• No results found

Th. Laurentius, J.W. Niemeijer, G. Ploos van Amstel, Cornelis Ploos van Amstel, 1726-1798, kunstverzamelaar en prentuitgever<br/>G. Ploos van Amstel, Portret van een koopman en uitvinder, Cornelis Ploos van Amstel, maatschappelijk, cultureel en familielev

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Th. Laurentius, J.W. Niemeijer, G. Ploos van Amstel, Cornelis Ploos van Amstel, 1726-1798, kunstverzamelaar en prentuitgever<br/>G. Ploos van Amstel, Portret van een koopman en uitvinder, Cornelis Ploos van Amstel, maatschappelijk, cultureel en familielev"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RECENSIES

Van Slingelandt is overgenomen als zou redres er middels constitutionele hervormingen hebben moeten komen. De auteur heeft aangetoond dat de financiële problematiek aan de basis lag van de desintegratieverschijnselen die zich na 1713 tussen de provincies onderling en binnen de gewesten zelf voordeden (99). Van fundamentele veranderingen wilde men in-derdaad niet weten: 'T is een republicq van persuasie' merkten Amsterdamse gedeputeer-den in 1731 op (117). Het is goed een dergelijke 'in nuce' democratische tengedeputeer-dentie in ge-dachten te houden bij de overweging van de patriotse kritiek op het staatsbestel van de ja-ren tachtig, toen men Van Slingelandts Staatkundige Geschriften publiceerde.

In het vierde en vijfde hoofdstuk worden de bij het buitenlandse beleid betrokken instel-lingen en personen belicht: Het laatste kapittel over de staatse gezanten is bijzonder in-structief, vooral nu we sinds 1976 over het Repertorium van O. Schutte beschikken. Op min of meer systematische wijze - overlappingen zijn soms onvermijdelijk - behandelt Aalbers: de ceremoniële aspecten, het probleem van de secretesse (de vonnissen uit 1729 te-gen de griffieklerken zijn ook gesignaleerd in Holland, VIII (1976) 131) en vooral de be-manning en wijze van delibereren van de commissie voor de buitenlandse zaken - in com-binatie natuurlijk met de griffier en de Hollandse raadpensionaris. Zijn analyse brengt Aalbers tot de opmerking dat de invloed van de adel zeker niet onbelangrijk is geweest (173). Deze stelling wordt nog verstevigd in de paragraaf over de gedeputeerden van andere gewesten (210). Bij de bespreking van de verdere 'ministers' heb ik slechts de verwijzing ge-mist naar het belangrijke artikel van O. Vries over de Noordnederlandse ambtenaar in de tijd van het ancien régime in het TvG, XC (1977) 333.

In dit degelijke eerste deel heeft de auteur ongetwijfeld de juistheid aangetoond van zijn stelling dat de vredesdoelstelling, ondanks trage besluitvorming en gebrek aan secretesse, toch tot een interessante variant van de raison d'état-politiek heeft geleid (299). Het boek, gebaseerd op breed en diepgaand en steeds verantwoord archiefonderzoek, biedt meer dan 'alleen maar' preliminairen voor een geschiedenis van het buitenlandse beleid. Het bergt, in al zijn functionaliteit, tevens een schat van gegevens die ons inzicht in de behandelde pe-riode helpen verdiepen. Vele 'dix-huitièmistes' zullen er profijt van trekken. Niet alleen wensen wij spoedige verschijning van het tweede deel, maar ook mogen wij de hoop uit-spreken dat de auteur zich eens zal zetten aan het schrijven van een nieuwe geschiedenis van de buitenlandse politiek in de gehele periode van de Republiek.

A.H. Huussenjr. Th. Laurentius, J.W. Niemeijer, G. Ploos van Amstel, Cornelis Ploos van Amstel,

1726-1798, kunstverzamelaar en prentuitgever (Assen: Van Gorcum, 1980, 392 blz., ƒ135,-,

ISBN 90 232 1736 5) en G. Ploos van Amstel, Portret van een koopman en uitvinder,

Cor-nelis Ploos van Amstel, maatschappelijk, cultureel en familieleven van een achttiende-eeuwer (Assen: Van Gorcum, 1980, 204 blz., ƒ62,50, ISBN90 232 1756 X).

Onder de belangrijke Amsterdamse kunstverzamelaars uit de tweede helft van de achttien-de eeuw neemt Cornelis Ploos van Amstel door zijn veelzijdige persoonlijkheid en zijn ac-tieve rol in het culturele leven een bijzondere plaats in. Ploos van Amstels activiteiten wor-den in twee uitgaven, een collectieve studie en een biografie door een naamgenoot, uitvoe-rig belicht.

