en kioskhouders kennen elkaar niet in de privé sfeer, op één enkeling na bij Bloemenboetiek Mimosa. De mensen die de kioskhouder zeggen te kennen, maken voornamelijk een praatje met de kioskhouders als ze iets komen kopen. Dit zijn vaak de vaste klanten.

Van amicaliteit leek echter alleen sprake te zijn bij Bloemenboetiek Mimosa. Klanten namen advies van de kioskhouder meteen aan. Hij gaf dit advies niet alleen als de klant er specifiek om vroeg. Ook tijdens de korte gesprekken met de kioskhouder stelde hij me erg op mijn gemak, omdat meneer Toussaint veel al uit zichzelf vertelde voordat de vraag nog gesteld was. Het was daarom erg prettig om het gesprek te voeren. Bij mevrouw van Kempen was dit erg moeilijk. Meneer Toussaint leek graag over zijn werk te praten en over de buurt, hierop zal later nog verder worden ingegaan. Een aantal klanten voelde zich zo vertrouwd met de kioskhouder dat ze nog na het kopen van bloemen langere tijd bleven staan om nog te praten. Er werd ook gelachen en achteraf bleek dit ook een vaste klant te zijn. Uit het harde lachen en zelf aanraken van de kioskhouder door een van de klanten geeft aan dat ze zich op hun gemak voelen bij de kioskhouder.

(34)

33

H6 De kiosk ten opzichte van de buurt

6.1 Urban villages

In steden is het volgens Gans (1962) mogelijk om urban villages te vormen. Er is hierdoor wel ruimte voor sociale bindingen, loyaliteit en sociale cohesie. Volgens Schnabel et all (2008) kan sociale cohesie in een buurt worden versterkt als mensen gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen. Dit zou mogelijk kunnen voorkomen bij kiosken, als een kiosk een ontmoetingsplek wordt voor mensen uit de buurt.

Hier lijkt echter bij beide kiosken geen sprake van te zijn. Zowel in de winkelstraat als in de woonbuurt komen er een grote groep winkelende mensen die niet uit de buurt komen waar de kiosk staat. Bloemenkiosken zijn ook geen goede plekken om te dienen als

ontmoetingsplek doordat transacties voornamelijk gaan over het kopen van bloemen en er weinig aantrekkingskracht is om er lang te blijven. Dit is voornamelijk vaker het geval bij kiosken die eten en drinken verkopen. Na het kopen van bloemen hebben klanten weinig redenen om te blijven. Dat de kiosk in de buurt niet bijdraagt aan het versterken van

gemeenschapsgevoel wil echter nog niet zeggen dat er geen sprake is van een urban village.

Kaart 1: Klantenkring in de buurt van beide kiosken (Bron: Google Maps)

Zwart: Bloemenboetiek Mimosa

Blauw: Bloemenkiosk ’t Hoekje

Rood: Klanten Bloemenboetiek Mimosa

(35)

34 Alleen de mensen die een postcode gaven die zichtbaar is op het kaartje, zijn hierin

weergegeven. Er was bij beide kiosken geen zichtbaar patroon te herkennen waar de mensen die niet uit de buurt komen, wonen. Deze zijn hierdoor niet weergegeven. Het gaat om de buurt dus het is zonder patroon niet erg relevant voor het onderzoek. In totaal woonden er 7 klanten van Bloemenboetiek Mimosa in de buurt en 12 klanten bij Bloemenkiosk ’t Hoekje in de buurt.

6.2 Publiek karakter

Mevrouw van Kempen gaf tijdens de korte gesprekken aan dat ze een goede relatie denkt te hebben met de buurt. Toch blijkt dat ze erg terughoudend is naar mensen toe. Ze zegt af en toe een praatje met mensen te maken als ze langskomen, maar zich verder weinig op de buurt te richten. Dit was ook zichtbaar tijdens het observeren. Er werd niet altijd op klanten

gereageerd en het duurde soms een tijdje voordat klanten geholpen werden. Toch bleek ze altijd erg vriendelijk. Ze houdt zich voornamelijk bezig met de kiosk en de bloemen. Wel bleek dat de kioskhouder toch onbewust wel let op wat er in de omgeving gebeurt, want ze wist wel dat er veel daklozen bij de Albert Heijn staan. Deze zijn zichtbaar vanuit de kiosk, maar staan wel op enige afstand.

