• No results found

Culturele verschillen in emotieregulatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Culturele verschillen in emotieregulatie"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Culturele Verschillen in Emotieregulatie Holaind, N.

Instituut: Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10148361

Datum: 27 juni 2014

Studieonderdeel: Bachelorthese Sociale Psychologie

Begeleider: Loes Kreemers

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Culturele Verschillen in Emotieregulatie ... 4

Culturele Verschillen in het Reguleren van Emotionele Ervaring en Expressie ... 8

Culturele Verschillen in de Gevolgen van Suppression ... 13

Oorzaak van de Culturele verschillen in de Gevolgen van Suppression ... 19

Conclusie en Discussie ... 23 Onderzoeksvoorstel ... 26 Methode ... 27 Resultaten ... 30 Literatuurlijst ... 31 2

(3)

Abstract

Culturele verschillen in emotieregulatie tussen individualistische en collectivistische culturen worden in dit literatuuroverzicht in kaart gebracht. Allereerst zal blijken dat mensen uit een collectivistische cultuur minder geneigd zijn dan mensen uit een individualistische cultuur emoties hedonistisch te reguleren. De cultuurverschillen worden gemodereerd door de overtuiging dat negatieve emoties nuttig kunnen zijn en positieve emoties negatieve aspecten kunnen bevatten, die overtuiging leeft vooral onder collectivistische culturen. Binnen een collectivistische cultuur worden emoties vaker onderdrukt (suppression) dan binnen een individualistische cultuur. Aan suppression worden negatieve gevolgen zoals onder andere hart en vaatziekten gelinkt in westerse culturen. Dit verband kan niet worden gevonden in collecitivistische landen. Tenslotte laat breinonderzoek zien dat cultuurverschillen in emotieregulatiestrategieen ook verschillen in breinactiviteit opleveren.

(4)

Culturele Verschillen in Emotieregulatie

De spijker die uitsteekt, wordt op zijn kop geslagen is een bekend Japans gezegde. Een bekend Amerikaans gezegde is: “If you want a place in the sun, you must leave the shade of the family tree”. De verschillen tussen Oost en West schemeren door in deze wijsheden. In Oosterse culturen wordt het doorgaans op prijs gesteld om te conformeren aan de groep (Kim & Markus, 1999). In Westerse landen ziet men het zich onderscheiden van anderen als voorwaarde voor succes (Kim & Markus, 1999). De eigen culturele achtergrond schrijft voor wat de verwachtingen zijn over gedragingen in de groep. De vanzelfsprekendheid van

ongeschreven regels valt weg in een andere cultuur. Steeds meer mensen reizen de wereld over en vooral Azië is erg in trek getuigen ook de cijfers. In 2013 kwam het aantal reizigers via Schiphol volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS] (2013) uit op 58 miljoen. Vluchten naar China zijn tussen 2003 en 2005 verdrievoudigd [CBS] (2006). Door het

groeiende aantal reizigers is het aannemelijk dat interculturele relaties ontstaan en de behoefte aan communicatie toeneemt. Alleen dezelfde taal beheersen volstaat niet in communicatie. Naast het uitspreken (verbale communicatie) van je gedachtes en wensen, is non-verbale communicatie minstens zo belangrijk (Mehrabian, 1981). Non-verbale communicatie bestaat uit houding, motoriek en gezichtsuitdrukking. Ook emoties spelen een belangrijke rol in communicatie, omdat zij de drijfveren zijn van gedrag en belangrijke sociale functies hebben (Keltner, Ekman, Gonzaga & Beer, 2003). Volgens het emotions as social information model (EASI) van Van Kleef (2009) dienen emoties als sociale informatie op twee manieren, namelijk inferenties en affect. Inferenties is een gevolgtrekking maken op basis van de emotie.Beeld je eens in dat je hebt afgesproken met een collega in de bar. Jouw collega is boos, omdat je twintig minuten te laat bent. De boosheid van die collega laat je inzien dat jouw gedrag ongepast is en motiveert je om de volgende keer op tijd te zijn (inferenties). De emotie kan ook een affectieve reactie oproepen. Doordat de collega boos is, vind je hem bij

(5)

nader inzien toch niet zo aardig en je zult de volgende keer niet meer afspreken (affect). De beleving en de expressie van emoties verschillen per cultuur in intensiteit en frequentie (e.g., Mesquita & Karasawa, 2002; Kitayama, Markus & Kurokawa, 2000; Kitayama, Mesquita & Karasawa 2006). In Oosterse culturen is het bijvoorbeeld niet gewenst om intense emoties zoals boosheid te uiten, vanwege culturele emotienormen (Safdar et al., 2009). Dit zijn normen die voorschrijven welke emoties gepast en ongepast zijn in specifieke situaties. Stel nu eens dat jouw collega van Japanse afkomst is en zijn boosheid onderdrukt. Je zult nooit weten dat je collega jouw gedrag ongepast vindt en dan zijn inferenties en affect niet mogelijk. Er mist een groot deel van de communicatie. De culturele verschillen in

emotiebeleving en expressie kunnen de sociale interactie bemoeilijken in een interculturele relatie. In dit literatuuroverzicht zal daarom worden gekeken naar de manier waarop mensen uit verschillende culturen omgaan met hun emoties.

Het omgaan met emoties wordt emotieregulatie genoemd (Niedenthal, Krauth-Gruber & Ric, 2006). Zelfregulatie, waar emotieregulatie onderdeel van is, is het in lijn brengen van onze gedachten, gevoelens en gedrag met onze doelen (Karoly, 1993). Emotieregulatie wordt gestuurd door onze doelen. Over het algemeen willen mensen zich liever goed voelen dan slecht (Larsen, 2000). Een belangrijk motief om emoties te reguleren is daarom het hedonistisch motief (Niedenthal et al., 2006). Dit is de motivatie om vervelende, pijnlijke gevoelens te vermijden en aangename gevoelens op te zoeken. Volgens het proces model van emotieregulatie (Gross, 1998, 1999, zie ook Niedenthal et al., 2006) zijn er twee vormen van emotieregulatie, namelijk antecedent-focused en response-focused emotieregulatie.

Antecedent-focused emotieregulatie wordt ingezet voordat de emotie volledig is ontketend en bestaat uit het anticiperen op en het beheersen van emotionele reacties door omgeving en cognities actief te selecteren en te beïnvloeden. De meest bestudeerde antecedent-focused emotieregulatiestrategie is cognitive reappraisal (Niedenthal et al., 2006). Dit is het

(6)

aanpassen van gedachten over de situatie. Zo kun je bijvoorbeeld angstige gevoelens verminderen door een tentamen te zien als een uitdaging in plaats van een kans om te falen. Response-focused emotieregulatie wordt gebruikt wanneer de emotie al aanwezig is en heeft betrekking op de expressieve, fysiologische en ervaringsgerichte aspecten van de emotie. De meest bestudeerde response-focused emotieregulatiestrategie is suppression. Dit is het onderdrukken of versterken van emotionele (gezichts-) expressies, zoals in het voorbeeld van de Japanse collega.

Emotieregulatie is cruciaal voor succesvolle sociale interacties en sociale competentie (Bell & Calkins, 2000) en voor het onderhoud van interpersoonlijke relaties (Matsumoto, Yoo & Nakagawa 2008). Bij veel onderzoek naar emotieregulatie is de Westerse blik leidend en wordt er gebruik gemaakt van Westerse participanten. Westerse participanten leven in een individualistische cultuur, waar individuele rechten en vrijheden, onafhankelijkheid en uniciteit gewaardeerd worden (Kim & Markus, 1999). Voorbeelden van landen met een individualistische cultuur zijn Noord Amerika en landen in West-Europa (Hofstede, 1980). In een collectivistische cultuur worden verbondenheid, sociale harmonie, conformiteit en

individuele verantwoordelijkheden voor de groep gewaardeerd (Kim & Markus, 1999). Voorbeelden van landen met een collectivistische cultuur zijn Latijns Amerika, veel

Aziatische landen en landen in Zuid- en Oost Europa (e.g., Hofstede, 1983; Schwartz, 1994). Hoewel circa 80% van de wereldbevolking uit een collectivistische cultuur komt, is het meeste onderzoek naar emotieregulatie gedaan in landen met een individualistische cultuur (Heine, 2012). Dit geeft aanleiding de generalisatie op grond van cultuur in deze onderzoeken in twijfel te trekken (Butler, Lee & Gross, 2007; Consedine, Magai & Bananno, 2002).

