• No results found

Het verband tussen ouderlijke opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder adolescente jongens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen ouderlijke opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder adolescente jongens"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verband Tussen Ouderlijke Opvoedingsstijl en Delinquent Gedrag Onder Adolescente Jongens

Universiteit van Amsterdam

Naam: Lin Rezelman (11037717) Studie: Pedagogische Wetenschappen Vak: Bachelorscriptie

Begeleider: Tessa van den Berg Aantal woorden: 5498

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding Error! Bookmark not defined.

Verwaarlozende Opvoedingsstijl en Delinquentie 8

Autoritaire Opvoedingsstijl en Delinquentie 10

Autoritatieve Opvoedingsstijl en Delinquentie 14

Permissieve Opvoedingsstijl en Delinquentie 17

Conclusies en Discussie 19

(3)

Abstract

Dit literatuuronderzoek keek naar het verband tussen ouderlijke opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder adolescente jongens. Een verwaarlozende en autoritaire opvoedingsstijl bleken het minst gunstig voor de ontwikkeling van een kind en geven een verhoogde kans op

delinquentie. Jongens zijn gevoeliger dan meisjes om delinquentie te ontwikkelen wanneer de vader of beide ouders verwaarlozend zijn. Daarnaast hebben zij een grotere kans op

delinquent gedrag op zichzelf maar ook later in de adolescentie wanneer ouders autoritair zijn. Een autoritatieve opvoedingsstijl is de meest gewenste opvoedingsstijl en vormt een

protectieve of promotieve factor voor delinquent gedrag. In tegenstelling tot de negatieve en positieve opvoedingsstijlen zit de permissieve opvoedingsstijl ertussenin, bij jongens is voor deze opvoedingsstijl niet altijd een effect aanwezig.

(4)

Het Verband Tussen Ouderlijke Opvoedingsstijl en Delinquent Gedrag Onder Adolescente Jongens

Delinquentie onder jongeren is een omvangrijk probleem dat belastend is voor de gehele maatschappij. Het begaan van een misdrijf in de adolescentie is namelijk een

risicofactor om als volwassene opnieuw in aanraking te komen met criminaliteit (Mowen,

Brent, & Bares, 2017). Verschillende oorzaken kunnen worden toegeschreven aan deze delinquente gedragingen van adolescenten, zoals een genetische aanleg of de omgang met deviante leeftijdsgenoten (Mercer, Crocetti, Meeus, & Branje, 2017). Vaak zijn het echter vooral de ouders die verantwoordelijk worden gesteld voor het criminele gedrag van hun kind (Bessant & Hil, 1998). Ouders zijn immers in de meeste gevallen de primaire opvoeders en oefenen daarom veel invloed op het kind uit (Brown & Bakken, 2011).

De opvoeding van kinderen is een uniek proces. Voor iedere ouder is dit anders en verschillende gedragingen maken daar onderdeel van uit. Vaak is er een leidend patroon te vinden in die gedragingen en zo vormen de dominante gedragingen een ouderlijke

opvoedingsstijl. Baumrind (1966) was de eerste die deze opvoedingsstijlen presenteerde in de literatuur. Een opvoedingsstijl is de wijze waarop de ouder omgaat met zijn kind, gekenmerkt door een bewuste en onbewuste opvatting die hij of zij heeft over de opvoeding. Dit alles met betrekking tot het gevoel en gezag in de ouder-kindrelatie. Baumrind (1966) kwam met drie verschillende opvoedingsstijlen, namelijk: een autoritaire opvoedingsstijl, een permissieve opvoedingsstijl en een autoritatieve opvoedingsstijl. Bij een autoritaire opvoedingsstijl wordt gesproken van een bevelshuishouden. De relatie tussen ouders en kind is onevenwichtig en er wordt weinig responsiviteit getoond naar het kind. Daarnaast oefenen ouders veel controle uit en stellen zij veel regels op (Baumrind, 1966). Tegenover deze opvoedingsstijl staat een opvoedingsstijl waarbij juist weinig tot geen sprake is van regels. Dit kenmerk behoort tot de permissieve opvoedingsstijl. Bij deze opvoedingsstijl wordt het kind niet gecorrigeerd en

(5)

liggen de verantwoordelijkheden bij het kind zelf, de relatie tussen ouders en kind wordt dan ook bestempeld als oppervlakkig (Baumrind, 1966). Tot slot is er de autoritatieve

opvoedingsstijl. Dit wordt gezien als meest gewenste opvoedingsstijl en houdt in dat ouders betrokken zijn bij hun kind. Het kind krijgt aanwijzingen over de gedragshouding en daarbij uitleg waarom bepaalde gedragshoudingen wel of niet gewenst zijn. Ouders zijn bij deze opvoedingsstijl warm en liefdevol en er wordt gesproken van een onderhandelingshuishouden (Baumrind, 1966).

Naast de drie oorspronkelijke opvoedingsstijlen van Baumrind (1966) bestaat er een vierde opvoedingsstijl. Dit betreft de verwaarlozende opvoedingsstijl en is een paar decennia later gepresenteerd door MacCoby en Martin (1983). Deze opvoedingsstijl wordt gekenmerkt door ouders die niet responsief zijn en ook geen eisen stellen aan het kind. Er is bij deze opvoedingsstijl geen sprake van liefde en geborgenheid noch van controle en instructie en er worden geen grenzen aan het gedrag gesteld. Bij deze opvoedingsstijl ontbreekt de

opvoedrelatie en er is vaak sprake van zowel fysieke als emotionele verwaarlozing (Angenent, 2004).

Op jonge leeftijd zorgt de ouderlijke opvoedingsstijl vaak voor een sterke

hechtingsrelatie tussen ouders en kind omdat zij veel tijd met elkaar doorbrengen, dit neemt echter af in de adolescentie wanneer kinderen zich meer buitenshuis bevinden en

leeftijdsgenoten belangrijker worden (Defoe, Semon Dubas, & Van Aken, 2018). Deze adolescentieperiode begint biologisch gezien vaak rond het twaalfde levensjaar en doet zich bij jongens gemiddeld later voor dan bij meisjes (Spear, 2009). In deze adolescentieperiode zijn er naast een genetische aanleg ook andere factoren die hun bijdrage kunnen leveren aan delinquent gedrag. Zoals eerdergenoemd bijvoorbeeld leeftijdsgenoten die belangrijker worden. Verder is de adolescentie niet alleen een interessante leeftijdsperiode omdat meer

(6)

losgekoppeld wordt van de ouders, maar ook omdat het wordt gekarakteriseerd door een normatieve toename van riskant gedrag (Bjork et al., 2004).

