STICHTING VOOR BODEMKARTERING
WAGENINGEN
GRONDMONSTERS GRONDDEPOTS
LELYSTAD
ST1
BO
KA
Stichting voor Bodemkartering Rapport nr. 1711 Postbus 98 Project nr. 69.7043 67OO AB Wageningen Tel. O837O-I9IOO GRONDMONSTERS GR0NDDEP0TS LELYSTAD H. Kleijer F.A. Wopereis Wageningen, november 1982 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm en op «elke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestem ming van de Stichting voor Bodemkartering en de Dienst Publieke Werken van de gemeente Lelystad
INHOUD Biz. WOORD VOORAF 5 1 INLEIDING 7 2 GRONDMONSTERONDERZOEK 9 3 BEMESTINGSADVIEZEN 11 3.1 Gras(sport)velden 11 3.2 Bomen of beplanting 12 AFBEELDING Situatiekaart, schaal 1:25 000 6 TABEL
Resultaten van de analyses 8
WOORD VOORAF
In opdracht van de Directeur van Publieke Werken van de ge meente Lelystad heeft de Stichting voor Bodemkartering grond monsters genomen van vier gronddepots in Lelystad en laten analyseren op het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewas-onderzoek te Oosterbeek.
De grondmonsters zijn genomen in september 1982 door ing. H. Kleijer. Dit rapport is samengesteld door ing. H. Kleijer en ing. F.A. Wopereis. Tot hen kunt u zich wenden voor nade re informatie.
De organisatorische leiding had het hoofd van de afd. Opdrach ten, ing. H.J.M. Zegers.
De Directeur van de Stichting voor Bodemkartering
Ir. R.P.H.P. van der Schans.
O O O in CM ® .s i * E S 3 C e o & E SC 9 S 00 <M Iß = CO (O <0 O) s <Â <
1 INLEIDING
Op vier gronddepots in Lelystad in wijk 3.5-2 (Lelystadha ven), wijk 4.1-2 (Horst), wijk 4.2-1 en wijk 4-3 zijn in totaal 20 grondmonsters genomen. Per plaats is één grond monster genomen van 0-300 cm - mv. (mengmonster).
Het doel van de bemonstering was de voedingstoestand en de granulaire samenstelling van het bemonsterde materiaal vast te stellen.
De bemonsteringsplaatsen zijn niet exact aan te geven, maar liggen verspreid over de gronddepots (afb.).
C ra fO • «H -O o O O O O tn CO O S O O in o O a> to 3E: N s: 3. LO E CNJ . +1 CNI A A «—« CNJ + 1 A « CNJ + 1 A CNJ A CNJ . CNJ + 1 A >210 um co co OO CNI •4" 37,5 o CO 45,0 CNJ uo 19,5 28,8 LO 16,3 Z' L co CO LO r-«. co co co r-«. r-. r-» o CNJ 26,5 co r-» CNI CNI co CNJ c Q> 150-210 um 12,8 15,5 7,5 CNJ CNJ CNJ 9,8 5,0 13,8 00 r-x 1,7 O ' S 2,5 5,5 •4--4* LO CNJ CT CT -4- 6,5 0 * 6 O P-O O -o O to CO c. a> ) O E in a. 24,8 19,2 CNJ CO 28,3 13,6 26,8 26,2 18,7 18,3 O OO CO -4-O CNl 16,8 CO co CO CO 19,6 19,4 CO CT r-» 18,6 'E a> "O c «3 ui ri O S I -S O I -4» CNJ 8,5 CT CO CNJ LO OO co 6,8 CT CO 1,7 O CO oo r-> LO OO CNl 1,5 LO co 3,0 -4-CO P-. •4" «4-co CT «4-in o r-. oo O O lO CO O co CO O co r-x • H CT m r l -O S CNJ O CT CO CT O CNJ r-x -4- CO LO CNJ m -»4* CNl co (O -4" <L> O £. 