In het eerste boek ligt het accent op Ploos van Amstels culturele activiteiten: zijn prent-drukkerij, zijn niet onverdienstelijke kunstenaarsoeuvre, zijn artistieke en intellectuele vriendschappen en, vooral, zijn collectie en de beroemde, geraffineerde reprodukties die hij naar tekeningen en aquarellen maakte. Voor de verzameling vormen de veilingcatalogi 264

(2)

RECENSIES van Ploos van Amstels nalatenschap de belangrijkste bron. De collectie was toegespitst op prenten en tekeningen, de laatste naar schatting ongeveer 7200 in getal; het veel geringere aantal overigens niet onbelangrijke schilderijen kwam op ongeveer honderd uit. Daarnaast bevatte de verzameling sculpturen, miniaturen en émaux, munten en penningen, weten-schappelijke instrumenten, optische werktuigen, rariteiten, boeken en handschriften en, uiteraard, kunstkasten ter berging van al het fraais dat Ploos van Amstel in zijn niet zo grote behuizing bewaarde.

De door Ploos van Amstel volgens onderwerp ingedeelde verzameling wordt in de studie naar kunstenaar gerangschikt, een criterium dat de bezitter ook overwogen schijnt te heb-ben en dat in de negentiende eeuw opkwam. J.W. Niemeijer geeft daarbij een heldere uit-eenzetting over de tekeningen, prenten en schilderijen. Van de laatste weet hij een aantal te identificeren; de tekeningen en prenten worden slechts wat de Amsterdam-atlas betreft in hun latere gang door de tijd gevolgd. Wat dit betreft kan opgemerkt worden dat wellicht iets meer gezegd had kunnen worden over hun aanwezigheid in verschillende hedendaagse collecties. Op de andere verzamelgebieden geven verschillende deskundigen korte aanvul-lingen. De auteurs hebben zich daarbij niet tot waardeoordelen over de collectie laten ver-leiden, omdat er op het gebied van prenten en tekeningen nog te weinig vergelijkingsmate-riaal bestaat en voorts de schilderijen in de collectie Ploos qua aantal niet te vergelijken zijn met die in een verzameling als bijvoorbeeld van Braamcamp. Blijft de vraag of de hier behandelde studie als bronnenuitgave voor een toekomstige vergelijkende studie vol-doet; dit lijkt mij het geval. Zeer fraai is het betoog van Th. Laurentius, die uitvoerige aan-dacht besteedt aan de tot nog toe nooit geheel ontraadselde techniek die Cornelis Ploos van Amstel toepaste bij zijn facsimilés van tekeningen en aquarellen van overwegend zestiende- en zeventiende-eeuwse meesters, reprodukties die hij verhandelde of cadeau gaf, zakelijk, ijdel en gul als de kunstliefhebber tegelijkertijd was. De bewijsvoering van Lau-rentius is een zelden voorkomende mengeling van 'kijken' en gebruik maken van de mo-derne techniek en zij laat zich daarbij nog lezen als een verhaal van Conan Doyle...

Bewust niet behandeld worden tenslotte de kunsttheoretische opvattingen die Cornelis Ploos van Amstel, onder meer in zijn functie van directeur van de Amsterdamse tekenaca-demie, te pas placht te ventileren, hoewel hieraan door Clara Bille in haar dissertatie wel reeds aandacht is besteed (Clara Bille, De tempel der kunst of het kabinet van den heer

Braamcamp (2 dln.; Amsterdam, 1961) 136 vlg. Een in het Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1979 (Haarlem, 1980) 29 aangekondigde studie over de kunsttheorieën aan de

academie, in wijder verband te behandelen, billijkt mijns inziens het weglaten van dit uiterst belangrijke aspect in het optreden van Ploos van Amstel als culturele roerganger. Behandeling in een studie als de onderhavige zou bovendien, door het gegeven van de per-soonlijke context, tot restricties moeten leiden, die in een breed opgezet onderzoek niet gel-den.

De door een ver familielid geschreven, tegelijk met de collectieve studie verschenen bio-grafie van Cornelis Ploos van Amstel, lijdt er enigszins onder dat veel research van de au-teur reeds in het andere boek is geïnvesteerd. Er resteert dan ook niet zozeer een 'portret' van een 'uitvinder', als wel een breed uitgemeten, maar zeer overzichtelijk gepresenteerde hoeveelheid gegevens over de kunstverzamelaar en zijn familie, alsmede de talloze culture-le, wetenschappelijke en charitatieve functies die Ploos van Amstel bekleedde. Voor eco-nomisch geïnteresseerde historici is het gedetailleerde exposé over de houthandel van de hoofdpersoon van belang.

D.G. Carasso 265

(3)

RECENSIES

C. Koninckx, The First and Second Charters of the Swedish East India Company

(1731-1766) (Kortrijk: Van Ghemmert Publishing, s.a. [1980], 560 blz., BF200,-).

De lezer van de BMGN verwacht vermoedelijk niet hier een bespreking van een boek over de Zweedse Oostindische Compagnie aan te treffen. Het moet de historische voorstelling zijn, dat deze Zweedse compagnie een gecamoufleerde voortzetting van de bekende Com-pagnie van Oostende was, die de redactie van dit tijdschrift moet hebben bewogen dit boek te doen recenseren. En ironisch genoeg is dit juist de voorstelling waartegen Koninckx zich van meet af aan voortdurend in dit boek afzet.

