• No results found

Met eigen ogen aanschouwen : Over christelijke inwijding in geloof en gemeenschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Met eigen ogen aanschouwen : Over christelijke inwijding in geloof en gemeenschap"

Copied!
102
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Met eigen ogen aanschouwen

over christelijke inwijding in geloof en gemeenschap

Marleen Baan

Nanda van Eijk

Eindopdracht voor de studie Godsdienst Pastoraal Werk aan de Evangelische Theologische Hogeschool te Ede

Opdrachtgever: Centrum Dienstverlening Gereformeerde Kerken te Zwolle Projectcoach: Henk Bakker

Juni 2010

Omslagillustratie: Marjan Al-Sett Ontwerp omslag: Nico van Kreuningen

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord 1

Hoofdstuk 1 – Introductie 3

1.1 Aanleiding tot het onderwerp 3

1.2 Opdrachtgever en eindproduct 4

1.3 Opbouw van het verslag 4

Hoofdstuk 2 – Het onderzoek 5

2.1 Onderzoeksvraag 5

2.2 Werkveld 5

2.3 Criteria nieuwe gelovigen 5

2.4 Interviews 6

Hoofdstuk 3 - Oriëntatie op de theorie over mystagogie 7

3.1 Inleiding 7

3.2 Oorsprong 7

3.3 Vroege kerk 7

3.4 Katholieke kerk 8

3.5 Verbinding tussen de zichtbare werkelijkheid en Gods werkelijkheid 8

3.6 Mystagogie vandaag 10

3.6.1 Annemiek de Jong – van Campen 11

3.6.2 Kees Waaijman 12

3.6.3 Stefan Paas 13

3.7 Mystagogie en ons afstudeeronderzoek 14

Hoofdstuk 4 – Uitleg analyse-instrument en vragenlijsten interview 15

4.1 Het analyse-instrument 15

4.1.1 Betrokkenen in het mystagogisch proces 15

4.1.2 Mystagogisch aanbod 15

4.1.3 Mystagogische receptie 16

4.1.4 Relatie mystagogisch aanbod en mystagogische receptie 17

4.1.5 Lagen van mystagogie 17

4.2 De vragenlijsten van het interview 18

4.2.1 De voorafgaande vragenlijst (bijlage 1) 18

4.2.2 De vragenlijst van het interview (bijlage 2) 19

Hoofdstuk 5 – De interviews 20 5.1 Simon en Nelleke 20 5.2 Martine 22 5.3 Femke 25 5.4 Iris 27 5.5 Rosalie 28 5.6 Annet 31 5.7 Harriët 33

(4)

5.8 Henk 35

5.9 Peter 38

5.10 Erik 40

Hoofdstuk 6 – Analyse van de interviews 43

6.1 Simon en Nelleke 43 6.2 Martine 45 6.3 Femke 48 6.4 Iris 50 6.5 Rosalie 53 6.6 Annet 56 6.7 Harriët 59 6.8 Henk 61 6.9 Peter 64 6.10 Erik 66

6.11 Vergelijking van de interviews 69

6.11.1 Het in contact komen met de gemeente 69

6.11.2 Kerkdiensten 69

6.11.3 Cursussen en/of kleine groep 70

6.11.4 Mystagogen 70

6.11.5 Mystagogische receptie 71

6.11.6 Gemeenschap 71

6.11.7 Nieuwe kerken versus bestaande kerken 72

6.11.8 Man/vrouw en leeftijdsgroepen 72

Hoofdstuk 7 - Conclusies en aanbevelingen 73

7.1 Beantwoorden van de onderzoeksvraag 73

7.2 Een nieuw leven leren leven 75

7.3 Het verbinden van twee werkelijkheden 76

7.3.1 De kerkdienst 77

7.3.2 Persoonlijke mystagogische contacten 79

7.3.3 Leven in gemeenschap 80

7.4 Nieuwe gelovigen in de GKV 80

7.4.1 Kennis 80

7.4.2 Regels 81

7.4.3 Thuiskomen 81

7.4.4 Predikant als sleutelfiguur 82

7.4.5 Mystagogisch bewustzijn 82 7.5 Aanbevelingen 83 7.5.1 Narratieve benadering 83 7.5.2 Theologische benadering 83 7.5.3 Persoonlijke benadering 83 7.5.4 Concrete toepassing 84 7.5.5 Vervolgonderzoek 85 7.5.6 Tenslotte 85

(5)

Literatuurlijst 87

Bijlagen

Bijlage 1 - Voorbereidende vragenlijst Bijlage 2 - Vragenlijst voor het interview Bijlage 3 - Analyse-instrumentarium

(6)

Voorwoord

‘Met eigen ogen aanschouwen’

De titel van ons onderzoeksverslag is ontleend aan Job 42 vers 5, NBV. Job zit op de puinhopen van zijn leven. Alles is hem afgenomen. Het enige wat hij nog over heeft, is zijn vrouw en een paar vrienden. Zij proberen antwoorden te vinden op de vele vragen die door het leven van Job opgeroepen worden. Uiteindelijk is het God zelf die alle vragen en gemakkelijke antwoorden het zwijgen oplegt. Job realiseert zich hoe nietig hij is tegenover zijn Schepper en reageert onder andere met de woorden: “Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd.”

In de ontmoeting met God gebeurt het vaker dat vragen verstommen en makkelijke

antwoorden verbleken. Als God zijn hand op mensenlevens legt, lijken de puzzelstukjes van het leven soms ineens op zijn plek te vallen. God is met Job een uitzonderlijke weg gegaan. Dit bijbelverhaal is dan ook niet bedoeld om zonder meer naast andere mensenlevens te leggen, alhoewel ook bij de geïnterviewden die aan ons onderzoek meededen opvallend vaak een weg met hobbels en bobbels voorafging aan de bekering. Waar het ons hier om gaat, is de uitdrukking die Job gebruikt. Hij geeft daarmee aan dat kennis over God niet hetzelfde is als het leven in gemeenschap met God.

Uit de interviews komt naar voren dat nieuwe gelovigen hun kennis over God en van de bijbel willen vergroten. Anderzijds geven ze aan veel behoefte te hebben aan het delen van ervaring. Hoe doe jij dat nu: leven met God? Wat hoort er wel bij, wat hoort er niet bij? Wat schrijft de kerk voor en wat schrijft God voor? Deze behoefte is misschien wel vele malen sterker dan het leren over God, over de bijbel, over de kerk. Het is het verlangen om een vervolg te geven aan ‘de eerste liefde’. Hiervoor zijn mensen nodig die ervaring hebben in het leven met God. Hiervoor is een levende gemeente nodig die Gods Koninkrijk handen en voeten geeft in het dagelijkse leven.

God is met de nieuwe gelovigen die wij spraken een bijzondere weg gegaan. Wij zijn verrast en dankbaar dat ze hun verhalen in alle openheid met ons wilden delen. Het deed ons denken aan Jobs uitdrukking; deze mensen hebben het niet meer van horen zeggen, zij hebben God met eigen ogen aanschouwd. En via hen raakten ook wij weer onder de indruk van Gods daden. Wij willen de geïnterviewden daar op deze plaats heel hartelijk voor bedanken en wensen hen Gods zegen toe in hun persoonlijke leven en in het leven met de gemeente.

Het is ons verlangen dat dit onderzoek concreet iets zal bijdragen aan de praktijk van het gemeenteleven. Wij hebben daarom geprobeerd om tijdens ons afstuderen zoveel mogelijk mensen te spreken die ervaring hebben op dit gebied. We willen een aantal mensen in het bijzonder noemen. Allereerst dr. Henk Bakker, onze projectcoach, die vanaf het begin met ons heeft meegedacht en richting gaf aan onze ideeën. Henk, enorm bedankt voor het enthousiasme waarmee je ons steunde en motiveerde en voor je wijsheid en kennis die je met ons hebt willen delen.

Ook zijn wij dank verschuldigd aan dr. Annemiek de Jong-van Campen. Wij hebben veel gehad aan het door haar geschreven proefschrift. Ook maakte zij tijd voor ons vrij om hier samen over door te praten. De herkenning die er was, ondanks dat we uit twee verschillende

(7)

kerkelijke tradities komen, was verassend en overtuigde ons nog meer van de relevantie van dit onderwerp.

Vervolgens willen wij ook dr. Mees te Velde, hoogleraar aan de TU Kampen, bedanken. In het beginstadium heeft hij ons op weg geholpen onder andere door met ons te brainstormen over het eigene van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (verder: GKV).

Tenslotte bedanken we onze opdrachtgever Centrum Dienstverlening Gereformeerde Kerken (verder: CDGK) met Peter Wierenga en drs. Johan Harmanny in het bijzonder. CDGK heeft het voor ons mogelijk gemaakt ons onderzoek onder een groter publiek te brengen.

We hopen en bidden dat gemeenten ermee gediend zullen zijn en dat het zal leiden tot verdere opbouw van Gods koninkrijk.

Zwolle/Wilnis, juni 2010

Marleen Baan Nanda van Eijk

(8)

Hoofdstuk 1 - Introductie

Allereerst willen wij ons kort voorstellen. In dit onderzoeksverslag wordt regelmatig in de wij-vorm gesproken en het is voor u als lezer wellicht prettig om te weten wie die ‘wij’ zijn.

Marleen Baan (1977) woont in Zwolle, is getrouwd en moeder van een zoon. Marleen is werkzaam als autismedeskundige bij de Hofstee, een boerderij waar zes mensen met een verstandelijke beperking en een stoornis in het autistisch spectrum wonen en werken. Zij is lid van de Plantagekerk in Zwolle (GKV). Marleens man, Frank, is vier jaar geleden tot geloof gekomen. Zodoende heeft zij van dichtbij het groeiproces mogen meemaken van iemand die zonder christelijke achtergrond God leerde kennen en deel werd van een christelijke

gemeenschap.

Nanda van Eijk (1975) uit Wilnis is werkzaam als kerkelijk missionair werker bij de Veenhartkerk in Mijdrecht. De GKV Mijdrecht had te kampen met een terugloop van het aantal leden en is in september 2006 opnieuw geplant onder de naam Veenhartkerk. Sindsdien groeit de gemeente in geloof, ledental, activiteiten en betrokkenheid op de omgeving.

