• No results found

Blijf van mijn thuis : wanneer jonge vrouwen een dreiging van seksuele straatintimidatie ervaren en de invloed hiervan op hun thuisgevoel in de wijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Blijf van mijn thuis : wanneer jonge vrouwen een dreiging van seksuele straatintimidatie ervaren en de invloed hiervan op hun thuisgevoel in de wijk"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BLIJF VAN MIJN THUIS

Wanneer jonge vrouwen een dreiging van seksuele straatintimidatie ervaren en

de invloed hiervan op hun thuisgevoel in de wijk

Naam: Tara van Dijk Studie: M. Algemene Sociologie

Studentnummer: 11242825 Faculteit der Maatschappij- en Gedrags-wetenschappen

Universiteit van Amsterdam Inleverdatum: 09-07-2018 Begeleiders: Dr. Loes Verplanke Aantal woorden: 22.811 Prof. dr. Monique Kremer

(2)
(3)
(4)

Inhoudsopgave

Dankwoord 5

Samenvatting 7

1. Inleiding: onbekende ogen 9

2. Theoretisch kader 13

2.1 Seksuele benadering of seksuele straatintimidatie? 13

2.2 Thuisvoelen 14

2.2 Publiek en privaat als identiteit en anonimiteit 17

2.3 Afweermechanismen seksuele benadering 18

2.4 Onderzoeksvragen 21 3. Methodologisch kader 23 3.1 Methode 23 3.2 Respondenten 23 3.3 Dataverzameling en -analyse 27 3.4 Ethische kwesties 31 4. De dreigende situatie 35

4.1 Factoren dreigende situatie 35

4.2 Strategieën en tactieken om seksuele straatintimidatie af te weren 44

4.3 Deelconclusie 49

5. Invloed van een dreiging van seksuele straatintimidatie op het thuisgevoel 53

5.1 Thuisgevoel in de Baarsjes 53

5.2 Verminderen en verdwijnen thuisgevoel 56

5.3 Opeisen publieke ruimte 63

5.4 Terugveren thuisgevoel 67

5.5 Deelconclusie 70

6. Conclusie 74

Literatuur 80

(5)
(6)

Dankwoord

Deze masterscriptie had niet tot stand kunnen komen zonder alle mensen die mij voorafgaand aan en tijdens deze periode hebben geïnspireerd, geholpen en gesteund. Jullie hebben mijn eeuwige dank. In het bijzonder wil ik een aantal mensen bedanken. Allereerst alle

respondenten: bedankt voor de tijd en moeite die jullie hebben genomen om een onbekende te helpen. Bedankt voor jullie scherpe, bij tijden grappige en verhelderende verhalen die het hart van deze scriptie vormen. Ten tweede mijn scriptiebegeleiders: Loes en Monique, bedankt voor de intensieve begeleiding in dit proces. Bedankt voor jullie betrokkenheid, het

vertrouwen en de soms zo kritische, maar altijd accurate feedback die mij constant heeft gepusht om deze scriptie naar een hoger niveau te tillen. Ik hoop dat dat gelukt is. Ook dank aan mijn mede-scriptiegroepsgenootjes Jesper en Lonneke voor alle feedback, steun en gezelligheid van de afgelopen periode. Als laatste: grote dank aan iedereen in mijn persoonlijke omgeving die mij door dit proces hebben heeft geholpen, waarvan in het bijzonder mama en Jasper. Mama, dank voor je onuitputtelijke vertrouwen, steun en het opnemen van je telefoon op letterlijk elk moment van de dag en nacht. Jasper, bedankt voor alles. Voor het tolereren van tientallen documenten verspreid door het huis, het eindeloos aanhoren van analyses, me zowel aanmoedigen op de momenten dat ik het niet meer zag zitten als wanneer het juist goed ging en voor nog ontelbare andere dingen. Zonder jullie was het niet gelukt.

(7)
(8)

Samenvatting

Met 84% van de Amsterdamse vrouwen die in het afgelopen jaar minstens één keer seksueel zijn geïntimideerd op straat, hebben Amsterdamse vrouwen te maken met een continue mogelijkheid tot bedreiging. Aan de hand van 15 diepte-interviews met vrouwen uit De Baarsjes (Amsterdam-West) is onderzocht hoe dit hun beleving van de publieke ruimte beïnvloedt. Wanneer ervaren vrouwen zo een bedreiging van seksuele straatintimidatie? En heeft deze potentie van seksuele straatintimidatie invloed op het thuisgevoel in de wijk? Om hier volledig antwoord op te kunnen geven, worden relevante kernconcepten uiteengezet door middel van literatuur. Zo wordt het begrip ‘thuisgevoel’ onderscheiden door middel van Duyvedak’s (2011) theorie over ​heavens ​en ​havens ​en Blokland’s (2009) theorie over publieke familiariteit. Het publieke karakter van dit thuisgevoel wordt vervolgens uiteen gezet door middel van Garber’s (2000) en Warner’s (2002) theorieën over de tegenstelling ‘publiek en privaat’, en de (on)mogelijkheid om in het publieke je private zelf te verbergen door middel van ‘​bracketing’​. Vervolgens wordt ingegaan op eerdere onderzoeken naar seksuele straatintimidatie van Snow, Robinson & McCall (1991), Gardner (1995) en Fischer & Sprado (2017) om in te kunnen gaan op de tactieken en strategieën die vrouwen volgens deze onderzoeken inzetten om seksuele benaderingen in de publieke ruimte af te weren.

Een gevoel van dreiging van seksuele straatintimidatie blijkt bij de respondenten in de kern veroorzaakt te worden door het zien van stilstaande mannen van een bepaald type, terwijl zij zelf alleen zijn. Het idee dat deze mannen doelloos rondhangen en (uit verveling) hun aandacht op hen richten, maakt dat zij een dreiging van seksuele straatintimidatie gaan ervaren. Dit gevoel van dreiging kan verergerd worden door de aanwezigheid van allerlei andere factoren, zoals ‘donker’, ‘rustig’, of ‘gemoedstoestand’. Om seksuele straatintimidatie af te weren zetten de respondenten allerlei strategieën en tactieken in, die de overeenkomst hebben dat zij allemaal gericht zijn op het vermijden van contact met de bedreigende mannen. Zo maken veel respondenten al vooraf aanpassingen in hun uiterlijk om een associatie met seksualiteit te verminderen en vermijden zij in de situatie contact door middel van een zelfverzekerde houding, het houden van afstand en het vermijden van oogcontact.

(9)

Of deze bedreiging nu reëel is of niet, het ervaren van zo een heeft bedreiging invloed op het thuisgevoel. In directe vorm zorgt een bedreigende situatie voor het verdwijnen van het veilige gevoel dat de respondenten normaal gesproken wel ervaren, waardoor zij op willen gaan in anonimiteit. Een herhaling van zo’n bedreigende situatie op één locatie kan zorgen voor een verminderd of afwezig thuisgevoel rondom die locatie door een associatie met een bedreiging. Deze inbreuk op het thuisgevoel is nog heftiger als de dreiging plaatsvindt rondom het woonhuis van de respondent. Eenzelfde invloed op het thuisgevoel geldt voor algemene situaties waarin meerdere onschuldige factoren bij elkaar komen, die onveilige gevoelens creëren door de associatie met een dreiging van seksuele straatintimidatie. Tegen verwachting in blijken de respondenten echter bedreigende situaties niet te ontwijken of uit te stappen en eisen zij bewust hun publieke ruimte ruimte op, ondanks dat dit het thuisgevoel aantast. De reden hiervoor is wellicht dat het thuisgevoel op haar beurt invloed uitoefent op de bedreigende factor: dankzij het sterke algemene thuisgevoel dat de respondenten

doorgaans ervaren, wordt de inbreuk op dit thuisgevoel opgevangen door het

verwachtingspatroon dat er niks ernstigs zal gebeuren in de situatie. Hiermee doelen de respondenten op alles wat verder gaan dan aanstaren, fluiten, sissen of enkele opmerkingen. Door de bevestiging van dit verwachtingspatroon wordt de beschadiging aan het thuisgevoel ook hersteld. Bijzonder is dat dit ook gebeurt als er ​wel​ sprake is van ernstige bedreiging of daadwerkelijke intimidatie. Het thuisgevoel lijkt sterk genoeg te zijn om ook dan terug te veren, door het herstellen van het verwachtingspatroon dat die specifieke ervaring een uitzondering, in plaats van de regel is.

(10)

1.

Inleiding: onbekende ogen

Ik denk dat bijna elke vrouw de volgende situatie herkent: je loopt over straat en voelt je goed. Misschien ben je in gedachten verzonken, denk je aan welke boodschappen je nog moet doen, misschien kijk je om je heen, naar de gebouwen en mensen. Je bent je in ieder geval niet zo bewust van jezelf en van jouw positie daar op straat. Plots verandert dat, door het gevoel van onbekende ogen die op je zijn gericht. Of misschien nog niet eens, maar wat als ze dat ineens wel worden? Hetzelfde soort ogen als van de tientallen andere mensen daar op straat, maar toch voelt dit anders. Een naar gevoel bekruipt je, alsof deze ogen je kunnen ​zien​, niet enkel hoe jij daar loopt, maar al je kwetsbaarheden. Ga je daar echt langslopen? Is er een uitweg? Of ga je je niet laten kennen? Het zijn immers maar ogen. Maar wat als? Wat als die ogen beweging brengen in hun lippen en hun tong, wat als er woorden vormen? Of erger, wat als..

