• No results found

In hoeverre is een niet verplichte accountantscontrole van toegevoegde waarde? : twijfel is het begin van wijsheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In hoeverre is een niet verplichte accountantscontrole van toegevoegde waarde? : twijfel is het begin van wijsheid"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In hoeverre is een niet verplichte

accountantscontrole van toegevoegde waarde?

‘’Twijfel is het begin van wijsheid’’

Bachelorscriptie Accountancy & Control

Ruby Dirkse

10212892

25 juni 2015, Definitieve versie

J.J. Schipper RA

(2)

2

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Ruby Dirkse, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud

(3)

3

Abstract

Sinds het begin van de 21e eeuw is er in het accountantsberoep een structureel probleem. Niet alleen de grote accountantskantoren leveren ondermaatse kwaliteit ook is er kritiek vanuit de autoriteit financiële markten op de kleine- en midden grote accountantskantoren (AFM, 2013) Het doel van deze scriptie is om te meten of een accountantscontrole van toegevoegde waarde is voor bedrijven die dit niet wettelijk verplicht zijn te laten uitvoeren. De hoofdvraag van deze scriptie luidt dan ook: In hoeverre is een niet verplichte accountantscontrole van

toegevoegde waarde? In het burgerlijk wetboek staat beschreven wanneer het verplicht is een

accountantscontrole te laten uitvoeren, echter kiezen bedrijven hier ook vaak vrijwillig voor. Het accountantsberoep is daarentegen niet ontstaan doordat dit wettelijk verplicht was. Beschreven door Limperg, de grondlegger van het accountantsberoep, ontstond het beroep omdat er behoefte was aan een onafhankelijk oordeel. In deze scriptie staat dan ook centraal of het accountantsberoep bestaat bij gratie van de wetgever of door de toegevoegde waarde van de accountantscontrole. Er wordt geanalyseerd welke drijfveren tot de keuze voor een niet verplichte accountantscontrole leiden. Bij positieve verbanden kan een toegevoegde waarde van een niet verplichte accountantscontrole worden vastgesteld. De resultaten van dit literatuuronderzoek zijn wisselend maar grotendeels worden de geanalyseerde factoren: omvang, interne agency problemen en externe agency problemen gezien als drijfveren voor de vraag naar een accountantscontrole. Gebaseerd op dit literatuuronderzoek kan worden geconcludeerd dat een niet verplichte accountantscontrole een zekere toegevoegde waarde heeft.

(4)

4

Inhoudsopgave

Verklaring eigen werk... 2

Abstract ... 3

Inleiding ... 6

Theoretische onderbouwing ... 8

2.1. Het ontstaan van de accountantscontrole ... 8

2.2. Het accountantsberoep door de jaren heen ... 9

2.3. Kleine- en midden grote accountantskantoren ... 11

2.4. Samenvatting ... 13

Analyse ... 13

3.1 Invloed van omvang ... 13

3.2. Interne agency problemen ... 18

3.2.1. Complexiteit ... 18

3.2.2. Externe bestuurders ... 20

3.2.3. Resultaatmanagement ... 21

3.3. Externe agency problemen ... 22

... 3.3.1 De relatie tussen aandeelhouder en het management….………..…………..…….22

3.3.2. De relatie tussen aandeelhouders en verstrekkers van vreemd vermogen ... 24

... 3.3.2.1 Vertrouwen………..24

... 3.3.2.2 Schuld ……….25

3.4. Samenvatting ... 26

References ... 29

5.1 Wetenschappelijke bronnen ... 29

5.2 Kranten, wetten en sites ... 30

5.3 Accountantskantoren ... 30

(5)

5

Lijst van figuren en tabellen

Figuur 2.1:Verschillende belanghebbende in een bedrijf (Bron: Freeman, 1984) uit

paragraaf 2.1………...9

Tabel 2.2: Overzicht vragenlijst kleinere accountantskantoren (Bron: Staelmeester,

Verstegen en Weirsma & van der Meer, 2015) uit paragraaf 2.3………12

Tabel 3.1: Overzicht van onderzoeken naar invloed van de variabele omvang uit paragraaf

3.1……….14

Tabel 3.2: Overzicht van onderzoeken naar invloed van interne agency problemen uit

paragraaf 3.2……….18

Tabel 3.3:Overzicht van onderzoeken naar invloed van interne agency problemen uit

(6)

6

Inleiding

Beschreven in artikel 2:369 BW is een accountantscontrole verplicht naarmate aan twee of drie van de volgende vereisten wordt voldaan: de verkrijgings- en vervaardigingsprijs van de activa bedraagt meer dan €4.400.000, de netto-omzet over het boekjaar is meer dan €8.800.000 en het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt meer dan 50 (burgerlijk wetboek, 2015). Paul Koster, de voormalig AFM-bestuurder verkondigde dan ook in een interview: ‘’ Accountants leven bij de gratie van de wetgever’’ (NRC, 2005).

Naar aanleiding van de wereldwijde boekhoudschandalen in het begin van de 21e eeuw, zoals bij Worldom en Enron, deed de voormalig AFM bestuurder Paul Koster zijn bovengenoemde uitspraak. Volgens hem is de accountantscontrole een inerte statische verklaring waar buitenstaanders niks aan hebben. Nu in 2015 zijn de problemen nog niet voorbij. Janine van Diggelen, vicevoorzitter van de IFIAR betreurt dat er nog steeds veel fouten worden gemaakt door accountants. Zij vertelt in een interview met het NRC, dat het imago van de grijze boekhouder aan het verschuiven is naar een veelverdiener, met een onbetrouwbaar karakter en dat hij onafhankelijkheid niet meer hoog in het vaandel heeft staan. De IFIAR bracht 11 april 2014 een rapport uit over de kwaliteit van accountantskantoren. De conclusie was hard; de kwaliteit schiet te kort. Ondanks dat er de kennis is van de gemaakte fouten begin van de 21e eeuw wordt er nog steeds te gemakkelijk een handtekening gezet. Er komt in het rapport naar voren dat er sprake is van een structureel probleem (NRC, 2014).

Daarentegen kan er worden vastgesteld dat het accountantsberoep niet is ontstaan door gratie van de wetgever. Het maatschappelijk verkeer had behoefte aan een onafhankelijk oordeel van een bekwame vertrouwensman (Limperg, 1932/1933). En na verloop van tijd wordt het nut van een accountantscontrole nog steeds benadrukt. Volgens Jensen & Meckling (1976) fungeert de accountantscontrole als een controlemechanisme, met als doel het verminderen van problemen die ontstaan tussen eigenaren en het management. Aan het begin van de 21e eeuw hadden nationale overheden ook een andere reactie dan Paul Koster op de boekhoudschandalen. Het belang van de accountantscontrole werd benadrukt. Het werd door nationale overheden gezien als een instrument om het vertrouwen in de financiële markt weer te versterken. Echter het geschonden vertrouwen in het accountantsberoep moest wel terugkeren (Duits, 2012). Kortom de meningen over de toegevoegde waarde van een accountantscontrole zijn verdeeld. De vraagt rijst dan ook, of de controle bestaat door de wettelijk verplichting of door de toegevoegde waarde ervan.

(7)

7

Om te meten of een accountantscontrole van toegevoegde waar is wordt, in dit literatuuronderzoek, de toegevoegde waarde van een niet verplichte accountantscontrole gemeten. Bedrijven kiezen er namelijk regelmatig voor om accountantscontrole door een extern accountantskantoor te laten uitvoeren terwijl zij dit niet wettelijk verplicht zijn. Kleine accountantskantoren maken hier zelfs reclame voor. Maar waarom zou een organisatie vrijwillig veel geld betalen voor een accountantscontrole? Heeft de voormalig AFM-bestuurder dan ongelijk, en bestaat het accountantsberoep niet bij gratie van de wetgever? En is een accountantscontrole van toegevoegde waarde? De hoofdvraag van deze scriptie is:

Om deze vraag te beantwoorden wordt er een literatuuronderzoek gedaan en wordt er daarnaast empirisch bewijs verzameld door middel van het uitsturen van een korte vragenlijst naar verschillende kleine accountantskantoren.

Het onderzoek is relevant omdat het inzicht wilt bieden in de toegevoegde waarde van een niet verplichte accountantscontrole. Verschillende drijfveren voor een niet verplichte accountantscontrole worden besproken en hiervan wordt een overzicht gemaakt. Hiernaast kan dit onderzoek ook in de praktijk relevant zijn, voor de groep die zich in het grijze gebied begeeft; wel of geen externe accountantscontrole. Dit onderzoek kan helpen bij het maken van de keuze voor het laten uitvoeren van een accountantscontrole. Zoals René Descartes in de 17e eeuw al beweerde ‘’ Twijfel is het begin van wijsheid’’. In deze scriptie worden de twijfelpunten voor het uitvoeren van een niet verplichte accountantscontrole aan het licht gebracht.