Wij zijn beiden in september 2005 gestart aan de Evangelische Theologische Hogeschool met de studie Godsdienst Pastoraal Werk en kozen als studievariant missionair werk. Allebei voelen wij een verlangen om anderen die God nog niet kennen te bereiken met het goede nieuws over Jezus Christus. Het is bijzonder dat wij er getuige van mogen zijn dat mensen dit goede nieuws ontvangen en christen worden. Die gebeurtenissen gaven de aanleiding tot het onderwerp van dit onderzoek.

1.1 Aanleiding tot het onderwerp

In de gemeenten waarvan wij lid zijn, worden wij in contact met nieuwe gelovigen allereerst aangesproken door de verhalen die deze mensen vertellen. De verhalen die gaan over het proces van zoeken en vinden. Verhalen over een oude en een nieuwe mens. Verhalen waarin Gods liefde en genade zichtbaar worden. We ervaren het als een zegen om zo een kijkje te krijgen in het geloofsleven van anderen en daardoor zelf opnieuw onder de indruk te komen van het wonderlijke feit dat onze God mensen wil redden en een nieuw leven wil schenken.

Het valt ons op dat er in de afgelopen jaren binnen de GKV veel aandacht is geweest voor missionair gemeente zijn. In veel gemeenten worden cursussen gegeven waarin het christelijk geloof wordt uitgelegd, zoals de Alpha- of Emmaüs-cursus. Daarnaast zijn er nieuwe missionaire projecten gestart, met name in en rond de grote steden en zijn er gemeenten die een doorstart hebben gemaakt als missionaire gemeenten.

Wij hebben de indruk dat gemeenten intussen in een volgende fase zijn gekomen. Er komen mensen tot geloof en deze nieuwe gelovigen gaan deel uitmaken van de gemeente. Hoe gaat het verder met deze mensen? Helpt de geloofsgemeenschap hen om verder te groeien en beter zicht te krijgen op de breedte en diepte van het christelijk geloof? Hoe verloopt de integratie van nieuwe gelovigen in de gemeente? Naar deze vraag gaat onze belangstelling uit. Wij hebben dan ook besloten hier empirisch onderzoek naar te doen.

(9)

Onze projectcoach Henk Bakker wees ons op het promotieonderzoek van Annemiek de Jong-van Campen.1 Vanuit katholieke achtergrond heeft zij onderzoek gedaan naar christelijke inwijding van nieuwe gelovigen. Zij beschrijft onder andere de theorie die betrekking heeft op de vragen die wij ons stelden over de geloofsgroei en integratie in de gemeenschap van nieuwe gelovigen. Wij hebben veel gebruik kunnen maken van haar werk. Het is verrassend en bemoedigend om in een tijd waarin er veel negatieve berichtgeving is over de Rooms Katholieke Kerk waardevolle elementen te ontdekken binnen deze traditie.

1.2 Opdrachtgever en eindproduct

De formele opdrachtgever voor ons onderzoek is het Centrum Dienstverlening

Gereformeerde Kerken in Zwolle. CDGK is een landelijke organisatie die gemeenten binnen de Gereformeerde Kerken adviseert met betrekking tot opbouw en organisatie. Zij bleek belangstelling te hebben voor ons onderzoek en gaf aan onze opdrachtgever te willen zijn. CDGK vroeg ons als eindproduct twee artikelen te leveren die geschikt zijn voor publicatie in magazines of internetsites die zij uitgeeft respectievelijk beheert.

1.3 Opbouw van het verslag

In hoofdstuk 2 beschrijven wij in grote lijnen onze onderzoeksvraag en –aanpak. De theorie bij het onderzoek vindt u in hoofdstuk 3. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 een uitleg gegeven bij de vragenlijsten die wij gehanteerd hebben tijdens de interviews en het

analyse-instrument. De samenvattingen van de interviews treft u aan in hoofdstuk 5 en de analyses in hoofdstuk 6. Tenslotte worden in hoofdstuk 7 de conclusies en aanbevelingen naar

aanleiding van het onderzoek beschreven.

1

Jong-van Campen, A. de, Mystagogie in werking, Hoe menswording en gemeenschapsvorming

(10)

Hoofdstuk 2 – Het onderzoek

2.1 Onderzoeksvraag

Zoals in paragraaf 1.1 beschreven, is er de afgelopen jaren veel aandacht geweest voor vormen van missionair gemeente zijn en het naar buiten treden met de boodschap van het evangelie. Een gevolg daarvan is dat nieuwe gelovigen aanhaken bij de gemeente. Dit geeft nieuwe kansen, maar roept ook vragen op. Een van die vragen is hoe deze nieuwe

gelovigen verder geholpen kunnen worden bij hun inwijding in het geloof en de

gemeenschap van de kerk. We hebben er daarom voor gekozen in dit verslag de volgende vraag te onderzoeken:

Vindt er bij nieuwe gelovigen binnen de GKV verdere inwijding plaats in het mysterie van het geloof en in de gemeenschap. Zo ja, hoe gebeurt dat?

2.2 Werkveld

We hebben ervoor gekozen ons onderzoek te beperken tot kerken die horen bij de GKV. Zodoende is er een duidelijk punt van overeenkomst bij alle geïnterviewden, namelijk de kerkelijke achtergrond. We hebben zowel stadsgemeenten als dorpsgemeenten, zowel gemeententichtingsprojecten als kerken die al langer bestaan in ons onderzoek betrokken. Onze opdrachtgever CDGK heeft ons namen verstrekt van gemeenten binnen de GKV waar de laatste jaren nieuwe gelovigen zijn aangehaakt. Via de predikanten van deze en andere gemeenten zijn wij in contact gekomen met tien nieuwe gelovigen. Aan hen hebben wij de vraag voorgelegd of zij bereid waren om met ons in gesprek te gaan over hun

geloofsverdieping en integratie in de geloofsgemeenschap. De bereidheid om aan ons onderzoek mee te werken was groot. Nagenoeg alle mensen die we benaderden waren direct bereid om hun verhaal met ons te delen.

Om de verhalen zoveel mogelijk systematisch in kaart te brengen, hebben we een tweetal vragenlijsten ontwikkeld. De eerste vragenlijst stuurden we voorafgaand aan het interview op en hielp ons om alvast een globaal beeld van de geïnterviewde en de gemeente te krijgen. De tweede vragenlijst werd tijdens het diepte-interview doorgewerkt. Deze vragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 1 en 2. Hoe deze lijsten tot stand zijn gekomen, hebben we

beschreven in hoofdstuk 4.

2.3 Criteria nieuwe gelovigen

Hieronder geven wij de criteria waaraan de geïnterviewden voldoen. Zij:

1. zijn minimaal twee en maximaal tien jaar geleden in aanraking gekomen met de kerkelijke gemeente.

2. bezoeken minimaal twee keer per maand een kerkdienst in deze gemeente.

3. nemen in diezelfde gemeente deel aan activiteiten die gericht zijn op het opbouwen van een relatie met God en met de gemeenschap.

4. hebben voordat ze met deze gemeente in aanraking zijn gekomen geen of meer dan 10 jaren geen deel (meer) genomen aan een kerkelijke gemeenschap zoals bedoeld onder punt 2 en 3 van de criteria.

(11)

Ad 1

Met betrekking tot de gekozen ondergrens: Uit onderzoek onder toetreders blijkt dat zij gemiddeld twee tot vijf jaar nodig hebben vanaf het eerste contact met de gemeente tot volwaardig lidmaatschap.2 We hebben daarom voor twee jaar als minimum gekozen. Met betrekking tot de gekozen bovengrens: De hiervoor genoemde twee tot vijf jaar die nieuwe gelovigen nodig hebben om toe te treden tot de gemeente is een gemiddelde. Er zijn ook mensen die er langer over doen om een definitieve keuze voor de gemeente te maken. Om onze criteria niet te strak te formuleren, met als gevaar dat we moeilijk aan deelnemers voor ons onderzoek zouden kunnen komen, hebben we ervoor gekozen de bovengrens te stellen op tien jaar. Tevens willen we hiermee voorkomen dat we een verouderd beeld krijgen over de situatie in de GKV. Dit zou kunnen gebeuren bij een hogere bovengrens.

Ad 3

Het gaat hierbij om minimaal één onderdeel van de bij vraag 4 B, C, D, E of G genoemde activiteiten (zie de vragenlijst voor het interview, bijlage 2).

We hebben er bewust voor gekozen doop en/of belijdenis niet als criterium te gebruiken. Dit gaf ons de gelegenheid om ook nieuwe gelovigen te interviewen die deze keuze nog niet hebben kunnen of willen maken. Bovendien garandeert doop of belijdenis niet altijd betrokkenheid op de gemeente en dat was voor ons een belangrijke voorwaarde. Daarom hebben we gekozen voor het commitment in de vorm van het bezoeken van kerkdiensten en het deelnemen aan geloofsopbouwende activiteiten. Hieruit blijkt dat de nieuwe gelovige de intentie heeft om te groeien in geloof en in de gemeenschap van de kerk en daar ook gericht stappen voor onderneemt.

2.4 Interviews

Voorafgaand aan de interviews hebben wij de nieuwe gelovigen per mail een

voorbereidende vragenlijst gestuurd. De antwoorden op deze vragen geven een globaal beeld van de achtergrond en levensgeschiedenis van de nieuwe gelovige, hoe het contact met de gemeente tot stand is gekomen en zijn/haar deelname aan activiteiten gericht op geloofsopbouw. De antwoorden op de voorbereidende vragenlijst hebben als opstap naar het interview gediend.

Voor de voorbereidende vragenlijst, zie bijlage 1. Voor de vragenlijst van het interview, zie bijlage 2.

We hebben beiden vijf interviews afgenomen. Van deze interviews hebben wij

geluidsopnames gemaakt. Deze opnames hebben wij woordelijk uitgetypt. Vervolgens hebben wij van de interviews geanonimiseerde samenvattingen gemaakt. Deze samenvattingen zijn door de geïnterviewden nagelezen en waar nodig gewijzigd en/of aangevuld. We hebben hiervoor gekozen omdat we het belangrijk vinden dat de samenvatting een betrouwbaar beeld geeft van het verhaal van de geïnterviewde.

