• No results found

Succesvolle Burgerlobby's

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Succesvolle Burgerlobby's"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Succesvolle burgerlobby’s

Een onderzoek naar het succes van de Groningse burgerlobby rondom het

aardgasbeleid van Nederland

(2)

Succesvolle burgerlobby’s

Een onderzoek naar het succes van de Groningse burgerlobby rondom het

aardgasbeleid van Nederland

Door

GERWIN KLUPPEL

Universiteit Leiden

Faculteit Governance and Global Affairs

Master Management Publieke Sector – Public Affairs (MSc)

(3)

Voorwoord

Bachelor Bestuurskunde aan de NHL Leeuwarden en daarna de master Management Publieke Sector: Public Affairs aan de Universiteit Leiden, dit is de route die ik heb afgelegd om uiteindelijk deze scriptie te kunnen schrijven. Binnen de opleiding Bestuurskunde heb ik een fascinatie opgebouwd voor publieke besluitvorming en met name de beïnvloeding hiervan. Public Affairs (Lobbyen) is gefocust op het beïnvloeden van besluitvorming en van beleid. Vol goede moed ging ik aan de slag, omdat ik dacht dat mijn onderzoek mogelijk iets nieuws kon brengen binnen de wetenschappelijke literatuur. In mijn hoofd was het makkelijk: ik ga factoren beschrijven die hebben bijgedragen aan het succes van een burgerlobby’s. De casus van het onderzoek ligt mij aan het hart en de probleemstelling en onderzoeksvragen stonden snel op papier. Achteraf kan gesteld worden dat het allemaal niet zo makkelijk is geweest, er is bijzonder weinig onderzoek naar het fenomeen beleidsverandering gedaan en dat is vaak ook met een reden: besluitvorming vindt vaak achter gesloten deuren plaats en de invloed daarvan is vrijwel niet te onderzoeken. Toch is er getracht iets toe te voegen aan de wetenschappelijke literatuur. U zult hier alles over lezen.

Helaas naast het lastige onderwerp van de scriptie heb ik ook wat persoonlijke tegenslagen gekend waardoor ik minder tijd in de scriptie heb kunnen steken als wenselijk is geweest. Opgeven was echter geen optie en stap voor stap heb ik meer grip gekregen op hetgeen wat ik wilde schrijven. Ik kijk ondanks de tegenslagen met trost terug op het feit dat ik de scriptie tijdig heb afgerond en ik ben trots op het resultaat. Ik hoop dat u het onderzoek met veel interesse zult lezen

Bij deze wil ik een aantal mensen in het bijzonder bedanken. Ten eerste mijn begeleider van de universiteit Dr. Bert Fraussen, hij heeft met mij willen sparren en heeft mij voorzien van opbouwende en scherpe feedback zodat ik het beste uit deze scriptie kon halen. Daarnaast wil ik de respondenten van de drie belangengroepen bedanken. Bedankt Jelle van der Knoop (GBB), Susan Top (GG) en Pi van Weert (SG), zonder jullie was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Natuurlijk wil ik mijn vriendin Rosanne bedanken voor de steun en het sparren, daarnaast mijn familie: Alex, Carmen en Robert. Dank jullie wel.

Gerwin Kluppel, Januari 2021

(4)

Abstract

In dit onderzoek staat de invloed van een burgerlobby op het agendavormingsproces en beleidsverandering centraal. In de literatuur over burgerlobby’s komt naar voren dat burgerlobby’s een positieve invloed kan hebben op het agendavormingsproces. In de literatuur over beleidsverandering blijkt dat burgerorganisaties hier een negatieve invloed op hebben, dit is echter nog niet vaak onderzocht. Dit onderzoek bestudeert de rol die drie belangengroepen (Groninger Bodem Beweging, Groninger Gasberaad & Schokkend Groningen) hebben gehad in het dossier rondom de gaswinning in de provincie Groningen. Daarnaast tracht deze scriptie de relatie tussen agendavorming en beleidsverandering te onderzoeken.

De hoofdvraag luidt als volgt: Onder welke omstandigheden is een burgerlobby succesvol? Er is succes behaald in maart 2019 met het besluit om de gaskraan dicht te draaien. Dit onderzoek tracht na te gaan wat de succesfactoren hiervoor zijn geweest aan de hand van bestaande wetenschappelijke literatuur.

De hoofdvraag is empirisch onderzocht met behulp van een casus; het gaswinningsdossier in Groningen. Er zijn interviews gehouden met de drie belangengroepen en er is een documentanalyse uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de lobbystrategie (coalities, inside- en outsidelobbystrategie) een positieve invloed hebben gehad op zowel het agenderen van het probleem als invloed op het veranderde beleid in casus. Zowel het vergroten van de scope van het probleem als de constante informatiestroom van de belangenorganisaties hebben al met al geleid tot een succesvolle burgerlobby.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord 3

Samenvatting Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave 5

1. Inleiding 7

1.1 Inleiding 7

1.2 Aanleiding, doelstelling en onderzoeksvraag 8

1.3 Relevantie 9 1.3.1 Maatschappelijke relevantie 9 1.3.2 Wetenschappelijke relevantie 9 1.4 Leeswijzer 11 2. Theoretisch Kader 12 2.1 Inleiding 12 2.2 Lobbyen 12 2.2.1 Wat is lobbyen? 12

2.2.2 Wat is een lobbyist? 13

2.2.3 Burgerlobby 13

2.3 Agendavorming 14

2.4 Lobbystrategieën. 15

2.4.1 Inside lobby en outside lobbyen 15

2.4.2 Timing 17

2.4.3 Coalities 17

2.4.4 Framing Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

2.5 Conceptueel model 18

3. Onderzoeksmethode 23

3.1 Inleiding 23

3.2 Onderzoeksontwerp 23

3.3 Methoden van onderzoek 24

3.4 Operationalisatie 25

(6)

3.5.1 Betrouwbaarheid 28 3.5.2 Validiteit 29 4. Analyse 29 4.1 Casus 30 4.1.1 Context 30 4.1.2 Aardbevingen 31 4.2 Actorenanalyse 31

4.2.1 Groninger Bodem Beweging 31

4.2.2 Groninger Gasberaad 32 4.2.3 Schokkend Groningen 32 4.3 Agendavorming 33 4.3.1 Publieke agenda 33 4.3.2 Politieke agenda 34 4.3.3 Beleidsagenda 36 4.3.4 Agendavorming analyse 37 4.4 Beleidsverandering 40 4.4.1 Totstandkoming 40 4.4.2 Concepten 42 Conclusie 48 Literatuurlijst 55 Bijlage 59

1. Transscript Groninger Bodem Beweging (Jelle van der Knoop) 59 2. Transscript Groninger Gasberaad (Susan Top) 72 3. Transscript Schokkend Groningen (Pi van Weert) 79

(7)

1. Inleiding

1.1 Inleiding

‘I have a dream’, zo luidde de beroemde uitspraak van Martin Luther King tijdens de demonstraties in 1963 in Washington (NOS, z.d.). Meer dan 250.000 Amerikanen kwamen naar Washington om de ongelijkheid tussen verschillende etnische groepen in de Verenigde Staten onder de aandacht te brengen van publiek en politiek (NOS, z.d.). Deze mars van een grote groep burgers is een klassiek en beroemd voorbeeld van een grootschalige burgerlobby.

Er is de laatste jaren een duidelijke wereldwijde ontwikkeling gaande waarin burgers vaak het heft in eigen handen nemen en zelf bij politici aankloppen voor beleidsverandering (Crabbendam, 2018). In Nederland zijn burgerlobby’s ook niet meer weg te denken uit de hedendaagse politiek. Het is een belangrijke tool voor burgers om politiek betrokken te blijven in tijden wanneer er geen verkiezingen zijn (Crabbendam, 2018). De burgerlobby in Nederland bestaat al erg lang en deed zich vaak voor in kleine en lokale vorm. Dit werd vaak uitgevoerd door burgers die directe hinder van beleid wilden tegen gaan (Dröge & Van Drimmelen, 2018). Denk hierbij aan een inwoner van een gemeente die tegen speeltoestellen is op het grasveld voor zijn huis. Hij kan een brief indienen of handtekeningenactie starten om dit besluit tegen te houden. Sinds de opkomst van sociale media is het steeds makkelijker voor burgers om grote groepen burgers te verzamelen rondom één specifiek issue. Zo is er een duidelijke beweging te zien naar grote groepen burgers die zich verzamelen om te protesteren tegen of voor nationaal beleid (Dröge & Van Drimmelen, 2018). Hier zijn POinactie (Poinactie, z.d.), Farmers Defence Force (FarmersDefenseForce, z.d.) en de Groningse lobby rondom de aardbevingsproblematiek grote, recente voorbeelden van. Al deze landelijke burgerprotesten hebben de nationale media gehaald en hebben op publieke plekken gestaan om het onderwerp waar zij voor staan onder de aandacht te brengen van de politiek. Maar wat maakt een burgerlobby nou precies succesvol? Niet alle burgerlobby’s zorgen namelijk ook daadwerkelijk voor beleidsverandering.