(8)

8

Theoretische onderbouwing

In dit hoofdstuk komt naar voren wat over het accountantsberoep en de accountantscontrole in de bestaande literatuur geschreven is. In 2.1 wordt het ontstaan van het accountantsberoep besproken. Daarna volgt 2.2 waarin beschreven wordt hoe het accountantsberoep in de loop van de tijd is veranderd. In 2.3 wordt er onderzocht en beschreven wat er door kleine- en middelgrote kantoren wordt aangeboden aan bedrijven die niet verplicht zijn een controle te laten uitvoeren. In 2.4 volgt een samenvatting van het hoofdstuk.

2.1. Het ontstaan van de accountantscontrole

De financiële verslaggeving bestaat uit een balans een winst-en verliesrekening en eventueel de geconsolideerde jaarrekening. Het doel van de accountantscontrole is het bieden van

assurance over de financiële verslaggeving. Volgens Mollema (2013) is het geven van assurance niet hetzelfde als het geven van zekerheid. Assurance is bedoeld om onwetendheid

en onzekerheid te reduceren. De accountant test de getrouwheid van de jaarrekening en volgens artikel 2:362 lid 2 BW ‘is een jaarrekening getrouw als het ‘volgens normen die in

het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht geeft zodat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede (..) omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon.’

Als we teruggaan in de tijd en kijken naar het ontstaan van het accountantsberoep, komt dit vooral door de ontwikkeling van de moderne onderneming. Het kenmerk van de moderne onderneming is de scheiding tussen kapitaal en de dagelijkse leiding. Er ontstonden financiële markten voor het aantrekken van kapitaal. Echter wordt er gediscussieerd dat het accountantsberoep al veel langer bestaat. Maar de ontwikkeling van de moderne onderneming en de voor- en nadelen die hiermee gepaard gingen, zijn aanleiding geweest voor de accountantscontrole zoals wij het vandaag de dag kennen (Duits, 2012).

Limperg wordt gezien als de grondlegger van het accountantsberoep. Hij introduceerde de leer van het gewekte vertrouwen. Limperg geeft een analyse over de noodzaak van een accountantscontrole. Door de scheiding van kapitaal en de dagelijkse leiding ontstaat er een informatieprobleem. Om dit informatieprobleem op te lossen is een derde partij volgens Limperg noodzakelijk. De accountant vervult deze rol van monitor. De monitor moet een onafhankelijk karakter hebben en voldoende verstand van zaken.(Limperg, 1932/1933).

(9)

9

Figuur 2.1 Verschillende belanghebbende in een bedrijf (Bron: Freeman, 1984)

2.2. Het accountantsberoep door de jaren heen

Toen de moderne onderneming ontstond, was de accountantscontrole nog op vrijwillige basis. Na verloop van tijd hebben verschillende overheden voor verschillende bedrijven de accountantscontrole wettelijk verplicht gesteld. in Nederland werd de accountantscontrole verplicht voor grote ondernemingen in 1928, en voor middelgrote ondernemingen in 1978. De hoofdreden waarom een accountantscontrole verplicht werd komt omdat het gezien wordt als belangrijkste controlemiddel, om het vertrouwen van het publiek in de financiële markt te behouden. Doordat de accountantscontrole in sommige gevallen verplicht is bemoeilijkt het wel om wetenschappelijk de toegevoegde waarde van een accountantscontrole te meten.

De gedachte dat de accountant alleen maar bestaat door gratie van de wetgever is in het afgelopen decennium niet verandert. Door de boekhoudschandalen zijn alleen nog maar meer eisen aan een controle onderworpen (Duits, 2012). Na het ontstaan van de moderne onderneming en de daarbij behorende accountantscontrole hebben er door de jaren heen veel ontwikkelingen plaats gevonden.

De moderne onderneming ontstond ongeveer rond 1900. De eerste controle bij de moderne onderneming bestond uit een fragmentarisch controle en een administratieve bijstand. Het begrip fragmentarische controle verraadt eigenlijk al haar betekenis, losstaande elementen (fragmenten) worden gecontroleerd en niet de administratie als geheel. Fiscaal geschoolden oefenden in deze tijd dit beroep uit. Bij de fragmentarische controle werd de opgestelde jaarrekening eigenlijk niet gecontroleerd. De fiscalisten stelden zelf een jaarrekening op met alle verkregen gegevens en dit werd vergeleken met de opgestelde

(10)

10

jaarrekening door het bedrijf zelf. Kortom er werd veel en dubbel werk verricht (Bac e.a., 2003).

In 1924 werd de bottom-up benadering geïntroduceerd. Een accountant moest alle informatie bestudeerd hebben om een redelijke mate van zekerheid in zijn oordeel af te gegeven. Dit hield in dat er een volledige controle moest worden uitgevoerd. Op elke bon en elke factuur moest de accountant een blik werpen (gegevensgericht). Zijn oordeel moest hij baseren op zijn eigen waarnemingen. (Groeneveld, 2008).

In 1930 introduceerde Limperg de verbandcontroles. Er moest volkomen controle zijn, Dit werd bereikt door omspannende verbandcontroles. Alles wat essentieel is mag niet ontbreken. Alle activiteiten van de verschillende afdelingen beïnvloeden elkaar, dit moest af te leiden zijn uit de administratie. Het verschil met de volledige controle is dat niet alle aan ten grondslag liggende mutaties gecontroleerd moeten worden. Wel bijvoorbeeld de hoogte van de voorraad en de verstuurde inkoopfacturen. Kortom de informatie is kloppend als de verbanden kloppen. (Limperg en Groeneveld, 1976).

In 1950 werd de importantie van de interne controle benadrukt. Er werd afgevraagd of de accountant wel blindelings op de gegevens, verschaft door het bedrijf mocht vertrouwen. Dit resulteerde weer in gegevensgericht controle. Na verloop van tijd werd gerealiseerd dat dit veel werk was en niet de meeste efficiënte werkwijze. De accountant kon vaststellen of het systeem betrouwbaar was, waardoor het niet meer nodig was alle mutaties te controleren (Bac e.a., 2003.)

De analytische controle aanpak kwam in 1978 tot stand. Balansposten en stroomgegevens werden beoordeeld. Ook werden de gegevens vergeleken met voorgaande jaren. De top-down benadering stond centraal; het steunen op interne controle. Door te kijken naar de samenhang tussen de interne organisatie, de administratieve organisatie en de maatregelen van interne controle, kon gegevensgerichte controle vervangen worden door de systeemgerichte controle (Bac e.a., 2003.).

Na de ontwikkeling van de systeemgerichte controle ontstond een decennium later, in 1988 de risicoanalysebenadering. Er werd expliciet gekeken naar risicovolle posten in de jaarrekening, waar de kans op een fout het grootst was. Dit onder het motto van efficiëntie. De risicobenadering is internationaal geaccepteerd en alle grote accountantscontrole maken gebruik van deze aanpak. Alleen is nu de vraag of deze aanpak niet te veel geaccepteerd is (Bac e.a., 2003.).

(11)

11

In begin van de 21e eeuw vonden de grote boekhoudschandalen plaats. Er werd te gemakkelijk een handtekening onder een controleverklaring gezet. Waardoor, zoals Janine van Diggelen al beschreef, het imago in de 21e eeuw van de accountant verandert van de grijze boekhouder naar een veelverdiener, met een onbetrouwbaar karakter en de accountant heeft onafhankelijkheid niet meer hoog in het vaandel staan (NRC, 2014).

2.3. Kleine- en midden grote accountantskantoren

In een rapport van de AFM uit 2013 wordt geconcludeerd dat controles van kleinere accountantskantoren ondermaats zijn. In 79% van de gevallen was de controle van onvoldoende kwaliteit. Bedrijven werden onderzocht door middel van een dossieronderzoek. De geanalyseerde bedrijven waren wel wettelijk een accountantscontrole verplicht. De kleine-en middkleine-en grote kantorkleine-en voerkleine-en 5% van de wettelijk verplichte controles uit. De AFM dkleine-enkt dat dit probleem geldt voor alle 180 NBA-kantoren met een niet-OOB-vergunning. Als gevolg hiervan bracht de AFM een advies uit aan kleinere accountantskantoren om te overwegen hun vergunning te laten intrekken (AFM, 2013).

De grotere accountantskantoren richten zich voornamelijk op de grote multinationals bij het verwerven van klanten. Van de bedrijven die wettelijk een accountantscontrole verplicht zijn wordt ook 95% door grotere accountantskantoren uitgevoerd. Om erachter te komen wat het aanbod is voor de kleinere bedrijven die een accountantscontrole niet verplicht zijn te laten uitvoeren, wordt daarom gekeken naar de kleinere accountantskantoren. Is de kwaliteit van een wettelijk niet verplichte accountantscontrole door kleine accountantskantoren ook ondermaats? Wat bieden de kleinere accountantskantoren aan? Richten kleine accountantscontrole zich vaak op deze doelgroep? Om deze vragen te beantwoorden is een vragenlijst uitgestuurd. Kleinere accountantskantoren zijn ondervraagd, hiervan is de werkwijze beschreven in hoofdstuk 6, de Appendix.

