• No results found

Bomen modelleren met laseraltimetrie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bomen modelleren met laseraltimetrie"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vakblad van Geo-Informatie Nederland

2012 - jaargang 9

GEO-

INFO

7

pagina 4

Bomen modelleren met laseraltimetrie

pagina 8

Hoe interesseren we scholieren?

pagina 20

‘’De boer, zijn grond en het Kadaster” in WOII

pagina 41

Naar een nieuw gezamenlijk gedragen

GEO-fundament

(2)

GIN SYMPOSIUM

winst met geo-informatie

15 november 2012

Orpheus, Apeldoorn

www.geo-info.nl

Het tweejaarlijkse GIN-evenement om kennis te nemen over

ontwikkelingen en voor ontmoeting

.

Het GIN-symposium gaat over de diverse soorten winst die er te behalen

is met geo-informatie: financieel, kwaliteit, dienstverlening.

Het programma bevat een plenaire opening met lezingen van prof.

Peter Apers van de Universiteit van Twente en Geert Jansen, de voorzitter

van de Waarderingskamer. Rob van de Velde (directeur van Geonovum)

deelt als dagvoorzitter enige gedachten met u over heden en toekomst van

de geo-sector.

De winst met geo-informatie wordt verder door diverse lezingen en workshops

uitgewerkt in verschillende thema’s.

Er is veel ruimte voor ontmoeting en het kennis nemen van de

marktontwikkelingen op de geobeurs.

Opgave en informatie

Alle verdere informatie en opgave als

deelnemers of beursbedrijf staat op

www.geo-info.nl/gin-symposium

(3)

Bomen modelleren met laser­

altimetrie 4

APEL −10 mm/yr −1 mm/yr DELF −10 mm/yr −1 mm/yr EIJS −10 mm/yr −1 mm/yr IJMU −10 mm/yr −1 mm/yr KOSG −10 mm/yr −1 mm/yr TERS −10 mm/yr −1 mm/yr VLIE −10 mm/yr −1 mm/yr VLIS −10 mm/yr −1 mm/yr

GPS meet beweging van Nederland 24

Inhoudsopgave

Verslag ­ Buitenlandexcursie

Hogeschool Utrecht 32

Verslag ­ GIN­Werkgroep genoot van Kadastermuseum 16

Colofon 2

Redactioneel ­ De online kaart in het zonnetje!

3

Bomen modelleren met laser altimetrie

4

Hoe interesseren we scholieren?

8

Verslag ­ ALV en eerste regiobijeenkomst Mid­West

10

Boekbespreking ­ Geochemische Bodematlas

van Nederland

12

Verslag ­ Middag van de European Surveyor in Brussel 14

Column ­ Vreemdgaan 15

Verslag ­ GIN­Werkgroep genoot van Kadastermuseum 16

Open Kaart ­ Tekenradar

19

‘’De boer, zijn grond en het Kadaster” in WOII

20

Column ­ Verleden en toekomst, de kaart verklaart

23

GPS meet beweging van Nederland

24

Boekbespreking ­ Leidse hoogleraren

Wiskunde 1575­1975

31

Verslag ­ Buitenlandexcursie Hogeschool Utrecht

naar Istanbul

32

Verslag ­ VNG en DataLand richtten

Gemeentelijk Geo­Beraad op

34

Verslag ­ Excursie naar Duitse Mercatorexposities

36

Verslag ­ Antieke ijkklok herplaatst

in Delfts Geodesiegebouw

39

Naar een nieuw gezamenlijk gedragen

GEO­fundament 41

Verslag ­ Eerste Gebruikersdag dg DIALOG BGT 44

Informatie 46

Personalia / Informatie

48

Verslag ­ Excursie naar Duitse

(4)

Agenda

GIN

Intergeo Datum: 9 - 11 oktober 2012 Locatie: Hannover Informatie: www.intergeo.de Donateursdag

Stichting De Hollandse Cirkel

Datum: 11 oktober 2012 Locatie: Passe-Partout in Gouda Informatie: www.hollandsecirkel.nl

GIN ­ Symposium 2012

Datum: 15 november

Locatie: Theater Orpheus in Apeldoorn Informatie over het GIN-symposium kunt u krijgen bij Herman ter Veen. Tel: 06-53297741

herman@sense-organisatie.nl

Partners Geo-Informatie Nederland

3D Pilot Slotdag

Datum: 20 november

Locatie: Provinciehuis Noord-Brabant Informatie: www.geonovum.nl/3dpilot/ aanmelden-slotbijeenkomst

Foto omslag: De kaart op de vloer. Afbeelding van de IJssel en kerkdorpen in de ontvangstruimte van het nieuwe gemeentekantoor te Olst­Wijhe. Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: gi@geo-info.nl Redactie Geo­Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel Plv. hoofdredacteur: vacant Redacteuren

Adri den Boer Klaas van der Hoek Bart Huijbers Milo van der Linden Edward Mac Gillavry Ad van der Meer Ferjan Ormeling Frans Rip

Bladmanagement

Motivation Office Support bv, Nijkerk

Colofon

Inzenden kopij

Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie­exploitatie

Murre Management Leen Murre

Telefoon: 06 22697261

E-mail: advertentie@geo-info.nl Algemene e-mail: gi@geo-info.nl Advertentietarieven op aanvraag

Vormgeving en druk

VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen / inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: administratie@geo-info.nl Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap

wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2012

Persoonlijk lidmaatschap: € 57 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 103 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 232 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 32 (excl. 19% btw) en buiten Europa € 59 per jaar (excl. 19% btw).

Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl

Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar.

© 2012. Het overnemen evenals het

vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.

ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)

www.geo­info.nl redactie@geo­info.nl

(5)

Redactioneel

Edward Mac Gillavry

De online kaart in het zonnetje!

Neemt u de titel niet al te letterlijk! Of het een wolkenloze zomer wordt, laat ik liever aan de meteorologen over. Bovendien is het door de schittering meestal geen pretje om met de kaartap-plicatie op je smartphone in het volle zonlicht je weg te zoeken op je vakantiebestemming (of gebruikt u soms nog een papieren kaart?). Nee, kaarten en kartografie krijgen de laatste tijd de volle aandacht. Zo heeft Google onlangs offline kaarten voor Android smartphones gepresenteerd. Zolang u nog altijd extra betaalt in het buitenland voor mobiele telefoondiensten zorgt deze nieuwe functionaliteit ervoor, dat u thuis de kaarten alvast op uw telefoon kan zetten zodat u die niet op uw vakantiebestem-ming hoeft te downloaden. Heeft u echter een Apple iPhone, dan kan het nieuws u niet ontgaan zijn, dat Apple nu haar eigen kaartapplicatie gaat voeren. De Google Maps-applicatie op de iPhone zal hierdoor worden vervangen. Helaas biedt Apple geen offline kaarten, maar de omvang van de kaartgegevens die naar de smartphone worden gestuurd is door de vectortechnologie een stuk kleiner dan de huidige Google Maps tegeltjes. Ineens lijkt er ook weer hoop te gloren voor de Nederlandse trots in ons vakgebied. Apple maakt voor haar eigen kaartapplicatie namelijk gebruik van de kaartgegevens van TomTom. Maar in hoeverre zullen de inkomsten uit dit contract opwegen tegen de gemiste inkomsten nu Apple een directe concurrent voor de TomTom iPhone-applicatie in de markt heeft gezet. Bovendien heeft Apple ook al aangekondigd, dat er afspraken zijn met enkele automobielmerken, een markt waar TomTom de laatste tijd nog de meeste groei boekt.

Google Maps lijkt niet langer meer de standaard kaartapplica-tie te zijn. Ook op het gebied van kartografische vormgeving is Google Maps niet langer meer de standaard. Tot voor kort was de reactie op de vraag hoe de kaart eruit moest komen te zien meestal “Het moet lijken op Google Maps”. De laatste tijd durven partijen hun eigen kartografische gezicht neer te zetten. Een mooi voorbeeld is de kartografische vormgeving van de interactieve kaarten op de VPRO-website “Nederland van Boven”, die een duidelijk eigen gezicht heeft. Ook op website JaofNee.nl wordt het aantal orgaandonoren per gemeente gepresenteerd op een interactieve kaart, die qua vormgeving mooi aansluit bij de rest van de website. Met het beschikbaar komen van de

Basisregistratie Topografie (BRT) en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) als open data, het Open Source project NLExtract om deze registraties te verwerken en de toenemende gebruiksvriendelijkheid van kaartopmaakprogramma’s wordt het steeds makkelijker om je eigen online kaarten te voeren. Het lijkt me bijvoorbeeld niet langer meer de vraag of, maar wanneer Google Maps-grootverbruiker Funda overstapt en de contouren van panden uit de BAG gaat gebruiken tegen een achtergrond op basis van de BRT! Dan worden de inspanningen van ons vakgebied ineens een stuk meer zichtbaar voor de gemiddelde burger, die zich bijvoorbeeld toch weinig kan voorstellen bij een WION of IMGeo/BGT, hoe noodzakelijk deze ook zijn.