0S — > o> • H -i-> O «3 O in 1 CD B *-« 3. 17,9 9,1 CNJ CNJ 10,5 15,5 42,3 o CNl 19,6 45,4 30,0 35,8 25,7 r» co CNJ -»4" O CO CT r-CNJ co co CNJ CNJ O CNI 22,8 o o CNI Li_ ui rl 9 1 -2 CD •4* LO «4^ 6,9 3,1 1— LO 8,4 9,3 9,4 co O 11,9 22,9 13,2 16,0 OO co 7,3 r««. 12,5 CNJ CT -4" CT 8,9 V 3 CO oo 8,9 CO CNl 5,5 10,4 12,3 I ' l l 15,7 CT CO 18,8 17,3 CO CO CNJ 22,1 27,5 CNJ CNJ O CT CO r-- 15,8 15,7 CO m — O — O — co CNJ CO LO -4" r-» "4" in co •4* CO r-. CNJ T4 E A 3 co CO CO r- CO CO oo r-» 1— O CO r- CT co (O co in co r-» uo in in CT r-«. co CO CO co co co CT O r-» C "O co m O CO o co 00 •4* CO -co o CNJ CO -O co « 1 CT «—H eu o C. «—• E V 3 CNJ CNJ LTT co CNJ LO CNJ CNJ co co co «4-. CO CO CT CSJ r-» CNJ co CNJ CNJ CNJ "O c ra 4-> CO o 0> "O c « CO O O ra O 3,6 co •4-CNJ «4- 2,3 r-» co 5,2 m «4- tn 7,1 6,0 oo rx co r-» r*. CO r*» •4" m «4-CO «4* co 5,5 CO UO co uo -o <4-O O s • c rH humus (glv.) O CO CNJ CNJ r-«4* •4- CNJ CO 5,9 3,5 CT 5,6 UO CNJ rx LO 2,3 CNl CO 3,7 1.9 uo CNJ CT CNJ CNJ 2,6 oo pH (KCl) 7,4 tn r». -4-rx 7,6 LO r-> 7,4 m px LO r-. 7,5 in r-» 7,5 7,6 LO r-CO r-» P-. r-. CO r-CO r-». 7,6 CO r-» co r» (5>l/06w Bui) uinisduoe^ 241 CNI CNJ 291 CO •4-CNJ 327 30C 275 645 372 co r». O m 46c 52ï 26E •4" CO cS co 342 co «•tf-csj (5 001/0^ Bu) 8^'[E48DI'[e>| CNJ co 20 CO in in CT CNJ CNJ 33 26 co co 32 CT CO CO CNJ 28 CT CNJ CNJ CO oo (ß OOt/So^d 6«) TV-d CNJ CT «4- in LO 22 lO O T-—H «4- CNJ «4" S co co CNJ -U/*02d ÛB)
•[E4aß-"d CNJ CNJ >»*• CNJ LO ^' CNI CNJ CSJ CO -4" CO CNI CNI CNJ CNl CNJ (6 OOI/N ßm) IEE;O^-N -4-O 8 9 r-«. m 109 172 127 O CO 205 •4- CT csj CNJ 144 170 r«. oo UO CNJ CO co CO O »—I CNI 93 (6 OOI/N ß«) --- CNJ CNJ -- CNJ - -- CNI - CNJ CNJ -- O 0) 4-> CL 1 O O O O O O o O m O O O O O O CO O O co O O co O O CO O O CO O O CO O O co O O CO O O co O O co O O co O O co O O co O O CO C in E > O E O 1 O 1 O 1 O 1 O 1 O 1 O 1 O 1 O 1 O I O 1 O 1 O O 1 O 1 O 1 O 1 O 1 è to L. o s E 3 C Situatie- kaart (afb.) 3.5-2 I 3.5-2 II 3.5-2 III 3.5-2 IV 3.5-2 V 3.5-2 VI 3.5-2 VII 4.1-2 I 4.1-2 II 4.1-2 III 4.2-1 I 4.2-1 II I I I l -Z ' < 7 4.2-1 IV 4.2-1 V 4.2-1 VI I I A I -Z ' < 7 co HH CO HH •—t co J-O) 4-> CO C. o SéZ r— (O «5 4-> q_ ra 4J • rH O _C .O O •>-» CO co CNJ CT co -J-CNJ O •4- -4-CNJ CNJ «4-CNJ •»a -CNJ CO «4-csj "4" «4-CNJ LO «4* «4-CNJ co •4-CNJ r-» «4* -4-CNJ OO *4" •4" CNl CT •4" •4" CNJ O in CNI LO «4* CNI CNl m CNJ co LO «4* CNJ -4^ UO •4-CNI uo in -4-CNJ co uo •4-CNJ r-. to «4-CNI o> O « CO C. 4-> O O • H O O l.'l 0 1 1 O tH O O O O O O O O O O O O O O 8
2 GRONDMONSTERONDERZOEK
Op de bemonsteringsplaats is tot 300 cm - mv. geboord. Van het materiaal dat tijdens het boren verkregen is, is een deel dat representatief was voor de gehele boring in een monsterzak verzameld.
