• No results found

Regulatory focus : is er een gevolg zichtbaar van een verandering in motivatie na de winst of het verlies van de eerste set in een tenniswedstrijd?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Regulatory focus : is er een gevolg zichtbaar van een verandering in motivatie na de winst of het verlies van de eerste set in een tenniswedstrijd?"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Regulatory focus – Is er een gevolg zichtbaar van een verandering in motivatie na de winst of het verlies van de eerste set in een tenniswedstrijd?

Annerieke P. van Engelen (10423621) Universiteit van Amsterdam

Auteurs aantekening

Voor de begeleiding van het schrijven en uitvoeren van het masterthese onderzoek wil ik graag Melvyn Hamstra, van de afdeling Arbeids- en Organisatiepsychologie, bedanken. Bovendien wil ik Matthijs Baas bedanken voor het optreden als tweede beoordelaar van deze masterthese. De masterthese is geschreven naar aanleiding van de master Sport en

(2)

Samenvatting

Verandering van motivatie werd onderzocht aan de hand van de winst of het verlies van de eerste set in een tenniswedstrijd en de invloed hiervan op het verloop van de tweede set. Deze invloed werd bekeken op basis van drie verschillende vragenlijsten die de twee regulatiefoci, promotiefocus en preventiefocus, meten. Promotie-georiënteerde spelers krijgen na het verlies van de eerste set meer punten tegen in de tweede set dan wanneer de eerste set wordt

gewonnen. Preventiefocus spelers hebben een grotere kans om na verlies van de eerste set een derde set te spelen en een kleinere kans om een derde set te spelen na de winst van de eerste set. Deze bevindingen worden door de regulatory focus theorie ondersteund en laten zien dat de regulatiefocus invloed heeft op een tennisprestatie wanneer verlies of winst is ervaren na de eerste set.

Abstract

Changes in motivation are examined based on the win or loss of the first set and the influence on the course of the second set in a tennis match. This influence has been studied on the basis of three different questionnaires that measured the two regulatory foci, promotion focus and prevention focus. After the loss of the first set promotion oriented players get more points scored against them in the second set compared to if they won the first set. Prevention focus players have a greater chance of playing a third set after the loss of a first set and they have a smaller chance of playing a third set when the first set has been won. These findings are supported by regulatory focus theory and show that the regulatory focus influences tennis performance when win or loss is experienced in the first set.

(3)

Regulatory focus – Is er een gevolg zichtbaar van een verandering in motivatie na de winst of het verlies van de eerste set in een tenniswedstrijd?

Het mentale component binnen een tenniswedstrijd is van erg groot belang om een wedstrijd te winnen. Vooral op een hoger (professioneel) niveau van tennis is er vaak geen sprake meer van wie van de tennissers fysiek beter is, maar wie van de spelers het sterkste is op mentaal gebied. De mentale weerbaarheid is goed te zien wanneer spelers belangrijke punten moeten spelen, bijvoorbeeld een breekpunt waardoor de speler voor komt te staan of een setpunt, zodat de set of wedstrijd gewonnen kan worden (Knight & O’Donoghue, 2011). Direct na zo een cruciaal punt is goed waar te nemen hoe de speler zichzelf reguleert.

Enerzijds, hoe gaat de speler om met de winst van een belangrijk punt, zoals de winst van een eerste set? Anderzijds, hoe gaat de speler om met het verlies van een belangrijk punt, zoals het verlies van een eerst set?

Na de winst of het verlies van de eerste set kan er een verschil waargenomen worden in het spel en het gedrag (motivatie) van de tennisser en dit verschil, verwacht ik, zal

uiteindelijk waar te nemen zijn in de puntentelling in de tweede set. Het verschil ontstaat, doordat de winst van de tweede set voor beide spelers een ander gevolg heeft. Zo zal voor de speler die de eerste set heeft gewonnen de winst op de tweede set zorgen voor het winnen van de wedstrijd. Deze speler is dus een stap dichterbij de winst dan de speler die de eerste set heeft verloren. Aan de andere kant zal de winst op de tweede set voor de speler die de eerste set heeft verloren, de laatste kans zijn om de wedstrijd te winnen, dan wel in drie sets. De spelers hebben na de winst of het verlies van de eerste set dus een ander doel en hierdoor zal de inzet mogelijk veranderd worden, hetgeen resulteert in betere of slechtere prestaties in de tweede set. Deze verandering wordt besproken in de regulatory focus theorie (Higgins, 1997; Higgins, Roney, Crowe & Hymes, 1994). Mensen met een promotion regulatory focus zijn gevoeliger voor winst en zullen daardoor sterker reageren op winstsituaties van de eerste set,

(4)

terwijl mensen met een prevention focus gevoeliger zijn voor verliessituaties, en zullen daardoor motivationeel sterker reageren op het verlies van de tweede set. Welke specifieke gevolgen dit zou kunnen hebben voor prestaties in de tweede set, wordt geïllustreerd aan de hand van een uitgebreide bespreking van regulatory focus theorie.

Regulatory Focus Theorie

Regulatory focus theorie maakt een onderscheid tussen twee regulatiesystemen, promotie en preventie. De systemen bestaan naast elkaar en zijn nodig om aan belangrijke overlevingsbehoeften te voldoen. De systemen verschillen in de onderliggende motivatie (zorgzaamheid versus veiligheid) én verschillen in welke strategieën bij welke regulatie de voorkeur genieten (gretigheid versus waakzaamheid; Crowe & Higgins, 1997). Deze bestaande verschillen tussen de regulatiesystemen hebben gevolgen voor specifiekere

zelfregulatieprocessen (Higgins, 1997; Higgins et al., 1994). Aangezien de twee systemen elk voor een ander overlevingsbehoefte zorgdragen, is het noodzakelijk dat beide systemen zo effectief mogelijk worden toegepast. Afhankelijk van de persoonlijkheid en situatie zal een van de twee regulatiesystemen domineren (Scholer & Higgins, 2012).

De self-discrepancy theorie, die de basis vormt van de regulatory focus theorie, stelt dat men zichzelf stuurt door middel van chronische doelen (self-guides) en het werkelijke zelf (actual–self; Higgins, Shah & Friedman, 1997). Wanneer het actual-self overeenkomt met de chronische doelen ontstaat er congruentie. Deze congruentie zorgt voor een goed en voldaan gevoel binnen een persoon. Echter wanneer het actual-self en de self-guide niet

overeenkomen zal er discrepantie ontstaat en zullen er slechte gevoelens ervaren worden. Er zijn twee vormen van guide: de ideale (ideal) guide en de behorende (ought) self-guide. De ideal-self-guide representeert de wensen en aspiraties van een persoon. De ought-self-guide geven de gedachten over plichten, taken en verantwoordelijkheden van het individu zelf weer (Higgins et al., 1997). Een congruentie met de ideal-self-guide laat de aanwezigheid

(5)

van positieve uitkomsten zien en de discrepantie met deze self-guide toont de afwezigheid van positieve uitkomsten aan. De discrepantie tussen de ideal-self-guide en het actual-self zal zorgen voor een toename van terneergeslagen emoties en een afname in emoties van blijdschap (Higgins, 1987). Wegens de focus op de aanwezigheid of afwezigheid van positieve uitkomsten bij een ideal-self-guide is de promotiefocus hieraan te verbinden (Higgins et al., 1997). De congruentie met een ought-self-guide toont de afwezigheid van negatieve emoties aan en een discrepantie zal juist de aanwezigheid van de negatieve emoties representeren. Kortom zal de ought discrepantie voor een toename in agitatie emoties zorgen en voor een afname in kalmerende emoties (Higgins, 1987). Doordat de focus bij de ought-self-guide ligt op de aanwezigheid of afwezigheid van negatieve uitkomsten kan dit verbonden worden met een preventiefocus (Higgins et al, 1997).

Wanneer een individu een sterke promotiefocus heeft, neemt deze zijn omgeving waar vol met mogelijkheden tot verbetering. Het voornaamste doel in het leven is om goede dingen te laten plaatsvinden en op zoek te gaan naar positieve gebeurtenissen en uitkomsten. Een persoon met een promotiefocus houdt zich bezig met groei, verbetering en voltooiing. Dit komt mede doordat gretigheid als strategie gebruikt wordt om zo de doelen na te jagen. Verbeteringen (+1) worden waargenomen als het resultaat in positieve deviaties uitgedrukt kan worden ten opzichte van de neutrale staat (0). Daarnaast zijn individuen met een

promotiefocus minder gevoelig voor negatieve deviaties (-1) van de neutrale staat (Higgins et al., 1994; Higgins, 1997). Dit duidt aan dat promotie-individuen de wereld zien in winst en non-winst. Een bepaalde uitkomst is meer van belang wanneer dit gerelateerd is aan idealen, wensen en aspiraties (Scholer & Higgins, 2012). De dominante regulatiefocus kan ontstaan zijn door verschillende manieren van opvoeding door de ouders. Zo zal een opvoeding waarin prestaties worden aangemoedigd en waarin liefde afhankelijk is van deze prestaties, centraal

(6)

staan bij het ontwikkelen van een promotiefocus. Op deze manier wordt het behalen van de idealen en aspiraties als belangrijk ervaren (Higgins & Silberman, 1998; Keller, 2008).