Mensen uit een individualistische cultuur beschouwen zichzelf als afzonderlijke, autonome entiteiten waarvan de identiteit wordt bepaald door een unieke combinatie van innerlijke kenmerken (Heine, 2012). Dit zelfbeeld wordt independent self genoemd (Markus &

(7)

Kitayama, 1991). In een collectivistische cultuur is de identiteit sterk verweven met die van anderen. Dit zelfbeeld wordt interdependent self genoemd (Markus & Kitayama, 1991). Deze verschillen in zelfbeeld zijn niet slechts theoretisch. Ook in het brein kan hier ondersteuning voor worden gevonden. In een fMRI studie (Zhu, Zhang, Fan & Han, 2007) kregen Chinese en Westerse participanten de taak om aan te geven hoe kenmerkend zij een aantal

eigenschappen vonden voor de eigen identiteit en die van hun moeder terwijl zij in de scanner lagen. Bij Westerse participanten waren verschillende delen in het brein actief tijdens deze taak. De onderzoekers concludeerden dat Westerlingen zichzelf en hun moeder op andere plekken vertegenwoordigen in het brein. Dit komt overeen met het independent zelfbeeld, waarin individuen gescheiden zijn van andere individuen. Chinese participanten daarentegen toonden activering in dezelfde delen van het brein, namelijk in de mediale prefrontale cortex (MPC), wanneer zij aan de eigen identiteit of die van hun moeder dachten. De MPC wordt geassocieerd met zelf representaties (Heatherton et al., 2006). De onderzoekers concludeerden dan ook dat moeders een onderdeel zijn van het zelfbeeld bij Chinese participanten. Dit komt overeen met het interdependent zelfbeeld, waarin de groep onderdeel is van de identiteit.

Sociale situaties worden gezien als een mogelijkheid om de identiteit te bevestigen of te schaden (Heine, 2012; Mesquita, 2001). Mensen met een independent zelfbeeld zullen de sociale situatie zien als een mogelijkheid om zichzelf te onderscheiden van anderen. Of, in het geval van confrontatie kan de situatie een belemmering vormen voor het zelfbeeld. Als gevolg van deze interpretatie van sociale situaties uiteenlopende emoties, zoals blijdschap, trots, boosheid en frustratie vaker voorkomen en meer geaccepteerd zijn in een individualistische cultuur. Deze emoties worden socially disengaged emotions (Kitayama, Mesquita &

Karasawa, 2004) genoemd. Voor mensen met een interdependent zelfbeeld is het belangrijk om de groepscohesie te waarborgen. Door deze interpretatie zijn emoties, zoals

vriendelijkheid, respect, schuld en schaamte wenselijk. Deze emoties worden socially

(8)

engaged emotions (Kitayama et al., 2004) genoemd. Het deel uitmaken van een

individualistische of collectivistische samenleving lijkt van invloed op de manier waarop wij onze emoties beleven en uiten. De verwachting is dat culturele verschillen ten grondslag liggen aan de manier waarop emoties worden gereguleerd.

In dit literatuuroverzicht wordt daarom gekeken naar de verschillen in emotieregulatie tussen mensen uit een collectivistische en individualistische cultuur. In de eerste paragraaf wordt besproken wat de culturele verschillen zijn in het reguleren van de emotionele beleving en expressie. In het bijzonder worden de motivatie om emoties te reguleren en verschillen in het gebruik van twee emotieregulatiestrategieën uiteengezet, suppression en cognitive reappraisal. Suppression staat bekend als een ongezonde emotieregulatiestrategie (John & Gross, 2004). Deze strategie wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten (Brosschot & Thayer, 1998; Smith, 1992), depressie (Gross & John, 2003) en negatieve sociale gevolgen (Butler et al. 2003) bij de Westerse populatie. In de tweede paragraaf wordt daarom beschreven of de gevolgen van suppression vertaald kunnen worden naar collectivistische culturen. Om licht te werpen op de mogelijke oorzaken van culturele verschillen in gevolgen van suppression wordt in de laatste paragraaf onder andere

breinonderzoek besproken.

Culturele Verschillen in het Reguleren van Emotionele Ervaring en Expressie Een belangrijk motief om emoties te reguleren is het hedonistisch motief (Niedenthal et al., 2006). Dit is de motivatie om vervelende, pijnlijke gevoelens te vermijden en

aangename gevoelens op te zoeken. Op basis van de literatuur kan verwacht worden dat mensen in landen met een individualistische cultuur eerder geneigd zijn emoties hedonistisch te reguleren (Kitayama et al., 2000). Mensen uit een individualistische cultuur willen zich maximaal ontplooien als individu en het geluk nastreven. Het recht om te streven naar

persoonlijk geluk staat zelfs verankerd in de Amerikaanse grondwet: “We hold these truths to 8

(9)

be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness” (Jefferson, 1776, p. 1). Zoals eerder besproken zullen mensen uit een collectivistische cultuur meer rekening houden met andere individuen (Heine, 2012). Het zoeken naar een balans tussen positieve en negatieve emoties is waarschijnlijk meer gewenst in een collectivistische cultuur.

Onderzoek (Miyamoto, Ma & Petermann, 2014) laat zien dat mensen uit een

individualistische cultuur meer geneigd zijn dan mensen uit een collectivistische cultuur om emoties hedonistisch te reguleren na een negatieve gebeurtenis. In het onderzoek werden 72 Europees-Amerikaanse en 41 Aziatisch-Amerikaanse (e.g. Chinezen, Maleisiërs) studenten, die een cursus inleiding tot de psychologie volgden, uitgenodigd om deel te nemen aan een driedelige online survey. Alleen de studenten die een slecht cijfer hadden behaald op de cursus werden meegenomen in de analyses. De eerste survey werd afgenomen voorafgaand aan het ontvangen van het cijfer en bevatte een aantal vragen over demografische kenmerken. Direct na het ontvangen van het cijfer werd de tweede survey afgenomen. Deze survey mat 20 emoties en de emotieregulatiestrategie die zij zouden willen toepassen. De derde survey werd de dag erna ingevuld. Er werd opnieuw gevraagd in welke mate zij de 20 emoties ervoeren. Uit de resultaten bleek dat Europees-Amerikaanse en Aziatisch-Amerikaanse participanten zich even slecht voelden na het ontvangen van het slechte cijfer. Europees-Amerikaanse participanten waren meer geneigd dan Aziatisch-Amerikaanse participanten om emoties hedonistisch te reguleren. De dag na het ontvangen van het cijfer ervoeren Europees-Amerikaanse participanten meer positieve en minder negatieve emoties dan hun Aziatisch-Amerikaanse tegenhangers, in lijn met de emotieregulatiestrategie van de participanten. In het onderzoek van Miyamoto en Ma (2011) werd dezelfde opzet gehanteerd, maar met één

uitzondering. Alleen participanten die een goed cijfer hadden behaald voor de cursus werden

(10)

meegenomen in de analyses. Uit de resultaten kwam naar voren dat Aziatisch-Amerikaanse participanten minder geneigd waren dan Europees-Amerikaanse om hun emoties hedonistisch te reguleren en gaven aan vaker positieve emoties te willen onderdrukken.

Uit beide studies blijkt dat mensen uit een individualistische samenleving hun emoties meer hedonistisch reguleren dan mensen uit een collectivistische samenleving. Bovenstaande studies geven niet aan waarom dat zo is. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Enerzijds kan het zijn dat mensen uit een collectivistische cultuur het gevoel hebben dat het reguleren van emoties geen effect heeft op het veranderen van de emoties. Anderzijds kan de

overtuiging bestaan dat zij positieve emoties niet waardig zijn. Mensen uit een

collectivistische cultuur hebben over het algemeen minder zelfvertrouwen dan mensen uit een individualistische cultuur (Heine, Lehman, Markus & Kitayama, 1999). Eerder onderzoek liet zien dat mensen met weinig zelfvertrouwen minder doen aan hedonistische emotieregulatie dan mensen met veel zelfvertrouwen, omdat zij het gevoel hebben dat zij de positieve emoties niet verdienen (Heimpel, Wood, Marshall & Brown, 2002). Een laatste mogelijkheid is dat mensen uit een collectivistische cultuur negatieve aspecten zien aan positieve emoties (e.g., als je heel blij bent, zou dat jaloezie kunnen opwekken bij anderen) en positieve aspecten aan negatieve emoties (e.g., Schuldgevoel, zet aan tot handelen).