Naast het verschil in start van adolescentie tussen jongens en meisjes, is er ook een verschil in gedrag dat kan leiden tot verschillende delinquente uitingen. Zo is bekend dat jongens vaak meer externaliserend en fysiek probleemgedrag vertonen, terwijl meisjes meer internaliserend en emotioneel probleemgedrag vertonen (Nooner, Hooper, & De Bellis, 2017). Deze verschillen zorgen mogelijk voor verschillen in uiting van delinquent gedrag, zoals meer fysieke delinquentie bij jongens. Bennett, Farrington en Huesmann (2005) vermelden dat mannen meer geweld gebruiken bij delinquentie dan vrouwen. Bovendien kunnen mannen de gevolgen van criminaliteit minder goed inschatten en zijn ze daarom risicovoller (Snedker, 2015). Deze redenen vormen de verwachting dat jongens in reactie op een inadequate opvoedingsstijl eerder fysiek en externaliserend delinquent gedrag zullen vertonen dan

meisjes. Jongens zouden bijvoorbeeld eerder probleemgedrag kunnen vertonen waarbij fysiek geweld van toepassing is.

Een laatste verschil tussen jongens en meisjes is dat gesuggereerd wordt dat ouderlijke opvoedingsstijl een verschillende invloed heeft op hen. Zo vindt onderzoek van Aunola, Stattin en Nurmi (2000) dat bij jongens geen verschil is wanneer zij permissief of autoritatief worden opgevoed, terwijl meisjes bij een permissieve opvoedingsstijl depressiever zijn. Daarnaast blijken jongens meer zelfvertrouwen te hebben dan meisjes wanneer zij met een inadequate opvoedingsstijl worden opgevoed. Verder wijst onderzoek (Dornbusch, Ritter, Leiderman, Roberts, & Fraleigh, 1987) uit dat jongens minder sociaal assertief zijn dan meisjes wanneer zij autoritatief zijn opgevoed. Tot slot komt Dwairy (2004) met de conclusie dat jongens gevoeliger zijn voor conduct disorder bij een permissieve of autoritaire

opvoedingsstijl waar meisjes gevoeliger zijn voor identiteitsstoornis, angststoornis en

(7)

meer internaliserend. Op basis van deze gegevens wordt dan ook verwacht dat jongens zich meer externaliserend uiten en dat dit ook invloed heeft op wat voor delinquent gedrag zij vertonen. De verwachting is dat jongens minder gevoelig zijn voor zowel een negatieve als positieve opvoedingsstijl van de ouders.

Een eerdere meta-analyse is gedaan naar de relatie tussen ouderlijke opvoeding en delinquentie in de adolescentie (Hoeve et al., 2009), maar niet specifiek naar adolescente jongens. Zoals eerder genoemd vormen zij een aparte doelgroep en is het dus belangrijk dat er aandacht aan hen wordt besteed. Daarnaast richtte deze meta-analyse zich niet specifiek op opvoedingsstijl maar op de opvoeding in het algemeen, dus ook op aspecten ervan. Het is van belang dat bekend is welke ouderlijke opvoedingsstijl een risicofactor vormt voor

delinquentie in de adolescentie. Zo kan jeugddelinquentie vroegtijdig gesignaleerd worden en kunnen interventies wellicht hierop gecreëerd of aangepast worden. De problemen kunnen zo bij de bron worden aangepakt en richten zich daarmee op de criminogene behoeften van een individu (Van der Put, Deković, Stams, Hoeve, & Van der Laan, 2012).

Omdat jongens dus een aparte doelgroep vormen, de adolescentie als belangrijke levensfase wordt gezien en ouderlijke opvoedingsstijl een unieke bijdrage levert, staat in dit literatuuronderzoek de vraag centraal wat het verband is tussen ouderlijke opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder adolescente jongens. Hierbij zijn de hypothesen dat jongens meer fysieke en externaliserende delinquentie vertonen en dat zij minder gevoelig zijn voor zowel een negatieve als positieve opvoedingsstijl van de ouders. Om tot een antwoord te komen op de hoofdvraag, worden verschillende onderzoeken besproken. Er wordt gekeken naar een verwaarlozende opvoedingsstijl, een autoritaire opvoedingsstijl, een autoritatieve

opvoedingsstijl en een permissieve opvoedingsstijl, en hoe deze in verhouding staan tot delinquent gedrag. Vervolgens wordt gekeken of deze onderzoeken overeenkomstig zijn of dat ze verschillende verbanden rapporteren. Hiermee worden dus eerst de deelvragen

(8)

beantwoord en vervolgens de hoofdvraag. Verder wordt gekeken naar sterke en zwakke punten van dit literatuuronderzoek en naar eventuele verbeterpunten. Tot slot wordt geconcludeerd wat het verband is tussen ouderlijke opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder adolescente jongens.

Verwaarlozende Opvoedingsstijl en Delinquentie

De laatst geïntroduceerde opvoedingsstijl is de verwaarlozende opvoedingsstijl door MacCoby en Martin (1983). Deze wordt gekenmerkt door ouders die niet responsief zijn, geen grenzen stellen aan het kind en waarbij vaak sprake is van zowel fysieke als emotionele verwaarlozing. Fysieke en emotionele verwaarlozing hebben vrijwel nooit positieve gevolgen en dus is het de vraag hoe makkelijk kinderen zich delinquent ontwikkelen wanneer ouders deze opvoedingsstijl hanteren. Veel voorkomende gevolgen van fysieke en emotionele verwaarlozing zijn namelijk angst, depressie en gedragsproblemen en het wordt dan ook gezien als kindermishandeling (Lukkassen, 2013). Deze problemen kunnen op hun beurt weer leiden tot delinquentie (Mersky & Reynolds, 2007). Vanwege bovengenoemde relatie staat in deze paragraaf de vraag centraal wat het verband is tussen een verwaarlozende

opvoedingsstijl en delinquentie onder adolescente jongens.

Een van de resultaten uit onderzoek naar het verband tussen een verwaarlozende opvoedingsstijl en delinquentie is dat een verwaarlozende opvoedingsstijl het hoogst correleert met delinquentie in de adolescentie en met aanhoudende delinquentie op latere leeftijd (Hoeve et al., 2008). Jongens blijken over het algemeen zwaarder delinquent te zijn dan meisjes in de vroege adolescentie. Eenzelfde effect werd gevonden in ander onderzoek, namelijk dat delinquentie onder jongeren waarvan de ouders een verwaarlozende

opvoedingsstijl hebben, significant hoger is dan wanneer de ouders een van de andere opvoedingsstijlen hanteren (Tapia, Alarid, & Clare, 2018). Voor vaders en moeders apart

(9)

werd geen verschil gevonden. Ook uit dit onderzoek bleek dat jongens meer crimineel gedrag vertonen dan meisjes.

Ander onderzoek kwam met uitgebreidere resultaten (Hoeve, Dubas, Gerris, Van der Laan, & Smeenk, 2011). Concluderend vonden zij dat wanneer beide ouders verwaarlozend zijn, de kans op delinquentie onder jongeren het grootst is. Wanneer echter gecontroleerd werd voor geslacht van de jongeren gold dit alleen voor adolescente jongens. Een

verwaarlozende opvoedingsstijl van de vader is ook gerelateerd aan een toenemende mate van delinquentie op latere leeftijd bij jongens (Hoeve et al., 2011). Deze bevinding is

vergelijkbaar met wat eerder werd gevonden door Hoeve et al. (2008). Opvallend hier is dat dus alleen jongens een toenemende mate van delinquentie op latere leeftijd ervaren wanneer de vader verwaarlozend is. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat jongens gevoeliger zijn voor de opvoedingsstijl van hun vader omdat dat hun rolmodel is. Wanneer dit rolmodel inadequaat reageert, is de jongere sneller geneigd om delinquent te worden (De Kemp, Scholte, Overbeek, & Engels, 2006).