Contrasterend is de visie die een preventie-individu heeft in het leven. Wanneer een individu een sterke preventiefocus heeft, ziet deze het leven vol met verantwoordelijkheden en verplichtingen. Hetgeen dat van belang is in het leven, is het behouden van een

bevredigende staat door slechte dingen te vermijden. Mede hierdoor zal de aandacht vaak gericht zijn op het volbrengen van verantwoordelijkheden en van veiligheid. De individuen zijn vooral bezig met het vermijden van negatieve gebeurtenissen of uitkomsten (Scholer & Higgins, 2012). Doelen worden behaald door middel van een strategie met waakzaamheid. Ook voor de preventiefocus valt de gevoeligheid voor negatieve uitkomsten, verlies en niet-verlies, te verduidelijken aan de hand van deviaties. Zo heeft het ontstane verschil tussen neutrale staat (0) en negatieve deviaties (-1) een grotere impact dan het verschil tussen de neutrale staat en positieve deviaties (+1; Higgins, 1997). Een dominante preventiefocus kan ontstaan zijn door een opvoeding waarin bescherming en het gebruik van straffen centraal staan (Keller, 2008). Deze ervaring zal ervoor zorgen dat er veel belang wordt gehecht aan het vervullen van verplichtingen en taken. Op deze manier wordt de veiligheid en zekerheid in het leven behouden (Higgins & Silberman, 1998; Keller, 2008).

Emotieregulatie wordt als onderdeel gezien van het zelfregulatieproces, waarin mensen bewust of onbewust de emotie waarnemen die zij ervaren. Aan de hand van de ervaren emoties worden strategieën gebruikt die erop gericht zijn de emoties aan te passen of gelijk laten om de gewenste gemoedstoestand te verkrijgen of behouden. De strategieën om emoties te reguleren worden zowel bewust als onbewust gebruikt (Carver, 2004).

Vanzelfsprekend worden er andere emoties ervaren bij winst- en bij verliessituaties. Zo zal bijvoorbeeld iemand met een promotiefocus na een verliessituatie (verlies van eerste set) boos en gefrustreerd zijn, omdat het doel om te winnen niet behaald wordt. Dit zou ervoor kunnen

(7)

zorgen dat er meer inzet vereist is, iets wat wellicht tot betere prestaties kan leiden gedurende de situaties die direct volgen na het verlies (het spelen van de tweede set). In het algemeen kan gesteld worden dat pas na langdurig verlies of onomkeerbaar verlies (na afloop van de wedstrijd) mensen de toekomst somber gaan inzien waardoor de motivatie kan zakken (Carver, 2004; 2006). Echter wordt door de regulatory focus theorie juist het verschil in emotionele reacties bij de promotiefocus versus preventiefocus in de intensiteit en in de kwaliteit van de ervaren emoties voorspeld (Förster, Grant, Idson & Higgins, 2001; Higgins et al., 1997; Idson, Liberman & Higgins, 2000; Shah & Higgins, 2001).

Een speler met een promotiefocus ervaart verlies als het vooruitstrevende doel niet behaald is. De gretigheid die als strategie gebruikt wordt, zal afnemen en er zullen mogelijk neerslachtige emoties ervaren worden (Idson et al., 2000). Hierdoor ontstaat het idee dat het doel niet meer behaald kan worden en ervaart de speler passieve, gedeactiveerde emoties (teleurgesteld, bedroefd). Daartegenover staat dat een speler met een preventiefocus verlies ervaart op het moment dat er niet voldaan is aan taken of verplichtingen. De speler zal actieve negatieve emoties ervaren (stress en angst) en voelt zich gemotiveerd om zich zo snel

mogelijk uit deze situatie te krijgen door de balans weer te herstellen (Shah & Higgins, 2001). Samenhangend komt ook naar voren dat deze emoties mede verklaren hoe gemotiveerd de speler zal zijn en welk gedrag er wordt geuit na de winst of het verlies van een belangrijk punt. De speler die bijvoorbeeld teleurstelling (promotiefocus) voelt, zal zich niet

gemotiveerd voelen om harder te gaan werken in het gevolg van de wedstrijd. Een speler met een sterke promotiefocus is door falen het meest vatbaar voor het ontwikkelen van

depressieve gevoelens (Higgins et al., 1997; Strauman, 2002). Daarnaast zal de speler de toekomst op een gegeven moment somber inzien en zal de wedstrijd na verlies van de eerste set als het ware opgeven worden (Idson et al., 2000). Echter is de speler, die angst ervaart door niet te voldoen aan de verantwoordelijkheden (preventiefocus), erg gemotiveerd om er

(8)

alles aan te doen om de balans weer te herstellen. Deze speler zal, na het verlies van de eerste set, tijdens de tweede set meer risico gaan nemen door een agressievere spelvorm aan te nemen (Keller & Pfattheicher, 2013).

De emoties die ervaren worden bij het behalen van winst laten ook de benodigde verschillen zien tussen de twee soorten regulatiefocus. Een speler met een promotiefocus ervaart succes wanneer er een positieve verandering of vooruitgang (+1) plaatsvindt (Scholer & Higgins, 2012). De speler zal het gevoel hebben dat het behalen van het doel dichterbij komt en ervaart mogelijk blijdschap en kan uitzinnig worden. Deze emoties kunnen als gevolg hebben dat de speler zich meer gemotiveerd voelt, zich extra gaat inzetten en meer risico zal gaan nemen om het einddoel te behalen.

Tegengesteld zal bij een speler met een preventiefocus niet veel veranderen bij winst. Deze speler zal succes niet ervaren als vooruitgang, maar als behoeven om de balans te behouden (0; Scholer & Higgins, 2012). Degene met een preventiefocus zal de voldoening van het behoud van balans als prettig ervaren en voelt zich mogelijk kalm over de situatie. Doordat de rust bewaard blijft, voelt de speler met de preventiefocus zich niet gedwongen om iets te veranderen aan de huidige strategie.

Samenvattend kan er gesteld worden dat een speler met een promotiefocus bij winst een hogere intensiteit van positieve emoties ervaart in vergelijking met negatieve emoties in een verliessituatie. Daarentegen heeft een preventiefocus het effect dat bij verlies een hogere intensiteit van negatieve emoties ervaren wordt in vergelijking met positieve emoties bij winst.

Emoties kunnen voor of tijdens een wedstrijd dus van belang zijn voor sporters. Zo kunnen emoties functioneel zijn, bijvoorbeeld wanneer agressie of angst een speler er toe kan zetten om met de oorzaken van deze emoties om te gaan. Echter, zoals hierboven is

(9)

woede tegenover de scheidsrechter resulteren in een waarschuwing of het verlies van een punt in een tenniswedstrijd (Lane, Beedie, Jones, Uphill & Davonport, 2012).

Omdat er in deze studie onderzoek wordt gedaan in een sportcontext is het ook van belang om te kijken naar de verandering in prestatie van de speler. De prestatie van een speler kan veranderen na de winst of het verlies van de eerste set in een tenniswedstrijd. Deze verandering zou ten eerste te wijten kunnen zijn aan de verandering in motivatie die succes of falen binnen een regulatiefocus kan veroorzaken. Zoals hierboven gesteld werd, kan een speler bij winst of verlies de huidige motivatie behouden of juist aanpassen, wat kan resulteren in een wisseling in motivatie (activatie of deactivatie).

Ten tweede is het ook mogelijk dat de winst of het verlies van de eerste set tijdens een tenniswedstrijd wordt gezien als een bepaalde feedback (positief of negatief). Zo kan de winst ervaren worden als positieve feedback en het verlies van de eerste set door de speler ervaren worden als negatieve feedback. Volgens Idson en Higgins (2000) bestaat er een relatie tussen het soort feedback en de twee regulatiefoci. Positieve feedback congrueert aan de

promotiefocus en negatieve feedback congrueert aan de preventiefocus. Mede hierom zal iemand met een promotiefocus die positieve feedback ontvangt een hogere motivatie hebben dan wanneer er negatieve feedback ontvangen wordt. Daarnaast zal het ontvangen van negatieve feedback voor iemand met een preventiefocus voor een hogere motivatie zorgen dan wanneer er positieve feedback ontvangen wordt (Van Dijk & Kluger, 2004). De congruentie of discongruentie tussen het soort feedback (positief of negatief) en de regulatiefocus bepaalt of de motivatie van een speler verzwakt of versterkt wordt in een wedstrijd.

Tijdens een tenniswedstrijd wordt de zelfregulatie van de tennisser op de proef gesteld door de eerste set te winnen of te verliezen. Voor de winst van de wedstrijd is het nodig om twee sets te winnen. Dus wanneer de eerste set gewonnen wordt, is er nog maar één set nodig

(10)

om de wedstrijd te winnen. Wanneer de eerste set verloren wordt, moeten er nog steeds twee sets gewonnen worden en heeft de tegenstander nog maar één set nodig om te winnen. In beide situaties (winst of verlies) zal dit invloed hebben op de motivatie en de manier van spelen van de tennisser. De tennisser heeft een dominante promotiefocus of preventiefocus waarvan verwacht wordt dat die het gedrag en de manier van spelen beïnvloedt na de winst of het verlies van de eerste set. Een tennisser met een promotiefocus zal zich na winst extra gaan inzetten. De speler zal harder gaan werken en zal meer gemotiveerd zijn om de winst sneller te pakken en zijn einddoel te behalen. Dit zal tot uiting komen in het verschil in uitslag tussen de eerste en tweede set. De tweede set zal met een groter verschil in behaalde punten

gewonnen worden.

Hypothese 1a: Een speler met een sterke promotiefocus die de eerste set wint, zal in vergelijking met een speler met een zwakke promotiefocus, in de tweede set met een groter verschil in behaalde punten winnen.