Mevrouw van Kempen treedt echter niet op als een publiek karakter. Er is weinig interactie tussen zowel klanten onderling als tussen klanten en kioskhouder. Ze draagt dus niet bij aan sociaal contact tussen mensen die elkaar niet kennen. Ook zei mevrouw van Kempen nooit de kiosk te verlaten als ze er alleen staat. Ze vraagt dus niemand uit de buurt om toezicht op de kiosk te houden. Soms komt haar baas haar helpen, waardoor ze makkelijker weg kan van de kiosk als dit nodig is. Mevrouw van Kempen is dus erg terughoudend naar de mensen in de buurt toe en de klanten. Ook tijdens de korte gesprekken gaf ze vaak korte antwoorden op de vragen. Doorvragen had een beetje effect, maar de antwoorden hierop bleven vaak ook erg kortaf en terughoudend. Dit kan komen doordat mevrouw van Kempen in loondienst is. Als een persoon in loondienst is, maakt de verkoop en het contact met de omgeving en klanten minder uit, dan wanneer iemand een eigen bedrijf heeft. Het loon is in dit geval niet afhankelijk van prestaties en het werk geeft minder verantwoordelijkheid. Mevrouw van Kempen kan het dus zich permitteren om geen public character te zijn. Dit zou anders zijn, wanneer mevrouw van Kempen een eigen bedrijf had. Dan zou haar loon dus wel sterk afhangen van de verkoop.

(36)

35 Meneer Toussaint kan meer als een publiek karakter worden gezien. Tijdens de observaties leek het of de kioskhouder niet erg op de omgeving lette en voornamelijk bezig was met de kiosk en de bloemen. Uit de gesprekken bleek echter iets heel anders. Meneer Toussaint leek juist veel te letten op de omgeving en was goed op de hoogte van wat er zich in de buurt afspeelde. Hij wist zelfs te vertellen wat er gaande was in de buurt van de Bloemenkiosk ’t Hoekje, terwijl hij daar helemaal geen zicht op heeft. Meneer Toussaint werkt al erg lang in de kiosk en komt oorspronkelijk uit Nijmegen. Hierdoor weet hij veel van de buurt af en is het niet noodzakelijk om dagelijks op alles in zijn omgeving te letten om te weten wat er zich afspeelt. Hierdoor is het mogelijk dat het niet opviel tijdens het observeren dat meneer Toussaint veel van de buurt weet en erop let. Ook hoort hij van klanten en mensen die hij in de omgeving kent over wat er gaande is in de buurt.

Meneer Toussaint heeft een goede relatie met de buurt. Hij heeft namelijk een goede relatie met de eigenaars van de Blue Moon Fashion die met de voorkant recht tegenover de kiosk zit. Als de kioskhouder even weg moet, vraagt hij eigenaars of medewerkers die daar werken om even toezicht te houden op de kiosk. Hij vertrouwt dus zijn kiosk aan deze mensen toe, omdat ze elkaar al erg lang kennen doordat ze zo dicht op elkaar zitten. Deze winkel zit al sinds 2001 tegenover de kiosk. De winkel opent dagelijks rond 11 of 12 uur. Als meneer Toussaint op tijd zijn kiosk opent zie hij dan ook de eigenaars en medewerkers van de winkel vaak voor zijn kiosk langskomen. Hierdoor is er een relatie tussen hen ontstaan

gedurende de 15 jaar dat beide ondernemingen recht tegenover elkaar zitten.