Ik vraag me af wat dit bedreigende gevoel met vrouwen doet. Kunnen vrouwen zich nog wel compleet thuis voelen in de publieke ruimte als zij worden blootgesteld aan zo een dreiging? En welk effect heeft de ervaring met al die bedreigende situaties op de lange termijn op hun thuisgevoel? Er is al veel onderzoek gedaan naar wat er gebeurt op het moment dat een vrouw seksueel geïntimideerd wordt: welke invloed dit heeft op haar gevoelsbeleving, wat zij inzet om uit zo’n situatie te komen, of wat zij inzet om de situatie niet te verergeren (zoals Fischer & Sprado, 2017; Garber, 1995; Snow, Robinson & McCall, 1991). Er is echter weinig bekend over de invloed van de wetenschap dat je last ​kunt​ hebben van seksuele

straatintimidatie. Wat doet zo’n gevoel van dreiging met vrouwen? Dat deze dreiging reëel is, blijkt uit de ervaring van vrouwen. Uit uitgebreid onderzoek naar seksuele straatintimidatie blijkt namelijk dat nagenoeg bijna alle Rotterdamse vrouwen tussen de 14 en 45 jaar wel eens te maken krijgen met seksuele straatintimidatie op straat: zo’n 84% van alle ondervraagden (Fischer & Sprado, 2017) . Uit de jaarlijkse veiligheidsmonitor van het bureau Onderzoek, 1

1 Vanuit de Gemeente Amsterdam loopt momenteel een dergelijk uitgebreid onderzoek naar seksuele

(11)

Informatie en Statistiek [OIS], blijkt dat in Amsterdam 83% van de vrouwen tussen 15 en 34 jaar binnen 12 maanden te maken heeft gehad met seksuele straatintimidatie (OIS, 2016, p.4).

De laatste jaren lijkt er een opmars te zijn tegen seksuele intimidatie van vrouwen. Het feminisme is duidelijk aanwezig in het publieke discours en onderwerpen als seksuele intimidatie worden publiekelijk aan de kaak gesteld, zoals door middel van ​#metoo​, of het viral​ gegane filmpje van Milou Deelen waarin zij ​slutshaming​ aan de kaak stelt. Deze publieke aandacht lijkt ook zijn politieke vruchten af te werpen: sinds kort is in zowel

Amsterdam als Rotterdam een gemeentelijk verbod op (seksuele) straatintimidatie in werking gesteld (Gemeente Amsterdam, g.d.; Gemeente Rotterdam, g.d.) en op 7 maart jongstleden heeft de PvdA een initiatiefwetsvoorstel ingediend om seksuele straatintimidatie landelijk strafbaar te kunnen stellen (Ministerie van Tweede Kamer, 2018). Totdat seksuele

straatintimidatie is gedenormaliseerd, zullen veel vrouwen echter rekening houden met het feit dat de kans op seksuele straatintimidatie groot is. In dit onderzoek zet ik uiteen wat deze kans met vrouwen doet. Wordt bijvoorbeeld het thuisgevoel in de woonwijk verminderd door deze bedreigingen? Hoe ontstaat dit gevoel van dreiging eigenlijk? En doen vrouwen zelf al dingen om deze bedreiging te verminderen of af te weren?

Om antwoord te kunnen geven op deze vragen, worden eerst de kernconcepten die van belang zijn voor dit antwoord uiteengezet door middel van bestaande theorie. Hoofdstuk 2 beslaat dit theoretisch kader. Hierin wordt aan de hand van Duyvendak (2011) en Blokland (2009) het begrip ‘thuisgevoel’ uiteengezet door middel van een beschrijving van de verschillende onderdelen, kanten en begrippen die betrekking hebben op het thuisgevoel. Het publieke karakter van dit thuisgevoel wordt vervolgens verder uiteen gezet door gebruik te maken van Garber’s (2000) en Warner’s (2002) theorieën over de tegenstelling ‘publiek en privaat’, en de (on)mogelijkheid om in het publieke je private zelf te verbergen door middel van

​bracketing’​. Vervolgens wordt ingegaan op verschillende onderzoeken van Snow, Robinson & McCall (1991), Gardner (1995) en Fischer & Sprado (2017) om in te kunnen gaan op de strategieën en tactieken die vrouwen volgens deze onderzoeken inzetten om seksuele

benaderingen in de publieke ruimte af te weren. In de daarop volgende hoofdstukken worden de opzet van dit onderzoek, de analyse van de resultaten en de conclusie besproken. In hoofdstuk 3 wordt het methodologisch kader besproken. De keuzes die gemaakt zijn op het

(12)

gebied van de methode, respondenten, dataverzameling en -analyse en ethische kwesties worden hierin verantwoord. De hoofdstukken 4 en 5 beslaan de resultaten en analyses van dit onderzoek, onderverdeeld in een hoofdstuk over de bedreigende situatie​ ​en een hoofdstuk over de invloed van deze dreiging op het thuisgevoel. Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, beslaat de conclusie van dit onderzoek.

(13)
(14)

2.

Theoretisch kader

2.1 Seksuele benadering of seksuele straatintimidatie?

Over de definitie van seksuele straatintimidatie is in de meeste literatuur overeenstemming: seksuele straatintimidatie is een verbale of non-verbale seksuele benadering die als

intimiderend wordt ervaren (zie o.a. Fischer & Sprado, 2017; Gardner, 1995; OIS, 2016; Snow, Robinson & McCall, 1991). Over welke benaderingen hier precies onder vallen, is echter geen overeenstemming. Fischer & Sprado (2017) geven de meest overkoepelende opsomming van welke seksuele benaderingen voor kunnen komen. Zij delen deze seksuele benaderingen op in drie categorieën: verbaal, non-verbaal en fysiek. Onder het verbale verstaan zij complimenten gericht op het uiterlijk, nafluiten, nasissen of klakken, naroepen met seksueel getinte opmerkingen of beledigingen en om seks vragen (Ibid., p.18-19;52). Non-verbale benaderingen zijn aankijken, nastaren en het maken van seksuele gebaren zoals masturbatiegebaren (Ibid., p.20;52). Onder fysieke benaderingen noemen Fischer & Sprado achterna gelopen worden omdat je een vrouw bent, in het nauw gedreven worden met

seksuele bedoelingen, de doorgang blokkeren en ongewild meelopen (Ibid., p.21;52). Fysieke aanrakingen gaan verder dan intimidatie en vallen ​niet​ onder deze definitie. Fischer & Sprado hanteren voor de definitie van seksuele straat​intimidatie​ al deze seksuele benaderingen behalve het complimenteren en aanstaren (Ibid., p.53). Wanneer een seksuele benadering een compliment is, wanneer dit bedreigend aanvoelt en wanneer dit als intimiderend wordt ervaren, hangt volgens Fischer & Sprado (2017, p.25-30) af van vele contextgerelateerde factoren. Zij gaan echter -net als de andere auteurs- niet in op wanneer en waarom bepaalde factoren op zo een moment dan bedreigend of intimiderend zijn.

(15)

2.2 Thuisvoelen

Heaven en haven

‘Je ergens thuis voelen’ is een vrij ambivalent begrip, wat niet enkel hoeft te duiden op het woonhuis van een persoon. De definitie van een thuisgevoel is lastig in woorden te vangen, aangezien deze vaak toegeschreven wordt aan een specifiek soort gevoel van veiligheid en vertrouwelijkheid (Duyvendak & Verplanke, 2013, p.3). Duyvendak toont aan dat dit gevoel van veiligheid ervaren kan worden bij zowel grotere gebieden als de wijk of het land waarin iemand woont, als op specifieke locaties zoals een werkplaats of favoriet café.

Duyvendak (2011, p. 38-39) onderscheidt drie verschillende elementen van het thuisgevoel, namelijk: ​familiarity​, ​haven ​en ​heaven​. ​Familiarity​ duidt op het kennen van de plek en is een voorwaarde voor het ervaren van een thuisgevoel. Het element ​haven ​duidt op comfortabele en private plek, waar hetindividu zichzelf kan terugtrekken. Dit is het element wat voor een thuisgevoel op specifieke locaties zorgt, als veilige havens binnen een groter gebied. Het element ​heaven ​duidt vervolgens op dit grotere gebied. ​Heaven​ is het publieke element van het thuisgevoel en gaat over materiële of symbolische plaatsen waarin het individu ‘zichzelf’ kan zijn, door het bezit van een publieke identiteit. Het individu kan zich hier verbinden met andere individuen, zonder dat dit het gevoel van veiligheid aantast (Ibid.). Waar ​havens​ zich in een ​heaven​ kunnen bevinden, is dit echter geen voorwaarde. ​Havens​ kunnen zich ook bevinden op locaties waar het algemene, ​heavenly​, thuisgevoel afwezig is (Ibid., p.39).

Het thuisgevoel kan worden beïnvloed door interacties met andere mensen. Duyvendak & Verplanke benadrukken dat de “​kwaliteit van de collectieve actie het type ‘thuis’ bepaalt dat wordt ervaren” ​en dat​ “thuisgevoelens, zoals geproduceerd door en binnen collectieven zoals sociale bewegingen, enkelen lijken in te sluiten, maar velen lijken uit te sluiten” ​(Duyvendak & Verplanke, p. 5, vertaald). Een gevoel van veiligheid kan beïnvloed worden door grotere, structurele krachten zoals sociale worstelingen met betrekking tot klasse, ras en gender (Ibid., p.2). Dit (ontbreken van het) gevoel van veiligheid beïnvloedt daarmee ook het thuisgevoel. Duyvendak (2011, p.30) zegt hierover dat het thuisgevoel meer en meer plaatsvindt in een relationeel veld. Dit relationele veld duidt op de interacties met andere mensen, die een invloed hebben op het ontstaan of ontbreken van een thuisgevoel. Hierdoor zou het

(16)

bijvoorbeeld kunnen zijn dat een gewoonlijk ​heavenly ​thuisgevoel bij een straat (tijdelijk) verdwijnt door ervaringen als vervelende interacties. Interacties als seksuele benaderingen kunnen dus wellicht invloed hebben op de thuisgevoelens van vrouwen.