Het is duidelijk dat kleinere accountantskantoren zich richten op bedrijven die een accountantscontrole niet verplicht zijn. In het klantbestand van kleinere accountantskantoren is de groep ondernemingen die een accountantscontrole niet verplicht is gemiddeld groter dan 90%. Er worden dus nagenoeg door kleine accountantskantoren alleen maar controles uitgevoerd bij bedrijven die dit wettelijk niet verplicht zijn. Echter is dit niet de belangrijkste dienst die zij aanbieden. Het adviseren van bedrijven en het opstellen van jaarrekeningen zijn de belangrijkste diensten van de kleinere accountantskantoren. De kleinere accountantskantoren twijfelen niet over de toegevoegde waarde van een accountantscontrole. Een onafhankelijk oordeel van een competente derde partij is zeker van importantie. Hierbij

(12)

12

werd meerdere malen het belang van een accountantscontrole benadrukt bij stichtingen en bedrijven waarbij de moederonderneming in het buitenland is gevestigd. Echter wordt door de AFM geconcludeerd dat de kleinere accountantskantoren bij wettelijk verplichte controles onvoldoende kwaliteit leveren. Een vervolgonderzoek zou moeten uitwijzen of dit ook geldt voor niet wettelijk verplichte accountantscontroles. En dan zal blijken of de kleine accountantskantoren wel de toegevoegde waarde van hun accountantscontrole mogen benadrukken.

Tabel 2.2 kleinere accountantskantoren (Bron: Staelmeester, Verstegen en Weirsma& van der Meer, 2015)

Staelmeesters Verstegen Weistra & van der Meer

Controleert u jaarrekeningen van bedrijven die niet verplicht zijn een accountantscontrole uit te laten voeren? JA JA JA Zo ja, wat is de verhouding in uw klantbestand van bedrijven die niet een controle verplicht zijn en bedrijven die wel een controle verplicht zijn?

90/10 95/5 100/0

Is het controleren van jaarrekeningen de belangrijkste dienst die uw bedrijf aanbiedt? Zitten hier de meeste manuren in?

NEE NEE NEE

Vindt u een niet verplichte

accountantscontrole van toegevoegde waarde?

(13)

13

2.4. Samenvatting

Het accountantsberoep zoals wij het kennen is ontstaan door de komst van de moderne onderneming. Het kenmerk van de moderne onderneming is de scheiding tussen kapitaal en de dagelijkse leiding. Deze scheiding had als gevolg dat er een informatieprobleem ontstond. Er kwam behoefte aan controle. In de tijd tussen het ontstaan van de moderne onderneming en het heden hebben verschillende ontwikkelingen zich voor gedaan. Op het moment is het imago van de accountant aan het veranderen van, de grijze boekhouder naar een veelverdiener, met een onbetrouwbaar karakter en de accountant heeft onafhankelijkheid niet meer hoog in het vaandel staan. Om te meten wat de toegevoegde waarde is van een accountantscontrole bij bedrijven die dit niet wettelijk verplicht zijn, wordt gekeken naar de kleinere accountantskantoren die de controle uitvoeren. Zij vinden zelf een accountantscontrole zeker van toegevoegde waarde. Echter concludeert het rapport van de AFM dat de wettelijk verplichte accountantscontrole, uitgevoerd door kleinere accountantskantoren, zeer ondermaats is.

Analyse

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd of een niet verplichte accountantscontrole van toegevoegde waarde is. Er wordt gekeken of de kosten van een accountantscontrole opwegen tegen de opbrengsten en wat de drijfveren zijn voor het uitvoeren van een controle. In 3.1 wordt de invloed van omvang besproken. Daarna volgt 3.2 waarin het interne agency probleem beschreven wordt en waarom dit invloed heeft op uitvoering van een controle. In 3.3 wordt vervolgens het externe agency probleem beschreven en waarom dit invloed heeft op de uitvoering van een controle. Er wordt in 3.4 afgesloten met een samenvatting van het hoofdstuk.

3.1 Invloed van omvang

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd in hoeverre omvang van een bedrijf invloed heeft op de keuze voor het wel of niet laten uitvoeren van een accountantscontrole. In artikel 2:369 BW is beschreven dat een accountantscontrole verplicht is in Nederland, naarmate aan twee of drie van de volgende vereisten wordt voldaan: de verkrijgings- en vervaardigingsprijs van de activa bedraagt meer dan €4.400.000, de netto-omzet over het boekjaar is meer dan €8.800.000 en het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt meer dan 50. In

(14)

14

dit hoofdstuk wordt omvang dan ook (tenzij anders vermeld) gemeten aan de volgende criteria: hoogte van activa uitgedrukt in geld, hoogte van de netto omzet uitgedrukt in geld en het aantal werknemers. Er wordt in de onderstaande onderzoeken een onderscheid gemaakt tussen de omvang van bedrijven die een accountantscontrole niet verplicht zijn.

Figuur 3.1: overzicht van onderzoeken naar invloed van de variabele omvang

Chow (1982), was de eerste die onderzocht wat de drijfveren zijn voor een niet verplichte accountantscontrole. In zijn werk staat vooral de agency theorie centraal. Maar ook onderzocht hij de omvang van een bedrijf om erachter te komen in hoeverre dit van invloed is voor de keuze voor een niet verplichte accountantscontrole. Om de invloed van omvang te meten maakte Chow gebruik van de Economy of scale theory; kosten worden bespaart als de schaal wordt vergroot.

Voor zijn studie koos Chow een dataset die moest voldoen aan twee eisen. De dataset moest komen uit een periode waarin de externe accountantscontrole geheel op vrijwillige basis geschiedde. En zijn tweede eis was dat de dataset alle variabele moest bevatten die belangrijk waren voor het onderzoek. Hij kwam uit op een dataset uit het jaar 1926, aan beide van zijn eisen werd in deze dataset voldaan. Zijn dataset bevatte alleen maar beursgenoteerde bedrijven. Chow wilde namelijk de aandeelprijs weten, voor het bepalen van de marktwaarde van de bedrijven. De omvang van een bedrijf werd vastgesteld met de volgende formule:

Omvang = Marktwaarde van owner’s equiy + Boekwaarde van debt.

Auteur(s) Land Private/

Public

Significant

Carey et al. (2010) Australië Private 0

Chow (1982) Verenigde Staten Public +

Collis (2010) Verenigd Koninkrijk/

Denemarken

Private +

Collis et al. (2004) Verenigd Koninkrijk Private +

Duits (2012) Nederland Private 0

(15)

15

Chow veronderstelde H1= ‘’Hoe groter de omvang van een bedrijf, hoe groter de

vraag naar een accountantscontrole’’. Na het uitvoeren van zijn onderzoek concludeerde hij

hoe groter de omvang van een bedrijf, hoe groter de behoefte aan een controle. Zijn hypothese was waar en werd niet verworpen. Hij maakte de gevolgtrekking, dat de marginale kosten van interne controle dalen naarmate een bedrijf groter wordt, dit karakteriseert de

economy of scale theory. Als een bedrijf verdubbelt in omvang betekent dit niet dat de kosten

van een accountantscontrole ook verdubbelen. Kortom een accountantscontrole is voor een bedrijf met een grotere omvang relatief goedkoper. En volgens Chow wegen de voordelen op tegen de kosten .

Collis, Jaris & Skerrat (2004) zijn ook van mening dat omvang van een bedrijf invloed heeft op de vraag naar een niet verplichte accountantscontrole. De data gebruikt in het onderzoek is afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk. Wanneer een accountantscontrole verplicht is te laten uitvoeren in het Verenigd Koninkrijk, is vrijwel gelijk aan de Nederlandse vereisten rond 1999. In het Verenigd Koninkrijk moest aan twee van de volgende drie vereisten worden voldaan: Netto-omzet bedraagt meer dan 4.200.000 Pond, de activa verkrijgings-en vervaardigingsprijs is meer dan 2,100.000 pond en het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt meer dan 50.

Een regressieanalyse werd opgesteld aan de hand van verschillende ingevulde vragenlijsten. De vragenlijst bestond uit zes pagina’s en 33 verschillende vragen. De gebruikte dataset is afkomstig uit het jaar 1999 en de ondervraagde bedrijven waren naar Engelse wet geclassificeerd als kleine bedrijven. Er werden 2288 bedrijven ondervraagd. De bedrijven in de dataset zitten aan de onderkant van de grens van kleine bedrijven: 62% had een netto omzet tussen de 500.000 en 1.000.000 pond, 49% had een lagere waarde van activa dan 500.000 pond en 52% had minder dan 10 werknemers.

Collis et al.(2004) veronderstelden H1= ‘’De waarschijnlijkheid voor de keuze van

bestuurders voor een niet verplicht accountantscontrole stijgt, naarmate de netto-omzet, waarde van activa en het aantal werknemers stijgt.’’ In de analyse worden netto-omzet,

activa en werknemers allemaal als onafhankelijke variabele apart beschouwd en niet als één variabele; omvang. Na het verrichten van een regressieanalyse kan worden geconcludeerd dat omvang een drijfveer is voor het laten uitvoeren van een accountantscontrole. De hypothese van Collis et al. (2004) blijkt waar. Alle drie de variabele hebben een significant verband met het laten uitvoeren van een accountantscontrole. De variabele netto-omzet oefent het meeste invloed uit. Hoe groter het bedrijf wordt, hoe meer waarschijnlijk er wordt gekozen voor een accountantscontrole.