Miyamoto et al. (2014) onderzochten welke onderliggende factoren de oorzaak zouden kunnen zijn van de culturele verschillen in hedonistische emotieregulatie na een negatieve gebeurtenis. Europees-Amerikaanse en Aziatisch-Amerikaanse studenten werd gevraagd om te denken aan een belangrijke situatie waarin zij faalden als individu. Deze gebeurtenis schreven zij in detail op. Vervolgens gaven de participanten aan of zij een aantal gegeven emoties wilden reguleren in de beschreven situatie. Zij konden kiezen om geen invloed uit te oefenen of om de emotie te versterken, te behouden of te onderdrukken. Ten slotte werden er drie potentiële onderliggende factoren gemeten. Er werd gemeten in hoeverre de participanten

(11)

negatieve emoties nuttig vonden. Een voorbeeld vraag was: “Als er iets vervelends is gebeurd, zorgt de negatieve emotie ervoor dat ik de oorzaak kan thuisbrengen”. Er werd gemeten in hoeverre de participanten vonden dat zij de emoties verdienden: “Als ik ergens in faal, heb ik het gevoel dat ik het verdien om me rot te voelen”. Als laatste werd er nagegaan in hoeverre de studenten het gevoel hadden dat zij de emotie konden beïnvloeden: “Als de dingen niet goed gaan, heb ik het gevoel dat ik mijn stemming niet kan veranderen, zelfs niet als ik het probeer”. Alle vragen werden beantwoord op een zevenpuntenschaal van “sterk mee oneens” tot “sterk mee eens”. Uit de resultaten bleek dat participanten van Europees-Amerikaanse afkomst wederom meer geneigd waren dan Aziatisch-Amerikaanse participanten om emoties hedonistisch te reguleren. Uit een mediatieanalyse kwam naar voren dat hedonistische emotieregulatie volledig werd gemedieerd door de overtuiging dat negatieve emoties nuttig zijn. Andere factoren waren niet significant. Dit suggereerde dat mensen uit een

collectivistische samenleving minder geneigd waren om emoties hedonistisch te reguleren na het ervaren van een negatieve gebeurtenis dan mensen uit een individualistische samenleving, omdat zij het nut inzagen van deze negatieve emoties. Soortgelijke resultaten werden

gevonden in het onderzoek van Miyamoto en Ma (2011). Zij keken naar de onderliggende factoren van culturele verschillen in hedonistische emotieregulatie na een positieve

gebeurtenis. Mensen uit een collectivistische cultuur hadden meer de neiging dan mensen uit een individualistische cultuur om positieve emoties te onderdrukken. De culturele verschillen werden gemedieerd door de overtuiging dat positieve emoties negatieve aspecten bevatten. Een voorbeeldvraag om negatieve aspecten te meten was: “ik dacht dat er iets ergs zou gebeuren als ik me gelukkig zou blijven voelen”. Waarbij participanten op een

zevenpuntenschaal, variërend van 1 “helemaal niet” tot 7 “heel erg”, aangaven in hoeverre zij het met de vraag eens waren. Dit suggereert dat mensen uit een collectivistische cultuur hun

(12)

positieve emoties meer onderdrukten dan mensen uit een individualistische cultuur, omdat zij van mening waren dat de positieve emoties negatieve aspecten met zich mee brachten.

De tot nu toe besproken onderzoeken richten zich op het reguleren van emotionele ervaring, maar niet op het reguleren van de emotionele expressie. Of mensen uit een

collectivistische cultuur ook minder geneigd zijn om het expressieve aspect te reguleren dan mensen uit een individualistische cultuur kan niet worden afgeleid van deze resultaten. Het onderzoek van Matsumoto, Yoo en Nakagawa (2008) liet zien dat mensen uit een

collectivistische cultuur meer aan het onderdrukken van emotionele expressies doen dan mensen uit een individualistische cultuur. In hun onderzoek vulden 3.386 studenten uit 23 landen de emotion regulation questionnaire (ERQ) in. Deze bestond uit 6 items die de mate van reappraisal en 4 items die de mate van suppression bepaalden. De deelnemende landen werden gecategoriseerd in individualistisch en collectivistisch op basis van Hofstede’s (2001) dimensies. Uit de resultaten kwam naar voren dat mensen uit een collectivistische en

individualistische cultuur niet verschilden van elkaar in de mate van cognitive reappraisal. Suppression was negatief gecorreleerd met individualisme. Dit suggereert dat mensen uit een individualistische cultuur minder aan onderdrukken doen dan mensen uit een collectivistische cultuur.

Uit deze paragraaf komt naar voren dat mensen uit een collectivistische cultuur minder geneigd zijn dan mensen uit een individualistische cultuur om hun emotionele beleving

hedonistisch te reguleren na een positieve of negatieve gebeurtenis. De culturele verschillen in hedonistische emotieregulatie worden gemedieerd door de overtuiging dat negatieve emoties ook nuttig kunnen zijn en de overtuiging dat positieve emoties negatieve aspecten kunnen bevatten. Daarnaast komt naar voren dat mensen er geen culturele verschillen zijn in de mate van cognitive reappraisal. Wel deden mensen uit een collectivistische cultuur vaker dan mensen uit een individualistische cultuur aan suppression. In het Westen staat Suppression

(13)

bekend als een ongezonde emotieregulatiestrategie (John & Gross, 2004). De strategie wordt in verband gebracht met verschillende negatieve gevolgen. In de volgende paragraaf worden deze gevolgen besproken en nagegaan of deze te vertalen zijn naar een collectivistische cultuur.

Culturele Verschillen in de Gevolgen van Suppression

Veel Westers onderzoek naar de onderdrukking van emoties suggereren dat het onderdrukken van intens negatieve emoties gekoppeld is aan negatieve gevolgen, zoals hart- en vaatziekten (Brosschot & Thayer, 1998; Smith, 1992), depressie (Gross & John, 2003) en negatieve sociale gevolgen, zoals teruggetrokkenheid (butler et al. 2003). In deze paragraaf zal worden gekeken of de negatieve fysieke, intrapersoonlijke en interpersoonlijke gevolgen van suppression universeel zijn.

Het onderdrukken van intens negatieve emoties, zoals boosheid, zorgt voor een aanhoudende verhoogde bloeddruk (Brosschot & Thayer, 1998). Wat volgens de

onderzoekers kan leiden tot een verhoogde kans op hart- en vaatziekten. De onderzoekers beredeneerden dat elke emotie een reactie is op een stimulus en een bepaald actiepatroon in werking zet, het onderdrukken van de emotie zorgt dat dit actiepatroon niet kan worden afgemaakt. Er is een “onvoltooide” fysiologische voorbereiding voor actie. Als onderdrukken van boosheid in alle culturen tot een verhoogde bloeddruk zou leiden, dan zou je verwachten dat er in collectivistische culturen, waar emoties vaker worden onderdrukt, ook meer mensen kans hebben op hart- en vaatziekten. Onderzoek (Anderson, 2006) liet zien dat er culturele verschillen zijn in de fysiologische responsen op een boosheid-uitlokkende situatie. Aan het onderzoek deden 60 Engelstalige Canadese studenten (waarvan 57% blank, 37% Chinees en 6% overig) en 62 Kantonees-sprekende Canadese studenten mee (100% Chinees). Alle participanten kregen een boosheid-uitlokkende taak. Na de boosheid-uitlokkende taak kregen de participanten ofwel de mogelijkheid om uiting te geven aan hun boosheid, de expressie

(14)

conditie, of werden van deze mogelijkheid onthouden, de suppressie conditie. Het onderzoek bestond uit drie fasen. In alle fasen werd de bloeddruk en hartslag van de participanten gemeten. De eerste fase was bedoeld als baseline meting voor hartslag en bloeddruk. In de tweede fase kregen de participanten de taak om zo snel mogelijk en hardop terug te tellen vanaf 9000. De experimentleider bestookte de participanten met vervelende opmerkingen om op die manier boosheid en frustratie op te roepen bij de participanten. Een voorbeeld van een vervelende opmerking is: “[naam van participant], je bent erg traag en ook nog eens

inaccuraat. Het kan niet zijn dat je je best doet. Probeer het opnieuw”. Na de taak hadden alleen de participanten in de expressie conditie de mogelijkheid om een evaluatieformulier in te vullen over de competentie, welgemanierdheid en professionaliteit van de experimentleider. De derde fase was een herstelperiode om te meten hoe snel hartslag en bloeddruk

terugkeerden naar het baseline niveau. Na elke fase vulden de participanten de Emotion Rating scale in (ERS). Op een lijn van 10 centimeter met links “helemaal niet” en rechts “het meeste dat ik ooit heb gevoeld” gaven de participanten aan in welke mate een aantal emoties, waaronder boosheid en frustratie, werden ervaren. Uit de resultaten kwam naar voren dat er geen verschil was in zelf gerapporteerde frustratie en boosheid tussen de cultuurgroepen. Daarnaast was er eenzelfde stijging in bloeddruk en hartslag voor beide cultuurgroepen in de boosheid-uitlokkende taak, maar daalde significant sneller bij de Kantonees-sprekende participanten in vergelijking met de Engelstalige participanten in de derde fase. Er was geen verschil tussen condities en ook geen interactie effect tussen cultuur en conditie. Het lijkt er op dat mensen uit een individualistische cultuur over het algemeen langduriger emoties ervaren dan mensen uit een collectivistische cultuur, ongeacht of zij de emotie konden uiten of niet. Dat er geen verschil werd gevonden tussen condities verklaarde de onderzoeker achteraf door te stellen dat de expressie conditie niet sterk genoeg was. Het feit dat voor de participanten onduidelijk was of het invullen van het evaluatieformulier gevolgen zou hebben

(15)

voor de experimentleider, kan ervoor hebben gezorgd dat de expressie conditie minder

doeltreffend was om de frustratie en boosheid te uiten. Verschillen tussen de condities werden niet gevonden, omdat beide condities teveel overeenkwamen. Uit dit onderzoek kan dus alleen worden afgeleid dat de bloeddruk van collectivistische participanten sneller daalde dan bij de individualistische participanten na suppression. Een daling in de bloeddruk suggereert dat de emotie afneemt. De link tussen hart- en vaatziekten en suppression lijkt

onwaarschijnlijk voor mensen uit een collectivistische cultuur. Niettemin kan het zo zijn dat intrapersoonlijke negatieve gevolgen, zoals een depressie, wel voortvloeien uit het veelvuldig onderdrukken van emoties in een collectivistische cultuur.