Recent werd er bekend dat Blue Moon Fashion naar Doetinchem gaat verhuizen. Hierdoor zal meneer Toussaint een andere persoon moeten vinden om op de kiosk te letten als hij even weg moet. Het is nog niet bekend welke winkel in het pand komt in oktober. Het is dus afwachten welke ondernemer dit zal zijn. Meneer Toussaint kent verschillende

ondernemers uit de buurt zoals de eigenaars en medewerkers van een cafe achter de kiosk. Ook zegt hij andere bloemenkioskhouders te kennen, zoals van de kiosk verderop in de winkelstraat. Mogelijk kan hij een van deze mensen vragen om toezicht te houden als Blue Moon Fashion verhuisd is of kan hij een nieuwe relatie opbouwen met de nieuwe ondernemer in het winkelpand.

Meneer Toussaint merkte op dat er veel veranderd is in de afgelopen 15 jaar. Zo zijn de kleine lokale winkels vervangen door winkels van grote ketens. Ook zijn er veel

bloemenkiosken uit het centrum verdwenen. Ongeveer 15 jaar geleden waren er nog 12 bloemenkiosken in totaal en daarvan zijn er nu nog maar 4 over. De reden hiervoor is volgens meneer Toussaint dat ze er massaal mee stoppen, omdat het enorm hard werken is als je een

(37)

36 eigen bloemenkiosk hebt. Er komt dus veel meer bij kijken dan alleen wat je ziet in de kiosk.

“Die is pas om 1 uur open, het interesseert hem helemaal niks” (Meneer Toussaint,

Bloemenboetiek Mimosa.)

Meneer Toussaint vertelde over een kiosk verderop in het midden van de winkelstraat. Deze is volgens hem pas laat op de dag geopend, omdat de bloemenhandel de kioskhouder niet veel interesseert volgens hem.

Een andere verandering die meneer Toussaint opmerkte voordat nog de vraag was gesteld of hij te maken had met overlast, was de vormen hem enorme toename van daklozen en bedelaars in de buurt. Hij had er zelf ook veel last van, zei hij. Ze liggen of staan vaak een paar meter verderop bij de de Coop supermarkt, maar soms liggen ze ook tegen de Blue Moon Fashion aan de overkant aan, dus recht voor de kiosk. Meneer Toussaint zegt daar zelf weinig tegen te doen. Ze gaan namelijk niet zomaar weg. Hij bemoeit zicht er helemaal niet mee. Dit ziet hij meer als een taak van de gemeente, deze moet dit volgens hem aanpakken. Hij wist ook te vertellen over de daklozen die tegenover ’t Hoekje staan wat dus goed laat zien dat meneer Toussaint erg veel weet over de gehele buurt en zeker wel let op de omgeving. Hij ervaart veel veranderingen in de buurt in de afgelopen jaren en is hier er kritisch op. Uit de gesprekken kwam naar voren dat het volgens hem vroeger een stuk beter was dan nu.

(38)

37

H7 Conclusie

De vraag die centraal stond in dit onderzoek is hoe twee bloemenkiosken in het centrum van Nijmegen fungeren als eyes on the street? Uit het onderzoek blijkt dat vooral bij

bloemenkiosken het erg makkelijk is om toezicht te houden op de straat. Vaak staan ze gericht naar de drukste delen van de straat. Doordat er een kiosk staat hebben mensen meer redenen om gebruik te maken van de stoep. Door de aanwezigheid van veel mensen in een straat wordt er bijgedragen aan orde en veiligheid volgens Jacobs (1961). Erg typerend voor bloemenkiosken is het gebruik van de stoep en het claimen van publieke ruimte. Dit gebeurt ook bij andere soort kiosken, maar bij bloemenkiosken nog meer en dat heeft ruimte nodig. Alles moet goed zichtbaar zijn, omdat op basis daarvan de bloemen ook verkocht worden. Bloemen die er mooi uitzien, worden sneller verkocht. Bloemen bederven ook snel waardoor alles zo snel mogelijk verkocht moet worden, om zo de winst te maximaliseren.

