• No results found

Hoofdstuk 7 Conclusies en aanbevelingen

7.3 Het verbinden van twee werkelijkheden

Hierboven hebben we het belang beschreven om de nieuwe gelovigen te begeleiden bij het vormgeven van een christelijk leven. Om het met de woorden van De Jong te zeggen gaat het daarbij om ‘het aanreiken van een christelijke werkelijkheidsvisie’. Aan het oude leven wordt nieuwe betekenis verleend in het licht van het evangelie. Dat is een belangrijk aspect van mystagogie. De andere twee aspecten die De Jong beschrijft zijn het wekken en duiden van spirituele ervaring. Het gaat er dan om dat de nieuwe gelovige steeds meer door de gewone werkelijkheid heen de werkelijkheid van Gods Koninkrijk leert zien.

Wij hebben de geïnterviewden gevraagd welke onderdelen van het aanbod door de

gemeente een rol hebben gespeeld bij hun geloofsontwikkeling. De belangrijkste onderdelen die genoemd werden zijn 1. de kerkdienst en 2. de persoonlijke contacten met

medegelovigen, individueel of in groepsverband. Wij werken deze onderdelen nu uit in het licht van de verbinding tussen de twee werkelijkheden.

30

7.3.1 De kerkdienst

Het meest in het oog springend is de behoefte van nieuwe gelovigen om herkenning te vinden in het hele gebeuren van de kerkdienst. Dit geldt voor het thema van de preek en voor de manier waarop gepreekt wordt, maar ook voor de samenhang van de dienst. Het raakt mensen als de liturgie een bepaalde opbouw heeft waarin ze zich herkennen en waardoor ze meegenomen worden. Op die manier kijken ze niet als toeschouwer naar de verschillende onderdelen van de dienst, maar zijn ze deelnemer in dit gebeuren. Dit geldt ook voor de afzonderlijke onderdelen, zoals het gebed, de liederen, de eventuele stiltes enzovoort. Wat mensen raakt en waar ze zich in herkennen verschilt, al geeft elke geïnterviewde aan dat het avondmaal een belangrijk en voor sommigen zelfs een heilig moment is. De verschillen zullen ongetwijfeld te maken hebben met karakter en met de manier van informatieverwerking. Zo geeft Erik aan visueel te zijn ingesteld en hij zal zeker niet de enige zijn. Het is onvermijdelijk dat echte beelddenkers minder worden aangesproken door een kerkdienst vol woorden dan de mensen die minder visualisering nodig hebben voor het verwerken van informatie. Het is belangrijk dat er binnen de gemeente bewustzijn is van het effect van liturgie. De Jong zegt hierover: liturgie ’’kan een heilzame en herscheppende uitwerking bezitten. Deze uitwerking is niet te organiseren of te maken. Wel is er een aantal gunstige voorwaarden te scheppen opdat zij mogelijk wordt.’’31 De Jong werkt verder uit wat deze gunstige voorwaarden zijn. Belangrijk is dat de predikant en anderen die een rol tijdens of na afloop van de dienst hebben zich bewust zijn van hun mystagogische functie.

’’Transparantie naar God ontstaat alleen wanneer de mystagoog een levend geloof heeft in de verborgen Aanwezige.’’32 Alle onderdelen van de dienst kunnen onder deze gunstige voorwaarden ’’vensters op het onuitsprekelijke’’33 worden. Rekening houden met verschillen tussen mensen is daarbij belangrijk. Om in een kerkdienst verbinding te ervaren met dat waarover gesproken wordt, kunnen symboliek, het gebruik van visuele middelen en het afwisselen van vormen belangrijke hulpmiddelen zijn ter ondersteuning van het gesproken woord. Daarnaast is het belangrijk om bij het gesproken woord, zoals de preek, gebruik te maken van verschillende invalshoeken. Er kan afwisseling zijn tussen het aanreiken van een christelijke werkelijkheidsvisie, het wekken en het duiden van spirituele ervaring. Daarnaast zou een predikant rekening kunnen houden met de verschillende staten van geest (zie paragraaf 4.1.3) waarin zijn gemeenteleden en dus ook de nieuwe gelovigen zich bevinden. Kort gezegd gaat het om het gebruik maken van en het rekening houden met de verschillen tussen mensen. Het ’over-benadrukken’ van één vorm of invalshoek kan het verbinden van de twee werkelijkheden in de weg staan, wanneer de boodschap bepaalde groepen

herhaaldelijk niet bereikt.