Het onderzoek van Cheung en Park (2010) onderzocht deze suppression-depression link bij Aziatisch-Amerikaanse en Europees-Amerikaanse studenten. Supression werd

gemeten door de State-Trait Anger Expression Inventory (STAXI) om de frequentie waarmee boze gevoelens werden onderdrukt na te gaan. Depressieve symptomen werden gemeten door de Beck Depression Inventory (BDI). Uit de resultaten bleek dat Aziatisch-Amerikaanse studenten meer boze gevoelens onderdrukten dan Europees-Amerikaanse studenten. Het onderdrukken van boze gevoelens was positief gecorreleerd met depressieve symptomen, maar voor Europees-Amerikaanse studenten was deze relatie groter dan voor Aziatisch-Amerikaanse studenten. Cultuur is een modererende factor in de relatie tussen onderdrukken van negatieve gevoelens en depressie. De relatie tussen het onderdrukken van intens negatieve gevoelens en depressieve klachten is bij mensen uit een collectivistische cultuur dus minder uitgesproken dan voor mensen uit een individualistische cultuur.

Arens, Balkir en Barnow (2012) keken naast depressie ook naar andere

intrapersoonlijke negatieve gevolgen van suppression, namelijk positief affect, dysfunctionele attitudes en eenzaamheid. Aan het onderzoek deden 28 Turkse en 26 Duitse participanten mee. Alle participanten vulden de ERQ in om de mate van suppression vast te stellen. Naar

(16)

aanleiding daarvan werden de cultuurgroepen opgedeeld in een groep met een hoge mate en een groep met een lage mate van suppression. Dysfunctionele attitudes werden gemeten door de Dysfunctional Attitude Scale Form A (DAS-A). De mate van eenzaamheid werd bepaald door de Revised University of California Los Angeles (UCLA) Loneliness Scale. Ten slotte vulden de participanten de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS) in. Uit de resultaten kwam naar voren dat Duitse participanten die veel onderdrukten beschikten over minder positief affect, meer dysfunctionele attitudes en meer eenzaamheid dan Duitse

participanten die weinig onderdrukten. Voor Turkse participanten werd het omgekeerde effect gevonden. Turkse participanten die veel onderdrukten gaven aan dat zij beschikten over meer positief affect, minder dysfunctionele attitudes en een kleinere mate van eenzaamheid dan Turkse participanten die minder onderdrukten. Dit onderzoek suggereert dat suppression voor mensen uit een collectivistische cultuur juist een adaptieve emotieregulatiestrategie is.

Naast fysieke en intrapersoonlijke negatieve gevolgen, zijn de negatieve

interpersoonlijke gevolgen van supression, zoals teruggetrokkenheid, sterker voor mensen uit een individualistische cultuur dan voor mensen uit een collectivistische cultuur. Dit werd gevonden in een onderzoek (Butler et al., 2007) waarin een multiculturele groep van 120 studenten (38% Aziatisch-Amerikaans, 45,2% Europees-Amerikaans en 16,8% overig) een walging-uitlokkende film zag en vervolgens in tweetallen een gesprek over de film aangingen. Aangezien de groep bestond uit verscheidene etnische achtergronden, vulden de participanten de Asian Values Scale (AVS) en de European American Values Scale (EAVS) in, om na te gaan welke studenten collectivistisch en individualistisch waren. Er waren twee condities, een suppression conditie en een controle conditie. In de suppression conditie kreeg steeds één van de twee gesprekspartners, “de onderdrukker”, de volgende instructie: “Probeer u zo te

gedragen dat uw gesprekspartner niet weet dat u ook maar iets voelt. Probeer geen emotie in uw gezicht of stem te vertonen”. De overige partners in de suppression conditie en de

(17)

participanten in de controle conditie kregen deze instructie niet. Zowel de controle als de suppression conditie bestond grofweg uit een derde Europese, een derde niet-Europese en een derde gemixte tweetallen. Tijdens de gesprekken werden de participanten gefilmd. Twee onafhankelijke observators bekeken de opnames om de responsiviteit van de participanten vast te stellen. Participanten werden als niet-responsief beoordeeld als zij bijvoorbeeld meer dan 2 seconden een stilte lieten vallen nadat de ander was uitgesproken. Na het gesprek vulden de participanten de Impact Message Inventory (IMI) in. Een deel van deze vragenlijst werd gebruikt om te bepalen hoe vijandig en teruggetrokken zij hun gesprekspartner vonden. Een voorbeeld vraag was: “Hij/zij gaf mij een ondergewaardeerd gevoel”. De vragen werden beantwoord op een vierpuntenschaal van “helemaal niet” tot “heel veel”. Uit de resultaten bleek een interactie effect van responsiviteit tussen culturele waarden en conditie.

Individualistische onderdrukkers werden als minder responsief beoordeeld dan

individualistische participanten in de controle conditie. Voor collectivistische onderdrukkers was dit effect kleiner. Dezelfde interactie werd gevonden tussen etnische achtergrond en conditie. Verder werd er een interactie-effect gevonden voor vijandigheid en

teruggetrokkenheid tussen culturele waarden en conditie. In Figuur 1 staat dit interactie-effect weergegeven.

(18)

Figuur 1: Interactie-effect tussen culturele waarden van de partner en conditie, bij de inschatting van de vijandigheid en teruggetrokkenheid. Aangepast van Butler, Lee & Gross (2007). Emotion regulation and culture: are the social consequences of emotion suppression culture-specific? Emotion, 7, 30-48.

Uit Figuur 1 kan worden afgelezen dat de onderdrukkers als meer vijandig en

teruggetrokken werden gezien door hun gesprekspartners in vergelijking met participanten in de controle conditie. Dit effect was groter voor mensen uit een individualistische cultuur dan voor mensen uit een collectivistische cultuur. In de controle groep werden individualistische participanten als even vijandig en teruggetrokken gezien als collectivistische participanten. Voor etnische achtergrond werd dezelfde trend gevonden, maar deze was niet significant.

De onderzoekers beredeneerden datmensen uit een individualistische cultuur minder gewend zijn om emoties te onderdrukken dan mensen uit een collectivistische cultuur. Het onderdrukken van negatieve emoties zal bij mensen uit een individualistische cultuur daarom meer beslag leggen op de cognitieve capaciteit, wat ten koste gaat van de responsiviteit. Mensen die weinig responsief zijn in een gesprek worden als meer vijandig en teruggetrokken

(19)

gezien. De interpersoonlijke gevolgen voor mensen uit een collectivistische cultuur zijn minder negatief dan voor mensen uit een individualistische cultuur.

In deze paragraaf werden de negatieve effecten van emotionele onderdrukking besproken. Allereerst kon de link tussen suppression en een verhoogd risico op hart- en vaatziekten niet vertaald worden naar collectivistische culturen. Daarnaast bleek dat cultuur een modererende factor is in de relatie tussen onderdrukken van negatieve gevoelens en depressie. Die relatie is bij mensen uit een collectivistische cultuur minder uitgesproken dan voor mensen uit een individualistische cultuur. Ander onderzoek (Arens et al., 2012)

suggereerde zelfs een omgekeerd effect van suppression en negatieve intrapersoonlijke gevolgen. Tenslotte liet onderzoek zien dat individualistische participanten meer dan bij collectivistische participanten teruggetrokken en vijandig overkwam op de gesprekspartner als zij hun expressie onderdrukten. Afgaande op deze resultaten kan worden gesteld dat er

culturele verschillen zijn in de negatieve gevolgen van suppression. Mogelijk zijn er ook verschillen in breinactiviteit waar te nemen bij mensen uit collectivistische en

individualistische culturen tijdens suppression. Dit wordt in de volgende paragraaf behandeld.