(16)

16

Collis (2010) is een vervolgstudie op Collis et al. (2004). Het bevat een aanvullend model op de vraag naar een niet verplichte accountantscontrole. De database van de studie bestaat uit 592 bedrijven die naar Engelse en Deense wet geclassificeerd zijn als kleine ondernemingen. Er wordt in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen ’gewoon’ kleine bedrijven en micro-companies. Micro-companies zijn bedrijven die minder dan tien werknemers in dienst hebben en een netto-omzet van minder dan 2.000.000 euro hebben. In dit onderzoek zijn 419 van de 592 ondernemingen micro-companies. In dit onderzoek wordt het verschil tussen deze twee groepen geanalyseerd, en wordt alleen de netto-omzet gerekend wat betreft de omvang. Collis veronderstelt: H1= ‘’De waarschijnlijkheid voor de keuze van

bestuurders voor een niet verplicht accountantscontrole stijgt, naarmate de netto-omzet stijgt.’’ Er kan na het vergelijken van beide groepen geconcludeerd worden dat omvang een

drijfveer is voor het laten uitvoeren van een accountantscontrole. De opgestelde hypothese wordt niet verworpen. En er kan worden geconcludeerd dat ook bij deze dataset er sprake is van invloed van omvang.

In tegenstelling tot de voorafgaand genoemde auteurs, wordt in het stuk van Carey, Simnett & Tanewski (2010) omvang niet gezien als een bepalende variabele, wat betreft de keuze voor een niet verplichte accountantscontrole. De data die gebruikt is voor het onderzoek bestaat uit 186 familiebedrijven uit Australië. Familiebedrijven worden in dit onderzoek beschreven als bedrijven waarbij de meerderheid van de aandelen familiebezit is. Bij veel bedrijven ligt de meerderheid van de aandelen bij de familie, in Amerika is 80% van de bedrijven een familiebedrijf.

Carey et al. (2010) deden vooraf aan hun onderzoek een literatuuronderzoek naar onder andere de invloed van de omvang voor de keuze voor een niet verplichte accountantscontrole. Zij gebruikten voor dit literatuuronderzoek ook het stuk van Chow uit 1982. Zij kwamen naar aanleiding hiervan op de volgende hypothese: H1= ‘’Bij

ongereguleerde familiebedrijven is de vraag voor een accountantscontrole positief gecorreleerd met de omvang van een bedrijf’’.

Van de 186 bedrijven kozen 110 bedrijven voor een accountantscontrole, de andere 76 bedrijven hadden deze behoefte echter niet. de resultaten waren duidelijk. Voor zowel interne als externe controle werd de hypothese verworpen. De omvang van een bedrijf is niet positief gecorreleerd met de vraag naar een accountantscontrole werd geconcludeerd. Dit was voor de onderzoekers verassend aangezien in hun literatuuronderzoek wel een positief verband werd beschreven.

(17)

17

verplichte accountantscontrole. Hij kwam tot hetzelfde resultaat als Carey, Simnett & Tanewski. Omvang is niet positief gecorreleerd met de vraag naar een accountantscontrole. In dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een populatie van Nederlandse ondernemingen. Deze ondernemingen voldeden na de deregulatie van 2006 niet meer aan de wettelijke criteria voor een middelgrote onderneming. Dat wil zeggen dat de bedrijven na 2006 een externe accountantscontrole niet meer verplicht waren. In het onderzoek werden 154 Nederlandse ondernemingen onder de loep genomen. De benodigde gegevens zijn verzameld door middel van het uitsturen van vragenlijsten.

Voorafgaande aan het onderzoek werd de bestaande literatuur geraadpleegd. En werd na dit literatuuronderzoek het volgende verondersteld: H1= ‘’Hoe groter het bedrijf is, hoe

meer waarschijnlijk een bedrijf behoefte heeft aan een accountantscontrole’’. In dit

onderzoek werd ook weer gekeken naar: de hoogte van de netto omzet, hoogte van de activa en het aantal werknemers Na het uitvoeren van een analyse kon worden geconcludeerd dat alleen het aantal werknemers een positieve relatie had met de vraag naar een accountantscontrole. Alleen wordt er in het onderzoek beschreven dat dit verband niet per definitie komt door het aantal werknemers. Maar dit positief verband bestaat door loss of

control (3.2.1) Er wordt in het onderzoek geconcludeerd dat loss of control wel weer

veroorzaakt wordt door het aantal werknemers. Kortom, de omvang van een bedrijf is volgens dit onderzoek niet positief gecorreleerd met de vraag naar een accountantscontrole, wel is loss of control een drijfveer voor het laten uitvoeren van een accountantscontrole. In de regressie analyse wordt een R² van 0.062 gevonden. Dit betekent dat 6.2% voor de vraag van een accountantscontrole kan worden verklaard door de omvang. Dit is erg laag, en wordt voornamelijk verklaard door loss of control.

Janine van Diggelen vicevoorzitter van de IFIAR beschreef al dat er een structureel probleem heerst in het accountantsberoep. Zij vertelde dat deze problemen niet alleen voor Nederland gelden maar wereldwijd van kracht zijn (NRC, 2014). Echter wordt de vraag voor een accountantscontrole voor bedrijven die dit niet wettelijk verplicht zijn, niet wereldwijd verklaart door de factor omvang. Aan de ene kant heb je de onderzoeken van Chow (1982), Collis et al. (2004) en Collis (2010) die concludeerden dat omvang wel degelijk positief gecorreleerd is met de vraag naar een accountantscontrole. Daartegenover zijn Carey et al (2010) en Duits (2012) die resultaten vonden waarbij het niet ondersteunt werd dat omvang positief gecorreleerd is met de vraag naar een accountantscontrole.

(18)

18

3.2. Interne agency problemen

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd in hoeverre interne agency problemen invloed hebben op de keuze voor een niet verplichte accountantscontrole. Interne agency problemen ontstaan door de verschillende belangen van de werknemers en het management binnen een bedrijf (Abdel-khalik , 1993). De volgende interne agency problemen worden in dit hoofdstuk beschreven. In 3.2.1 wordt complexiteit beschreven en in hoeverre een accountantscontrole door loss of control van toegevoegde waarde is. In 3.2.2 wordt het bestaan van externe bestuurders beschreven, en in hoeverre dit invloed heeft op de vraag naar een accountantscontrole. In 3.3.3 wordt beschreven wat het effect is van een accountantscontrole op resultaatmanagement.

Auteur(s) Onderwerp Significant

Knechel et al. (2008) Complexiteit +

Hay et al. (2010) Complexiteit +

Duits (2012) Externe bestuurders +

Ettredge et al. (1994) Externe bestuurders 0

Willekens (2008) Resultaatmanagement +

Collis (2010) Resultaatmanagement +

Tabel 3.2: overzicht van onderzoeken naar invloed van interne agency problemen

3.2.1. Complexiteit

Als de bestuurders van een onderneming alle aandelen bezitten, kunnen er geen moral hazard problemen ontstaan, ten gevolge van scheiding tussen eigendom en bestuur. Desalniettemin kunnen moral hazard problemen ook intern bestaan. In dit geval kan je het bestuur beschouwen als de principaal en de werknemers als agents, beide partijen met hun eigen belangen. Het bestuur probeert controle uitoefenen op de werknemers om ervoor te zorgen dat zij zullen handelen uit het belang van het bedrijf (Abdel-khalik, 1993).

In 3.1 is beschreven dat complexiteit ontstaat onder andere door de omvang van het aantal werknemers. Een groter aantal werknemers leidt tot meer loss of control (3.1). Echter ontstaan daartegenover wel, door de groei van werknemers meer hiërarchische niveaus in een bedrijf. Door deze lagen zal het management meer in staat zijn controle uit te oefenen. Echter zitten hier limieten aan vast. Volledige controle bij een groot aantal werknemers zal leiden tot

(19)

19

verlies. Het is lastig om controle uit te kunnen oefenen voor het belang van het bedrijf als geheel in plaats van de verschillende activiteiten(Knechel, Niemi & Sungren, 2008).

Knechel et al. (2008) vonden een positief verband tussen complexiteit en de vraag naar een accountantscontrole. Zij gebruikten een dataset van 2333 midden-en klein bedrijven uit Finland. In Finland is elk commercieel bedrijf een accountantscontrole verplicht. Alleen bestaan hier verschillende controles voor verschillende bedrijven, wat betreft omvang. Midden- en kleine bedrijven kunnen uit vier typen controle kiezen. Zij kunnen kiezen hun accountantscontrole uit te laten voeren door: internationale accountantskantoren, nationale accountantskantoren, lokale accountantskantoren en niet gecertificeerde accountants.

Voorafgaande aan het onderzoek werd naar aanleiding van het raadplegen van de bestaande literatuur de volgende hypothese opgesteld: H1= ‘’De keuze voor een

gecertificeerd accountant hangt positief samen met complexiteit’’. de dataset bestaande uit

2333 bedrijven werd verzameld uit de Voitto+ database. Deze database bevat informatie van bijna elk Fins bedrijf, aangezien elk bedrijf de jaarrekening verplicht is te publiceren.