Ten slotte krijgen online kaarten de laatste tijd veel aandacht in het kader van de datajournalistiek. Wij weten al lang, dat kaarten zeer effectief zijn in het overbrengen van ruimtelijke patronen. De datajournalistiek wil graag verhalen brengen op basis van allerlei gegevensbronnen, die veelal een ruimtelijke component hebben. Een kaart kan dan zeker niet ontbreken. Er zijn al met al interessante ontwikkelingen gaande op de grensvlakken van ons vakgebied. In het najaar zal tijdens de bijeenkomst “Geo in de Media” van GIN-regio mid-west (Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland) dit grensvlak verder worden uitgelicht en onderzocht door verschillende sprekers. Zo kunnen de nieuwe studenten Geo Media en Design al tijdens de eerste weken van hun opleiding aan de hogeschool HAS Den Bosch zich ook buiten de contacturen kennismaken met ons werkveld. Want nieuwe instroom van leden kunnen we als GIN goed gebruiken! Houd de website, nieuwsbrief en Geo-Info 8 dus goed in de gaten voor meer informatie over deze bijeenkomst. Tot die tijd wens ik u vanaf deze plaats veel leesplezier met het nummer dat nu voor u ligt!

MIJNGIN

Via MIJNGIN wordt de GIN-ledendatabase up-to-date gehouden. Daarmee kunnen we leden beter informeren en gerichte uitnodigingen voor activiteiten sturen. Stuur vanaf vandaag uw digitale visitekaartje naar info@geo-info.nl. U zult later merken waar dat toe leidt… Meer informatie over MIJNGIN en inloggen vind je op www.geo-info.nl.

(6)

Bomen modelleren

met laseraltimetrie

Leon Schouten, werkzaam bij Infram BV, leon.schouten@infram.nl Co-auteurs: Jan Clement, Mark Flanagan

Het verzamelen van informatie over bomen is een tijdrovende en arbeidsintensieve activiteit.

Eigenschappen als standplaats en hoogte moeten afzonderlijk worden ingemeten. Indien de bepaling

van de positie en de hoogte van de bomen geautomatiseerd kan worden zou dat veel tijdwinst opleveren.

Alterra heeft een methode ontwikkeld om bomen te modelleren uit ruwe laseraltimetrie data. In dit artikel

wordt geschetst hoe een dergelijk bestand zich verhoudt tot een bomenbestand dat tot stand is gekomen

door het inmeten van de bomen met behulp van DGPS signalen.

De vergelijking is uitgevoerd voor de Duifpolder, één van de inliggende polders in het beheergebied van het Hoogheem-raadschap van Delfland, zie figuur 1. Het Hoogheemraadschap heeft aan de combi-natie Lievense/Infram opdracht gegeven om de bomen op de regionale keringen te karteren. Bomen kunnen ongunstige belasting uitoefenen op de kering wat tot instabiliteit kan leiden. Bij omvallen kan een boom zelfs een gat in de keringen veroorzaken, dit vooral bij krachtige stor-men en met name in een maatgevende storm situatie. Bovendien staan bomen bij onderhoud (ophoging) en eventuele verzwaring (uitbreiding) activiteiten ‘in de weg’. In het kader van de periodieke veiligheidstoetsing van de regionale waterkeringen (een wettelijk vereiste veiligheidstoets elke 12 jaar) heeft Delfland behoefte aan een goed gegevensbestand van de aanwezige bomen op- en nabij de waterkeringen.

Inwinningsmethoden

De veldinventarisatie is uitgevoerd door twee boomdeskundigen die de positie van de boom bepaalden met behulp van DGPS apparatuur; de hoogte van de bomen werd gemeten met een LaserAce® Hypsometer en deze gegevens werden – samen met bij-voorbeeld de boomsoort en omgevingsfac-toren – opgeslagen in een ArcPad applicatie. Metingen aan Kernnetpunten1 in Delfland

toonden aan dat de gemiddelde positionele

(7)

De geïnventariseerde bomen staan in een inventarisatiezone die de regionale kering omvat en het polderland dat zich op een afstand van circa 25 tot 30 meter van de kering bevindt.

De methode die Alterra heeft ontwikkeld bestaat uit het model-leren van boomkruinen

en kroonprojecties uit de laseraltimetrie data die gebruikt zijn voor AHN-2. Delfland heeft, als één van de opdrachtgevers van AHN-2 de data ter beschikking gesteld. Bij de modellering wordt gebruik gemaakt van de ruwe data die niet van het maaiveld zijn teruggekomen en van de maaiveld-hoogte van AHN-2. Door het verschil te bepalen wordt de relatieve hoogte van de objecten op het maaiveld verkregen. Aan de hand van vorm, grootte, structuur en hoogte van de objecten kunnen bomen gemodelleerd worden.

Resultaten vergelijking

In de inventarisatiezone van de Duifpol-der zijn 3267 bomen geïnventariseerd. In beginsel zijn alle bomen in de Duif-polder door Alterra gemodelleerd, ook de bomen op de erven die binnen in de polder liggen. Indien alleen de gepro-jecteerde boomkronen die gelegen zijn binnen de inventarisatiezone worden beschouwd dan resteren 727 vlakken. De gemiddelde oppervlakte van een projectie is 35,15 m2 met een standaard

afwijking van 48,16, wat aangeeft dat de grootte van de projectie sterk varieert. In tabel 1 is aangegeven hoeveel waarge-nomen soorten vallen binnen één van de afgeleide boomkroon-projecties.

Nog geen 60% van de ingemeten bomen blijken dus in een kroonprojectie te

lig-gen. En dit percentage wijzigt nauwelijks als we de analyses beperken tot de bomen die volgens de veldinventarisatie niet geknot zijn. Van de 1727 bomen die dan

resteren valt circa 60% in één van de gemodel-leerde kroonprojecties. In 2005 heeft Delfland een digitaal bomenbe-stand opgesteld op basis van aardobserva-tietechnieken. Uit steekproeven bleek dat het aantal gekarteerde bomen beduidend lager was dan het werkelijke aantal. Boven-dien bevatte het bestand onvoldoende/ geen informatie over de exacte locatie en de hoogte van

de boom en ontbrak de boomsoort. Dit waren voor

Delfland redenen om een veldinventarisatie te laten uitvoeren. Naar aanleiding van deze

twee ervaringen luidt de vraag waarom er niet meer bomen gemodelleerd worden?

Potentiële oorzaken

We onderscheiden drie potentiële oorzaken voor de tegenvallende score: temporele aspecten, het perspectief van waaruit wordt waargenomen en veronder-stellingen die gedaan worden tijdens de modellering.

• Temporeel

Tussen de laser altimeter opnamen en de inventarisatie in het veld zitten ongeveer 3 jaar. De opnamen voor AHN-2 van Delfland

vonden plaats in het vroege voorjaar van 2008 (februari-maart) en de veldinventarisatie van de Duifpolder vond plaats in april en mei 2011 met enkele

Rond 60% detectie

op basis van AHN-2

Zicht op de Oostgaag (boezemwater) aan de noordkant van de Duifpolder met enkele van de bomen die dicht tegen de kering van dit boezemwater staan.

Het resultaat van de boomdetectie in de noordwesthoek van de Duifpolder. LuchtfotoNL© Cyclomedia 2010.

Boomnaam Niet in kroonprojectie Wel in kroonprojectie Eindtotaal soort # % v/h aantal bomen van soort i # % v/h aantal bomen van soort i Som aantal bomen% v/h totaal Schietwilg 447 40.8% 648 59.2% 1095 33.5% Es 280 43.4% 365 56.6% 645 19.7% Zwarte els 158 25.0% 475 75.0% 633 19.4% Sierappel 55 59.8% 37 40.2% 92 2.8% Boswilg 53 73.6% 19 26.4% 72 2.2% Gewone vlier 36 56.3% 28 43.8% 64 2.0% Treurwilg 38 82.6% 8 17.4% 46 1.4% Witte abeel 22 47.8% 24 52.2% 46 1.4% Eenst. meidoorn 27 61.4% 17 38.6% 44 1.3% Calif. cipres* 13 31.7% 28 68.3% 41 1.3% Taxus 27 75.0% 9 25.0% 36 1.1% Zomereik 15 46.9% 17 53.1% 32 1.0% Andere soorten 198 47,0% 223 53,0% 421 12,9% TOTAAL 1369 41,9% 1898 58,1% 3267 100,0%

Tabel 1 De mate van overeenkomst tussen het veldwerk en de modellering voor de 10 meest algemene bomen in de Duifpolder en de overige soorten. De overige soorten omvatten in totaal 61 boomsoorten.

Knotten en afzetten beïnvloeden

detectiemogelijkheden

(8)

aanvullingen uit augustus 2011. In deze periode zijn bomen verdwenen (door sterfte of door kap) en toegevoegd (opge-schoten en aanplant). Naar verwachting gaat het hier echter maximaal om enkele tientallen exemplaren.

Een ander temporeel effect is het feit dat de laseropnamen in het winterseizoen plaatsvonden. Dan zijn de bomen het meest transparant, omdat ze dan geen blad dragen, en in sommige gevallen ook omdat ze dan geknot zijn. Voor de hoogtebepaling van het maaiveld is het gewenst om maximaal zicht te hebben op het maaiveld. Voor de modellering van de boomkruinen is dit natuurlijk niet ideaal. Dan zouden laseropnamen in het zomerseizoen meer voor de hand liggen. Het is dus mogelijk dat bepaalde bomen gemist zijn omdat de boomkruinen te wei-nig reflecteerden en de puntenwolk die resteerde niet als boom geïdentificeerd is. • Perspectief

Bij de laseraltimetrie opnamen worden de bomen van boven of schuin van boven waargenomen. Dat is een wezenlijk ander gezichtspunt dan een veldinventarisatie. Op de grond is de positie van de stam bepalend. De meting geeft één punt ongeacht de grootte van de boom. Bij de modellering is de projectie van de boomkroon op het maaiveld bepalend voor het vlak dat wordt gevormd. Dit vlak kan bestaan uit meer dan één boomkruin wanneer die van boven ogenschijnlijk één geheel vormen. We zien dan ook dat er gemiddeld in één vlak 3,46 ingemeten bomen blijken te staan. Bovendien zijn sommige bomen in het polderlandschap scheef gegroeid. Dat kan er toe leiden dat de kroonprojectie naast de voet van de stam valt. Dan is geen overeenstemming tussen boomlocatie en kroonprojectie. Om dit effect verder te onderzoeken zijn de puntlocaties van de bomen gecon-verteerd naar cirkels met een straal van 1,5 meter.