Verder bleek dat wanneer beide ouders verwaarlozend zijn, het risico op delinquent gedrag het grootst is. Jongens hebben een hoger niveau van delinquentie als beide ouders verwaarlozend zijn (Hoeve et al., 2011). Aangetoond wordt dus dat delinquent gedrag onder jongeren afhankelijk is van de combinatie van de twee opvoedingsstijlen die ouders hanteren. Tot slot kwam de conclusie dat een verwaarlozende moeder gecompenseerd kan worden door een permissieve of autoritatieve vader. Dat dit onderzoek wel een verschil vindt tussen vader en moeder en onderzoek van Tapia et al. (2018) niet, kan wellicht verklaard worden door de leeftijdscategorie van de onderzoeken. Tapia et al. (2018) onderzochten jongeren van 12 tot 16 jaar terwijl Hoeve et al. (2008) jongeren onderzochten van 14 tot 22 jaar. Wanneer

(10)

dat zij beter en meer de verschillen in opvoedingsstijl van ouders kunnen onderscheiden en daar dus op reageren (Aunola et al., 2000).

Naast de onderzoeken expliciet verricht naar de relatie tussen een permissieve opvoedingsstijl en delinquentie onder adolescenten, blijkt dat al veroordeelde delinquente jongeren ook het minst competent en volwassen zijn wanneer hun ouders verwaarlozend zijn (Steinberg, Blatt‐Eisengart, & Cauffman, 2006). Zij ervaren ook de meeste internaliserende stress en externaliserende problemen. Deze eigenschappen vormen op hun beurt weer een risicofactor om te recidiveren en ook zwaardere delicten te plegen (Murray & Farrington, 2010). Daarnaast zijn jongeren met verwaarlozende ouders die gebruik maken van het internet, het meest betrokken in agressieve conflicten (Vale, Pereira, Gonçalves, & Matos, 2018). Cyberagressie is een vorm van probleemgedrag dat vooraf kan gaan aan delinquentie. Het internet is tegenwoordig niet uit onze samenleving weg te denken en ook hier vindt

delinquent gedrag onder adolescenten regelmatig plaats (Miraz, Ali, Excell, & Picking, 2018). Geconcludeerd kan worden dat een verwaarlozende opvoedingsstijl negatieve

gevolgen heeft voor adolescente jongeren en kan leiden tot delinquentie. Jongens blijken over het algemeen meer delinquent gedrag te vertonen dan meisjes en zijn ook gevoeliger wanneer de vader of beide ouders een verwaarlozende opvoedingsstijl hanteren. Wanneer beide ouders verwaarlozend zijn, is de kans op delinquent gedrag onder jongens het grootst. Verder leidt een verwaarlozende opvoedingsstijl niet altijd per se gelijk tot delinquentie, maar blijkt wel dat jongeren ook internaliserende stress, externaliserende problemen ontwikkelen en minder competent zijn. Dit zijn eigenschappen die makkelijker leiden tot delinquentie en waarbij jongeren uiteindelijk ook daadwerkelijk delinquent kunnen worden.

Autoritaire Opvoedingsstijl en Delinquentie

Een eerste oorspronkelijke opvoedingsstijl van Baumrind (1966) is de autoritaire opvoedingsstijl. Deze wordt gekenmerkt door de onevenwichtige relatie tussen ouders en kind

(11)

waarbij veel controle en regels zijn. Ouders zijn streng en geven het kind weinig ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat kinderen deviant en uiteindelijk delinquent gedrag vertonen omdat de discrepantie tussen wat het kind wil en wat de ouders willen te groot is (Peer, 2009). Ouders verbieden veel en zien bepaalde gedragingen sneller als deviant. Wanneer ouders gedragingen snel deviant vinden, kan er een self-fulfilling prophecy ontstaan. Het kind denkt dat het toch al deviant gedrag vertoont en gaat zich

daarnaar gedragen (Rubington & Weinberg, 2015). In deze paragraaf staat daarom de vraag centraal wat het verband is tussen een autoritaire opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder adolescente jongens.

Een autoritaire opvoedingsstijl met veel controle en orde geeft een verhoogd risico op delinquentie later in de adolescentie. Dit blijkt uit onderzoek naar een autoritaire en

autoritatieve opvoedingsstijl specifiek gericht op jongens (Hoeve et al., 2007). Soortgelijk onderzoek toont aan dat er een grote kans bestaat op delinquent gedrag wanneer de ouders autoritair zijn, veel straffen en weinig ondersteuning geven (Baldry & Farrington, 2000). Dit effect bleek bij jongens meer van toepassing te zijn dan bij meisjes en ook komt delinquentie over het algemeen meer voor bij jongens. Deze bevinding werd eveneens gedaan door Tapia et al. (2018), hoewel het effect niet significant bleek te zijn. Gevonden werd dat delinquentie onder jongeren met autoritaire ouders hoger is en dat meer delinquent gedrag plaatsvindt wanneer de moeder autoritair is. Ook dit verschil is niet significant. Een mogelijke verklaring dat dit onderzoek geen significant effect heeft gevonden kan zijn omdat het geen onderscheid heeft gemaakt in geslacht van de adolescenten. Onderzoek van Hoeve et al. (2007) is

specifiek gericht op jongens en Baldry en Farrington (2000) maken onderscheid tussen jongens en meisjes en vinden daarin ook een verschil. Wanneer onderscheid gemaakt wordt tussen jongens en meisjes in onderzoek van Tapia et al. (2018), zou er een significant effect

(12)

kunnen bestaan voor jongens. Bij onderscheid in geslacht kan een effect namelijk anders of meer naar voren komen (Agresti & Franklin, 2014).

Ander onderzoek naar etnische verschillen in ouderlijke opvoedingsstijl en de relatie met delinquentie toont aan dat adolescente jongens van Marokkaanse afkomst, in vergelijking met Nederlandse jongens, significant meer delinquentie laten zien (Lahlah, Van der Knaap, Bogaerts, & Lens, 2014). Marokkaanse jongens werden vaak meer opgevoed met veel afwijzing en strengheid van de ouders, wat onderdeel is van een autoritaire opvoedingsstijl. Verder blijkt ook dat deze jongens meer gewelddadige delinquentie vertonen (Lahlah et al., 2014). Uit dit onderzoek blijkt dus dat een autoritaire opvoedingsstijl zorgt voor delinquentie op zich, maar ook voor meer gewelddadige delinquentie.