In het onderzoek worden 4 maatstaven gebruikt voor het meten van complexiteit in een bedrijf. De eerste maatstaaf is het salaris, er wordt gemeten hoeveel loonkosten er zijn ten opzichte van de totale kosten. Hoe hoger de arbeidsintensiteit van een bedrijf, hoe meer complex het bedrijf is. Ten tweede wordt de ratio van voorraad en vorderingen gebruikt als maatstaf. Hoe meer transacties hoe complexer een bedrijf is. De derde maatstaaf om de hoogte van complexiteit te meten is de dummy variabele; GROUP (1= ja, 0= nee). Er wordt gekeken of een bedrijf tot een concern behoort. Bedrijven die behoren tot een concern neigen meer complex te zijn. Tot slot wordt de groei in verkopen gebruikt als maatstaaf, een aanzienlijke groei kan leiden tot stress en chaos.

Het onderzoek resulteerde in de conclusie: midden- en kleine bedrijven zijn meer geneigd een gecertificeerde accountant in dienst te nemen, bij een grotere omvang van complexiteit. De opgestelde hypothese wordt niet verworpen.

Ook Hay, Knechel en Wong (2006) vonden bewijs voor het bestaan van een positieve relatie tussen de vraag naar een accountantscontrole en de complexiteit van een bedrijf. Zij namen zeven verschillende maatstaven voor complexiteit. De verschillende variabele zijn: het aantal buitenlandse dochterondernemingen, het aandeel buitenlandse activa, aantal Standard Industrial Classification (SIC) codes, aantal zakelijke segmenten, aantal audit locaties en een oordeel over de complexiteit van het auditteam. Zij vonden een sterke relatie tussen

(20)

20

complexiteit en de vraag naar een accountantscontrole. Voorafgaande aan het eigen onderzoek hadden Hay et al (2006) een literatuuronderzoek verricht. Zij hadden 169 verschillende onderzoeken geanalyseerd waarbij slechts twee een negatieve relatie toonden, 30 insignificant waren en bij de rest was de relatie complexiteit en de vraag naar audit positief gecorreleerd. In totaal had 81% van de onderzoeken een positief verband. Kortom, grotendeel van de onderzoeken laten een positief verband zien tussen complexiteit en de vraag naar een accountantscontrole.

3.2.2. Externe bestuurders

Er zijn verschillende manieren om werknemers te laten handelen in het belang van een bedrijf. Naast een externe accountantscontrole, zijn er andere controlemechanismes die beschouwd worden als substituut van de externe accountantscontrole. Verschillende andere controlemechanismes zijn: interne accountantscontroles, interne controle systemen en externe bestuurders. Als er externe bestuurders bestaan wordt er vanuit gegaan dat dit ook een effect heeft op de vraag naar een accountantscontrole. Externe bestuurders hebben namelijk te maken met toegenomen effecten van regelgeving en aansprakelijkheid. Ook hebben externe bestuurders vaak een goede reputatie die zij graag willen behouden (Jensen & Meckling, 1976).

Duits (2012) onderzocht naast de invloed van omvang (3.1) ook de invloed van externe bestuurders op de vraag naar een accountantscontrole. Hij gebruikte zoals ook beschreven in 3.1 een dataset van 154 Nederlandse ondernemingen, die na de deregulatie van 2006 niet meer aan de wettelijke criteria van een middelgrote onderneming voldeden. Met als gevolg dat zij niet meer een accountantscontrole verplicht waren. De benodigde gegevens zijn verzameld door middel van het uitsturen van vragenlijsten.

In zijn literatuuronderzoek werd onder andere het stuk van Jensen & Mecking (1979) gebruikt en kwam Duits (2012) tot de volgende hypothese: H1=’’ het bestaan van externe

bestuurders heeft positief effect op de vraag naar een accountantscontrole’’. Om dit te

onderzoeken gebruikte hij de dummy variabele OUTDIR (1= ja, 0= nee). Er werd een significante relatie gevonden tussen de vraag naar een accountantscontrole en het bestaan van externe bestuurders. Bij een alpha van 5% wordt de hypothese niet verwerpen. Kortom, de aanwezigheid van externe bestuurders vergroot de vraag naar een accountantscontrole.

In de meeste onderzoeken, naar de invloed van externe bestuurders kwam een resultaat naar voren dat er een verband was met de vraag naar een accountantscontrole. Echter hadden Ettredge, Simon, Smith & Stone (1994) wel een ander resultaat. In hun

(21)

21

onderzoek onderzochten zij waarom bedrijven wel tijdig hun jaarrekening laten beoordelen en waarom sommige bedrijven dit juist niet doen. In hun dataset gebruikten zij Amerikaanse bedrijven. Zij kwamen tot de conclusie dat bedrijven die tijdig hun jaarrekening laten controleren, minder externe bestuurders hebben.

3.2.3. Resultaatmanagement

Wanneer er sprake is van resultaatmanagement zal de kwaliteit van gerapporteerde winsten en ook de kwaliteit van de jaarrekening lager zijn. Echter biedt accountantscontrole uitkomst. Een accountantscontrole heeft een positief effect op de kwaliteit van de jaarrekening. Een accountantscontrole fungeert als een controlemechanisme om de kwaliteit van de financiële gegevens te verhogen en onzekerheid bij gebruikers weg te nemen (Willekens, 2008).

Willekens (2008) onderzocht in haar studie de toegevoegde waarde van een accountantscontrole. De dataset uit 2004, die werd gebruikt bestaat uitsluitend uit Belgische ondernemingen. De ondernemingen waren relatief klein, maar vielen destijds qua omvang net onder het grootheidscriterium voor een wettelijk verplichte accountantscontrole. Willekens (2008) verzamelde haar ondernemingen via de Belfirst databank. De ondernemingen voldeden individueel aan de volgende vereisten: totale waarde van activa was tussen de 2-3.5 miljoen euro en de omzet was kleiner dan 6 miljoen. Er werd verder geen rekening gehouden met het criterium wat betreft de personeelsomvang (>50). Voor het onderzoek werden 1341 ondernemingen geanalyseerd waarvan 32.8% vrijwillig een extern accountantskantoor had ingeschakeld.

Na een onderzoek naar de bestaande literatuur veronderstelde Willekens (2008) het volgende: H1=’’Ondernemingen met een auditor doen minder aan resultaatmanagement’’. Na het uitvoeren van een regressieanalyse, waarvan de gegevens verzameld waren via vragenlijsten, kwam zij op de volgende conclusie: ondernemingen die een accountantscontrole laten uitvoeren vertonen significant minder resultaatmanagement. Ook Haw, Qi & Wu (2008) deden onderzoek naar de economische gevolgen van een vrijwillige accountantscontrole. Zij onderzochten Chinese ondernemingen tussen 1996-1999. In die tijd werden investeerders en wetgevers meer en meer bewust van de importantie van de Chinese markt. De eisen voor een verplichte accountantscontrole waren nog gematigd streng. Een steekproef van 2458 Chinese ondernemingen werd gebruikt. In hun onderzoek vonden zij net als Willekens een verband tussen resultaatmanagement en de vraag naar een accountantscontrole.

(22)

22

tussen resultaatmanagement en de vraag naar een accountantscontrole. Werden er ook verschillende onderzoeken gedaan naar het verband tussen de kwaliteit van de financiële informatie en de vraag naar een accountantscontrole. Al met al waren de resultaten van de verschillende onderzoeken vrijwel allemaal hetzelfde: een voordeel van een accountantscontrole is de verbetering van de financiële informatie.

3.3. Externe agency problemen

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd in hoeverre externe agency problemen invloed hebben op de keuze voor een niet verplichte accountantscontrole. Externe agency problemen ontstaan door de verschillende belangen van de eigenaren het management binnen een bedrijf. Hierbij staan de belangenverschillen van de twee groepen weer centraal. De eigenaren nemen de rol van de principaal aan en het management de rol van agent (Jensen & Meckling, 1976). In 3.3.1 wordt de relatie tussen eigenaren en het management besproken. Naast de relatie tussen het management en de eigenaren ontstaan er ook externe agency problemen tussen de verstrekkers van vreemd vermogen en aandeelhouders. In 3.3.2 wordt de relatie tussen aandeelhouders en verstrekkers van vreemd vermogen beschreven. In 3.3.2 worden vertrouwen en schuld apart beschreven.

tabel3.3: overzicht van onderzoeken naar invloed van externe agency problemen

3.3.1. De relatie tussen aandeelhouders en het management

De resultaten van diverse onderzoeken naar de invloed van het aandelenbezit van management lopen flink uiteen. Echter gebaseerd op de principal-agent theory kan worden

Auteur(s) Onderwerp(en) Significant Seow (2001) Aandelenbezit/

Leningsvoorwaarden

+/+

Senkow et al. (2001) Aandelenbezit/ Leningsvoorwaarden

0/+

Collis et al. (2004) Vertrouwen/

Leningsvoorwaarden

+/+

Humphrey & Turley (1986)

Vertrouwen +

Blackwell et al. (1989) Rentekosten +

(23)

23

aangenomen dat een klein tot geen aandelenbezit van het management, kan leiden tot een grotere vraag naar een accountantscontrole. Een manager zou eerder bij een kleine aandeel zijn belangen als manager willen behartigen, in plaats van zijn belangen als aandeelhouder. De tegenstrijdige belangen van aandeelhouders en het management vergroten de vraag naar een accounantscontrole (Chow, 1982).