Het avondmaal leent zich bij uitstek om meer zintuigen dan alleen het gehoor aan te spreken. Opvallend is dan ook dat alle geïnterviewden aangeven dat het avondmaal hen verder helpt in hun geloofsontwikkeling. Dit gebeurt overigens meestal niet bij de eerste keer dat ze aan het avondmaal deelnemen. Blijkbaar is het diepere besef van deze viering een groeiproces. Het raakte ons daarom des te meer om te horen dat Erik, die expliciet aangaf visueel te zijn ingesteld, vanwege zijn gastlidmaatschap geen deel mocht hebben aan het avondmaal. Het geeft de noodzaak aan om als gemeente kritisch te kijken naar regels en afspraken die vanzelfsprekend zijn voor degenen die eraan gewend zijn, maar soms moeilijk

31

De Jong, Mystagogie in werking, blz. 89.

32

De Jong, Mystagogie in werking, blz. 90.

33

te bevatten zijn voor de nieuwe gelovigen. Wij pleiten hier niet voor afschaffing van alle regels en goede gewoontes, maar wel voor de bereidheid en het vermogen om deze uit te leggen en voor zover dat kan begrijpelijk te maken voor de nieuwe gelovigen.

Wij werden verrast door de manier waarop de nieuwe gelovigen onder woorden brachten wat zij beleefden bij het avondmaal. Het maakte ons opnieuw bewust van het liefdevolle begrip waarmee onze Heer Jezus mensen tegemoet komt door het avondmaal in te stellen als hulpmiddel om zich zijn dood en opstanding eigen te maken. Met de vroege kerk in gedachten, krijgen wij tegelijkertijd de indruk dat de kerk van vandaag een belangrijk mystagogisch middel laat liggen. Ongetwijfeld zullen de preken voor of na de viering

afgestemd zijn op het avondmaal, maar ook hier geldt weer dat dit niet specifiek afgestemd is op hen die dit voor het eerst meemaken. Toch zou dit bij kunnen dragen aan het dieper begrijpen van de werkelijkheid van het evangelie.

Ook symboliek kan de nieuwe gelovige helpen om blijvend herinnerd te worden aan de werkelijkheid van het geloof. Dat wordt in de interviews enkele keren expliciet benoemd: de betekenis van de regenboog, een kruis voorin de kerk waar zonden in stilte beleden kunnen worden door een kei aan de voet van het kruis neer te leggen, een kettinkje ter herinnering aan de doop, het helpt de nieuwe gelovige om de boodschap te doorleven. Het gebruik van symbolen is ter ondersteuning van het gesproken en geschreven woord. Deze