Echter wordt in het artikel van Zou, Scholer en Higgins (2014) het tegenovergestelde verwacht. Zij suggereren dat een speler met een promotiefocus zich na winst juist meer gemotiveerd voelt om die winst te behouden en niet per se om nog meer winst te behalen. Op het moment dat er verbetering ervaren wordt door de speler, zal er niet meer risico genomen worden in vergelijking met het spel van de eerste set. De speler zal ernaar streven om de behaalde verbetering in stand te houden door hetzelfde te blijven doen als dat er gedaan is voor het behalen van de winst (Zou et al., 2014). Daarom wordt concurrerend aan hypothese 1a gesteld dat:

Hypothese 1b: Een speler met een sterke promotiefocus die de eerste set wint, zal in vergelijking met een speler met een zwakke promotiefocus, in de tweede set met een kleiner verschil in behaalde punten winnen.

(11)

Wanneer een tennisser met een preventiefocus de eerste set zal winnen zal er niet veel veranderen. Er is geen noodzaak voor de speler om zijn spel aan te passen, want er is niets wat ervoor gezorgd heeft dat er niet aan de plichten is voldaan. Het spel en het gedrag van de tennisser zal in de tweede set niet veranderen na de winst van de eerst set. Daarnaast zal de uitslag van de tweede set niet veel afwijken van de uitslag van de eerste set, ook dit blijft constant.

Hypothese 2: Een speler met een sterke preventiefocus die de eerste set wint, zal in vergelijking met een speler met een zwakke preventiefocus, in de tweede set met een gelijk aantal behaalde punten winnen.

Wanneer de eerste set van een tenniswedstrijd wordt verloren, heeft dit voor de tennissers ook invloed op het spel en gedrag. De tennisser met een promotiefocus zal zich na verlies teleurgesteld voelen en voelt niet de motivatie om harder te werken in de tweede set. Zijn hoofd zal gaan hangen en wegens het niet hard willen werken, geeft de tennisser als het ware de wedstrijd verloren. Dit zal terug te zien zijn in de uitslag van de wedstrijd waarbij het verschil in uitslag van de tweede set, ten nadele van de speler, groter zal zijn.

Hypothese 3: Een speler met een sterke promotiefocus die de eerste set verliest, zal in vergelijking met een speler met een zwakke promotiefocus, in de tweede set met een groter verschil in behaalde punten verliezen.

Ook bij de tennisser met een preventiefocus ontstaat ander gedrag en een ander spel na het verlies van de eerste set. De speler ervaart een gevoel van sterk ongemak en heeft meer motivatie om deze onbalans weer te herstellen. De tennisser zal harder gaan werken en meer risico’s nemen. Beide gevolgen kunnen ervoor zorgen dat de tennisser met een preventiefocus meer punten zal behalen in de tweede set.

(12)

Hypothese 4: Een speler met een sterke preventiefocus die de eerste set verliest, zal in vergelijking met een speler met een zwakke preventiefocus, in de tweede met een kleiner verschil in behaalde punten verliezen.

Mede omdat een tennisser met een preventiefocus na verlies van de eerste set meer gemotiveerd is in de tweede set, bestaat er een kans dat de tweede set door deze speler gewonnen wordt. Dit zal resulteren in het spelen van een derde set (Magnus & Klaassen, 2010). De tennisser met een promotiefocus heeft niet de neiging om harder te werken na het verlies van de eerste set. Dit verkleint de kans op de winst van de tweede set voor tennissers met een promotiefocus.

Hypothese 5: Een speler met een sterke preventiefocus die de eerste set verliest, zal vaker drie sets spelen dan een speler met een sterke promotiefocus.

Methode Participanten

De deelnemers aan dit onderzoek zijn tennisspelers die meedoen aan de

voorjaarscompetitie van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB). Deze competitie duurt zeven weken (05-04-2014 t/m 01-06-2014) en de gespeelde wedstrijden worden geregistreerd door de KNTLB. De deelnemers spelen bij drie tennisclubs in de regio van Utrecht. De deelnemers worden niet betaald voor hun deelname. Aan dit onderzoek hebben 89 deelnemers (33 vrouwen) deelgenomen met de leeftijd 11 tot 60 jaar met een gemiddelde leeftijd van 26.91 jaar (SD = 10.83). In totaal hebben 128 deelnemers de vragenlijsten ingevuld, maar wegens het niet volledig invullen van de naam en/of handtekening vielen 39 deelnemers af. Voorafgaand aan het onderzoek is er naar alle ouders/verzorgers van de minderjarige deelnemers een passieve informed consent gestuurd. De meerderjarige deelnemers hebben voor het invullen van de vragenlijsten een actieve informed consent getekend. Dit onderzoek is door de ethische commissie goedgekeurd.

(13)

Procedure

Vooraf werd er toestemming gevraagd via de e-mail aan de ouders of verzorgers van de minderjarige spelers om mee te doen aan het onderzoek. In de e-mail kregen ouders alle informatie over wat het onderzoek inhield. De ouders of verzorgers kregen twee weken de tijd om bezwaar te maken tegen de deelname van hun kinderen.

De vragenlijsten zijn op locatie ingevuld tijdens verscheidene trainingen en competitiedagen. Met behulp van de hoofdtrainers werden de competitiespelers, zowel minderjarig als meerderjarig van de betreffende tennisclub geïdentificeerd. Daarnaast werden ook vragenlijsten uitgedeeld door de hoofdtrainers om zoveel mogelijk deelnemers te kunnen benaderen om mee te doen. Tijdens het onderzoek zijn er 191 vragenlijsten voor

meerderjarigen en 85 vragenlijsten voor minderjarigen uitgedeeld (totaal 276). Het

responspercentage voor deze studie komt neer op 46.4 procent. De meerderjarige deelnemers lazen eerst de informatiebrief over het onderzoek en na goedkeuring noteerden zij hun naam en tekenden zij voor de deelname aan het onderzoek, daarna konden zij de vragenlijsten gaan invullen. De minderjarige spelers vulden eerst hun voornaam en achternaam in, waarna zij aan het invullen van de vragenlijsten begonnen. Deelnemers werd gevraagd om hun naam op te schrijven, zodat vragenlijstvariabelen later konden worden verbonden aan de uitslagen van de gespeelde tenniswedstrijden. Nadat de deelnemers de vragenlijsten hadden ingevuld, werden deze verzameld door de onderzoeker. Aan de hand van de opgegeven namen en de tennisclubs waarvan de deelnemers lid zijn, konden de uitslagen van de wedstrijden, die behaald zijn in de zeven weken van de voorjaarscompetitie teruggehaald worden op de website van de KNLTB (https://www.mijnknltb.nl/CookieAuth.dll?GetLogon?curl=Z2F&reason=0&formdir=12). Zowel de datum van de wedstrijd als het niveau van de speler en tegenstander konden op de website worden teruggevonden.

(14)

Meetinstrumenten1

Regulatory focus werd door middel van verschillende vragenlijsten gemeten. Vragenlijsten over de doelen en de strategieën die met de regulatiefocus samenhangen zijn geconstrueerd op basis van onder andere de vragenlijst die gebruikt wordt door Hamstra, Sassenberg, Van Yperen en Wisse (2014; Sassenberg, Ellemers & Scheepers, 2011). In de pilot-onderzoeken lieten deze vragenlijsten hoge betrouwbaarheid (alpha’s > .80) en

consistent een promotiefocus en preventiefocus factor zien. Daarnaast is regulatory focus ook gemeten aan de hand van de Regulatory Focus Questionnaire die ontwikkeld is door Higgins en collega’s (2001). Aan het einde van de vragenlijst werden er enkele algemene vragen gesteld. De leeftijd, het geslacht, de moedertaal en de tenniservaring werden gevraagd om een complete dataset te kunnen verkrijgen. De deelnemers werden bedankt voor hun deelname aan het onderzoek.

Doelen. De eerste vragenlijst ging over welke doelen een deelnemer nastreeft. Er

werden 14 stellingen gegeven over het nastreven van doelen. De mate van eens of oneens zijn met deze stellingen werd op een zeven-punts Likertschaal (helemaal mee oneens – helemaal mee eens) beantwoord. Zeven stellingen waren gericht op een preventiefocus (M = 4.69, SD = 0.92, α = .84; stellingen: 1, 3, 5, 7, 8, 10 en 12). Bijvoorbeeld: ‘Ik heb een sterk gevoel van verantwoordelijkheid.’ en ‘Ik laat mij voornamelijk leiden door de verplichtingen die ik heb in het leven.’. De overige zeven stellingen waren gericht op de promotiefocus (M = 4.92, SD = 0.85, α = .87; stellingen: 2, 4, 6, 9, 11, 13 en 14), zoals: ‘Mijn doel in het leven is om zoveel mogelijk te bereiken.’ en ‘Mijn ambities spelen een belangrijke rol in mijn leven.’.

Strategieën. De volgende vragenlijst ging over de strategie die de deelnemers

gebruiken om hun doelen na te streven. Wederom werden er 14 stellingen aangeboden en werden de antwoorden gegeven op een zeven-punts Likertschaal (helemaal mee oneens – helemaal mee eens). Ook bij deze vragenlijst waren er zeven stellingen preventiefocus

(15)

georiënteerd (M = 4.87, SD = 0.89, α = .84; stellingen: 1, 3, 5, 8, 10, 12 en 14), bijvoorbeeld: ‘Ik vind het niet fijn om van de norm af te wijken.’. En zeven andere stellingen waren

promotiefocus georiënteerd (M = 4.80, SD = 0.77, α = .80; stellingen: 2, 4, 6, 7, 9, 11 en 13), zoals ‘Ik durf alles op het spel te zetten.’.

Higgins regulatory focus questionnaire. De laatste vragenlijst die de deelnemers

invulden was de Higgins regulatory focus questionnaire (RFQ; Higgins et al., 2001). Deze vragenlijst bevat elf stellingen. De stellingen werden beantwoord op een vijf-punts

Likertschaal (nooit of zelden – heel vaak). De promotiefocus stellingen (M = 3.85, SD = 0.54, α = .72) waren vraag 1, 3, 7, 9, 10 en 11, bijvoorbeeld, ‘Hoe vaak heb je dingen bereikt die je enthousiast maakten om nog harder je best te gaan doen?’. De overige stellingen (2, 4, 5, 6 en 8) waren preventiefocus gericht (M = 3.70, SD = 0.59, α = .66), zoals ‘Ga je wel eens over de ‘grenzen’ heen door dingen te doen die je ouders niet zouden tolereren?’.

Resultaten Data-analyse

In een tenniswedstrijd wordt er gespeeld om twee gewonnen sets. De speler die het eerst zes games wint, wint de set, vooropgesteld dat er een verschil van tenminste twee games is ten opzichte van de tegenstander. Wordt de stand van zes games door beide spelers gelijk bereikt, dan moet er een tiebreakspel worden gespeeld, waardoor een set met zeven games gewonnen kan worden. Dit betekent dat het winnen van een set altijd zes of zeven games impliceert en dat er dus geen tot weinig betekenisvolle variantie is in de variabele: aantal gewonnen games in een set die gewonnen is. Zodoende om Hypotheses 1(a, b) tot en met 4 te kunnen toetsen, werd er gekeken naar zowel de games van de tweede set als de verschilscore in de tweede set. Dus er werd gekeken naar het aantal games dat de deelnemer zelf behaald heeft in de tweede set (bij verlies) of naar de games die de tegenstander van de deelnemer heeft behaald in de tweede set (bij winst). Op die manier weerspiegelen beide variabelen hoe

(16)

goed de deelnemer heeft gespeeld. Bovendien is er ook gekeken naar het verschil in punten van deelnemer en tegenstander in de tweede set (verschilscore) om de hypotheses te toetsen. Analyse Strategie

Er is gebruik gemaakt van twee types analyse. Omdat de 89 deelnemers in totaal 402 wedstrijden hebben gespeeld, betekent het dat de data op het niveau van de wedstrijden niet voldoet aan de assumptie van onafhankelijkheid die geldt voor een normale lineaire

regressieanalyse. Om deze reden is gekozen voor analyses die voor deze afhankelijkheid kunnen controleren.

In het algemeen zijn er multi-level regressie analyses uitgevoerd via SPSS Linear Mixed Models (LMM) om de effecten te onderzoeken van zowel promotiefocus als

preventiefocus op de uitslag van de tweede set (aantal games voor of tegen) na de winst of het verlies van de eerste set in een tenniswedstrijd. Zoals hierboven al geïntroduceerd werd, zijn deze analyses apart gedaan voor spelers die de tweede set verloren versus die de tweede set wonnen, omdat in het eerste geval (verlies eerste set) de afhankelijke variabele het aantal punten door de speler zelf in de tweede set gescoord was, terwijl in het tweede geval (winst tweede set) het ging om het aantal punten dat de speler tegen kreeg.

Om de winst of het verlies van de eerste of tweede set én het al dan niet spelen van de derde set te analyseren werd er gebruik gemaakt van de SPSS Generalized Estimating

Equations (GEE) analyse. Deze analyse kan een dichotoom verdeelde variabele als afhankelijke variabele modelleren, maar op hetzelfde moment rekening houden met de afhankelijkheid op het niveau van de wedstrijden binnen de deelnemers. In essentie geeft het dus de mogelijkheid om een multi-level analyse te doen op een binaire of dichotome

afhankelijke variabele.

Ten slotte, zoals in de methodesectie werd geïntroduceerd zullen de hypotheses worden getest aan de hand van een aantal verschillende manieren waarop regulatiefocus kan

(17)

worden geoperationaliseerd: doelen, strategieën en ten slotte de regulatiefocus meting van Higgins en collega’s (2001).

Nastreven van Doelen

In Hypothese 1a, 1b en 2 werd verwacht dat winst van de eerste set zou bepalen met hoeveel punten verschil een tweede set werd gewonnen (voor zowel promotiefocus als preventiefocus spelers afzonderlijk). Er werd vanuit gegaan dat winnen van een eerste set een sterke invloed heeft op winnen van de tweede set, vandaar dat variantie in de prestatie in het aantal punten tegen werd voorspeld. Hypothese 1a verwachtte dat iemand met een sterke promotiefocus met een groter verschil in punten tegen zal winnen. Hypothese 1b was concurrerend aan Hypothese 1a en voorspelde dus een kleiner verschil in punten tegen. Hypothese 2 verwachtte voor een speler met een sterke preventiefocus dat er met gelijk aantal punten tegen werd gewonnen. Met andere woorden, deze hypotheses betreffen situaties waarin gekeken werd naar spelers die de tweede set hadden gewonnen. Hierbij werd in het bijzonder gekeken (als afhankelijke variabele) naar het aantal punten dat ze tegen hadden krijgen en het verschil tussen punten voor en punten tegen.

Een LMM analyse onderzocht in de groep die de tweede set won, het verschil in aantal punten tegen gekregen in de tweede set als functie van de winst of het verlies van de eerste set, de z-scores van promotiefocus en preventiefocus (doelen) én de interacties tussen winst versus verlies en promotiefocus versus preventiefocus. Bij de interactie voor promotiefocus en de winst of verlies van de eerste set en het aantal punten tegen gekregen, bleek dit interactie-effect niet significant, γ = .30, SEγ = .28, t(228) = 1.08, p = .282, CI = [-.25, .85]. Voor de analyse van de ‘slope’ van de promotiefocus bij winst van de eerste set, werd geen significant effect gevonden, γ = .02, SEγ = .13, t(65) = .13, p = .899, CI = [-.25, .29]. Ook voor de ‘slope’ van de promotiefocus bij verlies van de eerste set was het effect niet significant, γ = .32, SEγ = .25, t(211) = 1.26, p = .209, CI = [-.18, .82]. Om deze effecten verder te

(18)

onderzoeken werd de analyse nogmaals uitgevoerd waarbij de relatie bekeken werd tussen het winnen of verliezen van de eerste set, mate van promotiefocus en de verschilscore (verschil in punten van deelnemer en tegenstander in de tweede set). Het interactie-effect, γ = .33, SEγ = .25, t(226) = 1.35, p = .177, CI = [-.15, .82], liet zien dat het effect sterker werd. De slope voor promotiefocus na winst van de eerste set liet een geen significant effect zien, γ = -.06, SEγ = .11, t(56) = -.52, p = .605, CI = [-.29, .17]. Echter de slope voor promotiefocus na verlies van de eerste set werd wel een marginaal significant bevonden, γ = -.39, SEγ = .22, t(206) = -1.78, p = .077, CI = [-.83, .04] (Figuur 1). De negatieve slope in deze helling

betekent dat bij een sterker wordende promotiefocus er meer punten tegen gekregen werden in de tweede set. Deze analyses betekenen dat, wanneer wordt gekeken naar promotie doelen er geen ondersteuning werd gevonden voor de Hypothese 1a en Hypothese 1b. Er lijkt wel een trend zichtbaar te zijn, al dan niet significant, tussen het verlies van de eerste set en een kleiner verschil in aantal punten in de tweede set voor de promotiefocus spelers.

Bovendien werd er gekeken naar de interactie en de bijbehorende ’slopes’ voor preventiefocus, de winst of verlies van de eerste set en het aantal punten tegen gekregen. Het interactie-effect, γ = .06, SEγ = .24, t(215) = .25, p = .803, CI = [-.41, .53], de slope voor preventiefocus na winst van de eerste set, γ = .06, SEγ = .12, t(54) = .45, p = .656, CI = [-.19, .31], en de slope voor de preventiefocus na verlies van de eerste set, γ = .12, SEγ = .21, t(185) = .55, p = .586, CI = [-.30, .54] zijn niet significant gebleken.

Ook voor de preventiefocus werd de analyse met de winst of het verlies van de eerste set en de verschilscore in de tweede set uitgevoerd. Wederom werden er voor het interactie-effect, γ = -.04, SEγ = .21, t(199) = -.19, p = .851, CI = [-.46, .38], de slope na winst van de eerste set, γ = -.09, SEγ = .10, t(43) = -.85, p = .398, CI = [-.30, .12], en de slope na verlies van de eerste set, γ = -.05, SEγ = .19, t(178) = -.27, p = .792, CI = [-.42, .32], geen significante

(19)

effecten gevonden. Er kan gesteld worden dat er geen bewijs is gevonden voor Hypothese 2 voor preventie-georiënteerde spelers.

Hypotheses 3 en 4 verwachtten dat het verlies van de eerste set zou bepalen met hoeveel punten verschil een tweede set werd verloren (voor zowel promotiefocus als preventiefocus spelers afzonderlijk). Er werd van uitgegaan dat het verliezen van een eerste set een sterke invloed had op verliezen van de tweede set, vandaar dat variantie in de prestatie in het aantal behaalde punten door de speler zelf werd voorspeld. Hypothese 3 verwachtte dat bij een speler met een sterke promotiefocus na het verliezen van de eerste set, het verliezen van de tweede set met een groter verschil in behaalde punten zou geschieden. Voor de

preventiefocus stelde Hypothese 4, dat een speler met een sterke preventiefocus na verlies van de eerste set, met een kleiner verschil in behaalde punten de tweede set zal verliezen. Uit de analyse van het interactie-effect van promotiefocus, de winst of verlies van de eerste set én het aantal behaalde punten door de speler zelf, kwam geen significant effect naar voren, γ = .27, SEγ = .31, t(170) = .86, p = .391, CI = [-.35, .89]. De slope voor promotiefocus na verlies van de eerste set liet ook geen significant effect zien, γ = -.05, SEγ = .14, t(59) = -.34, p = .739, CI = [-.32, .23]. Ook de slope voor promotiefocus na winst van de eerste set en het aantal behaalde punten, bleek niet significant, γ = -.32, SEγ = .29, t(171) = -1.09, p = .279, CI = [-.89, .26]. Om deze laatste effecten verder te bekijken is er net als bij de analyses voor Hypotheses 1a, 1b en 2, onderzocht wat de interactie is tussen promotiefocus, de winst of het verlies van de eerste set en de verschilscore (verschil in punten van deelnemer en

tegenstander in de tweede set). Het interactie-effect, γ = .18, SEγ = .28, t(171) = .66, p = .508, CI = [-.36, .73] en de slope voor promotiefocus na verlies van de eerste set, γ = -.10, SEγ = .12, t(64) = -.80, p = .425, CI = [-.33, .14], bleken niet significant. De slope voor

promotiefocus na winst van de eerste en de verschilscore, was ook niet significant, γ = -.28, SEγ = .26, t(171) = -1.09, p = .278, CI = [-.78, .23].

(20)

De analyses die zijn gedaan in de vorige alinea, zijn ook uitgevoerd voor de

preventiefocus. De interactie tussen preventiefocus, de winst of het verlies van de eerste set en het aantal behaalde punten door de speler zelf, is niet significant, γ = -.13, SEγ = .29, t(158) = -.47, p = .638, CI = [-.70, .43] gebleken. Ook de ‘slopes’ voor preventiefocus na winst van de eerste set, γ = .15, SEγ = .24, t(171) = -.61, p = .543, CI = [-.33, .63], én na verlies van de eerste set, γ = .01, SEγ = .17, t(79) = .08, p = .938, CI = [-.32, .35], waren niet significant. Voor een compleet overzicht is er ook gekeken naar de interactie van preventiefocus, de winst of het verlies van de eerste set en de verschilscore in de tweede set. Zowel de interactie, γ = -.06, SEγ = .25, t(161) = -.23, p = .817, CI = [-.55, .44], als de slope voor preventiefocus na winst van de eerste set, γ = .09, SEγ = .21, t(171) = .41, p = .683, CI = [-.33, .51] en de slope voor preventiefocus na verlies van de eerste set, γ = .03, SEγ = .15, t(84) = .20, p = .843, CI = [-.26, .32], waren niet significant. Bovenstaande analyses laten zien dat voor het verlies van de eerste set voor zowel promotiefocus als preventiefocus geen relatie werd gevonden voor het aantal behaalde punten in de tweede set, waardoor Hypothese 3 en Hypothese 4

verworpen worden.

Hypothese 5 verwachtte dat deelnemers met een preventiefocus, na het verlies van de eerste set, vaker een derde set zouden spelen dan spelers met een promotiefocus. Ter

voorbereiding op de toetsing van deze hypothese is er een analyse gedaan voor het wel of niet winnen van de tweede set. Een derde set wordt immers gespeeld wanneer de eerste is verloren en de tweede gewonnen, of andersom. Deze analyse is aan de hand van een Generalized Estimating Equations (GEE) analyse gedaan.

Hierbij werd de winst versus het verlies van de tweede set onderzocht als functie van de winst of het verlies van de eerste set, de z-scores op promotiefocus en preventiefocus voor de vragenlijst over het nastreven van doelen en de interacties. De interactie werd onderzocht tussen promotiefocus, de winst of het verlies van de eerste set en de kans op het winnen van

(21)

de tweede set. Zowel het interactie-effect, β = .09, SEβ = .24, χ2(1) = .14, p = .712, CI = [-.38, .55], als de slope voor promotiefocus na winst van de eerste set, β = -.06, SEβ = .18, χ2(1) = .11, p = .743, CI = [-.41, .29], én de slope voor promotiefocus na verlies van de eerste set, β = -.15, SEβ = .16, χ2(1) = .87, p = .350, CI = [-.45, .16], zijn niet significant gebleken. Ook werd de interactie tussen preventiefocus, de winst of het verlies van de eerste set en de kans op het winnen van de tweede set onderzocht. Er werd voor deze interactie een marginaal significant effect gevonden, β = .39, SEβ = .21, χ2(1) = 3.53, p = .060, CI = [-.02, .80]. Voor de slope voor preventiefocus na winst van de eerste set werd geen significant effect, β = .07, SEβ = .15, χ2

(1) = .23, p = .636, CI = [-.22, .36], maar voor de slope voor preventiefocus na verlies van de eerste set werd wel een significant effect, β = .46, SEβ = .16, χ2(1) = 8.78, p = .003, CI = [.16, .77], gevonden (Figuur 2). Dit betekent dat naarmate de preventiefocus sterker wordt, de speler een grotere kans zal hebben, na het verlies van de eerste set, om de tweede set te winnen.

Om Hypothese 5 te toetsen werd er ook gebruik gemaakt van de GEE analyse. De interactie werd geanalyseerd tussen promotiefocus, de winst of het verlies van de eerste set en de kans op het spelen van de derde set. Zowel het interactie-effect, β = .18, SEβ = .25, χ2(1) = .52, p = .471, CI = [-.31, .66], als de slope voor promotiefocus na winst van de eerste set, β = -.06, SEβ = .18, χ2(1) = .11, p = .743, CI = [-.41, .29], en de slope voor promotiefocus na verlies van de eerste set, β = .12, SEβ = .16, χ2(1) = .56, p = .453, CI = [-.19, .43], waren niet significant.

Daarentegen was de interactie tussen preventiefocus, de winst of het verlies van de eerste set en de kans op het spelen van een derde set, wel significant, β = -.53, SEβ = .22, χ2

(1) = 5.71, p = .017, CI = [-.96, -.10]. De slope voor preventiefocus na winst van de eerste set was niet significant, β = .07, SEβ = .15, χ2(1) = .23, p = .636, CI = [-.22, .36]. Maar de slope voor preventiefocus na verlies van de eerste set was wel significant, β = -.46, SEβ = .16,

(22)

χ2

(1) = 8.59, p = .003, CI = [-.76, -.15], bevonden (Figuur 3). Na het uitvoeren van deze analyse naar preventie doelen, kan er ondersteuning worden gevonden voor Hypothese 5, dat spelers met een preventiefocus na het verlies van de eerste set, vaker een derde set zullen spelen, dan spelers met een promotiefocus.

Strategiegebruik

Dezelfde toetsen zijn uitgevoerd als in de voorgaande secties, maar bij deze toetsen zijn de z-scores voor promotiefocus en preventiefocus gebruikt van de vragenlijst over het gebruik van strategieën om de gestelde doelen na te streven. Voor Hypotheses 1(a, b) tot en met 4 zijn geen significante effecten naar voren gekomen na het doen van de MML analyses (ps > .2).

Uit de GEE analyses van het winnen of het verliezen van de tweede set kwamen geen significante resultaten naar voren voor zowel de promotiefocus, met een interactie van, β = -.00, SEβ = .24, χ2(1) = .00, p = .985, CI = [-.47, .48], als voor preventiefocus, met een interactie van, β = .16, SEβ = .23, χ2(1) = .47, p = .495, CI = [-.29, .61].

Ondanks de niet significante resultaten van de analyses voor het winnen of verliezen van de tweede set is er toch een GEE analyses gedaan om Hypothese 5 te toetsen. Maar ook hier kwamen geen significante resultaten naar voren voor de kans op het spelen van een derde set voor zowel promotie-georiënteerde spelers, met een interactie van, β = .16, SEβ = .23, χ2

(1) = .50, p = .480, CI = [-.29, .62], als voor preventie-georiënteerde spelers, met een interactie van, β = -.16, SEβ = .29, χ2(1) = .30, p = .583, CI = [-.73, .41].

Higgins RFQ

Wederom zijn dezelfde toetsen uitgevoerd als in de voorgaande secties, maar bij deze toetsen zijn de z-scores voor promotiefocus en preventiefocus gebruikt afkomstig van de Higgins RFQ vragenlijst. Voor Hypotheses 1(a, b) tot en met 4 zijn geen significante effecten naar voren gekomen na het doen van de MML analyses, de interacties waren allen, ps > .6.

(23)

Door middel van een GEE analyse werd, net als bij de vragenlijst voor het nastreven van doelen, de winst of het verlies van de tweede set onderzocht. Voor de promotiefocus zijn er geen significante resultaten gevonden (ps > .5). Uit de analyse was de slope van

preventiefocus na de winst van de eerste set significant, β = .36, SEβ = .16, χ2(1) = 5.02, p = .025, CI = [.05, .67] (Figuur 4). Er werd echter ook een marginaal significant effect gevonden voor preventiefocus na verlies van de eerste set, β = .31, SEβ = .19, χ2(1) = 2.84, p = .092, CI = [-.05, .68]. In lijn met deze relaties werd er echter geen significant interactie-effect

gevonden voor de winst of het verlies van de eerste set en de mate van preventiefocus, β = -.04, SEβ = .25, χ2(1) = .03, p = .863, CI = [-.54, .45]. Dit betekent dat het niet uitmaakt, dat wil zeggen, preventiefocus heeft een positieve relatie met kans om de tweede set te winnen of de eerste set nou gewonnen of verloren wordt.