Van de 727 kroonprojecties zijn er 559 die een boomlocatie (punt) omvatten. Dat is 77% van het totaal. Er zijn 641 kroonpro-jecties die een boomcirkel omvatten of doorsnijden, wat overeenkomt met 88%. Dit geeft dus nog wel een substantiële verbetering van de score.

Na de omzetting van de punten tot de cir-kels resteren nog 1179 vlaken (bomen die op minder dan 3 meter afstand van elkaar

Fig.4 Variatie in boomvormen

Fig.5 Afgezette bomen

(9)

staan gaan tot hetzelfde vlak behoren) en hiervan snijden er (intersect) 862 (73%) met de geprojecteerde kronen. Ook hier is dus sprake van een substantiële verbe-tering van de score. Maar dat betekent dat nog steeds 1 op de 4 bomen niet gedetecteerd

zou worden door de modellering.

Modellerings-proces

In de ruwe

laserdata zijn de reflecties van alle objecten nog aanwezig. Door gebruik te maken van slimme criteria rond de vorm, de grootte, de textuur en de hoogte van de puntenwolken kan Alterra de bomen modelleren. De criteria berusten noodgedwongen op een aantal veron-derstellingen. Voorbeelden zijn dat de kroonprojecties een minimale opper-vlakte moeten hebben van 1,25 m2 en dat

de gemiddelde hoogte van de reflecties 1,5 meter is. Anders is het niet mogelijk om bijvoorbeeld verkeersborden of prullenbakken weg te filteren. Het gevolg is wel dat afgezette bomen niet meer als boom herkend worden. De kroon is te klein geworden en soms is de boom ook te laag geworden. Dit geeft het bome-nareaal een bias naar hogere bomen, zoals tabel 2 toont:

Hieruit volgt dat de lage bomen onder-vertegenwoordigd zijn in het bestand van Alterra. Deze bomen zijn in veel gevallen wel gedetecteerd, maar ze zijn vervolgens verloren gegaan bij het toepassen van de drempelwaarde voor de hoogte.

In enkele gevallen blijken de criteria juist niet scherp genoeg te zijn: 10 (veronderstelde) kroonprojecties in de Duifpolder behoren niet toe aan bomen, maar aan bruggen of onderdelen van bruggen. Dit zijn

echter geen aantal-len die de resultaten significant beïnvloe-den. Mogelijk kunnen

dergelijke misinterpretaties voorkomen worden door slim gebruik te maken van bestaande topografische gegevens.

Aanbevelingen

• Op basis van deze vergelijking is niet duidelijk geworden hoe groot het effect is van het temporele verschil tussen de twee data sets. Om een zuivere vergelijking uit te voeren zouden de veldinventarisatie en de laservlucht minimaal in hetzelfde jaar en bij voorkeur ook in hetzelfde seizoen uitge-voerd moeten worden.

• Stel een variabele drempelhoogte in op basis van het grondgebruik. Voor percelen die op grond van TOP10NL als bos in gebruik zijn, kan een lagere drempelwaarde worden aangehouden dan voor gebieden met grasland, of overig grondgebruik (een vorm die veel voorkomt in de urbane omgeving) • Kruis de boomprojecties met bruggen of

andere objecten die voorkomen in TOP10NL om te zien of projecties samenvallen met deze objecten. Deze objecten kunnen dan gericht onderzocht, dan wel verwijderd worden. • Wanneer uitgegaan kan worden van een bestaand referentiebestand kunnen bij het

modelleren van de bomen de filters veel selectiever worden toegepast. Het 3D boommodel is hierdoor een interessante methode om bomen in de tijd te kunnen monitoren. Andere technieken (bijv. stereo luchtfotografie of terrestrische 3D-scanners) kunnen desge-wenst aanvullend ingezet worden om een nauwkeuriger beeld van de bomen te krijgen.

Literatuur

• Clement, J. (2012, in prep.), Silvistar 3D Tree model and Tree extraction using LiDAR (ESRI User Conference paper)

• Zon, N. van der (2011), Kwaliteitsdocument AHN-2, release 1.1 (Website: http://www.ahn.nl/ wat_is_het_ahn geraadpleegd op 4 mei 2012)

Eindnoten

1) Het Kernnet is een netwerk van gemar-keerde RD-punten in het terrein, dat andere GPS-gebruikers in staat stelt aan te sluiten op het coördinatenstelsel van de RD. De punten zijn gekozen op locaties waar de hemel vrij is van obstakels zodat de GPS signalen ongestoord kunnen worden ontvangen.

Liever laser-opnamen

in de zomer

Bij scheefstand

kan de stampositie buiten

de kroonprojectie vallen

Lid van GIN vooral abonnee op Geo-Info?

‘’Interessanter dan de vorm is de inhoud. Het lijkt of in de tegenwoordige digitale wereld snelheid van berichtgeving - ik spreek bewust niet van informatie - belangrijker is dan inhoud en kwaliteit. Met als gevolg flinterdunne berichtjes waarbij men uitblinkt in het elkaar

nakakelen en klakkeloos publiceren van advertorial-achtige berichten en relatief irrelevante annonceringen van versie zoveel punt zoveel van product x, y of z. Ik denk dat een blad - let even niet op het woord blad - als Geo-Info het vooral moet blijven zoeken in diepgang,

achter-gronden en kritische beschouwingen en commentaar op trends en ontwikkelin-gen. Dan blijft het voor mij het abonne-mentsgeld meer dan waard.’’

(Lid Bert Vermeij op Linkedin-groep GIN over een eventueel meer crossmediaal blad)

Hoogte ingemeten bomen Hoogte gemodelleerde bomen Minimum 0.5 1.29 Kwartiel 1 3.0 4.11 Kwartiel 2 5.0 5.77 Kwartiel 3 7.0 8.20 Maximum 25.0 26.53

Tabel 2 Opdeling van het areaal bomen in kwartielen op basis van de ingemeten en op basis van de gemodelleerde hoogte

(10)

Hoe interesseren we scholieren?

Maarten Smits, Beleidsadviseur geo-informatie gemeente Sittard-Geleen, maarten.smits@sittard-geleen.nl

Hoe interesseren we scholieren voor Geo-informatie? Dat was de titel van een discussie in de GIN-groep op

LinkedIn begin dit jaar. Over één ding waren de deelnemers aan de discussie het snel eens. Ondanks dat het

gebruik van geo-informatie steeds meer gemeengoed wordt, blijft behoefte aan geo-specialisten op MBO-

en HBO-niveau bestaan. Maar waarom blijft het dan toch zo moeilijk om genoeg studenten te krijgen?

Onbekendheid! Als je nooit van een studie gehoord hebt, kun je er moeilijk voor kiezen. En dan kunnen we wel naar de scholen wijzen en zeggen dat ze te weinig aandacht aan geo-informatie geven, maar waarschijnlijk heeft het meer effect als we ze daarbij helpen.

Maar hoe doe je dat dan? Dat is wat mijzelf lang heeft

tegengehouden. Ik wilde wel scholieren bekend maken met ons vakgebied, maar had geen idee hoe. Wat en hoe vertel je tieners iets over geo-informatie zonder dat ze na vijf minuten al afgehaakt zijn?

Het laatste zetje dat ik nodig had kwam van mijn oude middelbare school, het Graaf Huyn College (GHC) in Geleen. Ieder jaar wordt daar de GHC-award uitgereikt aan een leerling met een bijzonder talent. De dag staat helemaal in het teken van

talent. Het talent dat de school heeft voortgebracht in de loop der jaren en het aanstormend talent dat momenteel op de school zit. In dat kader is ook aan oud-leerlingen gevraagd om op die dag gastlessen te geven. En als je geo-informa-tie gestudeerd hebt, heb je in ieder geval

talent voor het maken van goede studie-keuzes. Logisch dus dat ik ook gastlessen zou gaan geven.

Voorbereiding

Vorig jaar had ik al geoefend met een gastles over landkaarten en kaartprojec-ties op de basisschool waar mijn vrouw les geeft. Daar was ik al positief verrast over hoe goed de kinderen meededen en hoe-ver ze al komen door gewoon logisch na te denken. Maar dat was voor groep 5 en 6. Toch iets anders dan leerlingen van 4 en 5 VWO. Gelukkig zijn er in de geo-wereld genoeg mensen die willen helpen.

Met petjes op. Graaf Huyn College in Waereldsjtad (Geleen).

(11)

Ik herinnerde mij dat er bij GeoFort een petje-op petje-af spel was gemaakt over geo-informatie. En, het belangrijkste, dat daar heel goede ervaringen mee waren. Een e-mail naar Willemijn Simon van Leeuwen van GeoFort was genoeg om hun medewerking te krijgen. De basis voor de gastles was er dus al. Een aantal vragen voor het spel heb ik nog toege-voegd. Enerzijds

wat lokale vragen met een relatie naar het werk van onze

gemeente. Anderzijds enkele vragen met filmpje van datavisualisaties uit Nederland van Boven. Het programma trok elke week meer dan een miljoen kijkers. Ik zou wel gek zijn als ik niet zou meeliften op dat succes.