In dit onderzoek wordt onderzoek gedaan naar de succesfactoren van grootschalige burgerlobby’s op nationaal beleid. Binnen het onderzoek wordt onderscheid gemaakt in het concept beleidsverandering en het concept agendavorming om het succes te verklaren. Hierin wordt gekeken welke factoren er van invloed zijn op agendavorming en welke factoren er van invloed zijn op beleidsverandering. Daarnaast staat ook de relatie tussen agendavorming en beleidsverandering centraal.

(8)

1.2 Aanleiding, doelstelling en onderzoeksvraag

De aanleiding voor het doen van dit onderzoek is de grote groei in (zichtbare) burgerlobby’s in 2019 en 2020. Het jaar 2019 staat bekend als protestjaar (Dujardin & Subasi, 2019) waarin vele belangengroepen op het Malieveld in Den Haag hebben gestaan (RTVDrenthe, z.d.) en 2020 is en zal hier ondanks het coronavirus geen uitzondering op worden. De belangengroepen proberen onderwerpen onder de aandacht te brengen van de politiek en proberen beleidsverandering teweeg te brengen. De gekozen route van belangengroepen is vaak de outside lobby strategie. De demonstraties op het Malieveld zijn hier een goed voorbeeld van.

Verschillende vakmensen en wetenschappers geven aan dat de outside lobby strategie niet altijd hoeft te leiden tot beleidsverandering. Het is vaak een tool om je onderwerp op de agenda te krijgen, maar daarna hoeft het niet te leiden tot verandering (Dür & Mateo, 2012; Kollman, 1998; Crabbendam, z.d.).

Een aantal burgerlobby’s in Nederland hebben daadwerkelijk geleid tot beleidsverandering, zoals POinactie of de lobby in Groningen rondom het aardgasdossier. Andere onderwerpen verdwijnen van de aandachtcyclus en hebben niet geleid tot beleidsverandering. Het kan ook zijn dat een onderwerp moet concurreren om aandacht en dat het daarom aandacht verliest.

Binnen dit onderzoek staat het gaswinningsdossier in Groningen centraal en de rol die belangengroepen hebben gespeeld in de beleidsverandering. Zijn er stappen vanuit het gaswinningsdossier over te nemen voor andere burgerlobby’s? Een analyse studie naar de burgerinitiatieven vanuit de regio Groningen om de aardgaswinning tegen te gaan is een uitgelezen kans om een kijkje te nemen in een burgerinitiatief om beleid te veranderen. De doelstelling van het onderzoek is om succesfactoren te vinden van de burgerlobby om aardgaswinning tegen te gaan en daaraan een advies te koppelen voor toekomstige burgerlobby’s. De onderzoeksvraag klinkt als volgt:

“Onder welke omstandigheden is een burgerlobby succesvol?”

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn enkele deelvragen opgesteld: - Welke strategieën/factoren verklaren succesvolle agendavorming door

burgerorganisaties?

- Welke strategieën/factoren verklaren succesvolle beleidsverandering door

(9)

Om tot een antwoord te komen op deze vragen, worden de activiteiten van drie verschillende burgerorganisaties binnen het gaswinningsdossier in Groningen geanalyseerd (Groninger Bodem Beweging, Groninger Gasberaad en Schokkend Groningen). Het onderzoek gaat over de periode 16 augustus 2012 (de aardbeving in Huizinge) tot aan het veranderen van het beleid rondom gaswinning (29 maart 2018). Op 29 maart 2018 kwam namen het bericht van Minister Wiebes (Ministerie Economische Zaken en Klimaat) dat de gaskraan in Groningen zou worden dichtgedraaid. De methode van onderzoek bestaat uit documentenanalyses van kamerstukken en van de organisaties. Aanvullend zijn er interviews afgenomen personen van de verschillende belangengroepen. Deze hadden mogelijk een aandeel in het besluitvormingsproces. Door wetenschappelijke indicatoren te gebruiken voor de interviews en de analyse kan er een antwoord gegeven worden op de hoofdvraag.

1.3 Relevantie

1.3.1 Maatschappelijke relevantie

Dit onderzoek is om een aantal redenen maatschappelijk relevant. Ten eerste geeft het onderzoek inzicht in de werkwijze van burgerorganisaties. Dit soort organisaties worden vaak rommelig en ongestructureerd ervaren (Dröge & Van Drimmelen, 2018). Toch zijn deze burgerorganisaties vaak goed georganiseerd die een volledig netwerk hebben opgebouwd (POinactie, z.d.; Groninger Bodem Beweging, z.d.). Daarnaast is het natuurlijk van groot belang om inzicht te krijgen in de burgerlobby. Zo kan er maatschappelijke lering uit getrokken worden. Daarnaast hebben bestuurders en beleidsmakers vaak moeilijkheden om samen te werken met burgerorganisaties, inzichten in de samenwerking tussen deze organisaties kunnen aanknopingspunten bieden voor een betere samenwerking tussen burgerorganisaties en politiek bestuur (Binderkrantz & Christiansen & Pedersen, 2015).

Het onderzoek kan ook inzichten geven die nuttig zijn voor burgerorganisaties zelf. Het kennen en inzetten van verschillende tactieken is belangrijk voor het werk van belangenorganisaties. Bovendien is het belangrijk om inzicht te krijgen in de effecten van deze tactieken. De kennis in het onderzoek kan burgerorganisaties helpen om keuzes te maken in het verdere lobbyproces.

1.3.2 Wetenschappelijke relevantie

Er is al veel onderzoek gedaan naar tactieken van belangengroepen in bestaande wetenschappelijke literatuur (Dür & Mateo, 2013; Beyers, 2008; Kollman, 1998; Mahony,

(10)

2007; Milbrath, 1963). De verwachting die voortkomt uit de theorie is dat burgerorganisaties goed zijn in het aanduiden van een probleem en om grote groepen te mobiliseren rondom een onderwerp. Lobby door burgers komt in de buurt van activisme geeft Crabbendam (2018) aan. Ze zijn vooral goed in het creëren van bewustwording over maatschappelijke thema’s, maar zijn minder goed in het succesvol veranderen van beleid en wetgeving. Een burgerlobby is pas succesvol mocht het probleem daadwerkelijk opgelost worden (Crabbendam, z.d.). Omdat burgerlobby’s minder strakke banden hebben met beleidsmakers, hebben de lobby’s vaker minder effect op beleidsverandering (Kollman, 1998; Dur & Matteo, 2013; Mahony, 2007). De impact van grassroot lobbygroepen op beleid is nog niet goed onderzocht. Bergan (2009) geeft in zijn conclusie aan dat er meer onderzoek nodig is naar de impact van een lobby op te vormen beleid.

In de afgelopen jaren zijn er toch een aantal burgerlobby’s geweest die daadwerkelijk hebben geleid tot beleidsverandering. Burgerlobby’s blijken in beginsel vooral aan outside lobbying te doen, maar komen vaker in een later stadium ook aan tafel te zitten bij beleidsmakers. Een verklaring hiervoor kan zijn is dat beleid wordt gecreëerd op incrementele wijze; beleid wordt in kleine stapjes gecreëerd. Het onderwerp komt (door outside lobbying) met een focusing event, een plotse gebeurtenis, op de politiek agenda. Hierna worden groepen bij elkaar gebracht om tot een oplossing te komen. Hier kan dus ook een beroep worden gedaan op burgergroepen. Er is echter nog maar weinig onderzoek gedaan naar het keerpunt en het succes van een burgerlobby. Is een demonstratie bijvoorbeeld een reden om iemand uit te nodigen aan de beleidstafel?

Bestaand onderzoek op burgerlobby’s richten zich vooral op de lobbystrategie Dit gaat minder over het succes/de impact van de lobby. Het gaat om hoe de burgerlobby tot stand komt en hoe de uitvoering van de lobby is geweest (Dür & Mateo, 2013; Kollman, 1998). Dit onderzoek richt zich op het succes van een burgerlobby en probeert daaraan de verschillende tactieken te koppelen. Daarnaast komt in dit onderzoek ook het agendavormingsproces naar voren: hoe hebben de belangengroepen het onderwerp op de politieke agenda en op de beleidsagenda gekregen (Kingdon, 2014)?

De focus van dit onderzoek is concluderend relevant voor de wetenschap. Het geeft een aanzet voor factoren die invloed hebben gehad op een succesvolle burgerlobby, het onderzoek geeft inzichten in de werkwijze van burgerlobby’s en het onderzoek geeft nieuw licht in de agendavormingsprocessen in Nederland van de periode 2012-2018. Er is meer inzicht en onderzoek nodig naar de impact van een (burger)lobby op beleidsverandering. Dit

(11)

onderzoek zal ook die inzichten niet volledig geven, maar geeft wel een aanzet op de inzichten die verworven kunnen worden voor verder onderzoek.

1.4 Leeswijzer

Dit onderzoek is bestaat uit vijf hoofdstukken: het eerste onderdeel is de inleiding, waarvan deze alinea de laatste alinea is. Het tweede hoofdstuk is het theoretisch kader, waarin duiding wordt gegeven aan een aantal centrale wetenschappelijke concepten. Het derde hoofdstuk is het methodologiehoofdstuk. Hierin is de onderzoekswijze verantwoord. Hoofdstuk vier is het resultatenhoofdstuk. Hier worden de centrale concepten gekoppeld aan de gevonden stukken. Dit onderzoek sluit af met een conclusie hoofdstuk, waarbij de resultaten worden gekoppeld aan de vraagstelling.