Het analyseren van Hypothese 5 voor de Higgins-RFQ liet een significant interactie-effect zien tussen de winst van de eerste set en preventiefocus en de kans op het spelen van een derde set, β = -.67, SEβ= .24, χ2

(1) = 7.89, p = .005, CI = [-1.14, -.20]. De slope van preventiefocus na het verlies van de eerste set was marginaal significant, β = .31, SEβ = .19, χ2

(1) = 2.85, p = .092, CI = [-.05, .68], maar de slope van preventiefocus na de winst van de eerste set was wel significant, β = -.36, SEβ = .16, χ2 (1) = 5.02, p = .025, CI = [-.67, -.05] (Figuur 5). Concluderend, de speler met een sterkere, versus zwakkere, preventiefocus zal na de winst van de eerste set een kleinere kans hebben om een derde set te spelen, maar na verlies van de eerste set gaat deze kans marginaal omhoog voor sterke versus zwakke

preventiefocus spelers. Deze resultaten zijn vergelijkbaar met de gevonden resultaten voor de vragenlijst over het nastreven van doelen, die ook stellen dat een speler met een

preventiefocus een grotere kans hebben om een derde set te spelen na het verlies van de eerste set.

(24)

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om na te gaan of verandering in motivatie zichtbaar is door het winnen of verliezen van de eerste set in termen van het verloop van de

tenniswedstrijd én of dit afhankelijk was van de sterkte van de promotiefocus of

preventiefocus van de speler. Verwacht werd dat bij een sterke promotiefocus na winst van de eerste set, de tweede set gewonnen wordt met een groter (Hypothese 1a) dan wel kleiner (Hypothese 1b) verschil in punten én na het verlies van de eerste set de tweede set verloren wordt met een groter verschil in punten (Hypothese 3). Tevens werd er verwacht dat bij een sterke preventiefocus na winst van de eerste set de tweede set gewonnen wordt met een gelijk (Hypothese 2) aantal punten én na het verlies van de eerste set de tweede set verloren wordt met een kleiner verschil in punten (Hypothese 4). Tot slot werd voorspeld dat spelers met een sterke preventiefocus na verlies van de eerste set vaker een derde set zouden spelen

(Hypothese 5).

Aan de hand van drie verschillende operationalisaties zijn drie aparte scores op promotiefocus en preventiefocus berekend en gebruikt om de hypotheses grondig te testen. Aanvankelijk werden de scores op promotie- en preventiefocus van de vragenlijst over het nastreven van doelen gebruikt als uitgangspunt, waarmee de Higgins RFQ vragenlijst en de vragenlijst over het gebruikt van strategieën bij het nastreven van doelen werden vergeleken. Al voor het analyseren van de data kwam naar voren dat het aantal behaalde punten bij de winst van de tweede set geen verschil kan maken, omdat het aantal punten voor een

gewonnen set vaststaat op zes of zeven. Daarnaast werd ervan uitgegaan dat de kans op het winnen versus verliezen van de tweede set dermate sterk door de eerste set zou worden veroorzaakt dat gekeken werd naar het aantal punten binnen de tweede set in plaats van naar de uitslag van de set. Daarom is bij de analyse voor het winnen van de tweede set gekozen om het aantal punten dat de deelnemer tegen kreeg in de tweede set te analyseren. In de situaties

(25)

waar de tweede set verloren werd, kon het aantal behaalde punten door de deelnemers zelf gebruikt worden in de analyses.

Voor alle scores op de drie vragenlijsten zijn er geen significante relaties gevonden voor Hypothese 1a en 1b. Er kan dus nog niet vastgesteld worden welke van de twee hypotheses meer ondersteuning heeft. Hypothese 1b was opgesteld als concurrerende

hypothese voor Hypothese 1a. Op het moment van schrijven bestaat er meer ondersteuning in de literatuur voor Hypothese 1a, die stelt dat iemand met een promotiefocus harder zal gaan werken wanneer er succes wordt ervaren, waardoor deze persoon door gretigheid snel naar het grotere succes wil gaan (Higgins et al., 1994). Zowel deze verwachting als de concurrerende verwachting zijn in dit onderzoek niet ondersteund binnen de situatie van een tenniswedstrijd. Dit belicht echter wel een mogelijkheid tot verder onderzoek.

Er is deels bewijs gevonden voor Hypothese 3 wanneer de scores van de vragenlijst over het nastreven van doelen werden gebruikt. Zowel de Higgins RFQ als de strategie-vragenlijst gaven geen significante relaties weer. Aan de hand van de strategie-vragenlijst over het nastreven van doelen, lijkt er een trend zichtbaar voor promotiefocus: een speler met een promotiefocus die de eerste set verloren heeft, krijgt (bij winst van de tweede set) een groter aantal punten tegen in de tweede set, maar deze trend is niet significant. Hoewel deze relaties van regulatiefocus nog niet eerder zijn onderzocht in het tennisdomein, zijn deze effecten wel deels te verklaren uit de bestaande literatuur over (werk)prestaties. Zo verklaren Higgins en collega’s (1997) dat iemand met een promotiefocus na verlies of falen teleurstelling zal ervaren en zich niet meer gemotiveerd zal voelen om harder te gaan werken. In een

tenniswedstijd kan dit gezien worden als een speler met een promotiefocus die na verlies van de eerste set meer punten tegen krijgt in de tweede set, omdat de motivatie minder is

(26)

Echter blijkt uit de resultaten dat de speler de toekomst niet somber zal gaan inzien. Het wordt op basis van Idson en collega’s (2000) wel voorspeld, dat na verlies van de eerste set de tweede set ook verloren wordt, doordat de strijd wordt opgegeven. Er kan gesteld worden dat mensen met een hoge promotiefocus meer punten tegen krijgen vergeleken met een lage promotiefocus en dat dit verlies van de eerste set zorgt voor een vermindering van actie ondernemen in de tweede set. Maar dit verklaart niet waarom dit patroon wordt

gevonden juist in de situatie waarin de tweede set wel wordt gewonnen door mensen met een hoge promotiefocus. Het komt er dus eigenlijk op neer dat na verlies van de eerst set, bij winst van de tweede set, deze tweede winst met meer punten tegen wordt behaald als men een promotiefocus heeft. Men zou kunnen speculeren dat deze relatief uitzonderlijke situatie zich voordoet door kenmerken van de tegenspeler. Verwacht zou worden dat promotiefocus en verlies van de eerste set de kans op winnen van de tweede set verkleint, maar in de situatie waarin toch de tweede set gewonnen wordt, de winst plaatsvindt met meer punten tegen.

Het verschil in punten in de tweede set bij spelers met preventiefocus zowel na winst (Hypothese 2) als na verlies (Hypothese 4) van de eerste set, laten geen significante relaties zien in dit onderzoek. Dit kan geconcludeerd worden aan de hand van alle drie de

operationalisaties van de regulatiefocus.

In dit onderzoek is er ondersteuning gevonden voor Hypothese 5 aan de hand van zowel de vragenlijst over het nastreven van doelen als de Higgins RFQ. De strategiegebruik-vragenlijst laat wederom geen significante resultaten zien voor deze hypothese. De

significante relatie komt in de vragenlijst over doelen naar voren bij preventiefocus na verlies van de eerste set. Naarmate een preventiefocus sterker wordt, zal na verlies van de eerste set vaker een derde set gespeeld worden. Ditzelfde effect is voor de Higgins RFQ ook gevonden, maar het effect is marginaal significant. De scores op de Higgins RFQ voor preventiefocus

(27)

laten een significant effect zien wanneer de eerste set gewonnen is en de daarmee kleiner wordende kans op het spelen van een derde set.

Beide vragenlijsten laten, significant of marginaal significant, ondersteuning zien voor de voorspelde reactie van preventie-georiënteerde personen op een verliessituatie. Scholer en Higgins (2012) stellen dat het verlies (van de eerste set) als angstig ervaren wordt, doordat er niet is voldaan aan de verplichting (het winnen van de eerste set). Deze spelers worden hierdoor erg gemotiveerd om de balans weer te herstellen en zij zullen er alles aan doen om dit te bewerkstelligen (winnen van tweede set; Idson et al., 2000; Magnus & Klaassen, 2010; Scholer & Higgins, 2012). Tevens wordt er aan de hand van de scores op de Higgins RFQ een onverwacht effect gevonden voor de winst van de eerste set en de kleinere kans op het spelen van de derde set. Ondanks dat deze relatie niet is verwacht in dit onderzoek is het wel terug te koppelen vanuit de beschreven literatuur. Iemand met een preventiefocus zal het succes (winst van eerste set) niet ervaren als vooruitgang, maar als vereiste om de balans te behouden (0; Scholer & Higgins, 2012). Degene met een preventiefocus zal de voldoening van het behoud van de balans als prettig ervaren en voelt zich kalm over de situatie (Scholer & Higgins, 2012). Kijkend naar het onderzoek kan gesteld worden dat een preventiefocus-tennisser na winst van de eerste set zich kalm voelt en op dezelfde manier de tweede set zal gaan spelen. De tweede set wordt in deze situatie vaker gewonnen, waardoor een derde set overbodig wordt voor de winst van de wedstrijd. Eigenlijk lijkt het dus dat er voor een sterke preventiefocus weinig verschil is na winst of verlies van de eerste set, maar dat bij een zwakke preventiefocus verlies minder motiverend is dan winst (zie Figuur 4).

Mede omdat de ondersteuning voor Hypothese 5 deels afhankelijk is van de winst of het verlies van de tweede set, is er in dit onderzoek ook gekeken naar de kans hierop na de winst of het verlies van de eerste set voor beide regulatiefoci. De scores afkomstig van de doelen-vragenlijst komen overeen met de resultaten voor Hypothese 5. Bij een sterke

(28)

preventiefocus bestaat er na verlies van de eerste set meer kans op de winst van de tweede set. Er wordt een significant effect gevonden voor preventie-georiënteerde spelers, wanneer zij de eerste set verloren hebben op de kans op de winst van de tweede set. Voor de scores

afkomstig van de Higgins RFQ worden geen overeenkomsten gevonden voor de resultaten op de kans op het winnen van de tweede set. Overigens wordt voor de vragenlijst over het strategiegebruik geen significante effecten gevonden, net zoals bij het testen van de andere hypotheses.

Het meest consistente wat uit dit onderzoek naar voren lijkt te komen is dat een speler met een preventiefocus een grotere kans heeft om een derde set te spelen wanneer vooraf een verliessituatie heeft plaatsgevonden (verlies eerste set). Daarnaast lijkt er een trend naar voren te komen voor spelers met een promotiefocus en de reactie die volgt na een verliessituatie (verlies eerste set). Daarbij kan gesteld worden dat de invloed van een verliessituatie voor meer effecten heeft gezorgd dan winstsituaties in dit onderzoek. Met andere woorden, dit onderzoek geeft ondersteuning voor een aantal van de algemene principes van regulatory focus theorie (Higgins, 1997). Specifiek stelt de theorie dat individuen met een preventiefocus vooral bezig zijn met het vermijden van negatieve gebeurtenissen of uitkomsten (Scholer & Higgins, 2012). Omdat zij het leven vol met verantwoordelijkheden en verplichtingen zien, wordt er alles aan gedaan om aan deze verplichtingen te voldoen en daarvoor is

waakzaamheid een goede strategie. Wanneer er niet aan de verplichten voldaan (-1) kan worden, kan er een verschuiving in motivatie ontstaan (Higgins, 1997). Het verschil in motivatie zal minder snel verschijnen wanneer er wel is voldaan aan de plichten (+1), omdat preventiefocus individuen meer gericht zijn op het behalen van verlies en niet-verlies (Scholer & Higgins, 2012). In de sport komt dit veelvuldig voor, waarbij er punten tegen (-1) en zelf behaald (+1) kunnen worden gedurende een wedstrijd. Het onderzoek verklaart dat een preventiefocus het beste tot zijn recht zal komen wanneer er verliessituaties optreden, want

(29)

naarmate verlies (-1) wordt ervaren zal degene harder gaan werken om de balans (0) weer te herstellen.

Het omgekeerde lijkt voor promotie-georiënteerden te gelden. De regulatory focus theorie stelt dat een individu met een promotiefocus opzoek is naar positieve gebeurtenissen en uitkomsten. De omgeving wordt waargenomen vol met mogelijkheden tot verbetering en er wordt alles aan gedaan om deze verbeteringen te behalen, hiervoor is gretigheid een geschikte strategie (Higgins, 1997). De verschuiving in motivatie zal plaatsnemen wanneer een

verbetering (+1) wordt ervaren. Tegenovergesteld aan een preventie-georiënteerde, zal een promotiefocus individu minder gevoelig zijn voor verlies (-1), omdat zij de wereld zien in winst en non-winst (Scholer & Higgins, 2012). In de sport zullen promotiefocus individuen minder gebaat zijn bij een verliessituatie, omdat, zoals in dit onderzoek is gesuggereerd, er een motivatie vermindering zal plaatsvinden. Toch blijkt ook uit dit onderzoek dat deze vermindering in motivatie de verbetering (winst van tweede set) niet in de weg staat.

Opgemerkt moet worden dat een aantal cruciale hypotheses met betrekking tot regulatory focus theorie niet zijn ondersteund of slechts in kleine mate. Deze uitkomsten suggereren dat de theorie ingewikkelder is dan waarvan in dit onderzoek uit is gegaan en dat toekomstig onderzoek naar deze mechanismes van groot belang is voor het ondersteunen en verder specificeren van de theorie.

Sterke Punten en Beperkingen

Een sterk punt van dit onderzoek is de vergaarde data. Er hebben veel deelnemers meegedaan waarvan er meerdere metingen per deelnemer beschikbaar waren. Bovendien is er in deze studie sprake van een ‘natuurlijk’ experiment, want de data is gebaseerd op echte faal en succes ervaringen binnen tennis. Er is gekeken naar de tenniswedstrijden tijdens een echte competitie en deze situaties creëren het ‘natuurlijke’ experiment: ondanks dat er geen random toewijzing plaatsvond, kregen de mensen wel een specifieke ‘behandeling’ (winnen of

(30)

verliezen) op basis waarvan de consequenties waargenomen zijn. Er bestaat dus een sterke basis voor causaliteit, omdat het zeer onwaarschijnlijk is dat relaties die in dit onderzoek gevonden zijn de andere kant op gaan.

Een ander sterk punt van dit onderzoek is dat er gebruik is gemaakt van een nieuwe vragenlijst om de mate van regulatiefocus te meten op basis van de vragenlijsten die door Hamstra en collega’s (2014) en Sassenberg en collega’s (2011) worden gebruikt. Deze vragenlijst vindt voor een deel dezelfde resultaten als de Higgins RFQ, zoals voor de kans op het spelen van een derde set voor preventiefocus spelers. Bovendien worden er aan de hand van de doelen-vragenlijst meer resultaten gevonden vergeleken met de resultaten van de Higgins RFQ, zoals de zichtbare trend voor promotiefocus spelers en het aantal punten dat zij tegen hebben gekregen in de tweede set. Echter moet nog uit verder onderzoek blijken welke vragenlijst het beste de relevante componenten van regulatiefocus kan meten.

Evenzeer is dit onderzoek een goede aanvulling voor de nog nieuwe sportinvalshoek binnen het onderzoeksveld van psychologie. Veel sport-gerelateerde onderzoeken zijn gedaan naar de anatomie, voeding en fysiologische vaardigheden, maar op psychologisch gebied is het nog lastig om (top)sporters aan de hand van prestaties te onderzoeken, hoewel al een tijd de vraag bestaat: welke persoonlijkheid of psychologische eigenschappen zorgen voor de beste (sport)prestaties?

Echter zijn er ook een aantal beperkingen aan dit onderzoek. Zo is er nog weinig onderzoek gedaan in de tenniswereld naar de invloed van winst of verlies binnen een tenniswedstrijd. Mede hierom is er weinig informatie beschikbaar over het vergaren van de juiste gegevens. De vragenlijsten kunnen niet voldoende aangepast zijn aan het tennisdomein en zo kon het voor de deelnemers lastig geweest zijn om te bepalen aan de hand van welke situatie zij de vragenlijsten moesten invullen (tennis, werk, school of algemeen).

(31)

Bovendien wordt in dit onderzoek de prestatie van de spelers gelijk gesteld aan dat van het aantal behaalde punten in de tweede set van een tenniswedstrijd. Er kan dus getwijfeld worden aan de validiteit van dit onderzoek. Er zijn meerdere componenten aanwezig die invloed kunnen uitoefenen op een prestatie van tennisspelers gedurende een tenniswedstrijd. Zowel de verandering in motivatie (onderzocht in deze studie), als het opvatten van succes of falen als feedback kunnen invloed hebben op de prestatie. Bovendien is een tenniswedstrijd een fysieke activiteit waarbij het mogelijk is dat er vermoeidheid en verzuring optreedt bij de speler. Een tenniswedstrijd duurt gemiddeld anderhalf uur dus na een eerste set van ongeveer 45 minuten à één uur kan een speler vermoeid raken. Een verandering in prestatie kan dus ook afhankelijk zijn van de conditie van de tennisser. Het is van belang dat er in volgend

onderzoek wordt gekeken naar meerdere aspecten van de prestatie, want het is zeer

onwaarschijnlijk dat alleen de regulatiefocus invloed heeft op de uiteindelijke prestatie van tennissers.

Een andere limitatie aan dit onderzoek is dat er in het tennisspel altijd sprake is van één (of meerdere) tegenstander(s). De invloed van de tegenstander is in dit onderzoek lastig mee te nemen. De tegenstander heeft ook een regulatiefocus, maar deze is niet gemeten. Zo wordt het complex om een tenniswedstrijd te bekijken aan de hand van één score op de regulatiefocus, terwijl er twee mensen participeren aan de wedstrijd. In dit onderzoek is wel het niveau van beide spelers bekeken, maar dit maakte voor de analyses geen verschil in de resultaten. Bovendien kunnen de aspecten die invloed hebben op de prestatie van de speler, zoals de verandering in motivatie, de congruentie of discongruentie tussen het soort feedback en regulatiefocus, en de conditie, ook van toepassing zijn op de prestatie van de tegenstander. In vervolgonderzoek binnen het tennisdomein is het daarom van belang om data van beide spelers te gebruiken om realistische uitspraken te kunnen doen over een uitslag van de tenniswedstrijd.

(32)

Vervolgonderzoek

Het leven van toptennissers kan soms eenzaam zijn, doordat er vaak individueel gestreden wordt in een wedstrijd. Vaak zijn het de coaches en trainers die met de tennissers meereizen naar hun wedstrijden voor trainingen en mentale ondersteuning. Het is dus ook interessant om naar de regulatiefocus te kijken van de coach of trainer en de invloed van deze regulatiefocus op de tennisser. Sue-Chan, Wood en Latham (2012) stellen dat een coach met een promotiefocus relatief meer positieve invloed uitoefent op de prestatie van de

medewerkers. Dit onderzoek is gedaan binnen een organisatie waarbij het leveren van een prestatie afwijkt van de prestatie die sporters moeten leveren.

Zoals al eerder in dit onderzoek benoemd is, staat emotieregulatie niet los van zelfregulatie. Door een winst- of verliessituatie kunnen emoties veranderen of gelijk blijven (Carver, 2004). Omdat er bij een tenniswedstrijd steeds sprake is van een winst- of

verliessituatie (punten behaald of tegen gekregen), is het interessant om te kijken naar welke emoties zorgen voor de beste prestatie voor zowel promotie- als preventie-georiënteerden in verschillende situaties (winst of verlies). Reeds is bekend dat promotiefocus en preventiefocus verschillen in intensiteit en in kwaliteit van de ervaren emoties (Förster, Grant, Idson & Higgins, 2001; Higgins et al., 1997; Idson, Liberman & Higgins, 2000; Shah & Higgins, 2001). Als er verschillende emoties gekoppeld kunnen worden aan promotiefocus en preventiefocus individuen, kan hier in trainingen en wedstrijden rekening mee worden gehouden.

Conclusie

Kortom kan er gesteld worden dat het hebben van een preventiefocus positief kan uitpakken voor een tennisspeler. Vooral wanneer de eerste set verloren wordt zal er een grotere kans bestaan dat er een derde set gespeeld wordt en de tennisser dus nog wel een kans maakt om de wedstrijd te winnen. Dit onderzoek draagt bij aan de ondersteuning van het

(33)

gebruik van de nieuwe gebruikte vragenlijst (nastreven van doelen) voor het meten van de regulatiefocus. Bovendien wordt er door dit onderzoek een stap gezet in de richting van meer onderzoek binnen het tennisdomein. Aan de hand van wat is duidelijk geworden uit dit onderzoek kan er gesteld worden dat de regulatiefocus van een tennisser invloed heeft op hun prestatie in een tenniswedstrijd. Het hebben van kennis over de regulatiefocus kan gebruikt worden in verschillende trainingsvormen voor een promotiefocus- en een preventiefocus-tennisser. Voor een individuele sport als tennis is het van groot belang dat er meer inzichten komen in psychologische constructen die kunnen opspelen gedurende een tenniswedstrijd.

(34)

Literatuurlijst

Carver, C. S. (2004). Self-regulation of action and affect. In R. F. Baumeister & K. D. Vohs (Eds.), Handbook of self-regulation: Research, theory and applications (pp. 13–39). New York, The Guilford Press.

Carver, C. S. (2006). Approach, avoidance, and the self-regulation of affect and action. Motivation and Emotion, 30, 105-110.

Crowe, C., & Higgins, E. T. (1997). Regulatory focus and strategic inclinations: Promotion and prevention in decision-making. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 69, 117-132.

Förster, J., Grant, H., Idson, L. C., & Higgins, E. T. (2001). Success/failure feedback, expectancies, and approach/avoidance motivation: How regulatory focus moderates classic relations. Journal of Experimental Social Psychology, 37, 253-260.

Higgins, E. T. (1987). Self-discrepancy: A theory relating self and affect. Psychological Review, 94, 319-340.

Higgins, E. T., Friedman, R. S., Harlow, R. E., Idson, L. C., Ayduk, O. N., Taylor, A. (2001). Achievement orientations from subjective histories of success: Promotion pride versus prevention pride. European Journal of Social Psychology, 31, 3-23

Higgins, E. T. (1997). Beyond pleasure and pain. American Psychologist, 52, 1280-1300. Higgins, E. T., & Silberman, I. (1998). Development of regulatory focus: Promotion and

prevention as ways of living. In J. Heckhausen & C. S. Dweck (Eds.), Motivation and self-regulation across the life span (pp. 78–113). New York, Cambridge University Press.

Higgins, E. T., Roney, C., Crowe, E., & Hymes, C. (1994). Ideal versus ought predilections for approach and avoidance: Distinct self-regulatory systems. Journal of Personality and Social Psychology, 66, 276-286.

(35)

Higgins, E. T., Shah, J. Y., & Friedman, R. (1997). Emotional responses to goal attainment: Strength of regulatory focus as moderator. Journal of Personality and Social

Psychology, 72, 515-525.

Idson, L. C., & Higgins, E. T. (2000). How current feedback and chronic effectiveness influence motivation: Everything to gain versus everything to lose. European Journal of Social Psychology, 30, 583–592.

Idson, L. C., Liberman, N., & Higgins, E. T. (2000). Distinguishing gains from nonlosses and losses from nongains: A regulatory focus perspective on hedonic intensity. Journal of Experimental Social Psychology, 36, 252-274.

Keller, J. (2008). On the development of regulatory focus: The role of parenting styles. European Journal of Social Psychology, 38, 354-364.

Keller, J., & Pfattheicher, S. (2013). The compassion-hostility paradox: The interplay of vigilant, prevention-focused self-regulation, compassion, and hostility. Personality and Social Psychology Bulletin, 39, 1518-1529.

Knight, G., & O’Donoghue, P. (2011). The probability of winning break points in Grand Slam men’s singles tennis. European Journal of Sport Science, 12, 462-468.

Lane, A. M., Beedie, C. J., Jones, M. V., Uphill, M., & Davonport, T. J. (2012). The BASES expert statement on emotion regulation in sport. Journal of Sports Sciences, 30, 1189-1195.

Magnus, J. R., & Klaassen, F. J. G. M. (2010). The final set in a tennis match: Four years at Wimbledon. Journal of Applied Statistics, 26, 461-468.

Scholer, A. A., & Higgins, E. T. (2012). Too much of a good thing? Trade-offs in promotion and prevention focus. In R. Ryan (Ed.), Oxford Handbook of Motivation (pp. 65-84). Oxford: Oxford University Press.

(36)

general impact of promotion and prevention. Journal of Personality and Social Psychology, 80, 693-705.

Strauman, T. J. (2002). Self-regulation and depression. Self and Identity, 1, 151-157.

Sue-Chan, C., Wood, R. E., & Latham, G. P. (2012). Effect of coach’s regulatory focus and an individual’s implicit person theory on individual performance. Journal of

Management, 38, 809-835.

Van Dijk, D., & Kluger, A. N. (2004). Feedback sign effect on motivation: Is it moderated by regulatory focus? Applied Psychology, 53, 113-135.

Warr, P., Bindle, U. K., Parker, S. K., & Inceoglu, I. (2014). Four-quadrant investigation of job-related affects and behaviours. European Journal of Work and Organizational Psychology, 23, 342-363.

Zou, X., Scholer, A. A., & Higgins, E. T. (2014). In pursuit of progress: Promotion motivation and risk preference in de domain of gains. Journal of Psychology and Social Psychology, 106, 183-201.

(37)

Figuur 1. De modererende rol van de winst of het verlies van de eerste set op de relatie tussen lage en hoge promotiefocus en de verschilscore in de tweede set (doelen-vragenlijst). Bij een sterke promotiefocus worden er meer punten tegen kregen na verlies van de eerste set ten opzichte van een zwakke promotiefocus. Dit is te zien aan de kleiner wordende verschilscore.

1 2 3 4 5

Low Promotiefocus High Promotiefocus

V ersch il sco re 2 e set Verlies 1e set Winst 1e set

(38)

Figuur 2. De modererende rol van de winst of het verlies van de eerste set op de relatie tussen lage of hoge preventiefocus en de winst op de tweede set (doelen-vragenlijst). Voor een sterke preventiefocus geldt dat er een grotere kans bestaat op de winst van de tweede set wanneer de eerste set verloren is in vergelijking met een zwakke preventiefocus.

-2 -1 0 1 2 3

Low Preventiefocus High Preventiefocus

K an s op w in st 2e s et Verlies 1 set Winst 1e set

(39)

Figuur 3. De modererende rol van de winst of het verlies van de eerste set op de relatie tussen lage hoge preventiefocus en het spelen van de derde set (doelen-vragenlijst). De kans op het spelen van een derde set is groter voor een sterke preventiefocus dan voor een zwakker preventiefocus wanneer de eerste set verloren is.

-1 0 1 2 3

Low Preventiefocus High Preventiefocus

W el s p el en v a n 3 e s et Verlies 1 set Winst 1e set

(40)

Figuur 4. De modererende rol van de winst of het verlies van de eerste set op de relatie tussen lage of hoge preventiefocus en de winst op de tweede set (Higgins RFQ). De kans op de winst van de tweede set voor preventiefocus is niet afhankelijk van de winst of de verlies van de eerste set. -3 -2 -1 0 1 2

Low Preventiefocus High Preventiefocus

K a n s o p w in st 2 e set Winst 1e set Verlies 1e set

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

L'itinéraire de la chaussée romaine que l'on suivait de Reims à Warcq et à laquelle les premiers inventeurs déjà prêtaient Cologne comme destination, n'avait été jusqu'à

[r]

Lastly, the remedial actions would call upon institutions of higher learning in South Africa to pursue intentionally and very vigorously internationalisation

Obesity-induced metabolic abnormalities have been associated with increased oxidative stress which may play an important role in the increased susceptibility to myocardial

Ook de financiering met 1,5 miljoen euro door ZonMw van het zogenaamde WIDE-project waarin het Antoni van Leeuwenhoek, het UMC Utrecht en de Hartwig Medical Foundation

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

er niet te zijn, maar zullen wij in de praktijk veel- vuldig aantreffen als elementen van een mini- maal in voldoende mate bepaalbaar aanbod. En dat verklaart misschien ook wel