2

Paas, S., De werkers van het laatste uur, de inwijding van nieuwkomers in het christelijk geloof en in

(12)

Hoofdstuk 3 - Oriëntatie op de theorie over mystagogie

3.1 Inleiding

In de aanloop naar ons onderzoek, hebben we gekozen om ons te verdiepen in een voor ons toen nog onbekend begrip, namelijk dat van de zogeheten ‘mystagogie’. Toen we voor het eerst hoorden van mystagogie, associeerden we dat met mystiek en zelfs wel met iets van zweverigheid. Toch bleek mystagogie weinig van doen te hebben met vaagheid. Sterker nog: mystagogie is een essentieel onderdeel van de christelijke gemeenschap. In de katholieke kerk is mystagogie een bekend begrip en wordt er ook praktisch invulling aan gegeven. Waarschijnlijk is dit grotendeels te danken aan de invloed van de jezuïet Karl Rahner. We komen hier nog op terug in dit hoofdstuk.

Tijdens ons onderzoek zijn we overtuigd geraakt van de relevantie van mystagogie voor hedendaagse christelijke gemeenten. Het raakt diepe aspecten van het christelijk geloof die hier en daar wellicht wat onderbelicht zijn gebleven. Om meer zicht te krijgen op mystagogie, vinden wij het belangrijk om na te gaan welke plek zij heeft ingenomen in de geschiedenis tot aan vandaag toe.

3.2 Oorsprong

In de hellenistische wereld wordt voor het eerst gesproken over ‘myste’ (leerling) en ‘mystagoog’ (leraar). Veel details hebben we hierover niet kunnen vinden in de literatuur, maar in elk geval was het een bekend begrip in de gnostiek. In de mysteriëncultus was mystagogie de inwijding van de myste in het mysterie, waardoor het mogelijk werd om deel uit te maken van een bepaalde gemeenschap. Het opnemen in de gemeenschap werd vooraf gegaan door het eerste onderricht, gevolgd door de initiatierite ofwel ‘rite de passage’. Dit moment kreeg een vervolg in de mystagogische lessen. ‘Door een leraar, een

mystagoog, wordt een myste geholpen innerlijke kennis en ervaring van de geloofsgeheimen te krijgen en hiernaar te leven.’3

3.3 Vroege kerk4

In de vroege kerk zien we dat het gedachtegoed van ‘een inwijding in het mysterie’ ook een plek krijgt binnen de christelijke kerk. In de derde eeuw was het een grote stap om christen te worden. Het christendom werd door de Romeinse keizer niet erkend en haar aanhangers werden geconfronteerd met vervolging en onderdrukking. In deze tijd werd het

catechumenaat ingesteld als voorbereiding, maar ook als oefening op het volwaardig lid zijn van de gemeente. Zowel voor de bekeerling als voor de gemeenschap was het namelijk belangrijk dat de nieuwe christen wist waaraan hij begon en wat het nieuwe leven inhield. Na deze voorbereidingsperiode vond de inwijding plaats in de vorm van doop en avondmaal. Maar hiermee was het niet afgelopen. Om te benadrukken dat het geloofsproces doorging en de bekeerling moest groeien in de gemeenschap, was hierna een periode met extra

aandacht voor de pas gedoopten.

In de vierde eeuw, onder keizer Constantijn veranderde de positie van de christelijke kerk. Het christelijk geloof werd erkend als staatsgodsdienst en de kerk kreeg daardoor te maken met een toestroom van mensen die om uiteenlopende redenen christen wilden worden. Er zijn veel nieuwkomers die het moment van doop uitstelden en ingeschreven bleven als

3

De Jong, Mystagogie in werking, blz. 51.

4

(13)

catechumeen. Blijkbaar schrok de discipline en de strenge houding van een ‘volwaardig’ christen sommige mensen af. Toch waren er mensen die wel kozen om gedoopt te worden. Hieromheen was sprake van een bepaalde procedure die we met name kennen van

bisschop Cyrillus van Jeruzalem. Tijdens de veertig dagen vastentijd, in de aanloop naar Pasen, kregen de aanstaande dopelingen ‘onderwijs voor gevorderden’ gericht op morele vorming. Daarnaast ondergingen ze een exorcisme om de macht van het oude leven achter zich te laten. Na de initiatie van de doop en de eucharistie met Pasen, kwamen de

pasgedoopten in de week daarop met de gemeente bij elkaar. Tijdens deze bijeenkomsten en vieringen werd mystagogisch onderwijs gegeven, waarbij werd teruggegrepen op wat de dopelingen tijdens doop en avondmaal ervaren hadden. In deze mystagogische preken of catecheses ‘wordt de initiatieviering in de herinnering teruggeroepen om de betekenis van datgene wat gezegd en gedaan is in de liturgie beter te begrijpen. Via de liturgie wordt de gelovige geïntroduceerd in de kennis en het begrip van het mysterie’.5 Kortom: het nieuwe leven dat past bij een christen en het deel uit gaan maken van de gemeenschap was verre van vanzelfsprekend. De kerk bood, verbonden met doop en avondmaal, een breed scala aan ter verdieping van het geloof van nieuwe leden. Zo kreeg de nieuwe gelovige een

‘peetouder’ die hem persoonlijk begeleidde op de geloofsweg. Ook werden er mystagogische preken of catecheses gehouden om de nieuwe gelovigen verder in te wijden in de betekenis van de sacramenten. In deze preken werd theologisch onderwijs gegeven en werd benadrukt dat er een overgang had plaatsgevonden van een oud naar een nieuw leven. Er werd daarbij teruggegrepen op dat wat de nieuwe gelovigen ervaren hadden tijdens het deelnemen aan de sacramenten.

3.4 Katholieke kerk

Het begrip mystagogie is nieuw leven ingeblazen door de jezuïet Karl Rahner (1904-1984). Hij merkte in zijn tijd op dat er een kloof was ontstaan tussen het geloofsleven van mensen en dat wat de kerk leert. Mensen ervaren in hun dagelijkse leven weinig of niets meer van God, waardoor verwijdering ontstaat tussen kerk en wereld, tussen ‘het geloof’ en het leven. Hij benadrukte dan ook dat de kerk mensen niet meer moet voorkauwen wie God is en wat zij moeten geloven, maar dat het de taak van de kerk is om mensen te begeleiden in hun zoektocht. Uitgangspunt daarbij is de ervaring van mensen en het is de taak van de kerk om mensen vervolgens te begeleiden in hun geloofszoektocht. Rahner heeft dit niet verder uit kunnen werken, maar zijn gedachtegoed is overgenomen door met name praktisch

theologen. Hoewel zij zich baseren op de tijd van de kerkvaders, krijgt het begrip mystagogie een nieuwe kleur. Het wordt verbonden met een nieuwe manier van kerk zijn. De kerk schrijft niet meer de wetten voor, maar sluit aan bij de beleving van mensen. Zij helpt mensen door samen op weg te zijn in Gods wereld.

3.5 Verbinding tussen de zichtbare werkelijkheid en Gods werkelijkheid

Rahner is met zijn gedachtegoed in de kloof gesprongen tussen dat wat de kerk belijdt en wat de mensen ervaren. Het is waardevol dat hij deze kloof herkende en onderkende. Tegelijk komt in zijn werk duidelijk naar voren dat zijn wortels in de katholieke kerk liggen en dat daarmee de visie op de mens en op de relatie tussen God en mens fundamenteel verschilt met de protestantse visie. Waar in de protestante traditie en zeker in de GKV grote

5

(14)

vraagtekens worden gezet bij de menselijke ervaring als uitgangspunt voor theologie, ligt dat in de katholieke traditie heel anders. In verband met de beschikbare tijd voor ons onderzoek, hebben we ervoor gekozen ons niet verder in de ideeën van Rahner te verdiepen. Als dit anders was geweest dan zou het interessant zijn om een vergelijking te maken tussen beide tradities. Het gesprek dat wij met De Jong, katholiek theoloog, hadden gaf overigens

verassend veel herkenning als het ging om onze visie op de mens, op de geloofsgemeenschap en op de genade.

Rahner stimuleert de kerk om de verbinding te leggen tussen de zichtbare en de onzichtbare dingen. Dat is een blijvend punt van aandacht voor kerken: spreken wij een taal die

verbonden is met de wereld waarin we leven? Dit is overigens geen gemakkelijke taak. Sinds de zondeval is er een kloof ontstaan tussen Gods werkelijkheid en de werkelijkheid die de mens ziet, beleeft en ervaart. Jezus Christus heeft door zijn menswording die kloof

wonderlijk overbrugd. Daarnaast zien we in de bijbel vele voorbeelden waaruit blijkt dat God de mens tegemoet komt, als het ware zijn hand uitsteekt om twee werkelijkheden met elkaar te verbinden.

En dit,’ zei God, ‘zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. Wanneer ik wolken samendrijf boven de aarde en in die wolken de boog zichtbaar wordt, zal ik denken aan mijn verbond met jullie en met al wat leeft, en nooit weer zal het water aanzwellen tot een vloed die alles en iedereen

vernietigt. (Genesis 9: 12-15, NBV)

Jozua liet twaalf mannen aanwijzen, één uit elke stam van Israël, en nadat hij hen bij elkaar geroepen had, zei hij tegen hen: ‘Ga voor de ark van de H E E R , uw God, de Jordaan in. U moet allemaal één steen op uw schouders nemen, één voor elke stam van Israël. Ze zullen een gedenkteken voor u zijn. Wanneer uw kinderen later zullen vragen wat die stenen betekenen, dan moet u ze vertellen dat het water van de Jordaan werd tegengehouden door de aanwezigheid van de ark van het verbond met de H E E R . Vertel ze dat toen de ark de Jordaan in ging het water werd afgesneden en dat deze stenen daarvan voor Israël een eeuwig gedenkteken zijn. (Jozua 4: 4-7, NBV)

Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’ Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat hij komt. (1 Kor. 11: 23-26, NBV)

Drie voorbeelden uit het Oude en Nieuwe Testament waarbij iets tastbaars als een stapel stenen, een gekleurde boog in de wolken, brood en wijn genomen wordt om iets anders uit te drukken. De boog spreekt over de belofte van God dat hij de aarde niet meer zal verwoesten door een vloed zoals de zondvloed. De stapel stenen herinnert aan de ark, aan Gods

(15)

avondmaal in om zijn dood en opstanding te gedenken tot aan de dag dat hij zelf in ons midden zal zijn.