(12)

2. Theoretisch Kader

2.1 Inleiding

In het theoretisch kader komen theoretische concepten aan bod die in dit onderzoek onderzocht worden. Het eerste punt dat aan bod komt in het theoretisch kader is het begrip lobbyen. Deze paragraaf gaat over de betekenis van lobbyen en gaat inhoudelijk in op bugerlobby’s. De volgende paragraaf gaat over agendavorming. Het is al aangehaald in de inleiding: een onderwerp kan geen beleidsverandering doorgaan als het niet op de politieke agenda komt. De paragraaf daarop betreft lobbystrategieën. Hier wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen de inside en outside lobby strategie. Het doel van het theoretisch kader is om informatie te creëren over het onderzoeksontwerp en de gebruikte theorieën te verduidelijken voor de lezer. De laatste paragraaf is het conceptueel model. Dit model laat in één oogopslag zien waar het onderzoek over gaat.

2.2 Lobbyen

2.2.1 Wat is lobbyen?

De Nederlandse Beroepsvereniging voor Public Affairs (BVPA) omschrijft lobbyen als volgt: ‘Het geheel van rechtmatige acties dat wordt ondernomen om de (politieke en ambtelijke) besluitvorming te beïnvloeden’ (BVPA, 2016). Deze definitie is zowel allesomvattend als heel breed. Hier zouden gesprekken van ambtenaren onderling bijvoorbeeld ook onder kunnen vallen. Een betere definitie voor lobbyen is: ‘Het repertoire aan systematisch voorbereide activiteiten dat wordt ingezet om het beleidsproces en de eigen maatschappelijke positie te beïnvloeden’ (Timmersmans, Coops, Van Keep, De Lange & Venetië, 2019). Lobbyen gaat om de maatschappelijke positie van groepen (of onderwerpen) en over beïnvloeding van het beleidsproces (Milbrath, 1963).

Mayer (2008) beschrijft drie verschillende vormen van lobbyen in het artikel What is this lobbying that we are so worried about? Het onderwerp van lobbyen staat centraal in de eerste vorm van lobbyen die Mayer (2008) bespreekt. Het beïnvloeden van besluitvorming rondom het onderwerp vindt plaats via kennisoverdracht. De lobby begint hier zodra het onderwerp op de agenda komt te staan. Mayer heeft het bij de tweede vorm van lobbyen over de relatie tussen lobbyist en beleidsmaker. Hier gaat het om een relatie opbouwen tussen lobbyist en beleidsmaker, ook al is er geen onderwerp dat de aandacht van de lobbyist verlangt. De derde vorm van lobbyen is een combinatie van de eerste twee vormen. Door een onderwerp centraal te stellen in een al opgebouwde relatie, kan de lobbyist meer invloed uitoefenen op de

(13)

besluiten en op beleid. Het contact tussen lobbyist en beleidsmaker blijft, maar zodra een belangrijk onderwerp op de agenda komt te staan, wordt de intensiteit van het contact vergroot. De focus ligt dan op kennisoverdracht en communicatie over het onderwerp.

2.2.2 Wat is een lobbyist?

Lobbyen brengt belangen van mensen bij de politiek. Dit kan gedaan worden door lobbyisten of door mensen die georganiseerd voor hun eigen belangen op willen komen1. Hague & Harrop (2010) gaan een stap verder. Zij zeggen dat iedere persoon of organisatie die geld ontvangt om wetgeving te beïnvloeden een lobbyist is. Een lobbyist is een belangenbehartiger. Een inhouse lobbyist is werkzaam bij de organisatie waarin hij/zij lobbyt (Hague & Harrop, 2010). Tegenover de inhouse lobbyist staat de ingehuurde lobbyist. Dit zijn medewerkers van een extern kantoor die ingehuurd kunnen worden door een bedrijf om hun belangen te behartigen. Dit onderzoek richt zich op burgers die samenkomen om voor hun eigen belang op te komen in verschillende burgerlobby’s. In de literatuur worden dit ook wel grassroot lobbygroups genoemd.

2.2.3 Burgerlobby

Burgerlobby is een vorm van politieke betrokkenheid van burgers waarin burgers beleidsmakers op de hoogte brengen van onderwerpen die in de samenleving spelen (Cluverius & Banda, 2018). Volgens Cluverius & Banda (2018) hebben burgers twee redenen om zich te mengen in grassroot organisaties. De eerste reden is een reactie op het hedendaagse nieuws. De tweede reden is dat burgers zich mobiliseren in opdracht van een ledengroep of andere organisaties. Wolsink (1993) voegt nog een derde reden toe van burgers om te gaan lobbyen, dat is namelijk de NIMBY reden. Dit staat voor not in my backyard, wat betekent dat burger zich verzetten tegen politieke beslissingen die op hun directe omgeving van invloed is. Timmermans, Van Venetie & Van den Berg (2015) voegen daaraantoe dat een burger ook een sociaal-culturele reden kan hebben om zich aan te sluiten bij grassroot lobbygroepen. Hierin willen burgers sociale steun voor of tegen een bepaalde opvatting of gedachte.

Burgerlobby’s hebben een rol gekregen binnen de Nederlandse politieke samenleving. Het zorgt voor een hogere politieke participatie. Zoals al aangegeven in de inleiding is het een manier om de politiek te beïnvloeden in de tijd dat er geen verkiezingen zijn. De impact van grassroot lobbygroepen blijft gering beschreven in de theorie. De lobby gedaan door burgers wordt beschreven als een vorm van activisme (Bergan, 2009). Burgergroepen zijn goed in het

(14)

beleidsverandering (Kollman, 1998; Dür & Mateo, 2013). Burgerlobby’s kunnen beleidskeuzes beïnvloeden die afhankelijk zijn van burgers (waarvoor burgers naar de stembus toe moeten), maar zijn minder effectief in het beïnvloeden van wat Bergan (2009) noemt professioneel beleid. In hoofdstuk 2.4 wordt verder ingegaan op de verschillende lobbystrategieën en hoe deze ingezet kunnen worden om (professioneel) beleid te beïnvloeden.

2.3 Agendavorming

Agendavorming is een begrip dat wordt gebruikt om aan te duiden hoe een onderwerp op een agenda komt te staan. Deze agenda’s zijn op te delen in drie niveau’s: er is de agenda van het volk (publieke agenda), onderwerpen die onder de aandacht komen van de politiek (politieke agenda) en tot slot de agenda waar besluiten over worden genomen (beleidsagenda) (Downs, 1972; Kingdon, 2014; Van den Graaf & Hoppe, 1989). Op de publieke agenda staan alle onderwerpen die spelen in de samenleving. Hier zijn volgens Downs (1972) verschillende stadia in te herkennen, waarvan de eerste twee stadia belangrijk zijn voor dit onderzoek. Pre-problem stage, het probleem is nog niet erkend door het grote publiek. De tweede fase is Alarmed discovery and euophoric entusiasm: als gevolg van een gebeurtenis komt het probleem door de media onder de aandacht van het grote publiek (1972). Zo komt een onderwerp/probleem op de publieke agenda.

De politieke agenda hangt nauw samen met de publieke agenda. Een onderwerp kan alleen op de politieke agenda komen te staan, als er een probleem wordt erkend (Kingdon, 2014; Barchrach & Baratz, 1970). Een probleem kan worden aangeduid door één of meerdere indicatoren. Een indicator kan een publicatie zijn over een bepaald probleem (Downs, 1972). Deze indicatoren worden vaak bijgestaan door focusing events: incidenten die de aandacht van de politiek vereisen, zoals een ramp of demonstratie (Birkland, 1998; Kingdon, 2014). Niet alle focusing events en indicatoren leiden tot actie van de politiek (Kingdon, 2014). De politiek maakt namelijk een afweging van de politieke wensen en belangen om vanuit daar politieke agendapunten te noteren (Bachrach & Baratz, 1970). Over de onderwerpen die op de politieke agenda staan wordt gesproken. Dit kan leiden tot Kamervragen of politieke debatten. Dit geeft al aan dat deze stroom niet garant staat voor beleidsveranderingen.

Voordat een onderwerp op de beleidsagenda komt en daadwerkelijk tot beleidsverandering kan gaan leiden, zijn er twee belangrijke factoren waarmee rekening gehouden dient te worden. Kingdon (2014) geeft aan dat er gezocht moet worden naar oplossingen voor het probleem (Bachrach & Baratz, 1970). Deze oplossingen dienen

(15)

technisch uitvoerbaar te zijn, en politiek en financieel haalbaar. Zonder deze oplossingen voorhanden te hebben, zal een onderwerp nooit leiden tot beleidsverandering volgens Kingdon. De tweede factor die essentieel is voor deze beleidsverandering is de constante aandacht voor het probleem. Hierbij is de invloed van de publieke opinie (Downs, 1972), georganiseerde politieke krachten en veranderingen die plaatsvinden binnen het overheidsapparaat essentieel (Kingdon, 2014). Kingdon (2014) voegt toe dat wanneer voldaan wordt aan deze factoren en de politieke agenda, dat er dan een policy window wordt gecreëerd. Een ‘policy entrepreneur’ is dan een persoon/actor die opzoek is naar mogelijke policy windows. Deze initiatiefnemer(s) van beleid moet gebruik maken van expertise, overtuigingskracht, politieke connecties en doorzettingsvermogen. Er moet als het ware iets in beweging komen, waardoor de verschillende stromen (politieke agenda en de twee factoren) naar elkaar toe bewegen voor beleidsverandering.

In dit onderzoek ligt de focus van agendavorming op, hoe de belangengroepen hebben gezorgd dat het onderwerp op de verschillende agenda’s komen. Hier komen een aantal vragen uit voort die getracht worden te beantwoorden in de analyse en de conclusie. Hebben belangengroepen bijgedragen aan de agendavorming rondom het probleem? Wat zijn de oorzaken wanneer belangengroepen wel of niet bijgedragen hebben aan agendavorming? Hoe was de agendavorming rondom het probleem?

2.4 Lobbystrategieën.

Volgens Bernhager en Bräuninger (2012) kan een lobbystrategie gedefinieerd worden als: “Het geheel van samenhangende keuzes om een zo groot mogelijke invloed uit te oefenen op het besluitvormingsproces, waarbij aspecten van timing, framing en samenwerking aan bod komen.” Om lobbystrategie beter te begrijpen wordt de definitie uit elkaar gehaald. Een lobbystrategie is een geheel van samenhangede keuzes, Bernhager & Bräuninger (2012) gaan ervan uit dat er vooropgestelde keuzes worden gemaakt voor een strategie. Hier is timing, het moment om de besluitvorming te beïnvloeden, cruciaal. Daarnaast heeft framing, het onderwerp lading meegeven, een belangrijke rol. De derde factor waar Bernhager & Bräuninger (2012) vanuit gaan is dat er samenwerking plaatsvindt.

2.4.1 Inside lobby en outside lobbyen

De meest bekende strategie splitsing in public affairs is het verschil tussen inside lobbyen en outside lobbyen. Mahoney (2007) geeft aan de inside lobbystrategie gebruik maakt van directe contacten en snelle lijnen met beleidsmakers. De lobbyboodschap wordt verkondigd

(16)

daaraan toe dat deze activiteiten veel achter de schermen plaatsvinden. Er zijn drie lobbytactieken te linken aan inside lobbyen (Dür & Mateo, 2013). De eerste is persoonlijk contact met iemand die besluiten neemt, dit kunnen bijvoorbeeld werkbezoeken zijn. De tweede tactiek is contact op momenten die bedoeld zijn voor beïnvloeding van besluiten, denk hierbij aan het reageren op verzoeken om input. De derde tactiek is contact met iemand die besluiten kunnen beïnvloeden, denk daarbij aan de partijorganisatie benaderen of andere parlementsleden benaderen. De inside lobbystrategie wordt vaak bewandeld door professionals. Zij hebben het netwerk om snel en eenvoudig contact te hebben met beleidsmakers of bewindsleden (Dür & Matteo, 2013). Inside lobbyen zorgt er daarbij ook voor dat informatie op een efficiënte manier kan worden gegeven aan beleidsmakers. Daarnaast is het reputatiemanagement voor organisaties. Organisaties die openbaar kritiek uiten op beleid, worden minder snel aan tafel uitgenodigd (Beyers, 2004). Dit kan dus schadelijk zijn in volgende beleidsprocessen. Burgers missen vaak de directe banden of het netwerk die een professional wel heeft om gebruik te maken van de inside lobby strategie. Daarnaast hebben bestuurders en beleidsmakers vaak moeilijkheden om samen te werken met burgerorganisaties. Beleidsmakers prefereren contact met lobbyisten die politieke en inhoudelijke vakkennis hebben en zich minder bezighouden met de publieke opinie (Binderkrantz et al., 2015).

Outside lobbyen houdt in dat belangengroepen of personen het beleidsproces willen beïnvloeden door middel van de media of ondersteuning vanuit de maatschappij (protesten) (Beyers, 2004). Het doel hiervan is om beleidsmakers onder druk te zetten door gebruik te maken van mediacampagnes, burgerprotesten en stakingen. De reden dat veel burgerprotesten juist kiezen voor de outside lobby strategie, is omdat ze minder geïntegreerd zijn in het politieke proces dan specifieke belangengroepen. Burgers hebben minder kortere lijnen met de politiek en zijn minder voorzien van specifieke informatie over bepaalde beleidsterreinen (Dür & Mateo, 2013). Kollman (1998) ontdekte twee kernmerken van een outside lobbygroep. Het eerste kenmerk is dat de belangengroep wil laten zien dat er een groot publiek achter de standpunten van de groep staat (signalling) (Kollman, 1998). Grote groepen kunnen veroorzaken dat focusing events meer lading krijgen in politieke sferen. Het tweede kenmerk richt zich op het vergroten en versterken van de publieke opinie (conflict expansion) (Kollman, 1998). Conflict expansion zorgt ervoor dat, via de publieke opinie, de noodzaak om het probleem op te pakken groter wordt. In het onderzoek van Walker & Stepick (2020) komt naar voren dat authenticiteit een slaagfactor is bij outside lobbyen. Binnen het onderzoek van Walker en Stepick (2020) wordt onderscheid gemaakt tussen twee types. Het

(17)

is eerste type is grassroot authenticiteit, wat is gebaseerd op idealen. Walker & Stepick (2020) geven in het onderzoek aan dat Grassroot authenciteit negatieve invloed heeft op agendavorming, dit komt doordat bureaucraten willen samenwerken met vakinhoudelijke burgers. Het tweede type is institutionele authenticiteit, waarbij er schema’s zijn die kijken of een SMO (Social Movement Organisations) past qua gelijkheid van cultuur bij soort gelijke gevestigde SMO’s. Institutionele authenticiteit heeft positieve invloed op agendavorming. Deze positieve invloed is te wijten aan cultuur cognitieve kaders van beleidsmakers, die vaak opzoek zijn naar prototypische vertegenwoordigers van een bepaalde beweging.

2.4.2 Timing

Timing is een belangrijke factor in het lobbyproces. Er kan gelobbyd worden in het begin van het beleidsproces of er kan gekozen worden om aan het einde van het beleidsproces invloed uit te oefenen op het beleid. Er zijn verschillende momenten mogelijk, omdat een politiek besluit niet in één dag wordt genomen. Sutton (1984) geeft bijvoorbeeld aan dat lobbyisten effectiever zijn als ze vroeg in het beleidsproces lobbyen, waar Jordan (1991) juist aangeeft dat de beste tijd om te lobbyen voor de probleemstelling is. (Georgiou, 2004) geeft aan dat er eigenlijk geen perfecte tijd is om een lobby in te zetten. Het heeft allemaal te maken met het doel dat de lobby heeft. Mocht een lobby als doel hebben om een onderwerp op de agenda te plaatsen, dan heeft het weinig zin om in een vergaand beleidsproces nog in te stromen. Later instromen in het besluitvormingsproces kan nuttig zijn als een lobbygroep met nieuwe inzichten komt (Georgiou, 2004). Daarbij moet wel in acht worden genomen dat een lobby ook te laat kan worden ingezet. Dan zal het lastig zijn om het gewenste resultaat te behalen.

2.4.3 Coalities

Binnen een lobbystrategie kan er gekozen worden om de lobby alleen uit te voeren of om een coalitie te vormen met andere (lobby) partijen. Heaney & Leifeld (2018) voegen hieraan toe dat coalities een positief effect hebben op leden van de belangenorganisaties. Groepen die samenwerken voelen zich groter en machtiger, ook wordt het gevoel van de boodschap versterkt door coalities. Daarbij vergroten coalities de kans op diversiteit, wat een positief signaal is voor het succes van de coalitie. Een coalitie vormen is daarnaast financieel vaak ook voordelig, lobbykosten kunnen worden gedeeld en de beschikbare middelen worden vergroot bij een coalitie. Junk (2020) geeft aan dat er twee vormen zijn van coalities: Preference similarity approach, behavioural approach. Bij de preference similarity approach hebben organisaties dezelfde standpunten over een issue, alleen is er niet echt sprake van een

(18)

gradatie sprake zijn van informatie-uitwisseling tussen partijen die dezelfde standpunten dragen. De tweede stap is de lobbystrategie samen coördineren. De derde stap van behavioural approach gaat over het erkennen van het bondgenootschap en het daadwerkelijk aangaan van een coalitie. (Junk, 2020).

2.5 Conceptueel model

Voor dit onderzoek zijn er drie conceptuele modellen geschetst. Ten eerste is het model zichtbaar rondom het concept agendavorming en welke factoren hier het succes kunnen verklaren. Het tweede model gaat van agendavorming naar beleidsverandering en welke factoren hier het succes kunnen verklaren. Het derde model is een overzicht van het gehele

onderzoek waarbij deze

modellen samenkomen.