Oorzaak van de Culturele verschillen in de Gevolgen van Suppression Om meer te weten over mogelijke culturele verschillen in de gevolgen van suppression is het interessant om tijdens deze vorm van emotieregulatie het brein te

onderzoeken op eventuele verschillen in activiteit. Goldin, McRae, Ramel en Gross (2008) deden onderzoek naar de neurale basis van emotionele onderdrukking. Aan het onderzoek deden 17 vrouwelijke participanten mee. De participanten kregen dertig fragmenten van 15 seconden te zien terwijl zij in een MRI scanner lagen. Van de dertig fragmenten waren er 10 neutraal en 20 walging opwekkend. Voorafgaand aan elk fragment kregen de participanten de instructie om hun emotionele gezichtsexpressie al dan niet te onderdrukken. De

(20)

onderdrukinstructie werd altijd gevolgd door een walging opwekkend fragment. Zo ontstonden er drie combinaties: 10 kijkinstructie-neutraal, 10 kijkinstructie-walging en 10 onderdrukinstructie-walging. Elke trial begon met 3 seconden instructie (kijk of onderdruk), gevolgd door een fragment. Na elk fragment gaven de participanten aan hoe negatief zij zich voelden. Dit deden zij op een vijfpuntenschaal van “helemaal niet” tot “extreem negatief”. Ten slotte kregen zij een kijkinstructie en een plaatje van een landschap voordat zij aan de volgende trial begonnen. Tijdens de trials werden de participanten gefilmd. Twee

beoordelaars evalueerden de gezichtsexpressie van de participanten. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat het onderdrukken van de emotionele gezichtsexpressie een vermindering in emotionele ervaring en gezichtsexpressie teweegbracht ten opzichte van de participanten die alleen keken naar de walging opwekkende fragmenten. Tijdens het onderdrukken was er echter geen vermindering in amygdala activiteit. De amygdala speelt een belangrijke rol in het herkennen en evalueren van emotionele stimuli. De aanhoudende amygdala activiteit

suggereert dat participanten tijdens het onderdrukken net zoveel emoties ervaren als wanneer zij gewoon kijken naar de walging opwekkende fragmenten. Dat participanten het gevoel hadden dat zij minder emoties ervoeren tijdens het onderdrukken, ondanks de aanhoudende amygdala activiteit, verklaarden de onderzoekers door aan te nemen dat zij waren afgeleid door het onderdrukken van de gezichtsexpressie. Zij beredeneerden ook dat het onderdrukken van emotionele gezichtsexpressies succesvol kan zijn in emotioneel uitdagende situaties (minder emotionele beleving en gezichtsexpressie), maar niet zonder prijs. Langdurige activering kan fysiologisch belastend zijn en leiden tot verstoring in fysiek en psychologisch functioneren. Dit verklaart mogelijk de in paragraaf twee besproken negatieve effecten van onderdrukking op fysiek, intrapersoonlijk en interpersoonlijk niveau bij Westerse

participanten. Dit verklaart echter nog niet waarom de negatieve gevolgen voor mensen uit een collectivistische cultuur minder uitgesproken zijn.

(21)

Eenzelfde soort onderzoek naar de neurale basis van emotionele onderdrukking werd gedaan door Ohira et al. (2006). Zij onderzochten 10 Japanse vrouwen met behulp van

positron emission tomography (PET) scans. Participanten kregen 20 neutrale, 20 negatieve en 20 positieve foto’s te zien die waren geselecteerd van de International Affective Picture System (IAPS). Bij de helft van de neutrale, negatieve en positieve foto’s kregen de participanten de opdracht om emoties te onderdrukken door kalm te blijven en emotionele reacties te verminderen, ongeacht de valentie van de stimulus. Bij de overige foto’s kregen de participanten de opdracht om normaal te reageren op de stimuli en bewust te zijn van de gevoelens die de stimuli eventueel oproepen. Elke taak (onderdrukken of normaal reageren) bestond uit drie blokken (positief, neutraal en negatief) met als resultaat dat elke participant zes PET scans onderging. Voorafgaand aan en na afloop van elk blok werd de participanten gevraagd om de emotionele status aan te geven op een tienpuntenschaal van “extreem onaangenaam” tot “extreem aangenaam”. Aan het einde van de onderdruktaak werd aan de participanten gevraagd hoe succesvol zij hun gevoelens hadden onderdrukt op een

tienpuntenschaal van “complete mislukking” tot “compleet succes”. Uit de resultaten kwam naar voren dat participanten over het algemeen succesvol waren in het onderdrukken van de emoties. De emotionele status verschilde niet significant voor en na de onderdruktaak. Het onderdrukken van emoties zorgde er dus voor dat de subjectieve impact van de emotionele stimuli nihil was. Tijdens het onderdrukken van de emoties in vergelijking met normale reactie werd een de-activatie gevonden in de amygdala. De Japanse participanten gaven aan minder emoties te ervaren tijdens het onderdrukken van hun gevoelens en dit ging gepaard met een daadwerkelijke daling van amygdala activiteit. Er werd wel een verhoogde activiteit in de mediale orbifrontale cortex (MOFC) gevonden. De MOFC heeft een remmende controle over de amygdala (Price, 2003). Dit kan verklaren waarom de negatieve gevolgen van

onderdrukken minder zijn of uitblijven voor mensen uit een collectivistische cultuur.

(22)

Westerse participanten gaven ook aan dat zij minder emoties ervaren tijdens het onderdrukken, maar de aanhoudende amygdala activiteit laat het tegenovergestelde zien. Het lijkt er op dat mensen uit een collectivistische cultuur zich bedienen van een andere strategie tijdens het onderdrukken van emoties dan mensen uit een individualistische cultuur. De MOFC zou wel eens aanwijzing kunnen zijn in de die richting. De MOFC heeft functies voor het uitvoeren van zelf-reflectieve informatieverwerking (Kelley et al., 2002). Er zijn culturele verschillen tussen collectivistisme en individualisme gevonden in het zelfreflectie proces (Grossmann & Kross, 2010). Aan het onderzoek deden 86 Amerikaanse studenten en 76 Russische studenten mee. Zij werden gevraagd om zich hun diepste gevoelens en gedachten rond een recente boosheid-gerelateerde interpersoonlijke ervaring op te halen en te

analyseren. De studenten gaven op een zevenpuntenschaal aan in welke mate zij een “self-immersed” perspectief (1 = Ik zag de gebeurtenis door mijn eigen ogen afspelen alsof ik er zelf bij was) of een “self-distanced” perspectief hadden (7 = ik zag de gebeurtenis vanuit een waarnemersperspectief, ik kon mezelf van een afstand bekijken) tijdens het analyseren van de ervaring. Vervolgens gaven de participanten aan of zij momenteel van streek waren (e.g., afgewezen, boos, pijn, triest), de emoties herbeleefden die zij oorspronkelijk tijdens het conflict voelden, en of hun emotionele en fysieke reacties nog steeds intens waren op een zevenpuntenschaal van “sterk mee oneens” tot “sterk mee eens”. Deze drie vragen werden samengenomen en vormden een distress index. Uit de resultaten bleek dat Russische

participanten vaker een self-distanced perspectief innamen en minder distress voelden na het analyseren van hun gevoelens dan Amerikaanse participanten. De resultaten van het

onderzoek suggereren dat mensen uit een collectivistische cultuur vaker doen aan self-distancing bij het terugblikken op een emotionele ervaring dan mensen uit een

individualistische cultuur. Wellicht zijn mensen uit een collectivistische cultuur ook meer geneigd om aan self-distancing te doen tijdens het ervaren en het reguleren van emoties. Dit is

(23)

aannemelijk, omdat mensen uit een collectivistische cultuur een interdependent zelfbeeld hebben waardoor zij geneigd zijn meer rekening te houden met anderen en zichzelf vanuit andermans perspectief bekijken.

Voorgaande resultaten laten zien dat beide cultuurgroepen het gevoel hebben dat zij de negatieve emoties en expressie succesvol kunnen onderdrukken. Bij mensen uit een

individualistische cultuur blijft de amygdala activiteit aanhouden. Langdurige activering van de amygdala kan fysiologisch belastend zijn en leiden tot fysieke, intrapersoonlijke en interpersoonlijke negatieve gevolgen. Die impact lijkt minder groot voor mensen uit een collectivistische cultuur, omdat de amygdala wordt gedeactiveerd tijdens suppression. De amygdala wordt geremd door de MOFC, die te maken heeft met zelf-reflectieve

informatieverwerking, wat er op zou kunnen duiden dat mensen uit een collectivistische cultuur een alternatieve strategie hebben voor suppression, namelijk self-distancing.