Seow (2001) onderzocht de vraag naar een accountantscontrole na de deregulatie van 1994 in het Verenigd Koninkrijk. Deze deregulatie maakte onderzoek naar de toegevoegde waarde van een accountantscontrole mogelijk. Seow (2001) stuurde een vragenlijst uit en nam erna nog korte interviews telefonisch af. De interviews waren met directeuren van kleine bedrijven rondom Manchester. Seow (2001) verzamelde voor de database 95 ondernemingen, echter wilden niet alle bedrijven meewerken. Er wilden 32 bedrijven niet deelnemen aan het onderzoek om verschillende redenen. De hoofdredenen waren tijdgebrek door de dagelijkse activiteiten en gebrek aan kennis over de onderneming.

Na het bestuderen van de bevindingen van Meckling (1976) en Wallace (1980) kwam Seow (2001) tot de volgende hypothese: H1=’’ De waarschijnlijkheid van de vraag naar een

accountantscontrole stijgt omgekeerd met de toename van managers aandelenbezit’’. Hij

gebruikte voor het testen van deze hypothese de volgende onafhankelijk variabele: Aantal niet-manager aandeelhouders en het percentage van aandeelhouders die tevens ook bestuurders zijn. De resultaten waren duidelijk; de hypothese werd niet verworpen. Een onderneming met veel niet besturende aandeelhouders is eerder geneigd een niet verplichte accountantscontrole te laten uitvoeren.

Senkow, Rennie, Rennie & Wong (2001) kwamen echter tot een andere conclusie. Zij onderzochten de drijfveren van grote Canadese bedrijven, voor het continueren of het beëindigen van de accountantscontrole. Dit onderzoek was naar aanleiding van de deregulatie uit 1994 in Canada. Een accountantscontrole geschiedde sindsdien voor veel grote bedrijven op vrijwillige basis. In het onderzoek keken Senkow et al (2001) ook naar de relatie tussen het aandelen bezit van het management en de vraag naar een accountantscontrole. In totaal werden 896 bedrijven geanalyseerd die aangegrepen waren door de deregulatie. Hiervan continueerden 75% van de ondernemingen de accountantscontrole en 25% dis continueerden de vanaf dat moment niet verplichte accountantscontrole. De hoofdreden voor het continueren van een accountantscontrole was het aantrekken van leningen. Dit was de meest significante factor. Echter werd er geen verband gevonden tussen de vraag naar een accountantscontrole en het percentage aandelenbezit van het management. Naast deze twee onderzoeken is er meer onderzoek gedaan naar de relatie tussen de vraag naar een

(24)

24

accountantscontrole en het aandelenbezit van het management. Uit deze onderzoeken kwamen gemengde resultaten.

3.3.2. De relatie tussen aandeelhouders en verstrekkers van vreemd vermogen

In figuur 2.1 is visueel weergegeven dat er verschillende belanghebbenden zijn in een bedrijf. Hierdoor bestaan meer externe agency problemen dan alleen de agency problemen tussen het management en de eigenaren. Hieronder wordt beschreven in hoeverre het een accountantscontrole het vertrouwen versterkt in een bedrijf. Ook wordt er het bestaan van schuld beschreven en wat hiervan de gevolgen zijn.

3.3.2.1. Vertrouwen

Limperg (1932/1933) wordt gezien als de grondlegger van het accountantsberoep. Hij introduceerde de leer van het gewekte vertrouwen. In zijn werk stond het publieke belang centraal. De hoofdreden van een accountantscontrole is ook het geven van een redelijk mate van zekerheid. Door een accountantscontrole kunnen externe partijen (publiek) meer vertrouwen op de weergegeven financiële informatie. Als er vertrouwen in de getrouwheid van de financiële informatie is, kunnen lange relaties onderhouden worden met klanten. Elk bedrijf wil een vaste bron van inkomsten, waar vaste klanten voor zorgen. Daarnaast kan door het bestaan van vertrouwen, meerdere betrouwbare leveranciers worden aangetrokken. Bedrijven werken graag samen met bedrijven die zekerheid bieden van levering en/of betaling. Evenzeer als een bedrijf een lening aan wil trekken van een bank, zal een bank graag zekerheid willen dat een bedrijf wel aan de aflossing en rentebetaling kan voldoen. Kortom vertrouwen is van belang voor verschillende derde partijen. Maar er kan worden afgevraagd, in hoeverre een accountantscontrole vertrouwen geeft en of de kosten hiervan niet opwegen tegen de voordelen.

Collis et al. (2004) onderzochten, zoals al eerder beschreven, de invloed van omvang en de invloed van resultaatmanagement, bij het bepalen of een accountantscontrole van toegevoegde waarde is. Ook werd er in het onderzoek gekeken naar het vertrouwen in een bedrijf, van derde partijen. In het onderzoek werden bedrijven uit Verenigd koninkrijk geanalyseerd. Collis et al. (2004) veronderstelden na een literatuuronderzoek het volgende:

H1=’’Bedrijven zijn meer bereid een accountantscontrole te laten uitvoeren, als dit meer

opbrengsten blijkt te generen’’. Samengevat als een accountantscontrole een derde partij kan

overhalen te investeren, leveren of kopen zal dit gedaan worden. Uit het onderzoek blijkt dat de relatie met de bank en de relatie met binnenlandse kopers invloed heeft voor het laten

(25)

25

uitvoeren van een accountantscontrole.

Ouder kwalitatief onderzoek laat ook zien dat relaties met de bank en binnenlandse kopers invloed heeft op de keuze voor een accountantscontrole. Humphrey en Turley (1986) ontdekte in het onderzoek dat reputatie van groot belang was. In uitgezonden vragenlijsten kwam dit telkens naar voren.

3.3.2.2. Schuld

Chow (1982) richt zich in zijn onderzoek op de verhoudingen van de kapitaalstructuur in een bedrijf. Wat zijn de verhoudingen in kapitaal tussen de aandeelhouders en de verstrekkers van vreemd vermogen. Tussen deze groepen kunnen ook externe agency problemen ontstaan. Chow (1982) insinueert dat bij meer aanwezigheid van schuld deze problemen meer hevig zijn. Schuldeisers hebben eerder recht op uitbetaling van vermogen, dit resulteert in een lagere bedrijfswaarde omdat er geen optimaal investeringsbeleid is. Wanneer bij een lening cijfers uit de jaarrekening van groot belang zijn door de gestelde voorwaarden van een lening, kan er een accountantscontrole uitkomst bieden.

Collis et al (2004) onderzochten een verband tussen de vraag naar een accountantscontrole en de relatie met de bank. Zij concludeerden uit het onderzoek dat bedrijven die een lening willen aantrekken, eerder een accountantscontrole laten uitvoeren. Seow (2001) maakte na zijn onderzoek de gevolgtrekking dat een lening met speciale voorwaarden, of de vraag van de bank voor een accountantscontrole, leidt tot het eerder laten uitvoeren van een niet verplichte accountantscontrole. Ook Senkow et al. (2001) vonden bewijs dat leningsvoorwaarden verband houden met de vraag naar een accountantscontrole.

Naast de leningsvoorwaarden kan er gekeken worden naar de kosten van schuld. Kan een accountantscontrole deze kosten reduceren. Blackwell, Noland en Winters (1998) beredeneerden dat een accountantscontrole monitoringkosten reduceert. Dit met gevolg dat rentepercentages lager worden. De dataset bevatte 212 leningsovereenkomsten, de bedrijven waren allemaal besloten vennootschappen. Blackwell et al. (1998) kregen toegang tot gegevens van zes banken. Wel werd er afgesproken dat er niks gekopieerd werd, en dat elke partij anoniem bleef. Zij kwamen tot de conclusie dat een accountantscontrole leidt tot lagere rentekosten. Er werd een R2 van 0.66 gevonden. De lagere rentekosten kunnen voor 66% verklaart worden door een accountantscontrole. Willekens (2008) vond daarentegen niet significant bewijs. En verder hadden verschillende onderzoeken wisselende resultaten.

(26)

26

3.4. Samenvatting

De analyse van dit literatuuronderzoek is onderverdeeld in drie factoren die de vraag naar een accountantscontrole mogelijk beïnvloeden: de invloed van omvang, de invloed van interne agency problemen en de invloed van externe agency problemen. Naar de invloed van omvang zijn verschillende onderzoeken gedaan. De resultaten waren echter wisselend. Uit veel onderzoeken kwam een positief verband maar in sommige onderzoeken werd daarentegen geen verband gevonden. De invloed van interne agency problemen worden in dit hoofdstuk onderverdeeld in de factoren: complexiteit, externe bestuurders en resultaatmanagement. Waarbij alleen de variabele externe bestuurders verschillende resultaten toont. Complexiteit en resultaatmanagement zijn beide positief gecorreleerd met de vraag naar een accountantscontrole. Tot slot worden de externe agency problemen onderverdeeld in: de relatie tussen aandeelhouders en het management, vertrouwen en aanwezigheid van schuld. Hierbij wordt bij alle verschillende onderzoeken geconcludeerd dat vertrouwen en leningsvoorwaarden positief gecorreleerd zijn met de vraag naar een accountantscontrole. Bij de andere variabele zijn de resultaten wisselend. In de figuren: 3.1, 3.2 en 3.3 is van de resultaten een overzicht gemaakt.