Verder is een aantal onderzoeken gedaan dat niet expliciet naar ouderlijke

opvoedingsstijl en delinquent gedrag heeft gekeken maar bijvoorbeeld naar aspecten van een opvoedingsstijl of naar de relatie met probleemgedrag. Deze onderzoeken zijn interessant om in beschouwing te nemen omdat aspecten van een opvoedingsstijl de opvoedingsstijl adequaat representeren of omdat bepaald probleemgedrag vaak voorafgaat aan delinquent gedrag. Zo blijkt bijvoorbeeld dat wanneer ouders veel toezicht en controle houden en vijandig zijn naar het kind, jongeren minder goed functioneren (Williams & Steinberg, 2011). Veel toezicht, controle en vijandigheid vormen aspecten van een autoritaire opvoedingsstijl. Daarnaast blijkt een autoritaire opvoedingsstijl het minst effectief om delinquent gedrag onder jongeren af te schrikken (Mowen & Schroeder, 2018).

Een van de onderzoeken naar de relatie tussen ouderlijke opvoedingsstijl en

probleemgedrag onder adolescente jongeren, concludeert dat de psychosociale ontwikkeling er sterk onder lijdt wanneer ouders autoritair zijn (Steinberg et al., 2006). Wel is opvallend dat jongeren met autoritaire ouders niet verschilden van jongeren met autoritatieve ouders wat internaliserende stress en externaliserende problemen betreft (Steinberg et al., 2006). In

(13)

tegenstelling tot eerdergenoemde onderzoeken blijkt een autoritaire opvoedingsstijl hier niet de minst gunstige gevolgen te hebben voor een kind. Wel laat ook dit onderzoek zien dat een autoritaire opvoedingsstijl negatieve gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling.

Psychosociale onderontwikkeling kan namelijk een risicofactor vormen voor later delinquent gedrag (Murray & Farrington, 2010). Een mogelijke verklaring voor dit onderzoek dat het niet de minst gunstige opvoedingsstijl is voor delinquentie in de adolescentie, is dat het onderzoek heeft verricht onder de lagere klasse. Mogelijk is dat armere ouders veel controle en regels nodig hebben om structuur te houden omdat zij langdurig worden blootgesteld aan financiële stress. De opvoeding kan hieronder lijden omdat ouders dan andere essentiële dingen hebben waar zij zich mee bezig moeten houden (Slack, Holl, McDaniel, Yoo, & Bolger, 2004).

Naast psychosociale onderontwikkeling kunnen kinderen van autoritaire ouders zich ook minder goed psychologisch en gedragsmatig aanpassen, met als gevolg een grotere kans op woede, depressie en conduct problemen (Smith & Moore, 2013). Dit zorgt vervolgens voor een toename in delinquente gedragingen. De kans op conduct problemen is voor jongens significant hoger dan voor meisjes, wat weer wijst op de meer externaliserende

problematisering (Smith & Moore, 2013). Niet alleen is er kans op verminderde psychosociale uitkomsten, ook neemt de kans op internaliserend en externaliserend

probleemgedrag toe bij een autoritaire opvoedingsstijl (Talib, Abdullah, & Mansor, 2011). Internaliserend en externaliserend probleemgedrag geeft een verhoogde kans op delinquente handelingen en vormt daarom een indirect verband tussen een autoritaire opvoedingsstijl en delinquentie (Mersky & Reynolds, 2007).

Concluderend kan gesteld worden dat een autoritaire opvoedingsstijl ook negatieve gevolgen kan hebben en daarmee een verhoogde kans geeft op delinquent gedrag onder adolescente jongens. Jongens met autoritaire ouders hebben een verhoogde kans op

(14)

liet een aantal onderzoeken zien dat er niet per se een direct verband is tussen een autoritaire opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder jongeren, maar dat een autoritaire opvoedingsstijl een negatieve invloed kan hebben op het psychosociaal welbevinden, internaliserende stress en externaliserende problemen. Hetgeen vervolgens kan leiden tot delinquent gedrag. Jongens hebben een grotere kans dan meisjes op conduct problemen en externaliserend

probleemgedrag en ondervinden significant minder angst voor criminaliteit. Autoritatieve Opvoedingsstijl en Delinquentie

Een tweede oorspronkelijke opvoedingsstijl van Baumrind (1966) is de autoritatieve opvoedingsstijl. Dit wordt gezien als de meest gewenste opvoedingsstijl, omdat ouders betrokken zijn bij het kind en adequate aanwijzingen geven over de gedragshouding (Bakker, 2009). Wanneer ouders warm en liefdevol zijn naar hun kind, kan dit als protectieve factor fungeren wanneer risicofactoren aanwezig zijn of als promotieve factor wanneer geen risicofactoren aanwezig zijn maar het toch zorgt voor een positievere ontwikkeling van het kind. Een goede thuisbasis wordt namelijk als belangrijk beschouwd (Baumrind, 1966). Verwacht wordt bij een autoritatieve opvoedingsstijl dat het als protectieve of promotieve factor fungeert voor delinquent gedrag en dat jongens dus minder delinquent gedrag vertonen wanneer ouders autoritatief zijn. In deze paragraaf staat dan ook de vraag centraal wat het verband is tussen een autoritatieve opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder adolescente jongens.

Een van de onderzoeken naar het verband tussen een autoritatieve opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder jongeren toont aan dat er een negatief verband bestaat tussen een autoritatieve opvoedingsstijl, deviante leeftijdsgenoten en delinquent gedrag (Simons, Simons, Burt, Brody, & Cutrona, 2005). Dit houdt in dat jongeren met autoritatieve ouders minder met deviante leeftijdsgenoten omgaan en minder delinquent gedrag vertonen. Een autoritatieve opvoedingsstijl vermindert delinquent gedrag en de omgang met deviante

(15)

leeftijdsgenoten, ongeacht de buurt waarin een kind opgroeit (Simons et al., 2005). Dit zou beschouwd kunnen worden als protectieve factor. Verder is gebleken dat Nederlandse jongens ten opzichte van Marokkaanse jongens minder delinquent gedrag vertonen omdat zij een autoritatieve opvoedingsstijl ervaren (Lahlah et al., 2014). Het onderzoek had betrekking op Marokkaanse en Nederlandse jongens en onderzocht etnische verschillen in ouderlijke opvoedingsstijl.

Een autoritatieve opvoedingsstijl is ook voorspellend voor positieve uitkomsten van een kind (Hoeve et al., 2008). Later onderzoek kwam ook tot deze conclusie maar met uitgebreidere resultaten (Hoeve et al., 2011). Daaruit blijkt dat jongeren significant minder betrokken zijn bij delinquente handelingen wanneer zij een autoritatieve vader hebben dan wanneer hun vader permissief of verwaarlozend is. Wanneer een van de ouders autoritatief is, blijkt delinquentie onder jongeren ook lager te zijn dan wanneer een van de andere

opvoedingsstijlen wordt gehanteerd door een of beide ouders. Verder toont dit onderzoek dat een autoritatieve moeder de kans op delinquentie verkleint, ongeacht de opvoedingsstijl van de vader. Eenzelfde effect blijkt te zijn dat vergeleken met een autoritatieve opvoedingsstijl, elke andere opvoedingsstijl een significant groter risico geeft op delinquent gedrag onder jongeren (Tapia et al., 2018). Hier werd geen verschil gevonden tussen vader en moeder. Wel blijken jongens meer delinquent gedrag te vertonen dan meisjes. Deze meegenomen

onderzoeken waren allemaal longitudinaal wat mogelijk zorgt voor uitgebreidere resultaten, elk onderzoek maakte gebruik van vragenlijsten en Hoeve et al. (2008) maakte ook gebruik van officiële data zoals documenten van de jeugdrechtbank. De leeftijdscategorieën in elk onderzoek waren ook verschillend. De verschillende methoden, studiesoorten en doelgroepen van deze en eerdergenoemde onderzoeken kwamen allemaal tot een soortgelijk resultaat. Dit vormt een sterke verdediging voor minder delinquentie bij een autoritatieve opvoedingsstijl. Wel is het mogelijk dat het verschil in leeftijd zorgt voor het wel of niet vinden van een

(16)

significant verschil tussen vader en moeder. Hoeve et al. (2011) vonden namelijk wel een significant verschil tussen vader en moeder, maar hadden een brede doelgroep van 14 tot 22 jaar. Tapia et al. (2018) hadden een doelgroep van 12 tot 16 jaar, dit is een jongere en minder brede doelgroep. Het is mogelijk dat verschil in opvoedingsstijl beter en meer wordt ervaren naarmate kinderen ouder zijn.

Verdere onderzoeken zijn verricht naar het indirecte verband tussen ouderlijke

opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder jongeren. Zo blijkt bijvoorbeeld dat veroordeelde jongeren beter psychosociaal ontwikkeld zijn wanneer zij autoritatieve ouders hebben

(Steinberg et al., 2006). Daarnaast zijn ze minder gevoelig voor zowel internaliserende stress als externaliserende problemen en hebben zij minder kans op zwaardere delinquentie

(Steinberg et al., 2006). Ook blijkt dat wanneer de moeder autoritatief is, de kans op zowel internaliserend als externaliserend probleemgedrag afneemt en daarmee de kans op later delinquent gedrag (Talib et al., 2011). Internaliserend en externaliserend probleemgedrag vormt namelijk een risicofactor voor delinquentie later in de adolescentie (Murray &

Farrington, 2010). Een ander onderzoek naar al veroordeelde jongeren werd gedaan naar het verband tussen ouderschap en aanpassing (Williams & Steinberg, 2011). Dit onderzoek is niet specifiek verricht naar ouderlijke opvoedingsstijl maar naar aspecten ervan. Uit de resultaten bleek dat een positieve ontwikkeling bij adolescenten plaatsvindt wanneer ouders veel warmte en weinig vijandigheid tonen naar het kind, hetgeen gekarakteriseerd wordt door een

autoritatieve opvoedingsstijl.

Tot slot laat onderzoek zien dat jongeren met autoritatieve ouders minder betrokken zijn in cyberagressie en conflicten (Vale et al., 2018). Ook dit onderzoek heeft niet gekeken naar het directe verband tussen een autoritatieve opvoedingsstijl en delinquent gedrag maar zoals eerdergenoemd is het internet een belangrijke omgeving waar delinquentie plaats kan vinden (Miraz et al., 2018). Dit onderzoek is van belang omdat cyberagressie een vorm van

(17)

probleemgedrag is dat vooraf kan gaan aan delinquentie (Brewer, Cale, Goldsmith, & Holt, 2018). Een laatste opvallende bevinding is dat wanneer ouders en kind een goede

gehechtheidsrelatie hebben en veel autonoom support gegeven wordt, angst voor criminaliteit onder adolescenten afneemt (Podaná & Krulichová, 2018). Deze aspecten zijn onderdeel van een autoritatieve opvoedingsstijl en dus kan gesuggereerd worden dat deze in verband staat met minder angst voor criminaliteit onder adolescenten. Deze onderzoeken hadden betrekking op zowel jongens als meisjes.

Geconcludeerd kan worden dat een autoritatieve opvoedingsstijl significant minder delinquentie tot gevolg heeft onder adolescente jongens. Dit in vergelijking met

eerdergenoemde opvoedingsstijlen. Alle besproken onderzoeken laten een positief resultaat zien voor een autoritatieve opvoedingsstijl. Verschillende onderzoeken tonen een direct verband tussen een autoritatieve opvoedingsstijl en delinquent gedrag. Zo blijkt dat een autoritatieve moeder de kans op delinquent gedrag verkleint ongeacht de opvoedingsstijl van de vader. Een autoritatieve opvoedingsstijl van de moeder kan dus als buffer fungeren. Andere onderzoeken laten een minder direct verband zien maar hebben ook een positieve uitkomst. Een autoritatieve opvoedingsstijl zorgt namelijk voor een betere psychosociale ontwikkeling, minder internaliserend en minder externaliserend probleemgedrag. Hiermee neemt ook de kans op zwaardere delinquentie en delinquentie later in de adolescentie af. Jongens ontwikkelen zich beter wanneer ouders autoritatief zijn en hebben daarmee minder kans om zich delinquent te ontwikkelen.

Permissieve Opvoedingsstijl en Delinquentie

Een derde oorspronkelijke opvoedingsstijl van Baumrind (1966) is de permissieve opvoedingsstijl. Hierbij liggen de verantwoordelijkheden bij het kind zelf omdat het nooit gecorrigeerd wordt en bestaat er een oppervlakkige relatie tussen ouders en kind. De vraag is in hoeverre ouders bij deze opvoedingsstijl invloed hebben gehad op het delinquente gedrag

(18)

van de jongere. Slechts enkele onderzoeken doen een uitspraak over een permissieve opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder jongeren, daarnaast zijn niet alle effecten significant. Onderzoek wordt voornamelijk verricht naar de overige drie opvoedingsstijlen. Om bovenstaande redenen staat in deze paragraaf de vraag centraal wat het verband is tussen een permissieve opvoedingsstijl en delinquent gedrag onder adolescente jongens.

Een van de onderzoeken vindt dat delinquente jongens vaak een hogere mate van permissieve ouderlijke opvoeding hebben ervaren (Moitra, Mukherjee, & Chatterjee, 2018). Een significant effect voor een verwaarlozende opvoedingsstijl is enkel bij dit onderzoek gevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat dit onderzoek als enige gebruik heeft gemaakt van observaties als methode. Alle overige onderzoeken hebben gebruik gemaakt van vragenlijsten, interviews en Hoeve et al. (2008) ook van officiële data zoals documenten van de jeugdrechtbank. Mogelijk is dat observatoren een opvoedingsstijl als permissief

categoriseren waar jongeren zelf een andere opvoedingsstijl zouden formuleren. Een ander gevonden effect is dat adolescenten met een permissieve moeder meer delinquent gedrag ondervinden dan adolescenten met een permissieve vader, echter bleek dit verschil niet significant (Tapia et al., 2018).

Sommige onderzoeken vonden wel ook een effect, maar deze effecten waren minder sterk dan dat van andere opvoedingsstijlen met delinquentie. Zo schrijven Steinberg et al. (2006) dat permissieve ouders tussen de extremen van verwaarlozend en autoritatief in zitten, wel bleken delinquente jongeren met permissieve ouders minder goed te functioneren dan wanneer zij autoritaire ouders hebben. Psychosociaal bleek dit ook zo te zijn. Daarnaast neemt de kans op internaliserend en externaliserend probleemgedrag toe wanneer de moeder

permissief is, dit effect is wel minder dan bij een autoritaire moeder (Talib et al., 2011). Tot slot is een permissieve opvoedingsstijl gecorreleerd met een verhoogde kans op delinquentie (Hoeve et al., 2011). Wanneer echter gecontroleerd werd voor geslacht, geldt dit niet voor

(19)

adolescente jongens. Delinquentie onder adolescente jongens is onafhankelijk van het aantal ouders dat permissief is (Hoeve et al., 2011).