Publieke familiariteit

Waar Duyvendak (2011) familiariteit enkel noemt als kennis hebben van een plek, gaat Blokland (2009) verder in op de invloed van (publieke) familiariteit op het thuisgevoel. Blokland stelt dat je thuisvoelen eenvoudiger is in een omgeving waarin mensen enige publieke familiariteit met elkaar hebben (Ibid., p.28). Publieke familiariteit is het kennis hebben van anderen in de publieke ruimte, wat het mogelijk maakt om hen te plaatsen en op die wijze een inschatting van hen te maken (Ibid., p.183). Publieke familiariteit bestaat uit twee dimensies, namelijk publiek & privaat en privacy. De dimensie ‘publiek en privaat’ vormt een continuüm dat ingaat op in hoeverre ruimtes voor jou als persoon toegankelijk zijn. De dimensie ‘privacy’ gaat in op in hoeverre je als persoon kunt bepalen wanneer, hoe en welke informatie je over jezelf geeft. Deze dimensie speelt zich af op het continuüm ‘anoniem en intiem’ (Ibid., p.27).

Publieke familiariteit kan onder andere ontstaan door het (her)kennen van de andere personen die op straat lopen, of door de andere personen op straat in te delen in dezelfde categorie mensen als jezelf. Bij de eerste manier, het (her)kennen van andere personen, is het niet van belang hoe groot het persoonlijk netwerk in de buurt is: van belang is wel of je mensen kent die je in de openbare ruimte tegen het lijf loopt (Ibid., p. 229). ‘Kennen’ is hierbij een relatief woord, aangezien dit voornamelijk blijkt te gaan over ​familiair strangers.​ Blokland citeert Lofland (1998) om een ​familiair stranger​ te beschrijven als ​“a person who is not personally known, but because of a shared daily path or round [...] is recognizable” ​(Lofland, 1998, p. 60, zoals geciteerd in Blokland, 2009, p.27). Deze ​familiair strangers​ zijn belangrijk voor het thuisgevoel. Als vreemde mensen geen ‘bekenden’ worden, kunnen inschattingen namelijk niet verder gemaakt worden dan langs stereotype indelingen op basis van uiterlijk, incidentele ervaringen of media portretteringen (Ibid., p.28). Dit betekent echter niet dat een thuisgevoel onmogelijk is, wat blijkt uit de tweede manier waarop publieke familiariteit gevormd kan worden: door deze stereotyperingen. Als iemand omgeven is door mensen die zij niet kent,

(17)

maar die op basis van deze stereotypen wel op haar lijkt, kan dit zorgen voor een gevoel van familiariteit en daarmee bijdragen aan een thuisgevoel (Ibid., p.226).

Publieke familiariteit kan een bijdrage leveren aan een gevoel van veiligheid, doordat het bijdraagt aan het inschattingsvermogen van wat je kunt verwachten in de openbare ruimte. In die zin draagt het dus ook bij aan het thuisvoelen in de buurt (Ibid., p.222). De kennis over anderen die ontstaat dankzij publieke familiariteit kan bijdragen aan zowel vertrouwen als wantrouwen in de andere persoon (Ibid., p.172;183). Zowel vertrouwen als wantrouwen scheppen veiligheid door het herkenbare verwachtingspatroon. Dit verwachtingspatroon kan echter verstoord worden door ervaringen met en/of berichten over criminaliteit - zoals seksuele straatintimidatie. Dit kunnen signalen worden dat de buurt niet meer zoals “normaal” is (Ibid., p. 225). Dit kan zorgen voor een onherbergzaam gevoel en een

onwetendheid van wat van anderen verwacht kan worden. (Ibid., p.225). Als een persoon de ander niet kan plaatsen en enkel af kan gaan op fysieke signalen en wat daar vanaf gelezen kan worden, kan de onzekerheid die dit veroorzaakt leiden tot ​mistrust​ van de persoon (Ibid., p.183).

Publieke familiariteit kan vergroot worden door veel gebruik van de openbare ruimte. Blokland toont bijvoorbeeld aan dat veel winkels in een buurt bijdragen aan publieke

familiariteit, doordat dit zorgt voor meer gebruik van de publieke ruimte. Dit maakt mogelijk dat er meer korte contacten zijn met andere mensen, waardoor er meer familiariteit met onbekenden ontstaat (Ibid., p.194). Daarnaast zorgt de wisselwerking met veiligheid er niet enkel voor dat publieke familiariteit het veiligheidsgevoel vergroot, maar ook dat een groot veiligheidsgevoel op haar beurt publieke familiariteit vergroot. Blokland citeert hiervoor Newman, die beschrijft dat bewoners die het idee hebben dat hun omgeving veilig is, intensiever gebruik zullen maken van deze omgeving, waardoor het gevoel van veiligheid weer wordt vergroot (Ibid., p.24).

(18)

2.2 Publiek en privaat als identiteit en anonimiteit

Garber (2000, p.19) benoemt dat er al veel is geschreven waarin de stad inherent gekenmerkt wordt als een anonieme plek en dat deze anonimiteit daarbij altijd gelinkt wordt aan het meest vitale kenmerk van de stad: de publieke ruimtes. Enerzijds trekken mensen naar de stad om anoniem op te kunnen gaan in de massa, anderzijds trekken mensen naar steden doordat deze gedefinieerd worden langs hun publieke sferen waaraan iedereen kan deelnemen (Ibid., p.20). Garber toont hiermee een sterke contradictie aan: enerzijds zouden mensen dus naar de stad komen om ‘zichzelf te zijn’, om in de publieke ruimte te treden en hier een eigen

identiteit in te verweven, maar anderzijds zouden zij op willen gaan in anonimiteit. Garber laat zien dat als hier beter naar gekeken wordt, er blijkt dat anonimiteit een primair, direct en gelimiteerd doel is om de veiligheid te beschermen. Als de veiligheid in het geding is, willen zij opgaan in de anonimiteit van de mensenmassa om zich veilig te kunnen voelen.

Uiteindelijk is dat echter niet het doel. Het doel is om je veilig te voelen terwijl je jezelf kunt zijn in de publieke ruimte: veiligheid door middel van niet-anonimiteit (Ibid., p.22-23). Anonimiteit en identiteit lijken hiermee dezelfde dualiteit te hebben als het publieke en private, betoogt Garber (Ibid., p.27).

Warner (2000, p.28) toont aan dat dit ‘publiek’ en ‘privaat’ niet als sterke tegenstellingen gezien moeten worden, waarvan het publieke buitenshuis en het private binnenshuis ligt. Tegenwoordig betekent privaat ‘vrijheid’ en ‘individualiteit’ (Warner, 2000, p.28). Het publieke is juist iets waarin je de mogelijkheid hebt om (delen van) je private zelf te bracketen ​- ‘opzij’ te zetten (Ibid., p.39-40). Garber (2000, p.31-32) geeft in haar stuk vervolgens de kritiek op dit private en publieke, dat deze anonimiteit niet altijd op hetzelfde level bereikt kan worden. Sommige aspecten kunnen namelijk niet altijd verborgen worden, zoals huidskleur of gender. In situaties waarin gender niet ​gebracket​ kan worden, zou je sneller slachtoffer kunnen worden van seksuele intimidatie.

Doordat het lastig kan zijn om gender te ​bracketen​ en vrouwen er door seksuele

straatintimidatie constant mee worden geconfronteerd dat ze door sommige mannen worden gezien als seksuele objecten (Fischer & Sprado, 2017, p.68), kan het zijn dat zij het gevoel hebben dat haar private zelf vaker op straat ligt als zij daar ook zijn. Warner (2002) stelt in

(19)

haar essay ‘​Publics and Counterpublics’​ dat het publieke en het private sterk samenhangen met gender en seksualiteit. Dit zitten namelijk verweven in de menselijke habitus. Vrouwen leren bijvoorbeeld al op vroege leeftijd hoe zij zich in de publieke context op een feminiene wijze moeten gedragen, niet door middel van formele regels, maar door Westerse

betekenissen van feminien en masculien. Warner stelt dat deze impliciet lijken te zeggen dat feminiteit meer een privaat gevoel is dan masculiniteit, waardoor tegenstellingen als actief en passief worden toegeschreven aan masculiniteit en femininiteit (Ibid., p.24). Het kan zijn dat dit een ongemakkelijk gevoel teweeg brengt bij vrouwen die zich in een onveilige situatie bevinden, waarbij zij zich constant over-bewust zijn van hun vrouwelijkheid en dat anderen hen ook bekijken door langs deze vrouwelijkheid. Du Bois (2015 [1903] p.405) gebruikt het begrip ​double-consciousness​ om dit dubbele bewustzijn van de eigen, niet ​bracket​-bare identiteit aan te tonen bij mensen met een donkere huidskleur. Young (1980) toont aan dat vrouwen zich door hun constante bewustzijn van hun femininiteit letterlijk anders

positioneren en bewegen in de ruimte dan mannen. Zij definieert feminiteit als een set van sociaal geconstrueerde structuren en voorwaarden die de typische situatie van het ‘vrouw zijn’ in een samenleving afbakenen, evenals hoe deze situatie wordt beleefd (p.140). Young past dit echter enkel toe op de beleving van fysieke ruimtes, niet op de beleving van de publieke ruimte. Hierdoor rijst de vraag of er ook een wanverhouding is in de beleving van publieke ruimte.

2.3 Afweermechanismen seksuele benadering

In pogingen om seksuele straatintimidatie af te weren, blijken vrouwen verschillende

strategieën en tactieken in te zetten om mannelijke toenaderingen te voorkomen. Een strategie is een vooraf opgesteld plan om iets te bereiken, wat vaak voor op langere termijn ingezet wordt. Een tactiek is een manier om onder gegeven omstandigheden een doel te bereiken, wat duidt op kortdurende maatregelen (Van der Sijs, 2008).