Discussie & Conclusie

Problemen in het accountantsberoep, die zijn ontstaan in het begin van de 21e eeuw, zijn nog steeds niet verdwenen. Er wordt zelfs benadrukt dat er een structureel probleem is wat zich wereldwijd voordoet. Het probleem speelt zowel bij de grote accountantskantoren als bij de kleinere accountantskantoren. Het vertrouwen in het beroep verslechtert en het imago van de accountant verschuift. Er wordt verondersteld dat het accountantsberoep alleen nog bestaat bij gratie van de wetgever. In dit literatuuronderzoek is daarom de toegevoegde waarde van een niet verplichte accountantscontrole onderzocht. Om een antwoord te vinden op de gestelde hoofdvraag: In hoeverre is een niet verplichte accountantscontrole van toegevoegde

waarde? zijn er in dit onderzoek drie drijfveren geanalyseerd. De drijfveren voor een niet

verplichte accountantscontrole in dit literatuuronderzoek zijn: omvang, interne agency problemen en externe agency problemen.

In hoofdstuk 3.1 komt omvang ter discussie en in hoeverre omvang de vraag naar een accountantscontrole vergroot. In figuur 3.1 worden de resultaten van de verschillende onderzoeken weergegeven. De resultaten zijn wisselend aan de ene kant heb je de onderzoeken van Chow (1982), Collis et al. (2004) en Collis (2010) die concluderen dat

(27)

27

omvang wel degelijk positief gecorreleerd is met de vraag naar een accountantscontrole. Daartegenover staan Carey et al (2010) en Duits (2012) die resultaten vonden waarbij het niet ondersteunt wordt dat omvang positief gecorreleerd is met de vraag naar een accountantscontrole.

In hoofdstuk 3.2 worden interne agency problemen beschreven. Er wordt een onderverdeling gemaakt tussen: complexiteit, externe bestuurders en resultaatmanagement. In figuur 3.2 worden de resultaten van de verschillende onderzoeken weergegeven. Complexiteit is duidelijk een drijfveer voor de vraag naar een niet verplichte accountantscontrole. Dit wordt in alle geanalyseerde onderzoeken bewezen. De resultaten van de factor externe bestuurders is echter wisselend. In de meeste onderzoeken, naar de invloed van het bestaan van externe bestuurders, kwam naar voren dat er wel een positief verband is, maar ook in enkele onderzoeken bleek dit niet het geval, zoals bij Ettregde et al. (1994). Het interne agency probleem resultaatmanagement is ook een drijfveer voor de vraag naar een niet verplichte accountantscontrole.

In hoofdstuk 3.3 worden externe agency problemen beschreven. Er wordt een onderverdeling gemaakt tussen: de relatie tussen aandeelhouders en het management, vertrouwen en het bestaan van schuld. In figuur 3.3 zijn de resultaten van de verschillende onderzoeken weergegeven. De relatie tussen aandeelhouders en het management laat uiteenlopende resultaten zien. Vertrouwen is wel positief gecorreleerd met de vraag naar een accountantscontrole. Voor schuld wordt er onderscheid gemaakt tussen rentekosten en leningsvoorwaarden. rentekosten is positief gecorreleerd en de resultaten over rentekosten zijn wisselend.

Samengevat komt er in dit literatuuronderzoek naar voren dat er verschillende drijfveren bestaan voor het laten uitvoeren van een niet verplichte accountantscontrole. De resultaten waren wisselend of geheel positief, zoals dit weergeven is in de figuren: 3.1, 3.2 en 3.3. Er kan dus worden gesteld dat een accountantscontrole voor sommige bedrijven die niet een wettelijke verplichting hebben van toegevoegde waarde is. Aangezien de geanalyseerde factoren drijven tot de keuze voor een wettelijk niet verplichte accountantscontrole. De voordelen wegen op tegen de kosten.

Echter zijn er verschillende limieten aan dit onderzoek. Dit begint met de verschillen in regelgeving. De geanalyseerde onderzoeken zijn immers uitgevoerd met data uit landen binnen de Europese Unie als buiten de Europese Unie. Dit maakt het onderzoek te breed. Wisselende resultaten zijn een logisch gevolg. Daarnaast is de omvang van de ondervraagde kleinere accountantskantoren, uit hoofdstuk 2.3 te klein. Ook zijn de verschillen van de groep

(28)

28

bedrijven die geen accountantscontrole verplicht zijn erg groot. Er is niet voor een specifieke maatstaaf gekozen voor de bedrijven zoals bijvoorbeeld: rechtsvorm of omvang. Hiernaast is uit rapport van de AFM gebleken dat 79% van de wettelijke verplichte accountantscontroles van kleine accountantskantoren van ondermaatse kwaliteit is. Dit rapport stamt uit 2013, en veel onderzoeken uit de analyse zijn voor deze periode verricht. Er kan gesteld worden dat de tijdwijdte van dit literatuuronderzoek te groot is.

De limieten aan dit literatuuronderzoek bieden mogelijkheden voor een vervolgonderzoek. Om een meer concreet antwoord te krijgen op de vraag: in hoeverre is een

niet verplichte accountantscontrole van toegevoegde waarde? De volgende aanpassingen

moeten worden gemaakt. Ten eerste moet er meer rekening worden gehouden met tijd en nationaliteit. Ten tweede zal de te onderzoeken groep specifieker moeten worden, bijvoorbeeld alleen Nederlandse besloten vennootschappen met 25-50 werknemers tussen 2010-2015. En tot slot zal het interessant zijn een schakeling te maken tussen het aanbod en de vraag. Meer kleine accountantskantoren ondervragen die het aanbieden jaarrekeningen te laten controleren. En kijken wat hun diensten kunnen toevoegen voor bedrijven. Een vervolgonderzoek naar de toegevoegde waarde van een niet verplichte accountantscontrole uitgevoerd door een klein accountantskantoor zal daarom boeiend zijn. De AFM heeft al in een rapport verondersteld dat wettelijk verplichte accountantscontroles, uitgevoerd door kleine kantoren, van ondermaatse kwaliteit zijn. Door een vervolgonderzoek kan worden vastgesteld of de kwaliteit van wettelijk niet verplichte accountantscontroles, uitgevoerd door kleine accountantskantoren, ook ondermaats zijn.

(29)

29

References

5.1 Wetenschappelijke bronnen

Abdel-khalik, A.R. (1993). Why Do Private Companies Demand Auditing? A Case for Organization Loss of Control. Journal of Accounting, Auditing & Finance, 8(1), 31-52.

Blackwell, D.W., Noland, T.R. & Winters, D.B. (1998). The Value of Auditor Assurance: Evidence from Loan Pricing. Journal of Accounting Research, 36(1), 57-70.

Carey, P., Simnett, R. & Tanewski, G. (2000). Voluntary Demand for Internal and External Auditing by Family Businesses. Auditing: A Journal of Practice and

Theory, 19, 37-51.

Chow, C.W. (1982). The Demand for External Auditing: Size, Debt and Ownership Influences. The Accounting Review, 57(2), 272-291.

Collis, J. (2012). Determinants of voluntary audit and voluntary full accounts in micro-and non-micro small companies in the UK. Accounting micro-and Business Research, 42(4), 441- 468.

Collis, J., Jarvis, R. & Skerratt, L. (2004). The demand for the audit in small companies in the UK. Accounting and Business Research, 34(2), 87-100.

Duits,H.B. (2012).The added value of auditing in a non-mandatory environment.

Proefschrift, Universiteit van Amsterdam

Ettredge, M., Simon, D., Smith, D. & Stone, M. (1994). Why do companies purchase timely quarterly reviews? Journal of Accounting and Economics, 18, 131-155.

Freeman, R.E. (1984). Strategic Management – A Stakeholders Approach (2010, reissue). Cambridge: Cambridge University Press.

Groeneveld, J. (2008). Nationalisatie. Accountancynieuws, 5, (11), p. 17.

Haw, I, Qi, D. & Wu, W. (2008). The Economic Consequence of Voluntary Audit.

Journal of Accounting, Auditing & Finance, 63-93.

Hay, D.C., Knechel W.R. & Wong, N. (2006). Audit Fees: A Meta-Analysis of the Effect of Supply and Demand Attributes. Contemporary Accounting Research, 23(1), 141-191.

Humphrey, C. & Turley, S. (1986). The Nature of the Audit in Small Companies - An Empirical Investigation. Research Supplement to The Accountants Magazine, 2, 25-42.