Figuur 2. Conceptueel model 2 Figuur 1. Conceptueel model 1

(19)

2.5.1 Toelichting

In figuur 1 is de relatie burgerlobby – agendavorming weergegeven. Vanuit de theorie blijkt dat burgerlobby een positieve invloed heeft op het begrip agendavorming (H1). Burgers zijn volgens de theorie van Kollman (1998) en Bergan (2009) goed in het signaleren en het duiden van een probleem die leeft binnen de samenleving. De kracht van burgerlobby’s is om mensen te mobiliseren (Dür & Mateo, 2013; Kollman, 1998; Bergan, 2009), grote demonstraties kunnen worden gezien als een focusing event om een onderwerp op de agenda van Nederland en van de politiek te krijgen. Daarom hebben burgerlobby’s een positieve invloed op agendavorming.

In het model is de moderatie lobbystrategie zichtbaar. Deze moderatie heeft een positieve invloed op de relatie Burgerlobby-Agendavorming (H2). Deze moderatie lobbystrategie is opgedeeld in de concepten: coalities, outside lobbystrategie en timing.

Groepen die samenwerken voelen zich groter en machtiger. Daarnaast wordt het gevoel van de boodschap versterkt door coalities (Heaney & Leifeld, 2018). Het gevoel rondom de boodschap versterken heeft een positieve invloed op het succes van agendavorming (H2a). Het versterken van de boodschap heeft betrekking op de publieke opinie en hoe de publieke opinie denkt over de problematiek (Heaney & Leifeld, 2018). Binnen deze coalities is het niet van belang dat er een samenwerking gevormd wordt vanuit het behavioural approach (Junk, 2020). Een preference similarity approach is genoeg, hier is geen actieve samenwerking voor nodig. Bewegen in hetzelfde domein om het probleem aan te kaarten is genoeg (Junk, 2020).

De outside lobbystrategie draait om twee verschillende aspecten die allebei invloed hebben op het agendavormingsproces. Namelijk de ernst van het probleem laten zien aan de politiek en bevolking, naast het veranderen van de publieke opinie rondom het onderwerp (Kollman, 1998). Een demonstratie is een focusing event die positieve invloed kan hebben op het agendavormingsproces (Kingdon, 2014). Omdat er via de outside lobbystrategie gebruik wordt gemaakt van het publiek en/of de media (Dür & Mateo, 2013; Kollman, 1998; Bergan,

(20)

2009) heeft dit een positieve invloed op de publieke agenda (Kingdon, 2014). De politieke agenda gaat nauw samen met de publieke agenda (Kingdon, 2014). Een probleem kan alleen op de politieke agenda komen te staan als het probleem wordt erkend. Deze erkenning kan plaatsvinden door middel van een publieke actie (Kingdon, 2014). Hierom heeft de outside lobbystrategie ook een positieve invloed op de politieke agenda. Ook heeft de outside lobbystrategie invloed op de beleidsagenda. Om als onderwerp op de beleidsagenda te verschijnen is er constante aandacht nodig voor het probleem (Downs, 1972). Hierbij is de invloed van de publieke opinie essentieel. De outside lobbystrategie is juist gericht op deze publieke opinie en heeft daarbij dus een positieve invloed op de beleidsagenda (H2b). Echter hoeven niet alle onderwerpen op de beleidsagenda ook daadwerkelijk te leiden tot beleidsverandering.

Timing heeft een positieve invloed op het agendavormingsproces (H2c). Mocht een lobby als doel hebben om het onderwerp op de agenda te plaatsen, dan heeft het weinig zin om middenin een lobbyproces in te stromen. Hierbij is timing van positieve invloed op het agendavormingsproces mocht het hebben bijgedragen aan agendering van het probleem in de vroege stadia van de lobby (Georgiou, 2004).

Hypothesen:

H1: Burgerlobby heeft een positieve invloed op agendavorming

H2: De lobbystrategie heeft een positieve invloed op de relatie tussen burgerlobby en agendavorming

H2a: Coalities hebben een positieve invloed op de relatie tussen burgerlobby en agendavorming

H2b: Outside lobbystrategie heeft een positieve invloed op de relatie tussen burgerlobby en agendavorming

H2c: Timing heeft een positieve invloed op de relatie tussen burgerlobby en agendavorming In figuur 2 is de relatie Burgerlobby-Beleidsverandering te zien. Vanuit de theorie blijkt dat burgerlobby een negatieve invloed heeft op het begrip beleidsverandering (H3). Burgers zijn volgens de theorie alleen goed in het signaleren en duiden van het probleem (Kollman, 1998; Bergan, 2009) en maken daarbij gebruik van de publieke opinie. Beleidsmakers prefereren contact met lobbyisten die politieke en inhoudelijke vakkennis hebben en zich minder bezighouden met de publieke opinie. Deze vakinhoudelijke lobbyisten dragen bij aan

(21)

informatiestromen waar beleidsmakers behoefte aan hebben om tot een oplossing voor een probleem te komen (Binderkrantz et al., 2015).

In het model is de moderatie lobbystrategie zichtbaar. Deze moderatie heeft een invloed op de relatie Burgerlobby-Beleidsverandering. Door gebruik te maken van de inside lobbystrategie, coalities en timing kan deze negatieve relatie worden omgedraaid tot een positieve relatie (H4). Door de moderatie lobbystrategie heeft Burgerlobby een positieve invloed op beleidsverandering. Deze moderatie lobbystrategie is opgedeeld in de concepten: coalities, inside lobbystrategie en timing. Hieronder meer uitleg van de positieve invloed van moderatie lobbystrategie.

Groepen die samenwerken voelen zich zoals eerder al genoemd machtiger. Bij beleidsverandering is het van belang dat een probleem urgent genoeg is om daadwerkelijk opgepakt te worden. De grote van de groep kan hierop van invloed zijn. Zoals al eerder aangehaald willen beleidsmakers graag aan tafel zitten met professionals, door krachten te delen en kennis op te doen word je een professional. Daarnaast zorgt een coalitie voor diversiteit wat een positief signaal is voor het succes van de coalitie op beleidsverandering (Heaney & Leifeld, 2018). Coalities heeft om deze redenen een positieve invloed op de relatie Burgerlobby-Beleidsverandering (H4a). Hierbij is het van belang dat er sprake is van een actieve samenwerking. Het is daarbij een aanname dat samenwerking in vorm van de behavioural approach (Junk, 2020) meer effect zal hebben dan een samenwerking op preference similarity approach (Junk, 2020).

De inside lobbystrategie is een lobbystrategie die gebruik maakt van directe contacten en snelle lijnen met beleidsmakers (Mahoney, 2007; Dür & Mateo, 2013). De lobbyboodschap wordt verkondigd op de plek waar het beleid gemaakt wordt en waar belangrijke besluiten worden genomen. Inside lobbyen zorgt er voor dat informatie op een efficiënte manier kan worden meegegeven aan beleidsmakers. Dit heeft een positieve invloed op beleidsverandering. Zoals al eerder aangegeven zitten beleidsmakers graag met professionals aan tafel die vakinhoudelijke kennis hebben (Binderkrantz et al., 2015). De inside lobbystrategie heeft een positieve invloed op relatie burger lobby en beleidsverandering (H4b). Burgerlobby’s staan theoretisch niet bekend om het gebruik maken van deze lobbystrategie, omdat zij vaak de korte lijnen niet hebben met beleidsmakers (Dür & Mateo, 2013; Kollman, 1998).

Timing kan zowel een positieve relatie als een negatieve relatie hebben op beleidsverandering. Een lobby kan te laat of te vroeg worden ingezet. De juiste timing voor

(22)

zorgen dat de lobby op het goede moment in contact komt te staan met beleidsmakers. Late timing zorgt ervoor dat de input van de lobby er niet meer toe doet, een te vroege timing kan ervoor zorgen dat later in het proces een derde partij met relevante informatie komt waardoor de eigen lobby wordt vergeten. Timing kan alleen positieve invloeden hebben mocht de lobby als op het juiste moment in het beleidsproces de lobby wordt ingezet (Sutton, 1984). Daarnaast kan het nog van invloed zijn mochten er nieuwe inzichten worden opgedaan om dit tijdens het proces in te brengen (Georgiou, 2004). Timing heeft positieve invloed op de relatie tussen burgerlobby en beleidsverandering.

Hypotheses:

H3: Burgerlobby heeft een negatieve invloed op beleidsverandering

H4: Lobbystrategie verandert de negatieve relatie tussen burgerlobby en beleidsverandering tot een positieve relatie.

H4a: Inside lobbystrategie heeft een positieve invloed op de relatie tussen agendavorming en beleidsverandering

H4b: Timing heeft een positieve invloed op de relatie tussen agendavorming en beleidsverandering

H4c: Coalities hebben een positieve invloed op de relatie tussen agendavorming en beleidsverandering

In figuur 3 is het hele onderzoek weergegeven in één model. Het concept agendavorming heeft een plaats gekregen tussen burgerlobby en beleidsverandering in. Dit heeft als reden dat beleidsverandering niet plaats kan vinden zonder dat een onderwerp op de beleidsagenda heeft gestaan. Beleidsbepalers moeten namelijk het onderwerp/beleidsstuk hebben gezien voor een reactie kan plaatsvinden (Down, 1972; Kingdon, 2014). Daarom heeft agendavorming een positieve invloed op beleidsverandering (H5).