In het kader van mercantilistische maatregelen ter verbetering van de Zweedse economie na het einde van de Grote Noordse oorlog in 1721 paste ook de oprichting van een eigen Aziatische compagnie. Voordien was er sedert Willem Usselinx wel eens over nagedacht, maar alleen op papier. In 1731 werd de oprichting een feit. Voorzien van het monopolie-recht voor Zweden, mocht de nieuwe compagnie zich op die gebieden in Azië richten waar geen andere Europese compagnieën claims op hadden. In de praktijk werd dat alleen Kan-ton, waar de Chinezen alle Europeanen op dezelfde voorwaarden tot handel toelieten. Door Zweedse diplomatieke vertegenwoordigers werd in het buitenland openlijk van de oprichting kennis gegeven. De initiatiefnemers waren voornamelijk Zweden, van wie ver-schillenden internationale contacten hadden; een grote rol speelde ook de Schot Campbell die als aandeelhouder en supercarga nauw bij de Compagnie van Oostende betrokken was geweest. Deze compagnie was in 1731 nog niet opgeheven, maar moest toen haar activitei-ten onder buiactivitei-tenlandse druk stopzetactivitei-ten. Volgens Koninckx was van een formele band tus-sen beide compagnieën absoluut geen sprake, wel stapte een aantal mentus-sen met een hoe-veelheid kapitaal naar Gothenburg over. Omdat altijd veel financiële bescheiden systema-tisch na verloop van een korte periode werden vernietigd en de namen van directeuren en aandeelhouders geheim werden gehouden, bestaat geen duidelijk inzicht in de mate van 'Oostendse' betrokkenheid. De auteur benadrukt het nationale karakter van de nieuwe compagnie. Over Campbell, die in 1731 direct tot Zweed werd genaturaliseerd, wordt ver-der niet veel meegedeeld.

De Zweedse Oostindische Compagnie heeft tot 1813 bestaan. Viermaal werd het charter verlengd: 1746, 1766, 1786 en 1806. Alleen de periode tot en met 1766 wordt hier beschre-ven. De Zweden hielden zich met handel bezig en vestigden geen factorijen of kolonies. In totaal werden tot 1813 heen en terug naar Azië 130 reizen gemaakt; vrijwel alle gingen naar Kanton. De VOC en de Engelsen hebben alleen in het begin moeilijkheden in de weg ge-legd. Het eerste schip, de 'Fredericus Rex Sueciae', werd in 1733 op de terugreis in Straat Sunda door een speciaal daartoe uitgezonden eskader van de VOC opgewacht en naar Ba-tavia opgebracht, maar de veronderstelde bewijzen voor verkapte Oostendse activiteiten werden niet gevonden. Na verontschuldigingen van Nederlandse kant mocht het schip de reis voortzetten. De Engelsen verjoegen een jaar later een Zweeds schip uit India. Thee en porselein waren de veruit belangrijkste produkten die in Gothenburg werden aangevoerd; met zilver, in Cadiz aan boord gebracht, werden deze betaald. De aandeelhouders ontvin-gen voor hun investering een behoorlijk dividend, aanvankelijk 55, later naar 28% dalend.

Het boek van Koninckx, verbonden aan de Brusselse universiteitsbibliotheek, is een wel heel omvangrijke studie van de eerste vijfendertig jaar in het bestaan van de Zweedse Oostindische Compagnie geworden. Schier uitputtend worden allerlei onderwerpen behan-deld: aan de kleinste bestanddelen van de veelsoortige ladingen worden diverse bladzijden en tabellen gewijd, allerhande zaken, die aan de ook maar enigszins met dit soort materie vertrouwde lezer bekend zijn, worden uitvoerig uitgelegd. De lezer verliest hierdoor soms 266

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uithoorn – De winkeliersverenigin- gen en de Sinterklaasaktie Uithoorn verzorgen niet alleen ieder jaar een geweldige ontvangst van Sinter- klaas en zijn pieten, zij zorgen er ook

Het team van Bart de Bruyn begon het seizoen met een thuiswedstrijd tegen Roelofarendsveen. Bart heeft nog steeds dezelfde belhamels in zijn team zitten. Ook dit

Bakker Westerbos heeft dit jaar ´n nieuwe machine gekocht om de kwaliteit van de oliebollen nog meer te verbeteren en is vele uren in touw om deze traktatie klaar te

Het college van burgemeester en wethouders kiest daarom voor eenrichtingsverkeer vanuit Amstelhoek rich- ting Uithoorn.. Hiermee is het centrum van Uithoorn voor Amstelhoek

In de bouwregels (art. 18.2) staat het volgende voor deze ‘waarde archeologie’-gronden: Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende

Indien koper een notaris wenst aan te wijzen die kantoor houdt buiten voormeld werkgebied zijn de eventuele aanvullende kosten van die notariskeuze zoals bijvoorbeeld eventuele

dat het in het belang van een doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen wenselijk is nadere regels te stellen omtrent de dagen, tijden, plaatsen en wijze

AFWERKING IN DE SPEELSE WOONWIJK TUINDORP IN OUDERKERK AAN DE AMSTEL Deze tussenwoning is prachtig gestyled en voorzien zeer ruime slaapkamer met aangrenzend de nieuwe luxe