Hieruit kan geconcludeerd worden dat een permissieve opvoedingsstijl in bepaalde mate gecorreleerd is met delinquent gedrag onder jongeren maar dat het vaak tussen de extremen in zit. Wel geeft een permissieve opvoedingsstijl een (klein) verhoogde kans op een mindere psychosociale ontwikkeling of probleemgedrag. Tot slot blijkt uit onderzoek dat een permissieve opvoedingsstijl gecontroleerd voor jongens geen effect heeft. Delinquentie bleek voor hen onafhankelijk van een of beide permissieve ouders. Een permissieve opvoedingsstijl laat dus een minder sterk effect zien dan de overige opvoedingsstijlen en is bij jongens niet altijd aanwezig.

Conclusies en Discussie

Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat het soort ouderlijke

opvoedingsstijl een verhoogde kans kan geven op delinquent gedrag of juist als protectieve of promotieve factor kan fungeren tegen delinquent gedrag onder adolescente jongens. Een verwaarlozende opvoedingsstijl geeft een verhoogde kans op delinquentie en zorgt eveneens voor delinquentie op latere leeftijd. Jongens zijn gevoeliger dan meisjes wanneer de vader of beide ouders verwaarlozend zijn. Naast de verwaarlozende opvoedingsstijl bleek ook de autoritaire opvoedingsstijl een verhoogde kans te geven op delinquent gedrag. Jongens hebben een grote kans op delinquent gedrag in de adolescentie wanneer hun ouders autoritair zijn, maar ook op delinquentie later in de adolescentie. Daarnaast blijken jongens meer gewelddadige delinquentie te plegen wanneer de ouders autoritair zijn. Psychologisch en gedragsmatig zijn deze jongeren minder ontwikkeld en jongens hebben daarmee een verhoogde kans op conduct problemen.

Verder volgt de conclusie dat een autoritatieve opvoedingsstijl de meest gunstige opvoedingsstijl is. Wanneer ouders een autoritatieve opvoedingsstijl hanteren, vertonen

(20)

jongeren significant minder delinquent gedrag. Dit in vergelijking met de overige drie opvoedingsstijlen. Het vormt een protectieve of promotieve factor voor delinquent gedrag. Wanneer de moeder autoritatief is, verkleint dit de kans op delinquent gedrag ongeacht de opvoedingsstijl van de vader. In tegenstelling tot de negatieve en positieve opvoedingsstijlen ten opzichte van delinquentie, was er een opvoedingsstijl die er tussenin zit. Dit betreft de permissieve opvoedingsstijl en opmerkelijk was dat een aantal effecten niet significant bleken. Bij jongens was een effect niet altijd aanwezig en weinig onderzoek is tot heden verricht naar deze opvoedingsstijl.

Alomvattend kan geconcludeerd worden dat een autoritatieve opvoedingsstijl het meest gunstig is voor de ontwikkeling van een kind en weinig delinquentie tot gevolg heeft. Een verwaarlozende en autoritaire opvoedingsstijl blijken het minst gunstig, deze

opvoedingsstijlen geven namelijk een verhoogde kans op delinquentie in de adolescentie. Tot slot zit de permissieve opvoedingsstijl tussen deze extremen in, maar deze bevinding moet met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Deze resultaten worden ook bevestigd door eerder onderzoek van Steinberg et al. (2006) waarbij onderzoek is verricht naar alle vier de opvoedingsstijlen en soortgelijke resultaten zijn gevonden. Verder wordt de verwachting bevestigd dat jongens meer fysiek en externaliserend probleemgedrag vertonen, dit blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van Lahlah et al. (2014) omdat jongens gewelddadiger zijn. Daarnaast kan ook de verwachting dat jongens minder gevoelig zijn voor zowel een negatieve als positieve opvoedingsstijl van de ouders bevestigd worden. Hoeve et al. (2011) confirmeert dit doordat jongens, in tegenstelling tot meisjes, de grootste kans hebben om delinquent te worden wanneer beide ouders verwaarlozend zijn. Daarnaast zijn jongens vaker delinquent ten gevolge van een autoritaire opvoedingsstijl (Baldry & Farrington, 2000) en zijn zij ondanks een autoritatieve opvoedingsstijl vaak meer delinquent dan meisjes (Tapia et al., 2018).

(21)

Een kanttekening die bij dit onderzoek gemaakt kan worden is dat niet alle onderzoeken specifiek onderzoek hebben verricht naar jongens. Sommige onderzoeken hadden betrekking op jongens en meisjes maar kwamen met aparte resultaten per geslacht. Wanneer een effect voor jongeren in het algemeen werd gevonden, kan het mogelijk zijn dat een effect niet meer of anders aanwezig is wanneer gecontroleerd zou worden voor geslacht en dat het dus niet meer van belang is voor jongens. Een andere kanttekening die gemaakt kan worden is dat weinig onderzoek is verricht naar het verband tussen een permissieve

opvoedingsstijl en delinquentie onder jongeren. Deze resultaten en conclusie moeten dus met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd en verder onderzoek met uitgebreidere resultaten naar deze opvoedingsstijl wordt gewenst. Een laatste kanttekening die gemaakt kan worden is dat veel onderzoeken gebruik hebben gemaakt van zelfrapportagevragenlijsten. Hierbij is het mogelijk dat antwoorden vertekend zijn en dus geen reële weergave tonen van de

werkelijkheid. Jongeren kunnen namelijk sociaal wenselijke antwoorden geven omdat schaamte wordt ervaren voor hun delinquente handelingen (Kämpfe, Penzhorn, Schikora, Dünzl, & Schneidenbach, 2009). In tegenstelling tot schaamte kunnen jongeren ook vertekende antwoorden geven omdat zij graag stoer over willen komen met de delinquente handelingen die zij hebben verricht en handelingen daarom misschien overdrijven of anders laten lijken (Osgood & Anderson, 2004).

Dit onderzoek heeft naast deze kanttekeningen ook sterke punten. Een van de sterke punten van dit onderzoek is dat in de verschillende onderzoeken veel verschillende

leeftijdscategorieën zijn meegenomen. Vaak vond overlap plaats en sommigen waren breder dan anderen. De adolescentie kent geen scherp onderscheid van begin- of eindleeftijd.

Daarnaast is deze leeftijdsfase voor iedereen verschillend en ook wanneer deze begint en hoe lang deze aanhoudt. Het is dus goed dat veel verschillende leeftijdscategorieën zijn

(22)

sterk punt van dit onderzoek, wat het ook beter generaliseerbaar maakt, is dat alle onderzoeken gebruik hebben gemaakt van grote steekproeven. Zo bestonden alle

steekproeven uit minstens 300 participanten behalve dat van Moitra et al. (2018). Meerdere onderzoeken bestonden zelfs uit meer dan 1000 participanten. Grotere steekproeven maken een onderzoek betrouwbaarder (Agresti & Franklin, 2014). Tot slot is een sterk punt dat de onderzoeken die meegenomen zijn in dit onderzoek verschillende nationaliteiten hebben onderzocht. Dit maakt het beter generaliseerbaar naar adolescenten in het algemeen, ongeacht de nationaliteit.

Een aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om meer onderzoek te verrichten naar de permissieve opvoedingsstijl zodat daar een betere uitspraak over gedaan kan worden. Daarnaast is het goed om te kijken naar meer onderzoeken die alleen adolescente jongens als doelgroep hebben of onderscheid maken in geslacht en onderzoeken die naast

zelfrapportagevragenlijsten ook gebruik maken van bijvoorbeeld officiële data. Vertekeningen van jongeren en niet meer of anders aanwezige effecten voor jongens worden hiermee

uitgesloten. Wel heeft dit onderzoek aangegeven dat de ouderlijke opvoedingsstijl dus een belangrijke voorspeller is voor delinquent gedrag. Wanneer een kind deviant gedrag vertoont kan gekeken worden naar de opvoedingsstijl van de ouders en is het wellicht mogelijk om dit vroegtijdig te signaleren en hierop in te gaan. Interventies kunnen zich dan op de ouders richten wat betekent dat het probleem bij de bron wordt aangepakt en zich richt op de criminogene behoeften. Mogelijkerwijs kan delinquentie bij jongens hiermee in de toekomst voorkomen worden, waarmee voldaan zou kunnen worden aan het gezegde: voorkomen is beter dan genezen.

(23)

Literatuur

Agresti, A. & Franklin, C. (2014). Statistics: The art and science of learning from data. (New International Edition) Boston, MA: Pearson Education.

Angenent, H. L. W. (2004). Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling. Baarn, Nederland: HB Uitgevers.

Aunola, K., Stattin, H., & Nurmi, J. E. (2000). Parenting styles and adolescents' achievement strategies. Journal of Adolescence, 23, 205-222. doi:10.1006/jado.2000.0308

Bakker, N. (2009). De ‘goede’ opvoeding in het gezin: over veranderende kwaliteitsnormen in de twintigste eeuw. Het Pedagogisch Quotiënt, 21-44. Ontleend aan

https://link-springer-com.proxy.uba.uva.nl:2443/content/pdf/10.1007%2F978-90-313-7977-4.pdf Baldry, A. C., & Farrington, D. P. (2000). Bullies and delinquents: Personal characteristics

and parental styles. Journal of Community & Applied Social Psychology, 10, 17-31. doi:10.1002/(SICI)1099-1298(200001/02)10:1<17::AID-CASP526>3.0.CO;2-M Baumrind, D. (1996). The discipline controversy revisited. Family Relations, 45, 405-414.

doi:10.2307/585170

Bennett, S., Farrington, D. P., & Huesmann, L. R. (2005). Explaining gender differences in crime and violence: The importance of social cognitive skills. Aggression and Violent Behavior, 10, 263-288. doi:10.1016/j.avb.2004.07.001

Bessant, J., & Hil, R. (1998). Parenting on trial: State wards’ and governments’ accountability in Australia. Journal of Criminal Justice, 26, 145-157.

doi:10.1016/S0047-2352(97)00076-7

Bjork, J. M., Knutson, B., Fong, G. W., Caggiano, D. M., Bennett, S. M., & Hommer, D. W. (2004). Incentive-elicited brain activation in adolescents: Similarities and differences from young adults. Journal of Neuroscience, 24, 1793-1802.

(24)

Brewer, R., Cale, J., Goldsmith, A., & Holt, T. (2018). Young people, the internet, and emerging pathways into criminality: A study of Australian adolescents. International Journal of Cyber Criminology, 12, 115-132. doi:10.5281/zenodo.1467853

Brown, B. B., & Bakken, J. P. (2011). Parenting and peer relationships: Reinvigorating research on family–peer linkages in adolescence. Journal of Research on Adolescence, 21, 153-165. doi:10.1111/j.1532-7795.2010.00720.x

Defoe, I. N., Semon Dubas, J. J., & Van Aken, M. A. (2018). The relative roles of peer and parent predictors in minor adolescent delinquency: Exploring gender and adolescent phase differences. Frontiers in Public Health, 6, 242. doi:10.3389/fpubh.2018.00242 De Kemp, R. A., Scholte, R. H., Overbeek, G., & Engels, R. C. (2006). Early adolescent

delinquency: The role of parents and best friends. Criminal Justice and Behavior, 33, 488-510. doi:10.1177/0093854806286208

Dornbusch, S. M., Ritter, P. L., Leiderman, P. H., Roberts, D. F., & Fraleigh, M. J. (1987). The relation of parenting style to adolescent school performance. Child Development, 58, 1244-1257. doi:10.2307/1130618

Dwairy, M. (2004). Parenting styles and mental health of Palestinian–Arab adolescents in Israel. Transcultural Psychiatry, 41, 233-252. doi:10.1177/1363461504043566 Hoeve, M., Blokland, A., Dubas, J. S., Loeber, R., Gerris, J. R., & Van der Laan, P. H.

(2008). Trajectories of delinquency and parenting styles. Journal of Abnormal Child Psychology, 36, 223-235. doi:10.1007/s10802-007-9172-x

Hoeve, M., Dubas, J. S., Eichelsheim, V. I., Van der Laan, P. H., Smeenk, W., & Gerris, J. R. (2009). The relationship between parenting and delinquency: A meta-analysis. Journal of Abnormal Child Psychology, 37, 749-775. doi:10.1007/s10802-009-9310-8

Hoeve, M., Dubas, J. S., Gerris, J. R., Van der Laan, P. H., & Smeenk, W. (2011). Maternal and paternal parenting styles: Unique and combined links to adolescent and early adult

(25)

delinquency. Journal of Adolescence, 34, 813-827. doi:10.1016/j.adolescence.2011.02.004

Hoeve, M., Smeenk, W., Loeber, R., Stouthamer-Loeber, M., Van der Laan, P. H., Gerris, J. R., & Dubas, J. S. (2007). Long-term effects of parenting and family characteristics on delinquency of male young adults. European Journal of Criminology, 4, 161-194. doi:10.1177/1477370807074854

Kämpfe, N., Penzhorn, J., Schikora, J., Dünzl, J., & Schneidenbach, J. (2009). Empathy and social desirability: A comparison of delinquent and non-delinquent participants using direct and indirect measures. Psychology, Crime & Law, 15(1), 1-17.

doi:10.1080/10683160802010640

Lahlah, E., Van der Knaap, L. M., Bogaerts, S., & Lens, K. M. (2014). Ethnic differences in the effect of perceived parenting on juvenile violent delinquency of Dutch and Moroccan-Dutch boys. Journal of Child and Family Studies, 23, 333-346. doi:10.1007/s10826-013-9725-2

MacCoby, E. E., & Martin, J. A. (1983). Socialization in the context of the family: Parent-child interaction. Handbook of Child Psychology: Formerly Carmichael's Manual of Child Psychology. New York: Wiley.