Conclusie en Discussie

Concluderend kan worden gesteld dat er culturele verschillen zijn in emotieregulatie. Allereerst bleek dat mensen uit een collectivistische cultuur minder geneigd zijn dan mensen uit een individualistische cultuur om hun emotionele beleving hedonistisch te reguleren na een positieve of negatieve gebeurtenis. Deze verschillen worden gemedieerd door de overtuiging dat negatieve emoties ook nuttig kunnen zijn en de overtuiging dat positieve emoties negatieve aspecten kunnen bevatten. Er werden geen culturele verschillen gevonden in de mate van cognitive reappraisal. Wel doen mensen uit een collectivistische cultuur vaker dan mensen uit een individualistische cultuur aan suppression. Deze in het Westen getypeerde “ongezonde emotieregulatiestrategie” bleek voor mensen uit een collectivistische cultuur minder negatieve gevolgen te hebben op fysiek, intrapersoonlijk en interpersoonlijk niveau. Zo bleek dat de bloeddruk van mensen uit een collectivistische cultuur sneller daalde dan bij mensen uit een individualistische cultuur. De link tussen suppression en een verhoogd risico

(24)

op hart- en vaatziekten kan daarom niet vertaald worden naar collectivistische culturen. Daarnaast bleek dat de relatie tussen suppression en depressie werd gemodereerd door cultuur. Bij andere intrapersoonlijke gevolgen, zoals positief affect, dysfunctionele attitudes en eenzaamheid, bleek suppression zelfs een adaptieve emotieregulatiestrategie voor mensen uit een collectivistische cultuur. Mensen uit een collectivistische cultuur kwamen minder teruggetrokken en vijandig over op een gesprekspartner dan mensen uit een individualistische cultuur tijdens het onderdrukken van negatieve emoties. De onderzoekers schreven dit toe aan een grotere cognitieve belasting voor mensen uit een individualistische cultuur, omdat die minder gewend zijn om hun emoties te onderdrukken. Breinonderzoek liet echter een duidelijke culturele verschillen zien in de activiteit van de amygdala, bij mensen uit een collectivistische cultuur werd die gedeactiveerd, terwijl de MOFC werd geactiveerd tijdens suppression. Wat doet vermoeden dat zij beschikken over een alternatieve strategie, namelijk self-distancing.

Veel van het besproken onderzoek maakt gebruik van een convenience sample (e.g., Butler et al., 2007; Cheung & Park, 2010; Miyamoto & Ma 2011; Miyamoto et al. 2014;) waarbij gemakshalve de twee cultuurgroepen in hetzelfde land werden onderzocht. Het gevaar bestaat dat de culturen elkaar teveel hebben kunnen beïnvloeden dit kan de resultaten

vertekenen. Dat er toch verschillen worden gevonden tussen de twee groepen zwakt de conclusie uit dit literatuuronderzoek niet af, maar draagt hier juist aan bij. In het onderzoek van Butler et al. (2007) naar de negatieve interpersoonlijke gevolgen van suppression, werden zelfs culturele waarden meegenomen in de analyse in plaats van etnische achtergrond. De etnische achtergrond liet dezelfde trend zien, maar was niet significant. Ook dit doet niets af aan de conclusie. De verschillen in de gevolgen van suppression zijn dus echt culturele verschillen en geen etnische of genetische verschillen.

(25)

Hoewel de onderzoeken wijzen op culturele verschillen in emotieregulatie zijn er toch wat kanttekeningen te plaatsen. De conclusies van dit literatuuroverzicht moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat landen verschillen in de mate van

individualisme versus collectivisme. Bovendien zijn er naast dit cultuurdomein nog meer manieren om culturen van elkaar te onderscheiden. Zo zijn er volgens Hofstede (2001) nog vijf domeinen: power distance index, masculinity versus femininity, uncertainty avoidance index, pragmatic versus normative, indulgence versus restraint.

Het is onvermijdelijk dat zelfs cross-cultureel onderzoek wordt beïnvloed door de blik van de onderzoeker die gekleurd kan zijn door de eigen culturele achtergrond. In de

besproken onderzoeken ging het bijvoorbeeld om emoties die schadelijk zijn voor het independent zelfbeeld, zoals boosheid. Andere emoties die niet zijn onderzocht, zoals

schaamte en schuld zouden wellicht tot andere resultaten kunnen leiden. Schaamte en schuld zijn socially engaged emotions (Markus & Kitayama, 1991) en zijn voor mensen uit een collectivistische cultuur emoties die aanzetten om de groepsharmonie te herstellen. Het onderdrukken daarvan kan wellicht tot meer negatieve gevolgen leiden dan het onderdrukken van boosheid.

Voorts werd voornamelijk gekeken naar situaties waarin men als individu faalt (e.g. een slecht cijfer) of slaagt (e.g. een goed cijfer). Deze situaties roepen misschien dezelfde emoties op maar zijn minder schadelijk voor het zelfbeeld voor mensen met een meer

interdependent zelfbeeld. Het is mogelijk dat mensen uit een collectivistische cultuur daarom minder gemotiveerd waren om die emoties te reguleren. Mogelijk is het falen of slagen in groepsverband belangrijker voor hen. Wanneer de hele groep faalt, dan is de gehele identiteit aangedaan (Markus & Kitayama, 1991). Mensen uit een individualistische cultuur zien de eigen identiteit los van de groep. Het falen van de groep is voor hen wellicht minder schadelijk voor de identiteit, omdat de schuld ook buiten henzelf kan liggen.

(26)

Vervolgonderzoek zou kunnen uitwijzen of mensen uit een collectivistische cultuur meer geneigd zijn emoties hedonistisch te reguleren tijdens falen , zoals bijvoorbeeld in een teamsport of bij een gedeelde belevenis zoals een natuurramp.

Bovenal leert dit literatuuronderzoek ons dat verschillen in emotieregulatie meer bepaald worden door cultuur dan door het individu zelf. Door die verschillen in acht te nemen kunnen inferenties en affect weer plaatsvinden, waardoor een succesvolle

communicatie mogelijk is binnen een interculturele context. Alle mensen zijn hetzelfde, het zijn slechts hun gebruiken die verschillen, zo sprak Confucius al ruim voor onze jaartelling.

Onderzoeksvoorstel

Uit het literatuuroverzicht kwam naar voren dat mensen uit een collectivistische cultuur minder geneigd zijn dan mensen uit een individualistische cultuur om emoties hedonistisch te reguleren na een negatieve gebeurtenis. De negatieve gebeurtenis was het halen van een slecht cijfer. Het ging hier dus om persoonlijk falen. Het is nog niet bekend of mensen uit een collectivistische cultuur ook minder geneigd zijn om emoties hedonistisch te reguleren na het falen in groepsverband. De groep is immers onderdeel van het zelfbeeld bij mensen uit een collectivistische cultuur (Markus & Kitayama, 1991). In het huidige

onderzoek worden culturele verschillen in hedonistische emotieregulatie na het falen in groepsverband onderzocht.

Uit eerder onderzoek (Heine, 2012; Mesquita, 2001) bleek dat sociale situaties worden gezien als een mogelijkheid om de identiteit te bevestigen of te schaden. De aanname is dat mensen uit een collectivistische cultuur, falen in groepsverband zien als bedreigend voor de identiteit, omdat zij een interdependent zelfbeeld hebben (Markus & Kitayama, 1991).

Mensen uit een individualistische cultuur hebben een independent zelfbeeld en zullen falen in groepsverband minder bedreigend vinden voor de identiteit. Uit het literatuuroverzicht kwam tevens naar voren dat de relatie tussen cultuur en hedonistische emotieregulatie wordt

(27)

gemodereerd door de overtuiging dat negatieve emoties nuttig zijn en positieve emoties negatieve aspecten bevatten.Er wordt daarom verondersteld dat mensen uit een

collectivistische cultuur ook minder geneigd zijn dan mensen uit een individualistische cultuur hun emoties hedonistisch reguleren na falen in groepsverband.

Om deze hypothese te toetsen worden studenten van universiteiten in Amerika en Japan gevraagd zich in te schrijven voor een studie naar de invloed van competitie op

emoties. Op die manier kunnen vragen over emotie en emotieregulatie worden gesteld, zonder dat participanten doorhebben wat het echte doel van de studie is, namelijk het falen in

groepsverband. Voorafgaande aan het invullen van die vragenlijsten worden deelnemers in groepen uitgenodigd om een estafette te lopen in de sportzaal en een zo snel mogelijke tijd neer te zetten. Er is gekozen voor een estafette om de afhankelijkheid van groepsleden te benadrukken. Elke persoon heeft een individuele bijdrage in de groep, maar alleen het gezamenlijke resultaat telt. De participanten denken te strijden tegen teams van een andere universiteit in de vorm van een pool. Het snelste team van alle winnende teams kan een prijs winnen. Om de groepscohesie te verhogen kiest elk team een eigen naam en een slogan. Na de wedstrijd wordt een coolingdown ingelast om te voorkomen dat hartslag wordt verward met emotie tijdens het invullen van de vragenlijsten. Na de coolingdown, krijgen

participanten te horen dat ze helaas niet hebben gewonnen van het concurrerende team. Dit gegeven wordt verteld om falen in de groep te manipuleren. Na deze frustrerende mededeling worden de vragenlijsten ingevuld. Verwacht wordt dat Japanse participanten minder geneigd zijn dan Amerikaanse participanten om de opgeroepen emoties hedonistisch te reguleren.