Snow, Robinson & McCall (1991, p.423) beschrijven dat één van de karakteristieke

kenmerken van interacties in publieke plaatsen is, dat deze veel bedreigingen kent voor het lichaam of de ‘zelf’ van een persoon. Zij stellen dat vrouwen hier vaker slachtoffer van zijn

(20)

en dat de succesvolle onderhandeling van vrouwen in publieke plaatsen afhankelijk is van hun vermogen om mannen en hun avances af te weren, direct dan wel indirect (Ibid.,

p.423-424). Snow et al. beschrijven aan de hand van etnografisch onderzoek in de Verenigde Staten de methoden die vrouwen gebruiken om mannelijke avances af te weren,

onderverdeeld in wat zij initiële afweertechnieken noemen, zoals ‘vriendelijk weigeren’, ‘smoesjes gebruiken’ en ‘humor inzetten’ (p.431-435) en als deze niet succesvol zijn: defensieve afweertechnieken zoals ‘aangeleerde ernst’, ‘defensieve onbeleefdheid’ en ‘heldere verantwoordingen’ (p.435-439). Deze zijn echter allemaal gebonden aan directe interactie, dus als de vrouw al is benaderd. Snow et al. (Ibid., p.439) beschrijven dat deze tactieken ook helemaal niet altijd werken, omdat mannen vaak volhardend zijn. Snow et al. hebben geobserveerd dat vrouwen daarom al tactieken inzetten om dit contact überhaupt te voorkomen. Wanneer vrouwen al een dreiging van seksuele straatintimidatie voelen, zetten zij dus al tactieken in. Deze tactieken zijn onder te verdelen in ‘verbindingssignalen’, zoals bewust vaker lichamelijk contact zoeken of zoenen met een partner, bewust helemaal ‘opgaan’ in een gesprek of de andere kant op blijven kijken, ‘non-verbale signalen van desintresse’, zoals bewust oogcontact vermijden of extra snel afbreken, of een

on-uitnodigende gezichtsuitdrukking opzetten en ‘vluchten’, waarbij de vrouw weggaat van de locatie, ergens anders op de locatie gaat staan, of naar de wc gaat (Ibid., p.440-442).

Ook Gardner (1995) onderscheidt verschillende strategieën en tactieken die vrouwen inzetten om geen slachtoffer te worden van seksuele straatintimidatie. Zij gaat hierin iets verder dan Snow et al. (1991), door ook de preventieve maatregelen die vrouwen nemen te beschrijven. Gardner beschrijft achtereenvolgens de volgende preventieve strategieën (p.202-220): ‘afwezigheid en vermijding’, waarbij vrouwen bepaalde plekken bewust vermijden, het aanpassen van de ‘publieke verschijning’, waaronder Gardner alle vormen schaart die een vrouw minder aantrekkelijk maken, van kleding, tot uitstraling en gezichtsuitdrukking. Evenals Snow et al. (Ibid.) benoemt Gardner ook ‘De ontlening of simulatie van strategische beschermers’, het liefst een partner of andere man, maar ook vrouwen, moeders, kinderen of honden worden ingezet aldus Gardner. ‘Negeren, blokkeren en onderdrukken’ is een strategie waarbij vrouwen precies dat doen of wat Gardner ‘bewust dommig doen’ noemt om de voldoening weg te halen.

(21)

Als we de Amerikaanse, enigszins gedateerde onderzoeken van Snow et al. (1991) en Gardner (1995) vergelijken met een meer hedendaags, Nederlands onderzoek, valt op dat daar weinig verschil in zit. Fischer & Sprado (2017) benoemen in hun onderzoek naar seksuele straatintimidatie in Rotterdam dat 84% van de vrouwen intimidaties negeert en dat 74% hiervan zo snel mogelijk doorloopt. 56% van de vrouwen geeft aan dat ze extra alert worden bij seksuele straatintimidatie, zodat ze snel kunnen handelen als de intimidatie verergert (p.22-23). Maar ook Fischer & Sprado (2017, p.64) benoemen strategieën die vrouwen preventief inzetten om de intimidatie in eerste instantie te voorkomen. Zij noemen net als Snow et al. (1992) en Gardner (1995) het ‘vermijden van plekken’. Daarnaast geven Fischer & Sprado (2017, p.64) aan dat 36% niet enkel plekken vermijdt, maar ook op andere plekken bewust niet langs groepen mannen of jongens loopt. ‘Bewust niet glimlachen’, ‘expres minder vriendelijk kijken’, ‘oogcontact vermijden’ en ‘uiterlijk en/of kleding aanpassen’ zijn ook anno 2017 nog steeds strategieën die vrouwen inzetten om seksuele straatintimidatie te vermijden. Nieuw is de technologische vooruitgang waar hartelijk gebruik van gemaakt wordt, zoals ‘een koptelefoon dragen’, ‘telefoon pakken’ en ‘(doen of ze) iemand bellen’ (p.64-68). Daarbij noemen Fischer & Sprado (Ibid., p.68) echter ook nieuwe strategieën die lijken te impliceren dat vrouwen zich minder veilig voelen zoals ‘midden op straat lopen’, ‘hard fietsen’, ‘door rood rijden’ of zelfs hun ‘huis voorbijlopen’.

(22)

2.4 Onderzoeksvragen

Met dit onderzoek zal een antwoord gegeven worden op de volgende hoofdvraag:

Wanneer ervaren jonge vrouwen een dreiging van seksuele straatintimidatie en welke invloed heeft dit op hun thuisgevoel in de wijk?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld: - Wanneer en waardoor voelen vrouwen zich thuis in hun wijk?

- Welke factoren ervaren vrouwen als bedreigend en hoe beïnvloeden deze het thuisgevoel?

- Wat doen vrouwen in de wijk om seksuele straatintimidatie te voorkomen? - Hoe voelen en gedragen vrouwen zich in een bedreigende situatie en hoe

(23)
(24)

3.

Methodologisch kader

3.1 Methode

Om de onderzoeksvragen zo volledig mogelijk te kunnen beantwoorden is gekozen voor kwalitatief onderzoek, uitgevoerd door middel van interviews. Er is voor kwalitatief

onderzoek gekozen, omdat het doel van mijn onderzoek is om te beschrijven welke betekenis vrouwen aan bepaalde situaties geven en hoe deze hun gedrag en gedachten beïnvloeden. Bryman (2008, p.380) beschrijft dat kwalitatief onderzoek geschikt is om resultaten te genereren die zijn gericht op de ervaringen en houdingen van de onderzoeksgroep. Het door Weber (2015 [1914], p.287) beschreven ​‘verstehen’​ - het interpretatieve begrijpen - heeft om deze reden centraal gestaan in dit onderzoek. Het gaat in dit onderzoek niet om meetbare analyses of feitelijkheden, maar juist om de subjectieve beleving van de respondenten en hun interpretaties van de sociale context (Abbott, 2004, p.20). Bryman (2008, p.380) beschrijft dat kwalitatief onderzoek zich het beste leent voor dit type onderzoek, omdat kwalitatief onderzoek geschikt is om resultaten te genereren die zijn gericht op de ervaringen en houdingen van de onderzoeksgroep. Om dezelfde redenen is gekozen om interviews af te nemen: door middel van interviews is het mogelijk geweest om de subjectieve beleving van individuele vrouwen te bevragen. Anders dan in observaties, discoursanalyses of

focusgroepen is het bij interviews mogelijk om situaties ‘door de ogen’ van de vrouwen te zien en juist die verhalen te vangen antwoord kunnen geven op het subjectieve karakter van de onderzoeksvragen (Bryman, 2008, p.470).

3.2 Respondenten

Jonge vrouwen uit De Baarsjes

De respondentengroep voor dit onderzoek bestaat uit vrouwen tussen de 20 en 34 jaar die in De Baarsjes in Amsterdam-West wonen. De keuze voor zowel deze leeftijdscategorie, als de wijk De Baarsjes is bewust gemaakt.Voor deze leeftijdscategorie is gekozen omdat deze groep binnen de statistieken valt van vrouwen die het vaakst met seksuele benaderingen

(25)

krijgen te maken (OIS, 2016; Fischer & Sprado, 2017) en omdat deze groep vrouwen veruit het sterkst is vertegenwoordigd in De Baarsjes (Gemeente Amsterdam, 2017, p.3). Door de combinatie van deze twee punten is het mogelijk geweest om voldoende vrouwen te vinden die wilden meewerken aan dit onderzoek en om voldoende spreiding te behalen binnen deze categorieën. De Baarsjes is een interessante wijk om respondenten te werven om

verschillende redenen. Allereerst is De Baarsjes een wijk waar gentrificatie in rap tempo om zich heen geslagen heeft (Gemeente Amsterdam, 2017, p.1). Dit heeft erin geresulteerd dat de voorheen enigszins achtergestelde wijk een grote groep jonge, hoogopgeleide en hippe

mensen heeft opgenomen (De Vente, 2016). De wijk is hierdoor nog meer een drukke en levendige plek geworden. Dit levert op dat deze plek interessant is voor dit onderzoek, omdat uit de factsheet van het OIS (2016, p.8) blijkt dat vrouwen vaker te maken krijgen met

seksuele benaderingen op de drukke plekken in Amsterdam. Naast meer kans om te maken te krijgen met seksuele benaderingen, is deze gentrificatie interessant omdat het heeft gezorgd voor een zeer gemêleerde wijk, zowel in sociaal-economische positie als woonduur. De sociaal-economische verschillen blijken bijvoorbeeld uit de woningvoorraad: het aantal koopwoningen en dure huurwoningen is de laatste jaren flink toegenomen, maar meer dan de helft van de woningen zijn alsnog sociale huurwoningen (Gemeente Amsterdam, 2017, p.4). Uit onderzoek van Fischer & Sprado (2017) blijkt dat de sociaal-economische positie invloed heeft op de mate waarin vrouwen te maken krijgen met seksuele benaderingen op straat en de mate waarin deze als intimiderend worden ervaren. De gemêleerde wijk zorgt ook voor een verschil in woonduur. In De Baarsjes zijn 43% van de bewoners ‘nieuwe stedelingen’: mensen die na hun 18e naar Amsterdam zijn gekomen voor hun studie of werk (Gemeente Amsterdam, 2017, p.3), maar daarnaast wonen er ook veel mensen die geboren zijn in Amsterdam. Zo wonen bijvoorbeeld in de buurt Hoofdweg e.o. 2387 mensen die 1-4 jaar in Amsterdam wonen en 2700 mensen die er altijd gewoond hebben (OIS, 2017). Ook blijkt dat veel van deze nieuwe stedelingen weer wegtrekken uit De Baarsjes als zij een gezin gaan stichten (Gemeente Amsterdam, 2016, p.3) Deze mengeling is voor dit onderzoek interessant omdat er hierdoor wellicht ook een ander thuisgevoel wordt ervaren, bijvoorbeeld een

verschil in specifieke en algemene thuisgevoelens of de (omvang van) plaatsen waar deze persoon een publieke familiariteit bezit. Als laatste is De Baarsjes een geschikte plaats om dit onderzoek uit te voeren omdat de veelvuldigheid en verscheidenheid aan winkels, cafés, terrassen en culturen maakt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot het ontwikkelen van een

(26)

publieke identiteit en publieke familiariteit. Deze factoren zijn niet meegenomen om een expliciet vergelijkende analyse te kunnen maken, maar de spreiding zorgt er wel voor dat de resultaten gebaseerd zijn op een verscheidenheid van vrouwen in plaats van één specifieke groep vrouwen. Met de keuze voor deze specifieke wijk is er ook voor gekozen om het ‘thuisgevoel’ in de interviews enkel op het niveau van de wijk te behandelen en andere aspecten van het thuisgevoel, zoals in het land achterwege te laten. Dit is een conceptuele keuze om de directe invloed van een dreiging van seksuele straatintimidatie te kunnen onderzoek, het is hierbij geenszins de bedoeling om de ambivalentie van thuisgevoelens in verschillende delen van de samenleving te negeren of te bagatelliseren.

Werving

Voor dit onderzoek zijn 15 vrouwen geïnterviewd. Qua leeftijd is de spreiding over de respondentengroep evenredig, qua etnische spreiding is deze minder dan vooraf gehoopt. Het doel was niet om in de analyse te focussen op de verschillen tussen vrouwen, maar wel om zo veel mogelijk verschillende vrouwen hun verhaal te laten doen. Ik ben op zoek gegaan naar eenzelfde etnische spreiding in mijn respondentengroep als De Baarsjes kent. Bij 15

respondenten zou dit betekenen dat ik 9 Nederlandse vrouwen, 2 Marokkaanse vrouwen, 2 Turkse vrouwen en 2 vrouwen met een overige “niet-westerse” achtergrond zou moeten interviewen (gebaseerd op de statistieken van OIS, 2018). Deze spreiding heb ik helaas niet gevonden. Uiteindelijk heb ik 11 vrouwen met een Nederlandse achtergrond, 3 met een Marokkaanse achtergrond en 1 vrouw met een Israëlische achtergrond geïnterviewd.

Het grootste deel van de werving heeft online plaatsgevonden. Om respondenten te werven heb ik in eerste instantie een openbaar bericht op Facebook geplaatst met de vraag of vrouwen tussen de 21 en 34 uit De Baarsjes met mij in gesprek wilden gaan over straatintimidatie. Dit bericht heb ik op mijn eigen profiel geplaatst en in 6 verschillende Facebook‘groepen’ die te maken hebben met Amsterdam en/of De Baarsjes, met

ledenaantallen variërend van 1.975 tot 30.415 en 54.481. Daarnaast is het bericht door 13 van mijn Facebookvrienden gedeeld op hun persoonlijke profiel. Vrouwen konden op dit bericht reageren door middel van een reactie op het Facebookbericht, een persoonlijk chatbericht op Facebook, mijn persoonlijke mailadres en mijn telefoonnummer. Dit bericht heeft geleid tot een eerste contact met 29 vrouwen, waarvan ik er uiteindelijk 11 heb geïnterviewd. Ondanks

(27)

dat er een redelijk representatieve etnische verdeling was tussen de vrouwen met wie ik een eerste contact had, waren 9 van de 11 uiteindelijk geïnterviewde vrouwen van Nederlandse achtergrond. Het bereiken van vrouwen met een niet-Nederlandse achtergrond bleek lastiger te zijn en wanneer er wel contact was, liep dit vaker op niets uit. Via andere respondenten heb ik contact gehad met nog 2 vrouwen met een Marokkaanse achtergrond, maar ook dit kwam niet tot een uiteindelijke afspraak. In een poging om meer vrouwen met een niet-Nederlandse achtergrond te bereiken heb ik briefjes opgehangen bij de ​women-only​ sportschool in De Baarsjes en in verschillende toko’s. Ook heb ik ter plekke vrouwen aangesproken. De briefjes hebben niet geleid tot contact met vrouwen, het ter plekke aanspreken leidde bij 4 vrouwen tot het uitwisselen van gegevens. Bij geen van de vier heeft dit uiteindelijk tot een interview geleid. Een eerder contact dat op niets uitgelopen was leidde echter na een tweede benadering alsnog tot een interview. Via deze vrouw heb ik nog een interview met een andere

Marokkaanse vrouw kunnen voeren. Een overzicht met relevante gegevens van de respondenten in als volgt:

Naam (gefingeerd) Leeftijd Etnische achtergrond Woonduur Baarsjes ​(jaren) Marjolein 21 Nederlands 0.5 Petra 34 Nederlands 9 Larissa 23 Nederlands 4 Jacintha 27 Nederlands 7.5 Saar 23 Nederlands 3 á 4

Lieke 29 Nederlands 3.5 (en 15 jaar

geleden ook 5 jaar)

Eline 34 Nederlands 7

(28)

Khadija 20 Marokkaans 6

Sterre 30 Nederlands 0.5

Nadia 32 Israëlisch 5.5

Sharon 30 Nederlands 3

Alieke 28 Nederlands onbekend

Mirna 24 Marokkaans 2

Sharida 28 Marokkaans 6

3.3 Dataverzameling en -analyse

De data zijn verzameld en geanalyseerd door middel van abductieve analyse (Tavory en Timmermans, 2012). Een abductieve analyse kent een wisselwerking van inductie en

deductie. Het onderzoek is deductief gestart door het verzamelen van theorieën die mogelijk antwoord zouden kunnen geven op de onderzoeksvragen. Aan de hand van de verzamelde data zijn echter nieuwe theorieën en daarmee vragen gegenereerd, waardoor het onderzoek inductief verder is gegaan (Bryman, 2008, p.11). Tavory en Timmermans (2012) beschrijven deze wisselwerking als ​abductieve ​analyse. Hierin staat centraal dat de data niet enkel

bekeken worden in het licht van de gebruikte theorie of de initiële uitgangspunten, maar dat juist ook de data die niet te verklaren zijn worden geanalyseerd. Aan de hand van deze analyses kunnen vervolgens nieuwe theorieën worden opgesteld die de data mogelijk verklaren. ​Abductive analysis is hiermee een recursief proces: ​“[A]bductie is een vorm van redenatie waardoor we het fenomeen waarnemen als iets dat gerelateerd is aan andere observaties: dan wel in de zin van een verborgen oorzaak-effect relatie, in de zin dat het fenomeen lijkt op fenomenen die eerder zijn beleefd of verklaard, of in de zin van het creëren van nieuwe algemene beschrijvingen​” (Tavory & Timmermans, 2012, p.171, vertaald).

(29)

Operationalisatie

Aangezien het gaat om de interpretatieve en dus subjectieve beleving van de respondenten, heb ik in mijn topiclijst slechts een aantal interviewvragen opgesteld. De interviewvragen zijn op open wijze opgesteld, om tijdens het afnemen van de interviews in te kunnen gaan op de verhalen van de respondenten. De vragen hebben gediend als een soort leidraad en/of checklist. De complete beleving van de specifieke respondent vangen heeft centraal gestaan in de interviews, waardoor elk interview uniek is geweest en in elk interview op verschillende vragen en/of verhalen meer is ingegaan. In de topiclijst zijn de centrale concepten uit de theorie geoperationaliseerd in ‘startvragen’, waarmee ik een onderwerp aan kon snijden en van daaruit op een open wijze in het interview dieper in kon gaan op het verhaal van de respondent. Er was in de topiclijst dus geen sprake van een strakke operationalisering van elk theoretisch begrip, maar wel van vragen die maakten dat ik de onderwerpen die het

theoretische begrip omvatte aan kon snijden. Bij het doorvragen kon ik op deze manier dieper ingaan op het theoretische begrip in de woorden van de respondent zelf, waarmee elk

interview een “eigen” operationalisering van de begrippen had, namelijk de

operationalisering/uitleg die de desbetreffende vrouw er zelf aan gaf. Dit heeft het mogelijk gemaakt om diep in te gaan op het persoonlijke verhaal en de persoonlijke emoties van de vrouwen en hiermee een zeer compleet beeld te vangen van alle verschillende kanten die het theoretische concept in de praktijk kan hebben, zonder dat het voor de respondent enkel leek te gaan over theorieën/theoretische concepten. De topiclijst met de ‘startvragen’ is

toegevoegd als bijlage.

Analyseproces

Na het afnemen van een aantal interviews ben ik gestart met het transcriberen van de

interviews. In dezelfde periode liepen de interviews door. Door te starten met transcriberen na het afnemen van een aantal interviews was het mogelijk om (theoretische) overlappingen in de verschillende interviews te zien. Tijdens het transcriberen heb ik om die reden in een document ‘opvallendheden’ bijgehouden, wat uiteindelijk een initiële analyse van de data heeft gevormd. Dankzij deze vroege inzichten kon hier in de overige interviews specifiek aandacht aan worden besteed en konden deze inzichten worden uitgediept of juist verworpen. Een initiële analyse van de interviews vond dus gelijktijdig plaats met de interviews en heeft hier een directe invloed op gehad. Een voorbeeld hiervan is dat wanneer de eerste

(30)

respondenten een dreigende situatie beschreven, zij bijna allemaal tijdens het vertellen van hun verhaal op noemden dat het zien van bepaalde mannen een gevoel van dreiging oproept. Dankzij het maken van initiële analyses werd deze (toen nog mogelijk) rode draad zichtbaar voor mij. Hierdoor kon ik daarna in de interviews specifieker doorvragen op wat precies het punt was dat dit dreigende gevoel opkwam, hoe deze mannen er uitzagen, wat zij aan het doen waren et cetera. Dankzij het bewust hierop doorvragen naar aanleiding van de initiële analyse, heb ik uiteindelijk een ‘profiel’ op kunnen stellen van welke mannen bijna alle vrouwen als dreiging ervaren.

Na het interviewen en transcriberen ben ik de data gaan coderen in ATLAS.ti. In eerste instantie heb ik hierin Charmaz’ ​line-by-line​ codering gevolgd, waarbij aan elk apart segment een aparte code wordt gegeven, in plaats van deze in te delen in vooraf opgestelde

categorieën (Charmaz, 2009, p.116), aangezien dit ​“​de onderzoeker ín de data [brengt], waardoor hij ermee kan interacteren en elk fragment kan bestuderen. Dit type coderen helpt om de impliciete betekenis van acties te definiëren​”(Ibid., p.121, vertaald.). Ik kwam echter al snel tot de conclusie dat deze vorm van coderen mij niet meer inzicht in de data gaf dan mijn initiële analyse tijdens het transcriberen had gedaan. Dankzij deze initiële analyse zag ik al duidelijk rode draden, overlappingen en theoretische concepten in de data en bleek een line-by-line​ codering overbodig. Om deze reden heb ik mijn initiële analyses bestudeerd en deze​ (met de hand) gecodeerd, zodat ik ze kon indelen in groepen. Op die manier had ik een duidelijk overzicht van de verschillende groepen informatie die in mijn data zaten. Deze groepen hebben vervolgens de codes gevormd waarmee ik de transcripties van de interviews heb gecodeerd in ATLAS.ti. Uiteindelijk is de data dus ​wel​ ingedeeld in vooraf opgestelde groepen, maar deze groepen zijn wel gemaakt op basis van de data zelf. Theoretische

concepten zoals het thuisgevoel zijn enkel apart gecodeerd als het over alleen het thuisgevoel ging, maar nog vaker is dit opgedeeld in de andere codes, omdat dit door alle beschrijvingen en anekdotes heen sluimerde. De invloed van preventieve strategieën op het thuisgevoel is bijvoorbeeld onderverdeeld in ‘dreigende situatie - preventief’ De codes die ik heb gebruikt in ATLAS.ti zijn de volgende:

(31)

Definitie seksuele straatintimidatie Dreigende situatie - In moment Dreigende situatie- Na moment Dreigende situatie - Preventief

Dreiging - Aard Dreiging - Context Dreiging - type man Garanderen veiligheid Gewenning Impact - Later Impact - Nasleep Impact -

Recalcitrant Impact - Verhalen Intimidatie - Aard Intimidatie - In

moment Intimidatie - Na moment NAW-gegevens Thuisgevoel algemeen Baarsjes Thuisgevoel algemeen woonbuurt

Door de fragmenten in de codes te bestuderen en met elkaar te vergelijken heb ik de analyses kunnen maken die de uiteindelijke resultaten hebben gegenereerd. De rode draden,

overlappingen en theorie die ik in de data zag tijdens de initiële analyse bleken niet allemaal te kloppen, waardoor ook de fragmenten in de codes niet allemaal bij die code bleken te passen. Het kwam ook voor dat codes een onderdeel van elkaar bleken te zijn. Tijdens de analyseperiode is om deze reden nog vaak geschoven met fragmenten die toch bij een andere code bleken te horen. Om deze reden zijn de analyses continu gecheckt met de coderingen zoals die op dat moment waren, totdat deze helemaal goed leken te zijn. Ook zijn de fragmenten zelf continu gecheckt in de ruwe data en de context waarin iets werd verteld, zodat er geen fouten gemaakt konden worden door een verkeerde interpretatie van het

fragment. Een aantal fragmenten is toegekend aan meerdere codes, aangezien de verhalen van de respondenten vaak niet rechtlijnig waren en over verschillende dingen tegelijkertijd

gingen. Ook om die reden was het van belang dat de fragmenten continu gecheckt werden binnen de ruwe data, zodat duidelijk bleef welk deel van het fragment van belang was voor de betreffende code. Een aantal codes is niet gebruikt voor de uiteindelijke resultaten, aangezien deze ondanks interessante analyses geen antwoord bleken te geven op de onderzoeksvragen die centraal staan in dit onderzoek.

(32)

3.4 Ethische kwesties

Betrouwbaarheid en validiteit

In dit onderzoek is op verschillende manieren de betrouwbaarheid en validiteit van de resultaten gewaarborgd. In tegenstelling tot bij kwantitatief onderzoek is het bij kwalitatief onderzoek lastiger om het onderzoek te dupliceren om de uitkomsten te controleren (Bryman, 2009, p.389). Bryman beschrijft aan de hand van LeCompte en Goetz (2009 [1982], p.390) verschillende vormen van betrouwbaarheid en validiteit die toegepast kunnen worden op kwalitatief onderzoek.

Externe betrouwbaarheid draait om in hoeverre een onderzoek gedupliceerd kan worden. Zoals LeCompte en Goetz (Ibid.) aangeven is dit in kwalitatief onderzoek lastig omdat sociale settingen en omstandigheden constant veranderen. Het kan voor een andere onderzoeker lastig zijn om dit onderzoek opnieuw te doen, zeker aangezien dit onderzoek continu uitgaat van de eigen definities van de respondenten. Bij andere respondenten kan dit andere antwoorden opleveren. Toch is dit ook juist in het voordeel van de externe

betrouwbaarheid. Ondanks alle verschillende antwoorden en definities van de respondenten, bleken de onderliggende noties en gevoelens in het algemeen overeen te komen. De

verwachting is dat dit ook bij andere respondenten het geval zal zijn. LeCompte en Goetz (Ibid.) geven aan dat wanneer een andere onderzoeker eenzelfde rol en houding aanneemt als de eerste onderzoeker, de antwoorden gemakkelijk vergeleken kunnenworden met het

originele onderzoek. De uitkomsten kunnen in die zin gecontroleerd worden door een andere onderzoeker en met andere respondenten als de onderzoeker ook bij die respondenten uit gaat van de definities en operationaliseringen van de respondenten en aan de hand daarvan het interview voert.

De interne betrouwbaarheid draait om in hoeverre de observaties van verschillende onderzoekers overeenstemmen (Ibid.). Dit onderzoek is door één onderzoeker uitgevoerd, waardoor de interne betrouwbaarheid niet van toepassing is. Andere onderzoekers kunnen mijn analyses echter wel controleren door middel van de transcripties en mijn aantekeningen.

(33)

Interne validiteit gaat over of de onderzoekers’ observaties en theoretische ideeën

overeenkomen. Volgens LeCompte en Goetze (Ibid.) de kracht van kwalitatief onderzoek, omdat kwalitatief onderzoekers meer ondergedompeld worden in de sociale wereld van de respondenten van kwantitatief onderzoekers. De interne validiteit van dit onderzoek is verzekerd door het abductieve karakter hiervan. Dit maakte het mogelijk om theoretische ideeën direct te testen in de interviews en beiden op elkaar aan te passen. Wat de interne validiteit lastig lijkt te maken is dat de theoretische begrippen in eerste instantie niet concreet geoperationaliseerd waren. Hierdoor is er ambivalentie in bijvoorbeeld de definitie van begrippen, zoals ‘seksuele straatintimidatie’, omdat dit voor elke vrouw anders bleek te zijn. Ondanks dat dit bij elke respondent anders was, was het op deze manier juist wel mogelijk om de gevoelens en emoties te vergelijken op het moment dat zij een dreiging voelen.

Aangezien ​dat​ van belang was om de onderzoeksvragen te beantwoorden, doet dit dus niet af aan de interne validiteit. Als de data was gegroepeerd op soortgelijke situaties in plaats van op de emoties, waren analyses over de invloed op (thuis)gevoelens niet mogelijk, omdat soortgelijke situaties voor de ene persoon slechts dreigend zijn en voor de andere persoon intimiderend.

De externe validiteit heeft betrekking op de generaliseerbaarheid van het onderzoek (Ibid.). Dit onderzoek is uitgevoerd in een specifieke wijk in een stad, met een specifieke, kleine respondentengroep. Dit maakt generaliseerbaarheid lastig. De keuze voor deze wijk is

specifiek gemaakt omdat deze wijk een diverse groep respondenten op kan leveren, waardoor de uitkomsten zo generaliseerbaar mogelijk zijn. De verwachting is dat de uitkomsten

overeen zullen komen als een soortgelijk onderzoek uitgevoerd wordt in een soortgelijke setting, dat wil zeggen: een stadswijk die gemêleerd is in zowel bewoners als bebouwing en horeca. De verwachting is echter dat de uitkomsten ​niet​ per se overeen zullen komen met bijvoorbeeld de ervaringen van vrouwen in een klein dorp of een hechte buurt.

Ethische bezwaren

Dit onderzoek kent twee grote ethische bezwaren. De eerste draait om de mogelijke impact die dit onderwerp op de respondenten kan hebben. De gevolgen van seksuele straatintimidatie verschillen per vrouw en incident (Fischer & Sprado, 2017, p.63-68). Doordat het een

(34)

pijnlijke herinneringen oproept. Het is niet ethisch verantwoord om de respondenten in een ongemakkelijke of pijnlijke positie te brengen door het afnemen van deze interviews. Ik heb om deze reden duidelijk aangeven dat de respondent het gesprek op elk gewenst moment kan stopzetten of ervoor kan kiezen vragen niet te beantwoorden. Daarnaast heb ik mijn

bevragingen zo zorgvuldig mogelijk geformuleerd, waarbij ik gebruik heb gemaakt van de gesprekstechnieken die ik heb verworven tijdens mijn opleiding tot en werkzaamheden als hulpverlener. Geen van de respondenten heeft tijdens het interview kenbaar gemaakt dat zij geen antwoord wilde geven of zich niet op haar gemak voelde en ik heb ook bij geen enkele respondent signalen gezien dat dit het geval was.