Als we naar deze Bijbelgedeelten kijken met het thema van mystagogie in gedachten, vallen enkele aspecten op.

• Er spreekt verlangen uit van God dat ook volgende generaties weet hebben van wie hij is en van wat hij gedaan heeft. Stenen, simpeler kan het haast niet, het landschap zal er vol van gelegen hebben. Pak er twaalf, voor elke stam één en stapel ze op. Als je kinderen volgend jaar of je kleinkinderen over twintig jaar vragen: ‘waarom staan die stenen daar?’, vertel ze dan wat hier gebeurd is. Nu zijn jullie onder de indruk van het gebeuren, hopelijk vergeet je het nooit meer. Maar ik wil dat je ook niet vergeet om het je nageslacht te vertellen. Het verhaal moet niet alleen bij jullie blijven!

• Er spreekt ook uit dat God weet hoe mensen functioneren. Het is lastig om wonderlijke gebeurtenissen te blijven herinneren zonder fysiek bewijs, ook al getuigen deze

gebeurtenissen nog zo sterk van de macht van Gods rechterhand. God weet dit en geeft daarom hulpmiddelen om ze niet te vergeten of om ze na verloop van tijd te

bagatelliseren. God komt de mens tegemoet en geeft in de aardse werkelijkheid tastbare verwijzingen naar de hemelse werkelijkheid.

• Uit de genoemde Bijbelgedeelten klinkt ook een oproep om te getuigen van wie God is en van wat hij doet en heeft gedaan. Symbolen, tekenen en sacramenten functioneren als handvat en aanknopingspunt om van Gods grote daden te blijven vertellen.

Een regenboog, een stapel stenen, brood en wijn als blijvende herinnering en als een belofte voor nu en in de toekomst. Maar deze tastbare herinneringen hebben wel een onderschrift nodig. Een kind begrijpt niet uit zichzelf waarom die stenen daar staan. Iedereen begrijpt vandaag de dag dat de regenboog te maken heeft met een combinatie van water en licht, maar als niemand je vertelt dat deze kleurenpracht verwijst naar een belofte van God aan de aarde… Brood, wijn, doop…. Het kenmerkt de christelijke kerk, maar wie onderwijst de diepe werkelijkheid daarachter?

Dat brengt ons regelrecht op het terrein van de mystagogie. ‘Inwijding in het mysterie van het geloof en van de gemeenschap’ is een voluit Bijbelse boodschap. Om Gods betrokkenheid op de wereld levend voor ogen te houden, is het nodig om elkaar in de christelijke

gemeenschap te wijzen op tastbare herinneringen. Het houdt ons in deze tijdelijke werkelijkheid bij de les en bepaalt ons bij de hemelse werkelijkheid.

Het leggen van deze verbinding is de opdracht van de christelijke kerk en van de mystagoog in het bijzonder. ‘Wij richten ons niet op de zichtbare dingen maar op de onzichtbare, want de zichtbare dingen zijn tijdelijk, de onzichtbare eeuwig’ (2 Kor. 4:18, NBV). Het is hierbij van groot belang dat, net als Jezus in zijn tijd deed, aansluiting wordt gezocht bij het leven en de ervaring van mensen in deze tijd. Bovenstaande Bijbelse voorbeelden maken duidelijk dat het diep in onze geloofstraditie zit om met behulp van uiterlijke symbolen innerlijke houvast te bieden. Wij zijn maar mensen en hebben daarom hulp, steun, ‘geloofsmonumenten’ nodig om vol te houden in ons geloof.

3.6 Mystagogie vandaag

We leven in een tijd waarin meerdere waarheden naast elkaar kunnen bestaan.

Uitgangspunt voor waarheid is dat wat ervaren en gevoeld wordt. Voor de positie van de kerk betekent dit een spannende tijd om Gods werkelijkheid te verbinden met de werkelijkheid die

(16)

zichtbaar en voelbaar is. Waar theologie zich grotendeels bezighoudt met onderricht en doordenking van het geloof, heeft mystagogie als doel om mensen te begeleiden in het diepste mysterie van ons bestaan.

Wij willen enkele hedendaagse theologen voor het voetlicht halen die naar onze mening relevante dingen hebben gezegd over dit onderwerp.

3.6.1 Annemiek de Jong – van Campen

In de eerste plaats hebben we veel gebruik gemaakt van het boek ‘Mystagogie in werking, hoe menswording en gemeenschapsvorming gebeuren in christelijke wijding’, geschreven door Annemiek de Jong – van Campen. De Jong komt met een korte kernachtige definitie van mystagogie: ‘inwijding in persoonlijk geloof en in de geloofsgemeenschap’.6 Met name in een tijd van individualisme, waarin mensen zich niet snel meer verbinden aan een groep zijn de twee kanten van deze definitie interessant. Het gaat niet alleen om de persoonlijke relatie met God, maar deze relatie staat in een groter verband. Het christelijk geloof is sterk

verbonden met gemeenschap. Een gemeenschap waarin geloof wordt beleden, God wordt aanbeden en ervaringen worden beleefd en gedeeld.

Dit promotieonderzoek brengt helder in kaart wat in de vroege kerk onder mystagogie werd verstaan en hoe dit concept vandaag de dag ingevuld kan worden in christelijke context. De Jong laat zien dat in de vroege kerk mystagogie een specifieke fase was van het

bekeringsproces, namelijk gericht op ‘verdere ontwikkeling van het geloof en een grotere deelname aan de gemeenschap’.7 Tegenwoordig is mystagogie echter verbonden met het bekeringsproces in zijn geheel. Daarbij ligt de nadruk op ‘de inwijding in het geheim van Gods aanwezigheid in en betrokkenheid op het concrete leven van mensen’.8 Het ingroeien in de gemeenschap zou volgens De Jong tegenwoordig minder aan de orde zijn. Wij zijn benieuwd wat hiervan bij onze interviews naar voren komt.

De Jong heeft zes mensen geïnterviewd en onder andere op basis daarvan een analyse-instrument ontwikkeld waarmee vastgesteld kan worden of er sprake is van mystagogie. Dit instrument hebben wij gebruikt bij het analyseren van de door ons gehouden interviews. Kort gezegd gaat het na:

1. welke mensen betrokken zijn geweest bij het transformatieproces van de geïnterviewde; 2. welk mystagogisch aanbod er gedaan wordt vanuit de geloofsgemeenschap;

3. hoe het veranderingsproces van de geïnterviewde eruit ziet (mystagogische receptie) en 4. welk verband er is tussen mystagogisch aanbod en mystagogische receptie.

Vervolgens kan er vastgesteld worden of en hoe er mystagogie plaatsvindt. Wij komen in hoofdstuk 4 nog uitgebreider op dit instrument terug. Het heeft ons geholpen meer grip te krijgen op iets wat eigenlijk heel ongrijpbaar is: wat gebeurt er bij het veranderingsproces van iemand die bekeerd is en deelneemt aan een christelijke gemeenschap?

De Jong heeft naast waardering in eerste instantie ook kritiek gehad op haar onderzoek, vertelde ze ons in een persoonlijk gesprek. In de eerste plaats omdat ze het geheel alleen vanuit de persoon van de geïnterviewde bekeek en in de tweede plaats omdat ze uitging van een gelovig voorverstaan. Dit zou te weinig wetenschappelijk zijn. Toch gaf juist deze

benadering inzichten die anders niet snel naar voren komen bij wetenschappelijk onderzoek. Ook wij merkten tijdens de interviews dat we een onderzoek deden waarbij de uitkomsten

6

De Jong, Mystagogie in werking, blz. 68.

7

De Jong, Mystagogie in werking, blz. 66.

8

(17)

niet in een grafiek uit te drukken zijn. Alleen al niet omdat onze persoon als interviewer een belangrijk instrument is in het hele onderzoek. Toch delen we de overtuiging met De Jong dat haar onderzoek uitermate interessant is voor de theologische wetenschap. Zij heeft de moed gehad om de menselijke ervaring en het ongrijpbare mysterie van het evangelie mee te nemen in haar onderzoek. En dat zijn onderwerpen waar de theologie en de christelijke gemeenschap niet omheen kunnen als het gaat om mystagogie.

Waar De Jong als achtergrond de katholieke kerk heeft, hebben wij gekozen om mensen te interviewen binnen de GKV. Dit wordt met name duidelijk bij de invulling van het

mystagogisch aanbod door de gemeenschap. Er lijkt minder aandacht te zijn voor de voortgaande begeleiding en inwijding van geloofsleerlingen dan binnen de katholieke kerk. De nadruk ligt in de GKV op het voortraject tot aan belijdenis of doop. Wij komen hier in hoofdstuk 7 op terug.

3.6.2 Kees Waaijman

Een tweede theoloog die we noemen is Kees Waaijman.9 Hij definieert mystagogie als ‘het begeleiden (Gr. agein) van een inwijdeling (Gr. mustès) bij zijn initiatie in het geheim (Gr. mustèrion) van wat uitwendig voltrokken werd’.10 Hij bedoelt met ‘dat wat uitwendig voltrokken werd’ iets dat gelezen, gehoord, gezien of meegemaakt werd: een rite, een oefening, informatie, de Schrift, een sacrament of een verhaal dat je wel gehoord hebt, maar niet begrijpt. Deze definitie doet sterk denken aan de mystagogie in de vroege kerk, waarbij nieuwe gelovigen naar aanleiding van hun eerste avondmaalsviering verdere inwijding ontvingen in het mysterie van het christelijk geloof. In deze definitie wordt het mystagogisch aanbod als uitgangspunt genomen voor de verdere inwijding in het geloof. Het mooie hiervan is dat het de christelijke gemeenschap en de mystagoog in het bijzonder bewust maakt van zaken die vanzelfsprekend geworden zijn voor hen die al langer geloven. Het stimuleert om elke gelegenheid en gebeurtenissen als doop, belijdenis doen, overlijden, huwelijk, het belijden van zonden, genezing van ziekte enzovoort aan te grijpen om de myste verder te helpen op zijn geloofsweg.