Hypothese

(23)

3. Onderzoeksmethode

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staan de methoden en technieken van het onderzoek centraal. De verschillende concepten worden toegelicht en behandeld. De laatste paragraaf betreft de fases en de planning van het onderzoek.

3.2 Onderzoeksontwerp

Dit onderzoek kan worden aangeduid als case-study. Een case study is een diepgaande verkenning vanuit meerdere perspectieven rondom het complexe en unieke karakter van een bepaald probleem, beleid, instelling, programma of systeem in een ‘echte’ context (Thomas, 2011). Dit is een onderzoeksvorm waar verschillende methodieken als diepte-interviews, participatieve observaties en documenten-analyses worden ingezet data te verkrijgen over de case (Thomas, 2011; Management platform, z.d.). Hier kunnen diepgaande inzichten in processen worden verkregen (Verschuren & Doorewaard, 2007).

Het doel was inzichten te verkrijgen in de werkwijze van een ‘succesvolle’ burgerlobby. Dit is onderzocht door data te verkrijgen rondom drie verschillende burgerorganisaties binnen de casus. Het gaat hier om de Groninger Bodem Beweging, het Groninger Gasberaad en Schokkend Groningen. Deze drie belangengroepen zijn zeer verschillend in karakter en werkwijze, maar hebben alle drie (op eigen manier) invloed gehad op de casus. Alle drie de organisaties bestaan uit burgers die zich verzetten tegen politieke beslissingen die op hun directe omgeving van invloed is (Timmermans, Van Venetië & Van den Berg, 2015). Het Groninger Gasberaad heeft een professioneler karakter dan de andere twee belangengroepen, deze is namelijk gevormd vanuit maatschappelijke organisaties. De organisatie houdt zich bezig met het borgen van het burgerbelang en daarnaast adviseert en helpt het individuele burgers (Gasberaad, z.d). Ondanks dit professionele karakter, heeft de organisatie toch een politieke betrokkenheid vanuit burgers (Cluverius & Banda, 2018). De andere twee belangengroepen zijn groepen opgericht door burgers waarbij de Groninger Bodem Beweging mandaat vanuit 4000 burgers heeft om te handelen namens hen (Groninger Bodem Beweging, z.d.). Schokkend Groningen is een burgerorganisatie geleid door twee burgers. Aan deze burgerorganisatie zijn 4000 volgers gekoppeld die meedoen aan activiteiten van de organisatie (Bijlage 3).

Een casestudy is een goede keuze geweest, omdat dit type onderzoek ervoor heeft gezorgd dat er kwalitatieve data werd gecreëerd over een specifiek onderwerp. Door dit toe te passen

(24)

op de casus, zorgde het ervoor dat er bruikbare data vrijkwam om te gebruiken in het onderzoek.

3.3 Methoden van onderzoek

In deze case-study zijn er twee kwalitatieve vormen van onderzoek toegepast, namelijk de documentenanalyse en het gebruik van interviews. Een belangrijke factor is de afbakening genoemd in de inleiding. De analyse betreft de periode van 16 augustus 2012 tot en met 29 maart 2018. De documentenanalyse bestaat uit verschillende stappen. De eerste stap is de media-aandacht in kaart brengen. Via Nexis Uni (z.d.) is er gezocht naar krantenartikelen van de vier grootste kranten van Nederland. De vier grootste en betaalde nationale kranten zijn het AD, Telegraaf, NRC en de Volkskrant (DPGmedia, z.d.; SVDJ, 2018). Hier zijn drie zoektermen gebruikt: Groninger Gasberaad, Groninger Bodem Beweging en Schokkend Groningen. Met deze media-aandacht kan worden geconcludeerd dat het onderwerp aan de hand van de burgerorganisaties wel of niet op de maatschappelijke agenda heeft gestaan. De tweede stap in de documentenanalyse is het analyseren van kamerstukken betreffende het onderwerp gaswinning Groningen. Hier is gebruik gemaakt van de kennisbank van de overheid officielebekendmakingen.nl. Op deze website is er gezocht naar moties en handelingen waarin de belangengroepen voorkomen. Door een analyse is er een conclusie getrokken of het onderwerp heeft geleefd binnen de politiek en zo op de politieke agenda heeft gestaan. De beleidsagenda is, evenals de politieke agenda, onderzocht via officielebekendmakingen.nl. Voor de beleidsagenda is gebruik gemaakt van de zoekfunctie op kamerstukken en dan gaat het hierbij om brieven van de Minister aan de regering. Hier is gezocht op de verschillende belangengroepen en of deze voorkwamen in de documentatie. Hierdoor kan namelijk een link worden gelegd of de belangengroepen direct invloed hebben gehad op de politieke- en/of de beleidsagenda. Door deze drie stromen naast elkaar te leggen kan er een relatie zichtbaar zijn tussen de stromen van media-aandacht tegenover de politieke - en/of beleidsagenda.

De laatste stap van de documentanalyse is het doorlopen van de websites van de burgerorganisaties. Het doel was om informatie te bemachtigen over het traject en de activiteiten van de organisaties. Deze informatie is aangevuld met de data verkregen vanuit de interviews. De basis voor de interviews is terug te lezen in het hoofdstuk operationalisatie. Er zijn een drietal interviews afgenomen om meer informatie te ontvangen over het traject wat de verschillende lobbygroepen hebben doorgemaakt. In de bijlage zijn deze interviews opgenomen. Voor de analyse van de interviews is er geen gebruik gemaakt van het zo

(25)

genoemde coderen van de interviews. De stappen voor het verwerken van de interivews staan

hieronder weergegeven.

De eerste stap is het transcriberen van de interviews. De geluidsfragmenten opgenomen tijdens de interviews zijn volledig uitgewerkt tot het resultaat die te vinden is in de bijlagen. De tweede stap is relevantie informatie uit de interviews een andere kleur geven. Hier is per concept uit hoofdstuk 3.4 gezocht naar antwoorden van de respondenten. Als voorbeeld is gezocht op het concept samenwerking om data te verkrijgen op het concept coalities. Deze data is per concept opgenomen in een tabel. Dit dataschema is ook terug te vinden in de bijlagen. Per concept is helder wat het respons is geweest van de belangengroepen. Zo kan er een geheel beeld geschetst worden van de activiteiten van de belangengroepen. Dit is nodig om te zien of de activiteiten hebben bijgedragen aan agendavorming en/of beleidsverandering.

Om de factoren te bepalen die een rol hebben gespeeld binnen de beleidsverandering in deze casus, is er gezocht naar het document waarin de minister de wijzing in het beleid aankondigde (Wiebes, 2018). Door dit document te analyseren werd het snel duidelijk dat er weinig bekend was over het wijzigen van het gaswinningsbeleid. Er worden niet naar andere belangrijke momenten en/of documenten gerefereerd door de Minister. Beleidsverandering is een belangrijk concept binnen dit onderzoek, maar blijkt qua data lastig te onderzoeken. Daarnaast is er nooit eerder sprake geweest van het volledig stoppen van de gaswinning in de provincie, zo is ook terug te lezen in de kamerstukken geproduceerd tussen 2012 en 2018. Minister Kamp heeft het altijd gehad over argumenten gehad om met een minimale gaswinning door te gaan. Op 26 augustus 2018 is Minister E. Wiebes (Economische Zaken en Klimaat (EZK)) te gast bij zomergasten bij de VPRO. Tijdens het programma legt hij in het fragment ‘van gewest tot gewest’ uit hoe het besluit tot stand is gekomen, daarom is deze data gebruikt voor de analyse van het concept beleidsverandering (VPRO, 2018). Omdat de Rijksoverheid zelf geen stukken gepubliceerd heeft wat betrekking heeft tot het besluit van de Minister van EZK is zomergasten ook de enige bron, buiten de eerdergenoemde interviews, van data voor dit concept.

3.4 Operationalisatie

In hoofdstuk 2.5 stonden de vier theoretische concepten centraal (Burgerlobby, Agendavorming, Lobbystrategie en Beleidsverandering). In deze paragraaf worden de centrale concepten herschreven tot meetbare eenheden.