Natuurlijk heb ik ook gekeken bij de Stichting Arbeidsmarkt Geo (SAGEO). Hun doel is tenslotte het aanpakken van de mismatch tussen vraag en aanbod op de geo-arbeidsmarkt. Via hun website zijn onder andere mooie posters en folders te bestellen van de GoGeo-campagne. En een petje-op petje-af-spel is moeilijk te spelen zonder petjes. Dus heb ik op Twitter en LinkedIn de vraag gesteld van wie ik petjes kon krijgen. En ook daar blijkt dat er altijd mensen willen helpen. Ook de petjes waren dus geregeld, met dank aan ingenieursbureau MUG en de Pinkpop

milieubrigade. Precies op tijd was alles klaar voor de gastlessen.

Gastlessen

Na een korte kennismaking met de organisatie en de andere gastsprekers kon de eerste gastles beginnen. En meteen een verrassing. In plaats van 21 aardrijks-kundeleerlingen uit 4 VWO zaten er ruim

36 leerlingen. Waarvan een deel geen aard-rijkskunde had en zich al met-een afvroeg waarom ze erbij zaten. Even improviseren dus. Ondanks het rumoer tijdens de start, werd het muisstil toen een fragment uit Nederland van Boven voorbij kwam. Of zoals iemand van de organisatie al zei: “Ze vinden het wel interessant, maar op die leeftijd is het niet cool om dat aan je buurman te laten merken.”

De tweede gastles was precies het tegen-overgestelde. Hier zaten ongeveer 20 leerlingen van 5 VWO die allemaal aardrijks-kunde in hun pakket

hadden. Op een enkeling na deden ze dan ook allemaal

geïnteresseerd mee. Hierdoor ontstond meer ruimte om uitleg te geven over de verschillende onderwerpen. Wat voor mij en voor de leerlingen leuker was. Benieuwd of er nu scholieren uit deze groep kiezen

voor een geo-studie. Voor de zekerheid heb ik alvast aangeboden dat ze mij dan altijd kunnen bellen voor een stageplek. Na afloop bevestigde de aardrijkskunde-docent wat wij allemaal al dachten: Aan dit onderwerp wordt eigenlijk helemaal geen aandacht gegeven op school. Waar vanuit de organisatie aan toegevoegd werd dat deze gastles waarschijnlijk wel de beste manier was om het onderwerp onder de aandacht te brengen. Het is dus aan ons om ze kennis te laten maken met het vakgebied geo-informatie. Na de twee gastlessen ben ik ervan overtuigd dat er echt wel interesse is onder scholieren. We moeten dus niet te veel praten over hoe we scholieren interes-seren, maar het gewoon gaan doen. Later op de dag werd de GHC-award uitgereikt aan een leerling met een bijzonder talent. De genomineerden waren vooral te vinden in de sport en muziek. Hoe mooi zou het zijn als dit eens gewonnen wordt door iemand die met geo-informatie bezig is. De winnaar van vorig jaar kwam ook over zijn

ervaringen vertellen en tot mijn verbazing had hij van zijn prijs apparatuur gekocht om indoor panoramafoto’s te maken. Of zoals hij het noemde voor het publiek: een soort indoor Google Streetview. Echt wel geo-infor-matie dus. Alleen was ik waarschijnlijk nog de enige in de zaal die dat verband zag...

Petje-op petje-af-spel

Awards vooral voor sport

en muziek…

Landmeters in Landleven

Het glossy magazine Landleven komt tien keer per jaar uit en ligt in tegen-stelling tot andere bladen met die frequentie zelfs in kiosken voor het grote publiek. Eerst recent wees een lezer me op hun nummer 2011-7 met een artikel van Kester Freriks: ”Op pad met 17e-eeuwse landkaart’’. Met kopietjes van kaarten uit 1663 op zak liep hij het Gelderse Almen door om te kijken wat er nog van klopte. ‘’Nederland is lang niet overal prijsgegeven aan de nieuwe tijd; het oude bestaat nog’’, zo

was zijn conclusie. Een kadertje stelde de landmeters Henrick en Johan van Gelder voor. In de verleden tijd stond daarna de zin: ”Het beroep van landme-ter eiste grote verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid.’’ Hun beëdiging werd gememoreerd en op het nieuwe woord ’grootbepaling’ na is ook deze zin fraai: ”Erfscheidingen en grootbepalingen van het land moesten nauwkeurig worden vastgelegd om eventuele juridische geschillen en twisten te voorkomen.” Te stellig wist de schrijver dat op

heden-daagse kaarten de bovenkant altijd naar het noorden wijst. Interessant vond de auteur het werken in 3D: ”De weiden en velden werden afgebeeld alsof ze echt vanuit de blik van een vogel gezien waren. De bebouwing zelf – hoofdge-bouw, schuur en hooiopper – kreeg hoogte en diepte.”

De bewuste kaartboeken van het Oude en Nieuwe Gasthuis zijn digitaal te bekijken op www.regionaalarchiefzutphen.nl.

(12)

Verslag

ALV en eerste regiobijeenkomst Mid-West

De Algemene Ledenvergadering (ALV) van GIN van 31 mei 2012 bij Grontmij in Waddinxveen stond weer

in het teken van vertrouwen in het bestuur. Er waren net 20 leden èn drie dames van dienstverlener MOS,

maar die waren volgens voorzitter Peter Hoogwerf “bijna geen gasten meer”.

Het aantal leden plus bedrijfsabonnees is gedaald. Een nieuw lid vroeg naar de andere redenen voor de afname dan de al in het verslag genoemde forse contribu-tieverhoging. Daar wordt nu bij opzeggen naar gevraagd en volgens interim-secre-taris Marien de Bakker wordt dat op de volgende ALV gepresenteerd. Op de vraag hoeveel mensen van de LinkedIn-com-munity GIN-lid zijn was zijn antwoord dat alleen de (absente) moderator Jan-Willem van Eck dat zou kunnen zeggen. Penning-meester Guido Quik werd gedechargeerd met een jaarrekening met een positief saldo van € 20.751, waardoor het vermo-gen steeg naar € 343.624 (wel dankzij in 2012 weer mankerende congresbaten). Hendrik Westerbeek trad af als bestuurslid: hij was absent, maar de dank volgt! In zijn plaats werd als BVK-afgevaardigde redacteur Klaas van der Hoek gekozen. Mark Verlaat werd, eveneens met applaus, verkozen tot bestuurslid in de tot dan nog bestaande secretariaatsvacature. In num-mer 2012-6 zijn ze reeds voorgesteld.

Einde terrestrische inwinning?

Aansluitend aan de ALV en inclusief ‘oosterlingen’ was er de eerste regiobij-eenkomst Mid-West, georganiseerd door de regiocommissie Noord-West. Koos Krijnders daarvan dacht gezien de geringe opkomst aan een fusie naar één regio West, maar eerst aan een herhaling van het programma in Noord-West. ‘Einde ter-restrische inwinning?’ was de titel, maar geen van de drie lezingen bevestigde die vraag. (Twee dagen na de sessie kwam Geo-Info 2012-5 uit met in de agenda zelfs

een titelvariant zonder vraagteken!) Bart van der Lely (productmanager Gront-mij) gaf onder zijn titel ‘Innovatief inwinnen’ een overzicht van methoden daarvoor en zei al snel: ‘Ik pretendeer zeker niet dat tachymetrie de langste tijd heeft gehad.’ Met software was er volledige controle op NAVJ:

nauwkeurig-heid, actualiteit, volledigheid en juistheid. Ook het met de

pencom-puter overnemen van de besturing van de tachymeter en het aansluiten op bestaande topografie kwam aan de orde. Hij kreeg daar in den lande wel twee bezwaren tegen te horen: te zwaar en te moeilijk.

Uitwer-king van fotogrammetrie veranderde van exclusief grootschalig naar gemeengoed door Planar 3D monitors. ‘De gereedschaps-kist van de landmeter wordt steeds groter’, vond Van der Lely. (Het werkterrein vast ook: bij zijn filmpjes ontbrak die van het meten van Friese ijsdikten met het

grondra-darsysteem niet.) Robert Kroon (CEO Geodelta) had onder zijn titel ‘Innovatief inwin-nen’ eerst een mooi relativerend verhaal over minder of anders werken. Innoveren veronderstelt volgens hem meer markt-kansen. Hij gaf ondernemers de tip om bij minder dan 5% winst met het werk te stoppen en leuke dingen te gaan doen. (‘Nokia ging ook van laarzen via tv’s naar mobieltjes.’) Uit een van zijn filmpjes bleek Geodelta ook de maatvoering te hebben gedaan van een onbemande raket die (om andere redenen) leerzaam explodeerde. ‘Fouten in topografische data merk je pas jaren later, bij ons ploft het niet gelijk’, zo

Afb. 1 Vertrouwd bestuur: De Bakker, Quik, Luis en Hoogwerf.

In memoriam erelid prof. ir. G.A. van Wely

Via het GIN-jaarverslag 2011 vernam ook de redactie in 2012 pas van het overlijden van het erelid prof.ir. G.A. van Wely (1916-2010). Hij ging als hoogleraar landmeten, waterpassen en geodesie in Wageningen in 1983 met emeritaat (zie Geodesia 1983-4) en overleed op 23 juni 2010.

2011: minder leden,

meer vermogen

(13)

Kadaster in ‘De barmhartige Samaritaan’ in Oekraïne

Het nieuwe deel 6 van de inventaris van het bedrijfsmuseum van het Kadaster bevat ook wat vaatwerk in een lang verlaten geel-groene huisstijl. Veel meer daarvan wordt, net als afgedankt gemerkt K-bestek,

anno 2012 nog dagelijks benut in het oud-Hongaarse deel van Oekraïne. Het gaat om een christelijk kindertehuis in Nagydobrony met de naam ‘Az Irgalmas Samaritánus’ (De Barmhartige Samaritaan) . Op de foto

worden de kopjes graag gepresenteerd door Horváth Marianna, daar opgegroeid en nu werkzaam in de keuken.