Als publieke karakters kunnen kioskhouders bijdragen aan publieke familiariteit. Mevrouw van Kempen treedt niet echt op als een publiek karakter, maar draagt toch bij aan publieke familiariteit. Dit is dan voornamelijk tussen haarzelf en enkele vaste klanten. Ze let weinig op wat zich in de buurt afspeelt en heeft ook weinig contact met ondernemers en buurtbewoners. Meneer Toussaint van Bloemenboetiek Mimosa treedt meer op als een

publiek karakter, hij draagt sterk bij aan publieke familiariteit. Mensen herkennen hem van de kiosk. Toch gaat het soms wat verder dan dat, een groep klanten voelt zich vertrouwd bij meneer Toussaint, waardoor ze meer vriendschappelijk met hem omgaan. Dit gaat dus niet meer alleen om het herkennen van elkaar en groeten. Van amicaliteit is er dus tot op zeker hoogte ook sprake.

Het lijkt er dus op dat om te fungeren als eyes on the street door een kioskhouder

voornamelijk het geval is als een kioskhouder optreedt als publiek karakter en betrokken is bij de buurt. Het blikveld of het gebrek aan blikveld vanuit de kiosk lijkt een stuk minder uit te maken. Meneer Toussaint heeft door de plaatsing van de kiosk weinig direct zicht op wat er rondom de kiosk in de buurt gebeurt. Toch is de kioskhouder goed op de hoogte van wat er zich afspeelt rondom de kiosk en verder in de buurt. Dit is niet het geval voor mevrouw van Kempen van Bloemenkiosk ’t Hoekje. Vanuit de kiosk is er door de plaatsing met de voorkant richting een kruispunt, er een erg groot blikveld op wat er in de buurt gebeurt. Hier moet echter wel gebruik van worden gemaakt wil de kioskhouder fungeren als eyes on the street. Mevrouw van Kempen gaf echter aan heel weinig op de buurt te letten en ze vertrouwt het

(39)

38 niet om de kiosk te verlaten als haar baas er niet is. Ze heeft geen goede band met iemand uit de direct omgeving die soms toezicht zou kunnen houden. Het lijkt dus niet uit te maken waar de kiosk staat. De houding van de kioskhouder naar de buurt toe en de klanten is wat

voornamelijk invloed heeft op het fungeren van eyes on the street. Als een kioskhouder optreedt als publiek karakter kan deze bijdragen aan het vergroten van publieke familiariteit en amicaliteit. Dit was bij Bloemenboetiek Mimosa meer het geval, dat deze op de hoek van een drukke winkelstraat staat, terwijl de locatie zich daar minder voor leent.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als u liever geen vetbol maakt voor de vogels, rijg dan een ketting van pelpinda’s samen met uw kind.... Peuterplein ouderbrief © Malmberg ’s-Hertogenbosch

Bij het tandenpoetsen, thee zetten, naar de wc gaan, … Maak samen met uw kind een tekening of een foto van een moment waarop jullie in huis vaak water gebruiken. Gebruik hiervoor

Eva Berghmans: „Tijdens de zitting wees minister Vanac- kere erop dat België al meerdere commissies kent die zich op deel- aspecten richten, zoals het Cen- trum

Het heeft me twintig jaar geleden mijn huwelijk gekost, het heeft me vervreemd van mijn twee kinderen en mijn broer, die ik niet meer zie.. Ik ben erdoor in geldproblemen geraakt en

Marcellus Emants, ‘Het is me niet mogelik een mening juist te vinden, omdat ze aangenaam is’.. Misschien is u 't met mij oneens, maar ik vind, dat een schrijver zo goed als

GGD Rotterdam-Rijnmond en de dienst SoZaWe van de gemeente Rotterdam heb- ben daarom het Verwey-Jonker Instituut gevraagd om onderzoek te doen naar de aard en omvang van het aanbod

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun