• No results found

"Charmant tegen de schenen schoppen" - De arbeidsbeleving van vrouwelijke freelance journalisten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Charmant tegen de schenen schoppen" - De arbeidsbeleving van vrouwelijke freelance journalisten"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van

Amsterdam

Master

Journalistiek en

Media

6 februari 2017

Charlot Verlouw

---

Studentnummer

11109971

Begeleider

Prof. Dr. M.J.P.

Deuze

Tweede lezer

Mw. Dr. M.A.E.

Prenger

“Charmant tegen de schenen schoppen”

De arbeidsbeleving van vrouwelijke freelance

(2)

2

Inhoudsopgave

Is de journalistiek nog een mannenberoep? ... 3

Inleiding ... 5

Theoretisch kader ... 8

Voorafgaand onderzoek ... 8

Wat is gender? ... 9

Onderzoek naar vrouwelijke freelancers ... 10

Verschil tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten ... 12

Hard en zacht nieuws ... 12

Een harde redactiecultuur ... 13

Identiteitstheorie versus sociale identiteit ... 13

Conclusie ... 15

Methode ... 17

Steekproef ... 17

Freelance monitor NVJ ... 17

Kandidaten voor diepte-interviews ... 17

Data-verzameling ... 19

Data-verwerking ... 23

Resultaten en analyse ... 25

Freelance Monitor 2015 ... 25

Diepte-interviews en focusgroep ... 29

Deelvraag 1 – Waarom kiezen vrouwelijke freelance journalisten voor het freelance bestaan? ... 29

Deelvraag 2 – Merken vrouwelijke freelance journalisten er iets van dat ze vrouw zijn en op welke momenten in hun werk merken ze dat? ... 32

Deelvraag 3 – Hoeveel waarde hechten vrouwelijke freelance journalisten aan hun vrouwelijke identiteit? ... 38

Conclusie ... 42

Discussie en vervolgonderzoek ... 44

Bibliografie ... 45

Bijlage 1 – Interviewformulier en interviewgids ... 48

Bijlage 2 - Analyseschema diepte-interviews per thema ... 54

(3)

3

Is de journalistiek nog een mannenberoep?

Een loonkloof, hoge werkdruk, een laag inkomen en veel stress: het klinkt niet als de ideale baan, maar elf geïnterviewde vrouwelijke freelance journalisten zijn dol op hun werk. Dat blijkt uit onderzoek naar de arbeidsbeleving van freelance journalisten.

Dit onderzoek is een replicatie van Voor zover plaats aan de Perstafel (VZPP), een onderzoek uit 1986 geïnitieerd door de Stichting Vrouw en Media. De conclusie was toen dat de journalistiek een

mannenberoep was en de krant een meneer: slechts een tiende van de journalisten was vrouw, de redactie was een ‘mannenwereld’.

Maar dat is inmiddels veranderd, bleek uit twee andere replicatieonderzoeken met de redacties van de NRC (in 2014 door Marjon op de Woerd) en Het Parool (in 2015 door Lisa Koetsenruijter) als studieobject. Er werken steeds meer vrouwen in de journalistiek, ongeveer een derde, en vooral jonge journalisten zijn steeds vaker vrouw. Toch is het nog steeds best wel een mannenwereld, bleek uit de onderzoeken op de NRC-redactie en bij Het Parool. Vooral bij de NRC was nog veel sprake van seksisme en ‘spierballengedrag’, en ook bij Het Parool ‘zijn er wel een paar collega’s die heel erg naar je borsten kijken’. Maar er zijn ook positieve ontwikkelingen: deeltijd werken wordt geaccepteerd en de geïnterviewde redacteuren zijn van mening dat promotiekansen voor mannen en vrouwen gelijk zijn. Dat is alleen nog niet te zien in de top van de journalistiek, waar slechts zelden vrouwen te vinden zijn.

Dit replicatieonderzoek is gedaan onder vrouwelijke freelance journalisten. Door dalende oplages, slechte kijk- en luistercijfers en het gebrek aan een goed verdienmodel voor online, daalt het aantal contracten en groeit de groep freelancers.

De genoemde loonkloof blijkt uit de Freelance Monitor 2015, een jaarlijks onderzoek dat wordt uitgevoerd in opdracht van de NVJ. Opvallend is dat vrouwelijke freelance journalisten tot 35 jaar gemiddeld meer verdienen dan mannelijke freelance journalisten, maar in de leeftijdsgroep boven de 35 jaar draait het verschil om: dan verdienen vrouwen veel minder dan mannen.

Met elf diepte-interviews met vrouwelijke freelance journalisten die voor krant, TV, radio en online werken en een focusgroep met vijf van deze journalisten is geprobeerd meer diepgang aan de resultaten van de Freelance Monitor 2015 en de bijbehorende literatuurstudie te geven. De deelnemende journalisten zijn, op en enkeling na, zeer tevreden met hun werk. Ze hebben veel plezier in en passie voor het vak en willen alleen nog voor hun absolute droombaan ergens in dienst. Natuurlijk, er zijn ook nadelen. Constante stress, soms weken geen werk of juist dag en nacht bezig zijn. Of een opdrachtgever die het concept van zwangerschapsverlof niet snapt, of een gebrek aan lef bij de onderhandelingen voor een hoger tarief, terwijl je de mannelijke freelancer naast je op het flexkantoor met gemak een hogere prijs hoort afspreken. Ze werken in een harde en competitieve wereld, maar noemen die niet per se mannelijk. De deelnemende journalisten zouden het wel fijn vinden als de opdrachtgever hen wat meer tegemoet zou komen met meer feedback, meer geld en door sneller te reageren op pitches. Van stereotyperingen hebben ze sporadisch last, ze zien hun vrouwelijkheid juist als hun troef. ‘Ik speel wel even de domme geit, maar dan pak ik je’.

Met het toename van het aantal vrouwen in de journalistiek is het te verwachten dat de verandering van de redactiecultuur en het journalistieke landschap zoals in de onderzoeken van Marjon op de Woerd en Lisa Koetsenruijter beschreven, door zal zetten. Ook het aantal freelance journalisten zal

(4)

4 toenemen. De komende jaren moet blijken of de harde en competitieve wereld waarin zij zich

begeven, zal veranderen zoals de deelnemers in dit onderzoek graag zouden zien.

(5)

5

Inleiding

De krant is een meneer. Ten minste, dat was de conclusie van het onderzoek Voor zover plaats aan de Perstafel (VZPP) uit 1986. Dit was niet alleen een trieste conclusie, maar ook de laatste keer dat er op grote schaal onderzoek is gedaan naar de arbeidsbeleving van vrouwelijke journalisten in

Nederland.

Dat mannelijke geslacht van de krant is een slechte zaak, vonden Diekerhof et. al. in de opening van het boek: “Journalisten zijn eens vergeleken met Narcissus, die verliefd werd op zijn eigen

spiegelbeeld en door de goden uit medelijden in een bloem werd veranderd. Journalisten schrijven voor zichzelf (…) Ze maken een krant die het wereldbeeld van de redactie weerspiegelt.”

Inmiddels zijn we ruim dertig jaar verder. Ten tijde van VZPP was slecht 10,5% van de journalisten vrouw, in 2010 was een derde van alle journalisten vrouw (Hermans en Pleijter 2011). Van de journalisten onder de 35 jaar is zelfs tweederde vrouwelijk (ibid.) en volgens het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) was in de periode 2014-2015 59% van de afgestudeerden van

journalistenopleidingen vrouw (CBS Statline).

Meer vrouwen in de journalistiek dus, maar er is nog een andere ontwikkeling gaande. Oplages dalen, vaste contracten zijn schaars. Beginnende journalisten, waar dus meer vrouwen tussen zitten, gaan als freelancer aan het werk, al dan niet gedwongen door het gebrek aan contracten. Villamedia concludeerde na een rondgang langs redacties en journalistenorganisaties dat 31% van de

journalisten in Nederland freelancers zijn (2015). Daarmee is het de grootste groep van de 18 duizend journalisten die Villamedia telt: 22% is in dienst bij landelijke printmedia, 16% bij de omroepen. Uit het onderzoek van Hermans en Pleijter (2011) blijkt ook dat ongeveer een derde van de journalisten freelancer is in alle leeftijdscategorieën (2011, 15), maar in dit onderzoek zijn freelancers niet de grootste groep. Wel werken vrouwen vaker (50,9%) als freelancer dan mannen (41,5%).

Mijn onderzoek is onderdeel van een reeks replicatieonderzoeken van Voor zover plaats aan de Perstafel uit 1986. Twee eerdere replicatieonderzoeken van VZPP toonden aan dat er nog steeds sprake is van een arbeidsdeling naar sekse binnen de journalistiek (Op de Woerd 2014,

Koetsenruijter 2015). Specifiek is de arbeidsbeleving van vrouwelijke freelance journalisten nog weinig onderzocht, terwijl zowel het aantal vrouwelijke journalisten als het aantal freelancers toeneemt. Dat maakt het relevant om dit onderzoek uit te voeren.

Vraagstelling

Net als in VZPP is de hoofdvraag gericht op de arbeidsbeleving van vrouwelijke journalisten: Hoe ervaren vrouwelijke journalisten hun werk als freelance journalist? Voor het beantwoorden van deze vraag is de Freelance Monitor 2015 geanalyseerd, een jaarlijks onderzoek naar de arbeidspositie van freelance journalisten. Ook zijn er diepte-interviews gehouden met elf vrouwelijke freelance journalisten en zijn vijf van deze freelance journalisten bijeen gekomen voor een focusgroep. Deze hoofdvraag zal worden beantwoord met een drietal deelvragen. De eerste deelvraag luidt: Waarom kiezen vrouwelijke freelance journalisten voor het freelance bestaan? Uit voorafgaand onderzoek naar freelance journalisten blijkt dat vrouwen voor het freelance bestaan kiezen zodat ze

(6)

6 hun werk beter kunnen combineren met hun zorgtaken binnen het gezin. In mindere mate verlaten vrouwen de traditionele redacties vanwege de mannelijke cultuur die er heerst en de lange dagen (Massy en Elmore 2011, Ross 2001, Elmore 2009, Bögenhold 2005).

De tweede deelvraag is: Merken vrouwelijke freelance journalisten er iets van dat zij vouw zijn tijdens hun werk en op welke momenten in hun werk verschilt dat? Vrouwen in de journalistiek hebben te maken met een tweedeling: zij worden meer geschikt geacht voor het ‘zachte nieuws’, en mannen voor het ‘harde nieuws’ (Van Zoonen 1998). Vrouwen zouden empatischer zijn dan mannen en beter zijn in onderwerpen als zorg, ongelijkheid en sociale vraagstukken (Van Zoonen 1998, Elmore 2009, Steiner 2012).

De laatste deelvraag gaat over identiteitsvorming: Hoeveel waarde hechten vrouwelijke freelance journalisten aan hun vrouwelijke identiteit? Een identiteit bestaat uit verschillende onderdelen: leeftijd, ras, sekse, beroep, opleiding, en is voortdurend in ontwikkeling. Een identiteit kan aangezet worden, maar ook weer uit, en wordt gevormd door lidmaatschap aan een groep (Tajfel en Turner in Mael 1989) of door de mate waarin een persoon belang hecht aan een onderdeel van zijn of haar identiteit (Hogg et. al. 1995). Daarnaast is de identiteit van een persoon afhankelijk van het

verwachtingspatroon dat er heerst naar aanleiding van de categorie waar de persoon bij hoort, in het geval van dit onderzoek de categorie vrouw (Ridgeway 2009). Deze theorieën worden gebruikt om het belang van identiteit voor vrouwelijke freelance journalisten te bevragen.

Positionering

Tijdens mijn bacheloropleiding Taal- en Cultuurstudies deed ik de hoofdrichting Postcolonial- en genderstudies. Sindsdien ben ik erg begaan met de ‘vrouwenzaak’. Als het over feminisme gaat, ongelijkheid of iets anders wat met mannen en vrouwen te maken heeft, kijkt de klas altijd naar mij. En daar ben ik trots op. Het is dan ook niet gek dat ik meteen koos voor een scriptie bij dit project. Ik vond het enorm inspirerend en leerzaam om met de deelnemers van dit onderzoek te praten. Ook was het fijn om, na anderhalf jaar alleen met journalistiek bezig te zijn, weer eens in de academische literatuur van de genderstudies te duiken. Hierna begint mijn journalistieke carrière en is het dus even gedaan met mijn activisme, maar het zal ongetwijfeld een rol blijven spelen in mijn verdere loopbaan.

Opbouw scriptie

Deze scriptie begint met een theoretisch kader waarin de eerder al kort aangestipte theorie besproken wordt. Na elk onderdeel wordt kort uitgelegd waarom de theorie relevant is voor dit onderzoek. Daarna volgt de bespreking van de methode, die bestaat uit drie delen: de analyse van de Freelance Monitor 2015, de diepte-interviews en de focusgroep. Bij dit hoofdstuk horen de bijlagen waarin de vragenlijst is opgenomen. Ook wordt de manier van analyseren uitgelegd. De bijbehorende analyseschema’s zijn toegevoegd in de bijlage, de resultaten van de Freelance Monitor 2015 worden apart meegestuurd.

In het daaropvolgende hoofdstuk volgt de bespreking van de resultaten. Eerst wordt de Freelance Monitor 2015 behandeld, daarna worden per deelvraag de diepte-interviews en de focusgroep besproken. Per deelvraag wordt waar mogelijk de Freelance Monitor 2015 erbij betrokken. Aan het eind van het hoofdstuk wordt de hoofdvraag beantwoord.

(7)

7 Als laatste volgt de conclusie, waarin de resultaten kort worden samengevat en in het licht van deze resultaten gekeken wordt naar het theoretisch kader en de onderzoeksvraag. Als laatste volgen de gebreken van dit onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek.

(8)

8

Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt de theorie die voor dit onderzoek gebruikt is besproken. Allereerst wordt kort ingegaan op het onderzoek waar dit onderzoek een replicatie van is, en de andere twee

replicatieonderzoeken die al gedaan zijn. Daarna wordt kort de definitie van gender beschreven en wordt aangestipt hoe gender wordt gebruikt in de journalism studies. Dit onderzoek gaat over vrouwelijke freelance journalisten, dus na de definitie van gender volgt ander onderzoek naar vrouwelijke freelancers en wat deze onderzoeken betekenen voor dit onderzoek.

Dan wordt ingegaan op het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten, hoe dit het gevolg is van genderstereotyperingen en wat de gevolgen zijn voor mannelijke en vrouwelijke journalisten. Daarna volgt de vrouwonvriendelijke redactiecultuur, ook een gevolg van genderstereotyperingen. Deze mannelijke redactiecultuur is voor vrouwelijke journalisten soms een reden om freelance te gaan werken.

Als laatste volgt de individuele identiteitstheorie, de sociale identiteitstheorie en de expectation

states theory, drie theorieën die in dit onderzoek gebruikt worden om de identiteit van de

vrouwelijke journalist en het belang van de vrouwelijke identiteit voor vrouwelijke freelance journalisten te bevragen. Na elk onderdeel wordt het verband gelegd met de deelvragen van dit onderzoek.

Voorafgaand onderzoek

Dit onderzoek is een replicatie van Voor zover plaats aan de Perstafel (VZPP, 1986), het eerste en laatste representatieve onderzoek naar de arbeidsbeleving van vrouwen in de Nederlandse journalistiek. Uit VZPP blijkt dat slechts 11,5% van de journalisten vrouw is, en dat de krant een meneer is. Een slechte zaak, want meer vrouwen op de redacties zou volgens VZPP meer

achtergrond en diepgang in de krant betekenen en een herwaardering voor ‘hard’ en ‘zacht’ nieuws (1986, 189).

In de jaren die volgden werden meerdere grote en kleine onderzoeken naar vrouwelijke journalisten in Nederland gedaan. Zo publiceerde Ans Merens in 2003 het onderzoek Midden in de Media, waarin zij concludeerde dat het goed gaat met vrouwen in de Nederlandse journalistiek, maar dat zij nog ontbreken in de hoogste bestuurlijke lagen ervan (2003, 37). De journalistiek is veranderd volgens Merens en topfuncties kunnen ook in deeltijd gedaan worden, wat eerder een belemmering zou zijn geweest voor vrouwen om door te stromen naar topfuncties. Een andere belemmering was de masculiene, ‘harde’ redactiecultuur, maar ook die zal veranderen omdat steeds meer jonge vrouwen in de journalistiek zitten en zullen doorstromen naar de top (2003, 40)

In 2014 deed Marjon Op de Woerd weer onderzoek naar de arbeidsbeleving van vrouwen in de Nederlandse journalistiek en repliceerde ze VZPP als eerste, specifiek voor vrouwelijke journalisten die werken bij NRC Media. Zij voerde een survey uit onder mannelijke en vrouwelijke redacteuren op de redactie van NRC en hield met zes vrouwelijke redacteuren diepte-interviews. Op de Woerd concludeert dat er nog steeds weinig vrouwen in journalistieke topfuncties zitten, en dat het gros van de redacteuren nog steeds man is (2014, 77). Er is ook sprake van een arbeidsdeling naar sekse binnen de journalistiek, volgens Op de Woerd. “De kwaliteiten en competenties die specifiek

vrouwen meebrengen op de redactievloer worden vaak niet op waarde geschat en kunnen leiden tot een nadeel zonder dat vrouwen zich er bewust van zijn. Eerlijkheid, gevoeligheid en vriendelijkheid

(9)

9 worden gezien als tekenen van weinig leiderschapskwaliteiten of gebrek aan assertiviteit.” (2014, 78). Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat er sprake is van seksisme op de redactie, hoewel de geïnterviewde vrouwen dit zelf bagatelliseren (2014, 79). Wat betreft het functioneren in het beroep van journalist, denken de geïnterviewden niet dat sekse invloed heeft op de selectie van nieuws. Het is journalistieke ervaring die daarin het belangrijkste is (2014, 79). Hoe dan ook, Op de Woerd concludeert dat er sinds het VZPP onderzoek uit 1986 niet veel veranderd is. Binnenkomen op de redactie is niet problematisch, maar het opwerken naar hoge posities wel (2014, 79).

Het jaar daarop deed Lisa Koetsenruijter een tweede replicatieonderzoek van VZPP op de redactie van Het Parool. Zij trekt dezelfde conclusie: er is nog steeds sprake van een arbeidsdeling naar sekse in de journalistiek. Er zijn weinig vrouwen in topfuncties, er is een loonkloof tussen de seksen en waar vrouwen wel aan het hoofd van een journalistieke organisatie staan, zoals Birgit Donker bij NRC en Barbara van Beukering bij Het Parool, worden zij beschouwd als dé vertegenwoordiging van vrouwelijke leiderschap, zeker als ze falen. Maar van de machocultuur waar Op de Woerd (2014) op de NRC-redactie en Diekerhof et. al. (1986) over spreken, is volgens Koetsenruijter (2015) op de redactie van Het Parool geen sprake. Zij sluit zich aan bij eerder inventariserend onderzoek van Ans Merens: “Op redacties van dagbladen en tijdschriften was vroeger wel sprake van een uitgesproken masculiene cultuur, maar tegenwoordig zou hiervan nog incidenteel sprake zijn onder mannen van 50 jaar en ouder. […] Bij de jongere mannen wordt dit gedrag niet waargenomen” (Merens 2003, 39). Daarnaast zegt twee derde van de Paroolredacteuren volgens Koetsenruijter geen last te hebben van genderstereotypering bij onderwerpen. En hoewel Diekerhof et. al. de krant een meneer vonden, spreken de Paroolredacteuren van de krant als mevrouw: de krant is steeds meer gaan focussen op lifestyle-onderwerpen en minder op hard nieuws (2015, 51). Constante beschikbaarheid, een factor die Diekerhof et. al. aanmerkten als nadeel voor de emancipatie van de vrouwelijke journalist, is voor Paroolredacteuren geen probleem meer. Journalistiek kan ook prima in deeltijd (2015, 52). Maar een topfunctie in deeltijd lijkt nog wat minder vanzelfsprekend.

Wat is gender?

Om vrouwelijke arbeidsbeleving te onderzoeken is het belangrijk te begrijpen wat gender is. Gender is het verschil tussen mannen en vrouwen dat door de maatschappij geconstrueerd wordt, niet het biologische verschil (Buikema et. al. 2007, 15). Bij het idee van gender hoort een aantal connotaties, een sociaal geconstrueerd verwachtingspatroon waar mannen en vrouwen aan moeten voldoen. Deze connotaties uiten zich in hoe mannen en vrouwen zich gedragen en naar elkaar verhouden. ‘On ne naît pas femme, on le devient’, schreef filosofe en feministe Simone de Beauvoir in haar boek Le Deuxième Sexe. Deze uitspraak wordt in het Nederlandse feminisme doorgaans vertaald als: ‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt vrouw gemaakt’ (Buikema et. al., 15). De gevolgen van deze connotaties waren volgens De Beauvoir niet de minste. Vrouwen zijn ‘het tweede geslacht’, naar de titel van haar boek, en vrouwen schikken zich naar hun ondergeschikte positie (Buikema et. al., 16). In journalism studies wordt gender gebruikt om de representatie van vrouwen in de media te onderzoeken (Lobo et. al. 2015), zowel vanuit de productiekant op de redacties als vanuit het uiteindelijke product: de krant of het programma. Vanuit feministisch onderzoek wordt media bekritiseerd en onderzocht om antwoord te geven op de vraag in hoeverre en op welke manier de journalistiek de maatschappelijke genderconstructies vormt en in stand houdt (Gallagher 2001). Hoewel de instandhouding van genderconstructies in dit onderzoek niet onderzocht wordt, is het wel

(10)

10 van belang. Elke journalist neemt zijn of haar eigen identiteit, ervaringen en achtergrond mee in het maakproces van een journalistieke productie. Man- of vrouw-zijn hoort bij deze identiteit en is dus relevant voor de arbeidsbeleving van vrouwelijke journalisten. Verderop in dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten, voortvloeiend uit de stereotypen en connotaties die bij mannen en vrouwen horen.

Onderzoek naar vrouwelijke freelancers

In Voor zover plaats aan de Perstafel (VZPP) wordt een hoofdstuk aan freelance journalisten gewijd, door de doctoraalscriptie van Tanja Hulswit te bespreken. Hieruit blijkt dat vrouwelijke journalisten voor zichzelf beginnen omdat ze de redactiecultuur te beknellend vinden (1986, 147). Maar de belangrijkste reden is dat het journalistieke werk destijds nauwelijks te combineren was met kinderen; deeltijd werken op een krant behoorde niet tot de opties. De aanwezigheid van een partner maakte kennelijk niets uit. Zoals Hulswit concludeerde: “Vrouwen zijn kennelijk de eerst aangewezen personen om voor kinderen en huishouding te zorgen” (1986, 147). De door Hulswit geïnterviewde freelance journalisten ervaren een hoge werkdruk vanwege de combinatie met de zorg voor kinderen en huishouding. “Wil je als freelancer in de markt blijven, dan zit je tot diep in de nacht je stukken te tikken” (ibid.). Daarnaast geven de vrouwen aan structureel onderbetaald te worden, maar ze hebben allemaal een partner die goed verdient. Hoewel zij veel plezier en vrijheid beleven aan hun werk, lonkt de stabiliteit en zekerheid van een traditionele redactie (1986, 149). In andere onderzoeken worden met name de motieven van vrouwelijke freelancers onderzocht om freelance te gaan werken. Een masculiene redactiecultuur is voor sommige vrouwelijke freelance journalisten een reden geweest om de redactie te verlaten en als freelance journalist aan het werk te gaan. Vrouwen in de journalistiek kunnen hun werk maar moeilijk combineren met een gezin: de lange en onregelmatige uren laten dat simpelweg niet toe (Ross 2001). Aan mannen is deze vraag niet gesteld, wat suggereert ook deze onderzoeksvraag gendered is. Een baan als freelance journalist zal het zorgprobleem voor vrouwen deels oplossen: hoewel ook freelancers lange dagen maken en onregelmatige uren werken, zijn ze wel flexibeler en kunnen ze deels zelf bepalen wanneer ze werken (Ross, 533). Dit concludeert ook Cindy Elmore (2009). Onderzoek na onderzoek toont aan dat vrouwen die bij kranten werken, niet verwachten daar lang te blijven (2009, 233). Een onderzoek van het American Press Institute uit 2002 toont aan dat 27 procent van de vrouwelijke journalisten, zowel bij krant als TV en online, verwachten hun baan op te zullen geven, vier keer zoveel als mannelijke journalisten. Als meest voorname reden geeft Elmore hiervoor de balans tussen werk en zorg: van vrouwen wordt verwacht dat zij ook voor de kinderen en het huishouden zorgen, en dat rijmt niet met de vaak lange en onregelmatige uren die een journalist op een redactie maakt (Elmore, 244). Ook Ross (2001) herkent deze problemen in haar studie naar vrouwelijke journalisten. Elmore (2009) vroeg 15 vrouwen waarom zij de krantenredactie hebben verlaten. De vrouwen stopten met hun werk op de redactie zodra zij kinderen kregen, een andere baan aangeboden kregen of iets anders wilden met hun leven. Bij enkele vrouwen speelde de ontevredenheid met de huidige baan op de redactie mee. De lange en onregelmatige uren, een laag loon en een gebrek aan respect op de redactievloer speelden bij bijna alle vrouwen mee (Elmore, 240), net als een gebrek aan kansen om vooruit te komen.

De conclusie dat werk op een redactie niet in deeltijd zou kunnen, rijmt niet met het onderzoek van Koetsenruijter (2015) naar de arbeidsbeleving van vrouwelijke journalisten bij Het Parool. De

(11)

11 journalisten die zij interviewde gaven juist aan dat journalistiek tegenwoordig prima in deeltijd kan (2015, 52).

Hoe dan ook, volgens Elmore betekent de redactiecultuur dat er voor vrouwen een paar opties zijn: stoppen met werken, een ander beroep zoeken of als freelance journalist gaan werken. Die laatste keuze is niet ongebruikelijk, want de vrouwen die Elmore sprak hebben een sterke beroepsidentiteit en zijn sterk verbonden met hun vak, en niet met de organisatie waar ze voor werken. De vrouwen beschouwen zichzelf nog steeds als journalist, en genieten ervan zo nu en dan nog freelance schrijfwerk te verrichten naast hun nieuwe baan. Het geeft hen vrijheid, en ze kunnen over onderwerpen schrijven die ze zelf leuk vinden (Elmore, 242).

Deze verandering naar het freelance bestaan leidt tot een werkklimaat waarin vrouwen tevredener zijn, blijkt het uit het onderzoek van Bögenhold (2015) naar vrouwelijke freelancers in het algemeen. Steeds meer mensen gaan freelance werken, in Nederland stijgt het aantal freelancers in

verschillende sectoren in 2015 met 12,5 procent (FMI Index 2015). Volgens het onderzoek van Bögenhold werken vrouwen weliswaar minder dan mannelijke freelancers en verdienen ze ook minder, ze zijn wel tevredener met hun werk dan mannen (2015, 59). Daarnaast kiezen vrouwen voornamelijk voor het freelance bestaan om zo hun zorgtaken beter te combineren met hun werk en kiezen mannen voornamelijk voor het freelance bestaan om meer geld te verdienen (2015, 60). Vrouwen die een redactie verlaten om te freelancen voelen zich meer verbonden met de

journalistiek als vak dan met de organisatie waar ze werkten (Elmore 2009, Massy en Elmore 2011). Dat geldt voor de meeste journalisten, concludeert Russo (1998) uit een survey onder journalisten en uit diepte-interviews. De waarden en idealen van de journalistiek vormden voor de ondervraagde journalisten de kern van het werk, en de belangrijkste reden om elke dag weer aan de gang te gaan (1998, 99). Weaver et al. (1988) concluderen na een survey onder 1001 Amerikaanse journalisten in dienst van een krant dat zij tevredener zijn als de kwaliteit van de krant goed is en als zij hun beroep naar behoren uit kunnen voeren. Hoe de krant als organisatie is ingericht en functioneert is daarbij van ondergeschikt belang. Uit een update van deze studie in 2013 blijkt dat journalisten echter steeds minder tevreden zijn. Zij ervaren minder autonomie in hun werk, bijvoorbeeld bij het kiezen van onderwerpen (Weaver et. al. 2013).

Het belang van journalistieke identiteit blijkt ook uit onderzoek van het Nederlandse

onderzoeksbureau Pyrrhula, dat in 2013 in opdracht van freelance organisaties FLA en Lira onderzoek deed naar de werkomgeving van freelance journalisten, een voorloper van de Freelance Monitor 2015 die in dit onderzoek gebruikt wordt. Onderzoekers Henk Vinken en Teunis IJdens

concludeerden dat freelancers, ondanks de lage tarieven en hoge concurrentie, een sterke beroepsidentiteit hebben (2013, 14).

Ook Massy en Elmore (2011, 677) suggereren dat vrouwen er voldoening uit halen de

nieuwsorganisatie te verlaten en voor zichzelf te beginnen, omdat ze dan niet meer te maken hebben met de door mannen gedomineerde redactie. Massy en Elmore deden een survey onder 101 freelancers. Daaruit bleek dat vrouwelijke freelancers erg tevreden zijn over hun werk als freelancer, meer dan mannen, en dat zij zonder meer weer voor deze carrière zouden kiezen als ze het opnieuw mochten doen (2015, 680). Twintig procent van de ondervraagden zijn gaan freelancen omdat ze geen goede vaste baan konden vinden. Zij zouden graag weer teruggaan naar een nieuwsorganisatie.

(12)

12 Dit komt niet overeen met het eerder gemaakte argument dat vrouwelijke journalisten weggejaagd worden uit een mediaorganisatie door de mannelijke cultuur aldaar.

Uit een studie naar Zweedse freelance journalisten (Edström en Ladendorf 2009) blijkt dat hoewel veel freelancers geen keuze hadden dan voor zichzelf te beginnen – hun contract werd niet verlengd of ze konden geen baan vinden - de meeste van hen niet meer terug zouden willen naar een

traditionele redactie (2009, 717). Daarnaast waren freelancers tevredener met hun werkleven dan traditionele journalisten, en spreken de vrouwen ook in dit onderzoek vooral positief over het flexibele werken in relatie met het gezinsleven (2009, 718).

De besproken onderzoeken gaan vooral over de motieven van vrouwelijke freelance journalisten om als freelancer aan de gang te gaan. Daarom is het relevant om die vraag ook in dit onderzoek te stellen. Op basis van deze theorie is dan ook de eerste deelvraag geformuleerd. Daarnaast wordt in de besproken onderzoeken een sterke beroepsidentiteit voor freelance journalisten gesignaleerd. Dat wordt meegenomen in de analyse van de resultaten.

Verschil tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten

Hard en zacht nieuws

Dat mannen en vrouwen hun werk als journalist en de journalistiek verschillend ervaren, blijkt uit verschillende onderzoeken. De vijftien vrouwelijke journalisten die Cindy Elmore interviewde (2009) zeiden dat vrouwen empathischer zijn, gevoeliger en menselijker in interviews, waardoor ze niet geschikt zouden zijn voor harde journalistiek als oorlogsverslaggeving of het harde nieuws. De vrouwen zeiden ook dat veel vrouwen op de redactievloer zich mannelijke eigenschappen aanmaten, om wel in aanmerking te komen voor harde onderwerpen. Elmore concludeerde daarom dat

vrouwen op de redacties onbewust de mannelijke norm op de redactie hebben geaccepteerd (2009). Steiner (2012) concludeert, op basis van de critical mass theory die veronderstelt dat een bepaalde hoeveelheid van iets nodig is om verandering te veroorzaken, dat vrouwen juist complementair zijn aan de mannen in de journalistiek. Ieder heeft zijn of haar eigen talenten, waardoor de journalistiek alleen maar verbetert.

Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten wordt onderstreept door Liesbet van Zoonen (1998). Zowel mannelijke als vrouwelijke journalisten zien bepaalde onderwerpen, zoals sociale onrust, ongelijkheid, gezondheid en kinderen, als typische vrouwenonderwerpen (1998, 41). Vrouwen hechten meer waarde aan diepgang en achtergrond, terwijl dit geen hoge prioriteit heeft in de dagbladjournalistiek (1998, 45). Vrouwelijke journalisten hebben volgens Van Zoonen te maken met twee identiteiten: die van journalist en die van vrouw. Ze moeten aan de ene kant aantonen dat ze een goede journalist zijn, ook al zijn ze vrouw. Maar ze moeten ook vrouwelijk zijn, ondanks dat ze journalist zijn (1998, 45). Volgens Van Zoonen verandert dit. In haar onderzoek suggereert ze op basis van eerder gedaan onderzoek naar onderwerpen van vrouwelijke journalisten en de man/vrouw-verhoudingen op redacties dat niet de opvattingen over de nieuwswaardigheid van ‘vrouwelijke’ onderwerpen veranderen, maar de nieuwswaardigheid van de onderwerpen verandert, waardoor er bij kranten en op televisie meer aandacht is voor vrouwelijke onderwerpen. Dit zorgt voor meer openingen voor vrouwen in de journalistiek (1998, 45). Maar dit houdt de stereotypering van ‘hard nieuws’ voor mannen en ‘zacht nieuws’ voor vrouwen nog steeds in stand. Het karakter van het nieuws en de genres die gebracht worden, bepalen of er mannen of vrouwen in de journalistiek

(13)

13 werken, zegt Van Zoonen (1998, 45). Dit is volgens haar een slechte zaak, omdat het de door de maatschappij ontwikkelde verschillen op het gebied van gender daardoor blijven bestaan (1998, 46). Een harde redactiecultuur

Vrouwen functioneren misschien als aanvulling op de journalistiek volgens Van Zoonen (1998), dit leidt nog niet tot een vrouwvriendelijke redactiecultuur. In de journalistiek uitten de verschillen tussen mannen en vrouwen zich in een redactiecultuur die de minderwaardigheid van vrouwen en vrouwelijke eigenschappen bevestigt (Hardin en Shain 2006 en Ross 2001). Mannelijke

eigenschappen als ‘een dikke huid hebben’ en ‘hard zijn’ worden als typische journalistieke

eigenschappen gezien (Hardin en Shain, 335). Daarvan uit gaande zijn vrouwen dus minder geschikt als journalist, tenzij ze zich die mannelijke eigenschappen aanmeten. Dit resulteert in een

redactiecultuur waarin vrouwen weinig kansen krijgen, worden weggezet op ‘typische vrouwen onderwerpen’ als lifestyle en human interest en waar seksisme aan de orde van de dag is (Ross, 2001). Dit schreef Els Diekerhof al in VZPP, en komt terug in meerdere onderzoeken. Louise North (2009) spreekt van een ‘blokey newsroom culture’: mannelijkheid is de norm, vrouwelijkheid de afgeleide (North, 10). Romy Fröhlich (2007) beaamt dit en suggereert dat vrouwelijke eigenschappen als meer empathie hebben en beter kunnen communiceren deuren opent in een veranderend medialandschap, maar dat een grotere waardering voor en grotere nadruk op deze eigenschappen, andere journalistieke eigenschappen als assertiviteit en leiderschap weer uitsluit, waardoor de tweedeling in de journalistiek blijft bestaan. De gevolgen daarvan zijn dat vrouwen doorgaans minder verdienen, vooral werken in ‘zachte’ nieuwssectoren en niet te vinden zijn in topposities in de

journalistiek (2009, 6), zoals ook blijkt uit het onderzoek van Marjon Op de Woerd (2014).

Een ander verschil tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten is het loonverschil. Dit geldt niet alleen voor Nederlandse journalisten, maar voor journalisten wereldwijd. Al staat Nederland wel in de top drie van landen met het grootste verschil in salaris tussen mannelijke en vrouwelijke

journalisten (20%), samen met Indonesië (22%) en België (25%), bleek uit onderzoek naar de lonen van journalisten in zestien landen wereldwijd (Wage indicator Foundation 2012). Ook valt op dat naarmate journalisten ouder worden, de loonkloof groter wordt (2012, 13). Dit zou kunnen komen doordat vrouwen vaker dan mannen zorgtaken op zich nemen zodra er kinderen geboren worden (Emancipatiemonitor 2016).

Dit onderdeel van het hoofdstuk toont aan dat verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten zich op verschillende manieren uiten. Zo is er de verdeling tussen ‘hard’ en ‘zacht’ nieuws en blijkt uit verschillende onderzoeken dat de redactiecultuur vaak vrouwonvriendelijk is. Daarnaast is er sprake van een loonkloof tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten. Daarom is het relevant om aan de deelnemende vrouwelijke freelance journalisten in dit onderzoek te vragen in hoeverre en wanneer zij tijdens hun werk merken dat ze vrouw zijn: zowel in de cultuur waarin ze werken als op de manier waarop ze werken en welke onderwerpen ze gebruiken voor hun werk. Op basis van dit onderdeel is deelvraag 2 geformuleerd.

Identiteitstheorie versus sociale identiteit

Om het belang van de vrouwelijke identiteit tijdens het werk te kunnen onderzoeken, is gebruik gemaakt van twee theorieën over identiteit en de totstandkoming van identiteit: de individuele identiteitstheorie en de sociale identiteitstheorie.

(14)

14 De sociale identiteitstheorie gaat over groepsvorming. Volgens de sociale identiteitstheorie delen mensen zichzelf en anderen in aan de hand van verschillende sociale categorieën zoals het lidmaatschap van een organisatie, religie, gender en leeftijdsgroep (Tajfel en Turner in Ashfort en Mael, 1989, 20). Deze classificatie zorgt ervoor dat het individu zichzelf kan definiëren en plaatsen in de sociale context (1989, 21). Daarbij is het belangrijk op te merken dat de ene categorie bestaat bij de gratie van de ander: oud bestaat bij de gratie van jong, donker bestaat bij de gratie van licht en vrouw bestaat bij de gratie van man (1989, 21). Doordat de samenleving gegroepeerd en

gecategoriseerd is, zijn er stereotypen en vooroordelen ontstaan. Door deze stereotypen en

vooroordelen schrijven personen zichzelf en anderen automatisch toe aan zo’n groep en ontlenen ze hun identiteit eraan (Hogg et. al., 1995, 260). Door deze categorisatie worden personen

‘gedepersonaliseerd’. Zij worden vooral of alleen nog gezien als onderdeel van de groep, en niet als individuen (Hogg et. al., 261).

Volgens de individuele identiteitstheorie is het afhankelijk van de waarde die een persoon hecht aan een onderdeel van zijn of haar identiteit, in welke mate dat onderdeel naar voren komt (Hogg et. al., 258). Stryker en Stratham (1985) beschrijven dit als “in hoeverre de relaties van het individu ten opzichte van anderen afhangen van het zijn van een bepaald soort persoon”. Hoe belangrijker je een bepaald onderdeel inschat in relatie tot anderen, des te meer je je verplaatst in de rol die erbij hoort. Het gaat er dus om wat je wil zijn. Hogg et. al. (1995) citeren psycholoog William James (1890):

“I, who for the time have stakes my all on being a psychologist, am mortified if others know much more psychology than I. But I am contented to wallow in the grossest ignorance of Greek. My

deficiencies there give me no sense of personal humiliation at all. Had I pretensions to be a linguist, it would have been just the reverse.”

Hoe meer waarde een persoon hecht aan een onderdeel van zijn of haar identiteit, des te meer dit onderdeel op zal vallen.

Het verschil tussen de twee manieren van identiteitsontwikkeling is het volgende: de individuele identiteitstheorie zet de eigen persoon voorop, en stelt dat de groepsvorming ontstaat door eigen identiteiten. De sociale identiteitstheorie draait het om: identiteit wordt gevormd door normen, stereotypen en prototypen als gevolg van groepsvorming (Hogg et. al., 262) (Brown 2000, 746). Volgens de individuele identiteitstheorie is gedrag onder controle van persoonlijke variabelen, terwijl een sociale identiteit wordt bepaald door de categorieën waar je als onderdeel van een groep aan voldoet (Brown, 747). Je sociale identiteit hangt af van bij welke groep je hoort en is een resultaat van processen en relaties binnen een groep (Hogg et. al., 1995, 255).

Maar er zijn ook overeenkomsten. Volgens beide theorieën is de maatschappij essentieel voor identiteitsvorming, in tegenstelling tot het idee dat identiteit losstaat aan de maatschappij, of zelfs vormend is voor de maatschappij (Hogg et. al., 255). De identiteit bestaat uit meerdere identiteiten die zijn vormgegeven in de normen en waarden van de maatschappij. Die vormgeving leidt tot een bepaald verwachtingspatroon. Identiteit wordt ook beïnvloed door de mate waarin je verwacht wordt je volgens een bepaalde categorie, bijvoorbeeld man of vrouw, te gedragen. Volgens de

expectation states theory, in 1977 geformuleerd door Berger et. al., wordt aan verschillende

categorieën als ras, sekse, afkomst en opleiding verschillende waarden gehangen, waardoor ongelijkheid ontstaat (Ridgeway et. al. 2009). Mensen worden verwacht zich naar de verschillende maatschappelijk gevormde categorieën te gedragen en worden daardoor verschillend en ongelijk

(15)

15 gewaardeerd (2009, 44). Vrouwen worden verwacht aardig, behulpzaam en lief te zijn (2009, 47). Gedragen vrouwen zich superieur of autoritair dan wordt dit als niet aardig of behulpzaam gezien en breken ze met het verwachtingspatroon, blijkt volgens Ridgeway (2009) uit verschillende

onderzoeken naar reacties als vrouwen zich autoritair gedragen.

Uit het onderzoek van Hardin en Shain (2006) naar vrouwelijke sportjournalisten bleek dat, hoewel veel vrouwelijke sportjournalisten spraken van spanningen door hun vrouwelijkheid in een vooral mannelijk domein, hun vrouwelijkheid ook hun werk verbeterde (2006, 323). De respondenten in dat onderzoek gaven aan het idee te hebben dat hun vrouw-zijn zo tegenstrijdig was met hoe de

sportjournalistiek er traditioneel uitziet, dat het hun journalistieke vaardigheden juist verbeterde. Dat hun vrouwelijke identiteit juist een nieuw perspectief gaf aan de sportjournalistiek en het vernieuwend werkte.

Uit het onderzoek van Hardin en Shain blijkt dus dat vrouwelijke sportjournalisten zich erg bewust zijn van hun identiteit. Dat de betrokken journalisten zelfs vinden dat hun vrouwelijke identiteit de sportjournalistiek een nieuw perspectief gaf, insinueert ook dat de betrokken journalisten waarde hechten aan hun vrouwelijke identiteit. Het idee dat vrouwen een toevoeging zijn aan de

journalistiek vanwege hun vrouwelijkheid wordt ook benoemd in Voor zover plaats aan de Perstafel. Volgens Diekerhof et. al. (1986) zou meer vrouwen op redacties leiden tot meer achtergrond en diepgang in de krant, en een herwaardering voor ‘hard’ en ‘zacht’ nieuws.

De twee theorieën over identiteitsvorming en de expectation states theory worden gebruikt om het belang van de vrouwelijke identiteit voor de deelnemende vrouwelijke freelance journalisten te bevragen.

Conclusie

De besproken literatuur toont aan dat vrouwelijke journalisten hun werk beleven alsof er een verschil is tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten, gebaseerd op verschillen in gender: vrouwen zijn lief, mannen zijn hard. Dit uit zich in een harde, mannelijke redactiecultuur en een tweedeling in de onderwerpen: vrouwen zijn geschikter voor zacht nieuws, mannen voor hard nieuws. Daarom is het interessant de arbeidsbeleving van vrouwen te onderzoeken, en hen te vragen hoe zij de in de literatuur geschetste verschillen ervaren. Steeds meer journalisten zijn vrouw en de meerderheid van journalistiekstudenten is vrouw (Hermans en Pleijter 2011, CBS Statline). Door dalende oplages, luister- en kijkcijfers en de daardoor dalende financiële slagkracht van krant, radio en TV, en het ontbreken van een betrouwbaar businessmodel voor online zijn er ook steeds minder vaste contracten voor journalisten. Freelance journalisten zijn dan ook de grootste groep van de journalisten in Nederland (Villamedia, 2015). Dit maakt onderzoek naar de arbeidsbeleving van vrouwelijke freelance journalisten relevant.

Onderzoek naar vrouwelijke freelance journalisten gaat vooral over de vraag waarom zij als

freelancer zijn gaan werken. De onderzoekers concluderen dan twee dingen: door freelance te gaan werken kan de vrouw haar werk- en zorgtaken beter combineren. Ook voelt zij zich niet meer thuis op de mannelijke redactiecultuur waardoor ze liever voor zichzelf begint, al is dit motief beduidend minder sterk dan het eerste motief. De vraag waarom een vrouwelijke freelance journalist heeft gekozen voor het freelance bestaan is daarom meegenomen in dit onderzoek.

(16)

16 Maar in hoeverre de vrouwelijke freelance journalisten zichzelf identificeren als en wat zij van hun vrouwelijke identiteit merken is nog niet onderzocht. Terwijl de besproken onderzoeken aantonen dat vrouw-zijn van grote invloed kan zijn op de journalistiek. De besproken theorieën naar

identiteitsvorming en het belang van identiteit worden gebruikt om de vrouwelijke identiteit van de deelnemers te bevragen.

(17)

17

Methode

De methode van dit onderzoek bestaat uit drie onderdelen: een analyse van de jaarlijkse Freelance Monitor van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), elf diepte-interviews met vrouwelijke freelance journalisten en een focusgroep met vijf van deze vrouwelijke freelance journalisten. In dit hoofdstuk wordt de methode van dit onderzoek toegelicht. Er wordt ingegaan op de steekproef, de verzameling van de data en de verwerking van de data. De methoden zijn gebaseerd op het originele onderzoek Voor zover plaats aan de perstafel (VZPP 1986) en de twee replicatieonderzoeken van Op de Woerd (2014) en Koetsenruijter (2015).

Steekproef

Dit onderzoek is onderdeel van een reeks onderzoeken die als doel hebben het VZPP onderzoek te repliceren. Hoewel in VZPP de hele dagbladjournalistiek werd onderzocht, wordt in dit onderzoek slechts een fractie van de dagbladjournalistiek onderzocht, zoals ook Op de Woerd (2014) en Koetsenruijter (2015) hebben gedaan. Voor dit onderzoek is gekozen voor freelancers omdat hier behoefte aan was vanuit de scriptiebegeleider.

Freelance monitor NVJ

De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) voert elk jaar de Freelance Monitor uit. Dit is een survey die wordt rondgestuurd door organisaties voor journalisten als Lira, Dupho en FLA. De monitor heeft als doel de tariefontwikkeling, vergoedingen, beheer van auteursrechten en

onderhandelingspositie van freelance schrijvers, tv-makers, fotografen en videografen te monitoren (Freelance Monitor 2015, 2). Op verzoek heeft de onderzoeker de data van de Freelance Monitor 2015 uitgesplitst in mannen en vrouwen, per leeftijdsgroep. De survey is volledig ingevuld door 780 respondenten. De uitgesplitste data zijn als aparte bijlage toegevoegd.

Het heeft geen zin om nog een aparte survey uit te zetten. Het is theoretisch niet aannemelijk dat daar veel verschillen uit zullen komen. Zo blijkt uit de NVJ-survey dat er geen verschil is in de antwoorden tussen mannen en vrouwen, ook uit de survey van Op de Woerd (2014) en

Koetsenruijter (2015) bleken geen significante verschillen uit de survey, omdat de respons daarvoor te laag was. Ook uit andere onderzoeken wordt een verschil tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten of freelancers niet met een survey aangetoond. Zo blijkt uit het onderzoek van Annette Henninger en Karin Gotschall (2007) naar Duitse journalisten dat in diepte-interviews weliswaar verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten naar boven komen, maar dat dit in de survey niet te zien is (2007, 66). Terwijl uit andere onderzoeken zoals besproken in het theoretisch kader die gebruik maken van diepte-interviews, juist wel verschillen blijken. Uit de survey van Massy en Elmore (2011) blijken eveneens geen significante verschillen (2011, 680).

Kandidaten voor diepte-interviews

Om kwalitatief onderzoek te doen naar de arbeidsbeleving van vrouwelijke freelance journalisten, zijn voor dit onderzoek diepte-interviews gehouden met elf vrouwelijke freelance journalisten. Deze vrouwelijke freelance journalisten zijn op natuurlijke wijze geselecteerd. De onderzoeker heeft verzoeken uitgestuurd via persoonlijke mails naar freelance journalisten door het hele land, en heeft ook via overkoepelende organisaties als de NVJ, de FLA en journalistencollectieven als Bureau Wibaut en Bureau Boven geprobeerd vrouwelijke freelance journalisten te werven voor een interview. Als iemand niet mee kon of wilde werken, kreeg zij het verzoek van de onderzoeker de mail van de onderzoeker door te sturen in haar netwerk. Dit alles leverde twintig geïnteresseerden op, uiteindelijk waren elf freelancers beschikbaar voor een afspraak. Er zijn ook verzoeken verstuurd

(18)

18 naar de Twentse krant Tubantia en naar het Brabants Dagblad om zo meer regiojournalisten te werven. Ook zijn freelance journalisten die voor TV werken nog extra benaderd. Ondanks deze pogingen om een zo divers mogelijk palet aan vrouwelijke freelance journalisten te verzamelen, is dit niet gelukt. Hoewel dit onderzoek niet als doel heeft representatief te zijn, was een meer divers sample beter geweest voor de zegkracht van dit onderzoek. Voor de survey van de NVJ geldt dit probleem niet.

Zoals te zien in tabel 1 komen de meeste deelnemers uit Amsterdam, zijn ze bijna allemaal in de dertig en zijn ze bijna allemaal schrijvers. Ook werken vier van hen, geel gemarkeerd, bij Bureau Wibaut, een collectief van freelance journalisten in Amsterdam.

Tabel 1

Samenstelling geïnterviewde vrouwelijke freelance journalisten

# Woonplaats Leeftijd Burgerlijke staat

Kinderen Soort journalist

Vooropleiding Uren per week

Hoe lang freelancer 1 Utrecht 36 Getrouwd 2 Schrijvend,

radio

SvJ Hogeschool Utrecht Ongeveer 36

2 jaar

2 Amsterdam 39 Woont samen

3 Schrijvend Communicatiewetenschappen 4 dgn pw 7 jaar

3 Amsterdam 32 Woont samen

Geen Schrijvend Nederlands >40 uur Ong. 10 jaar 4 Utrecht 25 Woont

samen

Geen Schrijvend (online)

MBO redactioneel medewerker 3 dagen 1 jaar

5 Amsterdam 35 Alleen Geen Schrijvend Nederlands, PDOJ 40 uur 8 jaar 6 Amsterdam 38 Woont

samen

Geen Schrijvend en radio

Politicologie 40 uur 7 jaar

7 Amsterdam 34 Woont samen

1 Radio, TV Culturele antropologie 4 dagen 10 jaar

8 Amsterdam 50 Woont alleen

Geen Schrijvend CCP, journalistiek voor academici

>40 uur Ong 15 jaar 9 Den Haag 42 Woont

alleen

Geen Schrijvend Fontys Tilburg “Soms honderd, soms niks” 10 jaar 10 Amsterdam 39 Woont alleen

Geen Schrijvend Ontwikkelingsstudies, PDOJ 40 à 50 uur 2 jaar 11 Utrecht 25 Woont alleen Geen TV SVJ Vier dagen 1 jaar

Dit gebrek aan diversiteit komt doordat de deelnemers allemaal zijn bereikt door het

sneeuwbaleffect. Alleen de eerste geïnterviewde is persoonlijk benaderd door de onderzoeker, alle andere deelnemers hebben de onderzoeker zelf benaderd na een bericht op de sociale media of door een doorgestuurde mail van een freelance journalist in haar eigen netwerk.

(19)

19 De onderzoeker heeft met elke geïnteresseerde die mee wilde doen een afspraak gemaakt, en dus geen deelnemers afgewezen om een meer divers palet aan deelnemers te krijgen. Dit omdat de onderzoeker niet verwachtte genoeg deelnemers te krijgen en zichzelf de luxe van afwijzingen niet kon veroorloven.

Waar wel diversiteit in zit zijn de titels en opdrachtgevers waar de deelnemers voor werken. De ondervraagde journalisten werken voor de volgende titels: RTL Nieuws, RTLZ, FD, Trouw, Vogels, Natuurmonumenten, AD, AD.nl, Numrush, UITagenda, OBA, Vrij Nederland, Volkskrant, HUMAN, VPRO, BNR, Ikon, CCP, Filosofie Magazine, Opzij, Maarten Historisch Nieuwsblad, RTV Utrecht, Vice Versa, Amsterdam&Co. Zie tabel 2 voor meer informatie over de geïnterviewde journalisten. Tabel 2

Financiële situatie en kenmerken werkzaamheden geïnterviewde vrouwelijke freelance journalisten

# Omzet per jaar (x 1000)

Commerciële klussen

Lid van collectief Hoe lang uithouden op buffer

Afhankelijk van partner

Verzekerd Pensioen

1 45 Af en toe Nee Half jaar Nee Ja Nee

2 25 Af en toe Bureau Wibaut Paar maanden Nee Nee Nee

3 37 Niet echt NVJ/FLA 4 jaar Nee Nee Ja

4 1800 per maand

10% NVJ/De Coöperatie 1 maand Ja Nee Nee

5 35-40 Een derde Bureau Wibaut Paar maanden Geen partner Ja (Broodfonds) Ja

6 40 Niks Bureau Wibaut 5 maanden Nee Nee Ja

7 50 1 keer in totaal NVJ ¾ jaar Nee Nee Nee

8 10 Nauwelijks Reporters Online 1 jaar Nee Ja Ja 9 11 Af en toe De Coöperatie/NVJ 2 jaar (van

pensioengeld)

Nee Nee Ja

10 40 Nog niet NVJ 5 jaar Geen partner Nee Nee

11 30 Soms Nee 6 maanden Nee Nee Nee

Data-verzameling Diepte-interviews

De interviews vonden plaats tussen 29 november 2016 en 15 december 2016 in een café of bij de geïnterviewde thuis. Elk interview duurde minstens een uur. De interviews zijn opgenomen en getranscribeerd door de onderzoeker.

Het doel van de interviews was om de arbeidsbeleving van de deelnemers kwalitatief te bevragen en te koppelen aan de bestaande theorie en de Freelance Monitor 2015. Het diepte- interview dient als onderzoeksmethode niet alleen om data en feiten te verzamelen, maar ook om als onderzoeker meer inzicht te krijgen in de emoties, gevoelens en ervaringen van de geïnterviewde (Denscombe 2010, 173). Dit zijn gegevens die een deelnemer niet zomaar op papier zal zetten. Daarnaast werkt een interview beter als de onderzoeker gevoelige informatie wil vergaren (1998, 174). Tijdens een diepte-interview bouwt de interviewer een vertrouwensband op waardoor gevoelige informatie makkelijker op tafel komt.

(20)

20 Het diepte-interview geeft een gezicht aan data, maar fungeert niet als methode om representatieve data te verzamelen, zeker als er maar elf deelnemers worden geïnterviewd. Dit onderzoek is dan ook een kwalitatief onderzoek en veronderstelt niet representatief te zijn.

Er werd bij dit kwalitatieve onderzoek gebruik gemaakt van semi-gestructureerde interviews, net als in de onderzoeken van Op de Woerd (2014) en Koetsenruijter (2015). Een semigestructureerd interview bevat weliswaar een vragenlijst, maar per geïnterviewde kan de vragenlijst afwijken, afhankelijk van de antwoorden (Denscombe, 175). Als de geïnterviewde ergens graag wat langer over doorpraat, of er uitgebreid op in gaat, geeft dat ook aan dat dit thema voor de geïnterviewde

belangrijk is, terwijl datzelfde onderwerp voor een ander helemaal niet zo interessant hoeft te zijn (Denscombe, 175). Daarnaast: hoe gestructureerder een interview, hoe minder vrij een

geïnterviewde zich voelt om af te wijken van het pad en onderwerpen aan het licht te brengen die voor hem of haar echt belangrijk zijn (Adams en Cox 2008). De flexibiliteit van een

semi-gestructureerd interview is belangrijk, zodat de onderzoeker met het opstellen van de vragenlijst of interviewgids niet zelf de waarde van de onderwerpen bepaalt (2008, 22).

Om uiteindelijk toch met elf vergelijkbare interviews te eindigen, is gebruik gemaakt van een interviewgids. De interviewgids is gemaakt in samenwerking met Hatixhe Raba, die ook een

replicatieonderzoek doet van VZPP, maar dan naar de arbeidsbeleving van vrouwelijke redacteuren bij RTL Nieuws. De interviewgids is gebaseerd op de interviewgids uit de onderzoeken van Op de Woerd (2014) en Koetsenruijter (2015) en is te vinden in bijlage 1. De thema’s en vragen uit die interviewgidsen zijn gebaseerd op het interviewprotocol van het VZPP-onderzoek uit 1986. Uit deze onderzoeken bleek dat in de uiteindelijke resultaten nog extra thema’s waren besproken dan oorspronkelijk in de interviewgids stonden. Deze extra thema’s en vragen zijn in de nieuwe

interviewgids verwerkt. Ook is de interviewgids aangepast op het onderzoek naar freelancers, omdat de oorspronkelijke interviewgids ging over onderzoek naar journalisten op redacties. Als laatste zijn ook de vragen uit de Freelance Monitor 2015 in de interviewgids verwerkt.

De deelnemers kregen van tevoren niet de interviewgids te zien, maar kregen wel per mail een korte briefing waarin de thema’s die besproken zouden worden werden aangestipt. Die thema’s komen een op een overeen met de thema’s in de interviewgids. De briefing zag er zo uit:

1. Loopbaan – motivatie – entree – verwachting – freelance/financieel 2. Werkverdeling – werkzaamheden – verdeling - salaris

3. Werkcultuur – samenwerken – kritiek/waardering – concurrentie – relatie met opdrachtgevers – statusverschillen – conflicten - informeel

4. Kwaliteiten – goede kwaliteiten – beoordeling collega’s – slechte kwaliteiten - vrouwenkwaliteiten

5. Beslissingsstructuur – formele circuit – informele circuit

6. Berichtgeving – berichtgeving – selectie – vrouwen en onderwerpen 7. Privé/werk – werkdruk – partner – kinderen – andere activiteiten

8. Vrouw-zijn – positie – voor- en nadelen – moederrol of macho – ongewenste intimiteiten 9. Vooruitblik – wat moet er veranderen – loopbaan – toekomst/ambitie

Aan het begin van het interview werd het interviewformulier ingevuld. Elk interview kreeg een nummer en de datum, ook tijd en locatie werden genoteerd. Daarnaast werden algemene vragen gesteld als vooropleiding, welke werkzaamheden de deelnemer uitvoert en voor welke titels zij het

(21)

21

meest schrijft. Het interviewformulier gaat vooraf aan de interviewgids en is te vinden in bijlage 1. De ingevulde interviewformulieren zijn alleen hardcopy op te vragen bij de onderzoeker. Na het invullen van het interviewformulier werden de thema’s en vragen besproken. Alle thema’s moesten in ieder geval aan de orde komen, maar niet per se in de vooraf opgestelde volgorde. Ook praatte de ene deelnemer langer en gepassioneerder over het ene thema dan de andere.

Bij het interview werd volledige anonimiteit beloofd. Meerdere deelnemers gaven aan dit prettig te vinden, omdat zij zo alles konden vertellen wat hen op het hart lag.

Focusgroep

Elke benaderde freelance journalist werd ingelicht over de focusgroep, waarbij direct vermeld werd dat deelname aan de focusgroep niet verplicht was als de journalist ook mee deed aan het diepte-interview. Aanvankelijk was het plan om de focusgroep in de week na de interviews te organiseren, maar uiteindelijk is gekozen voor januari, zodat de onderzoeker meer tijd had om de data van de diepte-interviews te verwerken. Alle deelnemers is eind november een e-mail gestuurd met acht mogelijke interview momenten van 9 tot 12 januari 2017. De deelnemers kregen het verzoek terug te sturen op welke momenten zij beschikbaar waren, en dat het moment waar als eerst vier mensen beschikbaar waren het moment van de focusgroep zou worden. Binnen drie dagen was er een datum, uiteindelijk deden vijf deelnemers mee aan de focusgroep.

Bij een focusgroep komen meerdere deelnemers bij elkaar om met elkaar standpunten en ervaringen te delen en te bediscussiëren (Denscombe, 177). Het grootste verschil tussen de diepte-interviews en de focusgroep is de dynamiek. De onderzoeker moet dan ook een resultaat van deze dynamiek verwachten, anders heeft het geen zin een focusgroep te organiseren (Koetsenruijter en Van Hout, 2014, 29). Voor dit onderzoek is die dynamiek belangrijk, omdat arbeidsbeleving als vrouw een gevoelig onderwerp is.

Een focusgroep is zeer geschikt voor onderzoek dat over genderpatronen en – beleving gaat

(Wilkinson 1998). Immers: de onderwerpen waar de deelnemers over praten in de diepte-interviews gebeuren altijd in context van een arbeidsomgeving en in een interactie met anderen. Daarom is het waardevol voor feministisch onderzoek om die context en interactie in een focusgroep opnieuw te scheppen (Wilkinson 221). Een focusgroep creëert een natuurlijke situatie (Albrecht et. al. 1993), namelijk discussie en gesprek tussen deelnemers, zoals dat in het dagelijks leven ook gebeurt. Ook kan het voordelig uitpakken als enkele deelnemers van de focusgroep elkaar al kennen in de omgeving van waarin het onderzoek zich afspeelt, in het geval van dit onderzoek de werkomgeving. Deelnemers die elkaar kennen, durven elkaar te berispen en te bekritiseren, zoals dat tijdens een normaal gesprek of een discussie ook gebeurt. Beleefdheden blijven achterwege. Mensen die elkaar niet kennen zijn beleefder tegen elkaar, en zullen elkaar minder snel bekritiseren. (MacPherson en Fine 1995 in Wilkinson 1999).

Voor de strategie voor de focusgroep werd bepaald, zijn eerst alle diepte-interviews gehouden en uitgewerkt zodat eventuele hiaten gesignaleerd konden worden voor gebruik in de focusgroep. Uit de diepte-interviews bleek onder andere dat vragen over het belang van vrouwelijke identiteit verwarring opriepen, en dat de deelnemende journalisten niet goed wisten wat ze ermee moesten. Terwijl identiteit wel een groot onderdeel is van dit onderzoek. Daarom werd tijdens de focusgroep eerst gevraagd hoe de deelnemers hun vrouwelijke identiteit zouden concretiseren. Door met stellingen te werken is geprobeerd deze vraag naar identiteit minder abstract te maken.

(22)

22 De volgende stellingen zijn opgesteld voor de focusgroep.

1. Tijdens mijn werk word ik dagelijks geconfronteerd met mijn vrouw-zijn.

2. Een vrouwelijke freelance journalist moet harder werken dan een mannelijke freelance journalist

3. Journalistiek ‘zoals het ooit bedoeld is’ is mannelijk, en hoort meer thuis in de krant, op de radio en op TV dan ‘vrouwelijke’ verhalen.

4. Tijdens mijn werk is mijn vrouwelijke identiteit belangrijk voor mij.

5. Als vrouwelijke freelance journalist voel ik me meer verbonden met andere vrouwelijke freelance journalisten dan met mannelijke.

6. Tijdens mijn werk moet ik voldoen aan een mannelijke norm.

De samenstelling van de groep deelnemers aan de focusgroep zag eruit als in tabel 1a en 2a. Het waren journalisten 2, 4, 8, 9 en 10 uit de interviewreeks.

Tabel 1a

Samenstelling deelnemers focusgroep

# Woonplaats Leeftijd Burgerlijke staat

Kinderen Soort journalist

Vooropleiding Uren per week

Hoe lang freelancer 2 Amsterdam 39 Woont

samen

3 Schrijvend Communicatiewetenschappen 4 dgn pw 7 jaar

4 Utrecht 25 Woont samen

Geen Schrijvend MBO redactioneel medewerker 3 dagen 1 jaar

8 Amsterdam 50 Woont alleen

Geen Schrijvend CCP, journalistiek voor academici

>40 uur Ong 15 jaar 9 Den Haag 42 Woont

alleen

Geen Schrijvend Fontys Tilburg “Soms honderd, soms niks” 10 jaar 10 Amsterdam 39 Woont alleen

Geen Schrijvend Ontwikkelingsstudies, PDOJ 40 à 50 uur

2 jaar

Tabel 2a

Samenstelling deelnemers focusgroep

# Omzet per jaar (x 1000)

Commerciële klussen

Lid van collectief Hoe lang uithouden op buffer

Afhankelijk van partner

Verzekerd Pensioen

2 25 Af en toe Bureau Wibaut Paar maanden Nee Nee Nee 4 1800 per

maand

10% NVJ/De Coöperatie 1 maand Ja Nee Nee

8 10 Nauwelijks Reporters Online 1 jaar Nee Ja Ja 9 11 Af en toe De Coöperatie/NVJ 2 jaar (van

pensioengeld)

Nee Nee Ja

(23)

23 Hoewel tussen de deelnemers die meededen aan de interviews vier mensen zaten die aangesloten zijn bij Bureau Wibaut, was er daarvan maar een aanwezig. De deelnemers aan de focusgroep zouden elkaar in eerste instantie niet moeten kennen, maar uiteindelijk bleek dat zij elkaar bijna allemaal wel ergens gezien hebben. Twee bleken zelfs allebei met regelmaat bij dezelfde krant te werken maar zij hadden elkaar nog nooit gezien.

Tijdens de focusgroep bleken de stellingen niet zo goed te werken dan vooraf gedacht. Het onderwerp vrouwelijke identiteit bleek toch moeilijk te concretiseren. Daarbij moet opgemerkt worden dat drie van de vijf deelnemers ook in de interviews al aangaven niet echt bezig te zijn met hun vrouw-zijn tijdens hun werk. De samenstelling van de focusgroep was daardoor van grote invloed op het uiteindelijke gesprek. Idealiter zou er nog een tweede focusgroep gehouden moeten worden om het belang van de samenstelling van de groep beter te kunnen bekijken, maar dit was door het gebrek aan tijd niet mogelijk.

Data-verwerking Analyse survey

De resultaten van de NVJ-survey zijn door onderzoeker Henk Vinken uitgesplitst in leeftijdsgroepen, en per leeftijdsgroep uitgesplitst in mannen en vrouwen. De verschillen tussen mannen en vrouwen in verschillende leeftijdsgroepen worden zo duidelijk. Deze verschillen zouden een interessant inzicht kunnen geven in de arbeidsbeleving van vrouwelijke freelance journalisten. Op de resultaten zijn ook tests uitgevoerd die het verband tussen leeftijd, geslacht en antwoord aantonen. Helaas bleek slechts bij een deel van de vragen een significant verband te bestaan tussen leeftijd, geslacht en resultaat. Alleen deze vragen zijn meegenomen in de analyse.

Analyse diepte-interviews

De diepte-interviews zijn geanalyseerd volgens dezelfde methode als Op de Woerd (2014) en Koetsenruijter (2015) hebben gedaan. Zij voegden de antwoorden van alle deelnemers bij elkaar per thema, waardoor er feitelijk één groot interview ontstond. Hierdoor hing de onderzoeker geen waarde aan de uitspraken van de deelnemer (2014, 41). Als een deelnemer zichzelf tegenspreekt, wordt daar geen waarde aan gehecht. Op de Woerd en Koetsenruijter maken hierbij gebruik van de theorie van de interpretatieve repertoires, een theorie die in 1987 is geïntroduceerd in de publicatie

Discourse and social psychology: Beyond attitudes and behaviour van Potter en Wetherell en

verklaart waarom mensen in een interview zichzelf soms tegenspreken. In een intensief interview van een uur of langer, neemt een geïnterviewde verschillende repertoires aan. Mensen beschikken over verschillende repertoires die veranderen naar gelang de veranderende context. Mensen herinterpreteren hun uitspraken in de loop van het gesprek en passen hun uitspraken aan (Op de Woerd, 2014). Al deze interpretatieve repertoires, gevormd door afkomst, historie en culturele omgeving, vormen samen met de ideologische dilemma’s van de persoon de identiteit van het individu (2014, 41). Door alle antwoorden samen te voegen tot één interview en dus één repertoire, krijgt elk repertoire en elk antwoord evenveel waarde toegedicht en is de wetenschappelijke zuiverheid van het onderzoek beter.

Net als het VZPP onderzoek en de onderzoeken van Op de Woerd en Koetsenruijter, werkt dit onderzoek met thema’s en kernwoorden. Op de Woerd en Koetsenruijter werkten met zes thema’s, in dit onderzoek zijn daar nog drie thema’s bij gekomen doordat het een andere soort

onderzoeksgroep betreft. Deze thema’s en bijbehorende kernwoorden worden gebruikt om de interviews in te delen als een groot interview. Het analyseschema is te vinden in bijlage 2. De citaten

(24)

24 in het analyseschema zijn volledig geanonimiseerd. Ook namen van opdrachtgevers en media zijn verwijderd. Bijvoorbeeld: als de geïnterviewde sprak van de Volkskrant, is dit vervangen door de cursief gedrukte woorden de krant of een krant. De woordelijke en niet anonieme transcripties zijn op te vragen bij de onderzoeker en alleen verkrijgbaar na toestemming van de geïnterviewde. Een thema uit de oorspronkelijke interviewgids kwam niet aan bod: Beslissingsstructuur. Achteraf gezien is het ook logisch dat een freelancer daar niet mee te maken krijgt. In het analyseschema is dit thema niet meegenomen.

Analyse focusgroep

Dit onderzoek is het eerste onderzoek in de reeks van replicatieonderzoeken van VZPP dat gebruik heeft gemaakt van een focusgroep. Hoewel niet alle van tevoren opgestelde stellingen een voor een besproken zijn, zijn de thema’s wel grotendeels aan bod gekomen. Daarom is ervoor gekozen om de focusgroep op dezelfde manier te analyseren dan de diepte-interviews, namelijk per thema. De citaten in het analyseschema zijn op dezelfde manier geanonimiseerd als het analyseschema van de diepte-interviews. Het analyseschema is te vinden in bijlage 3. Ook voor de focusgroep geldt dat de letterlijke transcriptie alleen na toestemming van de deelnemers beschikbaar is.

(25)

25

Resultaten en analyse

Hoe beleven vrouwelijke freelance journalisten hun werk als freelance journalist? Dit onderzoek probeert antwoord te geven op deze vraag met een analyse van de Freelance Monitor 2015 van de NVJ (Nederlandse Vereniging van Journalisten), diepte-interviews met elf vrouwelijke freelance journalisten en een focusgroep met vijf van de geïnterviewde journalisten.

Eerst worden de resultaten van de Freelance Monitor besproken. De resultaten van de diepte-interviews en de focusgroep zijn samengevoegd per deelvraag. Elke deelvraag wordt apart

besproken. Hoewel er in dit onderzoek sprake is van drie methodes, worden de diepte-interviews en focusgroep tegelijk besproken. De resultaten van de Freelance Monitor worden wanneer relevant bij de deelvragen betrokken.

Daarnaast worden de resultaten vergeleken met het onderzoek waar dit onderzoek een replicatie van is: Voor zover plaats aan de Perstafel van Els Diekerhof et. al. (1986). Ook wordt een vergelijking gemaakt met de twee andere replicatieonderzoeken die al gedaan zijn op de redacties van NRC (Op de Woerd 2014) en Het Parool (2015).

Freelance Monitor 2015

Kenmerken enquête

Voor dit onderzoek is niet, zoals in de onderzoeken van Op de Woerd (2014) en Koetsenruijter (2015), een aparte survey uitgerold onder journalisten. Dit omdat, zoals in het hoofdstuk Methode uitgelegd, het theoretisch te voorspellen is dat er geen significante resultaten uit zouden komen. In plaats daarvan is gebruik gemaakt van de Freelance Monitor, een jaarlijkse enquête die wordt uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ). De monitor heeft als doel de tariefontwikkeling, vergoedingen, beheer van auteursrechten en onderhandelingspositie van freelance schrijvers, tv-makers, fotografen en videografen te monitoren (2015, 2).

De enquête werd verspreid onder leden van organisaties als de NVJ, de FLA, DuPho, Pictoright en LIRA. Ook werden respondenten geworven via sociale media. De enquête stond van 10 oktober tot 3 november 2015 online. 1290 mensen zijn gestart met invullen, 780 respondenten hebben de lijst ook echt afgemaakt. De gemiddelde invultijd was 13 minuten. De onderzoekers geven in de inleiding aan dat de samenstelling van de respondenten - het aantal fotografen, schrijvers, tv-makers en

videografen – licht afwijkt van de samenstelling van de ledenbestanden van de NVJ, FLA en LIRA. De afwijkingen waren echter zo gering, dat de onderzoekers de resultaten uiteindelijk niet hebben gewogen (2015, 3).

Op verzoek van de onderzoeker van deze scriptie heeft onderzoeker Henk Vinken van Pyrrhula die de Freelance Monitor heeft uitgevoerd, de resultaten van de Freelance Monitor uitgesplitst op geslacht en op leeftijdsgroep. Ook heeft hij op elke tabel Chi-tests uitgevoerd die aantonen of er een verband aanwezig is tussen leeftijdsgroep, geslacht en resultaat. Bij slechts een klein aantal vragen bleek dit zo te zijn. Gezien de grote omvang van de Freelance Monitor zijn in dit onderzoek alleen de

resultaten meegenomen waaruit een significant verband blijkt tussen leeftijdsgroep, geslacht en resultaat. Overige vragen die wel relevant waren voor het onderzoek maar waaruit geen significant verband bleek, zijn meegenomen in de verdere analyse. De tabellen waarop de analyse is gebaseerd zijn te vinden in de apart bijgevoegde bijlage 4.

(26)

26 56,6% van de respondenten was man, 43,7% was vrouw. Uitgesplitst op leeftijdsgroep zag de groep respondenten eruit zoals aangegeven in tabel 3.

Tabel 3

Samenstelling respondenten Freelance Monitor

Leeftijdsgroep Man Vrouw Totaal

- 35 44 – 10% 76 – 22,4 % 120 – 15,4%

35 -54 202 – 46% 200 – 58,8% 402 – 51,6%

55 + 193 – 44% 64 – 18,8 257 – 33%

51,6% van de respondenten behoort tot de leeftijdsgroep 35 tot 54 jaar. Hoewel 65,6% van de respondenten man is, zijn de mannen alleen in de meerderheid in de leeftijdsgroep boven de 55 jaar. In alle andere leeftijdsgroepen zitten meer vrouwen. Dit is in lijn met het onderzoek van Hermans en Pleijter (2011) waaruit bleek dat steeds meer jonge journalisten vrouw zijn, waardoor het aandeel vrouwen in de jongere regionen hoger is dan het aandeel mannen.

Aantal declarabele uren

Kenmerkend voor het beroep van freelance journalist is dat niet elk uur betaald wordt. Immers, de meeste journalisten krijgen betaald per teken, per woord of per foto, of spreken een vaste prijs af voor een videoproductie of per dag. Voor research, interviews, correcties en acquisitie wordt een freelancer doorgaans niet betaald. Een freelancer kan wel veertig uur werken, terwijl slechts 25 uur declarabel is. Uit de Freelance Monitor blijkt dat er een zwak verband is tussen leeftijdsgroep en geslacht als het gaat om gemiddeld aantal declarabele uren (zie tabel 4). In de leeftijdsgroep onder 35, krijgen vrouwen 0,65 uur meer betaald dan mannen. In de leeftijdsgroep 35-54 draait dit verschil om: mannen krijgen 3,43 uur per week meer betaald. Het verschil blijft bestaan in de hoogste leeftijdsgroep, dan krijgen mannen gemiddeld 2,08 dagen meer betaald dan vrouwen. Tabel 4

Schatting van het aantal declarabele uren per week

Geslacht op leeftijdsgroep Man -35 Vrouw -35 Man 35-54 Vrouw 35-54 Man 55+ Vrouw 55+ Gemiddelde declarabele uren per week

22,18 22,83 23,98 20,55 19,39 17,31

Tariefontwikkeling 2014 en 2015

Bij de vraag naar tariefontwikkeling per opdracht, per uur, per woord en per foto is alleen een significant verband te zien tussen leeftijdsgroep, geslacht en resultaat bij de uurtarieven van 2014 en 2015 zoals te zien in tabel 5. Bij de leeftijdsgroep tot 35 kregen vrouwen per uur in 2014 een fractie minder, namelijk €0,03. In 2015 was het verschil groter en liepen de vrouwen tot 35 aan kop: zij verdienden in 2015 €2,96 meer per uur dan mannen. In de leeftijdsgroep 35 tot 54 draait het verschil

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel deelnemers dus minder klachten hadden en veelal gemotiveerd waren om weer aan het werk te gaan, lijkt daarmee nog niet voldaan te zijn aan een voldoende voorwaarde

Ook al gaat het maar om een dag per maand of nog minder, doordat het tijd- en plaatsonafhankelijk werken daardoor in de regel voor iedereen mogelijk is, wordt het principe

Vermoedelijk wordt door het gebruik van flexibiliteitsmaatregelen – vooral dan van thuiswerk – de grens tussen werk en privé vager, waardoor mensen uiteindelijk vaker dan

Mannen zijn de laat- ste vijf jaar iets minder gaan wer- ken (-1u), ze besteden iets minder tijd aan ‘persoonlijke verzorging, eten & drinken’ (-27’), ze doen iets

6.3 Indien de gewenste herziening niet als een eenvoudige herziening is aan te merken, stelt de Journalist Opdrachtgever hiervan spoedig op de hoogte onder vermelding van

This paper unravels the changes a European Union admission of Turkey would involve for EU-based contenders in the beer market, both after the real accession and in the years

Movisie • Zorg en werk in balans voor vrouwen en mannen 45 Maatschappelijke organisaties die werknemers in dienst hebben, kunnen deze stappen zelf doorlopen en de

Omdat ouders dit niet kunnen op- brengen, er niet aan denken dat hun kind best havo of vwo kan doen of omdat bijles geen optie is.. Kinderen die in armoede leven, bouwen