Ergens anders zegt Waaijman: ‘mystagogie is een communicatief handelen, dat iemand binnenvoert in het geheim dat zijn leven reeds bepaalt, Gods liefdesgeschiedenis met hem en de geschiedenis van zijn vrije antwoord daarop’.11 Hij brengt hiermee het mysterie van het geloof prachtig onder woorden. Daarnaast benadrukt hij met deze bewoordingen dat

mystagogie een communicatief gebeuren is. Het gaat dus om het overbrengen van een boodschap om de ander of elkaar verder mee te nemen in het geheim dat God een

liefdesrelatie aangaat met mensen. Veel van wat opgaat voor communicatie in het geheel, gaat dus ook op voor mystagogie. Er zijn regels om communicatie goed te laten verlopen, er zijn factoren die communicatie bevorderen of belemmeren en wij verwachten dat ditzelfde geldt voor mystagogie.

Waaijman maakt tevens duidelijk dat het er bij mystagogie niet om gaat dat iemand inhoudelijke kennis wordt bijgebracht, maar ‘de reeds aanwezige beleving wordt

geïnterpreteerd, wordt doorzichtig gemaakt tot op de ervaring van het mysterie, het geheim

9 Prof. Dr. Kees Waaijman (1942) is hoogleraar spiritualiteit aan de Radbout Universiteit Nijmegen. 10

Waaijman, K., Spiritualiteit (Kampen: Uitgeverij Kok, 2001) blz. 860.

11

Bisschops, H.J., Franciscus van Assisi: mysticus en mystagoog (Assen: van Gorcum BV, 2008), blz. 78.

(18)

dat God is’.12 Volgens Waaijman brengt mystagogie een geloofsproces van ontdekkend leren op gang, waarin God zichzelf als heil van de mensen tot ervaring kan laten worden.

3.6.3 Stefan Paas

In dit geheel willen wij zeker ook het werk van Stefan Paas noemen.13 Hij heeft verscheidene boeken en publicaties geschreven waarin hij via diverse invalshoeken het gesprek zoekt tussen de christelijke wereld en andere overtuigingen. Zijn kracht daarbij is dat hij juist christenen die hun hele leven lang al geloven en volop deel uitmaken van de gemeenschap met een frisse blik naar zichzelf laat kijken. Tijdens ons onderzoek hebben wij gebruik gemaakt van Paas’ boek ‘De werkers van het laatste uur’. Het boek bevat een aantal passages dat zeer relevant is met betrekking tot ons onderzoek.

Allereerst geeft Paas aan dat mensen meestal een traject afleggen voordat zij daadwerkelijk tot geloof komen. Hij noemt een periode van gemiddeld twee tot vijf jaar, waarbij het gaat vanaf de eerste kennismaking met het geloof tot en met volwaardig lidmaatschap.

Paas somt een aantal factoren op14 die belangrijk zijn voor een gemeente die met toetreders te maken krijgt of graag wil krijgen. Zo noemt hij het belang van langdurige contacten, blijkt tot geloof komen meer een proces te zijn dan een plotselinge bekering en is het besef van zonde en schuld vrijwel altijd een gevolg van het aannemen van Christus en geen

aanleiding. Verder is er bij nieuwkomers soms sprake van bijzondere ervaringen en is het belangrijk dat een gemeente daarmee om weet te gaan. Ook benadrukt Paas het belang van de christelijke gemeenschap als nieuwe familie voor toetreders en blijken cursussen en kringen belangrijk te zijn. Persoonlijke begeleiding is voor veel toetreders essentieel en de rol van de predikant wordt benadrukt. Het gaat hierbij zowel om het persoonlijke contact als om zijn optreden in de kerkdienst.

Nieuwe gelovigen kiezen vaak niet voor een kerkverband, maar voor een plaatselijke gemeente die zichtbaar is. Het is daarom belangrijk dat zij zich niet hechten aan één

persoon, maar opgenomen worden in het grote geheel van de gemeente. De gemeente moet zich er bewust van zijn dat veel kerkelijke vanzelfsprekendheden, zoals de toelating tot het avondmaal, voor de nieuwe gelovige helemaal niet vanzelfsprekend hoeven zijn. Openheid en gesprek hierover is belangrijk en voorkomt vervreemding. Dit heeft tot gevolg dat niet alleen de nieuwe gelovige verandert, maar dat juist ook de kerk zal moeten veranderen. Treffend hierbij is ‘het klimaat van genade’ zoals Paas dat in hoofdstuk vijf beschrijft. We zouden nieuwkomers niet de maat moeten nemen en hen niet veroordelen om hun (oude) levensstijl, maar ons samen met hen verheugen. Net als de vader van de verloren zoon die zijn oudste jongen uitlegt: ‘We kunnen toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden’ (Lucas 15:32, NBV). Door een klimaat van genade leert de (nieuwe) gelovige zelf ook als een genadig mens in het leven te staan. In dat geval is er sprake van een mystagogisch proces. Paas pleit voor een milde en ruime toelating van nieuwe gelovigen. Doop en/of belijdenis zouden vertrekpunt van een geloofsproces moeten zijn en geen eindpunt. Dit kan betekenen dat mensen die geloven, maar nog wel werelds denken en nog verder moeten werken aan een christelijke levenshouding, al wel lid mogen worden van de gemeente.

12

Waaijman, Spiritualiteit, blz. 858.

13

Dr. Stefan Paas (1969) is protestants theoloog met specialisatie missiologie.

14

(19)

In hoofdstuk 9 gaat Paas in op kerkmodellen die open zijn voor zoekers. Verhelderend daarbij is het model waarin christen zijn wordt voorgesteld als een middelpuntzoekende verzameling.15 Daarbij gaat het dus meer om de gerichtheid op de kern, op God en de beweging naar die kern toe, dan om de verschillende posities en afstanden tot die kern. Paas werkt dit verder uit en bereikt hiermee dat er meer ruimte komt voor waar een nieuwe gelovige zich op dat moment bevindt. Dit is ook waar De Jong binnen haar traditie voor pleit in de begeleiding van nieuwe gelovigen. Sluit aan bij waar diegene op dat moment is. Loop samen met iemand op, ga in op vragen die op dat moment leven en probeer niet alle informatie zo snel mogelijk over te brengen. Dit komt ook naar voren in hoofdstuk 10 waar Paas ingaat op de vroege kerk en de inwijding van nieuwe gelovigen. Het gaat niet alleen om kennisoverdracht, maar juist ook om de vraag hoe te leven als christen en om het begrijpen en ervaren van dat wat gezien (bijvoorbeeld de sacramenten) en beleefd wordt.

Paas benadrukt in zijn boek voortdurend dat het om maatwerk gaat; onderwijs afgestemd op de ontvanger. Het is een oproep aan kerken om zich te bekeren van te geijkte paden en zich weer te richten op de kern van het evangelie. Wij zijn benieuwd hoe nieuwe gelovigen dit zelf ervaren enkele jaren nadat ze zich bij een gemeente hebben gevoegd.

3.7 Mystagogie en ons afstudeeronderzoek

We maken nu de overstap naar ons afstudeeronderzoek. Wij hebben ons gericht op mensen die enige tijd geleden de keus hebben gemaakt om zich te voegen bij een christelijke

gemeenschap. De tijd van oriënterend onderwijs alleen is voorbij, men heeft een keus gemaakt. Er wordt deelgenomen aan de gemeenschap. Dit opent de mogelijkheid om verder te groeien in het geloof, in de omgang met God. Maar gebeurt dit ook? Dat is onze vraag. Worden deze mensen verder ingewijd in het mysterie van het christelijk geloof en van de gemeenschap? We zagen bij de vroege kerk dat juist ook na het inwijdingsritueel momenten van onderwijs werden gecreëerd om nieuwe gelovigen te laten ervaren: dít is wat er gebeurt bij doop en avondmaal, dít is de betekenis voor jou en mij persoonlijk! Maar hoe is dat nu? In hoeverre worden mensen meegenomen in een kerkdienst, in de miniwijk, in de Alpha-cursus, in één op één gesprekken? Op welke manier wordt aan nieuwe gelovigen uitgelegd wat er gebeurt bij avondmaal en doop en wat dat betekent voor persoonlijk leven en voor het leven van de gemeente?

We hebben ervoor gekozen om bij dit afstudeeronderzoek de definitie die De Jong voor mystagogie gebruikt als leidraad te nemen. Mystagogie is de inwijding in persoonlijk geloof en in de geloofsgemeenschap. Deze definitie brengt het begrip mystagogie namelijk breed onder woorden. Dat geeft ons de gelegenheid om in de loop van dit verslag en naar

aanleiding van de interviews meer specifieke aspecten van mystagogie voor het voetlicht te brengen en verder uit te werken.

15

(20)

Hoofdstuk 4 – Uitleg analyse-instrument en vragenlijsten interview

Eerder noemden wij al dat wij veel gebruik hebben kunnen maken van het onderzoek van Annemiek de Jong-van Campen. Zij heeft met haar onderzoek de vraag willen beantwoorden wat er plaatsvindt, als er mystagogie gebeurt. Daartoe heeft zij een aantal diepte-interviews afgenomen. Op basis van de informatie die hieruit naar voren kwam, gecombineerd met een uitgebreide studie over de theorie, heeft De Jong een analyse-instrument ontwikkeld. Dit instrument vormt de basis onder de vragen die wij gesteld hebben tijdens de interviews die wij hebben afgenomen. Hieronder treft u allereerst een uitleg aan van het analyse-instrument dat De Jong heeft ontwikkeld. Vervolgens zullen wij een toelichting geven op de vragenlijsten die wij voor ons onderzoek hebben gebruikt.