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek doen naar verwachting circa 60 Japanse studenten van de Osaka Universiteit in Japan en 60 Amerikaanse studenten van de Universiteit van Michigan mee.

(28)

Voor deelname worden studenten beloond met proefpersoon punten of een geldbedrag. De studenten worden per universiteit in 6 gelijke groepen ingedeeld, zodat elke groep bestaat uit 10 participanten.

Materialen

Alle gebruikte vragenlijsten worden vertaald van Amerikaans naar het Japans en weer terug vertaald naar het Amerikaans door twee onafhankelijke vertalers. De originele en terugvertaalde vragenlijsten worden met elkaar vergeleken. De twee onafhankelijke vertalers moeten consensus bereiken over de vragenlijsten. De vragenlijsten worden samengevoegd en aangeboden als een vragenlijst die de invloed van competitie op emoties in kaart moet

brengen.

Emotie vragenlijst: 10 positieve emoties (e.g., trots, enthousiast, actief) en 10 negatieve emoties (e.g., schuldig, vijandig, geïrriteerd) worden geselecteerd van de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS; Watson, Clark & Tellegen, 1988). De participanten geven aan in welke mate zij deze emoties op dit moment ervaren op een schaal van 1 “een klein beetje of helemaal niet” tot 5 “extreem”. De minimale totaalscore is 20 en de maximale score is 100.

Emotieregulatie vragenlijst: Dezelfde vragenlijst als in het onderzoek van Miyamoto et al. (2014) wordt gebruikt om de hedonistische emotieregulatiestrategie van de participanten te meten. Deze bestaat uit vier positieve emoties, namelijk blij, opgewonden, trots en

succesvol en vier negatieve emoties, namelijk teleurgesteld, nerveus, boos en beschaamd. Participanten geven bij elke emotie aan of zij die op dit moment willen (a) vergroten, (b) behouden, (c) onderdrukken of (d) onberoerd laten. Up-regulation, het vergroten van positieve gevoelens, wordt gemeten door het totaal aantal positieve emoties waarvan participanten aangeven die te willen vergroten, bij elkaar op te tellen. Down-regulation, het

(29)

verminderen van negatieve gevoelens, wordt gemeten door het totaal aantal negatieve emoties waarvan participanten aangeven die te willen onderdrukken, bij elkaar op te tellen.

Up-regulation en down-Up-regulation vormen samen de mate waarin emoties hedonistisch worden gereguleerd.

Exit interview: In het exit interview staan vier vragen. De vragen zijn: “Ik heb mijn best gedaan tijdens de estafette”, “Ik wou graag winnen met mijn team”, “Ik heb de vragen serieus ingevuld” en “Ik heb het gevoel dat het onderzoek een ander doel diende”. Vragen kunnen beantwoord worden door “Ja” of “Nee” aan te vinken.

Procedure

Participanten schrijven zich in voor een studie naar de invloed van competitie op emoties. Participanten krijgen via email informatie over de manier waarop hier onderzoek naar wordt gedaan en een uitnodiging om deel te nemen aan een estafette wedstrijd in tientallen. In de mailinformatie is uitgelegd dat de tientallen in de vorm van een pool zullen strijden tegen een concurrerend team van een andere Universiteit. In totaal zijn er zes teams per universiteit die afzonderlijk van elkaar het parcours afleggen. Elk team verschijnt volgens schema op verschillende tijdstippen in de sportzaal van de universiteit. Daar krijgen zij instructie om voor het eigen team een naam en een slogan te verzinnen om de groepscohesie te versterken. Zij krijgen te horen dat het winnende team dat de snelste tijd heeft neergezet wordt beloond met een prijs, een diner met de winnende teamgenoten. Voorafgaande aan de Estafette krijgen de participanten 10 minuten de gelegenheid om de estafettevorm te oefenen met hun team. De eerste participant van het tiental rent 200 meter om de aangegeven pionnen heen en tikt bij terugkeer de volgende aan in de rij, die rent op zijn beurt ook zo snel mogelijk de 200 meter tot iedere participant heeft gerend. Dan volgt de echte competitie, gevolgd door een coolingdown van ongeveer 5 minuten. Vervolgens krijgen participanten te horen dat zij

(30)

op een haartje na hebben verloren van hun concurrerende team, ongeacht hun daadwerkelijke score. Direct daarna vullen de participanten de vragenlijsten in die de invloed van competitie op emoties in kaart moet brengen. Na het inleveren van de vragenlijsten aan de

experimentleider wordt het exitinterview afgenomen. De participanten worden bedankt voor hun deelname en krijgen een informed consent en debriefing om het echte doel van het onderzoek toe te lichten. De echte scores van de sportprestaties zullen via email worden nagestuurd, daarbij wordt ook het winnende team bekend gemaakt. Het onderzoek neemt voor elk team in totaal ongeveer 30 minuten in beslag.

Resultaten

Voor alle analyses wordt een significantieniveau van α = .05 gehanteerd. Participanten die “Nee” antwoorden op een van de eerste drie vragen van het exit interview en/of “Ja” antwoorden op de laatste vraag, worden niet meegenomen in de analyses.

Manipulatiecheck: Om na te gaan of beide cultuurgroepen zich even slecht voelden na het falen in groepsverband wordt een 2 (valentie: positieve versus negatieve emoties) x 2 (cultuur: collectivistisch versus individualistisch) ANOVA uitgevoerd met de emoties die zij voelen direct na het falen in groepsverband. Als het hoofdeffect van cultuur niet significant is dan zorgt het falen voor dezelfde emoties bij beide cultuurgroepen. Om na te gaan of het falen in groepsverband inderdaad negatieve emoties oproept wordt gekeken naar het hoofdeffect van valentie. Als participanten aangeven meer negatieve dan positieve emoties te ervaren dan is de manipulatie geslaagd.

Emotieregulatiestrategieën: Om de hypothese te testen dat mensen uit een

individualistische cultuur meer geneigd zijn om emoties hedonistisch te reguleren na falen in groepsverband zal een 2 (cultuur: individualistisch vs. collectivistisch) x 2 (emotieregulatie type: up-regulatie van positieve versus down-regulatie van negatieve emoties) ANOVA

(31)

worden uitgevoerd. Een hoofdeffect van cultuur geeft culturele verschillen in hedonistische emotieregulatie aan.

Implicaties

Als de hypothese bevestigd wordt dat Japanners minder dan Amerikanen emoties hedonistisch reguleren na falen in groepsverband, dan past dit binnen het theoretisch kader van mijn literatuuroverzicht. Het streven naar een balans tussen positieve en negatieve emoties blijft over situaties gelijk.

Als de hypothese niet wordt bevestigd, dus wanneer Japanners evenveel als of meer dan Amerikanen emoties reguleren na het falen in groepsverband, dan heeft dat gevolgen voor de conclusies uit het literatuuroverzicht. Culturele verschillen in hedonistische

emotieregulatie hangen dan waarschijnlijk af van de situatie en hoe schadelijk deze is voor het zelfbeeld.

Literatuurlijst

Anderson, J. C. (2006). Influence of culture on cardiovascular response to anger provocation (Doctoral dissertation, University of British Columbia).

Arens, E. A., Balkir, N., & Barnow, S. (2012). Ethnic variation in emotion regulation: Do cultural differences end where psychopathology begins? Journal of Cross-Cultural Psychology, 44, 335-351.

Bagozzi, R. P., Wong, N., & Yi, Y. (2010). The role of culture and gender in the relationship between positive and negative affect. Cognition and Emotion, 13, 641-672.

Bell, K. L., & Calkins, S. D. (2000). Relationships as inputs and outputs of emotion

regulation. Psychological inquiry, 11, 160-209.

Brosschot, J. F., & Thayer, J. F. (1998). Anger inhibition, cardiovascular recovery, and vagal

(32)

function: A model of the link between hostility and cardiovascular disease. Annals of behavioral medicine, 20, 326-332.

Butler, E. A., Egloff, B., Wilhelm, F. H., Smith, N. C., Erickson, E. A., & Gross, J. J. (2003). The social consequences of expressive suppression. Emotion, 3, 48-67.