De bemonsteringsplaatsen zijn over de verschillende grond-depots als volgt verdeeld: zeven in het gronddepot in wijk 3.5-2 (Lelystadhaven), drie in het gronddepot in wijk 4.1-2 (Horst), zeven in het gronddepot in wijk 4.2-1 en drie in
het gronddepot in wijk 4-3.
De grondmonsters zijn op het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek onderzocht óp'de gé-haltes N-water, N-totaal, P-water, P-Al, K en MgO om een beeld te krijgen van de voedingstoestand. Ter vaststelling van de granulaire- samenstelling zijn grondmonsters geanaly seerd op Bugo uitgebreid met de fractie >210 um.
3 BEMESTINGSADVIEZEN 3.1 Gras(sport)velden
Als materiaal voor de toplaag van gras(sport)velden zijn de gronddepots in wijk 3.5-2 (Lelystadhaven), het noordelijkste deel van depot 4.2-1 en depot 4-3 redelijk goed bruikbaar. Voor een goede toplaag moet het materiaal nog wel verschraald worden. Voor grasvelden (gazons) is al het materiaal goed bruikbaar.
Bij een pH(KCl) >5,2 is de zuurgraad van het materiaal goed en is geen bekalking nodig.
Bij een P-Al <31 is het fosfaatgehalte van de grond laag en is een bemesting van 1500 kg Superfosfaat (19%) nodig, die door het materiaal gewerkt moet worden.
)
Bij een kaligehalte van <16 is een bemesting van 300 kg kali-umchloride (40%) nodig. Bij een kaligehalte van 16-25 is een bemesting met 200 kg kaliumchloride (40%) nodig. Is het kali gehalte >25 dan is geen bemesting nodig.
Bij een magnesiumgehalte van meer dan 40 is geen magnesiumbe mesting nodig.
Bij gebruik van het materiaal voor gras(sport)velden uit depot 3.5-2 (Lelystadhaven) is een bemesting van fosfaat en kali noodzakelijk van resp. 1500 kg en 300 kg. Bij gebruik van het materiaal voor gras(sport)velden uit de depots 4.1-2 (Horst) en 4.2-1 is alleen een fosfaatbemesting van 1500 kg nodig. Indien het materiaal uit depot 4-3 voor gras(sport)velden wordt gebruikt, is een bemesting van 1500 kg fosfaat en 200 kg kali nodig.
3.2 Bomen of' beplanting
Het depot als geheel is kalkrijk en heeft dus een hoge pH. Dat impliceert zekere beperkingen t.a.v. het te gebruiken plantmateriaal. Geschikt zijn: populier, wilg, es, iep, plataan en waarschijnlijk zelfs
eik-Uit het gehalte aan organische stof en totaal stikstof kan, 3
uitgaande van een volume-gewicht van 1,25 g/cm , geconcludeerd worden dat het C/N-quotiënt 25 à 30 zal bedragen.
Als we aannemen dat het materiaal zodanig verwerkt wordt, dat aëratie en ontwatering optimaal zijn, dan mogen we verwachten, dat de stikstofleverantie door de mineralisatie wordt veilig gesteld.
Het kaligehalte is goed, het magnesiumgehalte hoog. Het fos faatgehalte echter is laag. Geadviseerd wordt daarom ten
3
minste 250 g superfosfaat per m goed door te werken. Mocht' dit om strooitechnische redenen bezwaarlijk zijn, dan kan de
3
hoeveelheid superfosfaat ongestraft tot 1 kg/m worden opge voerd. Echter uit oogpunt van voeding kan volstaan worden met
250 g/m3.