Adri den Boer

vervolgde hij spijtig. Het belang van vak-manschap is zo immers minder zichtbaar. Financieel vergeleek hij de aanbesteding van de BGT met die van 15 strekkende meter autosnelweg. Bij Rijkswaterstaat vond hij overigens de mantra ‘Markt tenzij’ doorgeschoten: er bleef te weinig over van de vroegere Meetkundige Dienst. Volgens hem moet de publieke sector, ook bij het Kadaster, weer investeren in kennis. In de presentatie van beeldinwin-ningstechnieken door Kroon viel op dat hij voor actualisaties oblique-opnames waardeerde boven panoramabeelden. “Denk anders: definieer wat je nodig hebt en misschien kun je wel meer zelf doen dan je denkt”, zo luidde zijn slottip. Aralt Brilman (GI-coördinator Almere) sprak over ‘Optimaliseren mutatiebeheer’. Gemeenten zijn als bronhouder al betrok-ken bij vele mutaties en hoeven die niet uit luchtfoto’s te detecteren. (“Vergunningsvrij bouwen hadden ze nooit moeten doen zonder meldingsplicht”) Beheerders kregen in zijn groeistad een meldingsplicht en landmeters dan een meetplicht. De rol

van een proces-verbaal van opneming na uitvoering is helder en bij alleen digitale bestekken ‘weet je nooit of het meetrijp is’, ervoer Brilman, die minder dan 2% missers in de kaart heeft en een GBKN-melding niet leuk vindt. Hoewel ook de kansen met object-plantopografie aan de orde

kwa-men wilde ook hij geen ‘ja’ zeggen op het einde van terrestrisch meten. Minstens het checken van knooppunten zou resteren. Mooi was zijn slotsheet-met-logo over optimaliseren van mutatiebeheer: beGIN.

Adri den Boer

(14)

Geochemische Bodematlas van Nederland

Mol, G., J.H. Spijker, P.F.M. van Gaans & P.F.A.M. Römkens (eds.) Geochemische bodematlas van Nederland. Wageningen: Wageningen Academic Publishers (2012). 276 pagina’s. ISBN: 978­90­8686­186­6 Prijs: € 49,00 (exclusief BTW) Gratis te downloaden: www.wageningenacademic.com/ _clientFiles/download/geo-e.pdf Meer informatie op www.geochemischebodematlas.nl/

Op maandagmiddag 4 juni 2012 werd tijdens het symposium “Geochemi-sche Bodematlas van Nederland” dat plaatsvond bij het RIVM in Bilthoven de betreffende atlas gepresenteerd. De atlas bestaat uit twee delen die tezamen 276 pagina’s beslaan. Het eerste deel bevat zes hoofdstukken, die een illustratie geven van concrete toepassingen van de informatie in de atlas. Het tweede deel geeft in tabellen, grafieken en kaarten een uitgebreid overzicht van de chemische samenstelling van de bodem in Neder-land. Hiervoor zijn bodemmonsters van meer dan 350 locaties geanalyseerd op meer dan 40 chemische elementen.

Al in 1860 publiceerde W.C.H. Staring een eerste bodemkaart op schaal 1:200.000, waarop de grondsoorten, het grondgebruik en de landbouwsystemen zijn aangegeven. Deze benadering om vooral een ruimtelijk inzicht te krijgen in de bodemgesteldheid ten behoeve van de landbouw werd ook door de Stichting Bodemkartering

(Sti-boka) – die in 1945 is opgericht – voortge-zet en domineerde de bodemkartering tot 1984. Daarna volgde een periode waarin de bodemkartering een instrument werd om inzicht te krijgen in de algemene bodem-kwaliteit als referentie voor het bodemsa-neringsbeleid. Beide benaderingen gaan echter voorbij aan de natuurlijke

aanwezig-Boekbespreking

Fig. 1 Omslag van de Geochemische Bodematlas die is vormgegeven door grafisch vormgever en illustrator Harmen Mol.

(15)

heid van bepaalde chemische elementen in de Nederlandse bodem. Daarom is in 2001 een nieuw onderzoek gestart, waarbij monsters zijn genomen uit de door de mens beïnvloede toplaag van de bodem, maar ook uit de dieper gelegen C-horizon die nog niet of nauwelijks door de mens is beïnvloed. Daarmee wordt duidelijk wat de menselijke invloed is op de bodemge-steldheid. De Geochemische Bodematlas van Nederland vormt het resultaat van dit onderzoek, waarin Deltares, het RIVM en Alterra samenwerkten. De doelgroep voor deze atlas moet dan ook voornamelijk worden gezocht onder professionals uit het bedrijfsleven en de wetenschap die zich bezig houden met het bodemonderzoek. De Bosatlas van Ondergronds Nederland die in 2009 door Noordhoff werd uit-gegeven had daarentegen een bredere doelgroep en behandelde naast de bodem een breder scala aan onderwerpen zoals geologie, grondwater, archeologie, natuur en landbouw, delfstoffen, energie, infra-structuur en de stedelijke ondergrond. De kaarten, grafieken en tabellen in het tweede deel van de Geochemische Bodem-atlas presenteren de analyseresultaten voor de chemische elementen in alfabetische volgorde: van aluminium tot zirkoon. Ieder hoofdstuk bestaat uit 6 kaarten, 3 tabellen en 5 figuren. Ze geven voor het betreffende element de totale, reactieve, en beschik-bare gehalten weer, waarbij aparte kaarten gepresenteerd worden voor toplaag en onderlaag van de bodem. Totaalgehalten alleen geven namelijk onvoldoende inzicht in de beschikbaarheid of het risico van che-mische elementen voor planten, dieren, en mensen. In sommige hoofdstukken wordt hiervan afgeweken, doordat bijvoorbeeld het element niet in alle extracties gemeten is of de gegevens niet informatief zijn. De kaartbeelden in dit deel van de atlas zijn allemaal proportionele symbolenkaarten. De gemeten gehalten op de bemonsterde locaties worden weergegeven als puntsym-bolen. Hoe groter het puntsymbool dat is afgebeeld, hoe groter het gemeten gehalte is op die locatie. Deze proportionele symbo-lenkaarten zijn afgebeeld tegen een sterk versimpelde bodemkaart van Nederland als achtergrondkaart. De hoofdgrondsoorten (veen, zand, mariene klei, fluviatiele klei, en löss) in deze bodemkaart komen overeen

met de gestratificeerde bemonstering. In de kaarten is de grootte van de propor-tionele symbolen niet rechtevenredig met de meetwaarden. Voor de meeste kaarten zijn de onderliggende meetwaarden niet normaal verdeeld. Daarom zijn de meetre-sultaten eerst verdeeld in vijf klassen van gelijke grootte, waarbij als bovengrens het 95-percentiel is genomen. De klassen-grenzen zijn vervolgens afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal. In het geval de maximale meetwaarde groter is dan de 95-percentielwaarde worden alle meetwaar-den tussen het niet afgeronde 95-percentiel en het maximum op de kaart aangegeven met een grijs puntsymbool. De laagste meetwaarden zijn als extra klasse opgeno-men, waarbij het proportionele puntsym-bool de afgeronde, minimale meetwaarde weergeeft. De kaarten zijn gegeneerd met het statistische, Open Source pakket R, waarbij de meetwaarden zijn betrokken uit een relationele database.

De atlas heeft een sterk inventariserend karakter en vormt zo een hulpmiddel bij onder meer de evaluatie van andere gege-vensbronnen in het bodemonderzoek, bij normstelling voor de bodem in het bodem-beleid, en bij milieukundige en ecologische risicobeoordelingen. Dit karakter wordt des te meer benadrukt door de alfabetische presentatie van de chemische elementen en de uniforme inhoud van de hoofdstuk-ken. In de vormgeving kaarten wordt dit doorgezet door slechts gebruik te maken van proportionele symbolenkaarten: de meetwaarden worden per boorlocatie weergegeven. Echter, in veel bodemstudies zijn meetwaarden op puntniveau niet voldoende en is vlakdekkende informatie nodig. Ook als ruimtelijke informatie gecombineerd moet worden met gege-vens afkomstig uit andere bronnen, met meetwaarden op andere locaties, is een vertaling naar vlakdekkende informatie vaak handig. Dit betekent dat iets gezegd moet worden over de te verwachten meet-waarden in de ruimte tussen de punten. In hoofdstuk 2 in het eerste deel van de atlas wordt aan de hand van het element zink, getoond hoe individuele meetwaarden vertaald kunnen worden naar landsdek-kende kaarten door bij interpolatie (bijv. door middel van Kriging) rekening te houden met informatie over het bodemge-bruik en de bodemeigenschappen.

Verwacht in de Geochemische Bosatlas dus geen kartografische hoogstandjes al doet de “cloudtag” van chemische afkortingen in de vorm van Nederland op de omslag anders vermoeden. Wel toont ze maar weer eens aan, dat de kaarten een grote com-municatieve kracht hebben in het over-brengen van ruimtelijke patronen. Is het bodemonderzoek in Nederland uw werk-veld, dan is deze atlas zeker een nuttig en mooi vormgegeven naslagwerk. Zelf aan de gang met deze gegevens? De database wordt opgenomen in de Basisregistratie Ondergrond (BRO) en zal voor onderzoek en onderwijs door het RIVM beschikbaar worden gesteld.