Butler, E. A., Lee, T. L., & Gross, J. J. (2007). Emotion regulation and culture: Are the social consequences of emotional suppression culture specific? Emotion, 7, 30-48.

Cheung, R. Y. M., Park, I. J. K. (2010). Anger suppression, interdependent self-construal, and depression among Asian American and European American college students. Cultural Diversity and Ethnic Minority Psychology, 16, 517-525.

Consedine, N. S., Magai, C., & Bonanno, G. A. (2002). Moderators of the emotion inhibition- health relationship: A review and research agenda. Review of General Psychology, 6, 204-228.

Jefferson, T. (1776). The Declaration of Independence of The United States of America. Heine, S. J. (2012). Cultural Psychology. New York: WW Norton.

Heine, S. J., Lehman, D. R., Markus, H. R., & Kitayama, S. (1999). Is there a universal need for positive self-regard? Psychological Review, 106, 766-794.

Hofstede, G. H. (1980). Culture’s consequences: International differences in work-related values. Beverly Hills, CA: Sage.

Hofstede, G. H. (1983). Dimensions of national cultures in fifty countries and three regions. In J. Deregowski, S. Dzuirawiec, & R. Annis (Eds.), Expiscations in cross-cultural psychology, Lisse, Netherlands: Swets and Zeitlinger.

Hofstede, G. H. (2001). Culture’s consequences: Comparing values, behaviors, institutions and organizations across nations (2nd ed.) Thousand Oaks, CA: Sage.

Goldin, P. R., McRae, K., Ramel, W., & Gross, J. J. (2008). The neural bases of emotion

(33)

regulation: reappraisal and suppression of negative emotion. Biological Psychiatry, 63, 577-586.

Gross, J. (1998). The emerging field of emotion regulation: An integrative view. Review of General Psychology, 2, 1-29.

Gross, J. (1999). Emotion regulation: Past, present, future. Cognition and Emotion, 13, 551- 573.

Gross, J. J., & John, O. P. (2003). Individual differences in two emotion regulation processes: Implications for affect, relationships, and well-being. Journal of Personality and Social Psychology, 85, 348-362.

Grossmann, I., & Kross, E. (2010). The impact of culture on adaptive versus maladaptive self- reflection. Psychological Science, 21, 1150-1157.

Heatherton, T. F., Wyland, C. L., Macrae, C. N., Demos, K. E., Denny, B. T., & Kelley, W. M. (2006). Medial prefrontal activity differentiates self from close others. Social, Cognitive, and Affective Neuroscience, 1, 18-25.

Heimpel, S. A., Wood, J. V., Marshall, M. A., & Brown, J. D. (2002). Do people with low self-esteem really want to feel better? Self-esteem differences in motivation to repair negative moods. Journal of Personality and Social Psychology, 82, 128 –147. Johnson, S. C., Baxter, L. C., Wilder, L. S., Pipe, J. G., Heiserman, J. E., & Prigatano, G. P.

(2002). Neural correlates of self‐reflection. Brain, 125, 1808-1814.

Karoly, P. (1993). Mechanisms of self-regulation: A systems view. Annual review of psychology, 44, 23-52.

Kelley, W. M., Macrae, C. N., Wyland, C. L., Caglar, S., Inati, S., & Heatherton, T. F. (2002). Finding the self? An event-related fMRI study. Journal of Cognitive Neuroscience, 14, 785-794.

Keltner, D., Ekman, P., Gonzaga, G. C., & Beer, J. (2003). Facial expressions of emotion. In

(34)

R. J. Davidson, K. G. Scherer, & H. H. Goldsmith (Eds.), Handbook of affective sciences (pp. 415-432). New York: Oxford university press.

Kim, H., & Markus, H. R. (1999). Deviance or uniqueness, harmony or conformity? A cultural analysis. Journal of Personality and Social Psychology,77, 785-800. Kitayama, S., Markus, H. R., & Kurokawa, M. (2000). Culture, emotion, and well-being:

Good feelings in Japan and the United States. Cognition and Emotion, 14, 93-124. Kitayama, S., Mesquita, B., & Karasawa, M. (2004). Culture and emotional experience:

Socially engaging and disengaging emotions in Japan and the United States. Unpublished script, University of Michigan, Ann Arbor, MI.

Kitayama, S., Mesquita, B., & Karasawa, M. (2006). Emotional basis of independent and interdependent selves: Intensity of experiencing engaging and disengaging emotions in the Us and Japan. Journal of personality and social psychology, 91, 890-903.

Larsen, R. (2000). Toward a science of mood regulation. Psychological Inquiry, 11, 129-141. Markus, H. R., & Kitayama, S. (1991). Culture and the self: Implications for cognition,

emotion, and motivation. Psychological Review, 98, 224-253.

Matsumoto, D., Yoo, S. H. & Nakagawa, S. (2008). Culture, emotion regulation, and adjustment, Journal of Personality and Social Psychology, 94, 925-937.

Mehrabian, A. (1981). Silent messages: Implicit communication of emotions and attributes (2nd ed.). Belmont, CA: Wadsworth.

Mesquita, B. (2001) Emotions in collectivist and individualist context. Journal of Personality and Social Psychology, 80, 68-74.

Mesquita, B., & Karasawa, M. (2002). Different emotional lives. Cognition and Emotion, 17, 127-141.

Miyamoto, Y., & Ma, X. (2011). Dampening or savoring positive emotions: A dialectical cultural script guides emotion regulation. Emotion, 11, 1346-1357.

(35)

Miyamoto, Y., Ma, X., & Petermann, A. G. (2014). Cultural differences in hedonic emotion regulation after a negative event. Emotion, 14, 445-449.

Niedenthal, P. M., Krauth-gruber, S., & Ric, F. (2006). Psychology of emotion: Interpersonal, experiential, and cognitive approaches. Psychology press.

Ohira, H., Nomura, M., Ichikawa, N., Isowa, T., Iidaka, T., Soto, A., et al., (2006). Association of neural and physiological responses during voluntary emotion suppression. NeuroImage, 29, 721-733.

Price, J. L. (2003). Comparative aspects of amygdala connectivity. Annals of the New York Academy of Sciences, 985, 50-58.

Safdar, S., Friedlmeier, W., Matsumoto, D., Yoo, S. H., Kwantes, C. T., Kakai, H., et al. (2009). Variations of emotional display rules within and across cultures: A comparison between Canada, USA, and Japan. Canadian Journal of Behavioural Science, 41, 1-10.

Schwartz, S. H. (1994). Are there universal aspects in the structure and contents of human values? Journal of social issues, 50, 19-45.

Smith, T. W. (1992). Hostility and health: current status of a psychosomatic hypothesis. Health psychology, 11, 139-150.

Stangor, C. (2004). Social groups in action and interaction. New York: Psychology Press. Tajfel, H., Billig, M. G., Bundy, R. P., & Flament, C. (1971). Social categorization and

intergroup behaviour. European journal of social psychology,1(2), 149-178. Van Kleef, G. A. (2009). How emotions regulate social life: the emotions as social

information (EASI) model. Current Directions in Psychological Science,18, 184-188. Vogeley, K., Bussfeld, P., Newen, A., Herrmann, S., Happe, F., Falkai, P., Maier, W., Shah, N.J., Fink, G.R., Zilles, K., 2001. Mind reading: Neural mechanisms of theory of mind and self-perspective. NeuroImage, 14, 170-181.

(36)

Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of brief measures of positive and negative affect: the PANAS scales. Journal of personality and social psychology, 54, 1063.

Zhu, Y., Zhang, L., Fan, J., & Han, S. (2007). Neural basis of cultural influence on self- representation. NeuroImage, 34, 1310-1316.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2) Ten tweede wil ik scholen en leraren graag meer inzicht geven in de divergente en convergente effecten van hun dif- ferentiatiepraktijk. Het is daarbij van belang om in beeld te

Only near the outer wall, an increase in both concentrations is measured by EDX (figure A4, Appendix A), likely, because the outer alumina wall is directly exposed to the

The significant difference in height between the cross-shaped structures and the pat- terned film by more than a factor of 3 is caused by the geometry of the mold: the mold with

We present a combined fit of a simple astrophysical model of UHECR sources to both the energy spectrum and mass composition data measured by the Pierre Auger Observatory.. the

Using the observation of the density ρ, we reformulate problem (i) as a linear inverse problem, and we investigate Tikhonov regularization for its stable solution; the identification

Our results suggest that during a housing crisis, homeowners in both positive and negative equity are more likely to vote for political parties that want to restore the housing

In this chapter, I will go into the role of emotional awareness and emotion management of Dutch parliamentarians in debates on the topic of migration.. This chapter

Davis (3) (1) Behavioural Science Institute, Radboud University Nijmegen, The Netherlands (2) Institute for Behavioral Research, Twente University, The Netherlands (3) Department