(26)

Concept Definitie Operationalisering Indicator Burgerlobby Een actie gestart vanuit

de burger om beleidsverandering teweeg te brengen

Het starten van een lobby vanuit het burgerbelang

Burgers die een lobby zijn gestart

Agendavorming Het agenderen van een probleem binnen de samenleving en/of politiek

Het onderwerp is door middel van een focusing event op de agenda van Nederland (politiek, publiek) gekomen Het onderwerp is op de agenda van politiek en publiek gekomen Publieke agenda De (gespreks)onderwerpen die in de maatschappij aan bod komen

Er is aandacht voor geweest binnen de bevolking (media) Het onderwerp is heeft de nationale kranten bereikt Politieke agenda De (gespreks)onderwerpen die in de politiek aan bod komen

Er is aandacht voor geweest in de Tweede Kamer (TK)

Politici hebben het onderwerp aangekaart in de TK tijdens debatten Beleidsagenda De (gespreks)onderwerpen die aan de beleidstafel aan bod komen

Er is aandacht voor het onderwerp geweest vanuit het ministerie/de minister

De minister heeft het concreet voorstel gedaan tot beleidsverandering Lobbystrategie Het geheel van

samenhangende keuzes van een organisatie met als doel om zoveel mogelijk invloed op het

besluitvormingsproces uit te oefenen

Het opstellen van een strategie om zoveel mogelijk invloed op de besluitvorming uit te oefenen Er zijn bewuste strategische keuzes gemaakt in het lobbyproces duidend op inside/outside, timing, framing en coalities

Inside lobby Een lobbystrategie die gebruikt maakt van

Lobbyen via de

beleidsmakers en politici

Persoonlijk contact met beleidsmakers,

(27)

directe lijnen met beleidsmakers reageren op feedback momenten van beleidsmakers, contact met mensen die staan rondom

beleidsmakers Outside lobby Een lobbystrategie die

gebruikt maakt van directe lijnen met de maatschappij

Lobbyen via de publieke opinie

Beleid beïnvloeden met hulp van de media, protesten en evenementen

Timing Timing van de lobby

in het beleidsproces

Momenten binnen het besluitvormingsproces waarop gelobbyd kan worden Er is in het begin van het lobbyproces gelobbyd Er is tijdens het lobbyproces gelobbyd

Er is aan het eind van het

lobbyproces gelobbyd Coalities

De onderstaande drie figuren zijn varianten van coalities.

Lobbystrategie waar gebruik wordt gemaakt van samenwerkingen tussen partijen

Samenwerking met andere partijen om het lobby doel te bereiken

Zijn er

samenwerkingen aangegaan en hoe zagen deze eruit

Preference Similarity Approach Geen actieve samenwerking Verschillende organisaties delen dezelfde standpunten en Er zijn organisaties die dezelfde standpunten delen

(28)

hebben contact en waar contact mee is Behavioural Approach Actieve samenwerking tussen verschillende organisaties Samenwerkingsvorm tussen organisaties Wordt er informatie uitgewisseld tussen partijen? Is er een gezamenlijke coördinatie? Of is er sprake van een coalitie tussen verschillende organisaties

3.5 Betrouwbaarheid en Validiteit

3.5.1 Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid duidt op de nauwkeurigheid en consistentie van het onderzoek. In hoeverre is het onderzoek reproduceerbaar en zouden dezelfde conclusies volgen (Van Thiel, 2010)? Binnen betrouwbaarheid is er onderscheid tussen interne betrouwbaarheid en externe betrouwbaarheid. De interne betrouwbaarheid gaat over de invloed die de onderzoeker heeft op de resultaten. Dit kan bij een documentanalyse een rol spelen met betrekking tot interpretatie. Om de interne betrouwbaarheid te vergroten is er binnen dit onderzoek gebruikt gemaakt van triangulatie: datatriangulatie en theoretische triangulatie. Datatriangulatie wil zeggen dat er meerdere bronnen zijn gebruik om eenzelfde probleem te onderzoeken, zo kunnen interpretatiefouten bij de onderzoeker worden weggenomen. Een onderwerp vanuit verschillende theoretische uitgangspunten bekijken wordt theoretische triangulatie genoemd (Benders, 2020; Van Thiel, 2010). De externe betrouwbaarheid betreft de mate van herhaalbaarheid van het onderzoek. De herhaalbaarheid van het onderzoek is gewaarborgd door in de paragraaf 3.2 alle stappen in het onderzoek zo helder en duidelijk mogelijk te formuleren. Zo zou een vervolgend onderzoeker het onderzoek kunnen kopiëren en dan op dezelfde resultaten uit komen. Desondanks, is de haalbaarheid nooit volledig te waarborgen. Dit omdat er interviews plaatsvinden is de herhaalbaarheid natuurlijk lastiger te waarborgen, antwoorden van respondenten zullen niet exact hetzelfde zijn (Van Thiel, 2010).

(29)

3.5.2 Validiteit

Van Thiel (2010) beschrijft validiteit als de mate van correctheid van het onderzoek. In hoeverre bevat het onderzoek systematische fouten? Validiteit is net als betrouwbaarheid verdeeld in interne validiteit en externe validiteit. Interne validiteit betreft of men daadwerkelijk heeft gemeten wat er gemeten moest worden. Binnen dit onderzoek is geacht de interne validiteit te waarborgen door een rode draad in het rapport aan te brengen waar hoofdstukken op elkaar aansluiten en verbonden met elkaar zijn. Daarnaast is er ook een scriptiebegeleider betrokken bij het proces, die mede het proces kan bewaken en eventueel een stukje bijsturen. Het is niet volledig gelukt om de interne validiteit te kunnen waarborgen, dit heeft mede te maken met de geheimhouding rond het dossier dat betrekking heeft op beleidsverandering. Externe validiteit is de vraag in hoeverre de onderzoeksresultaten toepasbaar zijn op een andere casus (Van Thiel, 2010). Dit zou betekenen dat de factoren verzameld in dit onderzoek toepasbaar zouden moeten zijn in een andere burgerlobby casus bijvoorbeeld van POinactie (POinactie, z.d.) Dit is lastig te waarborgen binnen een onderzoek dat erg casusgericht is. Het onderzoek geeft een kijk in de werking van een burgerlobby en geeft factoren aan die invloed hebben gehad op het gehele proces. Deze factoren geven inzicht in een burgerlobby, maar zijn niet rechtstreeks te kopiëren op een andere casus of voor een nieuwe burgerlobby over te nemen als garantie op succes.

(30)

4. Analyse

4.1 Casus

De casus is opgedeeld in twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft de context van het probleem. Hierdoor krijgt de lezer een beeld van de huidige situatie. Het tweede gedeelte is een overzicht van ‘zware’ aardbevingen in de regio. Dit om de casus extra vorm te geven. Dit zal ook gebruikt worden om later in de analyse de concepten te verduidelijken.

4.1.1 Context

Zomer 1959: Het is vroeg in de morgen en bietenboer Kornelis P. Boon uit Kolham is niet gelukkig. Hij moet het allemaal maar aanzien. De NAM wil op zijn land een gat boren, iets waar hij totaal niet op zit te wachten. Hij heeft net een nieuwe voorraadschuur en is bang dat de beweging in de bodem zal zorgen voor verzakking van het gebouw en voor beschadiging van zijn akkers. Hij weet echter dat de NAM niet tegen te houden is en moet lijdzaam toezien hoe op zijn erf in korte tijd een boortoren verrijst’ (Historisch Archief Midden-Groningen,

z.d.). Dit was de start van de gaswinning in de gemeente Groningen. De eerste boor ging de grond in op 22 juli 1959. De geschiedenis leert ons dat het gaat om één van de grootste gasbellen ter wereld. De gasbel heeft Nederland veel opgeleverd; de welvaart schoot omhoog en heel het land ging over van de kolen op het gas. De overheid kon grote projecten met de inkomsten financieren, zoals het complete zorgstelsel en de Deltawerken (Historisch Archief Midden-Groningen, z.d.).

In 2020 weten we inmiddels dat de aardgaswinning ook een keerzijde heeft. Sinds 1986 zijn er aardbevingen geconstateerd die zijn toe te bedelen aan de aardgaswinning in Noord-Nederland. Het betreft aardbevingen van kleine schaal, maar deze werden steeds krachtiger. De afgelopen 10 jaar is de mening over de gasbel van Slochteren (zeker in de provincie Groningen) omgeslagen van een ‘zegen’ naar een ‘ramp’ (Smith, 2019). De aardbevingen in Groningen namen met kracht toe en de grote kanteling in de publieke opinie kwam in 2012. De beving in Huizinge had een kracht van 3.6 op de schaal van Richter en bracht onherstelbare schade aan. De schade die ontstond was zowel aan zaken als aan het veiligheidsgevoel van de mensen wonende in het gaswinningsgebied.

De aardbevingsproblematiek in Groningen begint in die tijd veel aandacht te krijgen. Er is zowel aandacht van regionale media, nationale media als internationale media. Groningers verenigingen zich in verschillende lobbygroepen wat leidt tot verschillende activiteiten om het onderwerp onder aandacht te brengen van publiek en politiek. Belangengroepen hebben aan tafel gezeten met beleidsmakers en bij televisieprogramma’s. Op 29 maart 2018 lijkt het

(31)

initiatief van de verschillende belangengroepen geslaagd te zijn. Het Kabinet komt met een nieuwsbericht: ‘Kabinet: einde aan gaswinning in Groningen’ (Rijksoverheid, 2018). De gaswinning uit het Groningenveld wordt volledig beëindigd. Dit zal uiterlijk per oktober 2022 gaan gebeuren. Dit lijkt het begin van een keerpunt voor de veiligheid in de regio.

4.1.2 Aardbevingen

In figuur 4 is een grafiek te zien die het aantal aardbevingen in de regio weergeeft die een kracht van 2.0 of zwaarder hadden op de Schaal van Richter (RTVNoord, z.d.).