Het tweede ethische bezwaar betreft het waarborgen van de anonimiteit van de respondenten, aangezien de gesprekken in vertrouwen zijn afgenomen. Er is toestemming gevraagd aan de respondenten om geluidsopnames te maken tijdens de interviews. Deze toestemming is door de respondenten bevestigd tijdens de opname als bewijslast. De opnames zijn enkel

opgeslagen op digitale locaties waar wachtwoorden voor nodig zijn en zullen niet zonder toestemming van de respondenten worden gedeeld. De transcripties zijn enkel voor eigen gebruik, maar voor de zekerheid geanonimiseerd. De transcripties kunnen enkel in geanonimiseerde vorm opgevraagd worden door derden. In het onderzoeksverslag zijn respondenten geanonimiseerd en hun namen gefingeerd. Privacygevoelige data die de identiteit van respondenten zou kunnen onthullen is niet gebruikt of gewijzigd naar een gefingeerde vorm.

(35)
(36)

4.

De dreigende situatie

In de interviews vertelden respondenten uitgebreide verhalen over hun ervaringen met potentiële seksuele straatintimidatie. Deze verhalen bevatten vele factoren die van invloed blijken te zijn op het gevoel van dreiging dat zij op dat moment ervoeren. Een gevoel van dreiging hebben, betekent niet per definitie dat dit gevoel gegrond is: vrouwen kunnen zich heel onveilig en bedreigd voelen, terwijl er uiteindelijk niets gebeurd.

Karin: ​Maar dat is dan puur op basis van gevoel hè, want soms heb ik ook wel eens, dat er

bijvoorbeeld ergens een groepje mannen bij elkaar staat.. Nou ja, met een bepaalde houding of wat dan ook, maar dat ze niet eens iets zeggen, dat kan ook al bepaalde gevoelens oproepen natuurlijk

Om te kunnen bepalen wanneer vrouwen een dreiging van seksuele straatintimidatie ervaren, is het van belang om de aard van dit gevoel te zoeken. Er lijken namelijk vele factoren van invloed te zijn die maken dat de respondenten een situatie als onveilig ervaren. Als deze wirwar van factoren ontrafelt wordt, blijkt dat er kernfactoren en bijfactoren zijn. De kernfactoren zijn aspecten die per se aanwezig moeten zijn om het gevolg - in dit geval dus potentiële seksuele straatintimidatie - te doen verschijnen. Daarnaast zijn er een aantal bijfactoren, die niet per se aanwezig moeten zijn, maar de situatie wel dreigender maken als ze ​wel​ aanwezig zijn. Om deze dreiging af te weren, maken de respondenten gebruik van een aantal tactieken en strategieën die zij preventief of in een acute situatie inzetten.

4.1 Factoren dreigende situatie

Kernfactoren: bepaald type stilstaande man

Uit de interviews blijkt dat er drie factoren zijn die maken dat de respondenten een dreiging van seksuele straatintimidatie gaan ervaren, namelijk: een bepaald ‘type’ man, ‘stilstand’ en ‘alleen’. Deze factoren zijn de kernfactoren: de aspecten die per se aanwezig moeten zijn om het gevolg - in dit geval dus potentiële seksuele straatintimidatie - te doen verschijnen. Op

(37)

één respondent na geven alle geïnterviewde vrouwen aan dat wanneer deze drie factoren aanwezig zijn, zij de situatie als dreigend gaan ervaren. Het zien van een bepaald type man dat stilstaat op straat terwijl je alleen bent, maakt dat deze vrouwen direct rekening houden met de potentie van seksuele straatintimidatie.

De kernfactor ‘alleen’ omvat het feit dat vrouwen in hun eentje over straat gaan. Meer dan driekwart van de respondenten geeft aan dat de andere twee kernfactoren niet als bedreigend aanvoelen als zij niet alleen is. Slechts minder dan een kwart van de respondenten geeft aan ook bedreigende situaties te ervaren als ze ​niet​ alleen is. Voor veel respondenten is ‘alleen zijn’ dus de absolute basis van een bedreigende situatie. De reden hiervoor is bijna

vanzelfsprekend:

Karin: ​Ja.. Twee is meer dan één. Dus.. Samen sta je sterker. Dat gevoel heb ik dan toch wel

heel erg. Al moet ik wel zeggen, in het geval van het groepje jongens en ik loop daar met een vriendin. Dan is het nog steeds kwetsbaar. Maar, minder kwetsbaar dan alleen.

Het bedreigende ‘type’ man wordt door verschillende vrouwen op verschillende manieren omschreven, maar er zijn wel enkele overeenkomsten te vinden. Er is binnen de

respondentengroep geen consensus over alle kenmerken van het type man dat als bedreigend wordt ervaren. Zo beschrijft een deel van de vrouwen dit type als jongens van rond een jaar of 20 en zegt een ander deel juist dat het om mannen van boven de 40 jaar gaat. Er zijn geen relaties te vinden tussen de kenmerken van de bedreigende mannen en subgroepen in de respondentengroep zoals etniciteit of leeftijd. Aangezien het type man dat als bedreigend wordt ervaren verschilt per vrouw, zal in de rest van dit onderzoek gesproken worden over een ‘bepaald type man’, waarbij het ‘bepalende’ gedeelte dus verschillend kan zijn per vrouw. Er is echter wel een aantal kenmerken die bij meerdere vrouwen terugkomt. Het eerste wat opvalt is dat het type duidelijk altijd van het mannelijke geslacht is: geen enkele vrouw heeft het gehad over momenten waarop zij een dreiging voelt bij een vrouw. Op een paar vrouwen na, beschrijven alle vrouwen de man als een buitenlandse, niet-westerse man. Iets meer dan een kwart noemt hierbij specifiek dat het om mannen met een Marokkaanse achtergrond gaat. Opvallend is dat hier geen verschil in zit tussen de respondenten met

(38)

Nederlandse en niet-Nederlandse etniciteit. Een aantal respondenten geeft aan dat het type man er ook een bepaalde stijl van kleding op na houdt. Zo beschrijft ​Nadia​ de mannen die ze als bedreigend ervaart als:

Jaaa, het is zo stom om te zeggen, maar.. ja, het zijn gewoon die mannen die in die

coffeeshops komen. Altijd Marokkanen. Ze rijden in bepaalde auto's, van die snelle wagens waarin ze heel erg laag naar achter zitten. Ze dragen van die bepaalde kleding: slippers met sokken, trainingsbroeken en tasjes. [...] Ik heb niks tegen coffeeshops, ik heb ook echt niks tegen -ik vind het zo stom om te zeggen- Marokkanen. Of dat type persoon. Alleen.. Als het samenkomt, dan heb ik er wel een probleem mee.

Alle respondenten geven aan dat wanneer het niet gaat om niet slechts één man van het bepaalde type, maar twee of meer, dat de situatie enorm veel bedreigender maakt. In de interviews wordt door veel vrouwen aangegeven dat dit komt door de groepsdynamica van zo een groep: er heerst een angst dat mannen tegen elkaar op willen scheppen en daardoor baldadiger zijn. Daarnaast vinden vindt ruim driekwart van de vrouwen een groep dreigender doordat ze het gevoel hebben dat ze zowel verbaal als fysiek niet tegen een groep mannen op kunnen.

Saar: ​ Ik kom bijvoorbeeld met veel liefde op het Mercatorplein, om ijsjes te eten of op een

terrasje te zitten. Dat is over het algemeen prima. Maar dat hangt er ook wel van af wie er op straat hangen. Als er op het Mercatorplein echt zo’n hele groep hangt, dan kan zo’n plek waar ik normaal met veel liefde kom al meteen minder fijn aanvoelen. Dan is ben ik me direct meer bewust van mijn omgeving ofzo.

Lieke: ​Nou ja, omdat ik ook denk: dat is gewoon zo, jongens jutten elkaar ook op. Met elkaar

durven ze meer dan alleen.

Dat de eerder geciteerde anekdote van Nadia specifiek over coffeeshops gaat, heeft te maken met de tweede kernfactor: stilstand. Het gaat namelijk in geen van de gevallen om alle Marokkaanse mannen, maar om die mannen die ook voldoen aan de tweede kernfactor,

(39)

namelijk dat ze op dat moment ​stilstaan​ op straat. Overeenkomstig is dat bijna alle vrouwen zeggen dat ze het bedreigend vinden als een man van dit bepaalde type stilstaat, omdat ze het idee hebben dat de man op dat moment geen duidelijk doel heeft en wellicht rondhangt. Zo vertelde ook Nadia later in het interview dat de mannen bij de coffeeshop altijd op de stoep staan, terwijl ze niks aan het doen zijn. Interessant is dat ook de wisselwerking tussen de twee kernfactoren hierin zichtbaar wordt. Het idee dat deze stilstaande mannen enkel aan het rondhangen zijn, hangt namelijk ook weer samen met de eerste factor: het type man en de vooroordelen die de vrouwen over hen blijken te hebben. De reden dat de respondenten de factor stilstand als een bedreigend ervaren, lijkt te zijn dat ze het idee hebben dat de aandacht bewust op hen gericht wordt en dat zij hier niet aan kunnen ontsnappen. Dit maakt dat zij het als een situatie gaat ervaren waarin potentieel seksueel intimidatie plaastvindt.