Edward Mac Gillavry

Anno 1995,

kunstenaar

onbekend…

Binnen in het Stadskantoor op de 1e verdieping. Geschenk bij de bouw van het Stadskantoor. Dit beeld werd aangeboden ter gelegenheid van de ingebruikname van het nieuwe Stads-kantoor aan het gemeentebestuur van Brielle door een aantal civiel-technische aannemers die betrokken zijn geweest bij diverse werkzaam-heden voor gemeente Brielle.

(16)

Verslag

Middag van de European Surveyor

in Brussel

Op 5 maart 2012 werd in Brussel de 500ste verjaardag van Mercator herdacht door een themamiddag met

als titel: Day of the European Surveyor and GeoInformation. Deze middag werd georganiseerd door het

CLGE, de groep van Europese landmeters, Comité de Liaison des Géomètre Européens in de Koninklijke

Militaire School in Brussel. Ook aanwezig waren Godfried Barnasconi, namens Raad van Bestuur en

Peter Hoogwerf, als voorzitter GIN.

Na welkomstwoorden van generaal-majoor ir. Harry Vindevogel, commandant en rector van de Koninklijke Militaire School en Axel Annaert, vice-voorzitter van de Belgische Orde van Landmeters-Experten, werd de opening verricht door de heren Jean-Yves Pirlot, CLGE presi-dent, CheeHai Teo, FIG president Anders Rhodin, general manager Survey Division van Trimble, was op het laatste moment verhinderd en werd vertegenwoordigd door een directe collega van Trimble. Door ieder een kort woord tot de ruim 280 aan-wezigen te richten. Vindevogel sprak over de belangrijke rol welke landmeters spelen in de maatschappij. Standaarden zijn daarbij van wezenlijk belang. Mercator deed dat in de 16de eeuw al, dus ook in dat

opzicht kan hij al als voorbeeld dienen. Pirlot verwees naar de Code of Conduct waarin Europese afspraken zijn verwoord om zonder landsgrenzen bezig te kunnen zijn. Het congres was ook live via internet te volgen. Teo benoemde 3 x M en 3 x P, measure, model, manage, places, people en planet.

Eerste spreker was Carlo des Dorides, executive director of the European GNSS Agency (GSA). Hij benadrukte de nood-zaak tot samenwerking. Gallileo zal in 2015 operationeel zijn met 40 satellieten. Er volgde een academisch deel met 3 sprekers.

De inleiding van prof. dr. ir. Etienne Rooms had als titel: Mercator als exponent van zijn tijd in de Nederlanden en in Europa. Spreker leidde ons door de geschiedenis. Frankrijk tegen Duitsland, koningen tegen steden. Waar het om ging was om macht te concentreren. Dit werd zo ver doorge-voerd dat er ook strategische huwelijken werden voltrokken. Men keek over heel

Europa en had dus behoefte aan kaarten. Prof. dr. Philippe De Mayer vertaalde deze geschiedenis naar het leven van Mercator: Mercator, zijn leven, zijn werk. Mercator, geboren op 5 maart 1512 in Ruppelmonde. Voor landmeters is speciaal te noemen zijn Flandriae Description, een kaart uit 1540 die voor die tijd een ongekende nauw-keurigheid bezat. Geen schets maar op schaal. Er werden in die tijd geen atlassen uitgegeven, alle bladen op eenzelfde formaat, maar mapbooks. Losse verzame-lingen kaarten op verschillende formaten bij elkaar uitgebracht.

Dr. Dipl. Ing. Jens Riecken sloot dit deel af met Mercator en de huidige uitdagingen voor de Europese landmeter. Data is nu geïntegreerd in applicaties en geen doel meer op zich. Opvallende uitspraak: “coordinates are fixed” is vaak gehoord. Zijn antwoord daarop: no they aren’t. Hiermee gaf spreker aan dat het publiek in de huidige mobile devices de

coördi-naat als absoluut punt aannemen. En dat er daarmee geen ruimte meer is in de interpretatie van metingen.

Na 18 uur sloot Jean-Yves Pirlot de bijeen-komst met de oproep om in de verschil-lende landen dit jaar uitgebreid aandacht te besteden aan Mercator. Bij ons uiter-aard bekend van zijn projectie. Mercator paste als eerste projectie zonder hoek-vervorming toe. Het is onmogelijk om het bolvormige oppervlak van de aarde op een plat vlak af te beelden, te projecteren, zonder dat er vervormingen optreden. Op vier manieren kan het kaartbeeld ver-vormd zijn: wat betreft oppervlakte, vorm, hoek en afstand. Een kaart in een plat vlak kan slechts één van deze eigenschappen tegelijk correct afbeelden. Als bijvoor-beeld een kaart oppervlaktegetrouw is, betekent dit dat alle oppervlakten op de kaart dezelfde verhouding hebben met de werkelijkheid. De vormen en afstanden kunnen dan niet overeenkom-stig de werkelijkheid zijn. De kadastrale kaart is hier een voorbeeld van. Mercator wilde zijn kaart geschikt maken voor de zeevaart. Het was daarom belangrijk dat de kompasrichtingen op de kaart met de werkelijkheid overeenstemden, er moest dus gebruikgemaakt worden van een hoekgetrouwe projectie. Het grootste nadeel van zo’n projectie is dat er naar de polen toe enorme vergrotingen optreden. Hoe dichter je bij de polen komt, hoe groter de schaal. De polen zelf kunnen niet eens worden afgebeeld. Het beoogde praktische voordeel van deze projectie heeft er toe geleid dat die steeds meer werd toegepast. De projectie wordt naar hem de Mercatorprojectie genoemd.

Klaas van der Hoek

CLGE-president Pilot en secretaris-generaal CLGE Michelle Camilleri op 5 maart (www.fig.net)

(17)

Vreemdgaan

Aandachtig roerde ze met haar lepeltje door de cappuccino. De opwellende koffie kleurde het witte schuim lichtbruin. De plek aan het raam, net iets achter het gordijn, is prima. Ze had een goed uitzicht op het plein en kon anoniem het restaurant aan de overkant in de gaten houden. Vandaag zou ze het te weten komen. Haar wantrouwen was de afgelopen maanden langzaam gegroeid. Haar man was altijd vrij regelmatig qua werktijden, maar opeens kreeg hij veel meer verplichtingen ’s avonds. Hij belde op de vreemdste momenten met vage verhalen over druk, overwerken en veel later thuis. Ze begon pas echt argwaan te krijgen toen hij opeens andere, meer sportieve kleding begon te kopen. Haar bedenkingen werden bevestigd toen ze vorige week per toeval een bericht op de mobiel van haar man zag “Schat, zie je maandag om 8 uur in de Gouden Haan xxx”. Ze keek op haar horloge, nog een half uur, dan zou ze het weten; gaat Karel vreemd?

In onze samenleving wordt vreemdgaan doorgaans als nega-tief beoordeeld, maar voor onze geosector is vreemdgaan van levensbelang. Mijn gevoel is dat we binnen de geosector de laatste jaren veel te weinig vreemd zijn gegaan, terwijl we het juist van de wisselende contacten moeten hebben. Verrassende contacten stimuleren de creativiteit en leveren nieuwe toepas-singen en producten op. Twee voorbeelden ter illustratie. In mei nam ik deel aan de “global geospatial conference” in Québec, Canada. Op dit congres werden o.a. de resultaten gepre-senteerd van 14 jaar GEOIDE. GEOIDE is het geo-innovatie pro-gramma van Canada en qua doelstelling vergelijkbaar met ons afgelopen programma “Ruimte voor Geo-Informatie (RGI)”. Het is interessant om te zien wat ze na 14 jaar stimuleren als voorbeeld-innovaties presenteerden. Nicholas Chrisman presenteerde het gebruik van geo-informatie technologie bij het onderzoek naar het gedrag van de Atlantische zalm. Een samenwerking tussen heel verschillende partijen die zeer vruchtbare innovaties en nieuwe inzichten hebben opgeleverd.

Mijn tweede voorbeeld is GeoFort in Nederland. Bij het ver-schijnen van deze column is Geofort geopend en waarschijnlijk hebben jullie al een bezoek aan het fort gebracht. Ik heb heel veel respect en bewondering voor de initiatiefnemers die het uiteinde-lijk gelukt is om een briljant en zeer ambitieus plan tot een goed eind te brengen. De initiatiefnemers beheren in hoge de mate de vaardigheid om “geo vreemd te gaan”. Nadat de financierings-bronnen uit de eigen sector begonnen op te drogen zijn ze zeer succesvol de samenwerking met andere partijen aan gegaan. De condities om vreemd te gaan zijn op dit moment erg goed door een combinatie van interne en externe factoren.

Aller-eerst een interne factor. Zoals uit de recent uitgekomen markt-monitor van GeoBusiness Nederland blijkt, staat de omzet van de geobedrijven onder druk. Dat is natuurlijk vervelend, maar deze ontwikkeling heeft ook een positief effect; we houden tijd over. Tijd om naar andere partners te kijken en eens wat met andere samenwerkingsvormen te experimenteren en nieuwe toepassingen uit te proberen.