Mercer, N., Crocetti, E., Meeus, W., & Branje, S. (2017). An experimental investigation of the influence of deviant peers on own deviancy: A replication study. Journal of Experimental Criminology, 14, 429-438. doi:10.1007/s11292-017-9305-3 Mersky, J. P., & Reynolds, A. J. (2007). Child maltreatment and violent delinquency:

Disentangling main effects and subgroup effects. Child Maltreatment, 12, 246-258. doi:10.1177/1077559507301842

(26)

Miraz, M., Ali, M., Excell, P., & Picking, R. (2018). Internet of nano-things, things and everything: Future growth trends. Future Internet, 10(8), 1-28.

doi:10.3390/fi10080068

Moitra, T., Mukherjee, I., & Chatterjee, G. (2018). Parenting behavior and juvenile delinquency among low-income families. Victims & Offenders, 13, 336-348. doi:10.1080/15564886.2017.1323062

Mowen, T. J., Brent, J. J., & Bares, K. J. (2017). How arrest impacts delinquency over time between and within individuals. Youth Violence and Juvenile Justice, 16, 358-377. doi:10.1177/1541204017712560

Mowen, T. J., & Schroeder, R. D. (2018). Maternal parenting style and delinquency by race and the moderating effect of structural disadvantage. Youth & Society, 50, 139-159. doi:10.1177/0044118X15598028

Murray, J., & Farrington, D. P. (2010). Risk factors for conduct disorder and delinquency: key findings from longitudinal studies. The Canadian Journal of Psychiatry, 55, 633-642. doi:10.1177/070674371005501003

Nooner, K. B., Hooper, S. R., & De Bellis, M. D. (2017). An examination of sex differences on neurocognitive functioning and behavior problems in maltreated youth.

Psychological Trauma -Theory Research Practice and Policy, 10, 435-443. doi:10.1037/tra0000356

Osgood, D. W., & Anderson, A. L. (2004). Unstructured socializing and rates of delinquency. Criminology, 42, 519-550. Ontleend aan

https://heinonline-org.proxy.uba.uva.nl:2443/HOL/Page?lname=&public=false&handle=hein.journals/cr im42&page=519&collection=journals

(27)

Peer, D. (2009). De kwaliteit van de opvoeding. Het Pedagogisch Quotiënt, 45-60. Ontleend aan https://link-springer-com.proxy.uba.uva.nl:2443/content/pdf/10.1007%2F978-90-313-7977-4.pdf

Podaná, Z., & Krulichová, E. (2018). The impact of parenting style on fear of crime among adolescent girls and boys. Journal of Youth Studies, 21, 1-18.

doi:10.1080/13676261.2018.1449945

Rubington, E., & Weinberg, M. (2015). Deviance: The interactionist perspective. New York: Routledge.

Simons, R. L., Simons, L. G., Burt, C. H., Brody, G. H., & Cutrona, C. (2005). Collective efficacy, authoritative parenting and delinquency: A longitudinal test of a model integrating community‐and family‐level processes. Criminology, 43, 989-1029. doi:10.1111/j.1745-9125.2005.00031.x

Slack, K. S., Holl, J. L., McDaniel, M., Yoo, J., & Bolger, K. (2004). Understanding the risks of child neglect: An exploration of poverty and parenting characteristics. Child

Maltreatment, 9, 395-408. doi:10.1177/1077559504269193

Smith, D. E., & Moore, T. M. (2013). Parenting style and psychosocial outcomes in a sample of Jamaican adolescents. International Journal of Adolescence and Youth, 18, 176-190. doi:10.1080/02673843.2012.682593

Snedker, K. A. (2015). Neighborhood conditions and fear of crime: A reconsideration of sex differences. Crime & Delinquency, 61, 45-70. doi:10.1177/0011128710389587 Spear, L. P. (2009). The biology of adolescence. Washington, DC. Ontleend aan

https://www.researchgate.net/profile/Linda_Spear2/publication/228695578_The_Biolo gy_of_Adolescence/links/09e41512224dfc676e000000.pdf

Steinberg, L., Blatt‐Eisengart, I., & Cauffman, E. (2006). Patterns of competence and adjustment among adolescents from authoritative, authoritarian, indulgent, and

(28)

neglectful homes: A replication in a sample of serious juvenile offenders. Journal of Research on Adolescence, 16, 47-58. doi:10.1111/j.1532-7795.2006.00119.x

Talib, M. B. A., Abdullah, R., & Mansor, M. (2011). Relationship between parenting style and children’s behavior problems. Asian Social Science, 7, 195-200.

doi:10.5539/ass.v7n12p195

Tapia, M., Alarid, L. F., & Clare, C. (2018). Parenting styles and juvenile delinquency: Exploring gendered relationships. Juvenile and Family Court Journal, 69, 21-36. doi:10.1111/jfcj.12110

Vale, A., Pereira, F., Gonçalves, M., & Matos, M. (2018). Cyber-aggression in adolescence and internet parenting styles: A study with victims, perpetrators and

victim-perpetrators. Children and Youth Services Review, 93, 88-99. doi:10.1016/j.childyouth.2018.06.021

Van der Put, C. E., Deković, M., Stams, G. J. J., Hoeve, M., & Van der Laan, P. H. (2012). Het belang van vroegtijdig ingrijpen bij jeugdcriminaliteit. Kind & Adolescent, 33(1), 2-20. Ontleend aan https://blackboard.uva.nl/bbcswebdav/pid-6456497-dt-content-rid-5991840_1/courses/2512S001.70120225AY.T21.1.2013/Van%20der%20Put_2012.pd f

Williams, L. R., & Steinberg, L. (2011). Reciprocal relations between parenting and adjustment in a sample of juvenile offenders. Child Development, 82, 633-645. Ontleend aan https://www-jstor-org.proxy.uba.uva.nl:2443/stable/29782856

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To address the key scientific and tech- nological challenges, rational design of cost-effective, highly active and stable functional catalytic materials specified for

An innovation systems approach is warranted because we are not interested only in adoption of innovations as a decision-making process outcome (i.e., [32,51,52]), and we do not

Note that this experimental apparatus, as combined with the electromagnetic position tracking system (miniBIRD 800TM, Ascension Technology Corporation, Shelburne, VT, USA),

We saw the existing results of Grandi and Endriss (2013) which states that if an aggregation rule gives feasible outcomes on rational profiles for each clause of a formula Γ, then

Over the past decades, the Kabompo River Basin in Zambia is affected by deforestation and land degradation as a consequence of intensified agriculture and

Integrated RF filtering, RF channel selection, interference rejection, active feedback receiver, fre- quency translation loop, down-conversion, up-conversion, passive mixers,

Op basis hiervan kan verwacht worden dat in wat voor stemming de consument verkeert – positief of negatief – dit weinig tot geen effect zal hebben op de attitude die de

hoeverre is er een verband tussen het verschijnen van een nieuwsbericht over ING omtrent filantropie en de beurswaarde van het aandeel ING Group N.V.?’ (RQ3a) en ‘In hoeverre kan