4.1 Het analyse-instrument

Het analyse-instrument is opgenomen in bijlage 3. De Jong gaat aan de hand van vijf punten na of er mystagogie plaatsvindt en zo ja, op welke terreinen dit gebeurt en welke uitwerking dat heeft. Dit raakt direct aan onze onderzoeksvraag en wij hebben dan ook dankbaar gebruik gemaakt van de structuur die De Jong heeft aangebracht. Wij werken hieronder de verschillende onderdelen van het instrument uit zoals de Jong het bedoeld heeft.

4.1.1 Betrokkenen in het mystagogisch proces

Bij het mystagogisch proces gaat het om twee relaties. In de eerste plaats gaat het om de relatie tussen de geloofsgemeenschap/de mystagoog en de myste. Daarnaast of daarbinnen gaat het om de relatie tussen de myste en God.16 Zowel in de tijd van de kerkvaders als door hedendaagse theologen wordt ‘mystagogie in verband gebracht met

gemeenschapsvorming’.17 Terecht merkt De Jong op dat de nadruk tegenwoordig meer gelegd lijkt te worden op persoonlijk geloof en minder op de rol van de gemeenschap. Wij onderschrijven de mening die De Jong en anderen zijn toegedaan dat het voor een mystagoog van belang is zelf een levend geloof in God te hebben en dat hij daarnaast bereid is om ook zelf geloofsleerling van Jezus te zijn. Een derde betrokkene is de myste zelf, iemand die ’openstaat voor begeleiding en bereid is iets te leren over zichzelf in relatie tot God, anderen en de omgeving’.18 Wij nemen aan dat dit ook van toepassing is op de mensen die wij door middel van de criteria geselecteerd hebben voor de interviews. De vierde

betrokkene in het mystagogisch proces tenslotte is God. De Jong deelt onze overtuiging dat God in dit proces altijd de Eerste is en groter is dan wij kunnen ervaren of beschrijven. Zijn Geest is uiteindelijk de Enige die mystagogie kan bewerken.

In de katholieke context, waarbinnen De Jong zich bevindt, zijn er bepaalde mystagogische rollen georganiseerd (bijvoorbeeld de rol van de peetouder). Binnen de GKV zijn dergelijke rollen onbekend. We verwachten echter wel dat personen als mystagogen functioneren en we zijn benieuwd hoe mystagogie vorm krijgt.

4.1.2 Mystagogisch aanbod

Dit onderdeel van het analyse-instrument onderzoekt het aanbod dat door de geloofsgemeenschap wordt gedaan en of dit aanbod al dan niet mystagogisch is.

16

De Jong, Mystagogie in werking, blz. 74.

17

De Jong, Mystagogie in werking, blz. 74.

18

(21)

Een mystagogisch aanbod kan betrekking hebben op drie domeinen, te weten:

1. Aanreiken van een christelijke werkelijkheidsvisie (ofwel: een spiritueel referentiekader); 2. Wekken van spirituele ervaring (het ‘uitlokken’ van religieuze ervaring en het gelovig

verstaan daarvan);

3. Duiden van spirituele ervaring (de christelijke werkelijkheidsvisie en opgedane spirituele ervaring richting gevend aan de levensweg interpreteren).

Deze drie domeinen heeft De Jong ontleend aan De Wit19. Ze hebben betrekking op het totaal van het menselijk bestaan en zijn geformuleerd vanuit het oogpunt van de

mystagoog.20

4.1.3 Mystagogische receptie

In de formulering van dit onderdeel van het analyse-instrument wordt mystagogie ingekleurd als een proces van inwoning en omvorming (De Jong neemt deze term over van

Burggraaff21). Daarbij gaat de vraag nu uit van de myste. Doel daarvan is om grip te krijgen op de veranderingen, zowel uiterlijk als innerlijk die bij de myste plaatsvinden. Met andere woorden: hoe de relatie met God doorwerkt in het leven van de myste.22

De vraag bestaat uit twee delen. Allereerst wordt onderzocht of er verandering heeft plaatsgevonden op de drie domeinen van het menszijn23, te weten:

1. Denken over en ervaren van de werkelijkheid (gedachten, verbeelding en bewustzijn, christelijk referentiekader, symbolisch bewustzijn, conceptueel kennen, perceptueel kennen, schouwend en doorgrondend kennen);

2. Doen in de werkelijkheid (handelen, motivatie, toe-eigening, doorwerking, roeping); 3. In contact staan met de werkelijkheid (communicatie, verbale en non-verbale

communicatie, emoties).

Het tweede deel van deze vraag bekijkt hoe de staat van geest van de myste zich ontwikkelt. De volgende staten van geest worden daarbij onderscheiden (De Jong ontleent deze staten van geest aan Cassianus’ lectio divina):24

1. Letterlijk: de historische, feitelijke betekenis; de myste leest de bijbel letterlijk en maakt verder geen enkele toepassing of iets dergelijks.

2. Kritisch-redenerend: de myste neemt niet zomaar aan wat er in de bijbel staat, maar gebruikt zijn ratio om het te plaatsen, te begrijpen en verbanden te leggen. Deze fase is nodig om tot bijvoorbeeld allegorisch denken te komen, anderzijds kan de ratio ook belemmerend werken om mystagogie te laten plaatsvinden.

3. Allegorisch: de myste herkent iets in een bijbelverhaal van zijn eigen leven. Bijvoorbeeld: iemand is ziek en afhankelijk van de zorg van anderen en voelt zich aangesproken door het verhaal van de voetwassing.

4. Tropologische betekenis: het bijbelverhaal vertelt de myste wat hij heeft te doen.

19

Dr. Han F. de Wit (1944) deed onderzoek naar de relatie tussen psychologie en spiritualiteit.

20

De Jong, Mystagogie in werking, blz 122.

21

Dr. Henk Burggraaf (1940) is docent godsdienst- en contemplatieve psychologie aan de Katholieke Universiteit Utrecht.

22

De Jong, Mystagogie in werking, blz 123.

23

Deze drie domeinen zijn ontleend aan De Wit, die deze domeinen van verandering herkent in verschillende spirituele tradities. Jong, A. de, Mystagogie in werking, blz. 95.

24

De monnik Johannes Cassianus (365?-430?) leerde van de woestijnvader Nesteros over het verstaan van de bijbel. Zijn lectio divina laat zien dat Gods betrokkenheid op het leven van een gelovige meerzinnig is. Jong, A. de, Mystagogie in werking, blz 96.

(22)

a. Ethisch: de myste voelt zich geroepen om anders te gaan handelen.

b. Psychodynamisch: geeft zicht op wat zich in de ziel van de myste afspeelt, welke gemoedsbewegingen hij kent, welke vermogens hij heeft.

5. Anagogisch: de myste is niet alleen bezig met wat God voor hem betekent, maar ook met wat hij voor God kan betekenen. Dit zorgt voor een perspectiefwisseling: God komt centraal te staan.

Het is van belang hierbij te benadrukken dat het niet de bedoeling is om hiërarchie aan te brengen in deze staten van geest. Elke staat heeft zijn eigen betekenis en is ook nog weer afhankelijk van verschillende personen en/of karakters. Wat De Jong zichtbaar wil maken, is dat mystagogie een proces is, dat er groei en ontwikkeling mogelijk is – hoewel niet strikt lineair – in het kennen van God.

De tweede helft van deze vraag, dus het gedeelte met betrekking tot de staten van geest hebben wij achterwege gelaten bij onze analyse. We hebben er echter voor gekozen om het hier wel toe te lichten, omdat we bij onze analyse merkten dat we soms een staat van geest bij een geïnterviewde herkenden, waardoor we beter konden plaatsen hoe het mystagogisch proces zich bij diegene ontwikkelde.

4.1.4 Relatie mystagogisch aanbod en mystagogische receptie

Dit onderdeel van het analyse-instrument is als het ware een optelsom van de voorgaande vragen. Er wordt onderzocht of er een relatie is tussen de bij punt 3 waargenomen

mystagogische receptie en het mystagogische aanbod van de geloofsgemeenschap van punt 2. Werkt het aanbod (2) uit dat er receptie (3) plaatsvindt? Zo ja, dan is er sprake van mystagogie.

4.1.5 Lagen van mystagogie

Wanneer vraag 4 met ‘ja’ beantwoord wordt en er dus mystagogie gebeurt, wil de vervolgvraag onderzoeken van welke laag van mystagogie sprake is.

De volgende lagen worden onderscheiden (naar aanleiding van het werk van Rahner)25: 1. Mystagogie in de geheimen van het bestaan (het ontdekken van de onzichtbare

werkelijkheid). Deze laag van mystagogie houdt verband met het denken over en ervaren van de werkelijkheid, zie paragraaf 4.1.3.

2. Mystagogie in de genade (het feit dat God het initiatief heeft genomen en dat de myste daarop met overgave heeft gereageerd).

3. Mystagogie in de kerk (gehoor geven aan roeping, concreet handelen ten dienste van de gemeente en de mensheid). Deze laag van mystagogie heeft verband met het doen in de werkelijkheid, zie paragraaf 4.1.3.

Het analyse-instrument kent vervolgens een slotvraag. Wat gebeurt er als er mystagogie gebeurt? Dit was de centrale onderzoeksvraag van De Jong. Deze vraag wordt niet

beantwoord als afsluiting van de analyse van een afzonderlijk interview, maar is de optelsom van alle analyses bij elkaar. Wij hebben in ons onderzoek deze vraag achterwege gelaten. De Jong heeft in haar werk een antwoord geformuleerd. Het voert in het kader van ons

25

(23)

onderzoek te ver om ook een antwoord te formuleren en dat te vergelijken met de uitkomsten van De Jong.

4.2 De vragenlijsten van het interview

Voorafgaand aan de interviews hebben wij de nieuwe gelovigen digitaal een vragenlijst toegestuurd. Met deze vragenlijst wilden wij een globaal beeld krijgen van het levensverhaal van de nieuwe gelovige, het in contact komen met de gemeente en de activiteiten waaraan de nieuwe gelovige deelneemt om opgebouwd te worden in geloof. Deze voorafgaande vragenlijst is opgenomen in bijlage 1.

Voor het interview hebben wij een vragenlijst opgesteld. Om het analyse-instrument van De Jong te kunnen gebruiken was het van belang dat wij de opbouw en formulering van de vragen afstemden op het instrument. Hieronder geven wij een schematische weergave van het verband tussen de vragenlijsten en het instrument. Het instrument wordt daarbij als leidraad genomen.