De externe factoren voor vreemd gaan zijn zo nodig nog gunstiger. Dit heeft te maken met de brede, open beschikbaar-heid van geodata en een langzame veranderingen in “zeden en gewoonten” binnen onze sector. Allereerst de brede open beschikbaarheid van geodata. Na jaren van discussies, mislukte pogingen van moedige bewindslieden en effectieve obstructies gaan de datasluizen eindelijk open. Met als voorlopig hoogte-punt het vrij beschikbaar stellen van alle topografische data van het Kadaster, afgelopen januari 2012. We kunnen nu gemakkelijk en goedkoop experimenteren met andermans data zonder het gevoel te hebben met iets illegaals bezig te zijn. De tweede ont-wikkeling is van meer immateriële aard. Hoewel we binnen de geosector al jaren redelijk goed samenwerken tussen onderzoek, onderwijs en bedrijven is er nog altijd sprake van een zekere mate van verzuiling. Ik kan me de tijd nog goed herinneren dat de grootste bindingskracht van de bedrijven binnen GeoBusi-ness Nederland het gezamenlijk afgeven op het Kadaster was. Gelukkig is die tijd voorbij en ontstaat er ruimte voor een op vernieuwing en innovatie gerichte aanpak. Onder de vlag van het topsectorenbeleid wordt samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en onderzoek juist actief gestimuleerd. Hoewel we als geosector zelf niet als topsector zijn aangemerkt, zijn er verdoende aanknopingspunten voor samenwerking met de geformuleerde topsectoren. De eerste gevolgen daarvan voor onze sector zijn zelfs als zichtbaar. Het satellietportaal met open data was er nooit gekomen als agro-food niet als topsector was aangemerkt. We profiteren hier als geosector ook direct van. Ook bij de andere (top)sectoren zijn voldoende mogelijkheden, maar we zullen wel actief op de “versiertoer” moeten gaan. Kortom, help mee aan de vernieuwing van de geosector en ga massaal vreemd!

Arnold Bregt,

Hoogleraar Geo-informatiekunde,

Wageningen Universiteit (Centrum Geo-informatie). (arnold.bregt@wur.nl)

(18)

Verslag

GIN-Werkgroep genoot van Kadastermuseum

Woensdag 25 april hield de Werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie van GIN een studiemiddag

bij het Kadaster Gelderland in Arnhem. Er werden vier lezingen aangeboden, gevolgd door een rondleiding

in het Kadastermuseum (plus wat in de agenda heette een ’borrel’). ’Vier eeuwen kadastrale kartografie in

Nederland’ was de ambitieuze titel van de middag.

Werkgroep-voorzitter Marc Hameleers (Stadsarchief Amsterdam) kon de zaal, gevuld met zestig mensen, welkom heten. Hij herinnerde die aan de vereniging GIN als een soort moeder. (Net als bij de LinkedIn-community GIN is nog niet iedereen uit de werkgroep lid van onze vereniging.) Bij zijn eigen antwoord op de vraag ’Wat is het Kadaster?’ kwam hij uit op dezelfde wettelijke taken als in 1832 met uitzondering van de jongere registra-tie van luchtvaartuigen. Hameleers wist en verklapte dat de vier sprekers samen al 170 jaar bij het Kadaster werkten (en nog niet allen zijn met pensioen)!

Driehoeksmetingen volop

Het verhaal van Jan Stehouwer had een lange titel: ’Het nut van de driehoeksmeting: wat betekenden Frisius, Snellius en Krayen-hoff voor de kwaliteit van de kartografie?’ Hij legde uit dat hoeken weleer gemakkelijker te meten waren dan afstanden en kwam via één driehoek snel op een driehoeksnet. Zo’n net van Frisius werd nooit gemeten, hij noemde het zelf een ’exempel’. Een sheet

toonde ook hoezeer locaties in dat net afwe-ken van de werkelijke ligging van steden.

Snellius mat zijn net wel, niet voor kaartver-vaardiging, maar om achter de lengte van de aardomtrek te komen. Ook zijn bewon-dering voor de Griekse astronoom Erathos-tenes kwam ter sprake, die uren gaans van kamelen als lengtemeting benutte. Snellius kwam op een betere aardomtrek, die naar nu bekend is maar 3,5% te klein was! Van het kwadrant in (nu) museum Boerhaave tot de als Snelliuspunt benoemde achterwaartse insnijding: ze kwamen alle aan de orde. Bij de latere Krayenhoff gold dat zelfs voor de zwaarte van de meetketting en de dito taak van de kettingtrekkers. De tevreden zinsnede ’De persoonlijke uitrusting van Krayenhoff ligt hier op de vijfde verdieping in de vitrine’ maakte de toehoorders al nieuwsgierig naar de museale rondleiding. Wat zijn werk betekende voor de kwaliteit van de kartografie bleek uit een sheet met de contouren van Nederland van voor en na Krayenhoff.

Afb. 1 Voorzitter Marc Hameleers bij zijn openingswoord (niet alleen tot collectie-adviseur Ingrid Oud).

(19)

Nijmegen:

verbrande hulpkaarten

Hans Giesbertz had als titel: ’Van sche-penbank tot Kadaster aan de hand van de eigendomsregistratie in Nijmegen tussen 1650 en 1832’. Via stamboomonderzoek naar personen kwam hij op onderzoek naar huizen in Nijmegen. Van ver voor het rijkskadaster resteren daar registraties van hypotheken en eigendommen van de schepenbank, niet per sectie, maar per hopmanschap. (Een

hopman was daar een wijkmeester.) Na opheffing van de schepenbank in 1811

moest men zich met een eigen boekhou-ding voor grondbelasting behelpen tot 1832, het invoeringsjaar van het Kadaster. Met de opmerking ‘De minuutmetingen van Gent heb ik gefotografeerd voor ze naar Heerlen gingen om te scannen, maar ik weet niet of Klaasse ze nu in zijn museum

heeft’ raakte Giesbertsz al een lastig punt. ‘Nijmegen heeft pech, want alle hulpkaar-ten van het Kadaster zijn verbrand in de oorlog’, aldus Giesbertsz, die de geplande landelijke vernietiging van de hulpkaarten na digitale vervanging maar niets vond. ‘Als je toch iets wilt weggooien, bewaar dan de hulpkaarten en gooi de bijbladen weg’, zo was zijn gratis advies. Giesbertsz werkte tien jaar aan de pre-kadastrale eigendoms-registraties van Nijmegen en vervolgens

vroeg nu iemand uit de zaal naar de bewoners van de huizen, maar dat was te moeilijk. Perceelsgeschiedenissen als de resulta-ten van zijn monnikenwerk staan in de ’historische @tlas’ op www.nijmegen.nl/ archief. Daarnaast is Giesbertsz actief met de geschiedenis van registergoederen in en rond ’Havana aan de Waal’ met de private website www.kwartiervannijmegen.nl.

Techniek bij Kamphorst

Tegen 1970 was het bij het Kadaster nog zo dat de landmeter tussen de middag aan een ander cafétafeltje at dan zijn meetassisten-ten. Op voet van gelijkheid werd er nu in een Kadasterpand thee gedronken. Wim Kamp-horst haalde daarna het eerstgenoemde verschil aan. Hij deed dat in zijn verhaal ’Van landmeten in 1832 tot hedendaagse gegevensinwinning. De wereld van maten, instrumenten en nauwkeurigheden’. Dat met ’maten’ bij het Kadaster geen mensen werden bedoeld waar je mee samenwerkte, maar grootte-eenheden, was dus duidelijk. De volzin ’Napoleon is er de oorzaak van dat u hier zit’ illustreerde dat Kamphorst zijn verhaal al vóór 1832 begon. Zelfs toonde hij met een sheet aan dat men in het oude Egypte helemaal geen meetkettingen had, maar al meetbanden. De landmeters van de minuutplans duidde Kamphorst aan als de eerste zzp-ers bij het Kadaster. Ze werden

Werkgroep

eigen community

Straks wel grenzen

uit luchtfoto’s?

Het Kadaster, KLPD en het NLR voerden boven Nunspeet een proef uit met een onbemand vliegtuigje om een woon-wijk gedetailleerd in kaart te brengen. Het doel van de proef is om te onderzoe-ken in hoeverre intensief landmeetwerk met behulp van vliegtechniek efficiënter kan worden uitgevoerd. Het Kadaster, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) werken hierbij samen om hun expertise op ver-schillende gebieden te delen. Voorlopig blijft het overigens bij testvluchten, want internationale wetgeving staat het nog niet toe om op commerciële wijze gebruik te maken van onbemande vliegtuigjes. Het Kadaster wil op termijn de vliegtuigjes gaan inzetten bij het inmeten van land en het aanwijzen van kadastrale grenzen. “Het vliegen is relatief goedkoop en vanwege de vlieg-hoogte kunnen we veel scherpere foto’s maken dan een satelliet”, zegt Martijn Rijsdijk, manager product- en procesin-novatie bij het Kadaster. “Op termijn wil-len we grenzen op basis van luchtfoto’s kunnen bepalen”.

(Persbericht Kadaster 2012)

(20)

betaald per perceel en zo kwamen er dus zoveel mogelijk percelen op de kaart, zo wist hij. (Komt dit fenomeen bij zzp’ers van nu ook voor?) Sheets waren er met oude plaatjes, zoals een foto van een ’jalonbewa-ker’, maar ook met meer recente teksten in spreekwolken, zoals: ’Grens is het midden van de sloot en dat wordt dus een nat pak.’ Het specialisme van Kamphorst bestond in zijn betaald-actieve periode bij het Kadaster lang uit de instrumentele ontwikkelingen. Helder werd getoond hoe vanaf 1980 de hoekmetingen werden geïntegreerd met afstandmeting en registratie en er na 2000 zelfrichtende en op afstand te besturen instru-menten kwamen.