geloofsmonumenten, zoals we ze al eerder noemden, kunnen belangrijke

aanknopingspunten zijn voor de mystagogische begeleiding van nieuwe gelovigen. Dit lijkt ons ook volop bijbels te zijn als we denken aan wat we beschreven hebben in hoofdstuk 3.5. Tenslotte willen we nog iets zeggen over het gebruik van taal in de kerkdienst. Dit is in de interviews niet expliciet aan de orde gekomen. Toch willen we het hier wel noemen omdat taal een heel belangrijk middel is om het Evangelie toegankelijk te maken voor mensenoren en -harten. Niet alleen voor nieuwe gelovigen, maar wel voor hen in het bijzonder, geldt dat termen als genade, barmhartigheid of vrede niet vanzelfsprekend zijn. Deze rijke christelijke termen hebben uitleg nodig.34 Steeds meer wordt in kerkdiensten geprobeerd om de tale Kanaäns te vermijden en woorden te gebruiken die makkelijker in het gehoor liggen. Enerzijds is dit een goed streven, anderzijds kan het ook een verarming zijn. Juist deze christelijke geloofstaal helpt om de verbinding te leggen tussen onze platte werkelijkheid en de geestelijke wereld. Dit gebeurt echter alleen als de termen niet op zich staan, maar als ze uitdrukking geven aan een doorleefd geloof. ’’Het gaat dan om een taal waarin geloof en ervaring bij elkaar komen. Een dergelijke taal is onontbeerlijk voor mystagogie.’’35 Naast sacrament en symboliek kan geloofstaal verbinding en uitgangspunt zijn om de nieuwe gelovige verder in te wijden in het mysterie van het geloof en van de gemeenschap. Dit vraagt van de gemeente en van de mystagoog in het bijzonder dat zij in staat zijn om bekende termen levende inhoud te geven. Dit kan zijn door woorden, maar in het verlengde daarvan spreken houding en daden een vaak nog duidelijker taal. En weer blijkt dat het begeleiden van nieuwe gelovigen de gemeente in de spiegel laat kijken. Het confronteert elke gelovige met de vraag: in hoeverre zijn die twee werkelijkheden in mijzelf met elkaar verbonden?

34

Waardevol en verhelderend hierbij is het boek Jezus als Heer in een plat land van S. Paas (Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 2001).

35

7.3.2 Persoonlijke mystagogische contacten

In de tweede plaats worden persoonlijke contacten genoemd als belangrijke bijdrage aan de geloofsontwikkeling. Dit kunnen zowel contacten in kleine groep als één op één contacten zijn. Deze laatste ontstaan vaak toevalligerwijs of via een cursus als de Alpha. Uit de interviews blijkt dat deze relaties de nieuwe gelovigen veel brengen. Gemeenteleden

fungeren op die manier als voorbeelden, als gidsen (in de bijbel en in het leven met God) als bemoediging en steun, als inspirators, kortom: als mystagogen. De geïnterviewden

waarderen in het bijzonder de openheid waarmee over alle onderwerpen gesproken kan worden en daarnaast blijkt de echtheid en de liefdevolle houding van de medegelovige(n) inspirerend te werken. Zoals gezegd zijn deze mystagogische contacten over het algemeen niet als zodanig georganiseerd. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. Aan de andere kant verwachten wij dat de inwijding van nieuwe gelovigen in het geloof en in de gemeente meer tot bloei zou kunnen komen als er bewustwording is van het mystagogische aspect van deze persoonlijke contacten. De verdere inwijding van de nieuwe gelovige wordt dan minder aan ’het toeval’ overgelaten dan nu vaak het geval is. Zo gaf Annet aan dat een echtpaar waarmee ze veel contact heeft en die voor haar als mystagogen functioneren, binnenkort gaat verhuizen. Dit betekent voor haar echt een verlies en voor zover wij kunnen zien is zowel door de gemeente als door Annet zelf nog niet nagedacht over een eventuele opvolging van dit contact.

In het mystagogisch contact is het belangrijk dat er aansluiting wordt gezocht bij waar de nieuwe gelovige op dat moment is. In alle literatuur over dit onderwerp36 komt dat terug. Binnen de GKV is relatief veel aandacht voor onderwijs. Dit gebeurt via cursussen,

catechisatie en preken. Toch willen we hier pleiten voor begeleiding die is afgestemd op de situatie en op de vragen die op dat moment bij de nieuwe gelovige spelen. Illustrerend is hierbij de geschiedenis van de Emmaüsgangers. Natuurlijk had Jezus hen direct uit de droom kunnen helpen, maar hij koos ervoor om met ze op weg te gaan en zonder dat ze het wisten verder in te wijden in het mysterie van zijn dood en opstanding. Door vragen te stellen bracht hij ze tot dieper inzicht en op het juiste moment sprak hij zelf en brak hij het brood. Een leerzame gebeurtenis bij het onderwerp mystagogie. Hoe graag we anderen ook willen vertellen van de hoed en de rand, vaak is het beter om eerst te luisteren en vragen te stellen. En om daarna nog een keer vragen te stellen en pas dan te gaan vertellen, anticiperend op de antwoorden die de leerling gegeven heeft.