Analyse-instrument Voorafgaande vragenlijst Vragenlijst interview 1. Betrokkenen in het

mystagogisch proces

Vraag 4c (slechts deels, omdat we vragen naar personen die van belang zijn geweest bij het in contact komen met de gemeente)

Vraag 5

2. Mystagogisch aanbod Vraag 5 Vraag 4

3. Mystagogische receptie - Vraag 6

4. Relatie aanbod en receptie

* *

5. Lagen van mystagogie * *

* Deze vragen van het instrument kunnen pas beantwoord worden naar aanleiding van de analyse van het interview.

4.2.1 De voorafgaande vragenlijst (bijlage 1)

In de voorafgaande vragenlijst hebben wij allereerst een aantal persoonlijke gegevens geïnventariseerd en gegevens van de kerkelijke gemeente waar de nieuwe gelovige bij hoort (vraag 1 en 2). Vervolgens hebben wij een aantal vragen gesteld met betrekking tot de levensgeschiedenis (vraag 3). Dit hebben wij gedaan om een globaal beeld te krijgen van de persoon in kwestie en zijn of haar aanloop naar het christelijk geloof en de kerk (vraag 3). Daarna volgt een vraag over hoe het contact met de gemeente tot stand is gekomen en welke dingen en/of personen daarbij een rol hebben gespeeld (vraag 4). De voorafgaande vragenlijst sluit af met een vraag over de kerkelijke activiteiten waaraan de nieuwe gelovige deelneemt (vraag 5). Het gaat daarbij om activiteiten die opbouwen in geloof en in relatie tot de gemeenschap.

De door de nieuwe gelovigen ingevulde voorafgaande vragenlijsten hebben als vertrekpunt gediend bij de interviews.

(24)

4.2.2 De vragenlijst van het interview (bijlage 2)

Alle interviews zijn we begonnen met een introductie van onszelf en een korte uitleg over het doel van ons onderzoek. Tevens hebben we voor we het interview begonnen de privacy van de geïnterviewden gegarandeerd. We hebben hiermee voor de geïnterviewden de ruimte gecreëerd om zonder terughoudendheid te kunnen spreken over hun ervaringen.

Na enkele aanvullende gegevens met betrekking tot de persoonlijke situatie (vraag 1) hebben we aan de hand van de voorafgaande vragenlijst doorgevraagd op de

levensgeschiedenis, het in contact komen met het christelijk geloof en de kerk (vraag 2 en 3). Op de voorafgaande vragenlijst heeft de nieuwe gelovige aangegeven aan welke

activiteiten hij/zij deelneemt. Bij vraag 4 van het interview zijn we met de nieuwe gelovige in gesprek gegaan over de invloed van deze activiteiten op zijn of haar geloofsontwikkeling. Vervolgens hebben we gevraagd naar de rol van mystagogen (vraag 5). Bij vraag 6 hebben we vragen gesteld over het proces van inwoning en omvorming (welke innerlijke

veranderingen hebben er plaatsgevonden en hoe worden die veranderingen uiterlijk zichtbaar?) en het proces van getrokken worden tot de gemeenschap (het feit dat de gelovige niet alleen is, maar onderdeel is van een gemeenschap en hoe dat de gelovige verder helpt).

We hebben de interviews afgesloten met twee vragen. Allereerst wat de geïnterviewde zelf onder geloofsgroei verstaat. Deze vraag hebben wij gesteld, omdat onze opdrachtgever CDGK te kennen heeft gegeven hierin geïnteresseerd te zijn. Vervolgens hebben we gevraagd wat de geïnterviewde zou kunnen helpen om verder te groeien in relatie tot de gemeente en tot God. We willen met deze vraag de behoeftes van de nieuwe gelovigen inventariseren, zodat kerken hiermee rekening kunnen houden in hun aanbod. Tenslotte hebben we de geïnterviewden de gelegenheid gegeven om zelf nog dingen te zeggen die betrekking hebben op het onderzoeksonderwerp, maar niet of onvoldoende aan de orde zijn geweest tijdens het interview.

(25)

Hoofdstuk 5 – De interviews

Hieronder treft u samenvattingen aan van de interviews die wij in het kader van ons onderzoek hebben afgenomen. Alle namen die gebruikt worden, zijn niet de echte namen van de personen in kwestie. Soms zijn ook details van hun verhaal weggelaten of gewijzigd in verband met privacy. De samenvattingen zijn door de betreffende geïnterviewden gelezen en - soms na enkele kleine wijzigingen - goedgekeurd.

5.1 Simon en Nelleke

Simon en Nelleke zijn getrouwd en beiden 27 jaar oud. Ze hebben een zoontje van drie jaar. Ze zijn op dit moment allebei werkloos. Simon heeft jaren geleden een bedrijfsongeval gehad waardoor hij zijn werk in de staalbouw niet meer kan doen. Nelleke heeft drie operaties ondergaan en heeft daardoor na twee jaar ziektewet haar baan als caissière bij een supermarkt verloren.

Simon komt uit een “onstabiel gezin”. Zijn ouders zijn lang bij elkaar gebleven en pas vorig jaar gescheiden. Hij heeft een zus. Het gezin heeft op verschillende plekken in Nederland gewoond, als gevolg van financiële problemen. Simon en Nelleke zitten nog steeds met de nasleep van die problemen. Van zijn 7e t/m zijn 9e jaar heeft Simon op een internaat

gewoond. De ouders van Simon zijn allebei katholiek opgegroeid, maar hebben hem daar niets van meegegeven in de opvoeding. De moeder van Simon is afgeknapt op het geloof op het moment dat haar moeder (Simons oma) overleed. Haar vader was “een tiran, die sloeg zijn kinderen dagelijks en zijn vrouw”. Simons moeder had liever gezien dat haar vader dood ging in plaats van haar moeder, want “hij was de boosdoener”. Simon heeft een jaar op een christelijke basisschool gezeten. Hij deed niet actief mee met het bidden in de klas, maar toonde wel respect en stond open voor wat er gebeurde.

De ouders van Nelleke zijn gescheiden toen zij nog klein was. Ze heeft een volle zus, een halfzus en een halfbroer. Daarnaast heeft ze nog een zus die geen bloedverwant van haar is. Haar vader heeft dit meisje opgenomen in het gezin en Nelleke is haar als een zus gaan beschouwen. De kinderen woonden samen met de moeder die de opvoeding niet goed aankon. Daardoor is Nelleke bij een pleeggezin terecht gekomen, later in een

gezinsvervangend tehuis en ze heeft een periode bij haar oma gewoond. Ze heeft in haar opvoeding niets meegekregen op het gebied van geloof. Wel heeft ze op een katholieke basisschool gezeten. Ze wist zich echter niet goed houding te geven wanneer ze

bijvoorbeeld samen met haar klasgenootjes een bezoek bracht aan de katholieke kerk. “De teksten van de liedjes veranderen en een beetje lachen en raar doen. Je weet dan gewoon niet hoe je je moet gedragen.”

Simon is enkele jaren geleden tijdens een ziekenhuisopname “vanuit het niets begonnen met bidden. (….) En toen kwam in een keer: God, ik wil morgen weer wakker worden.” Ook heeft hij een vriend die christen is met wie hij wel eens gesprekken voerde over het christelijk geloof. Simon vertelde deze vriend over zijn gebed en hij heeft Simon toen in contact gebracht met de dominee. Daarna hebben Simon en Nelleke samen catechisatie gevolgd, zijn ze getrouwd, gedoopt (ook hun zoontje) en hebben ze belijdenis gedaan. Vanuit de gemeente hebben zij praktische hulp ontvangen. Terwijl Simon zich direct in de kerk thuis

(26)

voelde (“ik wist dat ik daar hoorde”) was Nelleke in het begin wat terughoudender en heeft zij lang getwijfeld. Maar telkens als zij een kerkdienst bezocht, werden er vragen waar zij mee worstelde beantwoord. “Dat kan gewoon geen toeval zijn!” Ondanks haar twijfels, had Nelleke ook het gevoel “dat zij niet meer terug kon”.

Simon en Nelleke hebben veel problemen in hun leven, maar sinds zij christen zijn

geworden, gebeurt er ook veel positiefs. “We worden elke keer net op tijd gered, om het zo maar te zeggen. (…) Dus elke keer komt er een nieuwe oplossing.” Ze ervaren dat als gebedsverhoring. Vanuit hun families hebben Simon en Nelleke te maken met negatieve reacties en weerstand met betrekking tot hun keuze om christen te worden.

Door hun christelijke vrienden en vooral het gezinsleven in de christelijke families waar Simon en Nelleke over de vloer kwamen, leerden zij “hoe je je moet gedragen als je christen bent. Want hoe wij vroeger leefden dat is wel het tegenovergestelde van hoe we nu leven.” De persoon van de dominee is van grote invloed geweest op Simon en Nelleke. Ze hebben veel respect voor hem en waarderen de tijd en energie die hij in hen heeft gestoken. Ze luisteren graag naar zijn preken en genieten van het onderwijs dat hij geeft. Vaak zijn de preken voor Nelleke moeilijk te begrijpen. Tijdens de kerkdiensten vindt zij gebed een belangrijk onderdeel. “Even een momentje met hem.” Simon en Nelleke hebben veel aan de liederen. Ze voelen zich vooral aangetrokken tot blijde liedjes, die bij doop en belijdenis gezongen worden.

Simon en Nelleke geven zelf aan dat drie personen van belang zijn geweest bij hun proces van inwijding in het geloof en in de gemeenschap. Allereerst God, vervolgens de vriend met wie zij gesprekken voerden over geloven en die hen uitnodigde voor de kerkdienst. Tenslotte de dominee die veel aandacht en tijd aan hen besteedde om hen de basis van het christelijk geloof uit te leggen. Kenmerkend voor het contact met de vriend en de dominee is vooral geweest dat zij Simon en Nelleke namen zoals zij waren en hun alle ruimte en tijd gaven. Later hebben Simon en Nelleke een zogenaamde kerkbuddy gekregen waar zij met praktische vragen over het reilen en zeilen in de gemeente terecht kunnen.