4.2 Actorenanalyse

Binnen het probleem rondom de gaswinning zijn verschillende burgerorganisaties aan te wijzen die actief zijn binnen het circuit. Voor dit onderzoek is er een keuze gemaakt om de drie grootste belangengroepen te analyseren. Het gaat hier om de Groninger Bodem Beweging (GBB), Groninger Gasberaad (GG) en Schokkend Groningen (SG).

4.2.1 Groninger Bodem Beweging

De Groninger Bodem Beweging (GBB) is een belangengroep die is gestart in 2009. Het gaat hier om een burgerorganisatie gevormd uit vrijwilligers met een bestuur (GBB, z.d.). Het doel is ‘het opkomen voor de belangen van mensen die directe of indirecte schade hebben door de gaswinning in het Groningen gasveld’ (GBB, z.d.). De GBB was een van de eerste partijen in de regio en daarmee was het een belangrijk aanspreek punt volgens geïnterviewde Jelle van der Knoop (Bijlage 1). De GBB is een echte burgerorganisatie met een vertegenwoordiging

(32)

van meer dan 4000 leden (GBB, z.d.). Daarnaast heeft de GBB volgens de heer Van Der Knoop (Bijlage 1) ook het mandaat van de burger. Men wordt lid van de GBB en krijgt precies te zien wat de organisatie doet, wat het doel is en waar de organisatie voor staat. “Wij kunnen en mogen zeggen dat wij een hele club mensen vertegenwoordigen”, aldus de heer Van Der Knoop (GBB, z.d.).

De GBB is erop gericht om elke week in het nieuws te komen (Bijlage 1). De heer Van Der Knoop geeft daarbij aan dat het niet uit maakt of het een persbericht is of een twitterbericht. De GBB doet dit omdat communicatie het belangrijkste middel is. Hier werd vooral gebruik gemaakt van regionale media als RTV Noord of Dagblad van het Noorden, maar ook (inter)nationale media.

4.2.2 Groninger Gasberaad

Het Groninger Gasberaad (GG) is een belangengroep die werkt als overkoepelende belangengroep die anderen samenbrengt om ervaringen te delen (Gaberaad, z.d.). Het GG richt zich op een breed platform om de lobby uit te oefenen. ‘Onze inzet is tweeledig: met de NCG, TCMG, provincie, gemeenten en Rijk afspraken maken over bijvoorbeeld regelingen waarin het burgerbelang goed wordt bewaakt, en daarnaast individuele bewoners onafhankelijk adviseren en/of helpen’ (Gasberaad, z.d.). Het Groninger Gasberaad is actief op Facebook, op hun website en is ook actief te zien in nieuwsbronnen en mediakanalen. Susan Top (Bijlage 2) voegt hieraan toe dat de organisaties niet een directe burgerorganisatie is. Het is samengesteld vanuit maatschappelijke organisaties (MO) afkomstig uit de regio. Daarbij is het GG gericht op de beleidsmatige kant van het probleem en is vooral gericht op oplossingen. De activiteiten van het GG waren daarom ook juist gericht op het zoeken naar waar het nou precies mis gaat in de gehele keten. Daarom waren de acties van GG vooral gericht op beleidsmakers geeft mevrouw Top (Bijlage 2) aan, soms was het nodig om de pers erbij te halen.

4.2.3 Schokkend Groningen

Schokkend Groningen (SG) is een activistische belangenorganisatie. Deze is opgericht door een tweetal mannen die allebei een verleden hebben in de GBB. Deze splitsing heeft geleid tot de oprichting van SG. Het doel van SG was volgens Pi van Weert (Bijlage 3) om het onderwerp op de kaart te zetten en landelijke bekendheid te krijgen. De burgerorganisatie had een achterban van 4000 sympathisanten op facebook en behoorde daarbij tot de groten in de regio. De organisatie wilde geen stichting of iets dergelijks zijn geeft de heer Van Weert aan. De organisatie is eigenlijk altijd blijven bestaan uit twee leden, met daaraan gekoppeld een

(33)

groot aantal vrijwilligers die mee deden met de activiteiten van de organisatie (Bijlage 2). Er zit geen vaste financiële input gekoppeld aan deze organisatie.

De activiteiten van Schokkend Groningen bestonden vooral uit mobilisatie activiteiten. De heer Van Weert (Bijlage 3): ‘Het enige nut in onze optiek was de locatie op te gaan en te demonstreren met open vizier’. Daarnaast heeft Schokkend Groningen aan de provinciale beleidstafel gezeten, maar hier werd volgens de heer Van Weert (Bijlage 3) geen verdere progressie mee geboekt.

4.3 Agendavorming

De analyse die plaatsvindt rondom agendavorming is voortgekomen uit het eerste conceptuele model (figuur 1). De analyse rondom agendavorming bestaat uit vier paragrafen. De eerste drie paragrafen gaan over de grafieken horende bij de online analyse. De vierde paragraaf gaat over de verschillende agenda’s gekoppeld aan data van de interviews om de hypothesen te beantwoorden.

4.3.1 Publieke agenda

In figuur 5 zijn de drie belangengroepen weergegeven in een grafiek gaande over de publieke aandacht die zij verkregen hebben in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 29 maart 2018. De drie belangengroepen zijn in totaal 218 keer in nieuwspagina’s verschenen in de vier grootste nationale kranten.

(34)

Figuur 5 laat een grote daling in krantenartikelen zien in het jaar 2016. Dit is tevens het jaar waarin het GG juist op komt met publieke aandacht. Wat opvallend is, is dat de GBB volledig lijkt weg te zakken en dan toch weer terugkomt met een grote hoeveelheid aandacht in 2017. Daarnaast laat de grafiek eenzelfde tendens zien als de grafiek over zware aardbevingen (figuur 4). Dit is volledig in lijn der verwachting van de behandelde theorie. De zware aardbevingen kunnen worden aangeduid als focusing event (Kingdon, 2014; Birkland, 1998). De opkomst van publieke aandacht van GG lijkt toe te nemen. Dit is te verklaren aan de hand van de kennis die te vinden is in de organisatie over het onderwerp. Mevrouw Top (GG) (Bijlage 2) geeft ook aan dat partijen als de overheid en media ook graag in deze kennis willen delen. De media benaderd juist het GG voor informatie en voor reacties op bepaalde gebeurtenissen binnen het onderwerp. Voor de GBB is de kennis, die te vinden in de organisatie, ook een reden dat de burgerorganisatie weer stijgt in aandacht vanaf het jaar 2017. De heer Van der Knoop (GBB) geeft aan dat zij landelijk gezien vaak als aanspreekpunt worden gezien (Bijlage 1). Dat beide partijen een aanspreekpunt zijn namens de Groningers in de gehele situatie is wel terug te lezen in de verschillende nieuwspublicaties. Zowel de GBB als het GG wordt benaderd om hun kennis en opvatting te delen over gebeurtenissen die plaatsvinden binnen het dossier.

De publieke aandacht rondom de GBB en SG laten heel duidelijk zien dat hun activiteiten hebben geleid tot de grote groei in aandacht. Vrijwel alle artikelen zijn te herleiden naar de doelstellingen van de organisaties om met het onderwerp in het nieuws te belanden. Zo gaan vrijwel alle artikelen over de verschillende activiteiten, zoals demonstraties van SG of de rechtszaken die door de GBB zijn aangespannen tegen de NAM. Voor de GG ligt de verklaring op een andere plek. Mevrouw Top (Bijlage 2) geeft aan de media alleen te gebruiken mocht het echt nodig zijn. De verklaring voor de groei van het GG is dat het GG wordt benaderd door de media om hun verhaal te doen en om informatie te geven over het probleem. Dit is ook een verklaring voor de groei in media-aandacht van de GBB in 2017. De verklaring dat SG vrijwel geen aandacht meer krijgt vanaf 2017 is omdat er amper nog activiteiten door de organisatie worden uitgevoerd. Zoals de heer Van Weert al aangeeft (Bijlage 3): ‘We hebben namelijk de doelstellingen behaald die we van ten voren hebben gesteld. We wilden het onderwerp op de kaart zetten en landelijk bekendheid te krijgen.’

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

hiërarchische verhoudingen. Door ontbureaucratisering zijn deze hiërarchische verhoudingen geminimaliseerd en wordt er meer in teams gewerkt. Hierdoor nemen gedragscompetenties toe

In de eerste plaats omdat het moeilijk te achterhalen is hoeveel politieke en Joodse vluchtelingen in Nederland waren, omdat aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog,

Note that this experimental apparatus, as combined with the electromagnetic position tracking system (miniBIRD 800TM, Ascension Technology Corporation, Shelburne, VT, USA),

These spectral data were compared to four models for the production of γ-ray spectra assuming a single-zone leptonic model: (1) radiation-reaction-limited first-order Fermi

To assess possible variation in the origin of milk cholesterol in the different models of hypercholesterolaemia, we measured de novo cholesterol synthesis in the liver and

Given that the current research found that religion is seen as a core part of Muslims’ identity and that previously conducted studies (Chapman, 2010; Fisher et al., 2010;

Thirdly, the results of this study indicated that the explicit strategy was more effective than the implicit strategy regarding attitude towards the product quality whereas the study

efforts to encourage behavior change for a sustainable energy transition will be more effective when they target important individual and contextual factors of relevant behaviors and