Dit is niet achterhouden wat die ander nog niet weet, maar dat is het leggen van verbinding tussen twee werkelijkheden. Pas dan vindt echte inwijding plaats. In dit kader is het ook van belang om ’de relativiteit van spirituele taal’37 te noemen. Als er geen rekening wordt

gehouden met waar iemand zich in geestelijk opzicht bevindt en het belangrijker wordt gevonden om ‘het maar gezegd te hebben’, dan wordt er geen verbinding gelegd en wordt het mystagogisch proces onderbroken. ’’Dit gebeurt wanneer er door spirituele tradities aan bepaalde dogma’s of formuleringen van haar werkelijkheidsvisie vastgehouden wordt, zonder dat de leerlingen de betekenis en waarheid ervan nog kunnen ervaren.’’38

Voor iemand die de rol van mystagoog vervult, is het belangrijk om zelf ook leerling te willen zijn, samen op weg achter Jezus aan. Iemand die zijn verwondering en onbevangenheid in het geloof is kwijt geraakt, doet er goed aan zich af te vragen of de rol van mystagoog hem

36

Zowel De Jong als Waaijman en Paas benadrukken dit.

37

De Jong, Mystagogie in werking, blz. 91.

38

past. Zeker omdat nieuwe gelovigen niet zelden te maken hebben (gehad) met bijzondere ervaringen. Ook in onze interviews komt dat meer dan eens naar voren. Deze ervaringen zijn vaak heel belangrijk geweest in het leven van de nieuwe gelovigen. Toch krijgen wij de indruk dat hierover nauwelijks verder gesproken wordt in de zin dat deze ervaringen worden geduid in het licht van de bijbel. Wij hebben hier te weinig op doorgevraagd om er stellige uitspraken over te doen. Daarom laten wij het bij de vraag die elke gemeente zich kan stellen: is er voldoende klankbord voor de (soms bijzondere) ervaringen van nieuwe

gelovigen? Bieden wij voldoende ruimte voor ‘het onbenoembare’ van Gods wezen? Onder elkaar hebben wij ons wel afgevraagd wat de reden zou kunnen zijn dat het ’duiden van spirituele ervaring’ wat onderbelicht lijkt te zijn binnen de GKV. Iets wat overigens herkend werd door Annemiek de Jong binnen de katholieke kerk. Wellicht heeft het iets te maken met de positie van de GKV en de katholieke kerk ten opzichte van traditioneel bevindelijke en evangelisch bevindelijke kerkelijke stromingen waar meer aandacht is voor het belang van ervaring.

7.3.3 Leven in gemeenschap

Hierboven hebben wij beschreven welke aspecten een rol spelen bij het verbinden van de twee werkelijkheden met als doel dat de nieuwe gelovige door de gewone werkelijkheid heen steeds meer zicht krijgt op Gods koninkrijk. Wij hebben dit toegespitst op de kerkdienst en op het persoonlijk contact, één op één of in groepsverband. De zes geïnterviewden die deel uitmaken van een kleine groep hechten hier zoveel waarde aan dat we geneigd zijn om aan te nemen dat kleine groepen binnen de gemeente een belangrijke rol spelen bij de inwijding van nieuwe gelovigen. Het deel uitmaken van de gemeenschap, in grote kring, in kleinere kring en van mens tot mens past bij het christelijk geloof. Gezonde relaties binnen de gemeente helpen om de verbinding tussen de twee werkelijkheden te leggen. In dit verband willen we wijzen op een prachtig boek van Stanley J. Grenz ’’Created for community,

connecting Christian Belief with Christian Living’’39 waarin hij het christelijk geloof beschrijft als zijnde het leven in relatie met God, met de schepping, met de gemeente en met jezelf. Deze gemeenschap mag gevierd worden in de kerkdienst, in de kleine groep en in het persoonlijk contact tussen christenen, jong en langer gelovend.