Marjolein:​ Als iedereen gewoon lekker met zichzelf bezig is, dingen voor zichzelf doet en

zich niet zoveel aantrekt van wat anderen aan het doen zijn, dan voel ik geen bedreiging. Dan heb ik niet het gevoel dat ze iets gaan zeggen ofzo. [...] Maar op het moment dat er ergens op straat een groepje mannen staat, dan denk ik altijd dat ze daar uit verveling staan ofzo. En dat ze dan wel wat tegen je gaan zeggen, want ze hebben toch niks beters te doen. Ja, dat idee heb ik wel altijd.

Eline: ​Ja het heeft vooroordelend genoeg ook te maken met wat de persoon doet, wie de

persoon is, of dat ie alleen is of met anderen is bijvoorbeeld. Het is eigenlijk nergens op gebaseerd, maar ik zie denk ik wel redelijk snel aan mensen of ze van A naar B aan het gaan zijn of niet. Dan denk ik: ‘oh die zijn gewoon ergens naar op weg’. Maar als een groepje jongens, of één iemand stil staat, dan denk ik eerder: ‘hmm..’. Dat vind ik dreigender dan wanneer iemand gewoon aan het lopen is.

Bijfactoren

Zoals hiervoor is beschreven is het zien van ‘stilstaande mannen van een bepaald type’ de kernvoorwaarde van een dreiging van seksuele straatintimidatie. De respondenten benoemen echter ook nog heel veel andere factoren wanneer zij een dreigende situatie beschrijven. Een groot aantal van deze factoren wordt genoemd door meerdere respondenten. Hier kan uit

(40)

opgemaakt kan worden dat deze factoren wel degelijk bijdragen aan de dreiging van seksuele straatintimidatie. De invloed van deze factoren lijkt echter lastig te bepalen, aangezien deze factoren in wisselende samenstellingen voorkomen in de verhalen van de respondenten. Daarbij worden situaties ​zonder​ deze factoren ook als bedreigend beschreven: ze hoeven er niet per se te zijn om de situatie bedreigend te maken, maar ze maken situaties met bepaald type stilstaande man wel dreigender ​als ​ze er zijn.

Factoren die slechts voor één respondent bijdragen aan het gevoel van dreiging zijn hier weggelaten. Het is dus mogelijk dat er op individueel niveau meer bijfactoren zijn die bijdragen aan het gevoel van dreiging.

Donker

In alle interviews kwam de tegenstelling donker-licht ter sprake als bedreigende factor. Op een paar respondenten na kwam dit door het verschil tussen dag en avond/nacht ter sprake, bij meer dan de helft van de respondenten ook bij het verschil tussen winter en zomer. Zowel de nacht, als de winter bleken voor hen duidelijk bedreigder aan te voelen. De bepalende factor bleek echter niet het tijdstip of seizoen, maar het feit of het donker is. Zo voelt een

winteravond om 22.00 bijvoorbeeld een stuk dreigender aan dat een zomeravond op hetzelfde tijdstip. Een grote reden dat donkere omgevingen als bedreigender worden ervaren is voor het grootste deel van de vrouwen dat de situatie minder overzichtelijk is.

Eline: ​Dus ik heb het idee dat je als je redelijk zicht hebt, je mensen wel aan ziet komen.

Terwijl, als het wat donkerder is, dan heb je minder zicht. Zeker die weg langs het park. Daar zijn ook meer hoekjes en dingetjes waar mensen makkelijker ongezien kunnen zitten.

Maakt dat het dan dreigender? Dat mensen zich zouden kunnen verstoppen eigenlijk?

Nou nee, niet per se dat ze zich verstoppen. Maar meer dat ik er dan geen goed zicht op heb. Ik heb niet goed zicht op wat er kan gebeuren, ik kan de situatie minder goed inschatten.

(41)

Rustig

De factor ‘rustig’ lijkt veel op de factor ‘donker’, omdat deze vaak samenvallen: in het donker is het nu eenmaal vaak rustiger in De Baarsjes dan wanneer het licht is. De

tegenstellingen dag-avond/nacht en zomer-winter kwamen dan ook hier vaak ter sprake. Toch valt deze factor niet samen met de factor ‘donker’, om twee redenen. De eerste is dat het donker ook als dreigende factor gezien wordt wanneer het ​niet​ rustig op straat is. De tweede is dat rustige straten ook een dreigende factor zijn wanneer het licht is, maar bijvoorbeeld rustig doordat het een regenachtige winterdag is. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat de combinatie​ van rustig en donker wel degelijk twee keer zo dreigend aanvoelt dan wanneer slechts één van beide bijfactoren aanwezig is.

Sharida: ​Ja de winter vind ik wel vervelender om alleen over straat te gaan. Ondanks dat je

dan juist dikkere kleren aan hebt en een sjaal om enzo. Maar in de winter is het hier altijd zo rustig. Dan wil ik echt niet alleen hele stukken lopen hoor.

Larissa: ​De Jan Evertsenstraat vind ik ‘s avonds dan nog wel oké. En wat denk ik scheelt is

dat hier veel tentjes zijn.. Dus er zijn altijd wel, er is altijd wel reuring. Maar de Witte de Withstraat is over het algemeen weer heel erg leeg en er zitten volgens mij zelfs vijf coffeeshops, waar altijd mensen rondhangen. Dus dat vind ik niet fijn, overdag al niet. En zeker als ik daar dan ‘s avonds doorheen moet lopen.. dan voel ik me helemaal niet op mijn gemak.

Onder invloed

De bijfactor ‘onder invloed’ doelt op mannen die duidelijk onder invloed zijn van drank of drugs. Meer dan een kwart van de respondenten geeft aan dat ze mannen onder invloed bedreigender vinden dan mannen die niet onder invloed zijn. Respondenten beschrijven deze mannen ook vaak als ‘gek’. Beiden vallen onder hetzelfde kopje, omdat ze samen genoemd worden: gek wordt vaak gedefinieerd als mensen die duidelijk onder invloed zijn. Bij de vrouwen die deze factor benoemen, heerst de overtuiging dat dat ‘gekke’ mannen en/of mannen onder invloed geen remmingen hebben en dus sneller een vrouw seksueel zullen intimideren. In combinatie met andere bijfactoren, zoals ‘donker’, ‘rustig’ of ‘groep’, stijgt de dreiging van de factor ‘onder invloed’ ook.

(42)

Kadija: ​ Ik ben een keer ‘s avonds in die omgeving geweest. Toen ik uit de metro kwam, zag

ik allemaal rare mannen zitten. Daar zijn echt allemaal gekkies. Volgens mij allemaal echt dronken ook. Ik weet niet, dat geeft ook gelijk zo’n idee van: oké ik ben hier niet safe. Ik was ook nog eens het enige meisje daar toen.

Maakt dat verschil, als je merkt dat mannen onder invloed zijn? Voel je je dan bedreigder?

Ja. Ja, want ik denk dat ze dan niet echt altijd weten wat ze doen ofzo? Zeker op het moment als ze dan ook nog met een groep zijn. Als je dan als man zijnde met zijn velen bent en je ziet een meisje aan komen lopen. Volgens mij vinden ze het ook altijd wel een beetje stoer om iemand aan te spreken. Dus dat gaan ze ook doen. Het maakt niet uit wie je bent, of hoe je eruit ziet. Want dan gaan ze een beetje stoer doen, voor elkaar. En zeker als ze dan onder invloed zijn, want dan vinden ze dat natuurlijk alleen maar lachen en leuk allemaal.

Uiterlijk

Ongeveer de helft van de vrouwen geeft aan dat ze sneller een dreiging van seksuele straatintimidatie voelt als ze andere kleding of make-up dan normaal draagt. Bij de kleding gaat dit in meer dan driekwart gevallen om kleding waarbij meer huid te zien is dan ze gewoonlijk laat zien. Bij een kwart van de gevallen gaat het om meer uitgesproken kleding, zoals hele felle kleuren of hoge hakken. Ook ongeveer een kwart benoemt het dragen van andere make-up: vaak ​meer​ make-up. Rode lippenstift wordt hierbij opvallend vaak

genoemd, namelijk door op één vrouw na alle vrouwen die make-up ter sprake brachten. Het lijkt of de respondenten het idee hebben dat ze op zo’n moment meer opvallen door hun kleding, ook voor de man(nen) die ze als bedreigend ervaren. Het idee dat ze sneller gezien worden, maakt dat ze de kans op seksuele straatintimidatie hoger inschatten.

Saar: ​Of dat je gewoon, dat je nét iets meer make-up, of je hebt nét een rode lippenstift op

hebt gedaan, of je hebt net je hakken aan, dacht je dacht 'nou, lekker, ik kan mijn hakken aan'. [...] Maar dan loop je op straat en zie je dat soort mannen. En dan denk je: ‘ohja, shit. Net nu ik er zo bij loop’. Dan gaan ze nog meer staren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

vertegenwoordiging, de voorgeschreven beleidsterreinen waarop inspraak van verzekerden geregeld moet zijn, het wettelijk adviesrecht van de vertegenwoordiging en de mate waarin het

De consulent legt contact met een vrijwilligersorganisatie waardoor geregeld kan worden dat een student van de opleiding Sociaal Pedagogisch Werk Liesbeth wekelijks bezoekt om

We hebben tijdens deze 3 dagen ook enquêtes uitgedeeld op papier, waarop kon worden aangegeven welke onderwerpen we de komende periode het beste samen met de inwoners op

Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van volgende deelvragen: (1) Is er een verschil in het thuisgevoel van adolescenten bij moeder en bij vader na scheiding?; (2) Is

• Bijna alle respondenten hebben melding gemaakt van de overlast, maar zijn zeer ontevreden over de manier waarop de gemeente tot nu toe reageert op en communiceert over

Jeugdoverl ast..

In acht regio’s zijn bestuurders van deze partijen de afgelopen twee jaar samen aan de slag geweest om mensen uit de maatschappelijke opvang en beschermd wonen te helpen aan een

Naar aanleiding van een onderzoek en een inzichtelijk rapport uit 2017 over knelpunten rondom de instroom, doorstroom en uitstroom vanuit het beschermd wonen en de