(Oud-Geodesiare-dacteur Kamphorst heeft ook veel instru-mentele treffers in de tijdschriftendatabank van De Hollandse Cirkel.) Uiteraard werd ’de sinds 1985 geduchte concurrent GPS’ niet vergeten. Kamphorst memoreerde ook de Russische tegenhanger Glonass en het Europese Galileo. ’Of het er ooit komt weet ik niet.’ Luchtfotogrammetrie werd rond 1930 wel opgepakt door de Topografische Dienst van toen nog het ministerie van Oorlog, maar was volgens Kamphorst niets voor de onzichtbare kadastrale grenzen van toen nog Financiën. (Zie bijgaand kader voor een instrumentgestuurd idee van nu.) Tot slot

verwees Kamphorst naar de befaamde website watwaswaar.nl als resultaat van een vroeger publieksproject van hem.

’Poging tot bewaren’

Nu conservator van het Kadastermuseum, maar eerder al bewáárder Zacharias Klaasse had het bescheiden over ’200 jaar Kadastergeschiedenis en een poging tot bewaren’. Hij memoreerde dat er op 1 maart 2011 ’een enorm feest was, dat ove-rigens net gevierd is’, het 200-jarig bestaan van de landelijke openbare registers. Klaasse verbaasde zich nog over termen

als hypotheekbe-waarder en (tot 1992!) hypo-theekkantoor als pars-pro-toto voor de registratie van meer rechtsfeiten over onroerende zaken. De frictie tus-sen bewaarders en landmeters kwam uitgebreid aan de orde, weer inclusief de achterdeuroorlog in Zutphen (1920) en de hondenkwestie in Appingedam (1872). Dat wateren tegen de openbare registers door de rekels van de landmeter ten kantore zou symbolisch zijn. (Al kostte het analoog zoekwerk: in dit tijdschrift werd in nummer 2009-12 al aandacht besteed aan het Kadastermuseum en de hondenkwes-tie dankzij een excursie van donateurs van de stichting De Hollandse Cirkel.) Toen

bewaarder Klaasse een foto van super-landmeter I. Boer wilde laten zien viel de projector uit en ging het scherm omhoog, maar dat kwam toch weer goed en leek toevallig. Verder bleek uit zijn verhaal dat in het Kadastermuseum niet alleen de analoge hulpkaarten van gebombardeerd Rotterdam bewaard blijven, maar ook die van zijn geboorteplaats Biggekerke! Ook Klaasse had een verwijzing naar een website. Op kadaster.nl staan zelfs de inventarisdelen van zijn museum.

Rondleiding

In drie groepen van twintig personen vonden rondleidingen plaats in het museum. Voor velen gold de gewijde tekst ’de helft is mij niet aangezegd’. Klaasse vertelde onder meer bij de rondleiding dat naast Napoleon ook Hitler invloed op de bewaringen had. Sinds 1900 was men bezig om het letterlijk overschrijven van akten te laten vervangen door authentieke afschriften van notarissen: dat lukte pas nadat in Middelburg dankzij het bombardement de hypotheekakten verbrand waren. Na de oorlog werd dit systeem lande-lijk toegepast en na 1950 werd er niet meer overgeschreven. Het was weer een boeiende middag, maar toch leverde zoeken met het woord ’museum’ in het fraaie jaarverslag 2011 van het Kadaster niets op….

Adri den Boer

Liever bijbladen weggooien

dan hulpkaarten

(21)

Tekenradar.nl heeft veel weg van de eerder in Open Kaart besproken website allergieradar.nl over pollen in de lucht. Ook deze website voorspelt het risico dat een bepaalde doel-groep loopt, en betrekt eveneens die doeldoel-groep om de site nog informatiever en aantrekkelijker te maken. Hoe zit het dit keer met de kartografie en de inhoud?

Maarten Boddaert (uitgever aardrijkskunde en kartograaf):

Tekenradar is een vreemde benaming voor een website waarop je wilt tonen of er gevaar voor teken is. Teken hebben immers niet zo’n buiig karakter als regen. Als ik vandaag tien dagen vooruit kijk verandert er niets. Dat is ook niet zo vreemd: in juni is er voortdurend een zeer hoog tekengevaar. Om een teek te melden moet je een account aanmaken. Dat zal de database waarschijnlijk betrouwbaarder maken, maar het is natuurlijk wel een hindernis. Veel mensen zullen dit te omslachtig vinden en de teek niet melden. Bij de kaart met tekenverwachting valt vooral op dat de kleur roze in de legenda veel donkerder is dan op de kaart. Op de kaart van de tekenmeldingen heb ik niets aan te merken. Wel vermoed ik, dat het aantal gevallen erythema migrans in werkelijkheid stukken hoger ligt. De kaart “Lyme in Nederland” vind ik het meest interessant: het aantal gevallen van de ziekte van Lyme neemt schrikbarend toe!

Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): Voor de

kaarten “Tekenverwachting” en “Tekenmeldingen” zijn de OpenStreetMap-kaart en OpenLayers gebruikt (een Open Source JavaScript-bibliotheek voor kaart-interactie). De gebieden met tekenverwachting en de locaties van meldingen worden door middel van AJAX-technologie uitgelezen uit een JSON-bestand, die vervolgens door OpenLayers over de basiskaart worden gete-kend. Hierdoor hoeft de pagina niet te worden herladen als je met de schuifbalk rechts in het scherm een andere tijdsperiode kiest. Jammer genoeg worden de bosgebieden op de kaart pas zichtbaar als je inzoomt, terwijl juist de OpenStreetMap-kaart zich ervoor leent om de visualisatie ervan aan te kunnen passen voor je eigen onderwerp! Die snelwegen zijn nu te prominent in beeld. Voor de kaart “Lyme in Nederland” gebruik is gemaakt van de kaarten uit de Nationale Atlas Volksgezondheid (de Zorgatlas) van het RIVM, een van de partners van de website Tekenradar. Al met al ben ik positief verrast door de gekozen combinaties van technieken, al kan de daadwerkelijke implementatie echt beter.

Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): Het tekenseizoen is al even aan de gang.

Teken-radar op Twitter kent inmiddels zo’n 800 volgers, maar de laatste tweet van @tekenradar zelf (de zevende!) is van 4 april en gaat over de introductie van de website... De statische content (een enorme lijst met ‘veelgestelde’ vragen bijvoorbeeld) is overwel-digend en vast wel wetenschappelijk, immers, die komt van de

Wageningse Universiteit en het RIVM: neutrale voorlichting, zon-der bangmakerij. Toch komt het, denk ik, te massaal en te ‘clean’ over bij de brede doelgroep. Kan zo effectief tegenwicht worden geboden tegen spookverhalen op het web en bij de moeders op het schoolplein? De kaart, op de homepage nota bene, helpt ook al niet. Die is namelijk te ingewikkeld en erg klein. Ze roept meer vragen op dan ze beantwoordt. De kaart bestaat uit drie gedaantes: de tekenverwachting, tekenbeetwaarnemingen van websitebezoekers en de ontwikkeling van de ziekte van Lyme de laatste 20 jaar. De eerste twee hadden best geïntegreerd kunnen worden en de laatste had gewoon een animatie moeten zijn zonder bedieningsinterface. Dán zie je pas wat voor een groot probleem de website behandelt! Te veel doelen en te veel drukte maken dat de website volgens mij niet aanslaat.

Frédérik Ruys (information designer voor onder andere VPRO’s ‘Nederland van Boven’): Met een verdubbeling van het aantal

huisartspatiënten met tekenbeten in de laatste tien jaar hoeft de website de relevantie van het thema niet meer te bewijzen. Toch is het jammer dat de website zonder extra duiding de tekenmeldingen op een kaart projecteert. Zou het niet interes-sant zijn om bij de wekelijkse meldingen het totaal te noemen? In welke mate wijkt dit dan af van de langjarige trend? Wellicht zou ook het weerbeeld van die week getoond kunnen worden (‘overwegend zonnig, 24 C’ of ‘veel regen, 12 C’). Dat zou dan ook eventuele uitschieters in het aantal meldingen kunnen verklaren. In de visualisatie van tekenmeldingen zouden ook de stippen kunnen verkleuren/vergroten op basis van het cumulatieve aantal meldingen voor die omgeving. Dat maakt de kaart alleen maar interessanter.

Open Kaart

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aspecten die te maken hebben met het functioneren van de boom op zijn huidige standplaats, zijn conditie, beheerbaarheid en toekomstverwachting.. In het algemeen wordt bij bomen

Voor wat betreft de praktische output van NeuroSim voor grote schaal modellen zou bijvoor- beeld het ruimtelijk gedrag beter geanalyseerd kunnen worden door de delays in het netwerk

- het document dat vaststelt waarom deze bomen bijna dood (zouden) zijn, dan wel geen overlevingskansen meer (zouden) hebben of gevaar opleveren;.. - het document dat vaststelt

geen boomverzorgingsbedrijf dat alleen maar bomen kapt, maar een bedrijf dat het lef heeft opdrachten om bomen te kappen te weigeren, als daar in hun visie geen goede grond voor

Vaak gaat het hier om bewoners die zelf negatieve ervaringen hebben gehad met instanties en die ervaringen kunnen inzetten om contact te maken en de juiste problemen te zien

Toen zij het kantoor betrokken bleek uit niets dat het wijkteam daar zat, ik zei nog: ’hang een A4’tje met WIJKTEAM op in plaats van jezelf zo te verstoppen.’ Het wijkteam en

5) Bruikbaarheid en kwaliteit. Zelfs bij basisregistraties is er discrepantie tussen adm i- nistratie en werkelijkheid. Er blijken hardnekkige beelden te bestaan over gebrekkige

Voor bomen 4 en 7 geldt dat duurzaam beheer op langere termijn niet mogelijk is (vanwege het ontbreken van meerdere etages)..