(30)

30

Jensen, M.C. & Meckling, W.H. (1976). Theory of the firm: Managerial behaviour, agency costs, and ownership structure. Journal of Financial Economics 3, 305-360. Knechel, W.R., Niemi, L. & Sundgren, S. (2008). Determinants of Auditor Choice:

Evidence from a Small Client Market. International Journal of Auditing, 12, 65-88. Limperg (jr.), Th. (1932/1933). De functie van de accountant en de leer van het gewekte

vertrouwen. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde.

Limperg, Th., en G.L. Groeneveld (1976). Leer van de Accountantscontrole. Deventer: Kluwer

Mollema, K. (2003). Auditrisico, meer dan ooit een issue (1). Maandblad voor

Accountancy en Bedrijfseconomie, 77(12), 551-556.

Senkow, D.W., Rennie, M.D., Rennie, R.D. & Wong, J.W. ( 2001). The Audit Retention Decision in the Face of Deregulation: Evidence from Large Private Canadian

Corporations. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 20 (2), 101-113. Seow, J.L. (2001). The Demand for the UK Small Company Audit – An Agency

Perspective. International Small Business Journal, 19, 61-79.

Willekens, M., (2008). De toegevoegde waarde van de audit. die Keure, Belgium.

5.2 Kranten, wetten en sites

AFM. (2013). Geraadpleegd op 31 mei 2015, van

http://cmweb.nl/2013/07/afm-controles-kleine-accountantskantoren-vaak- onvoldoende/

Burgerlijk wetboek 2 (2015). Geraadpleegd op 24 april 2015,

van http://wetten.overheid.nl/BWBR0003045/Boek2/Titel9/Afdeling11/Artikel396/ geldigheidsdatum_24-04-2015

Diggelen, J. (2014, april 12). Accountants schieten tekort, zegt de internationale toezichthouder. „Kantoren moeten nu echt aan de bak. Geraadpleegd op 31 mei 2015, van http://www.nrcreader.nl/artikel/5097/tekortkomingen-bij-accountants-zijn-structureel

Koster, P. (2005, september 16). Accountants leven bij de gratie van de wetgever. NRC

Handelsblad. Geraadpleegd op 30 april 2015, van http://www.archief.nrc.nl.

5.3 Accountantskantoren

(31)

31

Verstegen accountants, te Doordrecht http://www.verstegenaccountants.nl/mkb/

(32)

32

Appendix

Om na te gaan wat kleinere accountantskantoren qua diensten aanbieden, heb ik een vragenlijst opgesteld. Deze vragenlijst heb ik per mail 1 juni naar verschillende accountantskantoren verzonden (zie volgende bladzijde). Op 4 juni ben ik verschillende kantoren gaan bellen om de antwoorden op mijn vragen te achterhalen. De resultaten hiervan zijn weergeven in de tabel in hieronder, ook staat hiervan een samenvatting in hoofdstuk 2.4.

Staelmeesters Verstegen Weistra & van der Meer

Controleert u jaarrekeningen van bedrijven die niet verplicht zijn een accountantscontrole uit te laten voeren? JA JA JA Zo ja, wat is de verhouding in uw klantbestand van bedrijven die wel een controle verplicht zijn en bedrijven die niet een controle verplicht zijn?

90/10 95/5 100/0

Is het controleren van jaarrekeningen de belangrijkste dienst die uw bedrijf aanbiedt? Zitten hier de meeste manuren in?

NEE NEE NEE

Vindt u een niet verplicht

accountantscontrole van toegevoegde waarde?

(33)

33

Beste Accountant,

Voor het behalen van mij Bachelor Accountancy & Control aan de Universiteit van Amsterdam, doe ik onderzoek naar de toegevoegde waarde van een accountantscontrole bij bedrijven die dit niet verplicht zijn extern te laten uitvoeren.

Voor het beantwoorden van mijn hoofvraag: In hoeverre is een niet verplichte accountantscontrole van toegevoegde waarde? Wil ik kijken wat het aanbod is van de markt voor deze groep bedrijven. En toen kwam u in beeld. Ik hoop dat u daarom enkele vragen wilt beantwoorden, om mij verder te kunnen helpen bij het schrijven van mij Bachelor scriptie.

Een verplichte accountantscontrole bedoelt als 2:369 BW

1. Controleert u jaarrekeningen van bedrijven die niet verplicht zijn een accountantscontrole uit te laten voeren?

2. Zo ja, wat is de verhouding in uw klantbestand van bedrijven die wel een controle verplicht zijn en bedrijven die niet een controle verplicht zijn?

3. Is het controleren van jaarrekeningen de belangrijkste dienst die uw bedrijf aanbiedt? Zitten hier de meeste manuren in?

4. Vindt u een niet verplicht accountantscontrole van toegevoegde waarde?

Ik dank u vriendelijk voor uw medewerking en uw tijd. Met vriendelijke groet,

Ruby Dirkse 0636302408 Amsterdam

(34)

34

Uitwerkingen van telefoongesprekken op 4 juni 2015

1. Controleert u jaarrekeningen van bedrijven die niet verplicht zijn een accountantscontrole uit te laten voeren?

Staalmeesters: Ja vooral juist van bedrijven die dit niet verplicht zijn. Verstegen: Ja wij zijn MKB-accountants dus onze doelgroep is het MKB.

Weistra & Van der Meer: Ja, wij zijn een gerenommeerd accountantskantoor, die elk soort bedrijf in het klantbestand heeft, en ook jaarrekeningen controleert.

2. Zo ja, wat is de verhouding in uw klantbestand van bedrijven die wel een controle verplicht zijn en bedrijven die niet een controle verplicht zijn?

Staalmeesters: 90/10 Verstegen: 95/5

Weistra & Van der Meer: 100/0

3. Is het controleren van jaarrekeningen de belangrijkste dienst die uw bedrijf aanbiedt? Zitten hier de meeste manuren in?

Staalmeesters: Nee de belangrijkste dienst is het opstellen van de jaarrekening voor het MKB. Verstegen: Nee bij verre van wij geven meer advies, hebben ook veel fiscalisten in dienst en stellen ook vaak jaarrekeningen zelf op meer dan het uitvoeren van een controle

Weistra & Van der Meer: Nee, wij hebben een divers klantbestand en bieden ook verschillende soorten diensten aan waar behoeft aan is. Maar wij hebben vooral een adviserende rol en stellen jaarrekeningen op.

4. Vindt u een niet verplicht accountantscontrole van toegevoegde waarde?

Staalmeesters: Zeker weten van toegevoegde waarde. Er is vaak vraag van een bank of van de buitenwereld ook is er vaak vraag als de moederonderneming in het buitenland zit of het een stichting betreft.

Verstegen: Ja, dit is zeker van belang maar het ligt er wel aan welk bedrijf, soms is het gewoon niet mogelijk omdat de vereiste functiescheiding niet aanwezig is. .

(35)

35

Weistra & Van der Meer: Ja zeker wel, er is voldoende vraag om deze vorm van zekerheid te bieden.

Samenvattend: de antwoorden van de kleine accountantskantoren komen overeen. Ze bieden het allemaal aan om de jaarrekeningen te controleren dit doen zijn bijna uitsluitend voor bedrijven die een accountantscontrole niet verplicht zijn. De belangrijkste dienst van de kleine accountantskantoren is niet het controleren van jaarrekeningen. De belangrijkste diensten zijn: het verzorgen van administratie en het geven van financieel advies. Wel vinden alle drie de bedrijven een accountantscontrole van toegevoegde waarde.

Ook heb ik de vragenlijst doorgenomen met een administratiekantoor zij bieden geheel dezelfde diensten aan als de bovenstaande accountantskantoren behalve het controleren van jaarrekeningen. De mening was daarom ook verschillend zij vonden een niet verplichte accountantscontrole wel van toegevoegde waarde.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel de laatste jaren de kwaliteit van de kleine wateren lijkt te zijn verbeterd – zoals bijvoorbeeld de veranderde kwaliteit van de sloten in de glastuinbouwgebieden laat

Het feit dat Nederlandse studenten minder belang hechten aan reputatie en de mening van de omgeving kan verklaard worden uit het feit dat de niet-Nederlandse studenten geen

Meerdere wetenschappelijke studies hebben het effect van een (verplichte) roulatie van accountantskantoren op controlekwaliteit onderzocht, met name door te analyseren of

Voorts zal in paragraaf 5 worden stilgestaan bij de bijdrage aan het uitgangspunt van internationale consistentie in de kwaliteitsbeheersing vanuit de internationale

De meeste studies vonden dat grote kantoren voor controles hogere prijzen berekenen dan kleine kantoren (of dit in ieder geval doen bij kleine klanten), maar er zijn

In de eerste paragraaf wordt een korte schets gege­ ven van het profiel van het internationale net­ werk Ernst & Young en wordt melding gemaakt van het bestaan

Het uittreden in 1986 van de Canadese ‘founding firm’ van KMG uit dit samenwerkingsverband onder gelijktijdige toetreding tot een van de Big Eight (The Accountant) en van

Zo bleek ten eerste, dat personeelsleden, voor wie beloning een belangrijke drijfveer is, naar eigen oordeel meer inspanningen leveren en betere werkprestaties