Er is veel veranderd in de levensstijl van Simon en Nelleke. Ze kijken bijvoorbeeld niet meer naar bepaalde tv-programma’s en letten op hun woordgebruik. Ze verwonderen zich erover dat sommige vrienden die christelijk zijn opgevoed dat niet doen en ze zijn zich gaan realiseren dat je niet aan de buitenkant kunt zien of iemand wel of niet gelovig is. Simon en Nelleke zijn vriendelijker geworden en meer bereid om te luisteren naar wat een ander te zeggen heeft. “Ik ben bereid om te luisteren en dat had ik vroeger niet. Dan zat een ander wat te vertellen en dat ging hier erin en daar eruit.” Ze ervaren dat er een heel nieuw leven bij is gekomen. “Een leven met God en daar ga je je dan in verdiepen zeg maar. En dat komt er gewoon bij.”

Citaten van Simon en Nelleke

“Want je bent [als nieuwe gelovige, NvE] eigenlijk nog enthousiaster dan iemand die ermee is opgevoed. Dan kom jij met vragen aan, waar je totaal niets van af weet en je wilt zo graag antwoord, want dan kun je het een plaats geven. En dan kom je er ook achter dat wat je in die jaren hebt meegekregen dat je nog geen christen was dat dat niet overeenkwam met het daadwerkelijke antwoord. Je denkt dat je het weet, maar dan is het totaal anders.”

(27)

“Er zijn ook bepaalde dingen in de bijbel, dat ligt misschien aan mij, maar bijvoorbeeld de afspraak van God naar de mensen dat hij nooit meer de wereld zal overspoelen en hoe hij dat laat zien door de regenboog. Dat is iets dat mij is bijgebleven. Ik weet niet waarom, maar als ik de regenboog zie, dan denk ik daar gelijk aan. Gelijk. Dat vind ik heel mooi. God laat weer even zien: ik houd me aan de afspraak. Wat ik beloofd heb, dat zal ik nakomen.” “Ik vind ‘Heer, U bent mijn leven’ een mooi lied. Die kan ik zo keihard hier thuis zingen.”

“Ik leef meer Godvrezend. Zo noemen ze dat volgens mij. Dat ik probeer volgens Gods regels te leven.”

“Jezus is niet voor niets voor ons gestorven. Die zonden zullen we altijd blijven begaan. Alleen, ja, je moet vergeving vragen en vertrouwen erop dat hij zijn belofte nakomt.” “Ik vind het wel apart dat eigenlijk niet de hele wereld gewoon gelooft. Ja, het is zoiets moois.”

“Je ziet dat mensen [in de gemeente, NvE] hetzelfde willen als wat jij wilt. En dat is God eren. En het liefste wat je wilt is meer.”

Over de geloofsopvoeding van hun zoon:

“Ik vind het heerlijk om hem te kunnen vertellen hoe alles in elkaar zit met God en de belofte. Hij begrijpt het nog niet 100%, maar hij weet precies wie God is. (…) Dat is zo apart dat hij alleen dát boekje [over God, NvE] voorgelezen wil hebben. We hebben andere boekjes met veel leukere plaatjes om het zo maar te zeggen, maar hij kiest iedere keer die. En met bidden ook, dat doet hij heel netjes. Zijn handjes over elkaar. Voor het eten dan gaan we bidden en als we dan klaar zijn, dan zegt hij: eet smakelijk!”

5.2 Martine

Martine is een jonge vrouw van 20 jaar. Door de weeks woont zij op kamers in de plaats waar zij studeert aan de Pabo en in het weekend woont ze bij haar moeder. Ze heeft sinds kort een relatie met een man die ook christen is en lid van de GKV. Martine is zich aan het voorbereiden op het doen van geloofsbelijdenis en doop. Dit zal binnenkort plaatsvinden.

Martine komt uit een samengesteld multicultureel en multireligieus gezin. Haar vader is Surinaams en van hem heeft zij invloeden meegekregen vanuit het hindoeïsme. Haar moeder is Nederlands en heeft een katholieke achtergrond. De ouders van Martine zijn gescheiden (beiden voor de tweede keer). Martine heeft een halfbroer, een halfzus en een vol zusje. In Martines zoektocht naar de waarheid over God is het overlijden van haar oma aan vaders kant een belangrijke gebeurtenis geweest. Martine was toen 9 jaar oud. Ze vertelt daarover: “Toen was er zo’n pandit [hindoe-priester, NvE] in het huis en die zei: Kom erbij zitten. Kijk, dit zijn gebeden om rijk te worden. Dit zijn gebeden voor dit, gebeden voor dat. Als je dat wilt, dan moet je dit bidden. Toen had ik echt zoiets van: rijkdom/materialisme

(28)

en God, zo zie ik dat niet. Dat vind ik heel tegenstrijdig. Toen dacht ik echt: OK, dit is niet het ware geloof. Ik ben hier volledig op afgeknapt.”

Het gezin ging met kerst altijd naar de kerk en Martine is als kind bekend met het verhaal over de geboorte van Jezus. Met name een tekenfilm over het kerstverhaal heeft diepe indruk op haar gemaakt. Daarnaast vierde het gezin Divali, een hindoe-feest dat staat in het teken van het opruimen van het oude/slechte en het maken van een nieuwe start.

Martine is, mede door de openbare basisschool waar zij op zat, opgegroeid met een open blik richting anderen, andere religies en denkwijzen. Hierna is zij naar een protestants christelijke middelbare school gegaan waar zij opnieuw met brede denkwijzen in aanraking kwam. Dit maakte dat zij de uitnodiging van een vriendin aannam om deel te nemen aan een Youth Alpha cursus. Ze zegt daarover: “Ik dacht: Weet je, ik schrijf me gewoon in voor die cursus. Het kan nooit kwaad om meer over het christendom te weten en als ik het stom vind, dan ga ik er weer af.” Met name een avond over het onderwerp gebed is belangrijk geweest voor Martine. Ze was er diep van onder de indruk dat God elk gebed hoort. “En toen dacht ik: OK….. Ik bad altijd al voor het slapen gaan, maar dat dat wordt verhoord! Toen ging er echt een knopje om. Van: Huh? En ook of ik een nieuwe bril opzette. En toen dacht ik: Hé, wow! Ik was helemaal verbaasd en dacht: Jeetje!”

“Ik voelde me zoveel rijker toen ik dat leerde kennen. En ik dacht: dit wil ik altijd! Het geeft zoveel verdieping en veel meer zin aan het leven. Ik had echt zoiets van: Hier ga ik gewoon voor!” Martines ouders reageerden sceptisch op haar besluit om christen te worden. Haar vader vroeg zich af of ze niet bij een sekte terecht was gekomen en haar moeder dacht dat het een tijdelijke bevlieging was. Martine is zeer gemotiveerd om het tegendeel te bewijzen: “Nou mam, dat is het niet. Hier ga ik mijn hele leven aan geven.”

Martine realiseert zich dat zij nog veel moet leren en legt een grote ijver aan de dag om zich de bijbelverhalen eigen te maken. Ze pakt direct het bezoeken van kerkdiensten op, gaat catechisatie volgen en wordt lid van de jeugdvereniging. Daarnaast is ze lid van een christelijke studentenvereniging waar veel aan bijbelstudie wordt gedaan en bezoekt ze vieringen van de hogeschool.

Tijdens de kerkdiensten zijn de ontmoeting met andere gelovigen en de inhoud van de preek de belangrijkste onderdelen voor Martine. Ze heeft behoefte aan het vergroten van haar bijbelkennis en aan contacten waarin ze leert over christelijke levensstijl. Andere gelovigen fungeren voor haar als voorbeeldfiguren.

Gebed en het bidden samen met andere christenen vindt ze erg belangrijk en ze verwondert zich over de manieren waarop God soms heel concreet gebeden verhoort.

Er zijn twee personen van groot belang geweest voor de geloofsontwikkeling van Martine. De eerste is een docent van wie zij les heeft gehad. Ze zegt over hem: “Die man heeft echt heel veel kennis en hij is ook heel erg met God bezig. Hij betrekt ook altijd alles op een of andere manier met God. Hij heeft mij ook echt geleerd om met kinderen te gaan bidden bijvoorbeeld. En om daar gewoon lekker mee in gesprek te gaan over geloof. Echt heel tof.” De tweede is een jonge vrouw met wie Martine op kring zit van de studentenvereniging. Over haar zegt Martine: “Zij is ook wel een behoorlijk voorbeeld voor mij geweest. Zij heeft echt een heel groot vertrouwen op God. Ze is daar zo lekker mee bezig en je ziet gewoon dat zij er zo goed in staat en ook anderen kan helpen.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik wil dat mijn leven, mijn karakter, mijn daden voor mij spreken en zeggen dat ik Jezus Christus volg.. Dit verlangen is zo sterk in mij dat ik het als een voorrecht zou be-

Blijf deze straat een eindje volgen en neem de eerste straat rechts, aan huisnummer 33, waar een bord met pijl naar "Bovenhoek 35 to 51" jou de weg wijst.. Dit is een

Vandaag nemen heel wat van onze leerlingen afscheid van onze school en op dit moment voelen wij, in ons samen zijn en samen vieren, een hart kloppen, ons hart voor elkaar.. Wat

Medewerkers van de gemeente Bergen willen enerzijds inwoners stimuleren om zich in te zetten voor de gemeenschap, anderzijds mensen met initiatieven faciliteren.. In de praktijk

De tweede, derde, vierde en vijfde der groote slagpennen zijn , op het midden harer lengte ,. aan haren buitenrand duidelijk uitgesneden

• We hopen dat er in andere wijken en dorpen een vergelijkbare beweging op gang komt. De rol van de gemeente zit in het stimuleren, inspireren en ondersteunen van deze beweging.

In Johannes 21 verschijnt Jezus voor de derde keer aan zeven van zijn discipelen bij het Meer van Galilea?. Er gebeuren een aantal wonderlijke

Zoodra het districtshoofd of een ambtenaar van zij- nentwege op de plaats is aangekomen, zal het dorpshoofd zich onder diens bevelen stellen.. mendjaga majafc itoe sampai